Brieven uit Parijs.
De Oorlog.
TELEGRAMMEN.
Boek3»eoer»rï@eIin
Stafen-Generaal.
Over vermakelijkheden, cafe's en spionnen.
Parijs, 30 Nov. 1914.
Na heel vrat heen en weer gepraat en geschrijf
iiebben dan eindelijk de autoriteiten in overleg
net generaal Gallierre, den militairen gouver
neur van Parijs, besloten dat de theaters her
opend zullen worden. Maar nu komen de direc
teuren der groote theaters en verklaren heel be
leefd:
We vinden het heel vriendelijk dat we toestem-
piing krijgen om te spelen, maar als wij om elf
uur moeten sluiten, en 15 percent van de recette
moeten afstaan voor liefdadige doeleinden, is er
geen kwestie van dat wc onze kosten kunnen
dekken Ook hebben we geen behoorlijke troepen,
dus we spelen niet.
Een uitzondering maken natuurlijk de Comedie
fran^aise, die trouw aan 't handje loopt en nu
ierwille van de convenance twee matinée's per
week geeft, de kleinere schouwburgen in de volks
wijken, de tingeltangels en de schouwburgen zoo
als b.v. de Folies Dramatique, waar men gauw-
een revue met kunst <rt vliegwerk in elkaar kan
zetten.
Intusschen beantwoordt de maatregel in zoo-
evrre aan 't doel, dat de tallooze ai listen zonder
werk, aan hun brood geholpen worden. Vooi hen
is het betrekkelijk van weinig belang of de groote
schouwburgen gesloten blijven, de groote rollen
die daaraan verbonden zijn, zullen door een week
of wat gedwongen vacantie niet in de misère
komen. Maar juist de mindere-rangs-artisten
hebben onder de sluiting zoo bitter geleden. Nu
hebben zij tenminste de gelegenheid om werk te
zoeken en een goede kans om het te vinden.
Of het publiek in de stemming is om va» de
geboden vermakelijkheden te genieten? Men be
hoeft maar een cinema te zien uitgaan om het
antwoord op deze vraag te vinden. Stampvolle
zalen, vooral als er patriottische films op het
programma staan.
De restaurants mogen nu ook tot elf uur open
blijven, maar de café's die niet onder die cate
gorie vallen, zijn er minder goed afgekomen. Ze
gaan om acht uur potdicht een enkele patroon
misschien uitgezonderd, die een request heeft in
gediend en om de eene of andere reden wat lan
ger mag openblijven. Intusschen zou ik niet
graag beweren dat er door de caféhouders na
acht uur niets meer verdiend wordt. Gewoonlijk
is er een achteruitgang, die de vrienden van den
huize evengoed kennen als de eigenaars zelf. De
luiken gaan om acht uur voor de ramen, de klan
ten vertrekken met veel staatsie en vertoon door
de voordeur, om vijf minuten later aan de ach
terzijde weer binnen te komen.
Natuurlijk zou de politie als ze met alle ge
weld wilde, deze clandestiene overtredingen wel
kunnen tegengaan, maar zij heeft wel wat beters
te doen en kwaad wordt er niet gebrouwen.
In het algemeen treedt de politie bij voor
komende gevallen met veel tact en gematigdheid
op. Alleen op het punt van identiteitsbewijzen is
zij zeer streng. Wie de onvoorzichtigheid heeft
zonder de noodige papieren de straat op te gaan
en om de eene of andere reden de opmerkzaam
heid tot zich trekt heeft alle kans onaangename
ondervindingen op te doen.
Korten tijd geleden is een mijner kennissen,
Iemand uit het Zuiden nog een onaangenaam
avontuur overkomen. Hij had gedineerd bij vrien
den en het schijnt dat er nogal eens op den gun-
Btigen afloop van den oorlog gedronken was.
Hoe het zij, zijn zuidelijk temperament speelde
hem parten en eenmaal op straat hield hij vrij
luidruchtige politieke beschouwingen, die de aan
dacht trokken van een patrouilleer ende fiets-
brigade. Hij werd aangehouden, bleek zijn
livret militaire niet te hebben, was niet in staat
afdoende verklaringen te geven en werd meege
nomen naar de naastbiigelegen politiepost. Tot
overmaat van ramp had bij juist den vorigen dag
heftige ruzie met zijn concierge gehad en deze
was zoo vriendelijk den volgenden dag, toen men
bij haar inlichtingen kwam vragen, te verklaren
dat zij absoluut niets van haar huurder wist, niet
geloofde dat hij zijn dienstplicht had vervuld
etc. Gevolg veertien dagen brommen. Moraal:
sleep overal alle mogelijke identiteitsbewijzen
mee.
Voor de vreemdelingen vooral is dat aan te
bevelen. Nadat men eenmaal gemerkt had dat
het Duitsche spiounagesysteem buitengewoon
goed georganiseerd was, veel beter dan het
Fransche, zit de vrees er in, zóó zelfs dat men
wel eens spoken ziet.
Geen kleuren zijn zwart genoeg om de Duit
sche spionnen naar behooren te schilderen. De
meest geliefkoosde term is ces louches individus.
Zoo gauw het Franschen geldt, die precies het
zelfde werk in Duitschland doen, zijn het: des
hommes dévoués!
Enfin, dit meten met tweeërlei maat is niet
meer dan vergeeflijk. Het spionnagestelsel is nu
eenmaal een noodzakelijk kwaad naar het schijnt,
maar dan toch een kwaad, en men moest er maar
liever over zwijgen.
A. F. PETILLON.
EEN SOCIAAL DEMO
CRAAT OyER DEN
OORLOG.
Wij waren in de gelegenheid ter inzage te
ontvangen een brief, door een sociaal-demo
craat uit Hannover, (daar een der voormannen
uit de Duitsche arbeidersbeweging) geschreven
aan een Esperantist hier te lande.
We laten een en ander uit dezen zeer uitvoe-
rigen brief volgen.
Deze brief is te merkwaardiger, omdat de
schrijver zegt zelf géén voorstander van den
oorlog te zijn.
Integendeel, zoo zegt hij, mijne overtuiging
als socialist en mijn ijveren voor het Esperanto
is het beste bewijs, dat ik een actief bevorderaar
wil zijn van den wereld- en volkeren-vrede.
De briefschrijver spreekt, op een desbetref
fende opmerking van zijn mede-esperantist,
zijne verwondering er over uit, dat in Holland
Duitschland als de oorzaak en de aanstich-
j ter van dezen oorlog wordt aangewezen. Maar
misschien, zoo meent hij, is ook dat intusschen
I anders geworden, daar het in den loop van den
j tijd steeds duidelijker is geworden, wie de
eigenlijke aanstichters geweest zijn. „Maar er
worden leugens genoeg de wereld ingezonden
die Engeland moeten schoonwasschen en
Duitschland moeten verdacht maken op alle
mogelijke wijzen."
Als de aanstichters van den oorlog noemt hij
I dan verder niet Oostenrijk of Frankrijk, maar
wel Engeland en Rusland.
„Van dag tot dag wordt het duidelijker, dat
Engeland de motor geweest is: Rusland moest
de geheele zaak op touw zetten. Rusland wist
heel nauwkeurig, dat het Engeland en Frank-
j lijk aan zijn zijde had, en volgens vastgestelde
plannen was het bepaald, dat Duitschland op
deze wijze in de knel moest worden gebracht en
vernietigd.
„Dat deze plannen," zoo gaat hij voort, „van
te voren reeds bestonden, is in den loop van
den oorlog reeds voldoende gebleken. Óp de
meest huichelachtige wijze is Engeland in de
bres gesprongen, omdat Duitschland de neutra
liteit van België heeft geschonden. Het is haast
niet mogelijk te achten, dat Engeland zulk een
reden aanvoert, als men weet, dat tusschen
Engeland en Frankrijk met België was overeen
gekomen in geval van oorlog tegen Duitschland,
door België naar Duitschland op te trekken. Dit
is geen sprookje, dat gevonden is om Duitsch-
iand's houding te rechtvaardigen. De schrifte
lijke bewijzen zijn voorhanden en duidelijk
blijkt er uit wat in 't schild werd gevoerd. Men
heeft zelfs," zoo gaat het schrijven voort, „be
proefd ook Holland voor dit plan te winnen,
maar de Hoüandsehe regeering wilde de hand
niet leenen tot dit booze spel."
Ook de „Barbare!" der Duitschers in België
wordt besproken. Tegen de beweringen, welke
alom bekend zijn, wordt aangevoerd, dat de
franctireurs, zij mogen dan uit vaderlandsliefde
naar de wapenen hebben gegrepen, hun land
geen dienst hebben bewezen, en bovendien wel-
licht vele onschuldigen in het ongeluk hebben
gestort. Over den oorleg zelf zegt deze socialist,
dat hij een overblijfsel is uit den grauwen vóór
tijd en dat hij ingaat tegen de geboden Gods.
Maar op de allereerste plaats heeft tegen deze
geboden gezondigd hij, die aanleiding tot den
oorlog gaf. Geen godsdienstige overtuiging was
een drijfveer, maar haat en nijd over het op
bloeien van een andere natie.
Alleen kon Engeland niets ten uitvoer bren
gen; daarom moesten andere landen hun huid
ter markt brengen."
„lk heb medelijden met Frankrijk en wel hier-
J om omdat het in eerste lijn mede geroepen is aan
de spits te gaan van alle naties."
Volgens dezen briefschrijver zal het nog in
den loop van dezen oorlog tot een breuk komen
iusschen dé wederzijdsche sympatiiiën van Enge
land en Frankrijk. Dan gaat hij voort: „Frank
rijk moet nu reeds hebben ingezien, dat het door
Engeland op de gemeenste wijze voor zijn eigen
plannen is misbruikt. In de geschiedenis is al
zoo dikwijls verandering gekomen in de verhou
ding van verschillende staten onderling en met
beslistheid durf ik beweren, dat langzamerhand
ook in de politiek van Frankrijk het tijdstip zal
aanbreken, dat Frankrijk voelt hoe veel beter
het is met Duitschland een verbond te sluiten.
De tijd zal het leeren."
Verder wordt dan gevraagd, hoe het mogelijk
is, dat een natie als Frankrijk zich vereenigt
met een land als Rusland: Frankrijk een land,
dat voor alle beschaving toegankelijk is en voor
z'n volk ook een zekere politieke vrijheid inruimt.
En Rusland, dat met draconische hardheid, den
knoet zwaait boven de hoofden van „Vadertje's
onderdanen", en dat iedere vrije opvatting bin
nen z'n grenzen onderdrukt door verbanning en
dwangarbeid in Siberië'en door zware kerker
straf. Moge de tijd spoedig komen, dat Frank
rijk zich z'n waardigheid weder bewust wordt
en zich aansluit bij hen, wier vriendschap het
waardig is en met wier hulp het rekenen kan op
een vreedzame ontwikkeling zijner belangen!"
Na nog te hebben nagegeven hoe Duitschland
na de inname van Luik België tot tweemaal toe
voorsloeg de vijandelijkheden fe staken en hoe| Bovendien hebben wij de mededeelingen van
België op de hulp van Frankrijk en Engeland dezen Duitschen socialisten-leider, juist omdat
bleef rekenen, geeft de briefschrijver een over-
zich van wat geschiedde onmiddellijk na het
ultimatum van Oostenrijk aan Servië.
„Rusland stond aan den kant van Servië. Ja,
men mag, achteraf nu het verloop te overzien is,
stellig beweren, dat deze aanslag (op den aarts
hertog van Oostenrijk en diens gemalin) geheel
en al is voorbereid en uitgevoerd om dezen
wereldoorlog te ontketenen. Daarmee was ge
vonden de zoo lang gewenschte reden voor een
ingrijpen van Rusland.
„Daar het gevaar voor een grooten oorlog
intusschen dreigend wa3 geworden, kwam bij
de mogendheden de wensch naar voren het
conflict tusschen Servië en Oostenrijk tot een
lokale basis te beperken. Oostenrijk en Servië
zouden den strijd alleen voeren. Dit beteekende
natuurlijk ook, dat Rusland zich dan neutraal
zou moeten houden. Zooals bekend, vroeg men
onzen keizer intusschen om als middelaar op te
treden. De keizer nam dat aan en gerust mag
worden gezegd, dat hij zich alle moeite gaf deze
zware taak naar behooren te vervullen. Schijn
baar was men in Engeland zoowel als in Rus
land vóór het behoud van den vrede. Het zou
echter anders uitkomen Terwijl de keizer zich
alle moeite gaf om bij de betreffende mogend
heden den vrede te bewerken, was Rusland reeds
lang tot de mobilisatie overgegaan. Op de vraag
van Duitschland daarover aan de Russische
regeering werd deze mobilisatie geheel en al
geloochend. Ook toen het openlijk bekend was
wat Rusland wilde, ontkende het nog steeds.
Ten slotte vroeg eindelijk Duitschland wat die
mobilisatie beteekende en of Rusland van plan
was hiermee niet voort te gaan. De bemiddeling
van den keizer zou onmogelijk worden gemaakt.
Als het nu heel duidelijk was geworden, dat
Rusland van plan was tegen Duitschland op te
trekken, stelde de Duitsche regeering aan Rus
land een ultimatum, waarin van Rusland ge-
eischt werd te demobiliseeren, daar Duitschland
anders tot gelijke maatregelen zou moeten over
gaan. Op dit ultimatum antwoordde Rusland
niet tot op den gestelden termijn, hoewel was
vastgesteld, dat de telegrafische verbinding nog
functioneerde. Het was nu duidelijk, dat Duitsch
land overrompeld moest worden. Terzelfdertijd
vroeg Duitschland aan Frankrijk hoe het zich
zou houden in een oorlog tusschen Rusland en
Ehiitschland. Frankrijk antwoordde, dat het doen
zou wat zijn belangen geboden. Hiermee was
bewezen, dat Frankrijk bereid was, de lang ge
koesterde revanche-gedachten thans uit te voeren.
Dat ook Engeland nog aan 't spel zou deel
nemen, kon men eerst niet veronderstellen.
Spoedig zou echter blijken, dat ook Engeland
van de partij was en erger, dat juist Engeland
tot de drijvers behoorde. De schending der Bel
gische neutraliteit gebruikte het als voorwendsel.
De tijd bracht echter aan het licht, dat tusschen
Engeland, Frankrijk en België een overeenkomst
was getroffen, dat België in geval van een
oorlog tusschen Duitschland en Frankrijk,
Frankrijk zou toestaan door België Ehiitschland
binnen te dringen. De schriftelijke bewijzen
hiervoor zijn gevonden en bevinden zich in han
den der Duitsche regeering. Engeland deed dus
niets anders dan een gunstig oogenblik afwach
ten om in te grijpen."
De hulptroepen besprekend, welke Engeland
in het veld brengt, zegt de schrijver, dat thans
ook de Boeren, eertijds zoo smadelijk behandeld,
nu ook voor deze (heilige) zaak moeten worden
gewonnen. Botha heeft zich immers in dit op
zicht ook ais goed Engelsch onderdaan doen
kennen. Als het niet zoo treurig was, zou het
als ironie kunnen worden beschouwd. Toen in
dertijd de Engelschen Transvaal binnendrongen
en de eerlijk en rustig werkende Boeren van zich
afhankelijk wilden maken, toen heerschte er in
Duitschland groote verontwaardiging en er was
geen Duitscher, die niet vol sympathie was voor
de Boeren. Botha schijnt nu geheel vergeten,
dat hij destijds in Duitschland geweest is en
daar het geld in ontvangst kon nemen, dat alom
ze van een socialist afkomstig zijn, kenschetsend
genoeg gevonden om er dit overzicht van te
maken.
voor de Boeren was bijeengehaald. Het was een
oprechte deelname in het ongeluk, van het Boe
renvolk. Geen Duitscher zal thans betreuren toen
zijn geldstuk te hebben geofferd. De geheele
natie kan niet verantwoordelijk worden gesteld
voor de houding van Botha. Als oom Paul nog
leefde, hij zou z'n tijd nu gekomen achten,
want het Boerenvolk heeft de daden van EngeT
sche heerschappij oog niet vergeten."
Aan het slot van zijn schrijven zegt deze cor
respondent, dat de oorlog welke Duitschland
thans te voeren heeft, voor zich niet anders is
dan een verdedigings-oorlog.
Wij willen niet geacht worden, alles te onder
schrijven wat deze briefschrijver hier beweert.
Maar wij geven zijn schrijven weer ter kenschet
sing van den algemeenen geest in Duitschland,
die (meenen wij) hier te lande vaak verkeerd
wordt opgevat en zeker niet door allen begrepen.
Het is noodig, dat wij, die voor de geschie
denis van dezen oorlog juist hier te lande zoo
prachtig de wederzijdsche bouwstoffen kunnen
verzamelen, ons ernstig rekenschap geven niet
alleen van de feiten, maar ook van de beweeg
redenen en de motieven van dezen schrikkelijken
oorlog
(Onderstaande telegrammen werden reeds
hedenmorgen door ons per bulletin bekend
gemaakt).
DE OFFICIEELE BERICHTEN.
FBANSCH BERICHT.
PARIJS, 11 Dec. Het communiqué van den
Franschen staf meldt: De vijand was gisteren in
het gebied van Yperen bijzonder in actie. Hij
deed verscheidene aanvallen op onze linies en
bereikte een van onze loopgraven, doch wij bleven
avanceeren in de richting van de vijandelijke
linies.
In Argonne hebben wij onze loopgraven al
aanvallende verder voorwaarts gebracht.
Twee Duitsche attaques werden afgeslagen.
Wij namen het station Aspach (Elzas) ten
Zuiden van Thann.
Op andere punten hadden slechts artillerie-
gevechten plaats.
VAN HET OOSTELIJK OORLOGSTOONEEL
BOEDAPEST, 11 Dec. De „Az.-Est" meldt,
dat het comiteit Saros geheel door de Russen
ontruimd is. Zij verlieten het grondgebied van
het comiteit over de Duklapas. Bartfa is weder
om in ons bezit.
OOSTENRIJKSCH BERICHT.
WEENEN, 11 Dec. Hef stafcommuniqué van
hedenmiddag luidt:
Onze operaties in de Karpaten verloopen vol
gens het opgestelde plan. De vijand bood gis
teren meestal slechts tegenstand met de achter
hoede, welke teruggeworpen is.
In Galicië is nog geen beslissing gevallen.
Waar de Russen aanvielen, werden zij met zware
verliezen teruggeslagen.
De rust op ons front in Polen bleef ook gis
teren aanhouden.
Przemysl wordt door den vijand slechts inge
sloten, niet aangevallen. De steeds onderne
mingsgezinde bezetting verontrust bijna dagelijks
door kleinere en grooiere uitvallen de belege
ringstroepen, die op eerbiedigen afstand van deri
fortengordel blijven.
DE OOSTENRIJKERS IN SERVIë.
WEENEN, 11 Dec. Van het Zuidelijk oorlogs-
tooneel wordt officiëel het volgende gemeldOp
het Zuidelijk oorlogstooneel hebben zich geen
belangrijke gebeurtenissen voorgedaan.
De bevolen troepen-verleggingen verloopen in
het algemeen zonder groote gevechten met den
vijand.
DE ZEESLAG BIJ DE FALKLAND
EILANDEN.
LONDEN, 11 Deo. Reuter meldt: In den
zeeslag bij de Falkland-eilanden werden aan
Engelsche zijde 7 man gedood en 4 gewond. Geen
enkele officier, werd gedood of gewond.
DE „NüRNBERG."
BERLIJN, 11 Dec. Officieel wordt door den
marinestaf medegedeeld. Volgens officieele be
richten uit Londen, is het den Engelschen krui
sers gelukt, ook den kruiser „Nürnberg" tot
zinken te brengen. (Van de „Dresden" is nog
geen bericht ingekomen.)
ZOO GAAT HET.
LONDEN, 11 Dec. Er zijn indertijd hartroe
rende beschrijvingen van Fransche zijde gege
ven van de vernietiging van Domréiny la Pu-
celle (de geboorteplaats van Jeanne d'Arc) door
de Duitschers, die uit barbaarschheid en om de
Franschen te ergeren dit dorp, na de inneming,
met den grond zouden hebben gelijk gemaakt.
Uit een mededeeling van den „ooggetuige"
in het Britsche leger blijkt, dat Domrémy la
Pucelle, de geboorteplaats van Jeanne d'Arc,
nooit in handen van de Duitschers is geweest,
zoodat zij die plaats ook niet hebben kunnen
verwoesten.
GEEN WAPENSTISTAND OP KERSTMIS.
BERLIJN, 11 December. Naar de Romein-
sehe correspondent van het „Berl. Tagebl."
verneemt, is het voorstel van den Paus, tot
een wapenstilstand gedurende de Kerstdagen,
afgeslagen. Het is gestuit op Russisch ver
zet. Alle andere mogendheden met inbegrip
van Turkije, hadden haar instemming met 't
voorstel betuigd.
(Vervolg der zitting van gisteren.)
Het Lceningsontwerp.
De heer VLIEGEN critiseerde scherp dat de
regeering van de quaestie een leening of een
heffing ineens een strijd maakt op leven en
dood en de kabinetsquaestie heeft gesteld indien
zij niet haar zin krijgt. Dat opblazen is een roe
keloosheid en een ruw handelen tegenover d
Kamer, dat later moeilijk zal zijn ie verant
woorden. Spreker critiseerde voorts de houdin
van minister Treub als van iemand die zijr
eigen kracht overschat en in geenen deele dié
van een democraat.
Do heer DE MEESTER verklaarde, dat ooi
voor hem en zijn naaste geestverwanten eer
groote teleurstelling is geweest de verklaring
van minister Treub dat, de Kamer in 1916 var
hem in geen geval een voorstel tot heffing vn;
een oorlogsbelasting ineens te verwachten is
Intusschen zullen spr. en do zijnen toch voor he
ontwerp stemmen, omdat daarbij voor slecht;
drie jaren do opcentenheffing wordt tcegeataa
en dus binnen drie jaren de vraag of de leenin
na dien termijn moet worden omgezet in eei
oorlogsheffing in eens, mede in vollen omvan
en ongeprejudiceerd aan de orde komt.
De heer TROELSTRA betoogde, dut, ruimste
Treub zichzelf de agitatie, die ontstaan is, t
wijten heeft; zelf toch heeft hij door zijn mede
deeling in de stukken: dat't hem te doen wa;
om den Godsvrede te bewaren^ de meening g
wekt, dat hij voor de rechterzijde uit den we
is gegaan. Nu heeft de minister verklaard, d«
het ontwerp door zijn eigen inzichten word
beheerscht-, maar dan is bij dezen minister t
betreuren een strijd met zijn geheele verlede
Na het diepe leedwezen dat de heer Bos, name
de vi'ijz.-dem. partij, reeds daarover geuit heef
zal spreker er niets meer over zeggen.
Do heer TYDEMAN voorspelde aan de
minister, dat hij bedrogen zal uitkomen indi
hy meent, door zijn plannen nog best fiü miJlio
uit de belasting te kunnen halen. Hij voorza
dot de minister, hoewel ongewenscht, voor
rechterzijde den weg zal openen voor tarief
herziening. Ten zeerste betreurde spreker
houding van minister Treub, van wien velen
den lande gemeend hadden veel goeds in de t
komst te mogen verwachten.
Na eene repliek van den minister van i'ina
tiën, den heer TREUB, die daarbij ontken
do kabinetsquaestie te hebben gesteld, die, na
zijne meening in deze tijden minder dan
moet worden gesteld, kwamen de artikelen vn
het wetsontwerp in behandeling.
Daarbij is het amendement-Vliegen om ree
nu te besluiten, dat over 3 jaren de leening
worden afgelost door een heffing ineens ve
worpen met 59 tegen 23 stemmen en het ame
dement-De Meester en Bos, om do aflossi
uit te stellen tot 1918 verworpen met 42 teg
40 stemmen.
Tegen laatstgenoemd amendement stemd
met de rechterzijde tegen de vrij-liberaleu en
unie-liberalen de heeren Patijn en Dolk. Van
rechterzijde stemde alleen de heer Bichon vó
De verdere amendementen-Bos en Do Meest
werden ingetrokken.
Ten slotte legde de heer BOS eene verklarii
af, inhoudende, dat hij en zijn politieke vriend
gaarne voor het gewijzigd ontwerp zouden li
ben gestemd, maar dat de houding Donderd
avond door den minister aangenomen, dat vo
velen onmogelijk maakt.
Daarna is bij de eindstemming het ontwe
aangenomen met 6122 stemmen. Tegen stei
den de sociaal-democraten, de vrijzinnig-den
craten, behalve de lieer Van Deventer; voo
de heeren Ankerman, Van "Wichen, De <To
De Muralt, Otto.
Op voorstel van den heer DE BEAUFORT,
besloten om over de Staatsbegrooting geen
gemeene beschouwingen te houden; waarna
vergadering tot Dinsdag is uiteengegaan.
De Waskaars, door Dr. W.
Koevorden. Vlugschrift I
Liturgische Vereeniging in
Aartsbisdom Utrecht. Prijs 7"'»
Dekker en van de Vegt, Ulrech
Een loffelijk en zeer vruchtbaar werk is
Liturgische Vereeniging in liet Aartsbis
Utrecht begonnen. De eeredienst der H. Kerk
helaas, niet genoeg bekend, derhalve niet gen<
bemind, noch opgevolgd. De Hervorming lu
in ons land meer gedaan dan beelden stukges
gen en kathedralen in brandspuitbergplaat
veranderd; zij heeft den plechtigen èeredie
bijna vernietigd en drie eeuwen leefde Moll;
zonder de liturgie in haar volheid te bezit
Onder priesters en volk werd het gevoel er v
afgestompt.
Hoe wil genoemde Lit. Ver. dit verhelpt
Door voorlichting, door 't uitgeven van groc
of kleiner tractaatjes, die in het kort de gesel
denis geven van een of ander onderdeel van
liturgie. Na de geschiedenis zal de beteekf,
van de betreffende zaak of plechtigheid wori
uitgelegd met de wijdingsgebeden, ten slotte
voorschriften, die er over bestaan.
Vlugschrift I behandelt „De Waskaars'
magistrale, onverbeterlijke en tegelijk popul. i
de Haspiemmeps san
de ëpenzen.
I.
"Wel dragen ook onze Haarlemsehe jonge
mannen bun aandeel in de bescherming van
den vaderlandsehen bodem.
Na eerst eenigen tijd in en om Haarlem
te hebben gezworven in onze schoone dui
nen, toeft „het Tiende" nu reeds ruim twee
maanden in de Brabantsche beide en is een
respectabele strook van onze zuidelijke grens
aan zijne „bescherming" toevertrouwd. Een
groot deel der Haarlemsehe Ju. W." zwalkt
er al langer.
Of het er slecht ie? Och, over het alge
meen is het antwoord daarop: neen! Maar:
Groote Houtstraat en Spaarne liggen zóó ver
van hier. En men begrijpt wat dit zeggen
wil voor huisvaders en.... ver-lief-den? Dit
laatste bevat wel de uintessenee van vijf-
en-zeventig proeent der gesprekken hier.
Doch men meene nu niet dat 't buiten dit alles
rozengeur en maneschijn is. Wanneer nog
ooit de mobilisatie ten einde loopt, zullen
onze grensbewakers kunnen getuigen zoowat
alle oorlogswee te hebben meegemaakt, bui
ten de ellende dan der loopgraven en bet
gevaar van moordend lood en blinkend staal.
(Wat intusschen wel het meest gevaarlijke
is van alle oorlogswee. Ik geef het toe).
Weten onze Haarlemsehe stadgenooten wel
waar wij zitten? Vermoedelijk niet zeer dui
delijk.
Welnu dan!
Schrijver dezes komt van vier dagen ver-
01 terug. (Twee dagen gewoon en twee da-
fe.u ra Deeemher-verlof). Het was Sint
Nieolaasavond tehuis en dus neemt hij den
laateten trein. De fiets („véló" zeggen ze
hier) bij zien. Om half drie 's nachts arri-
jveert bij in E. Volgens het spoorboekje ar
riveert de trein om 1 uur te E. De 'regen
sijpelt in straatjes uit de wolken, in een stik-
donkeren nacht. Ik stap op de véló en, met
nog een lotgenoot, peddel ik grenswaarts te-
vijf uur modderen wij dan met de fiets aan
vijf uur modderen wij door, met de fiets aan
de band, langs gliiwegen het gehucht W.
binnen, een ,gat" volgens de kernachtige uit
drukking onzer soldaten, met twintig huizen
en 'een schaapskooi. Dat hoort zoo.want je
dierft op het morgenappèl present te zijn, op
straffe van verlies vau één dag verlof, plus
disciplinaire straf. Men vertelt dat bij an
dere afdeelingen de verlofgangers den vol
genden dag mogen komen. Bij ons nietl Dat
zit 'm in de kap'tein, zeggen de soldaten.
De „kap'tein" is bij die gelegenheden altijd
de groote zondebok.
Na een paar uur rust in een muffige hooi
schuur, vinden wij onze vrienden terug, die
ons bestormen met de vraag: of we uit.Euro
pa" komen en hoe ze het daar maken.
Daar nu zitten onze Haarlemsehe solda
ten of hebben ze gezeten. Om niet geheel
„cowboy's" te gaan gelijken, worden wij ook
wel eens in beschaafder oorden overgeplaatst
om daar weer wat te acclimatiseeren. Mis--
schien vertel ik nog wel eens boe wij naar
W. marcheerden om daar onze makkers aan
de grens af te lossen. Zoo'n nachtelijke tocht
wij vertrokken om drie uur 's morgens
is niet zonder humor. Toch moge ik hier
even onze aankomst te W. relcveeren. Het
zal den lezers der N. H. Ct. nog wat duide
lijker maken hoe wij hier gehuisvest zijn.
Na een marscfa van ongeveer zes uur za
gen wij plotseling om den boek van een den
nenbosch, de twee stompe torens van W. op
duiken. Even later kwamen wij. tusschen
twee boschjes in, op den muilen zandweg
onze af te lossen makkers tegen, muziek en
tête. Zij wensehten ons „good luck'" op ver
dacht sarcastischeu toon.
Onze intocht in W. leek een triomfmarsch.
Alles wat uitloopen kon, stond aan de deur.
Dat er zoo weinig toeschouwers waren lag
noch aan ons noch aan den geest der bevol
king. Er was niet meer.
Het eerste werk na aankomst op de plaats
der bestemming is steeds „kwartier zoeken."
Dat is in den regel, reeds vergemakkelijkt
door de vooruitgezonden kwartiermakers.
Zoo ook hier. In een oogwenk was de hede
afdeeling in groepen van vijf tot vijftien
man gesplitst. Daartoe marcheerde de com
pagnie langs alle hooischuren en dorschvloe-
ren en alles wat maar ónderdak bood. Een
commando: zeven man hier, met een korpo
raal! en een groep van deze sterkte drong
de aangewezen schuur of woning binnen. Iets
verder klonk het: „hier zeven man met een
commandant!" Kom Kees, wij hierin. Toffe
jongens bij elkaar! Iedereen vond ten slotte
een ligplaats, al was zij niet altijd schitte
rend. Behalve enkelen.
Ik zelf zocht langen tijd tevergeefs naar
huisvesting-.
Vermoeid door te weinig nachtrust en
langen marsch, legde ik mij tegen een b<
te slapen, gehuld in mijn overjas. Ik w
door een luitenant gewékt. Even later s'
ik weer vast, op twee bossen stroo naast
mestvaalt. Ik werd gewekt door hoornge
ter: de compagnie moest aantreden om
kens te balen. Ten slotte sliep ik eenige u
op de legerstee van een anderen soldaat
Des avonds was er een overzicht te krij<,
over de verschillende kwartieren. In
meeste zaten de soldaten met den boer er
boerin en een respectabel aantal boeren
deren in de (buiskamer om de gloeiende
chel of aan tafel. Zie, die Brabantsche
moedelijkheid viel onzen eoldaton best in
smaak. Zij maakten het aioh huiselijk en
selijkheid hadden de meesten onzer reed*
lang moeten ontberen. De omgang trouv
met de boeren laat heel weinig te wens;
over. Onze soldaten voelen zidb tehuis,
zijn er, die, buiten dienst, de koeien he
melken, met den hoer het land opgaar
zelfs huiselijke bezigheden verrichten^
boeren zijn ook wel om mee op te schh
behalve wanneer het op de portemon
monnaie aankomt. Door den druk der ti.
trachten zij te balen wat er te halen ;s.
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANTJHEOti^