Sstg f "f„ Mengelwerk. Afdeeling HOORN. Bondsgebouw Paardensteeg hoek West. Zondag 5 Juli. „Eerbied in Gods buis." Door onverstandige behandeling kan ook met de beste verf toch een slechte uitkomst worden verkregen. Vooral is het van belang, de oude Adn Voorsehotbi'nt' 1 verf over elkaar een slechtere bedekking vormen, t, dan één laag, om het even, of zij na korteren of Namens het Bestuur, iangeren tijd na elkaar zijn opgebracht. De verf tj. b. vllkkl, beer. schijnt door de grootere dikte van de twee lagen Afdeel in o- vnnAiuPviw n meer neiging tot barsten te krijgen, en dikwijls q KROMMENIE en Omstreken. meil opmerken, dat de geschilderde figuren secretariaat; Van Hoogendorpstraat 03. en naamletters op hek en boeg, vooral aan de ZmH (l van 7 uur spaarkas, randen, met kleine ronde roestvlekjes zijn om- Conin - 5 H Mis m°t algemeene H. geven. Al lijkt op het oog de oude verflaag ook uiUflie voor de leden der Prop. Club. nog zoo mooi, toch zal men goed doen, deze Namens het Bestuur, behoorlijk te verwijderen. Het spreekt vanzelf, S. VROUWE, Secr. dat aan het ontbloote ijzer geen tijd moet worden P1 gegeven om te roesten, maar zoo spoedig moge- Peling BENNEBROEK cn Omstreken. lijk de nieuwe laag moet worden opgebracht. Dinsdag 7 Juli Bestuursvergadering. Aller Daarvoor moet een zonnige dag genomen wor den, daar de verf bij regen of vochtig weer, als het ijzer met een vochtlaag bedekt is, slecht hecht. Zit de verf er eenmaal op, dan behoeft men voor regen niet meer te vreezen, evenmin als voor den mist, die na warme dagen boven het water zich vormt, en hindert het niet, als men den volgenden morgen de waterdruppels op I de nog natte verf ziet glinsteren. Alleen wordt daardoor natuurlijk het drogen wat vertraagd. Het water in de bilgen bevat tamelijk veel koolzuur en heeft het schip aldaar het meeste Afileeling VOORHOUT. I van roest te lijden, indien niet bijzondere zorg Zondag 5 Juli verplichte vergadering der!aan de bedekking van het ijzer wordt besteed. Afdeeling, Vavonds 7 uur in Boerhave. 1 Meestal komen daarvoor Portlandcement en as- Agenda Installatie nieuwe leden. Verslag Pbalt m aanmerking, die ter dikte van 1 tot 5 Penningmeester. Verslag Bibliotheek. Rap- cM. worden opgebracht. Als het ijzer maar met opkomst verzocht. Namens het Bestuur, JOH. HUIJSMANS, Voorz. Afdeeling LISSE. Zaterdag van half 8 tot half 9 retraite- *°ut.s, aan huis van den heer P. Vrijburg, van spaarkas. Namens het Bestuur, H. J. v. TONGEREN, Secr. pt verificateurs der kas van Hnlp in Nood. esPreking feestelijke opening van het Pa rochiehuis. Rondvraag. Sluiting. Namens het Bestuur, A. HEERINGS, Secr. BEDEKKING VAN HET IJZER TEGEN ROESTEN. J- M. Kleiboer schrijft in het technisch bijblad «an de Kampioen: net materiaal van onze motorbooten heeft bij zonder veel van roesten te lijden, omdat het nu eens wel, dan weer niet met water in aanraking komt. Niet zoozeer het water als wel de voch tige lucht doet het ijzer roesten; reden waarom men dan ook stoomketels, die men langen tijd niet gebruikt, geheel vol water pompt. Het in- h»1}, -fe yan, schepen roest veel sterker dan ue buitenhuid, vooral in de machinekamer en op ae stookplaatsen, omdat daar zich het zooge naamde „zweetwater" als fijne druppels tegen nen buitenwand afzet. Dat water komt niet door e, poriën van de platen naar binnen, maar rdt uit de warme lucht, die zich in het schip evmdt, gecondenseerd, doordat deze in aanra- nS komt met de ijzeren platen, die aan de v ^6D7.ÜHa Haai' vomuolor vmrrlpn flfffplfftfld. .I tenzij de door het zeewater worden afgekoeld, iet van buiten naar binnen, maar juist van bin- n naar buiten, worden de platen van schepen Merteerd. scV 51 de wijze, hoe het roesten eigenlijk ge- uiedt, bestaan verscheidene hypothesen, waar- P wij hier niet verc[er zuiien ingaan. Koolzuur uit i Ujlrs^°f uit de lucht en uit het water, chloor u ct zeezout speelen daarbij alle een rol, maar oeveel op rekening van de eene en hoeveel op ,,'e3n üe andere komt, is nog niet met vol doende zekerheid vastgesteld. Wet weet men dat de inwerking van vochtige lucht bijzonder'ver sterkt wordt, als zich koper of brons, zooals van pijpleidingen, schroef, condensor e. a. deelen, met het ijzer in verbinding staan, waardoor een galvanisch element ontstaat met die vochtige lucht als electrolyt, en waarin het ijzer wordt ffSt Z0°ar1S 1!£t Zink in de SCWOne j uuig vervoeren, zoo groot zijn, um ue .uuiucc- menten Men voorkomt, resp. vermindert die j len, die de draadlooze telegrafie aan boord van werking door op de een of andere plaats een'deze schepen kan opleveren, er niet tegenop blOK zmk aan te brengen, bijv. tegen den roer- wegen. vettig is, hetgeen in machinekamers nogal eens het geval is, hecht het cement uitmuntend aan het ijzer, zelfs al is dit roestig, en voorkomt het verder roesten. Ook schilfert het door lengtever anderingen, ten gevolge van temperatuurver schillen, niet gemakkelijk af, zoodat het voor den bodem der schepen zeer veel gebruikt wordt. Voor koperen buizen, afsluiters enz., wordt aan een bedekking met asphalt de voorkeur gegeven, daar dit een uitmuntend isolatiemateriaal is. DE GEVAREN DER DRAADLOOZE TELEGRAFIE. Henri Meijer schrijft in het technisch bijblad van de Kampioen. Het artikel van den ingenieur Franck Duro- quier in „La Natura" over de gevaren, veroor zaakt door Herz-golven, uitgezonden door krach tige radiografie-stations, waarvan wij in no. 2 van dit blad een uittreksel gaven, heeft in weten schappelijke kringen zeer de aandacht getrokken en natuurlijk ook aanleidng gegeven tot allerlei commentaar. Terwijl de door wetenschappelijke proeven gerugsteunde bewering van Duroquier, dat de Herz-golven van long-distance Marconi- stations op enorme afstanden, tusschen de eind punten van geïsoleerde, niet gesloten geleiders inductievonken veroorzaken, die onder bepaalde omstandigheden brand of explosie kunnen doen ontstaan, door tal van electrotechnici wordt be vestigd, beweren andere specialiteiten, dat, hoe wel het optreden van deze inductievonken moet worden erkend, er geen sprake van gevaar is. Wat intusschen niet wegneemt, dat na een officieel onderzoek, door een regeeringscommis- sie in de Vereenigde Staten ingesteld, door de ministeries van Marine en Handel in Amerika het verbod werd uitgevaardigd om draadlooze seininstallaties te hebben aan boord van schepen die petroleum, benzine, kruit en andere ontplof bare stoffen vervoeren. Bedoelde commissie, waarvan de ingenieur Tyrrer voorzitter was, kwam, na verschillende proefnemingen, tot de conclusie, dat de gevaren, die door de werking van draadlooze seintoestel- len kunnen worden veroorzaakt aan boord van schepen, die licht-ontvïambare of ontplofbare la ding vervoeren, zoo groot zijn, dat de voordee- 8teven, welk zink dan verteerd wordt, terwijl het 'jzer dan de rol van geleiddraad op zich neemt behouden blijft, tenminste voor zoover het hoesten een gevolg is van die galvanische wer ing. Maar al was er ook geen gram koper aan boord, doch zou die werking nooit volkomen zijn uit te schakelen, daar het ijzer van zeer verschil lende samenstelling is, waardoor, hoewel in mindere mate, toch verschillen in electrische Panning ontstaan. Zoo zijn bijv. de weekijzeren klinknagels een geheel ander materiaal dan de oogenaamde „stalen" platen en is dit mogelijk v""T°?-rzaak' dat vlak bij de nagelkoppen de roest- vo„ing ?00veel sterker is dan op andere punten plaat- kin<raIf0rf.a?e dit ook zij, het ijzer heeft een bedek- f._,s uuoal£, jni*4- 4-^i- Volgens den „Matin" heeft men ook het gevaar ingezien dat de electrische resonnantie-verschijn- selen in het metalen geraamte van bestuurbare luchtschepen kunnen veroorzaken, zoodat de nieuwe Zeppelin-ballon, die thans in aanbouw is, voorzien wordt van een houten geraamte, dat ongevoelig is voor de inductie-werkingen van het krachtige seinstation, dat in het schip zal wor den aangebracht. De Zeppelin-ramp te Johannisthal, waarbij een der nieuwste Zeppelins bijna direct na de opstijging in brand vloog, en totaal vernietigd werd, wordt dan ook toegeschreven aan zoo'n „gevaarlooze" inductievonk. In Engeland heeft men, volgens den „Matin", de draadlooze ontstekingsproeven, die het eerst het metaal^riWa^rdoor de v°chti'ge lucht niet tot door den Franschen ingenieur Duroquier werden Het bedekt rdringen- »bekend gemaakt, herhaald door op grooten af- nikkel komf metalen, zooals zmk, tin en,stand door middel van Herz-golven mijnen te hoogstens wn,°H°*r de Practiïk niet in aanmerking; j laten ontploffen. Een Engelsch ingenieur schrijft een Ihooo- at ^el eens voor kleine vaartuigjes j daaromtrent„Het succes van de eerste proef- dat P t]S soort nikkeistaai gebezigd, nemingen geeft ons aanleiding tot de verwach- fWiü! eiD1£ roest- doch zullen dan andere ef weer meer onder te lijden hebben. Voor vnJSl uJv,e,n- ons sIechts de verven over Cetn^n f a«nhCnH ge!!* en V00r dikkere Jagen cement, asphalt en dergelijke stoffen. In den handel komen een mienigte preparaten voor, die men echter aan een degelijk onderzoek dient te onderwerpen, alvoren iets van de voortreffelijke eigenschappen, die daaraan zoo mild door de vervaardigers worden toegeschreven, te gelooven. P net gebied van scheepsverven bedriegt de uinigheid nog voortdurend de wijsheid, daar hm* - vaak de verhouding der prijzen abso- verven'staat Verkoud'D£ de kwaliteiten der vau" ve^SCkouwing komen twee groote groepen verven n' n1:. de lijnolieverven en de teerlak- latend ^en Prijs voorloopig buiten beschouwing »en,i„moeten aan een goede erfsoort de vol- 1 ^chen worden gesteld: 2 nf ver* moet goed dekken, ijzer u verf m°et gelijkmatig en glad over het zich gebracht worden, m. a. w., zij moet 3 U i 'aten strijken. PreA't bindmiddel, dus de lijnolie of het teer- fc°eci moet de droge verf of het pigment opnemen, zoodat dit daarmee een homo- 4. massa vormt. ,?ftreU~® verf moet veel uitleveren, d. w. z. met akte i 1 weinig verf moet een groote opper- unnen bestreken worden. Dat is minder ten t, Prij8» als wel dat de verflaag beter 5. pinnate zij' dunner is. l31» Waaraerf m.oet een zekere elasticiteit bezit- het jj2e O oor zij de temperatuuruitzetting ting, dat binnenkort op de gevaarlijke riffen en klippen onzer kust alarmkanonnen zullen wor den geplaatst, die automatisch ontstoken kunnen worden door de Herz-golven van seinende sche pen, die zich te dicht in de buurt van deze ge vaarlijke plekken bevinden. 611 ander va'! le concludeeren dat men bi] het uitzenden van hooggespannen electrische golven in den dampkring met krachten werkt, waarvan men de uitwerking nog slechts zeer on-' voldoende kent. Om deze uitwerking beter te leeren kennen, en zich tegen gevaarlijke verras singen te kunnen wapenen, is het nemen van proeven, zooals de heer Duroquier deed, een noodzakelijkheid. En het komt ons voor dat deze geleerde er wèl aan heeft gedaan, zijn experi menten, waarvan de wetenschappelijke waarde nog door niemand is betwist, wereldkundig te maken. AUTOMOBIELRIJDEN. Iemand schreef in een Amerikaansch blad: „Ik heb een bekende, die zich in een goede gezondheid kan verheugen, maar in een ruw en zanderig district van Nieuw-Engeland woont, waar de straten smal en de paarden schrikachtig zijn. Hij verklaart dat hij, na 50 mijlen gereden te hebben, geheel uitgeput is, en bijna niet in staat is den volgenden dag zijn werk te doen." Andere automobilisten verklaren, dat niets zoo kalmeert als een automobieltocht, nadat men inspannend werk gedaan (heeft. Beide resultaten zijn zonder twijfel juist, ii'Zer Z,1 de temperatuuruitzetting van zegt het technisch bijblad van de Kampioen 6. VerrW meemaken> zonder af te springen. Dat zij elkaar tegenspreken, ligt voor een ïneI dro0gt en /'^Vei,angd worden> dat de verf deel in het individueele gestel van den be- vordt. olet barst, rimpelt of poreus treffende, en ten tweede aan de verschillende 'omstandigheden der wegen. Tot do oorzaken, dat mm zenuwachtig wordt hij het rijden in een automobiel, be: hooren: L Slechte wegen, ruw en hobbelig, met ge vaarlijke kuilen en bulten; 2. Snel rijden, dat zoowel physiscfh als gees telijk, krachten eischt, en dus inspant. 8. Een' wagen met een stuurinrichting, die niet zoo werkt, als het moet. paarden schuw te maken. 4. De vrees, om de onderweg tegenkomende paarden schuw te maken. 5. Een wagen, die in een1 of ander opricht niet volmaakt rijn functie verricht. 6. Het bezit van een wagen, die eeni te zwakken motor heeft en waar bij het sturen de uiterste bekwaamheid aan den dag moet gelegd worden. 7. De wagen, waarvan de bestuurder weet, dat hij niet betrouwbaar is, en waaraan ieder oogenblik een defect kan komen. 8. Het rijden 's nachts. De omstandigheden, waarin 'de wegen Zich bevinden, rijn zonder twijfel de hoofdoorzaak, als het rijden vermoeit. Op vlakke, breede, effen wegen rijdt men de eene K.M. voor, de andere na. urenlang, zonder dat de bestuurder zich behoeft in te spannen. Als men lang op zulke wegen rijdt, wordt men inderdaad slaapdronken. Het regelmatig gonzen van het mechanis me en het eentonig geluid van den uitlaat, de wind, die iemand' voortdurend tegenzwaait, en het zachte vooruitgaan, dit alles te zamen brengt ons in een toestand van dToamerdge rust, de bewegingen worden automatisch, han den en yoeten laten hefboom en pedalen bijna onbewust werken. Als automatisch wordt de gasklep meer geopend door de hand als de wagen langzamer rijdt bij het bestijgen van een berg, en omgekeerd doet zij bij bet snel lere berg-afwaartsgaau de omgekeerde wer king. Hoe vermoeiend het rijden is als de wegen slecht zijn, weet ieder uit ervaring wel, die reizen per automobiel gedaan heeft. DE LIOHAAMSGROOTE DER MENSCHEN. Gelijk bekend, zijn vele menschen de meening toegedaan, dat de stamouders van de menseh- heid reuzen geweest zijn. Aan dit volksgeloof ontbreekt natuurlijk iedere grond, zooals in het algemeen de stelling, dat de menschen vroeger grooter geweest zijn dan beden, op losse schroe ven staat. Maar ook de tegenovergestelde theo rie, namelijk dat de menschen vroeger kleiner geweest zijn en eerst langzamerhand hun tegen woordige grootte hebben gekregen, is niet steekhoudend, ofschoon ze in wetenschappelijke kringen veel aanhangers telt. Volgens een be toog van den bekenden antbropologischen Noorschen geleerde Faye is eerder voor zeker aan te nemen, dat in het algemeen de mensche- lijke lichaamsgrootte vanaf het bestaan van bet menscbengeslacbt tamelijk gelijk is gebelven. Aan den anderen kant echter moet ook worden toegegeven, dat in den loop des tijds verande ringen in de lichaamsgrootte der menschen hebben plaats gevonden. Veelal, wanneer een volk door een ramp werd getroffen, hetzij oor log, epidemie, misoogst en hongersnood, was daarna een vermindering der lichaamsgrootte te bespeuren. Natuurlijk is dit geen kwestie van jaren, maar van tientallen van jaren, die tusschen oorzaak en gevolg liggen. Als voor beeld worden de Franschen genoemd, bij wie sedert de groote Napoleontische oorlogen, die ontzeggelijk veel menschenlevens kostten, een aanmerkelijke vermindering der lichaams grootte op te merken valt. De Franscbe mili taire geneesbeeren klagen voortdurend over het groote aantal buitengewoon kleine recruten, dat moet worden ingedeeld. Maar ook het omgekeerde heeït zich voorge daan, namelijk dat een goede tijd, dat is een tijd van welvaart natuurlijk niet van verwee king en verslappende weelde een niet onaan zienlijke vermeerdering van lichaamsgrootte ten gevolge heeft gehad. De heer Faye noemde wat dit betreft heel belangwekkende cijfers, die op Noorwegen betrekking hebben. Daar be droeg de gemiddelde lichaamsgrootte der recru ten tot op het midden van de tachtiger jare der vorige eeuw ongeveer 169 centimeter. Maar tengevolge der betere voedingswijze is deze lichaamsgrootte sedert gestegen en bedroeg hij voorbeeld 172 centimeter in het jaar 1910. De ze cijfers, welke de anthropologic k°n vaststel len, hebben alleen on den man betrekking. Aan de vrouwen is, wat dit betreft, nog te weinig aandacht geschonken. In het algemeen kan men aannemen, dat de vrouw 8 tot 10 centime ter kleiner ie dan de man. HET GEZICHTSVERMOGEN VTSSCHEN. DER De bekende zoöloog Hess, te Miinchen, levert thans eenige leerrijke bijdragen tot de kennis van bet gezichtsvermogen van visehen. Op een met zoetwatervisschen gevuld glazen bak, richtte hij het 20 c.M. breede spectrum van een 500 kaars-lamp- Ha een paar minuten ver drongen alle visschen zich in het groene tot geelgroene licht terwijl de andere kleuren slechts dun bevolkt waren. Schoof Hess een karton over het groen en geelgroen, dan zag bij, dat de dieren zich verdrongen in het smal le reepje tusschen bet uiterst rood en den rand van het karton in geelrood. Niet zoodra was het karton weg, of de visschen zochten weer het groen op. Dit alles toont duidelijk, dat de visschen geen afschuw hebben van licht; integendeel; zij zoeken het licht. Ook is het onwaar, dat bepaalde visehsoorten door rood worden afge schrikt. Hess belichtte een kom, waarin zich een paar van zulke visschen bevonden, voor de helft met rood en verduisterde het andere deel. Alle visschen zochten het roode plekje op. Werd de niet-roode helft door blauwe stralen verlicht, in plaats van verduisterd, dan gaven de visschen de voorkeur aan blauw, dat voor het mensehelijk oog zoo goed als zwart was. De visschen zwemmen het meest aan do op pervlakte, dus in het voor hen lichtste deel. Wordt de oppervlakte echter verduisterd, dan kiezen ze de lichtste plekjes en zwemmen in de diepte. Dr. Hess komt op tegen het sprookje als zou den stieren en kalkoenen tot razend wordens toe geprikkeld worden door de roode. kleur. Hij heeft met een dertig fokstieren de proef genomen, doch de dieren bleven volmaakt on verschillig voor zijn manoeuvres met rood ylaggedoek. ,JL. D." DE SARGASSO-ZEE, De Sargasso-zee zou niet zoo algemeen be keend zijn, als Columbus op zijn reis naar Amerika zich niet door de drijvende planten- massa's tot de begrijpelijke dwaling had la ten verleidend, dat bij' zich reeds in de on middellijke nabijheid van een vasteland be- ,vond. Wanneer er tegenwoordig nog geheel onbezochte zeegebieden waren, zou de eer ste reiziger, die een dergelijk verschijnsel ontmoette, waarschijnlijk dezelfde conclusie daaruit trekken. Het is inderdaad buiten gewoon, dat midden in de wereldzee een groote oppervlakte met ontzaggelijke mas sa's planten is gevuld, en de Sargassozee heeft daarom de wetenschap voortdurend be zig gehouden, zoodat men tot gelijkluidende verklaringen heeft kunnen komen. De Sar gasso, waarnaar de zee genoemd is, bestaat uit een bruine alge, die zich daar schijn baar in de open zee voortdurend voortplant. Het verschil van meening gaat hoofdzake lijk! pver &e vraag, of deze alleen altijd op nieuw van een kuststreek drijven en naar dit kustgebedi worden medegevoerd, of daar sedert eeuwen drijven en zich slechts door nieuwe loten vermeerderen. In ieder geval is een andere voortplanting tot dusver nooit vastgesteld. De Deensche algenvorschei' Bör- gesen heeft een nieuwe onderzoeking over de Sargasso beëindigd en de uitslag ervan bevestigd de tweede veronderstelling, of schoon deze nog wonderlijker schijnt. De algen, die daar in geweldige massa's voorkomen, bestaan uit slechts twee soorten, welke beide geheel verschillend van de al gen aan de Amerikaansche kust zijn, zoo dat herkomst van daar reeds uit dien hoofde is uitgesloten. Bovendien zijn de algen in de Sargassozee volkomen levenskrachtig en niet slechts zooiets als flarden en brokstuk ken gelijk zij anders, wanneer ze ergens af gerukt zijn, er uitzien. Tenslotte zou het ook niet verklaard kunnen worden, dat zoo groote hoeveelheid afgerukte algen op één plaats in de zee zouden kunnen samenko men, daar zij ook aan de kusten volstrekt niet zoo veelvuldig voorkomen. Ze drijven daar in het algemeen ook niet in de volle zee uit, maar worden door de branding aan de kust geworpen. Waar de algen nu eigen lijk vandaan komen, is dus altijd nog niet dekt. Börgesen meent, dat ze misschien in betrekkelijk kalme zee groeien, waarvan de bodem eens een deel was van een verzon ken vasteland, misschien van Atlantis, waar omtrent zooveel legenden de ronde doen. DE GEELGEVLEKTE WORMSLAK. In aflevering 2, jaargang XX, van het „Tijd schrift over Plantenziekten" beschrijft pref. dr. J. RitJzema Bos: „De geelgevlekbe worm slak (Geomalacus maculosus Allman), een tot dusver in ons land onbekende, schadelijke slak". Na een zeer korte inleiding over de hoofdzaken van den lichaamsbouw van de slakken in het algemeen, deelt de schrijver een en ander mede over hetgeen de eersté en eenige beschrijver van deze slak, All man, over, het merkwaardige dier vermeld. Het werd in 1842 in Kerry, in het Zuid- Westen van Ierland door William Andrews ontdekt; en de beschrijver Allman vermeldt als eigenaardigheid, dat de slak den vorm van een worm weet aan te nemen, waardoor zij in openingen kan kruipen, waarin men zich niet voor zou stellen, dat zij binnen zou kun nen komen. Aan het Instituut voor Phytopathologie nu werden in het begin van October 1913 uit Cortgene (Noord-Beveland) eenige slakken ge zonden, die gangen als wormgaatjes maakten ter grootte van een spijkergaatje en dan de aardappelen met haar tweeën, soms met haar vieren of vijven uitholden. Pvof. Ritzema Bos slaagde er in, de slak ken te determineeren als de bovengenoemde soort, welke tot dusver nog nimmer in Ne derland was waargenomen. Zij schijnt bij zondere eischen aan den grond te stellen, Want zij komt slechts zeer plaatselijk voor; te Cortgene bijvoorbeeld alleen op zeer zwa- ren kleigrond en niet op iets lichteren klei grond in de onmiddellijke omgeving. De schrij ver vestigt nu de aandacht van de landbou wers, vooraj van die, welke zeer zwaren kleigrond bebouwen, op deze slak en op de eigenaardige beschadiging, die zij aan de aam appelen teweeg brengt. Duidelijke afbeeldin gen van zulke ten deele uitgeholde aardap pelen met „spijkergaatjes", benevens van de slakken zelve en van hare eieren, die prof. Ritzema Bos in zijn laboratorium van daar ten nadere bestudeering gehouden slakken ver kreeg, vergemakkelijken, de herkenning van deze slak en de door haar aangerichte schade. Prof. Ritzema Bos verzoekt den lezers van het Tijdschrift hem slakken toe te zenden, waarvan zij vermoeden, dat deze tot de be schreven soort behooren en maakt in het bijzonder de bloemkweekers, die wel eens last hebben van slakkenvreterij in Tulpen-, Lelie- en Narcissenbollen, op deze slak attent. DE OUDERDOM DER VORSTEN VAN EUROPA. De oudste der vorsten is keizer Frans Joseph van Oostenrijk, die geboren is den 18 Augustus 1830, zoodat hij weldra 84 jaar zal zijn. Dan volgt Z. H. Paus Pius X, die over eenige dagen zijn 79en verjaardag vierde. Ziehier in volgorde den ouderdom der andere vorsten: koning Carol van Rumenië 79 jaar, Nikolas I van Mon tenegro, 73 jaar; Pieter I van Servië 70 jaar; Ludwig III van Beieren, 69 jaar, prins Albert van Monaco, 66 jaar; Gustaaf V van Zweden, 56 jaar, Wilhelm II van Duitschland, 55 jaar, koning Ferdinand van Bulgarije, 63 jaar; Nico- laas II van Rusland, 46 jaar; Victor Emma nuel III van Italië, 45 jaar; koning Haakon van Noorwegen, 42 jaar; koning Christiaan van Denemarken 42 jaar; koning Albert van België, 39 jaar, Koningin Wilhelmina van Ne derland, 34 jaar; koning Alfons van Spanje, 28 jaar, groothertogin Maria Adelheid van Luxemburg, 20 jaar. DE BIJBEL IN BLINDENSCHRIFT. John Andren Ford, een letterzettor, die op lateren leeftijd blind werd, is de man, die den eersten bijbel in blindenschrift vervaardigde. Toen Ford in 1873 bemerkte, dat hii bet liebt der oogen moest verliezen, begon hij een bijbel in blindenschrift te bewerken. Thans, na een arbeid van 40 jaar, is het werk voltooid. Het boekwerk bestaat uit 30 banden. Niei minder dan 20 millioen hamerslagen zijn er toe noodig geweest. DE HALVELITERLAMP. Hoe zuinig de gasbranders heden ten dage ook mogen schijnen, toch is het dr. Kil ling gelukt een hangenden brander to eon- strueeren, die nog meer economisch is. „Munduslicht" is de naam van zijn nieuwen brander, die bij een gasverbruik van 90 li ter, 150 kaarsen licht uitstraalt en derhalve den naam halveliterlamp ten volle verdient. Met één kubieken meter gas kan deze lamp dus 11 uur branden. De groote verdienste va.n deze uitvinding is, dat iedereen zijn hangende branders van willekeurige constructie, door verwisseling van het magnbsiamondstuk en een nieuw kousje, in halvelitorlampen kan laten veranderen, zoodat men geenszins ge noodzaakt is een nieuwen dikwerf vrij duren brander te koopen, UK: zuinigheid van dezen brander wordt veroorzaakt door een mag1- nesiazeef, die onderaan het mondstuk is aan gebracht. Wanneer men een gewoon hangen den brander zonder kousje laat branden, neemt men in de vlam een lange puntige kern waar, omgeven door een bfauwe vlam. Laat men daarentegen de halveliterlamp zonder kousje "branden, dan ziet men een kernlaag met een klein vooruitstekend puntje. Direct onder deze kern ligt het heetste deel der vlam. Killing heeft voor dezen brander kous jes geconstrueerd van geheel aSideren vorm, dan de tot nu toe gebruikelijke, n.l. halfron de, van onderen vlak. Het kousje hangt vrij dicht bij het mondstuk, zoodat het tegen de kernlaag aanligt en zoodoende voor het groot ste gedeelte in de heetste zóne der vlam hangt. Hoe hooger men een kousje verhit, des te meer licht straalt het uit. Volgens opgaven van Killing heerscht in deze vlam een temp. van 1800°. Kon men tot nu toe steeds met het bloote oog in een hangend kousje kijken, bij de halveliterlamp is dit onmogelijk. Ongetwijfeld zal Killing deze uitvinding ook op girootere branders, z.g.n. lage druk sterk- lichtlampen van 350 kaarsen toepassen, waar door de lichtsterkte hiervan tot 500 kaarsen zal jstijgen. Een vijfvlamsbuitenlamp, welke thans 1500 kaarsen licht geeft, zal als halve literlamp ingericht, 2500 kaarsen licht uit stralen. Deze zoo geheel onverwachts gekomen uit vinding heeft ons getoond, dat ook het licht zijn grootste zuinigheid nog niet heeft be reikt, al hebben sommigen deze veronder stelling wel eens uitgesproken. Zij doet de gastechniek hoopvol de toekomst tegemoet gaan in den concurrentiestrijd met de elec- triciteit, welke strijd moet en zal eindigen in een broederlijke verzoening op den dag, waarop beiden hunne uiterste zuinigheid be reiken. PRENTBRIEFKAARTEN. Over den oorsprong der prentbriefkaarten vertelt het „Nieuwsbl. v. d. Boekh." het volgen de, ontleend aan de „Buchdrucker Woche": De eerste, met een afbeelding versierde kaart werd den 16en Juli 1870 bedacht en op het zelfde oogenblik ook uitgevoerd door den hof boekhandelaar A. Schwartz, te Oldenburg. Op 1 Juli van datzelfde jaar was de briefkaart, vinding van Stephan, voor het geheele Noord- Duitsche postgebied ingevoerd, en op bet oogenblik de Schwartz de met een afbeelding versierde kaart bedacht, bevonden zijne schoon ouders zich te Maagdenburg, vluchtende voor den op handen zijnden Fransch-Duitsclien oor log. Te Maagdenburg konden zij, wegens bet troepentransport, echter niet verder, en naar deze plaats zond Schwartz hun een komischen welkomstgroet in verzen, op de pas ingevoerde briefkaart. Hij schreef de kaart in zijne druk kerij, herinnerde zich plotseling daar nog een cliché te hebben, voorstellend een kanon nier bij het kanon, en als zinnebeeld van den toenmaligen toestand, drukte hij dit cliché op de kaart af, en ging daarna voort zijne volgen de correspondentie op dezelfde manier te ver sieren. Inmiddels overschreden de Duitsche legers de Fransche grenzen, en werd de briefkaart het meest gebruikte correspondentie-middel tusschen de bivakkeerende soldaten en hun ver wanten tehuis. Tal van deze kaarten werden door den afzender voorzien van teekeningen, door den soldaat daarop gebracht als bewijs van zijn welzijn, en goeden toestand, door de aebterblijvenden als aandenken. Deze wijze gedachtenwisseling trok de aandacht, en Leip- ziger firma's brachten kaarten, bedrukt met voor het doel geschikte afbeeldingen in den handel, welke onmiddellijk in den smaak vielen en bij groote hoeveelheden van en naar de slag velden verzonden werden. Na de voorstellingen, betrekking hebbend op den oorlog, vervaardig de men ook andere, versierd met duifjes, bloe men, enz. Aanvankelijk werden deze, ter be sparing van karton, gedrukt op de officieele briefkaarten. Op het succes, dat deze kaarten hadden, bouwde twee jaar later de Neuren- bergsche graveur Franz Roricli voort, en voeg. de stadsgezichten aan de in omloop zijne soor ten toe, welke in den handel werden gebracht door den uitgever J. L. Locher te Zürich. EEN EXPEDITIE. Door een groote gift, van 24000 pond ster ling, is alweer meer tegemoet gekomen aan do hooge eischen, welke de uitrusting van eau expeditie als die, welke Shackleton gaat onder nemen, stelt. In een gesprek met een vertegenwoordiger van de „Times" over de schenking, deed het hoofd der expeditie nog opmerken, van hoeveel beteekenis de waarneming van den ijs-toestand in de Weddellzee is voor den landbouw in Ar gentinië. Weinig ijs in deze zee zou n.l. een geringe regenval in Argentinië beteekenen; het zou dus meende Shackleton voor dit land veel waard zijn, indien men er door middel van een aan de IVeddellzec opgericht station voor draadlooze telegraphie mededeelingen kon ontvangen over ht ijs. De expeditie zal Engeland over een maand ongeveer verlaten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1914 | | pagina 15