Brieven uit België,
BUITENLAND.
Overwinningen van het
Christendom.
(Van onzen eigen briefschrijver.)
DE AALMOEZENIERS VAN DEN ARBEID.
Brussel, Juli 1914.
Ik zat bij een vriend, een priester, te spreken
°ver de vakopleiding der werklieden. Wij waren
Sansch accoord dat deze, in het algemeen ge
broken, zeker voor de Vlaamsche werklieden
Veel te wenschen overlaat
Opeens zeide hij mijU moet bij gelegenheid
eens naar Virton, Charleroi, Marchienne-Doche-
rie, St. Truiden of naar Antwerpen gaan. Daar
zijn bijzondere vakscholen, die gesticht zijn door
en onder leiding staan der Aalmoezeniers van
e'en Arbeid.
Mijne plannen waren vlug gemaakt, ik besloot
al die gestichten eens te gaan bezoeken. Toeval
lig moest ik gisteren te Antwerpen zijn en zon
der vooraf belet te vragen ging ik naar de Lon-
denstraat, waar hunne stichtingen gevestigd
zijn.
Deze straat is gelegen midden in het haven
kwartier nabij de stapelhuizen (entrepots).
Na te hebben aangebeld werd ik door een
broeder in een spreekkamertje gelaten, terwijl hij
een der Paters ging roepen. De Aalmoezeniers
van den Arbeid vormen eene erkende congrega
tie en danken hun ontstaan aan den pauselijken
vereldbrief „Rerum Novarum". Zij werd ge
sticht door eenen Bisschop van Luik, en
bad als eerste stichtingsplaats Seraing, het
Belgische Mekka der socialisten.
Monseigneur vermeende dat hun optreden,
hun streven van tot de werklieden te gaan, nut
tig zou kunnen werken en hij heeft niet mis
gezien. Hunne sociale werken te Antwerpen be
staan in:
a. het openhouden eener volkseetzaal met
slaapverblijven
b. eene vakschool voor werktuigkunde,
scheepsbouw en electriciteit
c. eene vakschool voor diamantbewerkers;
d. het beheeren eener pensioenkas welke een
500-tal leden omvat.
Terwijl zij in hunne gebouwen ook een zaaltje
hebben waar de z.g. Deutsche Gesellenverein
vergadert.
Vraagt u nu welke het belangrijkste werk is,
dan moet ik zeggendie volkseetzaal met slaap
verblijven. Er zijn daar een honderdtal slaap
kamers, allen voorzien van een goed ijzeren ledi
kant met bed en toebehooren, terwijl de prijs
daarvan per kamer en per nacht slechts vijftig
centiemen be'draagt. Hij die er eene gansche
week verblijft betaald 2.50 fres. voor de zeven
nachten
Dit nachtverblijf is avond aan avond gevuld
met menschen die aan de havens en ook wel in
de stad werken. Vooral met liet oog op de boot
werkers is deze afdeeling gansch den nacht toe
gankelijk; dit vooral is buitengewoon belang
rijk. Velen onder hen zijn buitenlieden die des
Zondags naar de stad trekken en niet voor
Zaterdag naar huis gaan. Over het algemeen
leven deze lieden in de stad niet als „model-
huisvaders". De verleiding is in de havenplaat
sen zoo groot. Zij verdienen in de booten, als zij
werk hebben, een dik stuk geld en door gebrek
aan een voldoend tehuis wordt dit zuur ver
diende geld niet altijd op plaatsen verteerd waar
een fatsoenlijk mensch mag komen. Maar dan
2ijn er ook nog lieden die op de groote stad
afkomen om daar werk te zoeken. Meestal be-
hooren zij niet tot het kapitaalkrachtig gedeelie
der natie en voor hen, zoowel als voor allen die
in de stad werken, is deze stichting der Aal
moezeniers van den Arbeid een zegen. Zij vinden
daar een goed en rein bed, eene rustige omge
ving, waar zij in den nacht krachten kunnen
verzamelen voor den arbeid van den volgenden
dag. Deze volkseetzaal met slaapverblijven is in
schrille tegenstelling met die van bijzondere
personen. Hier ademt alles naar geldverbras-
sen en zwieren. De bedden zijn er verre van
zuiver en dan ook nog vinden de menschen er
geen rust omdat de herbergen, waaruit die on
dernemingen bestaan, den ganschen nacht
bevolkt zijn met lieden die geen rekening houden
met het feit dat er menschen te bed liggen die
rust noodig hebben.
Door dit sociaal werk genieten deze priesters
"ene bekendheid door gansch het Vlaamsche
'and. De werkmenschen, die er komen, vinden
°ij hen bevestigd wat hun steeds geleerd is en
wordtdat de priesters de ware ontbaatzuchtige
vrienden der werkersklasse zijn.
wiet te zeggen dat bovengenoemd gedeelte
hunner sociale werken het belangrijkste is, heb
ik niet willen zeggen dat de vakscholen van
minder belang zijn. Dat bedoelde ik niet. Die
vakscholen vind ik buitengewoon nuttig. Zij vol-
doen aan eene behoefte. Maar juist als ik hunne
volkseetzaal met nachtverblijven nog hooger
schat, dan zal men des te beter begrijpen van
welk belang dit werk voor een stad als Ant
werpen is.
Zij vinden voor hun werk dan ook de alge-
meene sympathie. Tijdens de algemeene
werkstaking werd de aan de havens op post
zijnde burgerwacht onze schutterij, weemoe
diger nagedachtenis, in hunne inrichting, voor
rekening van de stad, van levensmiddelen voor
zien. Eenige papenhaters-gemeenteraadsleden
protesteerden hiertegen in den Raad, maar de
liberale burgemeester Jan de Vos verdedigde
hen door te zeggen, dat zij wel voordeel aan de
stad, maar deze weinig aan hen gegeven had.
Bovendien ik ken liberale eigenaren van
scheepskantoren die met de Paters hoog weg-
loopen.
Nu nog iets over hunne vakscholen.
Op die voor werktuigkunde, scheepsbouw en
electriciteit duurt de leergang drie jaren. Zij
aanvaarden de jongens die met vrucht het lager
onderwijs gevolgd hebben. De dag is er verdeeld
in des morgens 4 uren theorie en des namid
dags 4 uren praktijk.
Het onderwijs bestaat uit onderricht in den
godsdienst, industrieel teekenen, rekenkunde,
algebra, meetkunde, Vlaamsch, Fransch, de leer
der metalen, technologie van het ijzer, natuur-
en scheikunde, scheepsbouw, stoommachines en
ketels, het traceeren, gasmotoren, den weerstand,
electriciteit, staathuishoudkunde, industriëel
boekhouden en gezondheidsleer. Ook mogen zij
kosteloos de leergangen van Engelsch en
Duitsch volgen.
Er bestaat voor deze school een beheerraad
van negen voorname personen, terwijl baron
Cogels, voormalig gouverneur der provincie
Antwerpen, als afgevaardigde der Regeering van
dezen raad deel uitmaakt.
honderden malen gezegd is: dat wij, Noord- en
Zuid-Nederlanders, zonen van een stam zijn,
dat wij onze economische belangen gemeenschap
pelijk kunnen verdedigen en dat wij zulks des
te beter kunnen doen indien de zedelijke belan
gen er ook door gediend worden.
Dh. A. B.
DE UITVAARTDIENST TE ROME VOOR
HET OÖSTENRIJKSCHE VORSTENPAAR
Zaterdagmorgen is in de tegenwoordige
Oostenrijksche nationaalkerk der Anima een
lijkdienst gehouden voor Aartshertog Frans
Ferdinand en zijne gemalin.
Geheel de kerk was in 't zwart gehuld. In
het priesterkoor achter het altaar hing een
zwart rouwkleed, waarop een wit kruis af
stak. Mgr. Ranuzzi di Bianchi, Maestro di
Camera van Z. H. den Paus droeg de H. Mis
op. Op het priesterkoor had de Oostenrijk-
sche gezant hij het Vaticaan plaats genomen.
Andere plaatsen waren gereserveerd voor het
corps diplomatique bij den H. Stoel.
Onder de kardinalen werden opgemerkt
H.H. E.E. Vannutelli, de Lai, Ferrata, Vico,
Belmonie, Pompili', Bisleti, Van Rossum.
Giustini, Lega.
De Pauselijke anticamera was vertegen
woordigd door Pater Lepidi, Magister Sacri
Palatii, Mgr. Zampini, Sacrista van Z. H. en
Mgr. Galli, Sili.
Voor de Staatssecretarie waren aanweizg
Mgr. Canali en Pacelli.
Voor het bestuur der Anima: de Holland-
scbe Mgr. Willemsien, Mgr. de Waal, Kap
penberg, Mgr. FAses.
werd uitgevoerd door de
De Mis werd uitgevoerd door de Sdbola
Het onderwijs wordt gegeven in groote, ruimeGregoriana, onder leiding van Mgr. Miiller,
luchtige zalen, door menschen die ervaring in
hunne vakken hebben opgedaan en ook door
gediplomeerde ingenieurs. De jongens worden
hier dus tot theoretisch en practisch geschoolde
werklieden opgeleid. Hunne opleiding is van
dien aard dat zij gevormd worden tot werklie
den die ontwikkeld genoeg zijn om het maat
schappelijk probleem te begrijpen. Men behoeft
dus nooit beangst te zijn dat men daar van
die ongelukkigen kweekt, die later in het socia
listisch dwanggareel loopen. Hierom vind ik het
zoo belangrijk, dat men er staathuishoudkunde
onderwijst.
Hunne sedert eenige jaren in w
vakschool voor diamantbewerkers voldoet èn uit
zedelijk èn uit stoffelijk oogpunt aan eene ware
behoefte.
Het leerlingwezen der Antwerpsche diamant
bewerkers verkeerde in eenen droevigen toestand.
De menschen werden er eenvoudig gezegd be
stolen. Men stortte bij den een of ander een
duizendtal franken om dan te komen leeren.
Jawel. Veelal werd het den leerlingen zoo bont
gemaakt, dat zij na enkele maanden wegliepen
enverloren was het leergeld. Ook gebeurde
het dat men overeenkomsten liet teekenen om
behalve gedurende den leertijd nog een zeker
aantal jaren voor den leermeester tegen een laag,
somtijds zeer laag, loon te zullen blijven werken
of wel men kweekte een soort werklieden die
later het zout in dc pap niet zouden verdienen.
De Aalmoezeniers van den Arbeid hebben
door hunne school dit gansche stelsel omver
geworpen. Het leerloon bedraagt slechts drie
honderd franken voor den ganschen leertijd van
drie jaren. Ook hier wordt het ondeiwijs gege
ven door bekwame vakmannen en het grootste
voordeel aan dit werk verbonden is: dat de
jongens niet op de fabrieken komen vóór dat zij
den zeventienjarigen leeftijd bereikt hebben.
Want het droevigste van alles in die nijverheid
zijn de fabrieken. Ik zal over de heeren Ant
werpsche slijpers maar niet veel zeggen, omdat
er weinig goeds van te zeggen valt.
Ten slotte wil ik nog zeggen, dat de Paters
ook eene openbare kapel hebben, waar dagelijks
drie H. Missen worden opgedragen, welke
vooral des Zondags door vele menschen uit de
buurt worden bijgewoond.
Binnen enkele weken ga ik naar Virton om
hunne school voor Hooger- en Middelbaar Vak
onderwijs, en naar Charleroi, om hunne vak
school voor mijnbouw eens af te zien. Hierover
dus later nog eens een artikel.
Over hunne stichtingen te Antwerpen mag ik
niet eindigen zonder nog eens te wijzen op het
edel werk dat daar door die priesters verricht
wordt. Hun werk strekt den Belgen tot eer, maar
ons, Hollanders ook. Want in die congregatie
zijn verschillende priesters van Hollandsche
afkomst. Een dier Hollanders, de Eerw. Pater
de Backer, een Tilburger van geboorte, heeft mij
rondgeleid om gansch de gebouwenreeks te be
zichtigen.
In hem heb ik bewaarheid gevonden wat rgeds
kapelmeester der Anima.
Na de LI. Mis gaf Z.Em. Kard. Merry del
Val de absolutie „ad tumulum".
De kerk was geheel gevuld met een god
vruchtige en ingetogene menigte. Ctr.
DE VERDIENSTEN DER FRANSCHE
MISSIONARISSEN.
Het 'bekende Fransche Kamerlid Maurice
Barrès heeft op het einde van zijn lange reis
door het Ooslen een bezoek gebracht aan
de Fransche Congregatiescholen in Constan-
tinopel. De Fransche kolonie aldaar, met den
werking zijndegezant Bonpard, den consul-generaal Agct
i/nlrlncf èn uil- en vele Frausdhe notabellen aan het hoofd.
bracht hem dank voor wat hij op letterkun
dig en staatkundig terrein verrichtte voor
liet vaderland.
Barros dankte voor do hulde en wilde
uiting geven aan wat hem zoozeer ter harte
ging: de uitzending van Fransche missiona
rissen. Hij was vol bewondering voor hun
heilzaam werk onder omstandigheden, welke
dikwijls zeer ibachelijk waren en moelijker
dan hij zich vóór zijn vertrek kon voorstel
len.
„Ik aarzel niet te verklaren aldus Bar
ros dat Frankrijk zijn bevoorrechte posi
tie in Turkije verschuldigd is aan de Con
gregaties.
Is het niet ontroerend, riep hij uit, hier die
mannen, die uit hun vaderland zijn verjaagd,
zonder bitterheid in hun stem, geestdriftig
te hooren uitroepen: Leve Frankrijk! Deze
congregaties, wier arbeid zoo nuttig is voor
ons land, worden bedreigd door een groot
gevaar: zij krijgen steeds minder broeders uit
Frankrijk.
Gij zult uwe nobele taak voortzetten, zeer
zeker, doch wanneer er een plaats onder uwe
rijen open komt, wordt deze ingenomen door
onderdanen van andere naties en aldus zal
de Fransche invloed verzwakken. Wij moe
ten van de Kamers gedaan weken te krijgen,
dat zij aan de Congregaties toestaan, om in
het vaderland missiehuizen te vestigen, op
dat de missies voortdurend van Frankrijk uit
kunnen bestuurd worden.
Barrès vroeg tenslotte aan de leden der
kolonie om de beweging, welke hij in het va
derland ten gunste der Congregaties zou lei
den, te steunen door een verzoekschrift aan
de Kamers te ondertcekenlen.
Deze redevoering, 4ie een weinig vrijmoe
dig klonk in kringen, waar men maar al te
zeer de meeningen van de regeer in gen deelt,
werd niettemin hartelijk begroet.
DE BURGEMEESTER VAN ROME.
Gelijk wij reeds meldden, i6 fje senator vorst
Prospero Colonna tot burgemeester van Rome
gekozen. Yan de 78 stemmen verkreeg hij er
60; de anti-clericale bloc-minderheid leverde
blanco-briefjes in. Tol wethouders werden
o.a. gekozen de twee katholieken Benucci en
Giovenale.
Op het Kapitool-plein had, naar de Msb.
meldt, een grootsere betooging plaats om de
verkiezing van Colonna en de overwinning
van de katholieken en gematigden te vieren.
Nathan, de anti-clericale ex-burgemeester,
heeft dus nu gelukkig afgedaan. Slechts en
kele oogenblikken heeft deze vrijmetselaar
gehoopt dat hij weer op 'het kapitool zou te-
rugkeeren. 't Was op de thuisreis van San
Francisco, dat Nathan een draadloos tele
gram ontving, waarin gemeld werd van clen
groote anti-clericale overwinning in Rome en
de heugelijke tijding van zijn eigen verkie
zing. Nathan had uitgeroepen: „Nu word ik
weer burgemeester; kellner: champagne!"
Alle eerste-klasse-passagiers had hij op
bruisenden wijn getracteerd, maar plotseling
kwam toen een heel ander bericht
Thans is Nathan op zoek naar den grap
penmaker, die hem het valsche bericht zond,
ten einde van dezen een schadevergoeding
voor de verschonken champagne te kunnten
eischen.
EEN NEDERLANDSCH OFFICIER OYER
DE ALBANEESCIIE GENDARMERIE.
I.
In do Militaire Spectator van Juli schrijft
majoor J. M. Sluys over den Albaneeschen
soldaat het volgende, gedateerd Mei 1914.
Physiek is het materiaal over het alge
meen goed, onder de gendarmes bevinden
zicb prachtkerels, door oene sobere levens
wijze in gezond klimaat in ideaal-toestand
gehouden. Toch heeft ook op hen de be
schaving reeds haar degenereerenden invloed
geoefend; ook in Albanië deed de drank zijne
intrede; de raki, eene soort brandewijn, on
geveer als de Russische wodka, alsmede de
mastik, liet best te vergelijken met absinth,
vinden in do Albaneescho magen willig toe
gang en waar bij' voorkeur de militairen
zich aan excessen schuldig maken, daar
spreekt hot wel vanzelf, dat ook de alcoool
onder hen in de eerste plaats zijne slacht
offers zoekt. Zoo werden vandaag een zes
tal kerels, waaronder een sergeant, uit den
dienst ontslagen, omdat ze op wacht aan het
Koninklijke paleis, beschonken uit do stad
waren teruggekeerd. De manschappen blij
ven n.l. niet, zooals bij ons 24 uur achtereen
in of nabij het wachtlokaal o( op post, maar
gaan om beurten de stad in, om levensmid
delen to koopen. Die levensmiddelen bestaan
in den regel uit ,,kos" wat wij noemen
yoghurt dat in groote hoeveelheden door
liet volk genuttigd wordt en broorl. al dan
niet uit mais bereid. Ook rauwe prei wordt
veel en met smaak verorberd. Enkele ma
len per week veroorlooft de soldaat zich de
luxe van schapenvleesch, nagenoeg het eenige
vleesch, dat. hier genuttigd wordt. In de nabij
heid van ons hotel bevindt zich de hoogst
primitieve slachterij, vanwaar men de eige
naars met geslachte beesten aan stokken op
gehangen naar de markt ziet gaan. Die
markt bestaat uit een aantal winkels, waar
buitep do bloeddruipende kadavers worden
tentoongesteld. Van die lijken worden de koo-
pers zoolang stukken aangeboden tot alleen
de liakcn overblijven. Niets gaat verloren,
zelf de darmen worden om een stok gewonden,
geroosteicj, en vormen zoodoende nog oene
lekkernij voor den inboorling.
Aan zijne maaltijden besteedt de soldaat
niet Voer meer dan fes. 20 per maand, zoo
dat hem van de frs. 70 traktement nog onge
veer frs. 50 overblijven; de ongehuwden kun
nen deze. som nagenoeg geheel gebruiken voor
hun menus-plaisirs. de gehuwden en er
zijn er onder met 14 kinderen moeten
daarvan een gedeelte afstaan voor hun gezin.
Algemeen wordt hier een maandelijksch trak
tement, van frs. 70 te hoog geacht en als een
zacht verwijt aan het adres der Nederland-
sche officieren hoorde ik van een der hoog-
waardigheidsbekleeders, dat de Albaneescho
gendarme zich tegenwoordig in de weelde
baadt,
Behalve aan drank gaat het militaire ele
ment zich te buiten a,an het rookën van siga
retten en ik schrijf liet, daaraan toe, dat, des
avonds op eene soldatenkamcr komende, men
zich in eene oudemannenhuis waant door het
rochelen, hoesten en proesten, dat van alle
zijdon tegenklinkt. De vloer der ohambree
ligt dan ook altijd bezaaid met stomp
jes rooklsol.
Sterk ontwikkeld is bij den Albaneeschen
soldaat het gevoel van aanhankelijkheid aan
een bepaalden persoon; dit is een factor,
Waarmede de organisatie ernstig rekening
beeft te houden; handelingen, schijnbaar in
strijd met de discipline, zijn veelal ben uit
vloeisel van het feit. dat, de betrokkene zich
niet vermag te onttrekken aan de bij hem
vastigeworteide gedachte, dat liiy uitsluiten^
aan één bepaalden persoon onderworpenheid
verschuldigd is. Ik haalde daarvan in mijn
vorig artikel een voorbeeld aan in do torenbo-
woners, die alleen Ess.id pasja als iiun hoofd
beschouwden en zal daaraan nog een ander
staaltje toevoegen. Een dezer dagen k .am
een korporaal, commandant der wicht aan.
het ministeriëngebouw don kapitein Sar rap
porteeren, dat van hem verlangd was, dat
hij enkcie regeeriiigsstukken zou bezorgen,
hetgeen door hem, ondanks herhaalden last
geweigerd was, omdat, den genoemden kapi
tein, die hem verboden had, zich als brie
venbesteller te laten gebruiken. Een zooda
nige aanhankelijkheid heeft hare eigenaardige
voordeelen, maar er zijn er ook nadoelen aan
verbonden; wordt bijvoorbeeld een sergeant
overgeplaatst, dan wil de gansche bende gen
darmes, die uit hetzelfde dorp komt als do
gegradueerde, mede en is van dat verlangen
slechts met groote moeite af te brengen.
De Albaneesche gendarme is lui; laat men
hem aan zijn lot over dan ligt hij behalve
den nacht: het grootste gedeelte van den
dag in ledigheid te verbrasssen en laat men
hem een ?-tal uren hoogst kal men dienst
verrichten, dan klaagt hij over dc drukte
en simuleert ziekte. De inheemsche oiïi,ne
ren doen hierin voor hunne minderen niet
onder; zij verliezen zich in betuigingen, dat
zij dag en nacht voor liet vaderland willen
werken, maar indien men hen niet voort
durend controleert, voeren ze weinig uit. Van
plichtsbesef begrijpen ze de beteekenis slechts
hoogst onvolkomen. Een officier van een der
buitengarnizoenen had drie dagen verlof beko
men, om den ministerpresident onderstand te
vragen voor de nagelaten betrekkingen van
een overleden broeder. Den vierden dag zag
ik hem rustig voor zijn bureau ontspan-
ningspiaats der heeren zitten. Op mijne
vraag, waarom hij niet naar zijn garnizo-en
terug was, kreeg ik zeer laconiek ten ant
woord, dat de beslissing van den minister
nog niet gevallen was en hij dus nog maar
een dag bleef. Ondanks mijn bevel, onmid-
delijk to vertrekken, trof ik hem in den
namiddag nog in de stad aan. Hij had geen
paard kunnen vinden en zou dus maar mor
gen gaan.
Over het algemeen staan de soldaten op
een zeer lagen trap van ontwikkeling; na
genoeg allen zijn analphabeten en van de
enkele uitzonderingen kan slcchtss een klein
gedeelte Albaneesch schrijven; dit verklaart
gedeeltelijk hunne traagheid, Zijn ze een
maal in beweging gebracht en ook hunno
hersenen in werking gesteld, dan blijkt al
spoedig, dat, er van hen veel goeds te maken
is niet geduld en Ausdauer.
Men verlioze bij liet vorenstaande niet uit
het oog, dat de gendarmerie grootendeels ge-,
recruteerd wordt uit werkeloozen, gedeelte
lijk uit Servië uitgewekenen, die in den jong-
sten oorlog have en goed verloren. Omtrent
den persoonlijken moed der gendarmes heb
ik me nog ge-en beslist, oordcel kunnen vor
men; de vendetta wijst in zekeren zin op
de afwezigheid daarvan, terwijl ook andere
feiten getuigenis afleggen van het feit, dat
althans niet allen holden zijn. Vandaag kwam
een jongeling uit Tirana zich aanmelden om
het contract te teekonen; toen hem werd
medegedeeld, dat hij voor Pekini bestemd
was, begon hij te rctrogradeeren „de land
streek was zoo onveilig" enz. en eindigde hij
met te vragen, of hij gedurende den tocht,
van Tirana naar Pekini een bereden gendarme
als geleide kon medekrijgen. Tntusschen ston
den de Albaneczen reeds ten tijde van do
kruistochten als de dapperste krijgers van
het Qo-sten bekend. Volgens mededeelingen
van dor zake kundigen eigenen zij zich heter
voor den aanval dan voor de verdediging en
laten zij zich hetgeen in overeenstemming!
is met Vfft hiervoren medegedeelde omtrent
hunne aanhankelijkheid aan een bepaalden
persoon, bijzonder beïnvloeden door de hou
ding van hun aanvoerder.
(Wordt vervolgd.)
De Landwet in Zuid-Afrika.
De inlanders in Zuid-Afrika achten hun be
langen ernstig bedreigd door de nieuwe land
wet, 't vorige jaar in de Unie van Zuid-Afrika
ingevoerd en waarhij den inlanders wordt,
verboden van anderen dan inlanders grond
te koopen of te huren, aan niet-inlandere ech
ter liet recht wordt ontzegd grond te koopen
of te huren van inlanders. De wet bedoelt,
dus 'het den inlanders onmogelijk te maken
hun grondbezit uit te breiden ten koste van
de blanke bevolking, maar tevens om den in
landers 'het hun thans toekomend grondbezit
FEUILLETON.
Een verhaal uit de allereerste Bjdeo
Christenheid.
21.)
"Voordat Leodorieh Christen geworden was
had hij zich in het openbaar meestal in de
Gallische kleederdracht, het kort met bor
duursel versierde kleed en met de nationale
mantel vertoond. Na zijne bekeering droeg
hij meestal het bij de Romeinen gebruikelijke
overkleed, met een purper boordsel tot tee-
ken zijner waardigheid. Niet dat de gehecht
heid van Leodorieh aan zijn vaderland was
'verflauwd, sedert het aanvaarden van het
hooge ambt dat hij bekleedde, of sinds liij
het Christendom had omhelsd, doch hij ge
loofde in het belang van den Vorst, die hij
als stadhouder vertegenwoordigde, verplicht
te zijn, ook in kleinigheden den schijn te ver
mijden als begunstigde hij den kleingeesti-
gen nationalen afkeer tegen de heerschappij
der Romeinen.
De prefect besteeg zijn paard en wenkte
daarna de dienaars die met den draagstoel
gereed stonden, waarvan zijne gemalin zich
«ewoonlijk bediende. Toen zij plaats had ge
nomen gaf Leodorieh een teeken om te ver
trekken.
Op het oogenblik dat de stoet den binnen
hof van het paleis verliet en zich naar huiten
wilde begeven, trachtte Menas door de nieuws
gierige menigte te dringen die aan den in
gang geschaard stond. Hij had echter niet
zoodra gezien dat Leodorieh te paard was,
oi hij trok zich terug en volgde den stoet
naar de voorstad Virus. Daar aangekomen
zijnde, sloeg hij ras een zijweg in om het
militaire escorte, dat den prefect naar de
kerk vergezelde, vooruit te komen. Bij de kerk
aangekomen gelukte het hem, in weerwil van
de wacht, tot dicht bij de deur te komen.
Daar vatte hij post met de hand aan den
dolk, die in zijn horst verborgen was.
Leodorieh was reeds van het paard geste
gen en was juist voornemens met Diadume-
na de kerk binnen te treden, toen twee solda
ten Menas vrij ruw aanpakten en van de
deur verwijderden.
Behoort het tot de zeden der christenen
om vreedzame lieden op zoodanige wijze te
behandelen, riep hij hun toe.
Waarschijnlijk dachten de soldaten op dat
oogenblik aan de vaak door den prefect her
haalde vermaning, om tegenover de niet-
christenen alles te vermijden wat eenig opzien
kon haren, want zij lieten hem. zonder een
woord met hem te spreken, opnieuw tot den
ingang doordringen. Menas kwam echter te
laat: Leodorieh en Diadumena waren de
kerk reeds binnengetreden en te midden der
dicht opeengedrongen menigte verdwenen.
Menas bleef gedurende de godsdienstoefe
ning aan den ingang der kerk wachten; het
was hem volkomen gelukt de opmerkzaam
heid der wacht van zich af te wenden.
De prefect had, by het uitgaan der kerk,
zijne gemalin de behulpzame hand geboden
om zich in haar draagstoel te begeven, en wil
de te paard stijgen, toen de vrijgelatene met
opgeheven dolk op hem los ging. Leodorieh
verloor geen oogenblik zijne tegenwoordig
heid van geest; greep bliksemsnel den arm
van den moordenaar, en gaf zeer kalm aan
de soldaten bevel dat zij dien man in verze
kerde bewaring moesten nemen, doch hem
-geen het minste leed aandoen. De soldaten
gehoorzaamden.
Breng hém naar het paleis, ik wil hem
onmiddellijk in verhoor nemen, voegde hij er
bij.
In zijne woning teruggekeerd zijnde, beval
Leodorieh onmiddelijk dat men den gevange
ne tot hem zou voeren. Hij liet eenige minu
ten lang zijn blik op hem rusten en vroeg
hem daarna op ernstigen toon:
Wat heli ik u -gedaan, om een haat te
verdienen die u tot sluipmoord noopte?
Gij zijt, Christen, sprak Menas, met een
huichelachtige uitdrukking op ziin gelaat.
Is dat in uwe oogen een misdrijf?
Gij hebt de Romeinsche goden verlaten.
Kunt gij mij een romeinsche wet aan
wijzen, die iemand verplicht god-en te aan
bidden aan wien hij niet gelooft?
De gebruiken uwer voorvaderen had gij
in eere moeten houden.
Mijne voorvaderen, die vroeger over dit
land regeerden, aanbaden een eenigen God.
Claudius Cesar heeft hunnen godsdienst
veroordeeld en de doodstraf gesteld op de uit
oefening ervan.
Het is dus mijn geloof alleen dat u tot
dit misdrijf heeft aangespoord.
Niets anders.
Bij deze woorden straalden Leodorieh'»
oogen van vreugde. Het ontging den vrijge
latene niet dat Leodorieh diep ontroerde bij
de gedachten dat hij om het geloof aan den
dood blootgesteld was geweest.
Hebt gij medeplichtigen? vroeg de pre
fect verder.
Menas aarzelde een oogenblik, doch zeide
daarop niet vaste stem: Neen, de gedachte
u te dooden en de uitvoering is alleen mijn
werk.
Kent gij de straf die ik volgens de wet
over u kan uitspreken?
Ik kende die alvorens ik mijn plan be
raamde; ik was op het. ergste, voorbereid.
En wanneer ik u vergiffenis schonk,
zoudt gij dan nogmaals den moed hebben om
het moordwapen tegen mij op te heffen?
Vergiffenis?Gij zoudt mij vergiffe
nis schenken? Spot niet met mij; gij zult u
wreken, maar mij niet vergeven.
Gij weet niet wat het. is Christen te zijn,
ongelukkige. De goden die gij dient, laten,
zooals gij meent, toe dat gij wraak neemt, ja
zelfs dat gij er roem op draagt. Christus
naar wiens leer ik mij beijver te leven, heeft
zijn heulen vergeven die Hem aan het kruis
hebben geklonkexf. Hij wil dat ik hem navol
gen en mijne vijanden genade schenken.
Ik begrijp uwe woorden nietGij
zoudt
Ik schenk u de vrijheid zonder eenige
straf, in vertrouwen dat gij u zult beteren.
Toen Menas deze woorden hoorde, wierp
hij zich schijnbaar tot in het binnenste zijner
ziel getroffen voor de voeten van Leodorieh
neder en omhelsde zijne knieën. De oude hui
chelaar wist zijn spel goed te spelen. Hij
zwoer dat hij Leodorieh eeuwig dankbaar
zon zijn; en terwijl hij op zulk een wijze het
schoonste gevoel dat in de menschelijke horst
kan huisvesten, ten dienste zijner schande
lijke plannen misbruikte, stamelde hij: „Tk
ben in het bezit van geheimen waarvan de
rust der stad en wellicht het leven van een
aantal personen afhankelijk is, die u dier
baar zijn. Luister naar heigeen ik u zal medc-
deelen en beschouw mijne bekentenis als een
bewijs van het berouw dat mij bezielt.
Spreek!
Alvorens ik u mijne geheimen mededeel,
moet gij mij de verzekering geven dat gij
geen gebruik van mijn naam zult maken.
Het zij zoo.
Weet dan, prefect, dat de voornaamste
schuilplaats van de bende, die sedert een
jaar Senones verontrust, in de voorstad aan
de Icauna gelegen is. Het is het laatste huis
in de Salamanderstraat.
Weet gij hoe het, hoofd dezer bende heet?
Nerses is zijn naam; hij is een Romein.
Bij de eerste lettergreep was de verrader
nauwelijks in staat te spreken, zoo drilde
hem de last van zijne schandelijke handel
wijze, doch hij wist zich spoedig weder te be
dwingen, waarschijnlijk lui de gedachten aan
de groote voordeelen die hem ten deel zou
den vallen, wanneer hij in de uitvoering van
zijn plan mocht slagen.
Ik herinner mij dien jongen man, sprak
de prefect; doch hij moet zelden bij zijn mak
kers zijn.
Op dit oogenblik is hij bij hen in lie,
aangeduide huis.
Gij zijt bijzonder goed ingelicht. He
komt mij voor, dat ook gij
Ja, heer, zoo is het, viel Menas den pre
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
11,. J 1 1 1 !»•«»-» r»l1V1 oocJot' H.PT* A ri 1 rvi O