B INNENLAND.
Overwinningen van het
Christendom.
Sociale Berichten.
MARKT kaarten voor staats-
DE PORDER, DIE NIET PORDE.
FEU fLLETON.
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
i?«®lBi*aro«aeCTxasFaxisB'K
DE ZEDEKWETSENDE KLEEDING.
In katholieke bladen en tijdschriften leest
men geregeld de waarschuwing: „Katholieken,
Koopt niet in winkels, waar zedekwetsende ar
tikelen worden uitgesteld en voorhanden zijn."
't Wordt met het oog op de onzedige klee
ding alleszins wenschelijk, dat die waar
schuwing wordt uitgebreid en gewijzigd, zegt
„O. BI."
Immers, wat zien wij in den tegenwoordigen
tijd?
Wc ontmoeten de dames in toiletten, die
rrocger dan nog maar in de „salons" bleven,
in winkels en op straat.
Voor winkels, waarvan men weet, dat zeden-
kwetsende artikelen zijn geëtaleerd, blijft men
niet staan, als men daarvan niet gediend is.
Men neemt er eenvoudig geen notitie van.
Maar nu ziet men dagelijks of men wil of
niet dames in een onzedige kleeding zich
vertoonen op straat en in 't openbaar.
We gaan terug! Nog verder terug dan tot
don heidensehen tijd
Als de politie zedenkwetsende platen voor
een winkel ziet handen, kan ze den winkelier
verbaliseeren.
Maar, wat doet ze tegen eene dame zooals
we ze te Alkmaar, gelijk in groote plaatsen
zagen paradceren?
Voor de afbeelding geldt de zedelijkheidswet,
maar wat doet de politie tegen de werkelijk
heid
Het systeem„Laat ze het voelen in de por-
temonnaie!" dat zal wel het beste zijn, ook
hier
Naast het: Katholieken, koopt niet in win
kels, waar zedekwetsende artikelen worden uit
gestald of voorhanden," voortaan katholieken,
koopt niet in winkels, bezoekt geen koffiehui
zen, hotels, restaurants, waar dames-personeel
in zedekwetsende kleeding aanwezig is.
VRIJE ♦ZATERDAGMIDDAG.
Ook de ambtenaren van de Rijkspostspaar
bank krijgen hun vrijen Zaterdagmiddag.
De Rijkspostspaarbank sluit 's Zaterdags
middags ongeveer half twee. Daarvoor hebben
de ambtenaren echter eiken dag des morgens
een kwartier eerder te komen en gaan ze een
twartier later weg.
SPOORPERSONEEL.
Het personeel der Staatsspoor, dat op stand
plaatsen gestationneerd is, waar geen voldoen
de gelegenheid is tot het koopen van levens
middelen tegen billijken prijs, is in liet bezit
gesteld van een marktkaart, welke eens per
week gelegenheid geeft naar de dichtst bijzijnde
stad te reizen, op een willekeurigen werkdag,
tot het doen van inkoopen.
Gemakkelijk voor het personeel en een voor
deeltjes voor de winkeliers in de steden!
EEN VERPLICHTE RIJKSKEURING.
Door de N. V. Albino Maatschappij te Gro
ningen, is aan de Tweede Kamer der Staten
Generaal een adres gezonden, waarin zij zeg
gen: dat zij met de grootste belangstelling heb
ben kennisgenomen van het feit, dat bij Uw
college een wetsvoorstel is ingediend, beoogen-
de de bestrijding der oneerlijke mededinging
en wel als aanvulling van het Wetboek van
Strafrecht
dat hunne 274 filiaalhouders de voor hen be
stemde waren allen uit de magazijnen der
Maatschappij te Groningen betrekken en dat
allo deze waren dus onder verplichte controle,
n.l. van den Stedelijken keuringsdienst aldaar,
staan
dat ondeugdelijke waar, door hunne filiaal
houders, zoowel in als buiten de stad Gronin
gen. dus niet verkocht wordt;
dat het daarentegen wel mogelijk is, dat an
dore grossiers of winkeliers buiten de stad Gro
ningen, in plaatsen waar geen verplichte keu
ringsdienst bestaat, en die dus niet aan die
controle onderhevig zijn, minderwaardige arti
kelen leveren, waardoor bovendien gevaar voor
do gezondheid van het publiek zou kunnen ont
staan
dat het hen mitsdien, zeer gewenscht voor
komt, dat, een verplichte Rijkskeuring over het
gelieele land wordt ingevoerd, die op alle voe-
dings- en genotmiddelen van toepassing zou
moeten zijn.
Redenen waarom, ondergeteekenden, zich
met den meesten eerbied tot Uwe hooge verga
dering wenden met eerbiedig verzoek, dat het
Uw college moge behagen, ter bestrijding van
de oneerlijke mededinging, de allereerste plaats
te besluiten tot een maatregel waarbij bedoèlde
Rijkskeuring zoo spoedig mogelijk worde inge
voerd.
Dat is nu ongeveer net een jaar geleden.
Troelstra naar Het Loo!
Weet men het nog? Van dat hof rijtuig? En
die versche kadetjes, welke hij op het paleis
mocht oppeuzelen? 't Heeft indertijd heel wat
stof tot praten gegeven en de spotprententeeke-
naars hadden profijt van het geval.
Bizonder was het intusschen niet, want de
socialisten hadden wel zooveel zetels, dat H. M.
de Koningin den leider polsen moest naar zijn
plannen.
Wat zoudt ge willen, dat gebeurde, vroeg de
Koningin.
U moet een coeentratie-kabinet benoemen,
zei Pieter Jelles.
Maar dat kan niet regeeren zonder"socialis
ten
Wij zullen het steunen, vervolgde de roode
leider, als er twee voorwaarden worden ver
vuld:
l.o. dat in het voorjaar van 1914 zij ingediend
een ontwerp van wet, uitbreidende art. 369 In-
validiteitswet-Talma tot kosteloos Staatspen
sioen en dit ontwerp vóór de zomervakantie van
1914 wet zij.
2o. dat de voorstellen tot herziening van
hoofdstuk III der Grondwet (algemeen kies
recht) worden ingediend vóór het voorjaar van
1915 en wet worden vóór de zomervakantie van
dat jaar.
Wij kennen den inhoud van dit gesprek zoo
precies, omdat de heer Troelstra het schrifte
lijk herhaald en bevestigd heeft in zijn bekende
briefwisseling met dr. Bos.
De zomervakantie van 1914 is begonnen.
En er is slechts een ontwerp-Treub, waart»,
gen de socialisten deze maand een paar dozijn
meetings houden.
Het ontwerp-Grondwetsherziening is nog
niet in de verste verte te ontdekken.
Snapt men nu, waarom de heer Troel
stra op het laatst van het parlementaire jaar
naar Zurich is vertrokken?
Hij had de Regeering moeten aanporren.
Want op het Congres van Zwolle heeft hij
het gevaar geteekend, dat een ministerie Cort
Van der Linden een kabinet van uitstel worden
kon.
Hetwelk aan Rechts kans zou geven. ter.
wijl het kabinet treuzelde, de verloren positie
te herwinnen.
iAan zijn naam en zijn faam was hij ver
plicht te gaan porren.
Volgens zijn eigen getuigenis loopen alge
meen kiesrecht en staatspensioen groot gevaar.
Hij porde niet.
Zei geen woord.
Ging op de vlucht.
De taak van porder is hem ontvallen.
Zoodra hij een woord als zoodanig gesproken
had, zou dr. Bos hem hebben toegevoegd: ziet
ge nu wel, dat gij de drie portefeuilles hadt
moeten aannemen?
Troelstra is als parlementair lamgeslagen,
zegt het D. v. N. Br.
En daarom verkoos hij de Zwitsersche bergen
boven het Nederlandsche parlement.
Bevreesd voor de gevolgen. Er zou onder
Putten een vliegkamp worden gevestigd en alle
voorbereidingen waren getroffen. Met den
eigenaar van een stuk heidegrond was men
reeds tot overeenstemming gekomen. Toen
echter die eigenaar vernam tot welk doel men
zijn grond wilde gebruiken, weigerde hij zoo
meldt de N. A. C. dezen af te staan, omdat hij
niet mede verantwoordelijk wilde zijn voor de
ongelukken, die daarvan zeker het gevolg zou
den zijn.
Wilde zwjjnen op de Veluwe. Op de
Veluwe worden nog steeds wilde zwijnen aan
getroffen, meldt de „N. A. C." De vorige week
werd aldaar onder Putten weer het spoor van
zulk een dier geconstateerd. Een goed schutter
verborg zich met een geweer in een hoorn en
weldra had hij het geluk het dier onder zijn
naar te zijn van niet minder dan 200 pond
zwijnenvleesch.
Pech! Zondagmorgen om kwart voor ne
genen wandelde de pakhuisknecht G. W. G.,
wonende Vrouw Jannestraat, door de Hoofd-
steeg, waar twee honden kwaadaardig
aan het vechten waren. De pakhuisknecht was
in het bezit van een pakhuissleutel, met een
daaraan door middel van een touwtje bevestigd
plankje.
Met dezen sleutel wilde G. trachten een op
lossing van het hondengeschil te vinden.
Hij hield het plankje vast, sloeg toe, het
touwtje brak.en de sleutel vloog in de spie
gelruit van den winkel in huishoudelijke arti
kelen van den heer Van Deventer. Tegen zulk
een projectiel bleek de ruit niet bestand!
Geverfde aardbeziën-jamDe heeren dr.
v. Mamel Roos en Harms schrijven in hun
Maandblad tegen de Vervalschingen dat zij
dezer dagen gelegenheid hadden een monster
„aardbeziën-jam" te onderzoeken, waardoor,
volgens het zeggen van den verbruiker zijn ge-
heele familie „rood geverfd" was geworden!
Het bleek ons schrijven zij dat inder
daad deze jam, van Nederlandsche afkomst, zoo
danig met aniline-kleurstof beladen was, dat
de geringste hoeveelheid er van voldoende was
om de huid intensief rood te kleuren. De vraag
werd ons hierbij gesteld: is deze jam als ver-
valsclit te beschouwen?'
In het algemeen kan niet gezegd worden, dat,
indien een onschadelijke (en wel speciaal een
plantaardige) kleurstof in zeer geringe mate
aan een overigens deugdelijk genot- of voe
dingsmiddel toegevoegd wordt, om dit meer
oogelijk te maken, opzettelijke vervalsching
heeft plaats gehad. De zaak verandert evenwel,
indien de toevoeging van kleurstoffen in zooda
nige mate geschiedt dat daardoor in eenig op
zicht nadeel voor den verbruiker voortvloeit.
En dit nu was zonder twijfel het geval bij de
door ons onderzochte waar. De kans bestaat
immers, dat, indien de fabrikant het noodig
oordeelt, een zoo sterke kleuring aan te wen
den, daardoor allicht bij vruchten minder wen-
schelijke eigenschappen (begin van bederf enz.)
bedekt moeten worden. Behalve 't onaangename
van de zeer moeilijk van de huid verwijderbare
kleurstof, is het buitendien zeer de vraag of de
aniline-kleurstof in een dergelijke betrekkelijk
groote hoeveelheid niet schadelijk zal kunnen
werken, vooral bij kinderen, of ook bij volwas
senen, indien b.v. de huid eenigszins bescha
digd is door kleine verwondingen, enz.
Het is derhalve wenschelijk dergelijke met
teerkleurstoffen bedeelde artikelen, die de huid
blijvend kleuren uit den handel te weren, en
dergelijke leveranties onvoorwaardelijk te wei
geren.
Een veteraan. Wij lezon in bet orgaan
van den Koninklijken Nederlandschen Bond
van oud-onderofficieren het volgende niet al-
leda-agsche feit:
„Zaterdag 23 Me! »r*epatriëerde uit onae
O.-I. bezittingen de lieer Theodoras Peetera,
die blijkens de berekening Van, en op zijn
stamboek den lande 99 jaren, 5 maanden en
13 dagen als militair diende.
't Spreekt van zelf hierbij de dienst in do
troepen 2 tnaal is berekend', omdat 't niet -wiel
zou zijn te rijmen met den 77-jarigen leeftijd
Van onzen goeden, ouden vriend.
8 Juni 1837 geboren in het landelijke Gra
ve (N.-B.), trok hem reeds op zeer jeugdigen
leeftijd het militaire leven aan en trad hij
op 18 Juni 1855 in dienst als vrijwilliger, bij
toenmalige regiment Jagers te paard,
het
en was it misschien wel 't verlangen naar
afwisseling dat hem dezen dienst hier te lan
de deed verlaten althans reeds 18 Maart
1.857 vertrok hij naar Insulinde per zeilschip
„Helena en Ann?»".
Vermoedelijk zal op die heenreis naar Iri-
dië onzen ouden makker wel niet 't comfort
zijn geboden wat hem de terugreis als 2e
klas passagier in 191deed.
Peeterg diende in alle graden en zoo vin
den we op 't stamboek vermeld, na een re
gelmatige, spoedige bevordering langs alle
graden, „den 22 Maart 1871 adjudant-onder
officier".
Slechts ééns zag Peetere zijn geboortegrond
terug vóór zijn nu onlangs voor goed. „Huis
toe gaan.O'
31 Mei 1879 vertrok hij naar Nederland als
Adjudant O. O. provoost-geweldige en arri
veerde aldaar 15 Joh 1879, doch 't schijnt
wel dat het klimaat den baas hier te koud
schot te krijgen en een oogenblik later eige- werd, althans 21 November van 't zelfde jaar
Een verbaal uit de allereerste tijden der
Christenheid.
laat komt, dewijl een groot deel der bevol
king van Senones den eerediernst van den
Staat openlijk den rug heeft gekeerd. Of
zoudt gij in allen ernst de helft van de in
woners aan den beul willen overleveren Vol
gens mijne meen.ing blijft er niets over dan
het onkruid welig to laten opschieten, totdat
Ihet in zijn eigen groei verstikt. Velen, wien
het hondenleven der Christenen niet bevallen
is, omdat zij aan een vrij leven gewoon wa
ren, zijn bereids dien godsdienst weder vijan
dig geworden. Deze menschen zou men zeker
in hun gedrag kunnen stijven en tot volsla-
fen vijanden en vervolgers maken. Dat zal
echter ook het eenige zijn waarvan men zich
iets goeds kan voorspellen.
Het komt mij toch voor, dat de dood van
de voornaamste Christenen voor het minst
27.
Gij hebt daarmede geen gemakkelijke
taak op u genomen, prefect, want....
Severus viel hem met een verachtelijken
glimlach in de rede. „Meent- gij dat deze
lafaards, die ziöh geduldig laten schoppen,
door iedereen die daar lust in heeft, zich zul
len verdedigen of verzetten wanneer ik, de
stadhouder des keizers, tegen hem optreed? 0.
Of kunt gij ook veronderstellen dat ik mede-1.laren te Carnutum met mijn eigen oogen
bjden met dit volk zou gevoelen, wanneer
bet mij om genade smeekt? Wij hebben te
Rome een goede school gehad, en daar too-
beelen van een geheel anderen aard bijge
woond."
Do Christenen zullen zich niet verzet
ten, antwoordde Bibulus, en gij zult ze dus
bm het. leven kunnen brengen, ik twijfel aan
Wet een noch aan het ander. Maar dit ;s het
wat mij bedenkelijk voorkomt. Bij hun
gedweeheid is met geweld niets tegen1 Ihen te
tn^lnnei1' worf^'en zelfs nog meer gesterkt
Vri dwaasheden, wanneer men ze ver-
Geloof mij, ik spreek op grond van
eijarigc ervarinc Vnnr Pot iiROTi ira ia loof
den. Zulke slechte voorbeelden moet men
trachten te voorkomen, prefect! Menschen,
die alle aardsehe goederen minachten, in het
onwrikbare vertrouwen aan een eeuwige ver
gelding in een ander loven, moet men niet
met den dood bedreigen! Men schenkt ihun
daardoor slechts datgene wat zij hegeeren!
Hm, niets dan verbeelding!
Het is mogelijk; maar desniettemin staat
hun geloof, dat zij alleen in het bezit der
waarheid zijn, zoo vast en onwrikbaar als ben
rots.
Het is dus uwe meening dat men van
alle vervolging afzie en de zaak aan zich
zeiven overlaten moet?
Dat juist niet; ik wil u slechts aan het
verstand brengen, dat de gedachte om het
Christendom ook door het slachten van de
Wjiii,'arjy° c.rvarln£- Moor het overige is het getroffen door hetgeen zij standvastigheid
e meen mg dat deze maatregel thans te der overtuiging en goddelijke genade noem
de verdere uitbreiding van dien eerediensthalve stad, geheel uit te roeien, een droom-
zou heiemmeren. j beeld is, waarvan men het tegenovergestelde
'IJdele begoocheling! Ik iheb vóór eenige .gevolg kan verwachten. Ik geloof intusschen
dat het niet ondoelmatig zal zijn om er ©eni
gen uit den weg te ruimen. Wanneer gij dit
noodig mocht achten zal ik ze u wel aanwij
zen en daartoe naar vermogen bijdragen.
Het komt mij voor dat eene bijzondere
wraak u dit aanbod in den mond geeft.
Ik wil dit niet, loochenen. Nerses en ik
tellen onder de Christenen onze doodvijanden.
Dat is trouwens ook hetzelfde, wanneer
het doel maar bereikt wordt. Noem mij slechts
de namen; als de eerste stap gedaan is, gaat
al het andere veel gemakkelijker.
In de eerste plaats moet ik u aanraden
Victorinus gevangen te doen nemen. Laat
aan hem de edicten van Nero tegen de Chris
tenen voorlezen en verlang van hem op
straffe des doods dat Ih'ij zijn bijgeloof af
dingen gezien, die ik nooit voor mogelijk zou
hebben gehouden, en die juist het tegendeel
bewijzen. Niet alleen dat dé Christenten den
dood ingaan als ware het een vreugdefeest,
zoodat de bijl van den beul nauwelijks in
staat is den glimlach van !hun gelaat te ver
drijven, maar hunne halsstarrigheid werkt
zelfs aanstekend op degenen die daarvan ge
tuigen zijn. Menschen die er hun gansche lo
ven niet aan gedacht hebben om zich aan
die dwaasheden over te geven, zag ik alle ge
volgen minachten, allen twijfel overwinnen,
en zich hoogst gelukkig achten dat zij met die
dwazen mochten stervten; zoozeer waren zij
sloot hij zich wieder aan, aan 't vaandel dat
in milder, immers, warmer klimaat wappert.
iVan af dien tijd pakte onze vriend er nog
52 jaartjes bij, wat h.l. effectief 26 jaren
zijn.
.Van 1906 tot op heden leefde hij als rus
tig burger in Indië, totdat nu in 1914 „O,
physisch raadsel? hem op 77-jarigen leef
tijd het verlangen naa'r „das Heimathland"
te machtig werd en hij nu voor goed repa
trieerde om iu zijn geboorteplaats Grave
welverdiende rust te genieten van zijn 99-
jarigen Militairen dienst.
De rubriek „Gedane Veldtochten, enz." op
zijn stamboek, is ook volstrekt geen ledige
plaats gebleven.
Wij vinden daar:
Eereteekenen belangrijke krijgsbedrijven
Boni 1859,
Atjeh '73—'76.
Krijgsverrichtingen tegen Atjeh '75—'76-77
Bronzen-, zilveren- en 26 October 1881 gou
den medaille.
1883 Krijgsverrichtingen Z. en O. Afd. van
Borneo.
1893 toegekend de Eeremedaille O. N. Orde.
1903 Broeder in Orde Ned. Leeuw."
Voor den keuringsraad. Men schrijft aan
het Ctr.:
'fi Gebeurde in een Jdein stadje in het
Zuiden, tijdens de zitting yan den Keurings
raad voor de Nationale Militie. Ook tot hier,
in het uiterste hoekje vau het „donkere zui
den," waar hooge wallen en 'n breede vest
den keuringsraad schenen willen te weren,
drongen de biljetten door met vette letters:
„MilitieZitting1 van den Keuringsraad." Ruim
40 vaderlandslievende borsten ontvingen hun
oproeping.
'n Metselaar' krijgt ook 'n biljet voor z'n
zoon. Jongen, jongen, de 18-jarige moest ko
men. 't Stond er zwart op wit. De veldwach
ter had 't nog 'n keer voorgelezen ook. „Je
kun bij 't wegblieven hoogstens f 600 boet
krijgen," had ie gezegd, ,,'t Moesten toch
wel hooge meneeren zijn, als ze je zoo op je
kop konne beboeten.... En voor die heeren
moest NiL nou z'n eiges gaan prisseteere...."
„Ze vragen oe beroep ook, heurf" had de
veldwachter er bij gevoegd.
„Watte beroep?"
„Ja, oe stiel."
„Och, m'n stiel zeggen?" Nou, dat zou wel
gaan. En 's avonds was er met vader en
moeder en broer Koo, die al in dienst was
geweest, over gepraat. Onze keuringscandi-
daat zou z'n stiel niet verkleinen hoor, voor
die meneCren.
Die keuringsraad houdt zitting. Nil, in z'n
Werkmanspak als opperman, om steenen aan
tie dragen, is er oolc. Nil komt in do Raads
zaal met al de anderen. Vader heeft 'm tot
aan de deur gebracht. „En niet vergeten hoort'
roept hij Nil nog éven toe, voor de deuren
dicht gaan.
„Diie soldaat met z'n gouwe kraag en z'n
brilleke op, 'die mot ons zeker keure hé?"
Vraagt Nil zacht aan 'n lotgenoot.
Ssstti Daar worden de namen afgeroepen.
„Jan P." „Voornamen?" „Beroep?" „Veld-
arbeider!" Gebreken?" „Neeje". „Onder de
maat" en 't plankje daalt en vonnist reeds,
of P. aan die keuring zal deelnemen of niet.
Zoo wisselen „veldarbeiders" af met „land-
bouwereknechten". Eén opperman is er bij.
„Beroep?" „Opperman". Nilleke is dat ook,
ook, maar „je mot je neig© voor die menee
ren toch wat fesoenlijker prisseteere, dan ge
woon as opperman."
„Nil B." wordt er geroepen. De „piottekes
in den dop" achter de balei beginnen al te
gichelen.
„Voornamen?"
„Nil t'
„Allemaal noemen", klinkt het wat barsch.
„Nil B."
De heer schijnt te glimlachen en leest:
„Nicodomus Marie Lodewijk B."
„Wanneer ben je geboren?"
Nil haalt de schouders op.
„Ben je daar dan zelf niet bij geweest?"
Brallend gelach achter de balie.
Nil grijnst eens. De heer leest: 7 Januari
1895.
„Dat mot je maar weten", zegt het opper
mannetje droog.
- „Beroep?"
Nils gezicht klaart op. Hij denkt aan 't
waarschuwend vaderwoord voor de deur dicht
ging en plechtig en met nadruk komt het
uit Nillekes mond: „Handlangeri De raads
zaal dreunt van 't lachen. Van verschillende
kanten wordt er geroepen „opperman."
„Meneer de soldaat, hij is niks meer as
ik", roept de opperman achter de balie.
„Stilte", klinkt het gebiedend van achter
zwere. Hij is met de teederste liefde aan zijne
vrouw en zijn zoontje gehecht. Wanneer wij
van een der Christenen mogen verwachten
dat hij voor de bedreiging zal zwidhten, dan
is het van hem, en zijn afval zou het ons ook
mogelijk maken om met goed gevolg de be
dreiging op de anderen toe te passen. Wij
hadden alsdan den boom in het hart getrof-
fen.
Bibulus was stellig overtuigd dat Victori
nus standvastig zou blijven, en Ihet was dan
ook daarom alleen dat hij zoodanige list be
zigde, ten einde zijn vijand des te zekerder in
het verderf te storten. Severus gaf gehoor
aan zijne raadgeving en liet nog denzelfden
dag Victorinus door zijne soldaten gevangen
nemen en voor zijne rechtbank voeren. De
mannelijke waardigheid, waarmede Victori
nus optrad, maakte zulk een grooten indruk
op Severus, dat hij een oogenblik daardoor in
verwarring geraakte. „Gij zijt beschuldigd
van een misdrijf waarop de doodstraf gesteld
is, zoo begon hij zijn rechterlijk verhoor, en
zijt hier om n te verantwoorden.
Ik lieh zoover mij bekend is nooit de wet
overtreden, welke gij als prefect moet hand
haven, klonk het antwoord.
Kent gij het verbod van den Cesar tegen
het bijgeloof niet, dat gij niet alleen aan
hangt, maar ook in uw huis duldt?
Wat gij bijgeloof noemt, prefect, zijn za
ken waarover ik den keizer geen rekenschap
verschuldigd ben. Heeft hij wetten uitgeschre
ven, waartegen ik door mijn Christelijk ge
loof handel, dan Iheb ik slechls te antwoorden
met het woord van onzen beminnenswaardi-
leermeester: Men moet God meer gehoorza
men dan de menschen.
de tafel, 't Bevel van den hoogen heer werkt
als decbescendo, en van dubbele forto is heil
gelach bedaard tot pianissimo.
De drie leden van den Keuringsraad la
chen flauwtjes. Nog 'n laatste vraag:
„Gebreken?"
„Neeje", bijt Nilleke boos af.
„Onder de maat", klinkt het nu.
Is 't wonder, dat de heeren bij „gebreken"
even, als in gedachten, aan het voorhoofd
tikten?
EERSTE NATIONAAL CONGRES VOOR
JONGENSPATRONATEN IN NEDERLAND
(Van onzen bij zonder en verslaggever.)
Dinsdagavond.
Te kwart na acht werd de vergadering ge
opend door den ZeerEerw. president die het wel
kom toeriep' aan den HoogEerw. Heer Mgr.
Brouwer, Vicaris-Generaal van het Aartsbis
dom, die op deze vergadering van zijn belang
stelling blijk gaf voor het patronaatswezen. Spr.
hoopte dat Z.H.Eerw. moge zien, dat het resul
taat van dit congres zij dat tal van patronaten
in het aartsbisdom zouden mogen worden op
gericht.
Hierna werd door het Jongenskoor het patro-
naats congreslied uitgevoerd.
Nadat dit hoogst verdienstelijk onder leiding
van den componist, den heer Alph. Vranken,
was uitgevoerd, werd door den voorzitter hulde
gebracht aan den componist en den dichter (pas
toor Meuleman), waarna hij mededeelde dat
was ingekomen een telegram van dankbetuiging
van H. M. de Koningin, welke mededeeling
met applaus werd begroet, waarna het jongens
koor het Wilhelmus uitvoerde.
Daarna was het woord aan den secretaris van
het Centraal Comité, den ZeerEerw. Heer W. H.
de Grijs, pastoor te Assen, om verslag uit te
brengen van den stand der R. K. Jongelings
patronaten in Nederland.
Daaraan ontleenen wij het Volgende:
Alvorens er toe over te gaan een verslag uit
te brengen van het patronaatswerk in Neder
land, voor zoover het betreft de R. K. Jongens
patronaten geeft spr. eerst eenige korte geschied
kundige beschouwingen, die uitwijzen, hoe die
patronaten hun tegenwoordigen vorm van orga
nisatie hebben aangenomen en hoe het karakter
der Nederlandsche Jongenspatronaten zich heeft
gevormd tot een in meer dan een opzicht zelf
standig karakter.
Laat men de afdeelingen van eenige der oud
ste St. Jozef-gezellen vereenigingen buiten be
schouwing, dan moet worden gezegd, dat de
patronaatsbeweging van katholieke zijde in
Nederland behoort tot de uitingen vdn ons
openbaar leven van den jongsten tijd. Dat in het
isolement, zooals aanvankelijk bestond, niet onze
kracht lag, begreep men eerst tusschen de jaren
1904 en 1908, in welken tijd de Diocesane fede
raties van patronaten ontstonden.
Een nationale organisatie vond haar uiting
in de oprichting van het Centraal Comité tot
bevordering van R. K. Patronaats-belangen in
Nederland Juni 1910, te 's-Bosch.
Nog een ander feit wil spr. bezien, nl. het
feit, dat het patronaat zich zoo uitsluitend bezig
houdt met kinderen uit den arbeidersstand of
daarmede gelijk staande.
Toch hebben de patronaats-commissies nooit
de belangen van de middenstandskinderen uit
het oog verforen en het zou sprekers wensch zijn,
dat dit eerst" congres tot gevolg moge hebben,
dat ook voor de schoolvrije jeugd uit den mid
denstand patronaten verrijzen.
Ingezien werd, dat op straffe van te ver
vreemden van het geheele katholieke organisatie
leven, een deel van de werkmansjeugd noodza
kelijk buiten de patronaten moest blijven. Lang
is gedacht en gezocht naar een aansluiting van
deze elementen bij de katholieke organisatie.
Een deel der onzen heeft gedacht een oplos
sing te vinden door aspirant-afdéelingen bij de
vakorganisaties op te richten.
De pas geuite meening van het Episcopaat
heeft getoond, dat dezen in de goede richting
hebben gedacht.
Roomsch Nederland telt op dit oogenblik 210
patronaten en jongelingsvereenigingen, die zijn
aangesloten bij het Centraal Comité. Van deze
zonden 179 de vragenlijsten terug, waaruit dit
verslag is samengesteld. Wat den aard en den
werkkring betreft onzer patronaten, zij mede
gedeeld, dat bij slechts 30 de bescherming tegen
godsdienstige, zedelijke gevaren op den voor
grond staat en het hoofddoel der werkzaamhe
den vormt. Bij de overigen wordt ontwikkeling
en opvoeding als het voornaamste beschouwd.
Geen enkel patronaat ontvangt subsidie van
Rijk, Provincie of gemeenten.
ft es metfjiMttJa-reroLLyc iTi xw
Gij geeft dus uwe toekomst, uw geluk
aan dwaze droomerijen prijs? Gij zijt rijk, aan
zienlijk; gij hebt een edele vrouw, een zoon
dien gij teeder bemint! Bedenk wel waartoe
tearduekkigen wederei and kan voeren.
Het bleek dat noch bedreiging, noch over
reding iets vermochten. Doch nu was de eer
ste stap gedaan, en Sabinianus en Althuis
volgden Victorinus in den kerker. De gruw
zaamste mishandelingten kunuen noch den
een nodh den ander tot zwakheid brengen;
Victorinus zelf bleef bij de bedreiging, dat
men zijn zoontje voor zijne oogen door beuls-
handen zou laten ombrengen, even gelalen.
Door dezen tegenstand ten uiterste verbit
terd, behoefde Severus thans geen aanspo
ring van Nerses meer om de vervolging der
Christenen met kraelht door te zetten. Op de
reeds genoemden volgden nu Leodorich, Dia-
dumena en hunne kinderen en een menigte
anderen; zelfs was weldra Exeelsa van alle
voorname Christenen nog slechts alleen in
vrijheid. Dat was het werk van Bibulus; men
had ihaar echtgenoot en kind ontnomen en
beiden de wreedste folteringen doen onder
gaan; zulks was veel vreeselijker voor haar
dan dat zij in hun lot (had moeten deelen.
Eindelijk was de dag aangebroken waarop
aan Sabinianus, Victorinus en diens zoon,
alsmede aan een 'ïantal andere Christenen
het doodvonnis zou worden voltrokken. De
slachtoffers werden door de soldaten naar de
gerechtsplaats gevoerd. Toen zij door de stad
trokken en de kerk der Christenen voorbij
kwamen, vroeg Sabininns als een laatste
gunst, nog eenmaal dat gebouw te mogen
binnentreden, welk verzoek hem uit mede
lijden toegestaan werd. Hij zag daar Polen-