Brieven uit België, BUITENLAND. Overwinningen van het Christendom. (Van onzen eigen briefschrijver.) DE AALMOEZENIERS VAN DEN ARBEID. Brussel, Juli 1914. Ik zat bij een vriend, een priester, te spreken °ver de vakopleiding der werklieden. Wij waren Sansch accoord dat deze, in het algemeen ge broken, zeker voor de Vlaamsche werklieden Veel te wenschen overlaat Opeens zeide hij mijU moet bij gelegenheid eens naar Virton, Charleroi, Marchienne-Doche- rie, St. Truiden of naar Antwerpen gaan. Daar zijn bijzondere vakscholen, die gesticht zijn door en onder leiding staan der Aalmoezeniers van e'en Arbeid. Mijne plannen waren vlug gemaakt, ik besloot al die gestichten eens te gaan bezoeken. Toeval lig moest ik gisteren te Antwerpen zijn en zon der vooraf belet te vragen ging ik naar de Lon- denstraat, waar hunne stichtingen gevestigd zijn. Deze straat is gelegen midden in het haven kwartier nabij de stapelhuizen (entrepots). Na te hebben aangebeld werd ik door een broeder in een spreekkamertje gelaten, terwijl hij een der Paters ging roepen. De Aalmoezeniers van den Arbeid vormen eene erkende congrega tie en danken hun ontstaan aan den pauselijken vereldbrief „Rerum Novarum". Zij werd ge sticht door eenen Bisschop van Luik, en bad als eerste stichtingsplaats Seraing, het Belgische Mekka der socialisten. Monseigneur vermeende dat hun optreden, hun streven van tot de werklieden te gaan, nut tig zou kunnen werken en hij heeft niet mis gezien. Hunne sociale werken te Antwerpen be staan in: a. het openhouden eener volkseetzaal met slaapverblijven b. eene vakschool voor werktuigkunde, scheepsbouw en electriciteit c. eene vakschool voor diamantbewerkers; d. het beheeren eener pensioenkas welke een 500-tal leden omvat. Terwijl zij in hunne gebouwen ook een zaaltje hebben waar de z.g. Deutsche Gesellenverein vergadert. Vraagt u nu welke het belangrijkste werk is, dan moet ik zeggendie volkseetzaal met slaap verblijven. Er zijn daar een honderdtal slaap kamers, allen voorzien van een goed ijzeren ledi kant met bed en toebehooren, terwijl de prijs daarvan per kamer en per nacht slechts vijftig centiemen be'draagt. Hij die er eene gansche week verblijft betaald 2.50 fres. voor de zeven nachten Dit nachtverblijf is avond aan avond gevuld met menschen die aan de havens en ook wel in de stad werken. Vooral met liet oog op de boot werkers is deze afdeeling gansch den nacht toe gankelijk; dit vooral is buitengewoon belang rijk. Velen onder hen zijn buitenlieden die des Zondags naar de stad trekken en niet voor Zaterdag naar huis gaan. Over het algemeen leven deze lieden in de stad niet als „model- huisvaders". De verleiding is in de havenplaat sen zoo groot. Zij verdienen in de booten, als zij werk hebben, een dik stuk geld en door gebrek aan een voldoend tehuis wordt dit zuur ver diende geld niet altijd op plaatsen verteerd waar een fatsoenlijk mensch mag komen. Maar dan 2ijn er ook nog lieden die op de groote stad afkomen om daar werk te zoeken. Meestal be- hooren zij niet tot het kapitaalkrachtig gedeelie der natie en voor hen, zoowel als voor allen die in de stad werken, is deze stichting der Aal moezeniers van den Arbeid een zegen. Zij vinden daar een goed en rein bed, eene rustige omge ving, waar zij in den nacht krachten kunnen verzamelen voor den arbeid van den volgenden dag. Deze volkseetzaal met slaapverblijven is in schrille tegenstelling met die van bijzondere personen. Hier ademt alles naar geldverbras- sen en zwieren. De bedden zijn er verre van zuiver en dan ook nog vinden de menschen er geen rust omdat de herbergen, waaruit die on dernemingen bestaan, den ganschen nacht bevolkt zijn met lieden die geen rekening houden met het feit dat er menschen te bed liggen die rust noodig hebben. Door dit sociaal werk genieten deze priesters "ene bekendheid door gansch het Vlaamsche 'and. De werkmenschen, die er komen, vinden °ij hen bevestigd wat hun steeds geleerd is en wordtdat de priesters de ware ontbaatzuchtige vrienden der werkersklasse zijn. wiet te zeggen dat bovengenoemd gedeelte hunner sociale werken het belangrijkste is, heb ik niet willen zeggen dat de vakscholen van minder belang zijn. Dat bedoelde ik niet. Die vakscholen vind ik buitengewoon nuttig. Zij vol- doen aan eene behoefte. Maar juist als ik hunne volkseetzaal met nachtverblijven nog hooger schat, dan zal men des te beter begrijpen van welk belang dit werk voor een stad als Ant werpen is. Zij vinden voor hun werk dan ook de alge- meene sympathie. Tijdens de algemeene werkstaking werd de aan de havens op post zijnde burgerwacht onze schutterij, weemoe diger nagedachtenis, in hunne inrichting, voor rekening van de stad, van levensmiddelen voor zien. Eenige papenhaters-gemeenteraadsleden protesteerden hiertegen in den Raad, maar de liberale burgemeester Jan de Vos verdedigde hen door te zeggen, dat zij wel voordeel aan de stad, maar deze weinig aan hen gegeven had. Bovendien ik ken liberale eigenaren van scheepskantoren die met de Paters hoog weg- loopen. Nu nog iets over hunne vakscholen. Op die voor werktuigkunde, scheepsbouw en electriciteit duurt de leergang drie jaren. Zij aanvaarden de jongens die met vrucht het lager onderwijs gevolgd hebben. De dag is er verdeeld in des morgens 4 uren theorie en des namid dags 4 uren praktijk. Het onderwijs bestaat uit onderricht in den godsdienst, industrieel teekenen, rekenkunde, algebra, meetkunde, Vlaamsch, Fransch, de leer der metalen, technologie van het ijzer, natuur- en scheikunde, scheepsbouw, stoommachines en ketels, het traceeren, gasmotoren, den weerstand, electriciteit, staathuishoudkunde, industriëel boekhouden en gezondheidsleer. Ook mogen zij kosteloos de leergangen van Engelsch en Duitsch volgen. Er bestaat voor deze school een beheerraad van negen voorname personen, terwijl baron Cogels, voormalig gouverneur der provincie Antwerpen, als afgevaardigde der Regeering van dezen raad deel uitmaakt. honderden malen gezegd is: dat wij, Noord- en Zuid-Nederlanders, zonen van een stam zijn, dat wij onze economische belangen gemeenschap pelijk kunnen verdedigen en dat wij zulks des te beter kunnen doen indien de zedelijke belan gen er ook door gediend worden. Dh. A. B. DE UITVAARTDIENST TE ROME VOOR HET OÖSTENRIJKSCHE VORSTENPAAR Zaterdagmorgen is in de tegenwoordige Oostenrijksche nationaalkerk der Anima een lijkdienst gehouden voor Aartshertog Frans Ferdinand en zijne gemalin. Geheel de kerk was in 't zwart gehuld. In het priesterkoor achter het altaar hing een zwart rouwkleed, waarop een wit kruis af stak. Mgr. Ranuzzi di Bianchi, Maestro di Camera van Z. H. den Paus droeg de H. Mis op. Op het priesterkoor had de Oostenrijk- sche gezant hij het Vaticaan plaats genomen. Andere plaatsen waren gereserveerd voor het corps diplomatique bij den H. Stoel. Onder de kardinalen werden opgemerkt H.H. E.E. Vannutelli, de Lai, Ferrata, Vico, Belmonie, Pompili', Bisleti, Van Rossum. Giustini, Lega. De Pauselijke anticamera was vertegen woordigd door Pater Lepidi, Magister Sacri Palatii, Mgr. Zampini, Sacrista van Z. H. en Mgr. Galli, Sili. Voor de Staatssecretarie waren aanweizg Mgr. Canali en Pacelli. Voor het bestuur der Anima: de Holland- scbe Mgr. Willemsien, Mgr. de Waal, Kap penberg, Mgr. FAses. werd uitgevoerd door de De Mis werd uitgevoerd door de Sdbola Het onderwijs wordt gegeven in groote, ruimeGregoriana, onder leiding van Mgr. Miiller, luchtige zalen, door menschen die ervaring in hunne vakken hebben opgedaan en ook door gediplomeerde ingenieurs. De jongens worden hier dus tot theoretisch en practisch geschoolde werklieden opgeleid. Hunne opleiding is van dien aard dat zij gevormd worden tot werklie den die ontwikkeld genoeg zijn om het maat schappelijk probleem te begrijpen. Men behoeft dus nooit beangst te zijn dat men daar van die ongelukkigen kweekt, die later in het socia listisch dwanggareel loopen. Hierom vind ik het zoo belangrijk, dat men er staathuishoudkunde onderwijst. Hunne sedert eenige jaren in w vakschool voor diamantbewerkers voldoet èn uit zedelijk èn uit stoffelijk oogpunt aan eene ware behoefte. Het leerlingwezen der Antwerpsche diamant bewerkers verkeerde in eenen droevigen toestand. De menschen werden er eenvoudig gezegd be stolen. Men stortte bij den een of ander een duizendtal franken om dan te komen leeren. Jawel. Veelal werd het den leerlingen zoo bont gemaakt, dat zij na enkele maanden wegliepen enverloren was het leergeld. Ook gebeurde het dat men overeenkomsten liet teekenen om behalve gedurende den leertijd nog een zeker aantal jaren voor den leermeester tegen een laag, somtijds zeer laag, loon te zullen blijven werken of wel men kweekte een soort werklieden die later het zout in dc pap niet zouden verdienen. De Aalmoezeniers van den Arbeid hebben door hunne school dit gansche stelsel omver geworpen. Het leerloon bedraagt slechts drie honderd franken voor den ganschen leertijd van drie jaren. Ook hier wordt het ondeiwijs gege ven door bekwame vakmannen en het grootste voordeel aan dit werk verbonden is: dat de jongens niet op de fabrieken komen vóór dat zij den zeventienjarigen leeftijd bereikt hebben. Want het droevigste van alles in die nijverheid zijn de fabrieken. Ik zal over de heeren Ant werpsche slijpers maar niet veel zeggen, omdat er weinig goeds van te zeggen valt. Ten slotte wil ik nog zeggen, dat de Paters ook eene openbare kapel hebben, waar dagelijks drie H. Missen worden opgedragen, welke vooral des Zondags door vele menschen uit de buurt worden bijgewoond. Binnen enkele weken ga ik naar Virton om hunne school voor Hooger- en Middelbaar Vak onderwijs, en naar Charleroi, om hunne vak school voor mijnbouw eens af te zien. Hierover dus later nog eens een artikel. Over hunne stichtingen te Antwerpen mag ik niet eindigen zonder nog eens te wijzen op het edel werk dat daar door die priesters verricht wordt. Hun werk strekt den Belgen tot eer, maar ons, Hollanders ook. Want in die congregatie zijn verschillende priesters van Hollandsche afkomst. Een dier Hollanders, de Eerw. Pater de Backer, een Tilburger van geboorte, heeft mij rondgeleid om gansch de gebouwenreeks te be zichtigen. In hem heb ik bewaarheid gevonden wat rgeds kapelmeester der Anima. Na de LI. Mis gaf Z.Em. Kard. Merry del Val de absolutie „ad tumulum". De kerk was geheel gevuld met een god vruchtige en ingetogene menigte. Ctr. DE VERDIENSTEN DER FRANSCHE MISSIONARISSEN. Het 'bekende Fransche Kamerlid Maurice Barrès heeft op het einde van zijn lange reis door het Ooslen een bezoek gebracht aan de Fransche Congregatiescholen in Constan- tinopel. De Fransche kolonie aldaar, met den werking zijndegezant Bonpard, den consul-generaal Agct i/nlrlncf èn uil- en vele Frausdhe notabellen aan het hoofd. bracht hem dank voor wat hij op letterkun dig en staatkundig terrein verrichtte voor liet vaderland. Barros dankte voor do hulde en wilde uiting geven aan wat hem zoozeer ter harte ging: de uitzending van Fransche missiona rissen. Hij was vol bewondering voor hun heilzaam werk onder omstandigheden, welke dikwijls zeer ibachelijk waren en moelijker dan hij zich vóór zijn vertrek kon voorstel len. „Ik aarzel niet te verklaren aldus Bar ros dat Frankrijk zijn bevoorrechte posi tie in Turkije verschuldigd is aan de Con gregaties. Is het niet ontroerend, riep hij uit, hier die mannen, die uit hun vaderland zijn verjaagd, zonder bitterheid in hun stem, geestdriftig te hooren uitroepen: Leve Frankrijk! Deze congregaties, wier arbeid zoo nuttig is voor ons land, worden bedreigd door een groot gevaar: zij krijgen steeds minder broeders uit Frankrijk. Gij zult uwe nobele taak voortzetten, zeer zeker, doch wanneer er een plaats onder uwe rijen open komt, wordt deze ingenomen door onderdanen van andere naties en aldus zal de Fransche invloed verzwakken. Wij moe ten van de Kamers gedaan weken te krijgen, dat zij aan de Congregaties toestaan, om in het vaderland missiehuizen te vestigen, op dat de missies voortdurend van Frankrijk uit kunnen bestuurd worden. Barrès vroeg tenslotte aan de leden der kolonie om de beweging, welke hij in het va derland ten gunste der Congregaties zou lei den, te steunen door een verzoekschrift aan de Kamers te ondertcekenlen. Deze redevoering, 4ie een weinig vrijmoe dig klonk in kringen, waar men maar al te zeer de meeningen van de regeer in gen deelt, werd niettemin hartelijk begroet. DE BURGEMEESTER VAN ROME. Gelijk wij reeds meldden, i6 fje senator vorst Prospero Colonna tot burgemeester van Rome gekozen. Yan de 78 stemmen verkreeg hij er 60; de anti-clericale bloc-minderheid leverde blanco-briefjes in. Tol wethouders werden o.a. gekozen de twee katholieken Benucci en Giovenale. Op het Kapitool-plein had, naar de Msb. meldt, een grootsere betooging plaats om de verkiezing van Colonna en de overwinning van de katholieken en gematigden te vieren. Nathan, de anti-clericale ex-burgemeester, heeft dus nu gelukkig afgedaan. Slechts en kele oogenblikken heeft deze vrijmetselaar gehoopt dat hij weer op 'het kapitool zou te- rugkeeren. 't Was op de thuisreis van San Francisco, dat Nathan een draadloos tele gram ontving, waarin gemeld werd van clen groote anti-clericale overwinning in Rome en de heugelijke tijding van zijn eigen verkie zing. Nathan had uitgeroepen: „Nu word ik weer burgemeester; kellner: champagne!" Alle eerste-klasse-passagiers had hij op bruisenden wijn getracteerd, maar plotseling kwam toen een heel ander bericht Thans is Nathan op zoek naar den grap penmaker, die hem het valsche bericht zond, ten einde van dezen een schadevergoeding voor de verschonken champagne te kunnten eischen. EEN NEDERLANDSCH OFFICIER OYER DE ALBANEESCIIE GENDARMERIE. I. In do Militaire Spectator van Juli schrijft majoor J. M. Sluys over den Albaneeschen soldaat het volgende, gedateerd Mei 1914. Physiek is het materiaal over het alge meen goed, onder de gendarmes bevinden zicb prachtkerels, door oene sobere levens wijze in gezond klimaat in ideaal-toestand gehouden. Toch heeft ook op hen de be schaving reeds haar degenereerenden invloed geoefend; ook in Albanië deed de drank zijne intrede; de raki, eene soort brandewijn, on geveer als de Russische wodka, alsmede de mastik, liet best te vergelijken met absinth, vinden in do Albaneescho magen willig toe gang en waar bij' voorkeur de militairen zich aan excessen schuldig maken, daar spreekt hot wel vanzelf, dat ook de alcoool onder hen in de eerste plaats zijne slacht offers zoekt. Zoo werden vandaag een zes tal kerels, waaronder een sergeant, uit den dienst ontslagen, omdat ze op wacht aan het Koninklijke paleis, beschonken uit do stad waren teruggekeerd. De manschappen blij ven n.l. niet, zooals bij ons 24 uur achtereen in of nabij het wachtlokaal o( op post, maar gaan om beurten de stad in, om levensmid delen to koopen. Die levensmiddelen bestaan in den regel uit ,,kos" wat wij noemen yoghurt dat in groote hoeveelheden door liet volk genuttigd wordt en broorl. al dan niet uit mais bereid. Ook rauwe prei wordt veel en met smaak verorberd. Enkele ma len per week veroorlooft de soldaat zich de luxe van schapenvleesch, nagenoeg het eenige vleesch, dat. hier genuttigd wordt. In de nabij heid van ons hotel bevindt zich de hoogst primitieve slachterij, vanwaar men de eige naars met geslachte beesten aan stokken op gehangen naar de markt ziet gaan. Die markt bestaat uit een aantal winkels, waar buitep do bloeddruipende kadavers worden tentoongesteld. Van die lijken worden de koo- pers zoolang stukken aangeboden tot alleen de liakcn overblijven. Niets gaat verloren, zelf de darmen worden om een stok gewonden, geroosteicj, en vormen zoodoende nog oene lekkernij voor den inboorling. Aan zijne maaltijden besteedt de soldaat niet Voer meer dan fes. 20 per maand, zoo dat hem van de frs. 70 traktement nog onge veer frs. 50 overblijven; de ongehuwden kun nen deze. som nagenoeg geheel gebruiken voor hun menus-plaisirs. de gehuwden en er zijn er onder met 14 kinderen moeten daarvan een gedeelte afstaan voor hun gezin. Algemeen wordt hier een maandelijksch trak tement, van frs. 70 te hoog geacht en als een zacht verwijt aan het adres der Nederland- sche officieren hoorde ik van een der hoog- waardigheidsbekleeders, dat de Albaneescho gendarme zich tegenwoordig in de weelde baadt, Behalve aan drank gaat het militaire ele ment zich te buiten a,an het rookën van siga retten en ik schrijf liet, daaraan toe, dat, des avonds op eene soldatenkamcr komende, men zich in eene oudemannenhuis waant door het rochelen, hoesten en proesten, dat van alle zijdon tegenklinkt. De vloer der ohambree ligt dan ook altijd bezaaid met stomp jes rooklsol. Sterk ontwikkeld is bij den Albaneeschen soldaat het gevoel van aanhankelijkheid aan een bepaalden persoon; dit is een factor, Waarmede de organisatie ernstig rekening beeft te houden; handelingen, schijnbaar in strijd met de discipline, zijn veelal ben uit vloeisel van het feit. dat, de betrokkene zich niet vermag te onttrekken aan de bij hem vastigeworteide gedachte, dat liiy uitsluiten^ aan één bepaalden persoon onderworpenheid verschuldigd is. Ik haalde daarvan in mijn vorig artikel een voorbeeld aan in do torenbo- woners, die alleen Ess.id pasja als iiun hoofd beschouwden en zal daaraan nog een ander staaltje toevoegen. Een dezer dagen k .am een korporaal, commandant der wicht aan. het ministeriëngebouw don kapitein Sar rap porteeren, dat van hem verlangd was, dat hij enkcie regeeriiigsstukken zou bezorgen, hetgeen door hem, ondanks herhaalden last geweigerd was, omdat, den genoemden kapi tein, die hem verboden had, zich als brie venbesteller te laten gebruiken. Een zooda nige aanhankelijkheid heeft hare eigenaardige voordeelen, maar er zijn er ook nadoelen aan verbonden; wordt bijvoorbeeld een sergeant overgeplaatst, dan wil de gansche bende gen darmes, die uit hetzelfde dorp komt als do gegradueerde, mede en is van dat verlangen slechts met groote moeite af te brengen. De Albaneesche gendarme is lui; laat men hem aan zijn lot over dan ligt hij behalve den nacht: het grootste gedeelte van den dag in ledigheid te verbrasssen en laat men hem een ?-tal uren hoogst kal men dienst verrichten, dan klaagt hij over dc drukte en simuleert ziekte. De inheemsche oiïi,ne ren doen hierin voor hunne minderen niet onder; zij verliezen zich in betuigingen, dat zij dag en nacht voor liet vaderland willen werken, maar indien men hen niet voort durend controleert, voeren ze weinig uit. Van plichtsbesef begrijpen ze de beteekenis slechts hoogst onvolkomen. Een officier van een der buitengarnizoenen had drie dagen verlof beko men, om den ministerpresident onderstand te vragen voor de nagelaten betrekkingen van een overleden broeder. Den vierden dag zag ik hem rustig voor zijn bureau ontspan- ningspiaats der heeren zitten. Op mijne vraag, waarom hij niet naar zijn garnizo-en terug was, kreeg ik zeer laconiek ten ant woord, dat de beslissing van den minister nog niet gevallen was en hij dus nog maar een dag bleef. Ondanks mijn bevel, onmid- delijk to vertrekken, trof ik hem in den namiddag nog in de stad aan. Hij had geen paard kunnen vinden en zou dus maar mor gen gaan. Over het algemeen staan de soldaten op een zeer lagen trap van ontwikkeling; na genoeg allen zijn analphabeten en van de enkele uitzonderingen kan slcchtss een klein gedeelte Albaneesch schrijven; dit verklaart gedeeltelijk hunne traagheid, Zijn ze een maal in beweging gebracht en ook hunno hersenen in werking gesteld, dan blijkt al spoedig, dat, er van hen veel goeds te maken is niet geduld en Ausdauer. Men verlioze bij liet vorenstaande niet uit het oog, dat de gendarmerie grootendeels ge-, recruteerd wordt uit werkeloozen, gedeelte lijk uit Servië uitgewekenen, die in den jong- sten oorlog have en goed verloren. Omtrent den persoonlijken moed der gendarmes heb ik me nog ge-en beslist, oordcel kunnen vor men; de vendetta wijst in zekeren zin op de afwezigheid daarvan, terwijl ook andere feiten getuigenis afleggen van het feit, dat althans niet allen holden zijn. Vandaag kwam een jongeling uit Tirana zich aanmelden om het contract te teekonen; toen hem werd medegedeeld, dat hij voor Pekini bestemd was, begon hij te rctrogradeeren „de land streek was zoo onveilig" enz. en eindigde hij met te vragen, of hij gedurende den tocht, van Tirana naar Pekini een bereden gendarme als geleide kon medekrijgen. Tntusschen ston den de Albaneczen reeds ten tijde van do kruistochten als de dapperste krijgers van het Qo-sten bekend. Volgens mededeelingen van dor zake kundigen eigenen zij zich heter voor den aanval dan voor de verdediging en laten zij zich hetgeen in overeenstemming! is met Vfft hiervoren medegedeelde omtrent hunne aanhankelijkheid aan een bepaalden persoon, bijzonder beïnvloeden door de hou ding van hun aanvoerder. (Wordt vervolgd.) De Landwet in Zuid-Afrika. De inlanders in Zuid-Afrika achten hun be langen ernstig bedreigd door de nieuwe land wet, 't vorige jaar in de Unie van Zuid-Afrika ingevoerd en waarhij den inlanders wordt, verboden van anderen dan inlanders grond te koopen of te huren, aan niet-inlandere ech ter liet recht wordt ontzegd grond te koopen of te huren van inlanders. De wet bedoelt, dus 'het den inlanders onmogelijk te maken hun grondbezit uit te breiden ten koste van de blanke bevolking, maar tevens om den in landers 'het hun thans toekomend grondbezit FEUILLETON. Een verhaal uit de allereerste Bjdeo Christenheid. 21.) "Voordat Leodorieh Christen geworden was had hij zich in het openbaar meestal in de Gallische kleederdracht, het kort met bor duursel versierde kleed en met de nationale mantel vertoond. Na zijne bekeering droeg hij meestal het bij de Romeinen gebruikelijke overkleed, met een purper boordsel tot tee- ken zijner waardigheid. Niet dat de gehecht heid van Leodorieh aan zijn vaderland was 'verflauwd, sedert het aanvaarden van het hooge ambt dat hij bekleedde, of sinds liij het Christendom had omhelsd, doch hij ge loofde in het belang van den Vorst, die hij als stadhouder vertegenwoordigde, verplicht te zijn, ook in kleinigheden den schijn te ver mijden als begunstigde hij den kleingeesti- gen nationalen afkeer tegen de heerschappij der Romeinen. De prefect besteeg zijn paard en wenkte daarna de dienaars die met den draagstoel gereed stonden, waarvan zijne gemalin zich «ewoonlijk bediende. Toen zij plaats had ge nomen gaf Leodorieh een teeken om te ver trekken. Op het oogenblik dat de stoet den binnen hof van het paleis verliet en zich naar huiten wilde begeven, trachtte Menas door de nieuws gierige menigte te dringen die aan den in gang geschaard stond. Hij had echter niet zoodra gezien dat Leodorieh te paard was, oi hij trok zich terug en volgde den stoet naar de voorstad Virus. Daar aangekomen zijnde, sloeg hij ras een zijweg in om het militaire escorte, dat den prefect naar de kerk vergezelde, vooruit te komen. Bij de kerk aangekomen gelukte het hem, in weerwil van de wacht, tot dicht bij de deur te komen. Daar vatte hij post met de hand aan den dolk, die in zijn horst verborgen was. Leodorieh was reeds van het paard geste gen en was juist voornemens met Diadume- na de kerk binnen te treden, toen twee solda ten Menas vrij ruw aanpakten en van de deur verwijderden. Behoort het tot de zeden der christenen om vreedzame lieden op zoodanige wijze te behandelen, riep hij hun toe. Waarschijnlijk dachten de soldaten op dat oogenblik aan de vaak door den prefect her haalde vermaning, om tegenover de niet- christenen alles te vermijden wat eenig opzien kon haren, want zij lieten hem. zonder een woord met hem te spreken, opnieuw tot den ingang doordringen. Menas kwam echter te laat: Leodorieh en Diadumena waren de kerk reeds binnengetreden en te midden der dicht opeengedrongen menigte verdwenen. Menas bleef gedurende de godsdienstoefe ning aan den ingang der kerk wachten; het was hem volkomen gelukt de opmerkzaam heid der wacht van zich af te wenden. De prefect had, by het uitgaan der kerk, zijne gemalin de behulpzame hand geboden om zich in haar draagstoel te begeven, en wil de te paard stijgen, toen de vrijgelatene met opgeheven dolk op hem los ging. Leodorieh verloor geen oogenblik zijne tegenwoordig heid van geest; greep bliksemsnel den arm van den moordenaar, en gaf zeer kalm aan de soldaten bevel dat zij dien man in verze kerde bewaring moesten nemen, doch hem -geen het minste leed aandoen. De soldaten gehoorzaamden. Breng hém naar het paleis, ik wil hem onmiddellijk in verhoor nemen, voegde hij er bij. In zijne woning teruggekeerd zijnde, beval Leodorieh onmiddelijk dat men den gevange ne tot hem zou voeren. Hij liet eenige minu ten lang zijn blik op hem rusten en vroeg hem daarna op ernstigen toon: Wat heli ik u -gedaan, om een haat te verdienen die u tot sluipmoord noopte? Gij zijt, Christen, sprak Menas, met een huichelachtige uitdrukking op ziin gelaat. Is dat in uwe oogen een misdrijf? Gij hebt de Romeinsche goden verlaten. Kunt gij mij een romeinsche wet aan wijzen, die iemand verplicht god-en te aan bidden aan wien hij niet gelooft? De gebruiken uwer voorvaderen had gij in eere moeten houden. Mijne voorvaderen, die vroeger over dit land regeerden, aanbaden een eenigen God. Claudius Cesar heeft hunnen godsdienst veroordeeld en de doodstraf gesteld op de uit oefening ervan. Het is dus mijn geloof alleen dat u tot dit misdrijf heeft aangespoord. Niets anders. Bij deze woorden straalden Leodorieh'» oogen van vreugde. Het ontging den vrijge latene niet dat Leodorieh diep ontroerde bij de gedachten dat hij om het geloof aan den dood blootgesteld was geweest. Hebt gij medeplichtigen? vroeg de pre fect verder. Menas aarzelde een oogenblik, doch zeide daarop niet vaste stem: Neen, de gedachte u te dooden en de uitvoering is alleen mijn werk. Kent gij de straf die ik volgens de wet over u kan uitspreken? Ik kende die alvorens ik mijn plan be raamde; ik was op het. ergste, voorbereid. En wanneer ik u vergiffenis schonk, zoudt gij dan nogmaals den moed hebben om het moordwapen tegen mij op te heffen? Vergiffenis?Gij zoudt mij vergiffe nis schenken? Spot niet met mij; gij zult u wreken, maar mij niet vergeven. Gij weet niet wat het. is Christen te zijn, ongelukkige. De goden die gij dient, laten, zooals gij meent, toe dat gij wraak neemt, ja zelfs dat gij er roem op draagt. Christus naar wiens leer ik mij beijver te leven, heeft zijn heulen vergeven die Hem aan het kruis hebben geklonkexf. Hij wil dat ik hem navol gen en mijne vijanden genade schenken. Ik begrijp uwe woorden nietGij zoudt Ik schenk u de vrijheid zonder eenige straf, in vertrouwen dat gij u zult beteren. Toen Menas deze woorden hoorde, wierp hij zich schijnbaar tot in het binnenste zijner ziel getroffen voor de voeten van Leodorieh neder en omhelsde zijne knieën. De oude hui chelaar wist zijn spel goed te spelen. Hij zwoer dat hij Leodorieh eeuwig dankbaar zon zijn; en terwijl hij op zulk een wijze het schoonste gevoel dat in de menschelijke horst kan huisvesten, ten dienste zijner schande lijke plannen misbruikte, stamelde hij: „Tk ben in het bezit van geheimen waarvan de rust der stad en wellicht het leven van een aantal personen afhankelijk is, die u dier baar zijn. Luister naar heigeen ik u zal medc- deelen en beschouw mijne bekentenis als een bewijs van het berouw dat mij bezielt. Spreek! Alvorens ik u mijne geheimen mededeel, moet gij mij de verzekering geven dat gij geen gebruik van mijn naam zult maken. Het zij zoo. Weet dan, prefect, dat de voornaamste schuilplaats van de bende, die sedert een jaar Senones verontrust, in de voorstad aan de Icauna gelegen is. Het is het laatste huis in de Salamanderstraat. Weet gij hoe het, hoofd dezer bende heet? Nerses is zijn naam; hij is een Romein. Bij de eerste lettergreep was de verrader nauwelijks in staat te spreken, zoo drilde hem de last van zijne schandelijke handel wijze, doch hij wist zich spoedig weder te be dwingen, waarschijnlijk lui de gedachten aan de groote voordeelen die hem ten deel zou den vallen, wanneer hij in de uitvoering van zijn plan mocht slagen. Ik herinner mij dien jongen man, sprak de prefect; doch hij moet zelden bij zijn mak kers zijn. Op dit oogenblik is hij bij hen in lie, aangeduide huis. Gij zijt bijzonder goed ingelicht. He komt mij voor, dat ook gij Ja, heer, zoo is het, viel Menas den pre NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT 11,. J 1 1 1 !»•«»-» r»l1V1 oocJot' H.PT* A ri 1 rvi O

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1914 | | pagina 5