fiOI IRANT tweede blad
De oorlog.
DE VIOOLSPELER
V/VUI t! 111 8 VRIJDAG 8ö GCTOSEiS |*»I4
FEU ILL ETON.
19)
IJS DE BEURT VAN
ANTWERPEN.
Een onzer correspondenten schrijft ons:
Een tocht van Antwerpen door de steden en
dorpen in de nabijheid van de Seheldestad is
om nimmer te vergeten. liet is een oord vol
bange verschrikknigen en troostelooze verlaten
heid. Wjj togen op de fiets van Antwerpen naar
Lier, C'ontich, Duffel en Mechelen en met geen
pen is te beschrijven het ontzettende en ver
schrikkelijke wat het oog te zien krijgt.
Het welvarende stadje Lier,.een luxe-plaats
met circa 30.000 inwoners, waar de kantnijver-
'hcid bloeide, goud- en zilversmeden een behoor
lijk stuk brood verdienden, waar voor eenige
woken nog welvaart was en vrede.verwoest.
Dè strijd had hier lievig' gewoed. De Duit
schers: hadden hier alles op het spel gezet om
de Nethe over te trekken, dat hun met groote
hardnekkigheid door de Belgen en Engelschen
werd bleet. De bruggen waren opgeblazen, aan
de huizenrij aan weerszijden van de Nethe is
één groote puinhoop. Maar weinige huizen 'zijn
ongedeerd.
Duffel verwoest, Conticbhet verhaal
wordt eentonig.
Wij wagen ons aan geen beschrijving want
alle beschrijving spot met de vreeselijke werke
lijkheid. De vruchtbare akkers doorsneden met
loopgraven, villa's en hofsteden in puin, dor
pen als door een aardbeving geteisterd en daar
boven de grauwe, sombere najaarsluchtlat
alles een landschap van weedom en verlaten
heid.
Wij hadden van den heer Louis Franck eeu
introductie gekregen, waarin wij aan de ge
meentelijke overheden voor inlichtingen werden
aanbevolen en hiermede gewapend werden ons
op de meeste bereidwilligheid -door de plaatse
lijke autoriteiten inlichtingen verstrekt.
De gemeentelijke overlieden waren meestal
door de Intercommunale Commissie, waarvan
Franck voorzitter is, aangesteld, want bijna
overal zijn vele, ja meestal alle gemeente-autori
teiten, burgemeesters, wethouders, politie-com-
missarissen gevlucht en hadden hun vertrou-
wenspost in den steek gelaten.
Een waarnemend burgemeester zeiden ons
verontwaardigd
„Wij schaamden ons, dat wij Belgen waren,
zoo lafhartig gedroegen s.ich onze autoriteiten."
Dank zij het energiek optreden van den heer
Franck werden in de verschillende plaatsen
voorloopige bewindslieden aangesteld.
Het zijn meest menschen, die nooit aan „po
litiek" deden of een openbaar ambt bekleedden,
maar goede en trouwe burgers, die vol toewij
zing de hun vreemde taak .op zich namen.
Wat er gedaan wordt met de gevluchte auto
riteiten, waarvan velen nog in Holland rustiger
tijden afwachten? „Wel, zij komen niet meer
over den drempel van het gemeentehuis, mijn
heer,' zoo antwoordde ons een waarnemend
burgervader, die zich al bijzonder goed aan zijn
nieuwe waardigheid begon aan te passen.
Het eerste werk wat ter hand werd genomen,
is de opruiming van de ruines. Dit gebeurt in
overleg met den commandant der Duitsehe be
zettingstroepen. In Lier b.v. waren reeds velen
aan het werk gezet, waarmede de tot werke
loosheid gedoemde arbeiders dan een klein dag
geld verdienen.
Nauwlettend wordt toegezien op de roovers.
En niets was noodiger dau dit. Want bij alle
ellende, waarmede liet Belgisehe volk werd ge
troffen, kwam ook nog dit. dat velen, die
terugkwamen, liuu huizen geplunderd, het vee
geroofd vonden door de.Belgen.
De losgelaten gevangenen, de landloopers uit
de werkhuizen waren heer en meester in het
land en hebben gestolen wat los en vast zat.
Maar deze elementen niet alleen. Uit den mond
van vele boeren moest ik hooren, dat er waren,
die voor den oorlog maar 1 of 2 koebeesten op
stal hadden en nu soms 6 of meer.
Die het eerst kwamen, hebben hun slag gesla
gen.
Krachtig wordt dit kwaad de kop inge
drukt. Zoo staan aan de poorten van Berghem
behalve de Duitsehe wachtposten eenige leden
der burgerwacht, die nauwlettend toezien op al
les wat voorbij komt.
Iedere wagen wordt geïnspecteerd en zij, die
meubels, vee of andere dingen vervoeren, moe
ten de herkomst hiervan opgeven. Vermoedt
men te doen te hebben met roovers, dan worden
zij aangehouden. In de eerste dagen van dezen
maatregel werden soms 60 of 90 lieden per dag
op grond van het vermoeden, dat zij geplunderd
hadden, aangehouden.
Het rooven gebeurt niet alleen op dc plaat
sen rondom Antwerpen, maar ook in Antwerpen
zelf op groote schaal. De deuren werden heel
gewoontjes ingetrapt en alles wat bruikbaar
was meegekaapt.
De bovengenoemde maatregel werd op de
meeste plaatsen in toepassing gebracht en had
tevens tot resultaat, dat van de duizenden los
gelaten gevangenen, landloopers enz. velen
weer in de banden vielen en naar liun vroeger
verblijf konden worden opgezonden.
Opvallend is de broederlijke wijze, waarop de
civiele autoriteiten met de militaire autoritei
ten samenwerken. De verhouding tussehen den
overwinnaar en den overwonnene „is van den
meest Vriendschappelijken aard."
„De Dutsch" valt nog al mee zulle! hoort men
vaak getuigen.
Ook vernamen wij van meer dan één burge
meester, dat de Duitsehe legerautoriteiten
medehielpen den nood te lenigen, door uitdee-
ling van brood en soep.
HET BOMBARDEMENT
DER ANTWKRPSCHE
FORTEN.
De volgende bijzonderheden, medegedeeld
(looi- een Belgisch artillerie-officier, die in liet-
fort van &t. h athelijne Waver de, geweldige be
schieting door de Duitschers meegemaakt heeft,
zyn. indien al niet actueel, in ieder geval inte
ressant genoeg, omdat zij ons doen inzien hoe
ontzettend de strijd daar geweest is.
Ziehier in breede trekken uit het Ilbld. over
genomen dit verhaal:
„legen half September bemerkten wij voor
de eerste maal, dat er iets gaande was. Er ging
geen dag voorbij of ónze kanonnen /.aaiden den
dood in de vijandelijke rangen. Hoeveel wij er
daar weggemaaid hebben, is eenvoudig ver
schrikkelijk. Op een avond hebben wij er, op den
weg. van Meehelen naar H.zooveel gedood,
dat toen onze artillerie een uur later daar wil
de voorbijgaan, wij gedwongen waren de dooden
eerst links en rechts van den weg neer te wer
pen. Het is afgrijselijk, maar liet moest
Tegen dit- tijdstip kregen wij het bezoek van
den Koning. Zich tot, ieder van ons afzonder
lijk wendend, heeft hij ons, met kalme doch
energieke stem gezegd„De wereld heeft het
oog op u gevestigd; gij zult moeten stand hou
den tot het laatste." Daarna heeft hij ons de
hand gedrukt. O, hij is prachtig, onze koning:
hij is een ehef in den echten zin van het woord.
Ie H..., heeft men hem bijna met geweld
moeten wegsleuren, tussehen de granaten door.
Men heeft hem gesmeekt een minder opzichtige
uniform aan te trekken, doch li ij heeft gewei
gerd. Overal ziet men hem, in het heetste van
liet gevecht.
Onze generaals hebben zich trouwens ook
heldhaftig gedragenik zou u daar honderden
voorbeelden van kunnen geven. Doch dit alles
was een epos; het drama zou weldra komen.
Op 27 September ging- ik naar mijn obser
vatiepost in den kerketoren van 1". Van
daaruit heb ik het genoegen gehad een aardig
dansje te besturen. Ik hoor nog de slem van
mijn kleinen serjant, die vroolijk uitroept: „Zij
maken beenen in alle richtingen." Helaas, ik
had te gauvy victorie gekraaid: men heeft mij
in mijn observatiepost gezien en een ongenadig
artillerie-vuur begint, op mijn persoontje. Bij
het eerste schot worden al de schaliën wegge
slagen, het tweede verminkt het, leertje onder
mijik bekijk het met- eeu zekere ongerustheid.
Het derde schot neemt de spits van mijn toren
mee, het vierde en het vijfde vallen in de kerk,
het zesde verbrijzelt een klok. Tntusschen wordt
mij ruiterij gesignaleerd, die tracht ons te om
singelen; ik beveel dus den aftocht. Wij ren
nen langs de straat, tussehen een hagel van
shrapnells. Wonder boven wonder: niemand
woidt gei aakt. Lindelpk geraken wij terug in
het fort, en verder gebeurde er niets bijzonders.
Maar zij zouden hun revanche krijgen. Den
29sten September, tegen 1 uur 's middags, doet
zich een gruwelijk geluid hooreu, gevolgd door
een geweldigen schok. Het geheele fort. heeft
gedaverd: het is de eerste granaat van 42 c.M.,
die op ons is neergekomen. En dat was het be
gin. van een langzame maar afgrijselijke ver-
nieling. Niets, volstrekt niets kan u een voor
stelling geven van de uitwerking van dit oor
logstuig. Tegen half drie hooren wij een ont
zettend gekraak: een alius van 42 e.M. is door
een drie meter dik betongewelf gedrongen en
lieeft er een gat in gemaakt, zoo groot, dat er
gemakkelijk een electrisehe tramwagen door
kon rijden I Eenigen tijd later wordt het mid
denfort getroffen. Helaas, twee mannen bevin
den zich onder de puinen, doch wij kunnen hun
geen hulp bieden. En zoo gaat het voort. Ieder
schot treft thans doel. Iedere acht minuten,
mathematisch juist, krijgen wij een 42 c.M.
bal; en nu spreek ik niet eens van de 15, 21 en
28 e.M., die oris anders al genoeg schade gedaan'
hadden.
De commandant roept ons bijeen en wij be
raadslagen. Het is voor ons de zekere dood. Eén
der onzen zal naar den kolonel gaan, om hem
mede te deelen, wat er omgaat. De deur valt
achter hem. dicht en wij blijven opgesloten in
het fort. dat voor meer dan een zijn graf zal
worden.
Tegen den avond heeft het bombardement op
gehouden. Het gewelf is reeds op zeven plaatsen
doorboord, talrijke kanonnen zijn buiten dienst
geraakt. Wij hebben 2 verdronkenen, 4 dooden
en eenigen zijn verdwenen, waarschijnlijk onder
de puinen, U de hartroerende tooneelen beschij-
ven die er zijn voorgevallen is onmogelijk. Ik
vertel dat wel later.
Des naelits gaat de veldslag om ons voort,
maar ons fort blijft gespaard. Wij maken er
gebruik van om onze schikkingen te nemen voor
den eindaanval die ongetwijfeld morgen zal
plaats vinden. Om 8 uur 's avonds is de post-
autemobie! gekomen, de laatste maal. Zij brengt
mij nieuws mee van. de mijnen en van mijn ver
loofde, alsook zuiver linnen. Ik geef mijn uni
form mee naar huis en behoud slechts het, strikt
uoodige. Ik seluijf een laatst vaarwel aan' al
len die mij lief zijn. Toen heb ik rust genomen
en het is wel verwonderlijk, maar het gelukte
mij van middernacht tot 4 uur te slapen. Ik
was natuurlijk geheel gekleed. Toen heb ik mij,
met een laatste coquetterie, heelemaa) gewas-
schen, nieuw linnengoed aangetrokken en zorg
vuldig gekamd. Na een paar slokken koffie ge
dronken te hebben, wachtte ik af wat komeu
zou.
Om 6 uur 's morgens herbegon liet bombarde
ment. Meidra waren wij tot onmacht gedoemd.
Alles rondom ons stort in. Geheele deelen van
het fort worden in de gracht gesmakt. Het is
het einde, wij voelen het allemaal. Daar eenige
mannen, gek van angst, getracht hebben te
vluchten, plaats ik mij aan den half ingevallen
ingang-, de revolver in de hand. Het overige
garnizoen en de officieren begeven zich naar
een nog- niet aangetasten vleugel. Ik blijf dus
alleen. Op 10 meters van mij, maar afgescheiden
door de puinen. bevindt, zich mijn onder-offi
cier met zijn manhen.. Bij ieder schot, dat liet,
fort doét daveren, schreeuw ik hem mijn ver
tederen keer komt het antwoord, met een ang-
En ieder keer komt het, antwoord, met een ang
stige maar loeh kalme en besliste stem: ..Goed,
mijn luitenant,."
Tegen 10 uur zie ik een granaat aankomen.
Ik hoor liet doffe gerucht en den schok waar
aan wij reeds gewoon zijn geraakt, en ik zeg
al tegen me zelf: „Bah, ditmaal was het mijn
beurt ook nog niet.Maar eensklaps zie ik de
muhVu ineenstorten. Als een afschuwelijk spook,
zie ik T.wegvluchten, bloedend, de beide
armen van bet lijf gerukt. En op mij komt een
geweldige vuurkolom aan...*. Het kruitmaga
zijn is gesprongen! Ik begrijp het onmiddellijk
en ik voel, dat ik verloren ben. Instinctief
tracht ik te vluchten.
Verloren moeite. Ik word opgenomen dooi
de vlammenkolk en ik voel mij voortdragen. Ik
word zeker 30 meters verder neergesmakt en ik
bons met geweld tegen een stalen deur aan. Ik
sta op, met hot vaste idee: ik wil rechtop ster
ven. Mijn har.en mijn kleeren schieten in
brand. Ik bescherm mijn oogen met mijn armen
en ik houd mijn adem in, maar als verstikt dooi
de gassen en de afgrijselijke warmte, adem ik
tochdoch liet, is vuur dat in mijn longen dringt.
Het is het einde; ik val op de knieën en ik hoor
mijn stem die zegt „Mijn God, mijn God."
Maar door een hevige reactie der gassen,
wordt de stalen deur weggeslagen. Op handen
en voeten glijd ik naar buiten. Een regen van
puin valt op me neer, doch ik ga steeds voor
waarts. Ik zie de zon en mijn verbrande longen
ademen weer lucht, al is die dan ook met stof
vermengd. Voor het oogenblik ben ik gered.
Met een laatste krachtsinspanning sta ik op.
Ik moet over liet fort kruipen, tussehen een
regen van granaten eu shrapnells door. Einde
lijk kom ik aan en vaJ in de armen van mijn
commandant. Hij omhelst me als een kind en'
legt mij neer op een matras. En al mijn kama
raden gaan rond me staan om me zooveel moge
lijk te besehermen. De doctor en de aalmoeze
nier dekken mij, bij ieder schot, met hun
lichaam, om mij tegen de scherven te vrijwaren.
Ik verlies de notie der dingen.
Het bombardemeut duurt voort, met een ver
schrikkelijke juistheid, doch de muur waarach
ter wij ons bevinden wordt gespaard. Om half
vijf ontvangen wij het bevel liet fort te verlaten.
Dit feit bewijst aan allen, die iets van mili
taire zaken afweten, hoe onhoudbaar de toe
stand was. M ant er is bijna geen voorbeeld van,
dat de commandant van eén fort een dergelyk
bevel gekregen heeft.
Twee jongo mailnen nemen me onder den
arm. Ik begrijp niet goed. Maar mijn vriend dc
luitenant X. dwingt mij te loopen. Ik ver
zamel al mijn krachten en ik word naar buiten
gedragen, niet zonder moeite, tussehen de pui
nen en dc vlammen, terwijl de granaten onop
houdelijk om ons heen vliegen. De mannen wil
len wegloopen, maar een bevel weerklinkt: „De
luitenant.eerst daarna de anderen." Zonder
morren gehoorzamen allen en strompelen achter
mij aan, alhoewel onze positie vreeselijk i«.
Want de Duitschers hebben ons van uit hun
ballon gezien eu w ij worden met granaten be
sproeid.
Eindelijk komen wij teJD. aan. Ik word in een
auto gelegd, die met een razende snelheid weg-
suist. Als in en droom hoor ik de stem van den
brigadier die me vergezelt, fot, de schildwachten
bulderen, die ons tegen willen houden: „Plaats,
gekwetste officier." Opeens herinner ik mij,
dat w ij voorbij \fzullen gaan. Ik verzoek
naar onze villa te rijden en ik zie dit lieve
plekje voor mijn oogen verrijzen (nu is.het
waarschijnlijk in assclie gelegd). Daar is mijn
moeder; zij weent. Wij hollen weer verder en
ik word naar de ambulance gebracht. Ik heb
ijlkoortsen en men geeft mij een morphine-in-
spiriting.
Tntusschen had onze batterij zich opnieuw
gevormd. Mij hadden op dat oogenblik 50
dooden, 20 vermisten en 8 gekwetsten. Op den
avond van den 30sten September heeft de com
mandant met 80 man getracht de puinen van het
front opnieuw fe bezetten.
Wat de strijd, geleverd door het garnizoen
van Antwerpen betreft, kan ik u tlians nog niets
vertellen. Maar nu reeds kan ik u zeggen, dat,
toen de eerste forterflinie in letterlijken zin
verwoest was, onze troepen zich achter de
Nethe terugtrokken en daar heldhaftig gestre
den hebben. Zij hebben, met de Engelschen,
wonderen verricht. Tot vijftien maal toe hebben
zü bajonet-aanvallen gedaan, tot, in de loopgra
ven van de Duitschers. Maar onze vijanden, ik
moet het erkennen, zijn bewonderenswaardige
strijders. Dank aan. bun taaie energie eu aan
hun overmacht, gelukte het hun de Nethe over
te komen. Het was een onmenschelijke kamp.
Maar wat konden wij doen? Wij werden over
weldigd en vooral hun artillerie was ontzet
tend.
Na verhaald te hebben hoe hij tijdens het
bombardement van Antwerpen is weggevlucht
en hoe hij in Nederland geïnterneerd werd, zegt
onze officier.
„Holland heeft zich bewonderenswaardig ge
dragen. M ij kunnen niet genoeg zijn heerlijke
liefdadigheid prijzen. M anneer België, met
glorie overdekt, den vrede teruggevonden heeft,
zal het zich, twijfel er niet aan, de edelmoedige
hulp van zijn noorderburen herinneren. Men be-
handeit ons hier als helden en groote heereu.
Doch wij zijn noch het eéne, noch het andere.
Mij zjjn slechts soldaten die eenvoudig hun
plicht hebben gedaan, en waarvan de eenige
droefheid is thans aan hun land niet meer van
dienst te kunnen zijn."
HET BEROEMDE STAD
HUIS VAN ATRECHT.
De, correspondent van do Times" schrijft
naar aanleiding van een bezoek aan Atrecht,
dat hij dezer dagen bracht, het volgende:
Dank de welwillendheid van generaal...., be
velhebber over het ....si» legerkorps, konden
wij verleden Donderdag 'Atrecht bezoeken,
een dag 'nadati de beroemde klokketoren van
heil stadhuis door het Pruisische kanonvuur
was vernield'.
Nimmer zag ik een zoodanige desolatie als
in heil centrum der stad.
Het is waar, dat het historische stadhuis
verwoest was door het kanonvuur na het
bombardement gedurende de eerste dagen van
October, maar tot nu toe had de „belfort"
stand gehouden. Het was de trots van Au
Iedere stad en ieder dorp in Frankrijk In
zijn „elocher" rond wien en tot wieh
gedachtender bewoners, 't zij ze thuis z
't kij op reis, onvermijdelijk uitgaan.
mand heeft eeu diepere liefde voor zijn .1
en meer in 't bijzonder voor zijn „chez
dan de Pranschman.
Woensdag 21 Oct. om 0.45 namiddags
gornien do Duitsehe kanonnen den* belli
van Atrecht te bombardeeren 38 bomt
vielen op oT bij hem en om 10.50, b
het bombardement gestaakt werd, was hij
hoop rookende puinen.
Zij hadden een voorwendsel de 1;
schers. De dag daarvoor waren de 1-Vansd
te weten gekomen dat de Duitschers gein-
maakten van den kerktoren van het uabur
dorp J iUoyles-Mofflames als observatiepost
dat zij daarin mitrailleusen hadden opgestt
De Fransehe artillerie maakte met den
ren korte metten.
Een volgenden dag namen de Duitsch
weei wraak door den „belfort'' te vcrwoes
die bijna 4 eeuwen lang het lot van het v
van Atrecht had aanschouwd.
EEN JOURNALÏSTI1
AVONTUUR.
De bekende" ltaiiaansche journalist Sc'
i'oglio is met zijn collega Bitetti van
„Corrière della Sera," op een tocht op 1'
slagveld in Frankrijk door de Duitschers
vangen genomen.
Bitetti beschrijft hun avontuur in zijn b
aldus:
„Onze pas was tot dusver nog steeds
ware talisman gebleken. Desniettemin hi -
wij hef, zoodra een grijze uniform in i
gezicht kwam, steeds aangeraden onze
sen te bestijgen en een zijweg in te sla'
M ij trapten reeds vijf uur lana- en hl
den desondanks nog slechte 20 kilometer
gelegd. Het geschut zond ons steeds zijn o.
derenden groet. Orn do twee of drie seci
den valt een schot. Wij nemen aan, dat 1
batterijen ongeveer 10 kilometer van ons v!
wijden! zijn; maar wij hebben er geen v
moeden van, waar zij staan. Wij moeten c
helaas steeds vertrouwd maken met de i
dachte, dat wij de 'richting kwijt zijn:
er is niemand die ons den"weg wijst. Mi
deloos gaan wij aan een greppel zitten a
den kant van den weg. Plotseling zien
een grijzen automobiel naderen. Hij ko-'
recht op ons toe. Hij verschijnt als e'
reddende ongel die ons weer op den goed
weg kan brengen. De wagen houdt 100 n
ter van ons af stil. Er komen vier soldat
uit, de geweren op ons gericht. Wij houd.
do handen omhoog en kunnon daarna or1
papieren laten zien. Ook hier blijken dc'
van weldadige uitwerking. Men geeft, o
inlichtingen omtrent den weg-, dien wij In
ben te volgen, en wij rijden een K.M. ov
bietenvelden, steeds op den uitkijk om
grijze uniform te vermijden. Maar ook ditim
rijden wij weer in een cirkel rond, en i
wanhopen er steeds meer aan, dat wij
de Fransehe linies zullen terugkeeren.
Daar duikt plotseling voor onze oogen e'
Fransehe driekleur op. Er is geen' tv ij'
aan; het zijn de kleuren van Frankrijk. V
frappen met allo macht om er spoedig 1
komen. Maar o schrik-' Op het bietenv<
wemelt In t van grijze uniformen. Het z
Duitsehe dragonders. Ze hebben ons reei
gezien, en het is te laat om ons uit i
voeten te maken. Wij toon en dan onze F
lisman.
Een elegante beminnelijke officier ontvan'
ons glimlachend en met open armen.
onze verbaasde blikken roept hij: ..Komt
toch gauw hier1 Kijk toch eens' M'ij hebb
zodeven een Fransehen tweedekker met tw
levcndo vliegeniers gevangen.''*
Met de Fransehe vlag was het clus in ore
maar zij was in Duitsehe handen. Wij wc
den onmiddellijk bij de kostbare vangst gj
bracht. En de officieren wedijverden met
kander om ons in goed Fransch uit, te le'
gen, op welke wijze zij de buit hadden
haald, en hoe de gevangenen heetten.
„De ecne is graaf Renaud de la Fregoli'
re", verklaart een der heeren, „die in de i
geloopen winter nog te Bavos met onzi
kroonprins in dezelfde bobsleigh lieeft, gez
ten en de wintersport heeft meegemaakt. M
waren hier dichtbij, toen wij opmerkten, d'
een Fransch vliegtuig landde. Ingevolge hl
bevel van den commandant heeft niemaij
een schot gelost, omdat bij ons thans ve
van den vijand genomen vliegtuigen in g
bruik zijn, die nog de Fransehe vlaggen 0
kentcckenen 'dragen. Onze onderstelling, d'
wij hier te 'doen hadden met een vliegtu
van de onzen was hier des te waarschijnlj
ker, omdat de tweedekker dicht bij ons ian'
de. Wij gingen er dadelijk heen en vond»
twee Fransehe vliegeniers, die bezig wan
oen mankement aan hun motor in orde
brengen."
Ja, ik Leb er verkeerd aan gedaan bij
U aan te dringen met mij naar Parijs terug
te keeren, waar niemand, zelfs het onschul
digste kind, een oogenblik zeker is van zijn
leVen.
Hij hebt toch niets te vreezen. merkte
Marmontel op. Gij gaaft het volk toch pa-
triotisclie liederen.
Cherubini rimpelde het voorhoofd.
Dan antwoordde ihój met een bitteren lach:
Het volk denkt bijna niet aan 'hen, die
iet een dienst heeft bewezen. Wat, beteeke-
nen mijne beduidende liedjes! riep bij. Een-
volk, dat het instinct van kanibalen beeft,
aarzelt niet lang; het moordt vriend en vij
and zonder onderscheid. En al zou het gril
lig deii een of anderen zijner vrienden spa
ren mij mag men daaronder niet rekenen,
want ik zou er tegen proteeteeren mijne
liederen gelden de vrijheid in 't algemeen,
niet het zondig misbruik dat de bloedhonden
er van maken.
Zij znlen zicih, echter eens herinneren dat
ik vroeger koninklijk kapelmeester was
en dat zoo eindigde bij zal ook uw on
geluk zijn, arme Cécil el
Waarom het ergste t edenkeu. Dnigil
zeide zij, zijn wij tot heden niet ongedeerd
van alle gevaren ontkomen, en toch hebben
wij de grootste gruwelen rondo-m ons zien
plaats grijpen. En kan deze stand van zaken
nog- lang- duren! Ik geloof het niet, want nu
reeds is het te voorzien dat. Robespierre en
zijne moordgezellij spoedig zelf zullen vallen.
Uwe vrouw heeft gelijk, zeicle Gróty,
als het koord te strak wordt aangehaald,
springt de boog. Weet ge wel, dat men te
Parijs sedert den tienden Juni meer dan
«luizen mensehen beeft ter dood gebracht!
Ontzettend! riep Cécile.
En dat zelfs republikeinen! van het zui
verste water niet meer met zekerheid kun
nen zeggen voegde Marmontel erbij dat
jhun hoofd nog acht dagen op hunne schou
ders zal staan! Geloof mij, voegde hij er hij,
de macht van Robespierre wordt kleiner;
reeds nu wordt het getal zijner aanhangers
in de conventie opvallend minder; zijne aan-
hangers durven Ihem -beter aan, zelfs de Ja-
'oobijnen vervreemd hij van zich door zijn
heersehzucht.
Ja, het volk mort, zeide Gréty, daarom
zullen de gematigden, vroeger dan wij den-
j ken, de groote massa op hunne zijde hebben»
i en een einde maken aan de afschuwelijkhe
den van den dictator en zijne sansculotten.
God geve bet! zuchtte Cécile.
Men zweeg, want men hoorde de stem dei-
oude Marion weerklinken.
Allen luisterden, onwillekeurig, want het
'scheen, dat de oude meid keef met iemand,
die de kamer wilde binnendringen, hetgeen
zij wilde beletten.
J Reeds wilde mevrouw- Cherubini opstaan,
om to zieu wie de indringer was. welke door
Marion werd teruggehouden, toen eensklaps
I de deur der kamer werd opengerukt, en eeu
j boerin, die naar baar uiterlijk te oordeelen
aebt-en-twintig tot dertig jaar kon zijn,
bleek en buiten adem naar binnen stormde.
Zij was gekleed als een gewone boerin,
maar deze kleeren, zoowel als de hoed, welke
zij diep over de oogen had getrokken, was
zoo zeer met stof bedekt, dat het vermoeden
voor de hand lag, dat de vreemdelinge van
buiten kwam.
Allen zagen de vreemdelinge verbaasd- aan.
Deze rukte den hoed van het hoofd en toon
de nu een beeldschoon gelaat, dat weliswaar
bleek was, doch waarin op dat oogenblik ook
eenige vreugde lag uitgedrukt.
Goddank! riep de vreemdelinge, de Voor
zienigheid I-iet mij vinden wie ik zocht!
Bij de klank dezer stem en bet aanzien van
den persoon, stond mevrouw Cherubini op en
sloeg de handen van verbazing in elkaar.
Ie het mogelijk! riep Oh-erubini, Oom-
Itesse Beaumont!
Ik kom bij u, antwoordde Virginie haas
tig, terwijl zij beurtelings Cherubini en: zijne
vrouw smeekend aanzag, orn slechts voor
eenige uren bij u te kunnen verblijven.
Hoe! Gij te Parijs? alleen en verkleed!
riep Cherubini. Wist ge dan niet dat hier
het schrikbewind heerselit; dat uw adelijke
afkomst voldoende is om naar liet schavot
gevoerd te worden; dat ellce s dhr ede:, welke
gij hier doet, u in het verderf kan storten;
clat niemand- zijn leven zeker is of hij moet
tot de monsters der republiek behooren!
Dat weet ik en toch, moest ik komen,
antwoordde mevrouw de Fonteille.
Oh! oh! riep Cécile, van schrik de han
den in de hoogte stekende, moordt men dan
in liet schoone Normandië ook al, dat gij
verkleed uw kasteel moet ontvluchten? En
hierheen? Hier, waar zich nauwelijks de dap
perste; man durft wagen!
Gij dwaalt, antwoordde Virginie. Nor
mandië is van de woede der revolutie ver
schoond gebleven, want het land onderwierp
zich op tijd aan de republikeinen.
Ik behoefde niet te vluchten, ik kwam
alleen bier, om hem te redden of met hem
te sterven!
Cécile sprong op, omhelsde d-e vevkleede
dame en vroeg haar angstig:
Comtesse, wat bedoelt ge? Ik begrijp u
niet, Wat is er gebeurd? Maar gij was het
gij zijt buiten u zeiven. Gij hebt rn
noodig ga zitten.
Zij leidde Virginie naar den stoel, well
Cherubini zooeven had verlaten.
Alvorens de comtesse plaats nam, keer»
zij zicb, met de bevende handen op de le
ning van den stoel steunende, naar Cherubii
Gij hebt mij nog niet gezegd, begon
bevend, of gij mijn verzoek zult toestaan
weigeren. Wanneer gij vreest dat eene te'-
stemming u in gevaar zou brengen, di
wil ik niet dat
Moet ik bet nog bevestigen, zeide Cli
rubini, dat Cécile en ik ons gelukkig ach! -
u in onze woning te kunnen opnemen?
deed wel, comtesse, door n uw nood te de
ken aan beu, die u zooveel versdh-uldig»! zi
wij kennen geen gevaar als het uw belai
geldt. En als ge ergens te Parus veilig ku
zijn, dan is het 'hier, want wat moet het gj
peupel bij een muzikant zoeken, die noi
schatten bezit nodb aan politiek doet? WD.
nn, onze woning en wij, staan geheel tot mj
beschikking, comtesse maar zeg ons i
waarom gij naar Parijs kwaamt.
Mevrouw de Fonteille reike ten vriend
voormaligen leermeester dankbaar de ban,
welke b;i eerbiedig en bewogen aan de li
pen drukte.
Virginie had slechts weinige oogenbli-kk-
noodig om zich van de zwakheid te 'hereto
len, welke baar was overvallen en teg