6 ALLERLEI. rtoïïëfcfe de arme man. Ben je niet wijs man, en dat nu ge zeker zijt van den eersten prijs en van den tweeden waarschijnlijk ook. De kolonel keerde zich om en scheen aan een innerlijken strijd ten prooi. Daarop, vóórdat iemand het verhinderen kon, nam hij een groo- te schaar, en zijn geliefde lelies stonden daar, beroofd van haar gouden kroon. Is de man gek? klonk een stem, op een toon der hoogste verbazing. De kleine kolonel wierp eeD blik vol doffe wanhoop op den spreker en wendde zich toen tot den president. Nu val ik toch zeker niet in de termen mede te dingen? vroeg hij zacht. Neen neen, zei de teerachtige president, terwijl hij tevergeefs zijn ontroering trachtte te verbergen. Er heerschte een oogenblik een indrukwek kende stilte. Daar verscheen plotseling een in het bruin gekleed figuurtje. Haar oogen schit terden van een ongewonen glans. Ik geloof, dat ik de verklaring van dit alles geven kan, zei zij, geheel buiten adem. Er is een valsch gerucht in omloop, dat ik mijn geld verloren heb. Dat heeft men u verteld, kolonel De kleine kolonel knikte, zonder evenwel zijn hoofd op te heffen. De vurige, grijze oogen hadden bijna een uit drukking van teederheid, terwijl zij rustten op heit grijze, gebogen hoofd. Het is in zoo ver waar, ging zij voort. Mijn geld is eens in die bank geweest, maar ik nam het er gelukkig al maanden geleden uit! En het tweede gerucht, dat er liep, ver volgde ze, na een oogenblik gezwegen te heb ben, was nog dwazer dan het eerste. Ze keek bij deze woerden de oudste mevrouw Gresham aan, (Be er verlegen uitzag. Men vertelde u, kolonel dat, als ik vandaag den prijs niet won, ik genoodzaakt zou wezen Vlinderlust op stel en sprong te verlatend De kleine kolonel knikte wedei. Er was een lichte trilling in de stem van juf frouw Silverton, toen ze voortging: Ik ben de groote mededingster van den kolonel, en zijn vijandin. De kolonel wist, ging ze langzaam voort, dat als hij zich terugtrok, ik waarschijnlijk zou winnen. Er heerschte een doodelijke stilte Eindelijk verbrak de juffrouw deze door de vraag, en haar stem klonk bijna smeekend Kolonel, wilt u mij de eer aandoen mij uw arm aan- te bieden en mij naar huis te brengen ïDe aangesprokene stond oogenblikkelijk op. Teeder, bijna eerbiedig bukte bij en hief zijn vermoorde lievelingen van den grond op. Daarna bood hij hoffelijk zijn arm aan de kleine dame en tezamen gingen zij naar buiten. Bij de deur gekomen, keerde juffrouw Silver ton zich nog éénmaal om. En als u mij rru den prijs toekent, riep zjj Heftig, dan gooi ik dien de gracht in! Ctr. J>. ~VijfW SPELENDE LEEREN, Wolgeetelcks menschen doen veelal vërk'eerd dooh hun kinderen mee te nemen naar allerlei luxueuze hotels, ver in het buitenland gelegen. Niet alleen maakt men de kinderen quasï-blasé en opsnijderig met die groote reizen, doch men geeft hun luxe gewoonten, die onge- wentscht zijn, en voedt hen in den regel op in voorname verveling. De igevairen, in deze verre luxe-reizen voor het jongere geslacht gelegen, werden reeds door velen onderkend. Dit geeft de „Prov. Gro ninger Courant',' aanleiding a.an deze kwestie een artikel te wagen om „de juiste methode om voor deze fout iets goeds in de. plaats ite stellen" uiteen te zetten. „Het is waar er zijn vacantiekampen, kinder-kolonies, men heeft hier en daar zelfs al gelegenheid om zijn kinderen eenvoudig qp het land on der dak tie brengen en daar mede te laten dben in het boerenbedrijf vooral dit laatste schijnt ons een aardig idee doch men heeft nog niet de gelegenheid aangegrepen om do kinderen in steeds grooter wordende vacancies al datgene te laten inhalen wat huis gezin en school hun onthoudt. Dot blad wil, do kinderen laten snelen. niets ancrers. En ais zij dan al spelend nieuwe plan netjes willen uitvoeren, en voor constructieve gelegenheid zullen vinden waar de aanvou- 1 digs te timmer- en smids werkzaamheden in den ruims ten zin zullen kunnen geschieden, j De „Prov. Groninger" zet dit idéo als volgt uiteen: „Zoo'n werkplaats kan natuurlijk niet zon der toezicht zijn. Er moet daar iemand zijn, die verhindert dat de jongens al te erg op hun vingers hameren, die lven zoo zij er om vragen terecht wijst, doch die ge noog tact bezit om bij dit toezicht passief te blijven, die zich in geen geval opdringt. Wij denken ons dus een eenvoudig groot ho tel in een gezonde streek met veel woesten grond, zandgrond bijv. met een paar beek jes, eenige gelegenheid voor het boerenbe drijf enz. Naar dat hotel gaan ouders met hun kin deren of kinderen alleen, waarop dan in het hotel behoorlijk toezicht zal zijn. Bij het ho tel "in een avontuurlijke streek in de buurt van een flinke uitgestrektheid woesten grond !egge men allerlei wat met wat timmeren en sjouwen tot speelgoed gemaakt kan worden, dus: oud hout, oude stukken draagbaar spoor, oud ijzer, wat onderstellen van lorries, juf fers, oude baksteenen, oude pannen, oud tele foon- en telegraafdraad, een paar oude Morse-toestellen, oude telefoontoestellen, mis schien, een paar oude tramwagens, pottebak- kersaarde, als die er is, wat bakkerswerk tuigen, een oud molentje, een paar oude schuit jes, enz, terwijl men nog wat kalk, een stoom machinetje misschien een paar van de een ou- digste fa-bricksinsta 11aties enz. in reserve houdt. En in een hoek van dit veld rich te men een reparatiewerkplaats in, waar men een tactvol bejaard werkman, die van alle markten thuis is, werkzaam stelle. Zijn taak zal 'het zijn den jongens onopzettelijk raad en leiding te geven als zij zelf gaan timmeren of smeden en zoo mogelijk ook leiding te ge ven bij het spel. Rekenen wij infcusschen op dit laatste niet. Wat verwachten wij nu? De jongens zullen bijv. spoortje willen spe len. Er is daarvoor alles watS*zij wenschcn, doch het moet geconstrueerd worden. Het De- cauville-baantje moet gelegd worden, er moet een ruw wegbed worden aangelegd, het lijntje zal Wellicht op een beekje stuiten, daar moet een brug gebouwd, enz. Nu zijn wij niet zoo naief te verwachten dat dit alles een, twee, drie zal geschieden. Er zal dikwijls staking zijn, dikwijls ook zal men meer destructief dan constructief werk zaam zijn. Doch met verstandige voorzichtige en zich achter de schermen houdende lei ding, zal men wellicht zoover komen, zal men een station willen bouwen, wellicht een telefoon willen aanleggen, een bakkerij willen maken enz. Om een en ander te maken zal men moeten smeden en timmeren. Men zal dan ontdekken, dat de handen verkeerd staan. De opzichter bovenbedoeld zal den weg kun nen wijjjpn en zoo zullen geleidelijk de jon gens er toe gebracht worden zich op het handwerk meer te gaan toeleggen en daar van beter de moeielijkheden begrijpen en over, het geheel inzien hoe moeilijk de practijk is, hoeveel gemakkelijker het 'is te critisee- ren dan te doen enz. enz. Maakt men nu nog1 het pension in het ho tel recht (eenvoudig, zorgt men voor gelijk soortige ontspanning en ontwikkeling van da meisjes, dan zoo stelt het blad zich voor kan men hiervan een paradijs voor kinde ren maken, dat een grooben en gunstigen in vloed zal kunnen uitoefenen op hun verdere ontwikkeling. 'tKan geen kwaad, dat op deze zijde der opvoeding eens gewezen wordt. Toch is het altijd gevaarlijk met dergelijke nieuwighe den in den tijd der zeeslangen te komen, merkt de L. K. terécht op. Al spelende leeren is mooi en wel, maar eenvoud in het spel is ook wat waard, ROOKEN. De redacteur van „Moleschott" geeft de volgende regelen voor rookers: 1. Rookt, niet vóór gij volwassen zijt (jon gelui moeten niet voor zichzelf uitmaken of zij wel of niet volwassen zijn). 2. Rookt matig, d. i. niet veel meer dan 15 gr. tabak per dag of ongeveer 4 sigaren. 3. Rookt nooit vóór het ontbijt, rookt hoog stens één sigaar vóór het koffie-uur. Na het gebruik van den maaltijd is het rooken beter 'te verdragen. 4. Let, er op, dat ge den rook steeds volko men uitblaast. 5. Rookt, niet te snel, houdt de sigaar of de pijp niet voortdurend in den mond, maar neemt telkens een trekje. 6. Kauwt, bijt of zuigt niet op uw, sla-aar. 7. Rookt net matst» eindje van mv niet te ver op. 8. Rookt niet Onder het loopen, werken, fietsen of dansen. 9. Rookt geen of weinig sigaretten. 10. Zorgt extra goed voor de reiniging van uxrw gebid en uw mond. Doe dit vooral 's avonds voor het slapen gaan. 11. Zoo ge gewend zijt onmatig te rooken, tracht u dan in dit opzicht te verbeteren, maar in elk geval, laat het rooken nu en dan eens geheel of bijna geheel. Wanneer men b.v. elke maand gedurende drie 'dagen er in slaagt) niet, of slechts één 'niet te groots sigaar te rooken, is men nog niet aan het tabaksgebruik verslaafd. 12. Let niet alleen op de hoeveelheid, maar ook op 'de kwaliteit van hetgeen gij rookt. 13. Rookt steeds in goed geventileerde ver trekken, hinder anderen niet met uw rook, vooral niet jonge kinderen. Verblijft niet in Zeer rookerige lokalen. Rookt nooit op uw slaapkamer. 14. Rookt niet zoo gij van het vrouwelijk geslacht zijt. Behalve dat het rooken nadeeïig is voor vrouwen, betreft dit laatste een ge voelskwestie, DE LIBELLENTREK. J. W. Kessler schrijft in De Levende Na tuur: Gisteren, 15 uni, nam ik hier ter stede een libellentrek waar. Het Jartikel van den heer Thjjsse in De Levende Natuur van Juli 1909 over dit verschijnsel nog eens nalezende, zagr ik, dat hij zieli daarin beklaagde over de wei-, nige mededeelingen, die hij toen daarover ontving-. Daardoor aangemoedig, laat ik hier onder mijn waarnemingen volgen van den trek van gisteren, hoewel die een veel min der groeten omvang heeft aangenomen dan die van 1900. Zondag 14 Juni, warm zonnig weer (niet drukkend) temp. 78 gr. F., windrichting N.O.: windkracht vrij zwak. Maandag 15 Juni, warm zonnig weer (niet drukkend) temp. 76 gr. F.; windrichting N.-. N.W.; windkracht vrij sterk. 's Middags óm half een werd ik attent ge maakt op trekkende libellen, doar iemand die ze bij troepen van 10—50 stuks over het Prins Hendrikplein en do-or de Sweelinok-j straat had zien vliegen; allen in N.-Oostelijke: richting. Direct daarop naar 't dak gegaan, zag ik troepjes van 510 stuks over ons huis trekken. Dit hield aan tot over eenen, waarna 't aantal verminderde. Om 2 uur was er zoo nu en dan nog een enkele te zien. om half 3 kwamen er geen meer. Omstreeks een unr telde ik tweemaal gedurende 5 minuten alleD die overvlogen. De eerste keer kwam ik op 70 stuks, de tweede keer op 67 stuks. Een telling gedu rende 5 minuten om 2 uur leverde slechts 10 op. Zij kwamen allen opzetten uit het Zuid- Oosten over een bepaald dak van de achter ons staande huizenrij. Dit dak is een van de laagste uit die rij, en scheen voor hen als 't ware een pas over een bergketen- te vormen. Daarna daalden ze af in onzen tuin, waar ze zoo dicht mogelijk over de heesters vlogen, stegen bij 't huis weer omhoog, scheerden over ons dak en verdwenen over de boomtoppen van Zorgvliet. Ik kreeg geheel den indruk of ze steeds zoo laag mogelijk vlogen. Hun vliegrichting was N. tot N. O., dus schuin tegen den wind in. In de Levende Na tuur lees ki. dat hun vliegrichting in 190(1 eveneens N. O. was, (hoewel ze toen zoodoende de wind mee hadden. In 1889 eveneens in N.- Qostelijke richting vliegende, hadden ze wind tegen. Ze schijnen dus evenals de vogels een vaste trekrichting te volgen, -wat het ver- scl ijnsel dunkt mij, nog belangrijker maakt. Zij schenen mij minder' schuw, (lan in gewone tijden; erg hongerig waren zij blijkbaar niet. want een paar witjes, die in onzen tuin rond vlogen, werden ongemoeid gelaten. Ook sche nen ze geen bijzondere haast te Ihebben, aan gezien er zich herhaaldelijk een neerzette op de balustrade van een bordes. Hun snelheid zal ongeveer die van een fietser zijn geweest. Ik zag geen vogels jacht op hen maken; voor musschen is het geen prooi, zwaluwen waren er niet en een troep gierzwaluwen vlogen wel driemaal zoo hoog als de libellen. Dinsdag 16 Juni, vrij zoel weer. bedekte lucht, zoo nu en rlan stofregen; temp. 60 gr. P.; windrichting N.-O. windsterkte vrij zwak. Er vertoonen zied: geen libellen meer. De soort heb ik (met slechts Brehm ter de terminatie tot mijn beschikking) hepaakl als Libellula quadrimaculata (dezelfde van 1900 en 1889 dus). Wellicht zoudt u zoo vriendelijk zijn mijn determinatie te controleeren. Het exemplaar in bijgaand postpakket is bescha digd; mocht n een gaaf, opgezet exemplaar (van de gisteren gevangen trekkers) wen- schen, zoo zal ik u dat met genoegen toezen den. IS HET GEBRUIK VAN GROENTEN GEZOND? „Moleschott" behandelt deze vraag en con cludeert als volgt: „Maken wij de balans op, dan zien wij, dat wij voor het gebruik van groenten lo. verschillende plantenzouten en -zuren gebruiken; - jsfc 2o. in de gemakkelijke gelegenheid zijn an dere voedingsstoffen te gebruiken en wel voor namelijk vet; 3o. zorg dragen voor een zeer gewichtige li chamelijke functie, van groot belang voor ons wel bevinden. Hiervoor is het echter noodig, dat wij slechts ten evenals onrijp fruit, diarrhee kan doen ont staan (alleen augurken worden onrijp ge bruikt.) Ongekookte groenten behooren voor het»ge bruik zeer zorgvuldig gereinigd te worden (sa lade), daar anders gemakkelijk infectie bijv. met wormeieren plaats vinden kan. Ook moet de groenten steeds toebereid zijn, groenten -"-nder vet is ouwel zonder medicijn." DE KLEUREN VAN DEN BLIKSEM. Iedereen weet, dat de bliksemstraal een groo te verscheidenheid van kleuren kan hebben. De Engelsche meteoroloog Spencer C. Russell heeft hiervan speciale studie gemaakt. Volgens hem komt de roode bliksem het. meest voor; van de 152 straalbliksems, door hem waargenomen, waren er 37 rood. In de tweede plaats komt de blauwe kleur, die hij in 30 gevallen opmerkte, en wit waren 25 bliksems. Aan goudgele blik sems telde Russell er 21, violette en gele nam hij elk 24 maal waar, de oranjekleurige blik sems waren 7 in getal en de rij wordt gesloten mot 4 groene bliksems. Bij de vlakbliksems was de kleurverdeeling geheel anders. Hier kwam de witte kleur het meest voor, daarnaas rood en geel. De roode blauwe en violette bliksem schijnen zich voor al te vertoonen, waneer het onweer het hevigst is, terwijl tegen het einde van het onweer dc ontladingen meest tot de witte goudachtige en gele kleur verhleeken. De zeldzame, groene bliksems ontstaan op de grootste hoogten, neemt men aan. Zij worden meest gevolgd door blauwe en violette bliksems. Ook bij onweders, die van hagel vergezeld gaan komen steeds blauwe bliksems voor. Interessant is ten slotte de opmerking, dat er steeds verband bestaat tdsschen de kleur der bliksems en de soort donder, die er op volgt. De krachtigste donderslagen hoort men na violette en groene bliksems. Roode bliksems worden gevolgd door lange rollende donder; blauwe door een meer of minder hevig nu eens kort en dan weer lang kraken, terwijl het ge luid. dat men na witte bliksems hoort, aan een slagveld herinnert. Dan hoort men als het wa re de vlugge ontlading van stukken geschut. TUBERCULOSE OP KINDERLIJKE LEEF TIJD. De bekende kinderarts prof. Czerny deelt in het Arch. f. Kinderheelkunde zijn ervaringen over den loop van tuberculose op kinderlijke leeftijd mede. Bij het verloop der kindertuberculose speelt de voedingstoestand geen groote rol, aangezien zelfs de beste voedingstoestand het optreden van tuberculose niet verhindert en daarente gen tubereulosen bij kinderen van laag gewicht dikwlijs goed verloopen. Beslissend is het ze nuwstelsel; tuberculose bij kinderen met een niet prikkelbaar zenuwstelsel verloopen beter dan bij zeer sensibele. De zoo snel wisselende bloedverdeeling bfj deze laatste schijnt den doorslag te geven. Tn de ontlasting van bet- zenuwstelsel ligt de gunstige invloed van de sanatoriumbehandeling, welke dan ook uitblijft wanneer de ouders niet tijdelijk afstand willen doen van hun kinderen. Hetzelfde resultaat is cok wel thuis te verkrijgen, wanneer de ouders voor rede vatbaar zijn. De resultaten van de zon- en openluehtbe- handeling berusten minder op de werking der zon dan op die van de vrije lucht. Tuberculose kinderen in een glazen huis vertoonden, on danks intensieve zonbehandeling, eerst beter schap, wanneer zij in de vrije lucht gebracht werden. De graad van pigmenteering of bruin- kleuring speelt hierbij geen rol. BS de vrije- luchtbehandeling is het hoofdagens de sterke warmte afgave door de over het lichaam strij kende lucht. De kuur moet daarom niet op va- randa's plaats vinden. Bij de vrije lucht- en zonnekuur heeft de kindertuberculose het kort ste en gunstigste verloop dan tot. nu toe te ver krijgen is. Op de peritoneaal- en de gesloten longtuberculose heeft de kuur geen wezenlij ken invloed. Tegenover de tubercnline-behan- deling is Czerny ieer sceptisch. Sommige kin deren kunnen voor grootere doses immuun ge-, maakt worden, andere reageeren altijd zeer ge voelig op kleine doses, zonder dat beide groe pen op de een of andere wijze een gunstigen invloed ondergaan. De prophylactisehe toepas sing van tubereuline is niet gerechtvaardigd. Goed gevolg heeft de voedingsbehandeling, die vochtaanzettins zooveel mogelijk voorkomt, daarentegen de vetaanzetting begunstigt: ge mengde kost met weinig melk, tweemalen per dag vleesch en groenten. „Med. Weekblad." ZUTDPOOL-PE OBLEMEN. In het laatst verschenen nummer van het. T. v. h. Aardr. Gen. wordt een overzicht ge geven van een artikel van prof. David, een der onderbevelhebbers hij Shackleton's laat- sten Zuidpooltocht, in het Geo.gr. Journaal over vraagstukken, die de Zuidpool nog op te lossen geeft. Een van die problemen is de verdeeling van hoog en laag land. waarmede de •meteo rologische gesteldheid der Antarctis zoo nauw samen Langt. Daarbij komt ook een practisch belang aan de orde, waarop onlangs ook nog eens door Shackleton is gewezen, toen hij Ihet. i veelzijdig belang van zijn aanstaande expe ditie deed uitkomen. Men heeft, toch laatstelijk, naar Mobsman's waarnemingen in het Argentijnsche station op de Zuid-Orkney's, d.en regel kunnen op stellen: dat hooge barometerstanden in het uiterste zuiden van de West-Autarctis en hooge waterstand op de Parana-rivier samen gaan; dat hooge drukking over de Weddell- zee de „regengordels" verder noordwaarts drijft dan gewoonlijk, en dus aan het sub tropische Oh ill een vochtig seizoen bezorgt- en de Australische regeering acht het door Mawson's expeditie tijdelijk op Maequarie- eiland gevestigde radiografische stal ion. ten .behoeve van de weeretndie, van zooveel be lang, dat het besloten heeft, dezen post voor 'eigen rekening permanent te maken. Prof. Da vind bespreekt kortelijk ook de zeer merkwaardige vondsten van steenkolen en fossiliën in het uiterste zuiden. Een der kolenvelden strekt zieh vermoedelijk onafge broken uit van den Beardmore-gletejer (Ko ningin Maud-gébergt), waar het in 190S door Wild ontdekt werd, tot aan George V-land (Mawson), d.i. een afstand van meer dan 2000 K.M. Fossiel hout werd door SUiackleton op zijn tocht gevonden, en onder de specimina die Scott en de zijnen, met opoffering van hun leven, van de poolstreek terugbrachten, bevinden zich fossiele bladeren en andere overblijfselen, waarschijnlijk van coniferen- Ook op Grahamland zijn dergelijke fossiele 'overblijfselen aangetroffen. Welk een gewel dige veranderingen moeten dus in geologi- ;sche tijden plaats hebben gehad in_ deze 'streek, waar nu geen coniferen meer binnen 'den zuidpoolcirkel kunnen geroeien, terwijl de streek hij den Beardmore-gletsjer thans vijf maanden van het jaar in volkomen duis ternis verkeert. Is de ligging van de geogra- fisdhe pool zóó sterk gewijzigd, of zijn hier andere oorzaken in het spel? Ziedaar een aan trekkelijk, maar voorhands onpolosbaar |vraagstuk voor geoghysiei en plantkundigen. RICHTINGSVINDER VOOR DRAAD- LOOZE GOLVEN. Door Marconi en zijn assistent Bellini Tosi is een „richtingsvinder" voor draadlooze gol ven uitgevonden. Kapitein Tihomson van de Royal George der Noord-Canadeesche lijn heeft er proeven mee genomen en is vol lof over het instrument. Zonder hulp van een geoefend ambtenaar leest de kapitein, onmid dellijk de ligging van zijn schip af, wanneer het zich maar op niet meer dan 50 mijl af stand van een draadloos station of analoog j uitgerust schip bevindt, welke poolshoogte 1 bekend is. De „vinder" zegt de juiste rich ting van elk draadloos signaal. Een 6chip in nood heeft dus niet zijn eigen ligging mee te j doelen. Bij mist weet een sdhip precies, of het binnen of buiten een lichtschip koers kan nemen en hoe het een passeerend schip moet ontwijken TTEÜ TOLEFQÖOT. In de academie van wetenschappen te Parijs is een mededeeling gedaan over den telephoot van Georges Rignoux, een toestel, dat niet dient om een photo door middel van telephoon- of telegraafdraad over verren afstand op een photografisehe plaat, te projecteeren men herinnere zich het portret van den Dnitschen keizer, dat indertijd uit, Zwitserland in den let terlijken zin van het- woord is overgeseind maar een, dat ten doel heeft een voor den toe schouwer onmiddellijk zichtbaar beeld te doen ontstaan, 't. welk nauwkeurig overeenkomt met de voorstelling, die men zou verkrijgen door on- middelijke waarneming van het tele-photisch te reproduceeren object. Bij den telephoot wordt evenals bij de tele- photografie partij getrokken van de eigen schap van het metaal selenium om een sterker electrischen weerstand te ontwikkelen naar gelang het sterker verlicht wordt. De uitvinder heeft in zijn laboratorium met zijn toestel, ietwat wazig nog, de letters van het alphabet op een scherm te voorschijn weten te brengen voor meer samengestelde voorstel lingen wordt een behoorlijke reproductie van mezzotinten vereischt. Hbld. DE INVLOED VAN ROOK OP HET VEE. Onlangs is op initiatief van de Universiteit te Leeds een enquête bij de boeren gehouden om trent den invloed van rook op het vee. Hieruit bleek, dat de invloed van een fabrieks-atmosfeer I zoowel bij het vee als bij de paarden goed te merken is. De jonge wieren willen niet goed j gedijen, terwijl de oudere dieren meer voedsel en grootere zorg noodig hebben dan die, welke in een zuivere atmosfeer leven. Deze invloed moet I gedeeltelijk toegeschreven worden aan de door rook bedorven lucht, voor een ander gedeelte aar, het gras, dat onder deze omstandigheden ook niet erg wil. Het fokken van schapen is nog moeilijker dan dat van andere dieren: de wol wordt door den rook veel minder waard. In de j buurt van Leeds worden dan ook weinig schapen i gefokt. I SÖHARENSLIJPEN PER AUTO. De rondtrekkende scharenslijper is in Ame rika met zijn tijd meegegaan en heeft zich een auto voor zijn werk aangeschaft. Is het j rijtuig ook zeer primitief, toch laat het hem I toe. dat hij, in plaats van, zooals vroeger j de kar zelf te moeten duwen, trotsch op zijn zetel kan zitten, terwijl de motor den wagen voortbeweegt. Krijgt hij wat te slijpen, dan verbindt, hij den motor aan zijn slijptoe- stel. Daar hij nu zijn aandacht niet meer aan ihet trappen behoeft te wijden, kan hij ook beter geslepen werk afleveren en is er sneller mee gereed. H ART AA N DOENINGE X BI.J HET BADEN Een bekend feit is het, dat reeds talrijke jon ge, krachtige zwemmers door een onbekende oorzaak tijdens het baden plotseling dood ble ven. In de meeste gevallen spreekt men dan van hartaandoeningen door overspanning en ver hitting. Ook de volle maag geldt als oorzaak; men neemt dan aan, dat de doode onder water zijnde, gebraakt heeft. Al deze verklaringen voldoen echter niet, wanneer men bedenkt, dat de zwemmers in den regel jonge krachtige men- schen zijn, meestal zeer geoefend, bij wie een hartkwaal zeer onwaarschijnlijk is. Ook bleek bij de meeste lijkschouwingen, dat aan het hart niets haperde. Een en ander maakt de nieuwe theorie van dr. A. Guttich te Fraukfort bijzonder interes sant. Dr. Gtittich vestigt volgens de P. G. Ct. de aandacht op het voorhof van het inwen dige oor; storingen hiervan kunnen de oorzaak zijn van duizeligheid, onwillekeurig trillen van het oog en braaklust. Dergelijke verschijnselen komen voor bij bepaalde menschen, en vooral bij hen, wier trommelvlies intact is, wanneer men hun koud water in het oor spuit. Het plot selinge doodblijven in het water is nu te ver klaren door dergelijke prikkelingen van het voorhof. Er zijn een massa menschen. die van hun jeugd af een oude scheur in het trom melvlies hebben, zonder dat zij er iets van be speuren. Bij een mislukten duiksprong kan ook het trommelvlies scheuren. Het koude water dringt dan door den uit- wendigen gehoorgang in de trommelholte en prikkelt van hier uit het voorhof. Het gevolg hiervan is, dat men zich niet juist meer weet t? oriënteeren, .want zooals men weet i« de

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1914 | | pagina 8