6 ALLERLEI.
rtoïïëfcfe de arme man.
Ben je niet wijs man, en dat nu ge zeker
zijt van den eersten prijs en van den tweeden
waarschijnlijk ook.
De kolonel keerde zich om en scheen aan een
innerlijken strijd ten prooi. Daarop, vóórdat
iemand het verhinderen kon, nam hij een groo-
te schaar, en zijn geliefde lelies stonden
daar, beroofd van haar gouden kroon.
Is de man gek? klonk een stem, op een
toon der hoogste verbazing.
De kleine kolonel wierp eeD blik vol doffe
wanhoop op den spreker en wendde zich toen
tot den president.
Nu val ik toch zeker niet in de termen
mede te dingen? vroeg hij zacht.
Neen neen, zei de teerachtige president,
terwijl hij tevergeefs zijn ontroering trachtte
te verbergen.
Er heerschte een oogenblik een indrukwek
kende stilte. Daar verscheen plotseling een in
het bruin gekleed figuurtje. Haar oogen schit
terden van een ongewonen glans.
Ik geloof, dat ik de verklaring van dit
alles geven kan, zei zij, geheel buiten adem. Er
is een valsch gerucht in omloop, dat ik mijn
geld verloren heb. Dat heeft men u verteld,
kolonel
De kleine kolonel knikte, zonder evenwel zijn
hoofd op te heffen.
De vurige, grijze oogen hadden bijna een uit
drukking van teederheid, terwijl zij rustten op
heit grijze, gebogen hoofd.
Het is in zoo ver waar, ging zij voort.
Mijn geld is eens in die bank geweest, maar ik
nam het er gelukkig al maanden geleden uit!
En het tweede gerucht, dat er liep, ver
volgde ze, na een oogenblik gezwegen te heb
ben, was nog dwazer dan het eerste. Ze keek
bij deze woerden de oudste mevrouw Gresham
aan, (Be er verlegen uitzag. Men vertelde u,
kolonel dat, als ik vandaag den prijs niet won,
ik genoodzaakt zou wezen Vlinderlust op stel
en sprong te verlatend
De kleine kolonel knikte wedei.
Er was een lichte trilling in de stem van juf
frouw Silverton, toen ze voortging:
Ik ben de groote mededingster van den
kolonel, en zijn vijandin.
De kolonel wist, ging ze langzaam voort,
dat als hij zich terugtrok, ik waarschijnlijk zou
winnen.
Er heerschte een doodelijke stilte
Eindelijk verbrak de juffrouw deze door
de vraag, en haar stem klonk bijna smeekend
Kolonel, wilt u mij de eer aandoen mij uw
arm aan- te bieden en mij naar huis te brengen
ïDe aangesprokene stond oogenblikkelijk op.
Teeder, bijna eerbiedig bukte bij en hief zijn
vermoorde lievelingen van den grond op.
Daarna bood hij hoffelijk zijn arm aan de
kleine dame en tezamen gingen zij naar buiten.
Bij de deur gekomen, keerde juffrouw Silver
ton zich nog éénmaal om.
En als u mij rru den prijs toekent, riep zjj
Heftig, dan gooi ik dien de gracht in! Ctr.
J>. ~VijfW
SPELENDE LEEREN,
Wolgeetelcks menschen doen veelal vërk'eerd
dooh hun kinderen mee te nemen naar allerlei
luxueuze hotels, ver in het buitenland gelegen.
Niet alleen maakt men de kinderen quasï-blasé
en opsnijderig met die groote reizen, doch
men geeft hun luxe gewoonten, die onge-
wentscht zijn, en voedt hen in den regel op
in voorname verveling.
De igevairen, in deze verre luxe-reizen voor
het jongere geslacht gelegen, werden reeds
door velen onderkend. Dit geeft de „Prov. Gro
ninger Courant',' aanleiding a.an deze kwestie
een artikel te wagen om „de juiste methode
om voor deze fout iets goeds in de. plaats
ite stellen" uiteen te zetten. „Het is waar
er zijn vacantiekampen, kinder-kolonies,
men heeft hier en daar zelfs al gelegenheid
om zijn kinderen eenvoudig qp het land on
der dak tie brengen en daar mede te laten
dben in het boerenbedrijf vooral dit laatste
schijnt ons een aardig idee doch men
heeft nog niet de gelegenheid aangegrepen
om do kinderen in steeds grooter wordende
vacancies al datgene te laten inhalen wat huis
gezin en school hun onthoudt.
Dot blad wil, do kinderen laten snelen. niets
ancrers. En ais zij dan al spelend nieuwe plan
netjes willen uitvoeren, en voor constructieve
gelegenheid zullen vinden waar de aanvou-
1 digs te timmer- en smids werkzaamheden in
den ruims ten zin zullen kunnen geschieden,
j De „Prov. Groninger" zet dit idéo als volgt
uiteen:
„Zoo'n werkplaats kan natuurlijk niet zon
der toezicht zijn. Er moet daar iemand zijn,
die verhindert dat de jongens al te erg op
hun vingers hameren, die lven zoo zij
er om vragen terecht wijst, doch die ge
noog tact bezit om bij dit toezicht passief te
blijven, die zich in geen geval opdringt.
Wij denken ons dus een eenvoudig groot ho
tel in een gezonde streek met veel woesten
grond, zandgrond bijv. met een paar beek
jes, eenige gelegenheid voor het boerenbe
drijf enz.
Naar dat hotel gaan ouders met hun kin
deren of kinderen alleen, waarop dan in het
hotel behoorlijk toezicht zal zijn. Bij het ho
tel "in een avontuurlijke streek in de buurt
van een flinke uitgestrektheid woesten grond
!egge men allerlei wat met wat timmeren en
sjouwen tot speelgoed gemaakt kan worden,
dus: oud hout, oude stukken draagbaar spoor,
oud ijzer, wat onderstellen van lorries, juf
fers, oude baksteenen, oude pannen, oud tele
foon- en telegraafdraad, een paar oude
Morse-toestellen, oude telefoontoestellen, mis
schien, een paar oude tramwagens, pottebak-
kersaarde, als die er is, wat bakkerswerk
tuigen, een oud molentje, een paar oude schuit
jes, enz, terwijl men nog wat kalk, een stoom
machinetje misschien een paar van de een ou-
digste fa-bricksinsta 11aties enz. in reserve
houdt. En in een hoek van dit veld rich te
men een reparatiewerkplaats in, waar men
een tactvol bejaard werkman, die van alle
markten thuis is, werkzaam stelle. Zijn taak
zal 'het zijn den jongens onopzettelijk raad en
leiding te geven als zij zelf gaan timmeren
of smeden en zoo mogelijk ook leiding te ge
ven bij het spel.
Rekenen wij infcusschen op dit laatste niet.
Wat verwachten wij nu?
De jongens zullen bijv. spoortje willen spe
len. Er is daarvoor alles watS*zij wenschcn,
doch het moet geconstrueerd worden. Het De-
cauville-baantje moet gelegd worden, er moet
een ruw wegbed worden aangelegd, het lijntje
zal Wellicht op een beekje stuiten, daar moet
een brug gebouwd, enz.
Nu zijn wij niet zoo naief te verwachten
dat dit alles een, twee, drie zal geschieden.
Er zal dikwijls staking zijn, dikwijls ook zal
men meer destructief dan constructief werk
zaam zijn. Doch met verstandige voorzichtige
en zich achter de schermen houdende lei
ding, zal men wellicht zoover komen, zal
men een station willen bouwen, wellicht een
telefoon willen aanleggen, een bakkerij willen
maken enz. Om een en ander te maken zal
men moeten smeden en timmeren. Men zal
dan ontdekken, dat de handen verkeerd staan.
De opzichter bovenbedoeld zal den weg kun
nen wijjjpn en zoo zullen geleidelijk de jon
gens er toe gebracht worden zich op het
handwerk meer te gaan toeleggen en daar
van beter de moeielijkheden begrijpen en
over, het geheel inzien hoe moeilijk de practijk
is, hoeveel gemakkelijker het 'is te critisee-
ren dan te doen enz. enz.
Maakt men nu nog1 het pension in het ho
tel recht (eenvoudig, zorgt men voor gelijk
soortige ontspanning en ontwikkeling van da
meisjes, dan zoo stelt het blad zich voor
kan men hiervan een paradijs voor kinde
ren maken, dat een grooben en gunstigen in
vloed zal kunnen uitoefenen op hun verdere
ontwikkeling.
'tKan geen kwaad, dat op deze zijde der
opvoeding eens gewezen wordt. Toch is het
altijd gevaarlijk met dergelijke nieuwighe
den in den tijd der zeeslangen te komen,
merkt de L. K. terécht op.
Al spelende leeren is mooi en wel, maar
eenvoud in het spel is ook wat waard,
ROOKEN.
De redacteur van „Moleschott" geeft de
volgende regelen voor rookers:
1. Rookt, niet vóór gij volwassen zijt (jon
gelui moeten niet voor zichzelf uitmaken of
zij wel of niet volwassen zijn).
2. Rookt matig, d. i. niet veel meer dan 15
gr. tabak per dag of ongeveer 4 sigaren.
3. Rookt nooit vóór het ontbijt, rookt hoog
stens één sigaar vóór het koffie-uur. Na het
gebruik van den maaltijd is het rooken beter
'te verdragen.
4. Let, er op, dat ge den rook steeds volko
men uitblaast.
5. Rookt, niet te snel, houdt de sigaar of de
pijp niet voortdurend in den mond, maar neemt
telkens een trekje.
6. Kauwt, bijt of zuigt niet op uw, sla-aar.
7. Rookt net matst» eindje van mv
niet te ver op.
8. Rookt niet Onder het loopen, werken,
fietsen of dansen.
9. Rookt geen of weinig sigaretten.
10. Zorgt extra goed voor de reiniging van
uxrw gebid en uw mond. Doe dit vooral
's avonds voor het slapen gaan.
11. Zoo ge gewend zijt onmatig te rooken,
tracht u dan in dit opzicht te verbeteren, maar
in elk geval, laat het rooken nu en dan eens
geheel of bijna geheel. Wanneer men b.v.
elke maand gedurende drie 'dagen er in slaagt)
niet, of slechts één 'niet te groots sigaar te
rooken, is men nog niet aan het tabaksgebruik
verslaafd.
12. Let niet alleen op de hoeveelheid, maar
ook op 'de kwaliteit van hetgeen gij rookt.
13. Rookt steeds in goed geventileerde ver
trekken, hinder anderen niet met uw rook,
vooral niet jonge kinderen. Verblijft niet in
Zeer rookerige lokalen. Rookt nooit op uw
slaapkamer.
14. Rookt niet zoo gij van het vrouwelijk
geslacht zijt. Behalve dat het rooken nadeeïig
is voor vrouwen, betreft dit laatste een ge
voelskwestie,
DE LIBELLENTREK.
J. W. Kessler schrijft in De Levende Na
tuur:
Gisteren, 15 uni, nam ik hier ter stede een
libellentrek waar. Het Jartikel van den heer
Thjjsse in De Levende Natuur van Juli 1909
over dit verschijnsel nog eens nalezende, zagr
ik, dat hij zieli daarin beklaagde over de wei-,
nige mededeelingen, die hij toen daarover
ontving-. Daardoor aangemoedig, laat ik hier
onder mijn waarnemingen volgen van den
trek van gisteren, hoewel die een veel min
der groeten omvang heeft aangenomen dan
die van 1900.
Zondag 14 Juni, warm zonnig weer (niet
drukkend) temp. 78 gr. F., windrichting N.O.:
windkracht vrij zwak.
Maandag 15 Juni, warm zonnig weer (niet
drukkend) temp. 76 gr. F.; windrichting N.-.
N.W.; windkracht vrij sterk.
's Middags óm half een werd ik attent ge
maakt op trekkende libellen, doar iemand
die ze bij troepen van 10—50 stuks over het
Prins Hendrikplein en do-or de Sweelinok-j
straat had zien vliegen; allen in N.-Oostelijke:
richting. Direct daarop naar 't dak gegaan,
zag ik troepjes van 510 stuks over ons huis
trekken. Dit hield aan tot over eenen, waarna
't aantal verminderde. Om 2 uur was er zoo
nu en dan nog een enkele te zien. om half 3
kwamen er geen meer. Omstreeks een unr
telde ik tweemaal gedurende 5 minuten alleD
die overvlogen.
De eerste keer kwam ik op 70 stuks, de
tweede keer op 67 stuks. Een telling gedu
rende 5 minuten om 2 uur leverde slechts 10
op. Zij kwamen allen opzetten uit het Zuid-
Oosten over een bepaald dak van de achter
ons staande huizenrij. Dit dak is een van de
laagste uit die rij, en scheen voor hen als
't ware een pas over een bergketen- te vormen.
Daarna daalden ze af in onzen tuin, waar ze
zoo dicht mogelijk over de heesters vlogen,
stegen bij 't huis weer omhoog, scheerden over
ons dak en verdwenen over de boomtoppen
van Zorgvliet. Ik kreeg geheel den indruk of
ze steeds zoo laag mogelijk vlogen.
Hun vliegrichting was N. tot N. O., dus
schuin tegen den wind in. In de Levende Na
tuur lees ki. dat hun vliegrichting in 190(1
eveneens N. O. was, (hoewel ze toen zoodoende
de wind mee hadden. In 1889 eveneens in N.-
Qostelijke richting vliegende, hadden ze wind
tegen. Ze schijnen dus evenals de vogels een
vaste trekrichting te volgen, -wat het ver-
scl ijnsel dunkt mij, nog belangrijker maakt.
Zij schenen mij minder' schuw, (lan in gewone
tijden; erg hongerig waren zij blijkbaar niet.
want een paar witjes, die in onzen tuin rond
vlogen, werden ongemoeid gelaten. Ook sche
nen ze geen bijzondere haast te Ihebben, aan
gezien er zich herhaaldelijk een neerzette op
de balustrade van een bordes. Hun snelheid
zal ongeveer die van een fietser zijn geweest.
Ik zag geen vogels jacht op hen maken; voor
musschen is het geen prooi, zwaluwen waren
er niet en een troep gierzwaluwen vlogen wel
driemaal zoo hoog als de libellen.
Dinsdag 16 Juni, vrij zoel weer. bedekte
lucht, zoo nu en rlan stofregen; temp. 60 gr.
P.; windrichting N.-O. windsterkte vrij zwak.
Er vertoonen zied: geen libellen meer.
De soort heb ik (met slechts Brehm ter de
terminatie tot mijn beschikking) hepaakl als
Libellula quadrimaculata (dezelfde van 1900
en 1889 dus). Wellicht zoudt u zoo vriendelijk
zijn mijn determinatie te controleeren. Het
exemplaar in bijgaand postpakket is bescha
digd; mocht n een gaaf, opgezet exemplaar
(van de gisteren gevangen trekkers) wen-
schen, zoo zal ik u dat met genoegen toezen
den.
IS HET GEBRUIK VAN GROENTEN
GEZOND?
„Moleschott" behandelt deze vraag en con
cludeert als volgt:
„Maken wij de balans op, dan zien wij, dat
wij voor het gebruik van groenten
lo. verschillende plantenzouten en -zuren
gebruiken; - jsfc
2o. in de gemakkelijke gelegenheid zijn an
dere voedingsstoffen te gebruiken en wel voor
namelijk vet;
3o. zorg dragen voor een zeer gewichtige li
chamelijke functie, van groot belang voor ons
wel bevinden.
Hiervoor is het echter noodig, dat wij slechts
ten evenals onrijp fruit, diarrhee kan doen ont
staan (alleen augurken worden onrijp ge
bruikt.)
Ongekookte groenten behooren voor het»ge
bruik zeer zorgvuldig gereinigd te worden (sa
lade), daar anders gemakkelijk infectie bijv.
met wormeieren plaats vinden kan. Ook moet
de groenten steeds toebereid zijn, groenten
-"-nder vet is ouwel zonder medicijn."
DE KLEUREN VAN DEN BLIKSEM.
Iedereen weet, dat de bliksemstraal een groo
te verscheidenheid van kleuren kan hebben.
De Engelsche meteoroloog Spencer C. Russell
heeft hiervan speciale studie gemaakt. Volgens
hem komt de roode bliksem het. meest voor; van
de 152 straalbliksems, door hem waargenomen,
waren er 37 rood. In de tweede plaats komt de
blauwe kleur, die hij in 30 gevallen opmerkte,
en wit waren 25 bliksems. Aan goudgele blik
sems telde Russell er 21, violette en gele nam
hij elk 24 maal waar, de oranjekleurige blik
sems waren 7 in getal en de rij wordt gesloten
mot 4 groene bliksems.
Bij de vlakbliksems was de kleurverdeeling
geheel anders. Hier kwam de witte kleur het
meest voor, daarnaas rood en geel. De roode
blauwe en violette bliksem schijnen zich voor
al te vertoonen, waneer het onweer het hevigst
is, terwijl tegen het einde van het onweer dc
ontladingen meest tot de witte goudachtige en
gele kleur verhleeken. De zeldzame, groene
bliksems ontstaan op de grootste hoogten,
neemt men aan. Zij worden meest gevolgd door
blauwe en violette bliksems. Ook bij onweders,
die van hagel vergezeld gaan komen steeds
blauwe bliksems voor.
Interessant is ten slotte de opmerking, dat
er steeds verband bestaat tdsschen de kleur
der bliksems en de soort donder, die er op
volgt. De krachtigste donderslagen hoort men
na violette en groene bliksems. Roode bliksems
worden gevolgd door lange rollende donder;
blauwe door een meer of minder hevig nu eens
kort en dan weer lang kraken, terwijl het ge
luid. dat men na witte bliksems hoort, aan een
slagveld herinnert. Dan hoort men als het wa
re de vlugge ontlading van stukken geschut.
TUBERCULOSE OP KINDERLIJKE LEEF
TIJD.
De bekende kinderarts prof. Czerny deelt in
het Arch. f. Kinderheelkunde zijn ervaringen
over den loop van tuberculose op kinderlijke
leeftijd mede.
Bij het verloop der kindertuberculose speelt
de voedingstoestand geen groote rol, aangezien
zelfs de beste voedingstoestand het optreden
van tuberculose niet verhindert en daarente
gen tubereulosen bij kinderen van laag gewicht
dikwlijs goed verloopen. Beslissend is het ze
nuwstelsel; tuberculose bij kinderen met een
niet prikkelbaar zenuwstelsel verloopen beter
dan bij zeer sensibele. De zoo snel wisselende
bloedverdeeling bfj deze laatste schijnt den
doorslag te geven. Tn de ontlasting van bet-
zenuwstelsel ligt de gunstige invloed van de
sanatoriumbehandeling, welke dan ook uitblijft
wanneer de ouders niet tijdelijk afstand willen
doen van hun kinderen. Hetzelfde resultaat is
cok wel thuis te verkrijgen, wanneer de ouders
voor rede vatbaar zijn.
De resultaten van de zon- en openluehtbe-
handeling berusten minder op de werking der
zon dan op die van de vrije lucht. Tuberculose
kinderen in een glazen huis vertoonden, on
danks intensieve zonbehandeling, eerst beter
schap, wanneer zij in de vrije lucht gebracht
werden. De graad van pigmenteering of bruin-
kleuring speelt hierbij geen rol. BS de vrije-
luchtbehandeling is het hoofdagens de sterke
warmte afgave door de over het lichaam strij
kende lucht. De kuur moet daarom niet op va-
randa's plaats vinden. Bij de vrije lucht- en
zonnekuur heeft de kindertuberculose het kort
ste en gunstigste verloop dan tot. nu toe te ver
krijgen is. Op de peritoneaal- en de gesloten
longtuberculose heeft de kuur geen wezenlij
ken invloed. Tegenover de tubercnline-behan-
deling is Czerny ieer sceptisch. Sommige kin
deren kunnen voor grootere doses immuun ge-,
maakt worden, andere reageeren altijd zeer ge
voelig op kleine doses, zonder dat beide groe
pen op de een of andere wijze een gunstigen
invloed ondergaan. De prophylactisehe toepas
sing van tubereuline is niet gerechtvaardigd.
Goed gevolg heeft de voedingsbehandeling, die
vochtaanzettins zooveel mogelijk voorkomt,
daarentegen de vetaanzetting begunstigt: ge
mengde kost met weinig melk, tweemalen per
dag vleesch en groenten.
„Med. Weekblad."
ZUTDPOOL-PE OBLEMEN.
In het laatst verschenen nummer van het.
T. v. h. Aardr. Gen. wordt een overzicht ge
geven van een artikel van prof. David, een
der onderbevelhebbers hij Shackleton's laat-
sten Zuidpooltocht, in het Geo.gr. Journaal
over vraagstukken, die de Zuidpool nog op te
lossen geeft.
Een van die problemen is de verdeeling
van hoog en laag land. waarmede de •meteo
rologische gesteldheid der Antarctis zoo nauw
samen Langt. Daarbij komt ook een practisch
belang aan de orde, waarop onlangs ook nog
eens door Shackleton is gewezen, toen hij Ihet.
i veelzijdig belang van zijn aanstaande expe
ditie deed uitkomen.
Men heeft, toch laatstelijk, naar Mobsman's
waarnemingen in het Argentijnsche station
op de Zuid-Orkney's, d.en regel kunnen op
stellen: dat hooge barometerstanden in het
uiterste zuiden van de West-Autarctis en
hooge waterstand op de Parana-rivier samen
gaan; dat hooge drukking over de Weddell-
zee de „regengordels" verder noordwaarts
drijft dan gewoonlijk, en dus aan het sub
tropische Oh ill een vochtig seizoen bezorgt-
en de Australische regeering acht het door
Mawson's expeditie tijdelijk op Maequarie-
eiland gevestigde radiografische stal ion. ten
.behoeve van de weeretndie, van zooveel be
lang, dat het besloten heeft, dezen post voor
'eigen rekening permanent te maken.
Prof. Da vind bespreekt kortelijk ook de
zeer merkwaardige vondsten van steenkolen
en fossiliën in het uiterste zuiden. Een der
kolenvelden strekt zieh vermoedelijk onafge
broken uit van den Beardmore-gletejer (Ko
ningin Maud-gébergt), waar het in 190S door
Wild ontdekt werd, tot aan George V-land
(Mawson), d.i. een afstand van meer dan 2000
K.M. Fossiel hout werd door SUiackleton op
zijn tocht gevonden, en onder de specimina
die Scott en de zijnen, met opoffering van
hun leven, van de poolstreek terugbrachten,
bevinden zich fossiele bladeren en andere
overblijfselen, waarschijnlijk van coniferen-
Ook op Grahamland zijn dergelijke fossiele
'overblijfselen aangetroffen. Welk een gewel
dige veranderingen moeten dus in geologi-
;sche tijden plaats hebben gehad in_ deze
'streek, waar nu geen coniferen meer binnen
'den zuidpoolcirkel kunnen geroeien, terwijl
de streek hij den Beardmore-gletsjer thans
vijf maanden van het jaar in volkomen duis
ternis verkeert. Is de ligging van de geogra-
fisdhe pool zóó sterk gewijzigd, of zijn hier
andere oorzaken in het spel? Ziedaar een aan
trekkelijk, maar voorhands onpolosbaar
|vraagstuk voor geoghysiei en plantkundigen.
RICHTINGSVINDER VOOR DRAAD-
LOOZE GOLVEN.
Door Marconi en zijn assistent Bellini Tosi
is een „richtingsvinder" voor draadlooze gol
ven uitgevonden. Kapitein Tihomson van de
Royal George der Noord-Canadeesche lijn
heeft er proeven mee genomen en is vol lof
over het instrument. Zonder hulp van een
geoefend ambtenaar leest de kapitein, onmid
dellijk de ligging van zijn schip af, wanneer
het zich maar op niet meer dan 50 mijl af
stand van een draadloos station of analoog
j uitgerust schip bevindt, welke poolshoogte
1 bekend is. De „vinder" zegt de juiste rich
ting van elk draadloos signaal. Een 6chip in
nood heeft dus niet zijn eigen ligging mee te
j doelen. Bij mist weet een sdhip precies, of
het binnen of buiten een lichtschip koers kan
nemen en hoe het een passeerend schip moet
ontwijken
TTEÜ TOLEFQÖOT.
In de academie van wetenschappen te Parijs
is een mededeeling gedaan over den telephoot
van Georges Rignoux, een toestel, dat niet
dient om een photo door middel van telephoon-
of telegraafdraad over verren afstand op een
photografisehe plaat, te projecteeren men
herinnere zich het portret van den Dnitschen
keizer, dat indertijd uit, Zwitserland in den let
terlijken zin van het- woord is overgeseind
maar een, dat ten doel heeft een voor den toe
schouwer onmiddellijk zichtbaar beeld te doen
ontstaan, 't. welk nauwkeurig overeenkomt met
de voorstelling, die men zou verkrijgen door on-
middelijke waarneming van het tele-photisch te
reproduceeren object.
Bij den telephoot wordt evenals bij de tele-
photografie partij getrokken van de eigen
schap van het metaal selenium om een sterker
electrischen weerstand te ontwikkelen naar
gelang het sterker verlicht wordt.
De uitvinder heeft in zijn laboratorium met
zijn toestel, ietwat wazig nog, de letters van
het alphabet op een scherm te voorschijn weten
te brengen voor meer samengestelde voorstel
lingen wordt een behoorlijke reproductie van
mezzotinten vereischt. Hbld.
DE INVLOED VAN ROOK OP HET VEE.
Onlangs is op initiatief van de Universiteit te
Leeds een enquête bij de boeren gehouden om
trent den invloed van rook op het vee. Hieruit
bleek, dat de invloed van een fabrieks-atmosfeer
I zoowel bij het vee als bij de paarden goed te
merken is. De jonge wieren willen niet goed
j gedijen, terwijl de oudere dieren meer voedsel
en grootere zorg noodig hebben dan die, welke in
een zuivere atmosfeer leven. Deze invloed moet
I gedeeltelijk toegeschreven worden aan de door
rook bedorven lucht, voor een ander gedeelte aar,
het gras, dat onder deze omstandigheden ook
niet erg wil. Het fokken van schapen is nog
moeilijker dan dat van andere dieren: de wol
wordt door den rook veel minder waard. In de
j buurt van Leeds worden dan ook weinig schapen
i gefokt.
I
SÖHARENSLIJPEN PER AUTO.
De rondtrekkende scharenslijper is in Ame
rika met zijn tijd meegegaan en heeft zich
een auto voor zijn werk aangeschaft. Is het
j rijtuig ook zeer primitief, toch laat het hem
I toe. dat hij, in plaats van, zooals vroeger
j de kar zelf te moeten duwen, trotsch op
zijn zetel kan zitten, terwijl de motor den
wagen voortbeweegt. Krijgt hij wat te slijpen,
dan verbindt, hij den motor aan zijn slijptoe-
stel. Daar hij nu zijn aandacht niet meer
aan ihet trappen behoeft te wijden, kan hij
ook beter geslepen werk afleveren en is er
sneller mee gereed.
H ART AA N DOENINGE X BI.J HET BADEN
Een bekend feit is het, dat reeds talrijke jon
ge, krachtige zwemmers door een onbekende
oorzaak tijdens het baden plotseling dood ble
ven. In de meeste gevallen spreekt men dan van
hartaandoeningen door overspanning en ver
hitting. Ook de volle maag geldt als oorzaak;
men neemt dan aan, dat de doode onder water
zijnde, gebraakt heeft. Al deze verklaringen
voldoen echter niet, wanneer men bedenkt, dat
de zwemmers in den regel jonge krachtige men-
schen zijn, meestal zeer geoefend, bij wie een
hartkwaal zeer onwaarschijnlijk is. Ook bleek
bij de meeste lijkschouwingen, dat aan het hart
niets haperde.
Een en ander maakt de nieuwe theorie van
dr. A. Guttich te Fraukfort bijzonder interes
sant. Dr. Gtittich vestigt volgens de P. G. Ct.
de aandacht op het voorhof van het inwen
dige oor; storingen hiervan kunnen de oorzaak
zijn van duizeligheid, onwillekeurig trillen van
het oog en braaklust. Dergelijke verschijnselen
komen voor bij bepaalde menschen, en vooral
bij hen, wier trommelvlies intact is, wanneer
men hun koud water in het oor spuit. Het plot
selinge doodblijven in het water is nu te ver
klaren door dergelijke prikkelingen van het
voorhof. Er zijn een massa menschen. die
van hun jeugd af een oude scheur in het trom
melvlies hebben, zonder dat zij er iets van be
speuren. Bij een mislukten duiksprong kan ook
het trommelvlies scheuren.
Het koude water dringt dan door den uit-
wendigen gehoorgang in de trommelholte en
prikkelt van hier uit het voorhof. Het gevolg
hiervan is, dat men zich niet juist meer weet
t? oriënteeren, .want zooals men weet i« de