De oorlog.
üewroken»
VerscbiliEitde oarlogsinatieven.
feuilleton.
Bij oorlogen in onzen tijd worden verschil
lend o oorzaken en belangen verondersteld. Het
belang der vrijheid kan op het spel slaan,
handelsbelangen kunnen den strijd om het be
staan veroorzaken, het rassenvraagstuk kan
verschillende landen in vuur en vlam doen op
spatten en de eisch van voldoening een groote
ruine en stroomen bloede ten gevolge hebben.
In den tegenwoordigen oorlog schijnen al
deze oorzaken en belangen tegelijk met elkan-
optreden heeft aan het Britsohe rijk nooit
schade berokkend I
Het lag geheel in de lijn van de Engelache
buiten]andsche politiek om een extra wakend
oog te houden, wanneer door een land, waar
ook gelegen, het BritBohe rijk zou moeten
vreezen, dat het Engeland over het hoofd zou
kunnen groeien of het op handelsrterrein zou
kunnen schaden.
De eoonomisohe strijd en de concurrentie van
Engeland en Duitschland is genoegzaam be
kend. Hoe machtiger Duitschland's handel en
der tc zijn losgebroken en misschien is daaraanindustrie na 1872 opbloeide, des te meer dreig
de groote verwoedheid, waarmee gestreden de het nieuwe Duitsche rijk een macht naast
wordt, toe te schrijven. Daarbij komt dan nog Engeland te worden. Hierin moet dan ook
dat jaren en jaren het vuur beeft gesmeuld en
de ontvlamming als 't ware volgens vaste re
gels is voorbereid.
Van een directe tegenstelling van belangen
tusschen Duitschland en Rusland kan moeilijk
gesproken werden. Hier geldt veeleer de tegen
stelling van den geheelen volksaard der Rus-
-en tegenover de Germaansche persoonlijkheid.
Sinds dan ook na 1871 het overwicht van Rus
land op Duitschland te loor ging door de
nederlaag aan Frankrijk toegebracht-, kon Bet
thans de groote ontstemming, om geen ander
woord te noemen tusschen beide landen bij
dezen oorlog worden gezocht. Bovendien moet
deze ontstemming worden gezocht in de om
standigheid, dat in de laatste jaren, toen het
program van den bekenden staatsman Cham
berlain van de baan was, in diverse toonaarden
de verzekering was gegeven, dat Engeland en
Duitschland geen tegenstellingen behoefden
te vormen. Alles geleek „pais en vreê" totdat
de gebeurtenissen van de laatste maanden door
niet anders of deze verplaatsing van macht zou ©enige op zich zelf klein lijkende voorvallen,
hare uitwerking in Rusland niet missclien. Het
Panslavisme begon in Duitschland meer en
meer te zien de groote hinderpaal, welke Rus-
lond's macht in Europa terdege m den weg ging
staan. En wel eigenaardig is het hierbij, dat
de Russische regeering het Panslavendom min
der weerstand bood naar mate zijn eigen macht
begon te kenteren en het volk krachtiger po
gingen aauweudde om zich meer vrijheid te
verwerven.
Het had er dan ook allen schijn van, dat de
macht van Duitschland, tegenover die der Rus
sen kon worden beschouwd als een bolwerk
tegen het voórtdringen van een weinig be
schaafd volk, dat Europa onmogelijk vooruit
gang zou kunnen brengen. En in dit verband
denkt men onwillekeurig aan het mettertijd
samengaan van Duitschland en Frankrijk,
waarover in het begin van dezen oorlog ge
sproken is, wanneer deze landen, zoo heette het,
elkander beter zouden leeren kennen en waar-
deeren, om het wederxijdseho belang meer naar
waarde te kunnen schatten en behartigen
tegenover andere machten in Europa.
Zelfs in Franrijk scheen men, lang vóór de
oorlog uitbrak, zich eenig denkbeeld te gaan
vormen van deze beteekenis van Duitschland's
macht tenopzichte van Ruslaud's heerschappij.
Rusland echter wist te bewerken, dat de zucht
naar revanche in Frankrijk niet insluimerde
en bovendien, dat het door Frankrijk de mil-
Jioenen kreeg om zjjne plannen te verwezen
lijken. In Frankrijk-zelf komt daar nog bij, dat
eene reactie was ingetreden tegen de republi-
keinsclie en democratische gezindheid, welke
in de bui ten 1 andsclie politiek, een voorbereiding
tot den oorlog met zich brengend, een uitweg
poogde te zoeken om de aandacht van het volk
af to leiden.
Zoo zien we. wat Rus]aild en Frankrijk be
treft, een samengaan van verschillende belan
gen en van de tegen - ci lin^ van
Engeland ging steeds van een g-0licel nuder
standpunt uit en stelde er altijd veel belang
in. dat de macht op het vaste land van Europa
niet te veel in éëne hand vereenigd wcrd. En-
gelsclte politici noemen deze bemoeienis ,,de
zorg om het evenwicht in
Europa te bewaren."
Ondeugend is hierbij de opmerking Wel ge
maakt, dat Engeland er steeds grooten prijs
op stelde, om zélf dan als tongetje van de
weegschaal te kunnen fungecrenl Wie zjen
Engeland deze functie, die van „evenwicht-
bewaarder" in heel de 18de eeuw vervullen
door zich steeds in geschillen te mengen. Dit
een Europeesehen oorlogsbrand deden ontstaan,
w aarhij Engeland aan Duitschland den oorlog
verklaarde.
Wel eigenaardig is het, dat de directe aan-
leidingen tot de verschillende oorlogsverklarin
gen geheel naar den achtergrond zijn geraakt.
Wie denkt eigenlijk nog. als hij leest van die
roillioenen, die nu in het veld als vijanden
tegenover elkander staan, aan den strijd tus
schen Oostenrijk en Servië! Dat alles is als
met een nevel opgetrokken en wat overbleef te
midden van vuur, van dood en verderf, dat is:
rassenhaat, revanche, strijd om het eigen be
staan en strijd om de eigen economische en
handelsbelangen.
Het is niets nieuws, dat in een oorlog de be
weegredenen tot dien oorlog tijdens den krijg
in vasteren vorm naar voren komen. Dit is
even waar, als dat. de rechtvaardigheid van een
oorlog, niet 't minst van een strijd als thans
zoo bloedig gevoerd wordt, eerst later duidelijk
en klaar zal kunnen blijken. De geschiedschrij
ver heeft deze taak te vervullen als hij rustig
op hot verleden zal kunnen terugzien. Zooals
het nu lijkt, heeft elk volk der oor
logvoerende landen ten slotte toch den
oorlog gewild! Bij de tegenwoor
dige regeeringstoestamlen kan slechts zelden
een oorlog worden gevoerd zonder dat dit door
het volk gewild wordt. Vandaar dat de politici
wol degelijk met, dien wil rekening houden,
al9 is 't alleen maar door dien wil in hunne
richting te voeren. Toch zijn er die zich op een
eigen plan weten te stellen. Zoo zien we, dat
in Engeland de grootste politieke schrijver
Yiscount MorJej-, de biograaf van Lobben en
Gladstone, ju!» omdat hij zich niet met Enge-
1 anti's politiek kon vereenigon, uit het minis
terie trad. en met hem John Burns, de dap
pere kampvechter tegen den Boerenoorlog
en Trevelyan, de biograaf van John Bright.
Hetzelfde geldt voor den leider van de arbei
derspartij in het Eugelsche Lagerhuis
Ramsay Mac Donald. Hierbij zouden nog te
noemen ?.ijn de meetings o.a. te Manchester
gehouden en de berichten, dat bij het Engelsche
volk de oorlog niet-populair zou zijn, zooals
bovendien uit de houding van het arbeiders
blad „The Labour Leader" is op te maken.
Dit alles zal de taak van den geschiedschrij
ver, waar bijv. in Duitschland alle partijen een
van zin zijn, niet gemakkelijker maken, wan
neer eenmaal het verloop van dezen oorlog,
feitelijk en beschouwend, in oorzaken en be
weegredenen zal worden te boek gesteld, voor
ons zelf en voor het nageslacht!....
EEN ONDERHOUD MET DEN
iH7ITSCHEN KROONPRINS.
Een Amerikaansch journalist, Karl von
Wiegand, van de United Bess. Association,
die onlangs in het hoofdkwartier van den
Duitschen Kroonprins in het Argonnonwoud
een bezoek bracht, heeft daarover een mede-
deeling gepubliceerd, waaraan door tie ,.N.
Ot," een en ander wordt ontleend.
De journalist werd ontvangen door den
adjudant van den Kroonprins, en tijdens
het gesprek met dezen, kwam de prins bin
nen; eenvoudig gekleed in de velduniform,
met geen ander versiersel dan het lint van
het IJzeren Kruis, was de Kroonprins zoo
natuurlijk1 6n eenvoudig, zegt (Wiegand, dat
men spoedig vergat met e,en toekomstigen
Keizer te spreken.
Wij begonnen onmiddellijk den oorlog te
bespreken, die noodelooze offers vergt in
een strijd, waarvoor zoo weinig reden scheen
te bestaan, en ik kreeg daardoor onmiddel
lijk' den indruk, dat dit niet de man is, om
genoegen te vinden in dezen oorlog, noch de
vuurvreter ate hoedanig men hem dikwijls
afgeschilderd heeft. Hij zei, dat hij blij was,
dat ik het gevecht in de Argonnen kwam
zien, dat zijn werk was en misschien de on
gewoonste oorlog, eenig in zijn soort. „Ik
ben soldaat en kan daardoor niet over poli
tiek met u Bpreken, maar deze oorlog schijnt
me zoo onzinnig, zoo weinig noodzakelijk,
zoo ongeweneoht: maar Duitschland was geen
keus gelaten in deze zaak. Yan laag tot hoog
weten wij, dat we vechten voor ons bestaan;
anderen mogen hetzelfde zeggen, maar dat
verandert niets aan het feit, dat wij een
Duitsch volk' zijn, een groote eenheid, ver
vuld van een waarlijk prachtigen geest van
zelfopoffering; u zou nooit in staat zijn het
Duitsche volk' te overtuigen dat deze oor
log niet enkel en alleen is op touw gezet om
Duitschland te vernietigen."
De correspondent kreeg den indruk dat de
Kroonprins evenals 99 pöt. der Duitschers
Engeland verantwoordelijk acht, maar hij
legde geen hatelijke bitterheid aan den dag,
zooals in zoo menigen kring, hoog of laag,
gehoord wordt, integendeel, er was een soort
yan droefheid in hetgeen hij zei.
De Kroonprins, vroeg met diepe belangstel
ling naai' de gevoelens die in de Vereenigde
Staten bestonden ten aanzien van den oor
log en bleek' niet in slaat de houding van
Amerika te begrijpen; hij meende dat de
Amerikanen fair genoeg zouden zijn aan
dacht te wijden aan de Duitsche zijde van
de zaak. „Wij weten," zeide hij, „dat h^t
niets geeft onze oogen te sluiten voor het
feit, dat een groot deel van de wereld tegen
ons is." Hij schreef dit toe aan het feit dat
Engeland zich meester gemaakt heeft van
de communicatiemiddelen der wereldpers, dat
Duitschland nooit voldoende beteekenis heeft-
gehecht tot nu toe aan de belangrijke rol
door de pers in de wereldpolitiek gespeeld,
en aan eenige andere redenen. Maar, voegde
hij eraan toe: „Het was een verrassing voor
mij en voor veie anderen, dat Amerika,
waarmede wij door meer banden van vriend
schap en bloedzijn Verbonden, meer dan
met ©enigen andenen neutralen Staat, waar
heen miilioenen Duitschers zijn getrokken,
zoo totaal onbekwaam zou zijn, zich in onze
plaats te stellen en niet in te zien op de
Wijze zooals het Duitsche volk dat zag, dat
de Duitschers waren-omringd door vijanden.
Ik' verbaas mij, dat men bij u het Duitsche
volk niet heter begrijpt, dat op voorbeel-
delooze wijze offers brengt in dezen reuzen
strijd, om 'zijn land te redden, maar ik heb
vertrouwen in den rechtvaardigheidszin van
het Amerikaansche volk, als het maar een
maal In staat zal zijn, den geheelen toestand
te begrijpen. Ik had vele vrienden in Ame
rika, en ik geloof dat ik er daar nog wel
enkele heb. Ik heb vele vrienden in Enge
land, of liever, die had ik 1" iToen voegde hij
er langzaam aan toe. „U moet mij eene ver
tellen, wat men in Amerika van mij denkt."
Toen hij zag'dat ik even aarzelde, zeide hij
„Ik hoor graag de waarheid."
„Uwe Hoogheid wordt meestal voorgesteld
ate. Kriegshetzer, het hoofd van de oorlogs
partij, het symbool van het militairisme."
„Ja, dar weet ik, de Engelsche pers gaat
nog verder en beweert dat ik' steel." Het
hoofd schuddend zei hij daarop: „Gelooven
de mensehen werkelijk dergelijke dingen van
mij; acht men mij In staat tot diefstal of
gelooft men, dat ik' verlof zou geven Fran
sche huizen te plunderen. Het is eenvoudig
krankzinnig wat de Engelsche couranten
vertellen van mij en van de Duitschers. Hoe
vaak' heb ik nu al volgens die couranten;
zelfmoord gepleegd? Hoe vaak ben ik al
gewond? Nog onlangs lieeft men verteld,
dat ik een nederlaag had geleden aan hef
Russische front. Het zou belachelijk zijn
en amusant, als Ik niet wist, dat de publieke
opinie daardoor misleid werd. (Wat aangaat
de bewering, dat ik tot dezen oorlog zou
hebben aangezet, ik kan alleen maar betreu
ren, dat men mij niet beter kent. Er is geen
oorlogspartij in Duitschland, en die is er
nooit geweest. Ik geloof, dat de wereld be
gint te begrijpen dat in zooverre Duitsch
land hierbij betrokken is, dit geen oorlog
is van een of andere mytische militaire par
tij, maar van geheel het volk; de schitteren
de eenheid en solidariteit van Duitschland
moet, dat toch bewijzen.
Hefc gepraat over milit&infinie Ia oen in
Engeland uitgevonden frase, waarmee men
poogt de geheele wereld tegen ons in het
harnas te jagen."
De Kroonprins lachte hartelijk, toen de
correspondent hem vertelde van de Russi
sche berichten, als zou de Keizer onlangs
bijna gevangen genomen zijn bij [Warschau.
„Dat moest ik vader vertellen, da ai' zal
hij pleizier in hebben."
De Kroonprins sprak met de grootste
waardeering van den moed der Fransche
soldaten en de wijze, waarop zij worden aan
gevoerd: „De Fransche soldaat wordt door
niemand overtroffen wat moed in het ge
vecht betreft. Hij gaat op schitterend indi-
vidueele wijze te werk, en doet in intelligen
tie niet onder voor 01129 eigen soldaten,
bovendien is hij in sommige opzichten wat
bewegelijker en vlugger dan de Duitschers.
Alleen als defensief vechter overtreft 'de
Duitscher hem in volharding en hardnek
kigheid. Wat de aanvoering betreft, wij heb
ben groote bewondering voor den Franschen
leider."
Dit gesprek had een half uur geduurd;
toen moest de Kroonprins zich voegen bij
zijn staf, die buiten wachtte, maar voor hij
wegreed, inviteerde hij den correspondent
ten eten, opdat het gesprek kou worden
voortgezet.
De correspondent weerspreekt de meening
dat de Kroonprins alleen zou lozen, wat
voor hem wera uitgeknipt. Hij zag op zijn
tafel voorname Engelsche, Amerikaansche,
Fransche en Italiaansehe couranten, en met
b^'zonder genoegen wees de Kroonprins hem
op enkele caricaturen in „Puck" en „Life".
et gesprek liep voorts over Amerikaan
scho literatuur. De Kroonprins bleek een
groot bewonderaar van Jack London.
De correspondent bleef eenige dagen in
het hoofdkwartier van den Kroonprins, en
zijn indrukken waren bijna het tegendeel
van die door de meeste van 's Kroonprinsen
beschrijvers opgedaan. Het is een nuchtere,
ernstige jonge man, sterk onder den indruk
van zijn verantwoordelijkheid en van den
ernst dezer tijden. Hij ziet er wel heel jong
uit, men zou hem zijn 32 jaar niet aanzien,
maar hij te door de gebeurtenissen gerijpt.
Hij heeft,* zegt de correspondent, een zekere
natuurlijke, rustige waardigheid zonder pose,
heeft een afkeer van het ceremonieele en
vreest daarvan belemmering van den voor
uitgang. Hij heeft een zekere neiging, te
zeggen wat hij denkt en dat veroorzaakt
nogal eens moeilijkheden. „Van mijn ge
sprekken," aldus het telegram van Von Wie
gand, „met den Kroonprins, heb ik den in
druk gekregen, dat hij de bureaucratie aller
minst een goed hart toedraagt. Hij is vrien
delijk van aard en naar sommige van zijn
officieren mij vertelden, is het feitelijk on
mogelijk, hem het doodvonnis te doen tee
kenen van veroordeelde spionnen of franc-
tireurs.
Onlangs hadden de Franschen een storm
aanval gedaan op een van zijn loopgraven
in het Argonnenwoud, en waren met zware
verliezen teruggeslagen. De Kroonprins had
hun een wapenstilstand aangeboden om hun
gewonden te halen. Toen ik liem daarnaar
vroeg, zeide hij„Ja, er lagen verscheidene
honderden dooden en gewonden voor onze
loopgraven, en ik kon eenvoudig Üe gedachte
niet verdragen, dat die brave kerels zwaar
gewond moesten blijven liggen op enkele
meters afstand soms van de loopgraven. Som
mige probeerden c.M. tot c.M. vooruit te
komen naar de Duitsche of naar de Fran
sche loopgraaf. Ik had er bipa ruzie om met
den chef van mijn staf die zich verzette,
zeggend dat de Franschen zouden beweren,
dat wij den wapenstilstand hadden gevraagd,
omdat we gee lag on waren, maar ik hield
aan. Een man met de witte vlag werd naai
de Fransche loopgraaf gestuurd met het aan
bod dat wij hun gelegenheid zouden gaven
hun gewonden in de loopgraaf te lialen en
ook bereid waren ze zelf naar onze loopgra
ven toe te halen. De Franschen weigerden.
Die gewonden kwamen allerellendigst om,
sommige hebben nog drie of vier dagen ge
leefd. Dat scheen een zoo onzinnige wreed
heid die door niets geboden werd, dat het
niet was aan te zien."
De chef van 's Kroonprinsen staf had ge
lijk. De Franschen meldden dat de Duitschers
om een wapenstilstand hadden gesmeqkt.
De stal' van den Kroonprins bestaat bijna
uitsluitend uit jongere officieren. Verschil
lende hunner verhaalden mij, dat hij een
bijzondere gave bezit strategische problemen
op te lossen. Ik geloof niet te veel te zeg
gen," aldus besluit Von .Wiegand, „als ik
beweer, dat de Kroonprins 11a dezen oorlog
niet slechts een beroemd generaal maar ook
een zeer populair man zal zijn."
DE „BELGISCHE GRUWE
LEN" OP DUITSCHLAND,
Men meldt ons uit den Haag:
De Belgische Legatie deelt ons het volgende
mede:
Uit de beste bron wordt uit Berlijn gemeld,
dat twee officieele commissies, een burgerlijke
en een militaire, zijn benoemd, die ieder afzon
derlijk een onderzoek moeten instellen naar de
wreedheden den oorlogvoerenden aangedaan.
Wat betreft de beschuldiging, dat men bij sol
daten de oogen zou hebben uitgestoken, wordt
gezegd, dat alle gevallen, door de bladen of door
particuliere mededeelingen gesignaleerd, zijn
onderzocht-, waarbij getuigen werden geboord:
aan de civiele commissie werd verklaard dat
in vele, om niet te zeggen in bijna alle geval
len, de getuigen bekenden, dat zij de feiten
slechts van hooren. zeggen kenden, andere getui
gen verklaarden zich niet bevoegd als getuige te
worden geboord, of zijn niet verschenen.
Men is tot de conclusie gekomen, dat bet for-
meele bewijs dat Belgische vrouwen bij gewon
den of gevangenen de oogen zouden hebben uit
gestoken, niet is geleverd en dat dit feit in geen
enkel geval officieel is geconstateerd.
De doctoren en de leden van de enqueto-com-
missie hebben verklaard, dat het, gegeven de
overspannen geestestoestand van het oogen-blik-,
heel natuurlijk was, dat door deze of gene partij
daden van geweld of wreedheid werden bedre
ven, maar deze feiten in bet algemeen zeer zijn
overdreven.
Het verdichtsel van het uitsteken van oogeu
is blijkbaar ontstaan door het feit. dat bij een
groot aantal gewonden de oogen waren ver
minkt door bet schroot van de schrapnels.
De Fransche en Engelsche afbeeldingen ma
ken dit geloofwaardig. Men ziet daarop overal
waar de granaten ontploffen, dat de soldaten in -
het gelaat worden getroffen en dit werktuig©,
lijk met de armen of handen trachten tc be
schermen.
Het schijnt, dat duizenden raven en kraaien
zich op bet slagveld neerlaten en het steeds
voorzien hebben op de oogen van de dooden en
gewonden. Dit kan er toe hebben bijgedragen
het verdichtsel in bet leven te roepen.
In een hospitaal te Frankfort waren 29 ge
wonden, die naar het scheen allen uitgestoken
oogen hadden. In geen enkel geval konden dezo
verwondingen aan iets anders dan aan het ont
ploffen van schrapnels worden toegeschreven.
Ondanks deze conclusies blijft het verdicht
sel bestaan; men verzekert evenwel in officieele
kringen, dat de wreedheden, welke aan de Bel
gen werden toegeschreven, formeel zijn ge
logenstraft.
De conclusie van de civiele commissie was
beslist en unaniem op dit punt.
De militaire commissie zet haar onderzoek
nog steeds voort, maar is tot dezelfde conclusies
gekomen. Zij heeft haar officieele rapport nog
niet uigebraeht en daarom worden haar ver
klaringen slechts onder zekere reserven gegeven
en hij wijze van voorloopig rapport, dat geheel
een privé karakter draagt.
De beschuldiging betreffende het gebruik
van dum-dum kogels is eveneens gelogen
straft. Men heeft verklaard, dat men in geen
enkel geval officieel heeft geconstateerd dat de
verwondingen door dum-dum kogels waren toe
gebracht. Hieraan werd toegevoegd dat men
noch bij gewonden noch bij dooden dit heeft
kunnen constateeren. Men zegt, dat deze kogels
soms bij schietoefeningen zijn gebruikt, om zo
voor andere doeleinden onbruikbaar te maken.
Hiermede heeft men verklaard het feit dat zij
zijn gevonden en inen heeft hieraan toegevoegd,
dat zij misschien bij vergissing zijn uitgedeeld.
Men heeft erkend, dat het gebruik er van
niet officieel is vastgesteld.
-Het blijkt dus dat de afschuwelijke wreed
heden, die zoo onrechtvaardig aan de Belgischs
vrouwen zijn verweten formeel zijn tegenge
sproken door twee commissies welke door da
Keizerlijke Regeering zijn benoemd."
Wij maken opmerkzaam dat dit bericht uit
Belgische bron komt: de Duitsche regcering
zal wel spoedig mededeelen, wat er van deze
Commissies en, hun conclusies waar is. Met
vreugde en voldoening zullen wij vernemen een
oventueele bevestiging van dit bericht.
ZWITSERSCH OORDEEL.
Naar aanleiding van de publicatie door de
Duitsche regeering van diplomatieke documen
ten uit Brussel, schrijft de „Neuo Zürieher
Nachriehten
In zijn onderhoud met generaal Jungblutli
heeft de vertegenwoordiger van de Britsehe re
geering België niet behandeld als een souve-
reine staat maar ware het een Engelsche vazal
staat. De Belgische regeering liet z.ich dit wel
gevallen, omdat zij vroeger reeds in die rich-
ting to ver was gegaan. Men denke zich Zwit
serland eens in een dergelijk geval en neme eens
aan, dat Duitschland uit vrees voor een door
breken van de Franschen door Zwitsersch ge
bied. aan den Bondsraad liet verklaren, dat het,
zoodra het' ernst ging worden, met een leger
Zwitserland zou binnenrukken zonder daartoe
vergunning te vragen of zelfs tegen den wil
van laatstgenoemd land in! Zou, aangenomen
dat de Bondsraad zich dit liet aanleunen zonder
eenig protest of klacht bij de mogendheden in:
te dienen, dit Frankrijk dan niet het recht l
geven om, voor het geval het ging spannen,
Duitsohland vóór te zijn en vóór de Duitschers
het land binnen te rukken!"
20)
Op het eerste gezicht was 2ijn verschijning
weinig geschikt om indruk te maken, zelfs
niei op eenvoudige provincialen, ais de men-
scheii uit Lamballe, maar hij Shield in zjjn
hand een perkament, voorzien van een groot
rooden zegel, dat hem de beschikking toe
kende over leven en dood in een geheel dis
triet en dat maakte veel indruk en deed al
les voor hem buigen.
De bevelen van Sieard werden ving en
stipt ten uitvoer gebracht.
Thérése Nollan had uit haar kamer, die
zij na het nachtelijk gesprek tusschen baai-
vader en haar broeder, dat zij had afgeluis
terd, bijna niet meer verlaten had, voor haar
vensters het bataljon nationale garde zien
opetellen, dat werd gecommandeerd door La-
doux, wiens horst zwol van trots onder zijn
potsierlijke uniform en wiens oogen boosaar
dig fonkelden.
Het zou nu los gaan op de aristocraten,
Een der huren vroeg hem:
Waar gaat gij heen?
Wij gaan naar La Guyonnière.
Wat moet gij daar doen?
Wii zullen dat broeinest, van samen-.
zweerc^rs en verdachten eens gaan ruimen.
He.t werd hoog tijd.
De buurman merkte op:
Het zijn brave menschep, de Trémazau's.
Waarop de kruidenier scherp antwoordde:
Voor u» missdhien. maar niet voor mij,
want zij willen de vrijheid vermoorden, daar
hebben wij de bewijzen van.
Het ongelukkige meisje kon deze woorden
duidtlijk verstaan en het was daar alsof het
bloed naar haar hart terugvloeide.
Zij bedekte het gelaat met de handen, viel
op de knieën en had:
Mijn God, bescherm hen-
Zij dacht aan de familie de Trémazan, aan
den graaf en de gravin, die altijd zoo goed
voor haar geweest waren, aan haar lieve
Roso, de vriendin van haar kinderjaren, aan
Jean de Trémazan, haar beminden Jean, die
er niet was om hen te verdedigen,
De bende trok weg.
Sieard was met zijn handlangers weer in
de reiskoets gestapt, die, getrokken door twee
forsche paarden, hem bij het aanbreken van
den dag uit Plancoët hierheen gebracht liad
en die nu werd voorafgegaan door de gen
darmen en omstuwd door de nationale gar
de.
Toen Thèrése Nollan opstond, trad haar
vader binnen.
Hij was niet meer dan een schim van zich
zelf. De weinige dagen sedert. Rel gesard'
jmet zijn zoon hadden hem wel twintig jaren
ouder gemaakt
i ïhérèse greep hem bij de magere, ont-
vleesde handen en vroeg met trillende stem;
- Wat gebeurt er?
j Hij antwoordde bevend:
I Ik weet het niet
Afschuwelijke dingen, vader.
Hij wendde het hoofd af.
Zij ging voort:
Men gaat het kasteel La Guyonmere
doorzoeken, men zal misschien onze vrien
den gevangen nemen. Waarom?
Opnieuw' stamelde hij:
Ik weet het niet.
Gij wilt het niet zeggen. Ik heb vanmor
gen reeds eenige woorden opgevangen. Het
schijnt, dat men ook naar La Fosse wii gaan
bij d'Achet, hij de Kérounls, hij de Balazé's.
Zij keek den grijsaard doordringend aan
en ging voort:
Bij allen, die wij kennen, bii allen, die
vertrouwen in u stelden. Waarom juist bij
hem?
Hij bleef staan, met het hoofd op de borst
gezonken, als een schuldige.
De glans der oogen van zijn dochter, die
op de zijne onafgewend gericht bleven, kon
hij niet doorstaan.
Zij hernam:
Men beschuldigt hen van verstandhou
ding met de koniugsgezindeu. met de vijan
den der natie. Wie heeft hen verraden?
Nollan sidderdeu
Verraden!
Dat woord trof hem als een zweepslag.
Hij dacht aan het onderhoud van zijn zoon.
Weer stamelde hij:
Ik weet het niet
Zij week eenige schreden van hem terug
en zeide met 6omibere stem, waaruit toorn
en verontwaardiging klonken:
Gij hebt gelijk het niet te willen we
len, vader, want inderdaad, ex gebeuren
schandelijke dingen.
En als een vonnis klonk het:
Ik weet liet!
Maar hiermede was haar kracht gebroken.
Zij sloeg de handen voor het gelaat en
snikte: Mijn God!
Toen zonk zij weder op de knieën en had
nogmaals:
Heb medelijden, mijn God, heb medelij
den met hen en met ons.
De grijsaard ging met wankelende schre
den de kamer uit.
Hij sloot zich in zijn eigen kamer op, leun
de met zijn ellebogen op zijn schrijftafel in
de houding van een verwijfelde, het uitge
teerde gelaat op de handen steunend en thans
nu hij alleen was, en niets meer behoefde tc
verbergen, zeide hij ioi zichzelf:
Het is dan waar? Hij heeft ziin sombere
plannen ten uitvoer gebracht. Ik hoont©.nog,
maar nu is alle hoop vervlogen. Welk oen f
misdaadl En ik, ik hen daaraau medeplich
tig.
De troep van Sieard vervolgde zijn weg.
Op ongeveer een mijl afstands van Lam
balle moe6t men den grooten weg verlaten
en op dwar^paden gaan, waar de koets vanw
den vertegenwoordiger der Nationale Con
ventie zich zeer moeilijk kon bewegen.
De bewoners der weinige hoeven, waar dit
zonderlinge leger voorbijtri];, kwamen aau^
hun deuren en keken het met verwonderde
blikken na.
Men vorderde slechts langzaam over de
smalle wegen, over paden, die door de hei
liepen en door hosschen met rotsachtigen
bodem.
Sieard kon op zijn gemak de raadgevingen]
overwegen van zijn vriend Nollan, die hem
tot zelfs van de kleinste bijzonderheden,
welke hij noodig kon hebben, om zijn zem
ding goed te volbrengen, niet onkundig had
gelaten.
Het karakter der Trómazana en van hun
bedienden was hem bekend.
Men zou van den tuinman Bonnet allei
gedaan kunnen krijgen, wanneer men beur
in zijn zwak tastte: zij-n drankzucht on do
geert gheid.
De dokter had niets verzuimd en Sicaw
had bovendien geen lange uiteenzet! ingei
NIEUWE HAARLE/ASCNE COURANT ™S?f,.Bh*P