ALLERLEI.
t "j j a
De Dépêchen-roof.
wera taj veroordeeld tot vijT jaar gevangenis
straf, daar bij versoheiden personen voor ver
schillende bedragen had opgelicht.
Binnen vier weken ontving ik de papie
ren van mijn vader terug, en gaf ze aan mijn
oom.
„Leg ze, waair je ze gevonden hebt, mijn
jongen," sprak hij' vriendelijk.
Dat deed ik, maar met een geheel ander
gevoel dan toen ik ze wegnam.
Mijn hand vattend, sprak hij„Ga nu Lucy
halen en kom hier."
Ik deed dit.
Het overige is gemakkelijk te raden. Zes
miaandien later waren wij man en vrouw.
En het geschenk van mijn oom? Het waren
de gestolen effecten, een van de mooiste
hnwelijkscadeaux 1 „U.C."
DE VLEERMUIZEN,
Nog heel veel menschen gevoelen tegenover)
Se vleermuizen een bfjlgieloovigen schrik. De
mi. -n j meeste vrouwen meenen, dat al® er tegen het
den krijgsraad over William Patrick zoolangvan öen ayond vleermuizen W
hechten. Maar ofschoon zulk een geval nog
nooit voorgekomen is, blijft toch het geloof er
aan voortleven. Het sterkste volksgeloof is
steeds dat, 't welk op geen enkele waarne
ming berust. Over 1 algemeen zijn de vleer-
Er zijn zeer mooie, maar ook afzichtelijke on
der. Het laatste heeft er vermoedelijk aanlei
ding toe gegeven, Idat bigotte schilders den dui
vel met vleermuisvlerken afbeelden. De mees
te vleermuizen zijn nuttig, omdat zij schade
lijke insecten verdelgien. Zoo worden ze in
Italië zeer sterk beschermd, omdat ze zich
voeden met insecten, die malaria-koortsen ver-
toén hij die treurige boodschap ontving; ook «P^iden. De boeren haten hen over 't alge-
y F meen en hun bijgeloovige vrees voor de dier
tjes is oorzaak, dat zij1 gedood worden waar ze
bieden in een kopje waarop de vijf geluk
voorspellende vleermuizen zijn afgebeeld.
DE GESCHIEDENIS VAN EEN KAR.
Te midden van een schilderachtige verza*
meling van voorwerpen op een kermisplein
trgneïa naar onverzoennjn ga,ranter toont en
den bloedigen dageraad der onthoofdingen in
de schaduw der bemoste muren van eeuwen
oude kerkers.
De geschiedenis der kar is ontzettend. Ge
durende ruim 35 jaar deed zij dienst bij het
griezelig werk van „mijnheer van Parijs" (den
scherprechter). Honderdmaal trokken de beida
paarden van Deibier, den oude haar van haar
bewaarplaats naar het Roquette-plein, om de
„Weduwe" (de guillotine) en haar slachtof
fers over te brengen. Prévost, de moordenaar
rustbewaarder, de vrouwen-moordenaar Ra/-
vachol, Emile Henry, Vaillant. Prado Ayraud,
Vacher, die zooveel herderinnen doodde, Anas-
tay, de officier-misdadiger, Fenayrou, en hoe
veel anderen doorleefden op die kar de laatste
wanhopige oogenblikken, terwijl men hen weg
voerde om te sterven.
Daarna veranderde de kar van beheerder.
Zij1 kwam in het bezit van den tegenwoordigen
beul en bewees bij hem soortgelijke diensten,
totdat zij in een stalling te Belleville
werd neergezet door den huurrijder Clément,
die haar van den eigenaar ten geschenke had
gekregen. En thans is de kar het eigendom van
een paar eerzame kermisreizigers die haar
verleden jaar voor enkele guldens kochten.
NOORDPOOLEXPEDITIE.
Reuter meldt uit Kopenhagen:
De Deensche millionnair Ole Olsen, directeur
van de „Nordisk Filmscomp." heeft den Deen-
schen poolreiziger Rasmussen de noodige geld
middelen aangeboden voor een Noordpool-expe-
ditie. Rasmussen heeft het aanbod aanvaard.
De expeditie zal, voorzien van de beste moderne
hulpmiddelen en met Deensche vliegtuigen toe
gerust, zoo mogelijk reeds den volgenden zomer
vertrekken; zij stelt zich wetenschappelijke on
derzoekingen tot taak. waartoe dan ook een aan
tal wetenschappelijk gevormde mannen aan de
voor twee jaren toe te rusten expeditie zullen
deelnemen. Als basis zal het Eskimo-station
Kaap York (Groenland) dienen.
Knud Rasmussen kwam verleden jaar terug
van een in 1912 aangevangen tocht naar de
noordelijke kust van Groenland.
Het „Tijdschr. v. h. Aardr. Gen." deed over
deze tocht de volgende mededeeling:
Met zijn Deenschen metgezel rrenchen en
twee Eskimo's, vertrok Rasmussen m April van
het vorige jaar van den Markham-gletsjer aan
de westkust (waar hij een gunstige gelegenheid
had afgewacht), en trok het landijs over met
vier sleden en 53 honden. Het niet-bestaan van
het Peary-kanaal, reeds door Mylius Erichsen
vermeld (eerst Mikkelsen's tocht bracht dit aan
het licht) werd ook door Rasmussen geconsta
teerd. In Peary-land vond men veel muskus
ossen. De expeditie volgde de kust tot in de In-
dependance-baai, waar een groote uitgestrekt
heid ijsvrij land de plaats van het onderstelde
kanaal innam. Een maand later aanvaardde
Rasmussen over het ijs den terugtocht, die den
15en September voltooid was. Het merkwaar-
dage van den tocht was, dat geen „blikjes" mee
genomen werden; allen leefden geheel op Eski
mo-wijze, van de jacht
HET KERST-EILAND.
Ongeveer drie breedte-graden ten Zuiden van
Java duikt uit de diepten van den Indischen
Oceaan een stijl, nauwelijks 20 K.M. lang eiland
op, dat voor het eerst genoemd werd met den
naam Moni op de kaart van onzen landgenoot
Goos. Steeds weer trachtte men op het eiland
den voet te zetten, doch pas in de laatste jaren
'van de vorige eeuw heeft men op aandringen
van G. Murrays het eiland beter onderzocht.
De hoogste verhevenheid in het Noordwesten
van het eiland is 335 M. hoog; een kleinere,
die bijna uitsluitend uit fosforzure kalk bestond,
bereikt een hoogte van 275 M. Waarschijnlijk
zijn dit versteende guanobeddingen. Steeds
waait een Zuidoostenwind over de weelderige
bosschen. Het klimaat is kostelijk. Er leven
slechts vijf zoogdiersoorten op het eiland: een
spitsmuis-, twee ratten- en twee vleermuis-fami
lies, duiven, uilen en andere vogelsoorten ge
nieten er in rijke variatie van de overvloedige
natuur. Het interessantst is de op kokosnooten
terende krab, die niet alleen zelf de bast weet
te openen, doch ze bovendien zelf van onder
de palm vandaan haalt. Soms ook klautert hij
langs den stam omhoog. Pas sedert betrekkelijk
korten tijd wordt het eiland bewoond door men
schen. Spoedig echter is er een bloeiende kolo
nie ontstaan.
EDYLISCHE TOESTANDEN. i
Zij, die altijd moepre velen van Soort over
feoort is genade, doen verstandig, zegt de
„N. Soerab. CSrt.", eens een kijkje te ne
men in de miniatuur-rijkjes, die nog onder
inlandsoh bestuur staan»
Zij zijn 'dan in de gelegenheid te zfen,
wat inlandsche vorsten en hun hofkliek al
zoowat doen voor hun land en volk.
Op Bat jan bijvoorbeeld. De sultan, overi
gens een vrij geschikte baas. laat violen
zorgen, verteert zijn duiten en trekt zich
overigens van zijn „rijk" niet al te veel aan.
Erger is het nog met de andere grooten
We maakten met een paar dier heeren te
Batjan kennis.
Eén hunner, „prins" Oemar, een broer van
den sultan, bekleedt het hooge ambt van
kapitan laoeifc. [Misschien heeft het sultanaat
vroeger een paar prauwen bezeten, welke
de benoeming van zoo'n titularis althans
eenig raison gaven. Maar, dan zijn die tijden
al lang voorbij.
Als de kapitan-laoet" in vol ornaat is, dan
draaglt hij' een soort admiraals jas met hoop
jes goud. De beenen zijn gestoken in zwart-
lakën pantalon, zeer nauw om de knieën,
zéér wijd van onderen, zoodat de punten der
schoenen er in verdwijnen. (Voor het model
zie Öe vermaarde Zjgi. diamantslijperstpanta-
•lons).
Een eigenaardig type, die „kapitan-laoet"
van het sultanaat Batjan. Deze prins heeft
twee Eefhebberijénopium en drank. Hij is
óf aan den drank óf aan de opium, en schijnt
met strenge onpartijdigheid zijn aandacht
én z'n duiten tusschen die twee artikelen
te verdeelen. Door de groote hoeveelheden!
welke hij van dat vermaarde genotmiddel,
brouwsel van Lucas Bols, tot zich pleegt te
nemen, verwierf hij zich 'den «erenaam van
„hadji Bols".
Hij heeft zich indertijd aangeboden om op
te treden als gezagvoerder op een motor
boot van één der handelslichamen, zonder
daarvoor salaris te eischen. Hij stelde slechts
als voorwaarde2 kisten Bols per maand.
De „rijksbestierder" en de overige groo
tten zijn, met kleine verschillen, uit hetzelfde
hout gesneden; ze zien er allen nóch bijster
gunstig, nóch erg zindelijk uit. De fatsoen
lijkste gezichten ziet men nog onder vroe
gere pandelingen, thans oppassers van den
sultan, die in een lichtgeel jasje rondloopen.
Als je lang naar die prinsen hebt geke
ken, is het een recreatie, weer eens een
ordentelijk slavengezicht te zien.
Met zekeren kwaadaardigen grijns leest
de wandelaar dei namen, welke de civiel-
gezaghebber aan de weinige straatjes van
Batjan heeft gegeven. Het doet eenigszins
denken aan de geschilderde dorpen van Po-
temkin.
Bij den aanlegsteiger leest men den naam:
,;De Boompjes". Verder vindt men er: de
Voorstraat, de Oranjestraat, het Spui, de
Ceintuurbaan, de Julianaboulevard, enz. Er
is slechts een matige verbeeldingskracht noo-
dig, om zich in Rotterdam te wanen.... 't
Is in het getnre van de houten ham in den
Haag.
Het oude, thans verlaten fort, dat in vroe
ger eeuwen aan zee stond, staat nu ettelijke
honderden meters het land in. De kust is
daar belangrijk aangespoeld. Achter het 'fort
tal .van oude, Europeesche graven, allen met
onkruid' begroeid en in een toestand van lang
durige verWaarïoozing.
Als de ci viel -gezaghe bber alle wegen en
boechpaden van Batjan van boulevard-namen
heeft voorzien, wordt het "tijd, dat hij; eenige
aandacht schenkt aan die herinneringen uit
lang vervlogen tijden, al ware fie't slechts uit
piëteit jegens de dooden.
EEN BELANGRIJKE ONTDEKKING.
In de Parijsche Academie van Wetenschappen
heeft prof. d'Arson val een mededeeling voorge
lezen van professor Kamerlingh Onnes uit Lei
den, die zeer de aandacht getrokken heeft, en
hier algemeen als van het hoogste belang wordt
beschouwd. Ze betreft een door prof. Onnes
gedane ontdekking, aangaande de geleidbaar
heid van metalen voor electriciteit bij zeer lage
temperaturen.
'Het was sinds lang bekend, dat de geleid
baarheid der metalen toeneemt, naarmate hun
temperatuur daalt. Reeds Ampère had dat ge
constateerd, en had het verschijnsel verklaard
uit de nadering van de moleculen tot elkaar,
waaruit men concludeerde, dat de geleidbaarheid
volmaakt zou zijn, wanneer men er in slaagde
te komen tot het absolute nulpunt, waar elke
thermische beweging ophoudt. Bij het onderzoek
nu naar de gedragingen der verschillende meta
len bij zeer lage temperaturen, vond prof. Onnes
dat aanvankelijk de geleidbaarheid vrij geregeld
toenam, maar dat op zekere hoogte gekomen, die
voor elk metaal verschillend was, doch steeds in
de onmiddellijke nabijheid van het absolute nul
punt lag, de weerstand door het metaal aan den
stroom geboden plotseling zóó gering werd, dat
hij aan alle meting ontsnapte. Het metaal weid
'dan een super-inductor, waarvan de geleidbaar
heid het ideale nabij kwam.
Dit bracht prof. Onnes op het denkbeeld thans
eens te onderzoeken wat er gebeuren zou met
een electrischen stroom die onder deze omstan
digheden in een gesloten geleider werd opge
wekt. Hij maakte daartoe van zeer fijn Iooddraad
een klos van duizend windingen, die dit om
een denkbeeld te geven van de fijnheid van het
toestel in een ruimte van één kubieken cen
timeter besloten was, en die een gestoten omtrek
vormde. In dezen klos wekte hij door inductie
een stroom op en vond nu dat de stroom zonder
noemenswaardig verlies uren lang bleef voortbe
staan, daarbij per uur niet meer dan één-hon
derdste in intensiteit verminderde.
Tot welke practische resultaten deze ontdek
king zal leiden, is thans natuurlijk nog volstrekt
niet te voorzien, maar men verwacht dat ze veel
zal bijdragen tot het verkrijgen van een beter
inzicht in de samenstelling en de eigenschappen
der materie, en beschouwt ze als van een zeer
groot gewicht.
DE PARASOL!.
#-i t— j CÖ »-<
o w "3?® 5CQ' s 3
-s 3 °i IS t*
if a Si sQ 0B5H Bffi UPW#
.T- a> *- a> t o J- J 5
3 ffij» T. <-■■'.<>
Jacob H, koning van Engeland die door on
zen stadhouder Willem van Oranje van den
troon was gestooten, landde den llen Mei 1689
op de Iersche kust; de katholieke Ieren ston
den als een man op voor de zaak der Stuarts
en weldra was Jacob II meester van het eiland.
Maar Oranje liet hem niet met rust, door list
en sluwheid, wist hij de voornaamste officie
ren van Jacob II tot afval te brengen, snel
verzamelde hij zijn krijgsmacht, en dwong hem
door den slag aan de Boyne naar Frankrijk te
vluchten.
Dagen van bitter lijden en harde verdruk-
kiuag braken aan voor het „groene Erin".
Nog beproefden zich enkele stammen tegen den
veroveraar te verzetten en enkele graafschap
pen waren zelfs na de vlucht des koning nog
in vollen opstand.
Onder degenen, die den krijg nog voortzet
ten, muntte vooral uit graaf William Patrick,
heer van Fenny Moor. Trouw stond het volk
van zijn graafschap hem ter zijde en deed den
legerbenden van Oranje veel afbreuk, maar 't
mocht niet baten; in een hinderlaag gelokt,
werd W. Patrick gewond, zijn dapperen ver
strooid en hij zelf geboeid naar Limerick ge
voerd. Spoedig werd hij voor een rechtbank
gebracht, die hem tot de galg veroordeelde.
Slechts enkele levensdagen restten hem nog,
totdat de bekrachtiging van het doodvonnis
van Dublin was aangekomen waar Willem
van Oranje zijn hoofdkwartier had. Hartroe
rend was Patrick's afscheid van zijn vrouw en
kinderen, verschillende vrienden wisten nog
met moeite toegang te verkrijgen tot zijn don
kere gevangenis, slechts een had hem niet be
zocht, éene, zijn oogappel, de vreugde van zijn
vaderhart, zijn dochter 'Jane.
Het werd donker in zijn eenzame cel, de laat
ste stralen der zon speelden door de zware tra
liën en wierpen een zacht-rooden glans op de
donkere mtrren der gevangenis; daar klonken
stappen m de gang. De grendels der deur wer
den weggeschoven en de cipier trad binnen,
gevolgd door een jonge dame van slanke ge
stalte. William Patrick wendde het hoofd om
„Vader! liefste vadert" riep Jane en wierp
zich in de armen van den weenenden man.
„Praat niet te lang," bronjde de cipier, ter
wijl hij zijn lantaarn neerzette en het vertrek
verliet.
„Nu, zijt gij dan gekomen, mijn kind, om
den laatsten zegen te ontvangen van uw
vader."
„Neen, neen! riep Jane, gij moogt nog niet
sterven."
Geruimen tijd trachtte de graaf zijn dochter
te bedaren'; maar zij wilde er niet van hooren.
„Gij moogt niet sterven," herhaalde zij,
„grootvader is een vriend van den kanselier,
wien de veroveraar al zijn vertrouwen heeft
geschonken, hij zal voor u ten beste spreken."
,,'t Is te laat, de koerier die mijn doodvonnis
brengen moet is al onderweg; binnen drie
dagen is alles a'fgeloopen en in dien tijd kan
vader Dublin niet meer bereiken om genade te
vragen."
Jane staarde vlak voor zich uit'. Dan hief zij
•et hoofd op, gaf haar vader de hand en zeide
,aat ons hopen, vader, ik zal u redden.'5
„Maar waar hoopt, gij op?"
,Op God en op mijn moed."
Op dat oogenblik trad de cipier binnen en
fta een hartelijke omhelzing verliet Jane de ge
vangenis.
Den volgenden dag sloeg een eenzame wan
delaar den weg in naar de brug van Shannen-
wcod aan de poorten der stad; hij droeg een
eenvoudige, armoedige kleeding, een breedge-
zwerïng op touw gezet om de terechtstelling
te verhinderen. Met aandoening vernam de ge
vangene, dat zijn doodvonnis woer veertien
dagen was uitgesteld. Weenend omhelsde hij
randen hoed, die zijn gelaat bedekte, en had zijn dochter en zei: „Waarlijk, hier is Gods vin
een knoestigen stok in de hand. j ger merkbaar."
De avond begon reeds te vallen, donkere wol- j Opnieuw herhaalde Patrick's vader zijn ver.
ken pakten zich aan' den hemel samen en zoek bij den kanselier. Na lang aanhouden gaf
groote regendruppels, door den wind voortge-
zweept, sloegen den reiziger in het gelaat.
Willem van Oranje gehoor aan zijn smeekin
gen; ten derden male zou hij niet hetzelfde
„God hoede u, jonkman, als gij van nacht nog doodvonnis onderteekenen en weldra werd het
reizen moet," riep een poortwachter. Maar de bekend, dat graaf William Patrick in vrijheid
reiziger gaf geen antwoord. Hij stapte door i zou worden gesteld. Ongehinderd kwam de koe-
de poort en bevond zich weldra op de uitge- rier met dat bericht te Limerick aan.
strekte heide. Het werd hoe langer hoe donker- J In stilte verliet William Patrick met zijn
der, de donder begon te rommelen, bliksem- j vader de gevangenis en begaf zich naar het
schichten kliefden de lucht en in stroomen j kasteel van Fenny Moor, waar hij door al zijn
viel de regen neer. De vreemdeling vervolgde lieden met stormachtige vreugde werd begroet,
zijn weg, ondanks het gure weer, en werkte j Ook zijn familie en zijn betrekkingen wachtten
zich met moeite tegen den wind op. Daar stond hem op, om dien dag feestelijk te vieren. Toen
langs den weg een groote boom, bij de bewo
ners uit den omtrek bekend en gevreesd als „de
bloedeik"; onder zijn takken zocht de moede
reiziger een schuilplaats.
Het was langzamerhand zoo donker gewor-
hij allen hartelijk had gegroet en zijn dank
baarheid voor hun gehechtheid had betuigd,
trad zijn dochter Jane op hem toe en reikte
hem een pakket over.
„Ziedaar, vader," zei zij, lees dit, maar werp
den, dat men geen drie passen voor zich uit het dan aanstonds in het vuur."
kon zien en altijd nog woedde de storm over j De graaf opende het pakket, en zag den in
de kale heide. Op eens dreunt in de verte de hond er van na. Dan duizelde het hem voor de
hoefslag van een paardwie anders kon de rui- j oogen, hij verbleekte en had moeite zich over-
ter zijn dan de renbode des konings? Voorover i eind te houden; hij had zijn doodvonnissen in
gebogen op zij van het paard, om zich tegen het i handen.
weer in te zetten, wilde de koninklijke bode j „Goede Hemel!" riep hij uit," „Jane, hoe
den „bloedeik" voorbij rijden, toen zijn paaid j komt gij daaraan?"
plotseling tot staan werd gebracht. De ruiter Zijn- dochter zweeg en al zijn vragen bleven
hief het hoofd op, maar terzelfder tijd zag hij
den. loop van een pistool op zich gericht en
onbeantwoord.
Maar toen 's avonds vader en dochter alleen
hoorde hij een stem, die hem toeriep„Stijg af,door de lanen van het park wandelden en de
of ge zijt een man des doods." Onwillekeuriggraaf wilde weten, hoe die dépeches in haar
wilde hij naar zijn wapen grijpen, maar opeens j bezit waren gekomen, toen moest Jeane het be-
werd hjj door een krachtige hand van het paard j kennen, dat zij zelf de dader geweest was en
geslingerd en viel half verdoofd op den grond. in vervoering drukte de graaf zijn kind aan
Van dat oogenblik maakte de roover ge
bruik; in een oogwenk had hij den ruiter van
zijn portefeuille ontdaan, die de dépeches van
Willem van Oranje bevatte en ijlde er mee over
de eeruzame heide.
Den volgenden dag was de gansche stad Li
merick in beweging wegens den stoutmoedigen
dépeehenroof. Bij hoopen gingen de mensehen
naar den gevreesden eik, aan alle kanten werd
de omtrek doorzocht, maar ook niet het ge
ringste spoor was van den roover te ontdek
ken, zelfs de koerier kon geen nadere inlich
tingen geven. Met dat al werd het vonnis van
het hart en riep uit!
„Gij, de dépechenroover! Nu is mij het ge
redde leveu dubbel dierbaar." (N. K.)
v s V n i vs
verschoven', totdat een nieuw bevel van den 5 hoofd fladderen, deze dat alleen doen met het
koning was aangekomen. In dien tusschentijd boosaardig .plan, zich in hour harem vast te
kon Patrick's vader misschien vernietiging van
het vonnis verwerven.
Intusschen had Jane verloï gekregen, haar
vader in de gevangenis te bedienen. Geen
oogenblik verliet zij hem en aanhoudend
trachtte zij hem te troosten en op te beuren.
schoon men er 450 soorten van onderscheidt.
Reeds waren veertien dagen veTloopen en de
graaf begon hoop te vatten. Daar ging op eens
het gerucht, dat het verzoek om gratie van den
kanselier door Oranje was afgewezen en dat
hij ten tweede male het doodvonnis ondertee
kend had, den volgenden dag zou de koerier
met het doodvonnis te Limerick zijn.
„Gods wil geschiede, sprak de gevangmie,"
voor Jane was dit bericht een zware slag, maar
zij gaf haar hoop niet op. Neen, vader, zeide
zij, gij moogt nog niet stierven.
Het werd avond, de maan wierp door don
kere wolken een bleek licht over de kale heide
en geen geluid stoorde de doodsche stilte. Daar
stormt een ruiter met lossen tengel over de
eindelooze vlakte, 't is de koninklijke renbode.
Angstig ziet hij rond en in zijn rechterhand
houdt hij een geladen pistool. Bij het voorbij-
hen in handen vallen. Men ziet zelden een too-
verhoks voorgesteld, of ze heeft behalve pad
den, vleermuizen in haar omgeving. De Chi-
neezen, die overigens niets doen, zooals andere
volken, noemen de vleermuizen „hemelratten"
„feeën-ratten", „vliegende ratten" en „nacht
zwaluwen". Zij beweren, dat zij1 met den kop
omlaag vliegen, omdat „haar hersens zoo
zwaar" zijn, en dat zij de gewoonte hebben
„hun adem in te slikken". Zij1 beschouwen
rijden van een groot rotsblok klinkt eensklapshaar als zinnebeelden van geluk. Het beeld
een pistoolschot; zijn paard schrikt en steigertvan vijf vleermuizen is bij hen dë traditioneele
en in 't wilde geeft de koerier vuur. Opnieuw voorstelling der vijf gelukkige dingen, die ie-
knalt een schot en het paard stort verwonddep verlangt: rijkdom, gezondheid, goedheid,
ter aarde, zijn berijder medesleepend in zijnlang leven en een zochten dood. 'tls bij
val. Op hetzelfde oogenblik zet de roover hem hen een kiesche attentie iemand thee aan te
zpn knie op de borst. „Geef uw wapens af!"
beval hij. De bode gehoorzaamde; vervolgens
nam de roover de dépeches in beslag, sprong
op een paard, dat achter het rotsblok gezadeld
stond en ijlde over de vlakte.
Nog meer dan den eersten keer was de be- j bij het Plein dcr ïnvaïiedcn te Parijs, staat,
vollring van Limerick in opschudding; maar j eenzaam en vergeten, een kar, die eertijds
de volksgeest sprak zich gunstig uit voor Wil-befaamd was. Zij kent de koude en mistige
liam Patrick; zelfs was er reeds een samen- i morgenuren Waarop de menschelijkte gerech-
MM
Wij ontleemen de volgende parasol-geschiede
nis aan het „Hbl-":
We hebben ons de laatste jaren aan de para
sol weinig gelegen laten liggen.
Op een enkele uitzondering na, zorgde de
mode er tot nu toe gewoonlijk wel voor, dat we
des zomers breedgerande hoeden mochten dra
gen, maar nu we de beide laatste zomers niet
meer met zonneschermhoeden worden verwend
of bezocht, want een kleine hoed is toch
maar het gemakkelijkst wordt er weer werk
gemaakt van de parasol.
Vroeger hadden alle oudere dames een zwart
zijden met kanten draperie, regelrecht in strijd
met het feit, dat een donkere kleur warmte
absorbeert.
Een jongere editie voelde zich den koning
te rijk met een helroode, helgroene, hard
blauwe of gele parasol; de jonge meiskes be
dienden zich van kokette witte.
Dat waren zoo ongeveer de gangbare genres.
En mocht er al eens een enkel zijn met een
rand, die zich van de eene nerf naar de andere
slingerde, of een met moezen, verder strekte
zich de fantasie van den fabrikant niet uit
Het model was voor allen nagenoeg gelijk.
Maar nu..., heeft haast elk toilet een bij
passende parasol en er is evenveel verscheiden
heid in de modellen als in de bekleeding. Veel
origineels is er niet bij't is alles louter imi
tatie, maar aardige imitatie en smaakvoller,
dan de meer dan vervelende, vroegere modellen
die het aankijken niet waard zijn.
Daar hebben we in de eerste plaats de Ja-
pansche parasol: groot en plaï, mèï vet uit
stekende nerven en een ronde, vlakke dop in
plaats van de nijdige piek die nergens toe
dient, omdat we toch er den grond niet mee
mogen beprikken, als de parasol gesloten is.
De bekleeding is natuurlijk frisch van kleur,
met een groot, bont bloemenmotièf.
Het Japansche zonnescherm is haute nou
veauté en daarbij komt, dat 't praehtisch is, want
de steeds hooger wordende hoeden, zouden bij
een gebogen parasol in de baleinendwarreling
verward raken.
En aangezien een Japansche parasol bij een
licht zomertoiletje kan worden gedragen, maar
niet bij een tailleur, ontstond daarnaast een
soort „gekleede" parasol van een geheel ander
model, dat tweemaal zoo diep is en sterker ge
bogen nerven heeft.
De fabrikanten hebben hun fantasie den
vrijen loop gelaten en maakten een serie aller
zonderlingste parasols. Zoo zag ik er b.v. een,
die sprekend leek op het dak van een draaimo
len: aan elk kanteeltje van den afhangenden
rand was een flonkerende, geslepen glaspegel
gehangen. Een andere leek in de verte op een
reus van roze poederdoosjes met een veel te
lang beenen steeltje. Op elke nerf was precies
in 't midden een marsepeinen roos gezet. Weer
een ander leek een getrouwe copie van het dak
van een Chineesche pagode. Dan zijn er nog
een serie lampekapparasols, de meeste met een
diep dak, dat overgaat in een breeden, recht
omlaaggaanden rand. Enfin men kan zich dat
wel zoo'n beetje voorstellen, hoe die er uitzien.
Iets geheel op zichzelf staands vormt de
auto-parasol, waarvan de stok bovenaan van
een scharnier is voorzien, zoodat de bescher
mende kap naar alle richtingen kan worde»
gebogen.
Zjjn de gewone parasols dit iaar abnormaal