DAGBLAD voor NOORD- en ZUID-HOLLAND.
EERSTE BLftP.
„Wat ik maar een Belgische
De Oorlog.
P W. TWEEHUIJSEN,
linferpanfoffels
Slobkousen.
NDEüDftG 15 OCTOSEB I9l4i
4öJ
■gang No* 7suz
ABONNEMENTSPRIJS»)
Per 8 maanden voor Haarlem - /l-®»
Voor da plaatsen, waar een agent Ia gevestigd (kom oer gem.) 1.35
Voor de overige plaatsen in Nederland franco per poet 1-88
Afzonderlijke nummers
Gssreaw* van ftedsmtie en Adminisfpaiïa
SaifspcoBKiBWsasaaaS TeSsfosnnnmiaaaB* 14112*
PRIJS DER ADVERTENTIëNi
Van 1—8 regels 60 cent (contant 50 cent). Iedere regel meer 10 eé.
Buiten Haarlem en de Agentschappen 15 et per regel Buitenl 20 ck
Dienstaanbiedingen 25 ct (6 regels), driemaal voor 50 cfc. contant).
Uit niimmer bestaat uit
twee bladen*
AGENDA. 16 ?,ct®be^
Gebouw Sint Bavo - R. K. Volksbond
Hoofdbestuur. Propagandaclub. —Re
derijkers. Van 7)4— 9 uur Steuncomité.
Concertzaal Sociëteit Vereeniging
8 uur Zang en Vriendschap. Concert,
Meisjespatronaat St. Rosa Nassaulaan
50— 7)4—8)4 uur Spaarbank.
Paleis van Justitie half 2
Bureau van Consultatie.
Bisschoppelijk Museum Jansstraat
79 geopend eiken dag van 10—5 uur tegen
betaling van 25 cents. Uitgezonderd Zater
dagen en R. K. feestdagen.
INZAMELING VOOR DE VLUCHTE
LINGEN.
(Op initiatief van den R. K. Vrouwenbond,
I7 afd. Haarlem).
V ong totaal bedrag 51.50
Ontvangen van:
V - 0.75
N. N. - 1-
Van een bruiloft L75
R. K. Kring (per week) 6-
Totaal ƒ61.—
Daar gaat een verhaal door de Nederlandsche
pers dat het volgende voorval vertelt:
Op 'n stoep zit een vrouw, arm, koud, rillend
en koortsig, een kind in haar arm; d'rie, vier
andere kinderen schreiënd en droevig aan haar
rokken....
Daar komen voorbij dames, heeren, vol medelij
en leedgevoel. En ze informeeren vol zachte deel
neming: „Och vrouwtje, zij-de óók uit Antwer
pen?"
De vrouw antwoordt, in onvervalscht-Amster-
damsch: „Nee meneer, 'k bin uit Amsterdam, en
'k heb geen brood, geen huis, geen kostwin
ner
Teleurgesteld ja, waarachtig: teleurgesteld!
gaan de medelijdende dames en heeren ver
der: „Oooouit Amsterdam, da's wat an
ders!" En de vrouw met de jonge kinderen
blijft zitten, arm, koud, rillend, koortsig en hon
gerig, omdat ze een Nederlandsche is! En ze
murmelt: „Was ik maar een Belgische.
Wij weten niet of dit verhaal wel precies his
torisch juist is, zooals het hierboven is verteld.
Maarin den grond der zaak dreigen
zulke vreeselijke dingen zéér zeker te ge
beuren! De gastvrijheid, die Nederland be
toont, vol blijde gewilligheid, aan zooveel hon
derdduizenden ongelukkige Belgen, dreigt (méér
dan „dreigen" is het nog niet!) door ietwat zie-
;elijke overspanning te worden tot een armen-
/erpleging in het groot, waartoe ons land, vooral
n deze omstandigheden, allerminst is aange
wezen
Nederland zet zijn deuren wijd open zooals
onze Koningin zeide in Hare Troonrede bij de
opening der Staten-Generaal voor alle onge
lukkiger., die het oorlogsweê en den granaten-
donder vol vreeze ontvluchtten, en op ons grens
gebied veiligheid kwamen zoeken.
Maar.... men vergisse zich niet in de be-
teekenis van dit hulpbetoon!
Het is niet een kosteloos onderhoud, dat wij,
Nederlanders, aan die Belgen bieden, wien het
etwat gevaarlijk of ongewenscht voorkomt, om
onder Duitsche heerschappij (krachtens het recht
van den veroveraar) in eigen land te blijven,
ons hulpbetoon was en is alleen en uitsluitend:
medemenschen die in nood zijn, te helpen, te
voeden, te huisvesten, waar zij hulp noodig, en
noch eten, noch huis hadden.
Méér niet
Wij inogen ons land niet maken tot een woon
plaats van rejugiès, die er (op onze kosten) zul-
ien wachten of het oorlogslot Antwerpen en om
streken weer eens den Duitscher zou ontne-
wat den Nederlandschen arme dan toch
nooit wordt gegeven, maar dat wij
het onderhouden en herbergen van vluchte
lingen moeten opvatten als een noodzakelijk
tijdelijk hulpmiddel, van ganscher harte doorj
ons geboden, dochslechts zóólang als het
noodig is! j
De Belgen-zelf begrijpen dat alles, op eenige
uitzonderingen na, vrij algemeen.
Mogen zij nu óók begrijpen, dat Nederland,!
het land dat hun liefderijk ontving, toen zij door
panischen schrik bevangen wegvluchtten, hun'
aanwezigheid op Nederlandschen bodem, met
het oog op den nood onzer eigen bevolking, met
het oog op hygiënische en economische belangen
van ons eigen volk, ook niet langer kan en mag
dragen dan absoluut noodig is!
En nu derhalve uit Antwerpen op de meest
plechtige en betrouwbare wijze wordt medege
deeld, dat het in het belang der Antwerpenaren
zélf is, om zoo spoedig mogelijk terug te keeren,
nu verwachten wij dan ook, dat de menschen-
stroom, die ons vaderland vanuit 't Zuiden heeft
overweldigd, zich spoedig weer zal ómkeeren, en
dat het nu een uittocht naar het Zuiden zal
worden, naar eigen huis en haard, die óns vader
land zal ontlasten
Ons eigen volk roept en klaagt om brood
en de zwarte nood gluurt al om de hoeken van
de deuren, in de groote steden vooral
Wij hebben opgeofferd, wat we konden.
Maar wij kunnen niet tot onbepaalden tijd
daarmede doorgaan! De Belgen moeten zoo
mogelijk spoedig naar hun land terug, waar de
Duitsche overwinnaar zooals de officïèele
berichten luiden, er niet aan denkt, het volk
overlast aan te doen
Wij zeggen dus: B'elgen, keert terug! Hoe
spoediger ge zijt in Antwerpen, des te minder
kans hebt ge, dat een of andere boef hetzij
een Duitscher, hetzij een Belgisch maraudeur
uw erfgoed besteelt
Zorgt ook gij ervoor, dat niemand hier in
Nederland, in deze dagen dat wij gelukkig zon
der oorlog blijven, de schrikkelijke en tragische
verzuchting zou behoeven te slaken: „Was ik
maar een Belgische
Dat mag in der eeuwigheid niet! En dat wilt
gij toch zélf niet?
OVERZICHT.
Het ovetrzicht van heden kan kort zijn. Een
belicht uit Terneuzen meldt, dat het Belgi
sche leger-overschot te Ostende reeds is in
gescheept.... Of het naar de Fransche linies
zal gevoerd worden? Dan zal de moeielijk-
heid van het verschil in munitie (het Belgi
sche leger Heeft een geheel ander geweér
dan de Franschen en Engelschen) ongetwijfeld
groot zijn. Maar misschien worden de Belgen
voor étappedienst en bewaking gebruikt. In
de posities der partijen in Frankrijk is geen
verandering van beteekenis genomen, althans
er wordt niets van vermeld: de stand der
sterke linies tegenover elkaar is nu al haast
een maand dezelfde, behalve op den rechter
vleugel, waar de D'uitechers al maar méér
naar de zee trekken. Dat Rijssel niet bezet,
maar genomen is na een strijd met Fransche
troepen uit de stelling Duinkerken, blijkt uit
het Duitsche iegerbericht. De Franschen heb
ben hier niets van gemeld.
Uit Polen komen berichten van gestadig
succes voor de Duitsche troepen, die nu op
Warschau aantrekken. De nieuwe inval in
Oost-Pruisen schijnt afgeslagen.
DE DMTSCHERS IN
VLAANDEREN.
in de buurt van Gent moeten naar'mededeelin-
j gen van vluchtelingen, die niet altijd even
betrouwbaar zijn, een goede honderdduizend
Duitschers liggen die steeds troepen afzen-
den naar het Weste, waar het overschot der
I Belgen den terugtocht op Ostende verdedigt.
menwij hebben hier te lande ongelukkigen, j ïo Gent zelf is een groot Duitsch garni-
werkloozen, broodeloozen en armen genoeg', en zoen ingekwartierd: de soldaten zijn onder-
te overj gebracht in scholen, groot© gebouwen, enz.,
Wij nwgeti het niet riskeeren, dat onze Neder-ue officieren zijn bij de gegoeden ingekwar-
landsche behocitigen zouden gaan klagen„Wasijerd. Het leven gaat zijn gewonen gang, de
zooals de vrouw waarvan winkels zijn geopend en fabrieken werken.
ik maar een Belg"
hierboven wordt verteld, het deed
De goedgeordende liefde begint bij eigen huis,
zoo is de vertaling van een spreekwoord dat
Opvorderingen worden met bons betaald.
Uit Sas van Gent, wordt aan de N. It. Gt.
nog' gemeld: De Duitschers gaan voort uit
in alle talen der wereld natuurlijk is omgezet, Antwerpen groote troepenmaesa's te verplaat-
en dat in drastisch Hollandsch kan luiden als:'sen in westelijke richting. De bondgenooten
het hemd is nader dan de rok.
Dat wil nu natuurlijk niet zeggen, dat wij de
rijn ten westen van Gent teruggedreven.
De vluchtelingen uit de Belgische grens-
dorpen zijn, nu blijkt dat de Duitschers zich-
ongelukkige. ons zoo sympathieke Belgen maar j zelf correct gedragen, voor een deel reeds
dadelijk zouden willen loozen, en de grens óverteruggekeerdoveral manen de Duitschers
sturen, geen kwestie van! jde bewoners aan toch niet te vluchten. Ver-
Maar dat wil wèl zeggen, vooreerst: dat wij;laten huizen worden door de troepen openge
broken om er een onderdak te vinden; ik
zag te Selzaete een door de bewoners ver
laten herberg, waar 14 Duitschers den nacht
hadden doorgebracht. Ze hadden alles wat
eet- en drinkbaar was opgemaakt, maar niets
vernield, zelfs de portretten van het Bel
gisch koninklijk paar hadden ze op hun plaats
gelaten. Waar de bewoners gebleven waren,
werd alles betaald, kléine bedragen met con-
ons niet mogen begeven op een weg, die leidt
naar allerlei misbruik.
Wij mogen en moeten niet vergeten, dat deze
Belgische vluchtelingen niet zijn pleizierreizi-
gers, die hun na]aars-pension hier opzoeken,
maar vluchtelingen, die hier tijdelijk door mede
lijdende liefde worden gesteund en zoo noodig
onderhouden.
r.,,1,;" ten andere wil dat spreekwoord van „het
moetenteten 5ok" feggen, dat we ons nu niet
•-mnteliteit aio n tot een begrijpelijke senti-
f ritte!'aa?-t1eze vreemden allerlei gerie-
ic.ijkhec.en en pietjes en ontspanning verschaft
boven en behalve het levensonderhoud. iets
tant geld, groot©
bedrag
n met bons
gisteren,
volgens de-
fe Selzaete dreigden
zelfde correspondent, tooAeelen, zooals zich el
ders hebben afgespeeld; er ontstond namelijk
een paniek toen iu het dorp tweo geweer
schoten werden gehoord. Het bleek dat een
doop de angst plotseling krankzinnig gewor
den man de geweren van 'n Duitschen soldaat
had trachten weg te nemen. De soldaten kon
den den waanzinnig© niet meester worden
en om hulp te krijgen losten twee hun ge
weer. De krankzinnige werd overmand en
zachtgrommend van woede, gebonden in een
stal gelegd.
Eecloo en Maldeghem zijn door de Duitsche
troepen bezet.
DE LAATSTE DAGEN IN HET
BESTORMDE ANTWERPEN.
De heer Gustave Jaspaers, redacteur van
de Antwerpsche „Matin", zendt ons een lang
verhaal van „de laatste dagen in het be
stormde Antwerpen", waarin hij welsprekende
hulde brengt aan het Nederlandsche volk, dat
de Belgen zoo trouwhartig heeft opgenomen
en bijgestaan.
Hij verhaalt verder over het geteisterde
Antwerpen en wij nemen uit zijn verhaal een
en ander over:
Met gansch de Antwerpsche bevolking hadden
wij moed en vertrouwen in de toekomst behouden
tot de allerlaatste dagen. Niet dat we dachten
dat het een volstrekte onmogelijkheid was dat de
Duitschers ooit Antwerpen zouden innemen, o
neen, de val der forten van Luik, Namen en
Maubeuge en andere hadden ons geleerd hoe
weinig we nog op forten rekenen mochten, wan
neer de vijand er zijn helsc^i geschut op richt.
Maar we waren vol vertrouwen in den moed van
onze dappere soldaten, vertrouwen, dat trouwens
nooit bedrogen werd. En had men ons niet de
hulp van Frankrijk en Engeland verzekerd?
Zondagnacht nog verzekerde mij een comman
dant van den Franschen Staf dat Antwerpen
slechts met zijn eigen garnizoen had stand te
houden om gered te zijn. Dien dag waren er
reeds 3000 Engelschen met prachtige mitrailleu
ses aangekomen, er* ontscheepten nog 7000 En
gelschen, die een driehoek zouden vormen tus-
schen Brugge, üent en Kortrijk, dan zouden
daarna nog immer Engelschen ontschepen, zoo-
dat er op 't einde der week wel 50,000 zouden
zijn. Ook Frankrijk zond ons twee kanonnen van
20 cM. en twee andere van 27 cM. Dit alles zou
ons van den Duitschen inval vrijwaren
Ongelukkig, toen de vier Fransche kanonnen
aankwamen was er geen tijd te veel ze richtig op
te stellen en de voorvallen hebben ons geleerd
dat de Engelschen wat laat kwamen om het
onheil te voorkomen. Intusschen vochten de 3000
reeds gearriveerde Engelschen als leeuwen. Pas
waren zij te Lier of zij versloegen er de Duit
schers, die kolossale verliezen leden. Maar ook
onze bondgenooten werden erg beproefd. Van de
drieduizend werden er duizend buiten gevecht
gesteld. Onze eigen soldaten deden nog immer
meer dan hun plicht. Met den heldenmoed, dien
zij van af het begin van den oorlog getoond had
den, verdedigden zij hun stellingen, voet voor
voet. Maar wat kan de leeuwenmoed van een
handjevol mannen tegen cle altijd toenemende
stroom der overweldigers uitrichten?
Toen het fort van Waelhem viel, stond ik er
zeer dicht bij en zag hoe een schutter, gansch
bebloed langs een tedder over de vestinggracht
poogde te komen. Toen ik den armen kerel op
een veilige plaats had gebracht, wilde ik hem
wat nieuws vragen, maar het eenige wat de on
gelukkige kon uitbrengen was een lange klacht.
„Och," mompelde hij. „Het is verschrikkelijk.
Van waar ze schieten weet men niet, maar hun
granaten doorboren twee meter dikke betonmu-
ren, alsof ze door boter vlogen." In zulke voor
waarden was de strijd niet meer gelijk. Ook
wrong zich de kring van staal en vuur hoe lan
ger hoe dichter rond de stad. Vele burgers, voor
al de vreemdelingen, vonden het raadzaam Ant
werpen te verlaten. Anderen bleven, daar zij
niets bezaten om in den vreemde te leven, deels
daar ze immer nog hoop hadden. Immers, de
Engelschen hadden ons verzekerd, dat Antwer
pen nooit zou vallen! En zoo leefden we voort
in het geteisterde Antwerpen, kalm niettegen
staande alles.
We zaten, een klein groepje notabelen der stad
en eenige journalisten, in de Salons des Royal
Yacht Club, het eenige locaal waar men na zons
ondergang nog kon blijven. lederen avond ver
gaderden wij daar en reeds heette het „Lc der
nier Salon ou Ton cause". Rond 11 uur kwam
er een onzer collega's met het allerlaatste
nieuws, en wat nieuws! De toestand te Antwer
pen is erg, de personen, die zich aan het ge
vaar van een bombardement willen onttrekken
zijn verzocht zoo spoedig mogelijk zich langs
het Noorden of het Noordoosten te verwijderen.
Is dit officieel, vroeg men van alle kanten?
„Zoo officiéél als het maar zijn kan," was het
antwoord: Generaal de Guise heeft het aan al
de burgemeesters der omliggende gemeenten la
ten schrijven en morgenochtend verschijnt het al
in de kranten
Een doodsche stilte volgde op dit antwoord.
Om elf uur 's morgens vergaderden de direc
teuren der verschillende dagbladen om te be
spreken of men nog langer verschijnen zou. Die
besloten op hun post te blijven tot het allerlaatste
oogenblik, waren „Le Matin", „Le Metropole"
en „Het Handelsblad". Die zouden blijven door
drukken. Zelfs onder den bommenregen. Dan
moedig maar aan den arbeidmaar er was een
„maar" bij. Wel waren de directeuren het eens
met hun redacteuren om voorts hun blad te doen
verschijnen, maar zoo dachten de arbeiders der
drukkerijen er niet over Deze verklaarden, dat,
indien ze moesten sterven, dat liefst bij hun
vrouw en kinderen thuis deden en.lieten ons
in den steek. Zoo kwam het dat de laatste Ant
werpsche bladen Maandagnamiddag verschenen
en dan reeds kon men ze bijna niet meer ver-
koopen, daar er geen uitventen meer waren.1
Dan' verhaalt de schrijver van het bombarde
ment dat 's nachts aanving, en de verschrikking
ervan. En hij gaat voort: Toen we 's morgens
beneden kwamen om te ontbijten wachtte ons
daar een nieuwe teleurstelling. Het dienstmeisje
was spoorloos verdwenen, waarschijnlijk door
angst bevangen uit den kelder, waar ze zich
schuil hield, naar het gastvrije Holland gevlucht.
Nu, dan zorgen we maar zelf voor wat eten.
Jawel. In de buurt alles potdicht gesloten, bak
ker, vleeschhouwer, boterhandelaar, melk- en
eierenverkooper, alles is op de vlucht en op de
straat is het een onafgebroken stoet van weenen-
de vrouwen en kinderen, terneergeslagen man
nen, gebrekkige ouderlingen. Het Centraal sta
tion was gesloten en nu moesten die ongeluk
kigen te voet langs den Scheldedijk naar Hol
land, bevreesd ieder oogenblik in handen der
Duitschers te vallen. Het ellendige van die ver
schrikkelijke vlucht zal ik maar liefst niet trach- j
ten te beschrijven.
Naast mijn woning was voor twee dagen een
80-jarige grijsaard gestorven en het lijk zou juist
dien ongelukkigen Donderdag ter aarde besteld
worden. Ten 10 uur 's morgens kwamen de gees- j
telijken, uitgedoscht zooals in gewone tijden, j
maar van lijkwagen en van lijkdragers geen;
spoor. Nergens had men ze kunnen ontdekken.
Na lang wachten besloten de priesters in accoord
met het eenige familielid dat aanwezig was, de
kerkelijke ceremonie maar te volbrengen zooals
naar gewoonte, en het lijk in het sterfhuis te
laten. Later zou men wel zien hoe de aflijvige
op het kerkhof te brengen was
Met de tranen in de oogen namen we afscheid
van Antwerpen en nu begon voor mij ook de
droeve tocht.
Och, wie zal ooit al den weemoed kunnen
beschrijven, die men gevoelt, wanneer het noodlot
u dwingt uw huis te verlaten.
Dit huis waar ge zulke gelukkige jaren te
midden van uw huisgezin doorbracht, hoe hart-
verscheurend liet is, wanneer een Antwerpenaar
zijn zoo beminde moederstad, zijn Belgenland
uit wordt verdreven door den gehaten indringer.
Wie zal ooit kunnen weergeven, al de smart, al
het lijden, dat we doorstaan hebben, toen we,
den fieren Scheldestroom afvarende, den mooien
kanten toren der O. L. Vrouwenkerk, onzen toren,
stil-aan achter de hemelhooge rookzuilen der
brandende stad zagen verdwijnen. Hoevele bit-1
tere tranen hebben we niet geweend, toen we te
Bath de grens overschrijdende, een laatste!
vaarwel toewierpen aan ons zoo dierbaar vader-
land....
En wat was het een zoete verzachting voor j
ons leed, toen we in Holland aangekomen, door
allen, mannen en vrouwen, oudere en jongere, j
op zulke gulhartige wijze ontvangen werden. Dat j
was voor ons allen een hoogstnoodigen balsem
op ons bloedend hart en nooit, er gebeure wat er
wil, kunnen wij vergeten wat hel Hollandsche
volk ons deed
JASPAERS.
DE KONINGIN VAN BELGïë.
De Evening Standard weet uit zeer be
trouwbare bron mede te deelen, dat de ko- j
ningin vau België niet naar Engeland ge
gaan is, maar nog in België verblijf houdt. I
Tijdens de reis van koning Albgrt verle- j
den week, in het Noorden van België, is de
koningin geregeld aan de zijde van haar ge
maal gebleven, zeer waarschijnlijk zal zij dus
in België blijven vertoeven, zoolang de ko
ning bij zijn leger blijft.
DE BRUSSELSCHE OORLOGS-
RETRIBUTIE.
Over den huidigen stand van de vraag der
Brusselsche oorlogsretributie vernemen wü
van Duitsche zijde het volgende:
Die schatting was, zooals men zich herin
neren zal, door de het eerst inrukkende leger
op 50 millioen francs vastgesteld geworden.
Hiervan betaalde burgemeester Max aller
eerst 20 millioen, waarvan 3)4 millioen in
contant geld. Voor de rest gaf hij kasbons
af, die hij dan echter op een gegeven moment
weigerde in te lossen. Van het restant van
nog 30 millioen wilde hij heelemaal niets
hooren. Daarop werd hij, als bekend, door
den militairen gouverneur van Brussel, Frei-
herr Von Lttttwitz, in hechtenis genomen en
naar Dnitschland gebracht, om in een ves
ting geïnterneerd te worden. De stedelijke
zaken werden in zijn afwezigheid door het
college van schepenen verder gevoerd, met
wie de Duitsche Regeering blijkbaar beter
kan opschieten dan met het voormalige hoofd
der residentie, wien zijn persoonlijke eer
zucht in het Ihoofd gestegen was- De sche
penen losten dan eerst de vraag der kassen-
bons tot beiderzijdsche tevredenheid op, en.
deden dan voor de rest van 30 millioen een
bod tot de helft dier som. Nu schijnt het
echter wel uitgesloten, dat de Duitsche Re
geering voor het resteerende bedrag tot op
15 millioen zal laten vallen; maar er wordt
op dit moment nog over onderhandeld, en
het ontbreekt op de eene noch op dc andere
zijde aan den ernstigen wil tot een gunstige
oplossing van het vraagstuk te komen.
DOLLE VERNIELING.
Een oovlogscorrespon den t van het „Berl.
Tagebl." vertelt wat er van do vliegend©
treinen geworden is, die de Belgen vóór eeni
ge weken uit Antwerpen hebben losgelaten.
Het dolste wat een menschelijk© geest uit
denken kan! zegt hij. Tusschen de stations
liever en Boort-Meerbeek aan de lijn Ant- j
werpon-Leuven, was een woest© wirwar van
locomotieven en spoorwagens. Een hoog op
gestapelde, op elkander geslingerd© chaos van
SARTiLiöHlSiTRAAT 27
TELEFOON 1770.
Haarlemsche Ailed acjcs No, 1455.
VOOR ONZE ARMEN.
Het is merkwaardig, haast wonderlijk, hoe
véél er, in zoo korten tijd, is gegeven, afge
staan en gedaAn voor de arme uitwijkelingen
die in ons land een toevlucht hebben gezocht.
Letterlijk iedereen heeft gegeven, en mede
gewerkt, en men staat versteld als men ver
neemt, hoe een reuzenberg van kleêren, lijf
goed, materiaal voor ligging enz. is bijeenge
bracht.
Nu is dat begrijpelijkerwijs niet alles
noodig voor de Belgische uitwijkelingen, die
naar wij hopen en verwachten, voor goed deel
spoedig weer naar hun land zullen wederkeeren.
Wanneer deze zullen zijn vertrokken, zullen
er stapels goed, en misschien ook hier en daar
sommen gelds overblijven hetzij bij buurt-
vereenigingen, hetzij bij speciale comité s, die
niet al 't bun toestroomende hebben behoeven
te gebruiken voor deze gasten.
Wij zouden, in dat geval, een voorziening
willen voorslaan.
De buurtvereenigingen overal, die met zoo
groot succes en met zooveel algemeene liefde in
onze stad zich gewijd hebben aan het liefde
werk der herberging van onze Belgische gas
ten. moeten na het vertrek der Belgen blijven
voortbestaan en voortgaan in denzelfden geest,
zoo slaan wij voor
Daar zal in den komenden winter, nu de oor
log zeer zeker tot het voorjaar zal voortduren,
ook in ons Haarlem ontzettend veel armoe en
lijden zijn, dat laat zich voorspellen.
Welnu, de band die een buurtvereeniging
bindt, is een hulpmiddel om véél van dat lijden
heel discreet en zonder ophef, zonder offi
ciëele liefdadigheid (om het woord
eens te gebruiken) te lenigen 1
Zoo'n buurtvereeniging, die de beschikking
heeft of krijgt over geld, eetwaren, levensmid
delen. kleeren, lijfgoed, bedden enz. kan zonder
dat er een haan na kraait in werkelijken
armoed dikwijls afdoende hulp brengen, ze
is volkomen op de hoogte van de noodzakelijk
heid, hier of daar te helpen. ze treedt op
zonder vertoon, zonder ambtelijke formalitei
ten, zonder officieel gedoe....
En zoo kan een buurtvereeniging, die later
in deze richting, maar nu voor eigen men-
schen wil blijven voortwerken veel ellende
voorkomen, veel werk uit de hand der o f f i-
c i e e 1 e steuncommissies nemen, goed doen
in eigen kring!
Wat zegt men van dit voorstel?....
ongelooflijke verwarring. Evenals in Halen
hadden de Belgen een spoortrein uit Ant
werpen losgelaten. Zij hadden vernomen dat
onze zware artillerie per spoor zou aange
voerd worden. Öm dit transport te verhinderen
en onze treinen te treffen, hadden zij een
moorddadige tros samengesteld. Voorop twee
locomotieven. Daarop volgden twaalf met stee-
nen en zand beladen goederenwagens. Tot
slot weer twee locomotieven. De ketels
werden gelijkmatig opgestookt, de hefboo-
men der machines, toen de hoogste stoom-
spanning bereikt was, waarschijnlijk met ten
koord op „volle kracht" gezet, daarop raasde
de helsche wagenstaart donderend den vijand
tegemoet.
Maar na 25 kilometer was het uit met den
duiveischen rit. De Duitsche troepen waren
op 'de verrassing voorbereid. Men had achter
He ver de rails opgebroken, blokken en balken
over liet spoor gelegd. En dit op een plek,
waar het terrein het meest geschikt was voor.
een omlegbaanlje.
Zoo kon het ijzeren gevaarte rustig komen.
En het kwam met donderen en dreunen. Toen
kraakte en versplinterde het. De vier ke
tels sprongen, het ijzer knarste, de wagens
schoven iu elkander, steenen en wielen sl in-
gerden als door natuurgeweld gedreven om
hoog on opzij, on at dit wilde gespat waa
iiï een reusachtige wolk van zand, stof en
sissende stoom gehuld.
Toen het stof was neergeploft, de kokende
damp weggetrokken, kon men de uitbreiding
der verwoesting zien. De eene locomotief oven
de andere. Diaartusschen wagens die kaars
recht, in elkaar geklemd, rechtop stonden*
Andere weder volkomen versplinterd, en
dwars over de puinhoop nog weer een dor,
achterste locomotieven. Ketels uit elkaar ge
sprongen, stoompijpen als ingewanden han
gend uit de zwarte, opengereten locomotief
lijven. Het bord op de locomotief gaf de her
komst aan: „Anvers Nord."
In Antwerpen had men er niet aan gedacht)
dat do helsche trein op die manier zou te
recht kunnen komen. En dat het mogelijk)
was in een uur of wat oen lijntje om del
verwoesting heen te leggen. Met dezelfde
dolle woede heeft men allerwego bruggen,
IH HUBLEMSCHE CODRUT