fiOI IRANT tweede blad De oorlog. DE VIOOLSPELER V/VUI t! 111 8 VRIJDAG 8ö GCTOSEiS |*»I4 FEU ILL ETON. 19) IJS DE BEURT VAN ANTWERPEN. Een onzer correspondenten schrijft ons: Een tocht van Antwerpen door de steden en dorpen in de nabijheid van de Seheldestad is om nimmer te vergeten. liet is een oord vol bange verschrikknigen en troostelooze verlaten heid. Wjj togen op de fiets van Antwerpen naar Lier, C'ontich, Duffel en Mechelen en met geen pen is te beschrijven het ontzettende en ver schrikkelijke wat het oog te zien krijgt. Het welvarende stadje Lier,.een luxe-plaats met circa 30.000 inwoners, waar de kantnijver- 'hcid bloeide, goud- en zilversmeden een behoor lijk stuk brood verdienden, waar voor eenige woken nog welvaart was en vrede.verwoest. Dè strijd had hier lievig' gewoed. De Duit schers: hadden hier alles op het spel gezet om de Nethe over te trekken, dat hun met groote hardnekkigheid door de Belgen en Engelschen werd bleet. De bruggen waren opgeblazen, aan de huizenrij aan weerszijden van de Nethe is één groote puinhoop. Maar weinige huizen 'zijn ongedeerd. Duffel verwoest, Conticbhet verhaal wordt eentonig. Wij wagen ons aan geen beschrijving want alle beschrijving spot met de vreeselijke werke lijkheid. De vruchtbare akkers doorsneden met loopgraven, villa's en hofsteden in puin, dor pen als door een aardbeving geteisterd en daar boven de grauwe, sombere najaarsluchtlat alles een landschap van weedom en verlaten heid. Wij hadden van den heer Louis Franck eeu introductie gekregen, waarin wij aan de ge meentelijke overheden voor inlichtingen werden aanbevolen en hiermede gewapend werden ons op de meeste bereidwilligheid -door de plaatse lijke autoriteiten inlichtingen verstrekt. De gemeentelijke overlieden waren meestal door de Intercommunale Commissie, waarvan Franck voorzitter is, aangesteld, want bijna overal zijn vele, ja meestal alle gemeente-autori teiten, burgemeesters, wethouders, politie-com- missarissen gevlucht en hadden hun vertrou- wenspost in den steek gelaten. Een waarnemend burgemeester zeiden ons verontwaardigd „Wij schaamden ons, dat wij Belgen waren, zoo lafhartig gedroegen s.ich onze autoriteiten." Dank zij het energiek optreden van den heer Franck werden in de verschillende plaatsen voorloopige bewindslieden aangesteld. Het zijn meest menschen, die nooit aan „po litiek" deden of een openbaar ambt bekleedden, maar goede en trouwe burgers, die vol toewij zing de hun vreemde taak .op zich namen. Wat er gedaan wordt met de gevluchte auto riteiten, waarvan velen nog in Holland rustiger tijden afwachten? „Wel, zij komen niet meer over den drempel van het gemeentehuis, mijn heer,' zoo antwoordde ons een waarnemend burgervader, die zich al bijzonder goed aan zijn nieuwe waardigheid begon aan te passen. Het eerste werk wat ter hand werd genomen, is de opruiming van de ruines. Dit gebeurt in overleg met den commandant der Duitsehe be zettingstroepen. In Lier b.v. waren reeds velen aan het werk gezet, waarmede de tot werke loosheid gedoemde arbeiders dan een klein dag geld verdienen. Nauwlettend wordt toegezien op de roovers. En niets was noodiger dau dit. Want bij alle ellende, waarmede liet Belgisehe volk werd ge troffen, kwam ook nog dit. dat velen, die terugkwamen, liuu huizen geplunderd, het vee geroofd vonden door de.Belgen. De losgelaten gevangenen, de landloopers uit de werkhuizen waren heer en meester in het land en hebben gestolen wat los en vast zat. Maar deze elementen niet alleen. Uit den mond van vele boeren moest ik hooren, dat er waren, die voor den oorlog maar 1 of 2 koebeesten op stal hadden en nu soms 6 of meer. Die het eerst kwamen, hebben hun slag gesla gen. Krachtig wordt dit kwaad de kop inge drukt. Zoo staan aan de poorten van Berghem behalve de Duitsehe wachtposten eenige leden der burgerwacht, die nauwlettend toezien op al les wat voorbij komt. Iedere wagen wordt geïnspecteerd en zij, die meubels, vee of andere dingen vervoeren, moe ten de herkomst hiervan opgeven. Vermoedt men te doen te hebben met roovers, dan worden zij aangehouden. In de eerste dagen van dezen maatregel werden soms 60 of 90 lieden per dag op grond van het vermoeden, dat zij geplunderd hadden, aangehouden. Het rooven gebeurt niet alleen op dc plaat sen rondom Antwerpen, maar ook in Antwerpen zelf op groote schaal. De deuren werden heel gewoontjes ingetrapt en alles wat bruikbaar was meegekaapt. De bovengenoemde maatregel werd op de meeste plaatsen in toepassing gebracht en had tevens tot resultaat, dat van de duizenden los gelaten gevangenen, landloopers enz. velen weer in de banden vielen en naar liun vroeger verblijf konden worden opgezonden. Opvallend is de broederlijke wijze, waarop de civiele autoriteiten met de militaire autoritei ten samenwerken. De verhouding tussehen den overwinnaar en den overwonnene „is van den meest Vriendschappelijken aard." „De Dutsch" valt nog al mee zulle! hoort men vaak getuigen. Ook vernamen wij van meer dan één burge meester, dat de Duitsehe legerautoriteiten medehielpen den nood te lenigen, door uitdee- ling van brood en soep. HET BOMBARDEMENT DER ANTWKRPSCHE FORTEN. De volgende bijzonderheden, medegedeeld (looi- een Belgisch artillerie-officier, die in liet- fort van &t. h athelijne Waver de, geweldige be schieting door de Duitschers meegemaakt heeft, zyn. indien al niet actueel, in ieder geval inte ressant genoeg, omdat zij ons doen inzien hoe ontzettend de strijd daar geweest is. Ziehier in breede trekken uit het Ilbld. over genomen dit verhaal: „legen half September bemerkten wij voor de eerste maal, dat er iets gaande was. Er ging geen dag voorbij of ónze kanonnen /.aaiden den dood in de vijandelijke rangen. Hoeveel wij er daar weggemaaid hebben, is eenvoudig ver schrikkelijk. Op een avond hebben wij er, op den weg. van Meehelen naar H.zooveel gedood, dat toen onze artillerie een uur later daar wil de voorbijgaan, wij gedwongen waren de dooden eerst links en rechts van den weg neer te wer pen. Het is afgrijselijk, maar liet moest Tegen dit- tijdstip kregen wij het bezoek van den Koning. Zich tot, ieder van ons afzonder lijk wendend, heeft hij ons, met kalme doch energieke stem gezegd„De wereld heeft het oog op u gevestigd; gij zult moeten stand hou den tot het laatste." Daarna heeft hij ons de hand gedrukt. O, hij is prachtig, onze koning: hij is een ehef in den echten zin van het woord. Ie H..., heeft men hem bijna met geweld moeten wegsleuren, tussehen de granaten door. Men heeft hem gesmeekt een minder opzichtige uniform aan te trekken, doch li ij heeft gewei gerd. Overal ziet men hem, in het heetste van liet gevecht. Onze generaals hebben zich trouwens ook heldhaftig gedragenik zou u daar honderden voorbeelden van kunnen geven. Doch dit alles was een epos; het drama zou weldra komen. Op 27 September ging- ik naar mijn obser vatiepost in den kerketoren van 1". Van daaruit heb ik het genoegen gehad een aardig dansje te besturen. Ik hoor nog de slem van mijn kleinen serjant, die vroolijk uitroept: „Zij maken beenen in alle richtingen." Helaas, ik had te gauvy victorie gekraaid: men heeft mij in mijn observatiepost gezien en een ongenadig artillerie-vuur begint, op mijn persoontje. Bij het eerste schot worden al de schaliën wegge slagen, het tweede verminkt het, leertje onder mijik bekijk het met- eeu zekere ongerustheid. Het derde schot neemt de spits van mijn toren mee, het vierde en het vijfde vallen in de kerk, het zesde verbrijzelt een klok. Tntusschen wordt mij ruiterij gesignaleerd, die tracht ons te om singelen; ik beveel dus den aftocht. Wij ren nen langs de straat, tussehen een hagel van shrapnells. Wonder boven wonder: niemand woidt gei aakt. Lindelpk geraken wij terug in het fort, en verder gebeurde er niets bijzonders. Maar zij zouden hun revanche krijgen. Den 29sten September, tegen 1 uur 's middags, doet zich een gruwelijk geluid hooreu, gevolgd door een geweldigen schok. Het geheele fort. heeft gedaverd: het is de eerste granaat van 42 c.M., die op ons is neergekomen. En dat was het be gin. van een langzame maar afgrijselijke ver- nieling. Niets, volstrekt niets kan u een voor stelling geven van de uitwerking van dit oor logstuig. Tegen half drie hooren wij een ont zettend gekraak: een alius van 42 e.M. is door een drie meter dik betongewelf gedrongen en lieeft er een gat in gemaakt, zoo groot, dat er gemakkelijk een electrisehe tramwagen door kon rijden I Eenigen tijd later wordt het mid denfort getroffen. Helaas, twee mannen bevin den zich onder de puinen, doch wij kunnen hun geen hulp bieden. En zoo gaat het voort. Ieder schot treft thans doel. Iedere acht minuten, mathematisch juist, krijgen wij een 42 c.M. bal; en nu spreek ik niet eens van de 15, 21 en 28 e.M., die oris anders al genoeg schade gedaan' hadden. De commandant roept ons bijeen en wij be raadslagen. Het is voor ons de zekere dood. Eén der onzen zal naar den kolonel gaan, om hem mede te deelen, wat er omgaat. De deur valt achter hem. dicht en wij blijven opgesloten in het fort. dat voor meer dan een zijn graf zal worden. Tegen den avond heeft het bombardement op gehouden. Het gewelf is reeds op zeven plaatsen doorboord, talrijke kanonnen zijn buiten dienst geraakt. Wij hebben 2 verdronkenen, 4 dooden en eenigen zijn verdwenen, waarschijnlijk onder de puinen, U de hartroerende tooneelen beschij- ven die er zijn voorgevallen is onmogelijk. Ik vertel dat wel later. Des naelits gaat de veldslag om ons voort, maar ons fort blijft gespaard. Wij maken er gebruik van om onze schikkingen te nemen voor den eindaanval die ongetwijfeld morgen zal plaats vinden. Om 8 uur 's avonds is de post- autemobie! gekomen, de laatste maal. Zij brengt mij nieuws mee van. de mijnen en van mijn ver loofde, alsook zuiver linnen. Ik geef mijn uni form mee naar huis en behoud slechts het, strikt uoodige. Ik seluijf een laatst vaarwel aan' al len die mij lief zijn. Toen heb ik rust genomen en het is wel verwonderlijk, maar het gelukte mij van middernacht tot 4 uur te slapen. Ik was natuurlijk geheel gekleed. Toen heb ik mij, met een laatste coquetterie, heelemaa) gewas- schen, nieuw linnengoed aangetrokken en zorg vuldig gekamd. Na een paar slokken koffie ge dronken te hebben, wachtte ik af wat komeu zou. Om 6 uur 's morgens herbegon liet bombarde ment. Meidra waren wij tot onmacht gedoemd. Alles rondom ons stort in. Geheele deelen van het fort worden in de gracht gesmakt. Het is het einde, wij voelen het allemaal. Daar eenige mannen, gek van angst, getracht hebben te vluchten, plaats ik mij aan den half ingevallen ingang-, de revolver in de hand. Het overige garnizoen en de officieren begeven zich naar een nog- niet aangetasten vleugel. Ik blijf dus alleen. Op 10 meters van mij, maar afgescheiden door de puinen. bevindt, zich mijn onder-offi cier met zijn manhen.. Bij ieder schot, dat liet, fort doét daveren, schreeuw ik hem mijn ver tederen keer komt het antwoord, met een ang- En ieder keer komt het, antwoord, met een ang stige maar loeh kalme en besliste stem: ..Goed, mijn luitenant,." Tegen 10 uur zie ik een granaat aankomen. Ik hoor liet doffe gerucht en den schok waar aan wij reeds gewoon zijn geraakt, en ik zeg al tegen me zelf: „Bah, ditmaal was het mijn beurt ook nog niet.Maar eensklaps zie ik de muhVu ineenstorten. Als een afschuwelijk spook, zie ik T.wegvluchten, bloedend, de beide armen van bet lijf gerukt. En op mij komt een geweldige vuurkolom aan...*. Het kruitmaga zijn is gesprongen! Ik begrijp het onmiddellijk en ik voel, dat ik verloren ben. Instinctief tracht ik te vluchten. Verloren moeite. Ik word opgenomen dooi de vlammenkolk en ik voel mij voortdragen. Ik word zeker 30 meters verder neergesmakt en ik bons met geweld tegen een stalen deur aan. Ik sta op, met hot vaste idee: ik wil rechtop ster ven. Mijn har.en mijn kleeren schieten in brand. Ik bescherm mijn oogen met mijn armen en ik houd mijn adem in, maar als verstikt dooi de gassen en de afgrijselijke warmte, adem ik tochdoch liet, is vuur dat in mijn longen dringt. Het is het einde; ik val op de knieën en ik hoor mijn stem die zegt „Mijn God, mijn God." Maar door een hevige reactie der gassen, wordt de stalen deur weggeslagen. Op handen en voeten glijd ik naar buiten. Een regen van puin valt op me neer, doch ik ga steeds voor waarts. Ik zie de zon en mijn verbrande longen ademen weer lucht, al is die dan ook met stof vermengd. Voor het oogenblik ben ik gered. Met een laatste krachtsinspanning sta ik op. Ik moet over liet fort kruipen, tussehen een regen van granaten eu shrapnells door. Einde lijk kom ik aan en vaJ in de armen van mijn commandant. Hij omhelst me als een kind en' legt mij neer op een matras. En al mijn kama raden gaan rond me staan om me zooveel moge lijk te besehermen. De doctor en de aalmoeze nier dekken mij, bij ieder schot, met hun lichaam, om mij tegen de scherven te vrijwaren. Ik verlies de notie der dingen. Het bombardemeut duurt voort, met een ver schrikkelijke juistheid, doch de muur waarach ter wij ons bevinden wordt gespaard. Om half vijf ontvangen wij het bevel liet fort te verlaten. Dit feit bewijst aan allen, die iets van mili taire zaken afweten, hoe onhoudbaar de toe stand was. M ant er is bijna geen voorbeeld van, dat de commandant van eén fort een dergelyk bevel gekregen heeft. Twee jongo mailnen nemen me onder den arm. Ik begrijp niet goed. Maar mijn vriend dc luitenant X. dwingt mij te loopen. Ik ver zamel al mijn krachten en ik word naar buiten gedragen, niet zonder moeite, tussehen de pui nen en dc vlammen, terwijl de granaten onop houdelijk om ons heen vliegen. De mannen wil len wegloopen, maar een bevel weerklinkt: „De luitenant.eerst daarna de anderen." Zonder morren gehoorzamen allen en strompelen achter mij aan, alhoewel onze positie vreeselijk i«. Want de Duitschers hebben ons van uit hun ballon gezien eu w ij worden met granaten be sproeid. Eindelijk komen wij teJD. aan. Ik word in een auto gelegd, die met een razende snelheid weg- suist. Als in en droom hoor ik de stem van den brigadier die me vergezelt, fot, de schildwachten bulderen, die ons tegen willen houden: „Plaats, gekwetste officier." Opeens herinner ik mij, dat w ij voorbij \fzullen gaan. Ik verzoek naar onze villa te rijden en ik zie dit lieve plekje voor mijn oogen verrijzen (nu is.het waarschijnlijk in assclie gelegd). Daar is mijn moeder; zij weent. Wij hollen weer verder en ik word naar de ambulance gebracht. Ik heb ijlkoortsen en men geeft mij een morphine-in- spiriting. Tntusschen had onze batterij zich opnieuw gevormd. Mij hadden op dat oogenblik 50 dooden, 20 vermisten en 8 gekwetsten. Op den avond van den 30sten September heeft de com mandant met 80 man getracht de puinen van het front opnieuw fe bezetten. Wat de strijd, geleverd door het garnizoen van Antwerpen betreft, kan ik u tlians nog niets vertellen. Maar nu reeds kan ik u zeggen, dat, toen de eerste forterflinie in letterlijken zin verwoest was, onze troepen zich achter de Nethe terugtrokken en daar heldhaftig gestre den hebben. Zij hebben, met de Engelschen, wonderen verricht. Tot vijftien maal toe hebben zü bajonet-aanvallen gedaan, tot, in de loopgra ven van de Duitschers. Maar onze vijanden, ik moet het erkennen, zijn bewonderenswaardige strijders. Dank aan. bun taaie energie eu aan hun overmacht, gelukte het hun de Nethe over te komen. Het was een onmenschelijke kamp. Maar wat konden wij doen? Wij werden over weldigd en vooral hun artillerie was ontzet tend. Na verhaald te hebben hoe hij tijdens het bombardement van Antwerpen is weggevlucht en hoe hij in Nederland geïnterneerd werd, zegt onze officier. „Holland heeft zich bewonderenswaardig ge dragen. M ij kunnen niet genoeg zijn heerlijke liefdadigheid prijzen. M anneer België, met glorie overdekt, den vrede teruggevonden heeft, zal het zich, twijfel er niet aan, de edelmoedige hulp van zijn noorderburen herinneren. Men be- handeit ons hier als helden en groote heereu. Doch wij zijn noch het eéne, noch het andere. Mij zjjn slechts soldaten die eenvoudig hun plicht hebben gedaan, en waarvan de eenige droefheid is thans aan hun land niet meer van dienst te kunnen zijn." HET BEROEMDE STAD HUIS VAN ATRECHT. De, correspondent van do Times" schrijft naar aanleiding van een bezoek aan Atrecht, dat hij dezer dagen bracht, het volgende: Dank de welwillendheid van generaal...., be velhebber over het ....si» legerkorps, konden wij verleden Donderdag 'Atrecht bezoeken, een dag 'nadati de beroemde klokketoren van heil stadhuis door het Pruisische kanonvuur was vernield'. Nimmer zag ik een zoodanige desolatie als in heil centrum der stad. Het is waar, dat het historische stadhuis verwoest was door het kanonvuur na het bombardement gedurende de eerste dagen van October, maar tot nu toe had de „belfort" stand gehouden. Het was de trots van Au Iedere stad en ieder dorp in Frankrijk In zijn „elocher" rond wien en tot wieh gedachtender bewoners, 't zij ze thuis z 't kij op reis, onvermijdelijk uitgaan. mand heeft eeu diepere liefde voor zijn .1 en meer in 't bijzonder voor zijn „chez dan de Pranschman. Woensdag 21 Oct. om 0.45 namiddags gornien do Duitsehe kanonnen den* belli van Atrecht te bombardeeren 38 bomt vielen op oT bij hem en om 10.50, b het bombardement gestaakt werd, was hij hoop rookende puinen. Zij hadden een voorwendsel de 1; schers. De dag daarvoor waren de 1-Vansd te weten gekomen dat de Duitschers gein- maakten van den kerktoren van het uabur dorp J iUoyles-Mofflames als observatiepost dat zij daarin mitrailleusen hadden opgestt De Fransehe artillerie maakte met den ren korte metten. Een volgenden dag namen de Duitsch weei wraak door den „belfort'' te vcrwoes die bijna 4 eeuwen lang het lot van het v van Atrecht had aanschouwd. EEN JOURNALÏSTI1 AVONTUUR. De bekende" ltaiiaansche journalist Sc' i'oglio is met zijn collega Bitetti van „Corrière della Sera," op een tocht op 1' slagveld in Frankrijk door de Duitschers vangen genomen. Bitetti beschrijft hun avontuur in zijn b aldus: „Onze pas was tot dusver nog steeds ware talisman gebleken. Desniettemin hi - wij hef, zoodra een grijze uniform in i gezicht kwam, steeds aangeraden onze sen te bestijgen en een zijweg in te sla' M ij trapten reeds vijf uur lana- en hl den desondanks nog slechte 20 kilometer gelegd. Het geschut zond ons steeds zijn o. derenden groet. Orn do twee of drie seci den valt een schot. Wij nemen aan, dat 1 batterijen ongeveer 10 kilometer van ons v! wijden! zijn; maar wij hebben er geen v moeden van, waar zij staan. Wij moeten c helaas steeds vertrouwd maken met de i dachte, dat wij de 'richting kwijt zijn: er is niemand die ons den"weg wijst. Mi deloos gaan wij aan een greppel zitten a den kant van den weg. Plotseling zien een grijzen automobiel naderen. Hij ko-' recht op ons toe. Hij verschijnt als e' reddende ongel die ons weer op den goed weg kan brengen. De wagen houdt 100 n ter van ons af stil. Er komen vier soldat uit, de geweren op ons gericht. Wij houd. do handen omhoog en kunnon daarna or1 papieren laten zien. Ook hier blijken dc' van weldadige uitwerking. Men geeft, o inlichtingen omtrent den weg-, dien wij In ben te volgen, en wij rijden een K.M. ov bietenvelden, steeds op den uitkijk om grijze uniform te vermijden. Maar ook ditim rijden wij weer in een cirkel rond, en i wanhopen er steeds meer aan, dat wij de Fransehe linies zullen terugkeeren. Daar duikt plotseling voor onze oogen e' Fransehe driekleur op. Er is geen' tv ij' aan; het zijn de kleuren van Frankrijk. V frappen met allo macht om er spoedig 1 komen. Maar o schrik-' Op het bietenv< wemelt In t van grijze uniformen. Het z Duitsehe dragonders. Ze hebben ons reei gezien, en het is te laat om ons uit i voeten te maken. Wij toon en dan onze F lisman. Een elegante beminnelijke officier ontvan' ons glimlachend en met open armen. onze verbaasde blikken roept hij: ..Komt toch gauw hier1 Kijk toch eens' M'ij hebb zodeven een Fransehen tweedekker met tw levcndo vliegeniers gevangen.''* Met de Fransehe vlag was het clus in ore maar zij was in Duitsehe handen. Wij wc den onmiddellijk bij de kostbare vangst gj bracht. En de officieren wedijverden met kander om ons in goed Fransch uit, te le' gen, op welke wijze zij de buit hadden haald, en hoe de gevangenen heetten. „De ecne is graaf Renaud de la Fregoli' re", verklaart een der heeren, „die in de i geloopen winter nog te Bavos met onzi kroonprins in dezelfde bobsleigh lieeft, gez ten en de wintersport heeft meegemaakt. M waren hier dichtbij, toen wij opmerkten, d' een Fransch vliegtuig landde. Ingevolge hl bevel van den commandant heeft niemaij een schot gelost, omdat bij ons thans ve van den vijand genomen vliegtuigen in g bruik zijn, die nog de Fransehe vlaggen 0 kentcckenen 'dragen. Onze onderstelling, d' wij hier te 'doen hadden met een vliegtu van de onzen was hier des te waarschijnlj ker, omdat de tweedekker dicht bij ons ian' de. Wij gingen er dadelijk heen en vond» twee Fransehe vliegeniers, die bezig wan oen mankement aan hun motor in orde brengen." Ja, ik Leb er verkeerd aan gedaan bij U aan te dringen met mij naar Parijs terug te keeren, waar niemand, zelfs het onschul digste kind, een oogenblik zeker is van zijn leVen. Hij hebt toch niets te vreezen. merkte Marmontel op. Gij gaaft het volk toch pa- triotisclie liederen. Cherubini rimpelde het voorhoofd. Dan antwoordde ihój met een bitteren lach: Het volk denkt bijna niet aan 'hen, die iet een dienst heeft bewezen. Wat, beteeke- nen mijne beduidende liedjes! riep bij. Een- volk, dat het instinct van kanibalen beeft, aarzelt niet lang; het moordt vriend en vij and zonder onderscheid. En al zou het gril lig deii een of anderen zijner vrienden spa ren mij mag men daaronder niet rekenen, want ik zou er tegen proteeteeren mijne liederen gelden de vrijheid in 't algemeen, niet het zondig misbruik dat de bloedhonden er van maken. Zij znlen zicih, echter eens herinneren dat ik vroeger koninklijk kapelmeester was en dat zoo eindigde bij zal ook uw on geluk zijn, arme Cécil el Waarom het ergste t edenkeu. Dnigil zeide zij, zijn wij tot heden niet ongedeerd van alle gevaren ontkomen, en toch hebben wij de grootste gruwelen rondo-m ons zien plaats grijpen. En kan deze stand van zaken nog- lang- duren! Ik geloof het niet, want nu reeds is het te voorzien dat. Robespierre en zijne moordgezellij spoedig zelf zullen vallen. Uwe vrouw heeft gelijk, zeicle Gróty, als het koord te strak wordt aangehaald, springt de boog. Weet ge wel, dat men te Parijs sedert den tienden Juni meer dan «luizen mensehen beeft ter dood gebracht! Ontzettend! riep Cécile. En dat zelfs republikeinen! van het zui verste water niet meer met zekerheid kun nen zeggen voegde Marmontel erbij dat jhun hoofd nog acht dagen op hunne schou ders zal staan! Geloof mij, voegde hij er hij, de macht van Robespierre wordt kleiner; reeds nu wordt het getal zijner aanhangers in de conventie opvallend minder; zijne aan- hangers durven Ihem -beter aan, zelfs de Ja- 'oobijnen vervreemd hij van zich door zijn heersehzucht. Ja, het volk mort, zeide Gréty, daarom zullen de gematigden, vroeger dan wij den- j ken, de groote massa op hunne zijde hebben» i en een einde maken aan de afschuwelijkhe den van den dictator en zijne sansculotten. God geve bet! zuchtte Cécile. Men zweeg, want men hoorde de stem dei- oude Marion weerklinken. Allen luisterden, onwillekeurig, want het 'scheen, dat de oude meid keef met iemand, die de kamer wilde binnendringen, hetgeen zij wilde beletten. J Reeds wilde mevrouw- Cherubini opstaan, om to zieu wie de indringer was. welke door Marion werd teruggehouden, toen eensklaps I de deur der kamer werd opengerukt, en eeu j boerin, die naar baar uiterlijk te oordeelen aebt-en-twintig tot dertig jaar kon zijn, bleek en buiten adem naar binnen stormde. Zij was gekleed als een gewone boerin, maar deze kleeren, zoowel als de hoed, welke zij diep over de oogen had getrokken, was zoo zeer met stof bedekt, dat het vermoeden voor de hand lag, dat de vreemdelinge van buiten kwam. Allen zagen de vreemdelinge verbaasd- aan. Deze rukte den hoed van het hoofd en toon de nu een beeldschoon gelaat, dat weliswaar bleek was, doch waarin op dat oogenblik ook eenige vreugde lag uitgedrukt. Goddank! riep de vreemdelinge, de Voor zienigheid I-iet mij vinden wie ik zocht! Bij de klank dezer stem en bet aanzien van den persoon, stond mevrouw Cherubini op en sloeg de handen van verbazing in elkaar. Ie het mogelijk! riep Oh-erubini, Oom- Itesse Beaumont! Ik kom bij u, antwoordde Virginie haas tig, terwijl zij beurtelings Cherubini en: zijne vrouw smeekend aanzag, orn slechts voor eenige uren bij u te kunnen verblijven. Hoe! Gij te Parijs? alleen en verkleed! riep Cherubini. Wist ge dan niet dat hier het schrikbewind heerselit; dat uw adelijke afkomst voldoende is om naar liet schavot gevoerd te worden; dat ellce s dhr ede:, welke gij hier doet, u in het verderf kan storten; clat niemand- zijn leven zeker is of hij moet tot de monsters der republiek behooren! Dat weet ik en toch, moest ik komen, antwoordde mevrouw de Fonteille. Oh! oh! riep Cécile, van schrik de han den in de hoogte stekende, moordt men dan in liet schoone Normandië ook al, dat gij verkleed uw kasteel moet ontvluchten? En hierheen? Hier, waar zich nauwelijks de dap perste; man durft wagen! Gij dwaalt, antwoordde Virginie. Nor mandië is van de woede der revolutie ver schoond gebleven, want het land onderwierp zich op tijd aan de republikeinen. Ik behoefde niet te vluchten, ik kwam alleen bier, om hem te redden of met hem te sterven! Cécile sprong op, omhelsde d-e vevkleede dame en vroeg haar angstig: Comtesse, wat bedoelt ge? Ik begrijp u niet, Wat is er gebeurd? Maar gij was het gij zijt buiten u zeiven. Gij hebt rn noodig ga zitten. Zij leidde Virginie naar den stoel, well Cherubini zooeven had verlaten. Alvorens de comtesse plaats nam, keer» zij zicb, met de bevende handen op de le ning van den stoel steunende, naar Cherubii Gij hebt mij nog niet gezegd, begon bevend, of gij mijn verzoek zult toestaan weigeren. Wanneer gij vreest dat eene te'- stemming u in gevaar zou brengen, di wil ik niet dat Moet ik bet nog bevestigen, zeide Cli rubini, dat Cécile en ik ons gelukkig ach! - u in onze woning te kunnen opnemen? deed wel, comtesse, door n uw nood te de ken aan beu, die u zooveel versdh-uldig»! zi wij kennen geen gevaar als het uw belai geldt. En als ge ergens te Parus veilig ku zijn, dan is het 'hier, want wat moet het gj peupel bij een muzikant zoeken, die noi schatten bezit nodb aan politiek doet? WD. nn, onze woning en wij, staan geheel tot mj beschikking, comtesse maar zeg ons i waarom gij naar Parijs kwaamt. Mevrouw de Fonteille reike ten vriend voormaligen leermeester dankbaar de ban, welke b;i eerbiedig en bewogen aan de li pen drukte. Virginie had slechts weinige oogenbli-kk- noodig om zich van de zwakheid te 'hereto len, welke baar was overvallen en teg

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1914 | | pagina 5