ALLERLEI. t "j j a De Dépêchen-roof. wera taj veroordeeld tot vijT jaar gevangenis straf, daar bij versoheiden personen voor ver schillende bedragen had opgelicht. Binnen vier weken ontving ik de papie ren van mijn vader terug, en gaf ze aan mijn oom. „Leg ze, waair je ze gevonden hebt, mijn jongen," sprak hij' vriendelijk. Dat deed ik, maar met een geheel ander gevoel dan toen ik ze wegnam. Mijn hand vattend, sprak hij„Ga nu Lucy halen en kom hier." Ik deed dit. Het overige is gemakkelijk te raden. Zes miaandien later waren wij man en vrouw. En het geschenk van mijn oom? Het waren de gestolen effecten, een van de mooiste hnwelijkscadeaux 1 „U.C." DE VLEERMUIZEN, Nog heel veel menschen gevoelen tegenover) Se vleermuizen een bfjlgieloovigen schrik. De mi. -n j meeste vrouwen meenen, dat al® er tegen het den krijgsraad over William Patrick zoolangvan öen ayond vleermuizen W hechten. Maar ofschoon zulk een geval nog nooit voorgekomen is, blijft toch het geloof er aan voortleven. Het sterkste volksgeloof is steeds dat, 't welk op geen enkele waarne ming berust. Over 1 algemeen zijn de vleer- Er zijn zeer mooie, maar ook afzichtelijke on der. Het laatste heeft er vermoedelijk aanlei ding toe gegeven, Idat bigotte schilders den dui vel met vleermuisvlerken afbeelden. De mees te vleermuizen zijn nuttig, omdat zij schade lijke insecten verdelgien. Zoo worden ze in Italië zeer sterk beschermd, omdat ze zich voeden met insecten, die malaria-koortsen ver- toén hij die treurige boodschap ontving; ook «P^iden. De boeren haten hen over 't alge- y F meen en hun bijgeloovige vrees voor de dier tjes is oorzaak, dat zij1 gedood worden waar ze bieden in een kopje waarop de vijf geluk voorspellende vleermuizen zijn afgebeeld. DE GESCHIEDENIS VAN EEN KAR. Te midden van een schilderachtige verza* meling van voorwerpen op een kermisplein trgneïa naar onverzoennjn ga,ranter toont en den bloedigen dageraad der onthoofdingen in de schaduw der bemoste muren van eeuwen oude kerkers. De geschiedenis der kar is ontzettend. Ge durende ruim 35 jaar deed zij dienst bij het griezelig werk van „mijnheer van Parijs" (den scherprechter). Honderdmaal trokken de beida paarden van Deibier, den oude haar van haar bewaarplaats naar het Roquette-plein, om de „Weduwe" (de guillotine) en haar slachtof fers over te brengen. Prévost, de moordenaar rustbewaarder, de vrouwen-moordenaar Ra/- vachol, Emile Henry, Vaillant. Prado Ayraud, Vacher, die zooveel herderinnen doodde, Anas- tay, de officier-misdadiger, Fenayrou, en hoe veel anderen doorleefden op die kar de laatste wanhopige oogenblikken, terwijl men hen weg voerde om te sterven. Daarna veranderde de kar van beheerder. Zij1 kwam in het bezit van den tegenwoordigen beul en bewees bij hem soortgelijke diensten, totdat zij in een stalling te Belleville werd neergezet door den huurrijder Clément, die haar van den eigenaar ten geschenke had gekregen. En thans is de kar het eigendom van een paar eerzame kermisreizigers die haar verleden jaar voor enkele guldens kochten. NOORDPOOLEXPEDITIE. Reuter meldt uit Kopenhagen: De Deensche millionnair Ole Olsen, directeur van de „Nordisk Filmscomp." heeft den Deen- schen poolreiziger Rasmussen de noodige geld middelen aangeboden voor een Noordpool-expe- ditie. Rasmussen heeft het aanbod aanvaard. De expeditie zal, voorzien van de beste moderne hulpmiddelen en met Deensche vliegtuigen toe gerust, zoo mogelijk reeds den volgenden zomer vertrekken; zij stelt zich wetenschappelijke on derzoekingen tot taak. waartoe dan ook een aan tal wetenschappelijk gevormde mannen aan de voor twee jaren toe te rusten expeditie zullen deelnemen. Als basis zal het Eskimo-station Kaap York (Groenland) dienen. Knud Rasmussen kwam verleden jaar terug van een in 1912 aangevangen tocht naar de noordelijke kust van Groenland. Het „Tijdschr. v. h. Aardr. Gen." deed over deze tocht de volgende mededeeling: Met zijn Deenschen metgezel rrenchen en twee Eskimo's, vertrok Rasmussen m April van het vorige jaar van den Markham-gletsjer aan de westkust (waar hij een gunstige gelegenheid had afgewacht), en trok het landijs over met vier sleden en 53 honden. Het niet-bestaan van het Peary-kanaal, reeds door Mylius Erichsen vermeld (eerst Mikkelsen's tocht bracht dit aan het licht) werd ook door Rasmussen geconsta teerd. In Peary-land vond men veel muskus ossen. De expeditie volgde de kust tot in de In- dependance-baai, waar een groote uitgestrekt heid ijsvrij land de plaats van het onderstelde kanaal innam. Een maand later aanvaardde Rasmussen over het ijs den terugtocht, die den 15en September voltooid was. Het merkwaar- dage van den tocht was, dat geen „blikjes" mee genomen werden; allen leefden geheel op Eski mo-wijze, van de jacht HET KERST-EILAND. Ongeveer drie breedte-graden ten Zuiden van Java duikt uit de diepten van den Indischen Oceaan een stijl, nauwelijks 20 K.M. lang eiland op, dat voor het eerst genoemd werd met den naam Moni op de kaart van onzen landgenoot Goos. Steeds weer trachtte men op het eiland den voet te zetten, doch pas in de laatste jaren 'van de vorige eeuw heeft men op aandringen van G. Murrays het eiland beter onderzocht. De hoogste verhevenheid in het Noordwesten van het eiland is 335 M. hoog; een kleinere, die bijna uitsluitend uit fosforzure kalk bestond, bereikt een hoogte van 275 M. Waarschijnlijk zijn dit versteende guanobeddingen. Steeds waait een Zuidoostenwind over de weelderige bosschen. Het klimaat is kostelijk. Er leven slechts vijf zoogdiersoorten op het eiland: een spitsmuis-, twee ratten- en twee vleermuis-fami lies, duiven, uilen en andere vogelsoorten ge nieten er in rijke variatie van de overvloedige natuur. Het interessantst is de op kokosnooten terende krab, die niet alleen zelf de bast weet te openen, doch ze bovendien zelf van onder de palm vandaan haalt. Soms ook klautert hij langs den stam omhoog. Pas sedert betrekkelijk korten tijd wordt het eiland bewoond door men schen. Spoedig echter is er een bloeiende kolo nie ontstaan. EDYLISCHE TOESTANDEN. i Zij, die altijd moepre velen van Soort over feoort is genade, doen verstandig, zegt de „N. Soerab. CSrt.", eens een kijkje te ne men in de miniatuur-rijkjes, die nog onder inlandsoh bestuur staan» Zij zijn 'dan in de gelegenheid te zfen, wat inlandsche vorsten en hun hofkliek al zoowat doen voor hun land en volk. Op Bat jan bijvoorbeeld. De sultan, overi gens een vrij geschikte baas. laat violen zorgen, verteert zijn duiten en trekt zich overigens van zijn „rijk" niet al te veel aan. Erger is het nog met de andere grooten We maakten met een paar dier heeren te Batjan kennis. Eén hunner, „prins" Oemar, een broer van den sultan, bekleedt het hooge ambt van kapitan laoeifc. [Misschien heeft het sultanaat vroeger een paar prauwen bezeten, welke de benoeming van zoo'n titularis althans eenig raison gaven. Maar, dan zijn die tijden al lang voorbij. Als de kapitan-laoet" in vol ornaat is, dan draaglt hij' een soort admiraals jas met hoop jes goud. De beenen zijn gestoken in zwart- lakën pantalon, zeer nauw om de knieën, zéér wijd van onderen, zoodat de punten der schoenen er in verdwijnen. (Voor het model zie Öe vermaarde Zjgi. diamantslijperstpanta- •lons). Een eigenaardig type, die „kapitan-laoet" van het sultanaat Batjan. Deze prins heeft twee Eefhebberijénopium en drank. Hij is óf aan den drank óf aan de opium, en schijnt met strenge onpartijdigheid zijn aandacht én z'n duiten tusschen die twee artikelen te verdeelen. Door de groote hoeveelheden! welke hij van dat vermaarde genotmiddel, brouwsel van Lucas Bols, tot zich pleegt te nemen, verwierf hij zich 'den «erenaam van „hadji Bols". Hij heeft zich indertijd aangeboden om op te treden als gezagvoerder op een motor boot van één der handelslichamen, zonder daarvoor salaris te eischen. Hij stelde slechts als voorwaarde2 kisten Bols per maand. De „rijksbestierder" en de overige groo tten zijn, met kleine verschillen, uit hetzelfde hout gesneden; ze zien er allen nóch bijster gunstig, nóch erg zindelijk uit. De fatsoen lijkste gezichten ziet men nog onder vroe gere pandelingen, thans oppassers van den sultan, die in een lichtgeel jasje rondloopen. Als je lang naar die prinsen hebt geke ken, is het een recreatie, weer eens een ordentelijk slavengezicht te zien. Met zekeren kwaadaardigen grijns leest de wandelaar dei namen, welke de civiel- gezaghebber aan de weinige straatjes van Batjan heeft gegeven. Het doet eenigszins denken aan de geschilderde dorpen van Po- temkin. Bij den aanlegsteiger leest men den naam: ,;De Boompjes". Verder vindt men er: de Voorstraat, de Oranjestraat, het Spui, de Ceintuurbaan, de Julianaboulevard, enz. Er is slechts een matige verbeeldingskracht noo- dig, om zich in Rotterdam te wanen.... 't Is in het getnre van de houten ham in den Haag. Het oude, thans verlaten fort, dat in vroe ger eeuwen aan zee stond, staat nu ettelijke honderden meters het land in. De kust is daar belangrijk aangespoeld. Achter het 'fort tal .van oude, Europeesche graven, allen met onkruid' begroeid en in een toestand van lang durige verWaarïoozing. Als de ci viel -gezaghe bber alle wegen en boechpaden van Batjan van boulevard-namen heeft voorzien, wordt het "tijd, dat hij; eenige aandacht schenkt aan die herinneringen uit lang vervlogen tijden, al ware fie't slechts uit piëteit jegens de dooden. EEN BELANGRIJKE ONTDEKKING. In de Parijsche Academie van Wetenschappen heeft prof. d'Arson val een mededeeling voorge lezen van professor Kamerlingh Onnes uit Lei den, die zeer de aandacht getrokken heeft, en hier algemeen als van het hoogste belang wordt beschouwd. Ze betreft een door prof. Onnes gedane ontdekking, aangaande de geleidbaar heid van metalen voor electriciteit bij zeer lage temperaturen. 'Het was sinds lang bekend, dat de geleid baarheid der metalen toeneemt, naarmate hun temperatuur daalt. Reeds Ampère had dat ge constateerd, en had het verschijnsel verklaard uit de nadering van de moleculen tot elkaar, waaruit men concludeerde, dat de geleidbaarheid volmaakt zou zijn, wanneer men er in slaagde te komen tot het absolute nulpunt, waar elke thermische beweging ophoudt. Bij het onderzoek nu naar de gedragingen der verschillende meta len bij zeer lage temperaturen, vond prof. Onnes dat aanvankelijk de geleidbaarheid vrij geregeld toenam, maar dat op zekere hoogte gekomen, die voor elk metaal verschillend was, doch steeds in de onmiddellijke nabijheid van het absolute nul punt lag, de weerstand door het metaal aan den stroom geboden plotseling zóó gering werd, dat hij aan alle meting ontsnapte. Het metaal weid 'dan een super-inductor, waarvan de geleidbaar heid het ideale nabij kwam. Dit bracht prof. Onnes op het denkbeeld thans eens te onderzoeken wat er gebeuren zou met een electrischen stroom die onder deze omstan digheden in een gesloten geleider werd opge wekt. Hij maakte daartoe van zeer fijn Iooddraad een klos van duizend windingen, die dit om een denkbeeld te geven van de fijnheid van het toestel in een ruimte van één kubieken cen timeter besloten was, en die een gestoten omtrek vormde. In dezen klos wekte hij door inductie een stroom op en vond nu dat de stroom zonder noemenswaardig verlies uren lang bleef voortbe staan, daarbij per uur niet meer dan één-hon derdste in intensiteit verminderde. Tot welke practische resultaten deze ontdek king zal leiden, is thans natuurlijk nog volstrekt niet te voorzien, maar men verwacht dat ze veel zal bijdragen tot het verkrijgen van een beter inzicht in de samenstelling en de eigenschappen der materie, en beschouwt ze als van een zeer groot gewicht. DE PARASOL!. #-i t— j CÖ »-< o w "3?® 5CQ' s 3 -s 3 °i IS t* if a Si sQ 0B5H Bffi UPW# .T- a> *- a> t o J- J 5 3 ffij» T. <-■■'.<> Jacob H, koning van Engeland die door on zen stadhouder Willem van Oranje van den troon was gestooten, landde den llen Mei 1689 op de Iersche kust; de katholieke Ieren ston den als een man op voor de zaak der Stuarts en weldra was Jacob II meester van het eiland. Maar Oranje liet hem niet met rust, door list en sluwheid, wist hij de voornaamste officie ren van Jacob II tot afval te brengen, snel verzamelde hij zijn krijgsmacht, en dwong hem door den slag aan de Boyne naar Frankrijk te vluchten. Dagen van bitter lijden en harde verdruk- kiuag braken aan voor het „groene Erin". Nog beproefden zich enkele stammen tegen den veroveraar te verzetten en enkele graafschap pen waren zelfs na de vlucht des koning nog in vollen opstand. Onder degenen, die den krijg nog voortzet ten, muntte vooral uit graaf William Patrick, heer van Fenny Moor. Trouw stond het volk van zijn graafschap hem ter zijde en deed den legerbenden van Oranje veel afbreuk, maar 't mocht niet baten; in een hinderlaag gelokt, werd W. Patrick gewond, zijn dapperen ver strooid en hij zelf geboeid naar Limerick ge voerd. Spoedig werd hij voor een rechtbank gebracht, die hem tot de galg veroordeelde. Slechts enkele levensdagen restten hem nog, totdat de bekrachtiging van het doodvonnis van Dublin was aangekomen waar Willem van Oranje zijn hoofdkwartier had. Hartroe rend was Patrick's afscheid van zijn vrouw en kinderen, verschillende vrienden wisten nog met moeite toegang te verkrijgen tot zijn don kere gevangenis, slechts een had hem niet be zocht, éene, zijn oogappel, de vreugde van zijn vaderhart, zijn dochter 'Jane. Het werd donker in zijn eenzame cel, de laat ste stralen der zon speelden door de zware tra liën en wierpen een zacht-rooden glans op de donkere mtrren der gevangenis; daar klonken stappen m de gang. De grendels der deur wer den weggeschoven en de cipier trad binnen, gevolgd door een jonge dame van slanke ge stalte. William Patrick wendde het hoofd om „Vader! liefste vadert" riep Jane en wierp zich in de armen van den weenenden man. „Praat niet te lang," bronjde de cipier, ter wijl hij zijn lantaarn neerzette en het vertrek verliet. „Nu, zijt gij dan gekomen, mijn kind, om den laatsten zegen te ontvangen van uw vader." „Neen, neen! riep Jane, gij moogt nog niet sterven." Geruimen tijd trachtte de graaf zijn dochter te bedaren'; maar zij wilde er niet van hooren. „Gij moogt niet sterven," herhaalde zij, „grootvader is een vriend van den kanselier, wien de veroveraar al zijn vertrouwen heeft geschonken, hij zal voor u ten beste spreken." ,,'t Is te laat, de koerier die mijn doodvonnis brengen moet is al onderweg; binnen drie dagen is alles a'fgeloopen en in dien tijd kan vader Dublin niet meer bereiken om genade te vragen." Jane staarde vlak voor zich uit'. Dan hief zij •et hoofd op, gaf haar vader de hand en zeide ,aat ons hopen, vader, ik zal u redden.'5 „Maar waar hoopt, gij op?" ,Op God en op mijn moed." Op dat oogenblik trad de cipier binnen en fta een hartelijke omhelzing verliet Jane de ge vangenis. Den volgenden dag sloeg een eenzame wan delaar den weg in naar de brug van Shannen- wcod aan de poorten der stad; hij droeg een eenvoudige, armoedige kleeding, een breedge- zwerïng op touw gezet om de terechtstelling te verhinderen. Met aandoening vernam de ge vangene, dat zijn doodvonnis woer veertien dagen was uitgesteld. Weenend omhelsde hij randen hoed, die zijn gelaat bedekte, en had zijn dochter en zei: „Waarlijk, hier is Gods vin een knoestigen stok in de hand. j ger merkbaar." De avond begon reeds te vallen, donkere wol- j Opnieuw herhaalde Patrick's vader zijn ver. ken pakten zich aan' den hemel samen en zoek bij den kanselier. Na lang aanhouden gaf groote regendruppels, door den wind voortge- zweept, sloegen den reiziger in het gelaat. Willem van Oranje gehoor aan zijn smeekin gen; ten derden male zou hij niet hetzelfde „God hoede u, jonkman, als gij van nacht nog doodvonnis onderteekenen en weldra werd het reizen moet," riep een poortwachter. Maar de bekend, dat graaf William Patrick in vrijheid reiziger gaf geen antwoord. Hij stapte door i zou worden gesteld. Ongehinderd kwam de koe- de poort en bevond zich weldra op de uitge- rier met dat bericht te Limerick aan. strekte heide. Het werd hoe langer hoe donker- J In stilte verliet William Patrick met zijn der, de donder begon te rommelen, bliksem- j vader de gevangenis en begaf zich naar het schichten kliefden de lucht en in stroomen j kasteel van Fenny Moor, waar hij door al zijn viel de regen neer. De vreemdeling vervolgde lieden met stormachtige vreugde werd begroet, zijn weg, ondanks het gure weer, en werkte j Ook zijn familie en zijn betrekkingen wachtten zich met moeite tegen den wind op. Daar stond hem op, om dien dag feestelijk te vieren. Toen langs den weg een groote boom, bij de bewo ners uit den omtrek bekend en gevreesd als „de bloedeik"; onder zijn takken zocht de moede reiziger een schuilplaats. Het was langzamerhand zoo donker gewor- hij allen hartelijk had gegroet en zijn dank baarheid voor hun gehechtheid had betuigd, trad zijn dochter Jane op hem toe en reikte hem een pakket over. „Ziedaar, vader," zei zij, lees dit, maar werp den, dat men geen drie passen voor zich uit het dan aanstonds in het vuur." kon zien en altijd nog woedde de storm over j De graaf opende het pakket, en zag den in de kale heide. Op eens dreunt in de verte de hond er van na. Dan duizelde het hem voor de hoefslag van een paardwie anders kon de rui- j oogen, hij verbleekte en had moeite zich over- ter zijn dan de renbode des konings? Voorover i eind te houden; hij had zijn doodvonnissen in gebogen op zij van het paard, om zich tegen het i handen. weer in te zetten, wilde de koninklijke bode j „Goede Hemel!" riep hij uit," „Jane, hoe den „bloedeik" voorbij rijden, toen zijn paaid j komt gij daaraan?" plotseling tot staan werd gebracht. De ruiter Zijn- dochter zweeg en al zijn vragen bleven hief het hoofd op, maar terzelfder tijd zag hij den. loop van een pistool op zich gericht en onbeantwoord. Maar toen 's avonds vader en dochter alleen hoorde hij een stem, die hem toeriep„Stijg af,door de lanen van het park wandelden en de of ge zijt een man des doods." Onwillekeuriggraaf wilde weten, hoe die dépeches in haar wilde hij naar zijn wapen grijpen, maar opeens j bezit waren gekomen, toen moest Jeane het be- werd hjj door een krachtige hand van het paard j kennen, dat zij zelf de dader geweest was en geslingerd en viel half verdoofd op den grond. in vervoering drukte de graaf zijn kind aan Van dat oogenblik maakte de roover ge bruik; in een oogwenk had hij den ruiter van zijn portefeuille ontdaan, die de dépeches van Willem van Oranje bevatte en ijlde er mee over de eeruzame heide. Den volgenden dag was de gansche stad Li merick in beweging wegens den stoutmoedigen dépeehenroof. Bij hoopen gingen de mensehen naar den gevreesden eik, aan alle kanten werd de omtrek doorzocht, maar ook niet het ge ringste spoor was van den roover te ontdek ken, zelfs de koerier kon geen nadere inlich tingen geven. Met dat al werd het vonnis van het hart en riep uit! „Gij, de dépechenroover! Nu is mij het ge redde leveu dubbel dierbaar." (N. K.) v s V n i vs verschoven', totdat een nieuw bevel van den 5 hoofd fladderen, deze dat alleen doen met het koning was aangekomen. In dien tusschentijd boosaardig .plan, zich in hour harem vast te kon Patrick's vader misschien vernietiging van het vonnis verwerven. Intusschen had Jane verloï gekregen, haar vader in de gevangenis te bedienen. Geen oogenblik verliet zij hem en aanhoudend trachtte zij hem te troosten en op te beuren. schoon men er 450 soorten van onderscheidt. Reeds waren veertien dagen veTloopen en de graaf begon hoop te vatten. Daar ging op eens het gerucht, dat het verzoek om gratie van den kanselier door Oranje was afgewezen en dat hij ten tweede male het doodvonnis ondertee kend had, den volgenden dag zou de koerier met het doodvonnis te Limerick zijn. „Gods wil geschiede, sprak de gevangmie," voor Jane was dit bericht een zware slag, maar zij gaf haar hoop niet op. Neen, vader, zeide zij, gij moogt nog niet stierven. Het werd avond, de maan wierp door don kere wolken een bleek licht over de kale heide en geen geluid stoorde de doodsche stilte. Daar stormt een ruiter met lossen tengel over de eindelooze vlakte, 't is de koninklijke renbode. Angstig ziet hij rond en in zijn rechterhand houdt hij een geladen pistool. Bij het voorbij- hen in handen vallen. Men ziet zelden een too- verhoks voorgesteld, of ze heeft behalve pad den, vleermuizen in haar omgeving. De Chi- neezen, die overigens niets doen, zooals andere volken, noemen de vleermuizen „hemelratten" „feeën-ratten", „vliegende ratten" en „nacht zwaluwen". Zij beweren, dat zij1 met den kop omlaag vliegen, omdat „haar hersens zoo zwaar" zijn, en dat zij de gewoonte hebben „hun adem in te slikken". Zij1 beschouwen rijden van een groot rotsblok klinkt eensklapshaar als zinnebeelden van geluk. Het beeld een pistoolschot; zijn paard schrikt en steigertvan vijf vleermuizen is bij hen dë traditioneele en in 't wilde geeft de koerier vuur. Opnieuw voorstelling der vijf gelukkige dingen, die ie- knalt een schot en het paard stort verwonddep verlangt: rijkdom, gezondheid, goedheid, ter aarde, zijn berijder medesleepend in zijnlang leven en een zochten dood. 'tls bij val. Op hetzelfde oogenblik zet de roover hem hen een kiesche attentie iemand thee aan te zpn knie op de borst. „Geef uw wapens af!" beval hij. De bode gehoorzaamde; vervolgens nam de roover de dépeches in beslag, sprong op een paard, dat achter het rotsblok gezadeld stond en ijlde over de vlakte. Nog meer dan den eersten keer was de be- j bij het Plein dcr ïnvaïiedcn te Parijs, staat, vollring van Limerick in opschudding; maar j eenzaam en vergeten, een kar, die eertijds de volksgeest sprak zich gunstig uit voor Wil-befaamd was. Zij kent de koude en mistige liam Patrick; zelfs was er reeds een samen- i morgenuren Waarop de menschelijkte gerech- MM Wij ontleemen de volgende parasol-geschiede nis aan het „Hbl-": We hebben ons de laatste jaren aan de para sol weinig gelegen laten liggen. Op een enkele uitzondering na, zorgde de mode er tot nu toe gewoonlijk wel voor, dat we des zomers breedgerande hoeden mochten dra gen, maar nu we de beide laatste zomers niet meer met zonneschermhoeden worden verwend of bezocht, want een kleine hoed is toch maar het gemakkelijkst wordt er weer werk gemaakt van de parasol. Vroeger hadden alle oudere dames een zwart zijden met kanten draperie, regelrecht in strijd met het feit, dat een donkere kleur warmte absorbeert. Een jongere editie voelde zich den koning te rijk met een helroode, helgroene, hard blauwe of gele parasol; de jonge meiskes be dienden zich van kokette witte. Dat waren zoo ongeveer de gangbare genres. En mocht er al eens een enkel zijn met een rand, die zich van de eene nerf naar de andere slingerde, of een met moezen, verder strekte zich de fantasie van den fabrikant niet uit Het model was voor allen nagenoeg gelijk. Maar nu..., heeft haast elk toilet een bij passende parasol en er is evenveel verscheiden heid in de modellen als in de bekleeding. Veel origineels is er niet bij't is alles louter imi tatie, maar aardige imitatie en smaakvoller, dan de meer dan vervelende, vroegere modellen die het aankijken niet waard zijn. Daar hebben we in de eerste plaats de Ja- pansche parasol: groot en plaï, mèï vet uit stekende nerven en een ronde, vlakke dop in plaats van de nijdige piek die nergens toe dient, omdat we toch er den grond niet mee mogen beprikken, als de parasol gesloten is. De bekleeding is natuurlijk frisch van kleur, met een groot, bont bloemenmotièf. Het Japansche zonnescherm is haute nou veauté en daarbij komt, dat 't praehtisch is, want de steeds hooger wordende hoeden, zouden bij een gebogen parasol in de baleinendwarreling verward raken. En aangezien een Japansche parasol bij een licht zomertoiletje kan worden gedragen, maar niet bij een tailleur, ontstond daarnaast een soort „gekleede" parasol van een geheel ander model, dat tweemaal zoo diep is en sterker ge bogen nerven heeft. De fabrikanten hebben hun fantasie den vrijen loop gelaten en maakten een serie aller zonderlingste parasols. Zoo zag ik er b.v. een, die sprekend leek op het dak van een draaimo len: aan elk kanteeltje van den afhangenden rand was een flonkerende, geslepen glaspegel gehangen. Een andere leek in de verte op een reus van roze poederdoosjes met een veel te lang beenen steeltje. Op elke nerf was precies in 't midden een marsepeinen roos gezet. Weer een ander leek een getrouwe copie van het dak van een Chineesche pagode. Dan zijn er nog een serie lampekapparasols, de meeste met een diep dak, dat overgaat in een breeden, recht omlaaggaanden rand. Enfin men kan zich dat wel zoo'n beetje voorstellen, hoe die er uitzien. Iets geheel op zichzelf staands vormt de auto-parasol, waarvan de stok bovenaan van een scharnier is voorzien, zoodat de bescher mende kap naar alle richtingen kan worde» gebogen. Zjjn de gewone parasols dit iaar abnormaal

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1914 | | pagina 8