Brieven uit Parijs. De Oorlog. TELEGRAMMEN. Boek3»eoer»rï@eIin Stafen-Generaal. Over vermakelijkheden, cafe's en spionnen. Parijs, 30 Nov. 1914. Na heel vrat heen en weer gepraat en geschrijf iiebben dan eindelijk de autoriteiten in overleg net generaal Gallierre, den militairen gouver neur van Parijs, besloten dat de theaters her opend zullen worden. Maar nu komen de direc teuren der groote theaters en verklaren heel be leefd: We vinden het heel vriendelijk dat we toestem- piing krijgen om te spelen, maar als wij om elf uur moeten sluiten, en 15 percent van de recette moeten afstaan voor liefdadige doeleinden, is er geen kwestie van dat wc onze kosten kunnen dekken Ook hebben we geen behoorlijke troepen, dus we spelen niet. Een uitzondering maken natuurlijk de Comedie fran^aise, die trouw aan 't handje loopt en nu ierwille van de convenance twee matinée's per week geeft, de kleinere schouwburgen in de volks wijken, de tingeltangels en de schouwburgen zoo als b.v. de Folies Dramatique, waar men gauw- een revue met kunst <rt vliegwerk in elkaar kan zetten. Intusschen beantwoordt de maatregel in zoo- evrre aan 't doel, dat de tallooze ai listen zonder werk, aan hun brood geholpen worden. Vooi hen is het betrekkelijk van weinig belang of de groote schouwburgen gesloten blijven, de groote rollen die daaraan verbonden zijn, zullen door een week of wat gedwongen vacantie niet in de misère komen. Maar juist de mindere-rangs-artisten hebben onder de sluiting zoo bitter geleden. Nu hebben zij tenminste de gelegenheid om werk te zoeken en een goede kans om het te vinden. Of het publiek in de stemming is om va» de geboden vermakelijkheden te genieten? Men be hoeft maar een cinema te zien uitgaan om het antwoord op deze vraag te vinden. Stampvolle zalen, vooral als er patriottische films op het programma staan. De restaurants mogen nu ook tot elf uur open blijven, maar de café's die niet onder die cate gorie vallen, zijn er minder goed afgekomen. Ze gaan om acht uur potdicht een enkele patroon misschien uitgezonderd, die een request heeft in gediend en om de eene of andere reden wat lan ger mag openblijven. Intusschen zou ik niet graag beweren dat er door de caféhouders na acht uur niets meer verdiend wordt. Gewoonlijk is er een achteruitgang, die de vrienden van den huize evengoed kennen als de eigenaars zelf. De luiken gaan om acht uur voor de ramen, de klan ten vertrekken met veel staatsie en vertoon door de voordeur, om vijf minuten later aan de ach terzijde weer binnen te komen. Natuurlijk zou de politie als ze met alle ge weld wilde, deze clandestiene overtredingen wel kunnen tegengaan, maar zij heeft wel wat beters te doen en kwaad wordt er niet gebrouwen. In het algemeen treedt de politie bij voor komende gevallen met veel tact en gematigdheid op. Alleen op het punt van identiteitsbewijzen is zij zeer streng. Wie de onvoorzichtigheid heeft zonder de noodige papieren de straat op te gaan en om de eene of andere reden de opmerkzaam heid tot zich trekt heeft alle kans onaangename ondervindingen op te doen. Korten tijd geleden is een mijner kennissen, Iemand uit het Zuiden nog een onaangenaam avontuur overkomen. Hij had gedineerd bij vrien den en het schijnt dat er nogal eens op den gun- Btigen afloop van den oorlog gedronken was. Hoe het zij, zijn zuidelijk temperament speelde hem parten en eenmaal op straat hield hij vrij luidruchtige politieke beschouwingen, die de aan dacht trokken van een patrouilleer ende fiets- brigade. Hij werd aangehouden, bleek zijn livret militaire niet te hebben, was niet in staat afdoende verklaringen te geven en werd meege nomen naar de naastbiigelegen politiepost. Tot overmaat van ramp had bij juist den vorigen dag heftige ruzie met zijn concierge gehad en deze was zoo vriendelijk den volgenden dag, toen men bij haar inlichtingen kwam vragen, te verklaren dat zij absoluut niets van haar huurder wist, niet geloofde dat hij zijn dienstplicht had vervuld etc. Gevolg veertien dagen brommen. Moraal: sleep overal alle mogelijke identiteitsbewijzen mee. Voor de vreemdelingen vooral is dat aan te bevelen. Nadat men eenmaal gemerkt had dat het Duitsche spiounagesysteem buitengewoon goed georganiseerd was, veel beter dan het Fransche, zit de vrees er in, zóó zelfs dat men wel eens spoken ziet. Geen kleuren zijn zwart genoeg om de Duit sche spionnen naar behooren te schilderen. De meest geliefkoosde term is ces louches individus. Zoo gauw het Franschen geldt, die precies het zelfde werk in Duitschland doen, zijn het: des hommes dévoués! Enfin, dit meten met tweeërlei maat is niet meer dan vergeeflijk. Het spionnagestelsel is nu eenmaal een noodzakelijk kwaad naar het schijnt, maar dan toch een kwaad, en men moest er maar liever over zwijgen. A. F. PETILLON. EEN SOCIAAL DEMO CRAAT OyER DEN OORLOG. Wij waren in de gelegenheid ter inzage te ontvangen een brief, door een sociaal-demo craat uit Hannover, (daar een der voormannen uit de Duitsche arbeidersbeweging) geschreven aan een Esperantist hier te lande. We laten een en ander uit dezen zeer uitvoe- rigen brief volgen. Deze brief is te merkwaardiger, omdat de schrijver zegt zelf géén voorstander van den oorlog te zijn. Integendeel, zoo zegt hij, mijne overtuiging als socialist en mijn ijveren voor het Esperanto is het beste bewijs, dat ik een actief bevorderaar wil zijn van den wereld- en volkeren-vrede. De briefschrijver spreekt, op een desbetref fende opmerking van zijn mede-esperantist, zijne verwondering er over uit, dat in Holland Duitschland als de oorzaak en de aanstich- j ter van dezen oorlog wordt aangewezen. Maar misschien, zoo meent hij, is ook dat intusschen I anders geworden, daar het in den loop van den j tijd steeds duidelijker is geworden, wie de eigenlijke aanstichters geweest zijn. „Maar er worden leugens genoeg de wereld ingezonden die Engeland moeten schoonwasschen en Duitschland moeten verdacht maken op alle mogelijke wijzen." Als de aanstichters van den oorlog noemt hij I dan verder niet Oostenrijk of Frankrijk, maar wel Engeland en Rusland. „Van dag tot dag wordt het duidelijker, dat Engeland de motor geweest is: Rusland moest de geheele zaak op touw zetten. Rusland wist heel nauwkeurig, dat het Engeland en Frank- j lijk aan zijn zijde had, en volgens vastgestelde plannen was het bepaald, dat Duitschland op deze wijze in de knel moest worden gebracht en vernietigd. „Dat deze plannen," zoo gaat hij voort, „van te voren reeds bestonden, is in den loop van den oorlog reeds voldoende gebleken. Óp de meest huichelachtige wijze is Engeland in de bres gesprongen, omdat Duitschland de neutra liteit van België heeft geschonden. Het is haast niet mogelijk te achten, dat Engeland zulk een reden aanvoert, als men weet, dat tusschen Engeland en Frankrijk met België was overeen gekomen in geval van oorlog tegen Duitschland, door België naar Duitschland op te trekken. Dit is geen sprookje, dat gevonden is om Duitsch- iand's houding te rechtvaardigen. De schrifte lijke bewijzen zijn voorhanden en duidelijk blijkt er uit wat in 't schild werd gevoerd. Men heeft zelfs," zoo gaat het schrijven voort, „be proefd ook Holland voor dit plan te winnen, maar de Hoüandsehe regeering wilde de hand niet leenen tot dit booze spel." Ook de „Barbare!" der Duitschers in België wordt besproken. Tegen de beweringen, welke alom bekend zijn, wordt aangevoerd, dat de franctireurs, zij mogen dan uit vaderlandsliefde naar de wapenen hebben gegrepen, hun land geen dienst hebben bewezen, en bovendien wel- licht vele onschuldigen in het ongeluk hebben gestort. Over den oorleg zelf zegt deze socialist, dat hij een overblijfsel is uit den grauwen vóór tijd en dat hij ingaat tegen de geboden Gods. Maar op de allereerste plaats heeft tegen deze geboden gezondigd hij, die aanleiding tot den oorlog gaf. Geen godsdienstige overtuiging was een drijfveer, maar haat en nijd over het op bloeien van een andere natie. Alleen kon Engeland niets ten uitvoer bren gen; daarom moesten andere landen hun huid ter markt brengen." „lk heb medelijden met Frankrijk en wel hier- J om omdat het in eerste lijn mede geroepen is aan de spits te gaan van alle naties." Volgens dezen briefschrijver zal het nog in den loop van dezen oorlog tot een breuk komen iusschen dé wederzijdsche sympatiiiën van Enge land en Frankrijk. Dan gaat hij voort: „Frank rijk moet nu reeds hebben ingezien, dat het door Engeland op de gemeenste wijze voor zijn eigen plannen is misbruikt. In de geschiedenis is al zoo dikwijls verandering gekomen in de verhou ding van verschillende staten onderling en met beslistheid durf ik beweren, dat langzamerhand ook in de politiek van Frankrijk het tijdstip zal aanbreken, dat Frankrijk voelt hoe veel beter het is met Duitschland een verbond te sluiten. De tijd zal het leeren." Verder wordt dan gevraagd, hoe het mogelijk is, dat een natie als Frankrijk zich vereenigt met een land als Rusland: Frankrijk een land, dat voor alle beschaving toegankelijk is en voor z'n volk ook een zekere politieke vrijheid inruimt. En Rusland, dat met draconische hardheid, den knoet zwaait boven de hoofden van „Vadertje's onderdanen", en dat iedere vrije opvatting bin nen z'n grenzen onderdrukt door verbanning en dwangarbeid in Siberië'en door zware kerker straf. Moge de tijd spoedig komen, dat Frank rijk zich z'n waardigheid weder bewust wordt en zich aansluit bij hen, wier vriendschap het waardig is en met wier hulp het rekenen kan op een vreedzame ontwikkeling zijner belangen!" Na nog te hebben nagegeven hoe Duitschland na de inname van Luik België tot tweemaal toe voorsloeg de vijandelijkheden fe staken en hoe| Bovendien hebben wij de mededeelingen van België op de hulp van Frankrijk en Engeland dezen Duitschen socialisten-leider, juist omdat bleef rekenen, geeft de briefschrijver een over- zich van wat geschiedde onmiddellijk na het ultimatum van Oostenrijk aan Servië. „Rusland stond aan den kant van Servië. Ja, men mag, achteraf nu het verloop te overzien is, stellig beweren, dat deze aanslag (op den aarts hertog van Oostenrijk en diens gemalin) geheel en al is voorbereid en uitgevoerd om dezen wereldoorlog te ontketenen. Daarmee was ge vonden de zoo lang gewenschte reden voor een ingrijpen van Rusland. „Daar het gevaar voor een grooten oorlog intusschen dreigend wa3 geworden, kwam bij de mogendheden de wensch naar voren het conflict tusschen Servië en Oostenrijk tot een lokale basis te beperken. Oostenrijk en Servië zouden den strijd alleen voeren. Dit beteekende natuurlijk ook, dat Rusland zich dan neutraal zou moeten houden. Zooals bekend, vroeg men onzen keizer intusschen om als middelaar op te treden. De keizer nam dat aan en gerust mag worden gezegd, dat hij zich alle moeite gaf deze zware taak naar behooren te vervullen. Schijn baar was men in Engeland zoowel als in Rus land vóór het behoud van den vrede. Het zou echter anders uitkomen Terwijl de keizer zich alle moeite gaf om bij de betreffende mogend heden den vrede te bewerken, was Rusland reeds lang tot de mobilisatie overgegaan. Op de vraag van Duitschland daarover aan de Russische regeering werd deze mobilisatie geheel en al geloochend. Ook toen het openlijk bekend was wat Rusland wilde, ontkende het nog steeds. Ten slotte vroeg eindelijk Duitschland wat die mobilisatie beteekende en of Rusland van plan was hiermee niet voort te gaan. De bemiddeling van den keizer zou onmogelijk worden gemaakt. Als het nu heel duidelijk was geworden, dat Rusland van plan was tegen Duitschland op te trekken, stelde de Duitsche regeering aan Rus land een ultimatum, waarin van Rusland ge- eischt werd te demobiliseeren, daar Duitschland anders tot gelijke maatregelen zou moeten over gaan. Op dit ultimatum antwoordde Rusland niet tot op den gestelden termijn, hoewel was vastgesteld, dat de telegrafische verbinding nog functioneerde. Het was nu duidelijk, dat Duitsch land overrompeld moest worden. Terzelfdertijd vroeg Duitschland aan Frankrijk hoe het zich zou houden in een oorlog tusschen Rusland en Ehiitschland. Frankrijk antwoordde, dat het doen zou wat zijn belangen geboden. Hiermee was bewezen, dat Frankrijk bereid was, de lang ge koesterde revanche-gedachten thans uit te voeren. Dat ook Engeland nog aan 't spel zou deel nemen, kon men eerst niet veronderstellen. Spoedig zou echter blijken, dat ook Engeland van de partij was en erger, dat juist Engeland tot de drijvers behoorde. De schending der Bel gische neutraliteit gebruikte het als voorwendsel. De tijd bracht echter aan het licht, dat tusschen Engeland, Frankrijk en België een overeenkomst was getroffen, dat België in geval van een oorlog tusschen Duitschland en Frankrijk, Frankrijk zou toestaan door België Ehiitschland binnen te dringen. De schriftelijke bewijzen hiervoor zijn gevonden en bevinden zich in han den der Duitsche regeering. Engeland deed dus niets anders dan een gunstig oogenblik afwach ten om in te grijpen." De hulptroepen besprekend, welke Engeland in het veld brengt, zegt de schrijver, dat thans ook de Boeren, eertijds zoo smadelijk behandeld, nu ook voor deze (heilige) zaak moeten worden gewonnen. Botha heeft zich immers in dit op zicht ook ais goed Engelsch onderdaan doen kennen. Als het niet zoo treurig was, zou het als ironie kunnen worden beschouwd. Toen in dertijd de Engelschen Transvaal binnendrongen en de eerlijk en rustig werkende Boeren van zich afhankelijk wilden maken, toen heerschte er in Duitschland groote verontwaardiging en er was geen Duitscher, die niet vol sympathie was voor de Boeren. Botha schijnt nu geheel vergeten, dat hij destijds in Duitschland geweest is en daar het geld in ontvangst kon nemen, dat alom ze van een socialist afkomstig zijn, kenschetsend genoeg gevonden om er dit overzicht van te maken. voor de Boeren was bijeengehaald. Het was een oprechte deelname in het ongeluk, van het Boe renvolk. Geen Duitscher zal thans betreuren toen zijn geldstuk te hebben geofferd. De geheele natie kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor de houding van Botha. Als oom Paul nog leefde, hij zou z'n tijd nu gekomen achten, want het Boerenvolk heeft de daden van EngeT sche heerschappij oog niet vergeten." Aan het slot van zijn schrijven zegt deze cor respondent, dat de oorlog welke Duitschland thans te voeren heeft, voor zich niet anders is dan een verdedigings-oorlog. Wij willen niet geacht worden, alles te onder schrijven wat deze briefschrijver hier beweert. Maar wij geven zijn schrijven weer ter kenschet sing van den algemeenen geest in Duitschland, die (meenen wij) hier te lande vaak verkeerd wordt opgevat en zeker niet door allen begrepen. Het is noodig, dat wij, die voor de geschie denis van dezen oorlog juist hier te lande zoo prachtig de wederzijdsche bouwstoffen kunnen verzamelen, ons ernstig rekenschap geven niet alleen van de feiten, maar ook van de beweeg redenen en de motieven van dezen schrikkelijken oorlog (Onderstaande telegrammen werden reeds hedenmorgen door ons per bulletin bekend gemaakt). DE OFFICIEELE BERICHTEN. FBANSCH BERICHT. PARIJS, 11 Dec. Het communiqué van den Franschen staf meldt: De vijand was gisteren in het gebied van Yperen bijzonder in actie. Hij deed verscheidene aanvallen op onze linies en bereikte een van onze loopgraven, doch wij bleven avanceeren in de richting van de vijandelijke linies. In Argonne hebben wij onze loopgraven al aanvallende verder voorwaarts gebracht. Twee Duitsche attaques werden afgeslagen. Wij namen het station Aspach (Elzas) ten Zuiden van Thann. Op andere punten hadden slechts artillerie- gevechten plaats. VAN HET OOSTELIJK OORLOGSTOONEEL BOEDAPEST, 11 Dec. De „Az.-Est" meldt, dat het comiteit Saros geheel door de Russen ontruimd is. Zij verlieten het grondgebied van het comiteit over de Duklapas. Bartfa is weder om in ons bezit. OOSTENRIJKSCH BERICHT. WEENEN, 11 Dec. Hef stafcommuniqué van hedenmiddag luidt: Onze operaties in de Karpaten verloopen vol gens het opgestelde plan. De vijand bood gis teren meestal slechts tegenstand met de achter hoede, welke teruggeworpen is. In Galicië is nog geen beslissing gevallen. Waar de Russen aanvielen, werden zij met zware verliezen teruggeslagen. De rust op ons front in Polen bleef ook gis teren aanhouden. Przemysl wordt door den vijand slechts inge sloten, niet aangevallen. De steeds onderne mingsgezinde bezetting verontrust bijna dagelijks door kleinere en grooiere uitvallen de belege ringstroepen, die op eerbiedigen afstand van deri fortengordel blijven. DE OOSTENRIJKERS IN SERVIë. WEENEN, 11 Dec. Van het Zuidelijk oorlogs- tooneel wordt officiëel het volgende gemeldOp het Zuidelijk oorlogstooneel hebben zich geen belangrijke gebeurtenissen voorgedaan. De bevolen troepen-verleggingen verloopen in het algemeen zonder groote gevechten met den vijand. DE ZEESLAG BIJ DE FALKLAND EILANDEN. LONDEN, 11 Deo. Reuter meldt: In den zeeslag bij de Falkland-eilanden werden aan Engelsche zijde 7 man gedood en 4 gewond. Geen enkele officier, werd gedood of gewond. DE „NüRNBERG." BERLIJN, 11 Dec. Officieel wordt door den marinestaf medegedeeld. Volgens officieele be richten uit Londen, is het den Engelschen krui sers gelukt, ook den kruiser „Nürnberg" tot zinken te brengen. (Van de „Dresden" is nog geen bericht ingekomen.) ZOO GAAT HET. LONDEN, 11 Dec. Er zijn indertijd hartroe rende beschrijvingen van Fransche zijde gege ven van de vernietiging van Domréiny la Pu- celle (de geboorteplaats van Jeanne d'Arc) door de Duitschers, die uit barbaarschheid en om de Franschen te ergeren dit dorp, na de inneming, met den grond zouden hebben gelijk gemaakt. Uit een mededeeling van den „ooggetuige" in het Britsche leger blijkt, dat Domrémy la Pucelle, de geboorteplaats van Jeanne d'Arc, nooit in handen van de Duitschers is geweest, zoodat zij die plaats ook niet hebben kunnen verwoesten. GEEN WAPENSTISTAND OP KERSTMIS. BERLIJN, 11 December. Naar de Romein- sehe correspondent van het „Berl. Tagebl." verneemt, is het voorstel van den Paus, tot een wapenstilstand gedurende de Kerstdagen, afgeslagen. Het is gestuit op Russisch ver zet. Alle andere mogendheden met inbegrip van Turkije, hadden haar instemming met 't voorstel betuigd. (Vervolg der zitting van gisteren.) Het Lceningsontwerp. De heer VLIEGEN critiseerde scherp dat de regeering van de quaestie een leening of een heffing ineens een strijd maakt op leven en dood en de kabinetsquaestie heeft gesteld indien zij niet haar zin krijgt. Dat opblazen is een roe keloosheid en een ruw handelen tegenover d Kamer, dat later moeilijk zal zijn ie verant woorden. Spreker critiseerde voorts de houdin van minister Treub als van iemand die zijr eigen kracht overschat en in geenen deele dié van een democraat. Do heer DE MEESTER verklaarde, dat ooi voor hem en zijn naaste geestverwanten eer groote teleurstelling is geweest de verklaring van minister Treub dat, de Kamer in 1916 var hem in geen geval een voorstel tot heffing vn; een oorlogsbelasting ineens te verwachten is Intusschen zullen spr. en do zijnen toch voor he ontwerp stemmen, omdat daarbij voor slecht; drie jaren do opcentenheffing wordt tcegeataa en dus binnen drie jaren de vraag of de leenin na dien termijn moet worden omgezet in eei oorlogsheffing in eens, mede in vollen omvan en ongeprejudiceerd aan de orde komt. De heer TROELSTRA betoogde, dut, ruimste Treub zichzelf de agitatie, die ontstaan is, t wijten heeft; zelf toch heeft hij door zijn mede deeling in de stukken: dat't hem te doen wa; om den Godsvrede te bewaren^ de meening g wekt, dat hij voor de rechterzijde uit den we is gegaan. Nu heeft de minister verklaard, d« het ontwerp door zijn eigen inzichten word beheerscht-, maar dan is bij dezen minister t betreuren een strijd met zijn geheele verlede Na het diepe leedwezen dat de heer Bos, name de vi'ijz.-dem. partij, reeds daarover geuit heef zal spreker er niets meer over zeggen. Do heer TYDEMAN voorspelde aan de minister, dat hij bedrogen zal uitkomen indi hy meent, door zijn plannen nog best fiü miJlio uit de belasting te kunnen halen. Hij voorza dot de minister, hoewel ongewenscht, voor rechterzijde den weg zal openen voor tarief herziening. Ten zeerste betreurde spreker houding van minister Treub, van wien velen den lande gemeend hadden veel goeds in de t komst te mogen verwachten. Na eene repliek van den minister van i'ina tiën, den heer TREUB, die daarbij ontken do kabinetsquaestie te hebben gesteld, die, na zijne meening in deze tijden minder dan moet worden gesteld, kwamen de artikelen vn het wetsontwerp in behandeling. Daarbij is het amendement-Vliegen om ree nu te besluiten, dat over 3 jaren de leening worden afgelost door een heffing ineens ve worpen met 59 tegen 23 stemmen en het ame dement-De Meester en Bos, om do aflossi uit te stellen tot 1918 verworpen met 42 teg 40 stemmen. Tegen laatstgenoemd amendement stemd met de rechterzijde tegen de vrij-liberaleu en unie-liberalen de heeren Patijn en Dolk. Van rechterzijde stemde alleen de heer Bichon vó De verdere amendementen-Bos en Do Meest werden ingetrokken. Ten slotte legde de heer BOS eene verklarii af, inhoudende, dat hij en zijn politieke vriend gaarne voor het gewijzigd ontwerp zouden li ben gestemd, maar dat de houding Donderd avond door den minister aangenomen, dat vo velen onmogelijk maakt. Daarna is bij de eindstemming het ontwe aangenomen met 6122 stemmen. Tegen stei den de sociaal-democraten, de vrijzinnig-den craten, behalve de lieer Van Deventer; voo de heeren Ankerman, Van "Wichen, De <To De Muralt, Otto. Op voorstel van den heer DE BEAUFORT, besloten om over de Staatsbegrooting geen gemeene beschouwingen te houden; waarna vergadering tot Dinsdag is uiteengegaan. De Waskaars, door Dr. W. Koevorden. Vlugschrift I Liturgische Vereeniging in Aartsbisdom Utrecht. Prijs 7"'» Dekker en van de Vegt, Ulrech Een loffelijk en zeer vruchtbaar werk is Liturgische Vereeniging in liet Aartsbis Utrecht begonnen. De eeredienst der H. Kerk helaas, niet genoeg bekend, derhalve niet gen< bemind, noch opgevolgd. De Hervorming lu in ons land meer gedaan dan beelden stukges gen en kathedralen in brandspuitbergplaat veranderd; zij heeft den plechtigen èeredie bijna vernietigd en drie eeuwen leefde Moll; zonder de liturgie in haar volheid te bezit Onder priesters en volk werd het gevoel er v afgestompt. Hoe wil genoemde Lit. Ver. dit verhelpt Door voorlichting, door 't uitgeven van groc of kleiner tractaatjes, die in het kort de gesel denis geven van een of ander onderdeel van liturgie. Na de geschiedenis zal de beteekf, van de betreffende zaak of plechtigheid wori uitgelegd met de wijdingsgebeden, ten slotte voorschriften, die er over bestaan. Vlugschrift I behandelt „De Waskaars' magistrale, onverbeterlijke en tegelijk popul. i de Haspiemmeps san de ëpenzen. I. "Wel dragen ook onze Haarlemsehe jonge mannen bun aandeel in de bescherming van den vaderlandsehen bodem. Na eerst eenigen tijd in en om Haarlem te hebben gezworven in onze schoone dui nen, toeft „het Tiende" nu reeds ruim twee maanden in de Brabantsche beide en is een respectabele strook van onze zuidelijke grens aan zijne „bescherming" toevertrouwd. Een groot deel der Haarlemsehe Ju. W." zwalkt er al langer. Of het er slecht ie? Och, over het alge meen is het antwoord daarop: neen! Maar: Groote Houtstraat en Spaarne liggen zóó ver van hier. En men begrijpt wat dit zeggen wil voor huisvaders en.... ver-lief-den? Dit laatste bevat wel de uintessenee van vijf- en-zeventig proeent der gesprekken hier. Doch men meene nu niet dat 't buiten dit alles rozengeur en maneschijn is. Wanneer nog ooit de mobilisatie ten einde loopt, zullen onze grensbewakers kunnen getuigen zoowat alle oorlogswee te hebben meegemaakt, bui ten de ellende dan der loopgraven en bet gevaar van moordend lood en blinkend staal. (Wat intusschen wel het meest gevaarlijke is van alle oorlogswee. Ik geef het toe). Weten onze Haarlemsehe stadgenooten wel waar wij zitten? Vermoedelijk niet zeer dui delijk. Welnu dan! Schrijver dezes komt van vier dagen ver- 01 terug. (Twee dagen gewoon en twee da- fe.u ra Deeemher-verlof). Het was Sint Nieolaasavond tehuis en dus neemt hij den laateten trein. De fiets („véló" zeggen ze hier) bij zien. Om half drie 's nachts arri- jveert bij in E. Volgens het spoorboekje ar riveert de trein om 1 uur te E. De 'regen sijpelt in straatjes uit de wolken, in een stik- donkeren nacht. Ik stap op de véló en, met nog een lotgenoot, peddel ik grenswaarts te- vijf uur modderen wij dan met de fiets aan vijf uur modderen wij door, met de fiets aan de band, langs gliiwegen het gehucht W. binnen, een ,gat" volgens de kernachtige uit drukking onzer soldaten, met twintig huizen en 'een schaapskooi. Dat hoort zoo.want je dierft op het morgenappèl present te zijn, op straffe van verlies vau één dag verlof, plus disciplinaire straf. Men vertelt dat bij an dere afdeelingen de verlofgangers den vol genden dag mogen komen. Bij ons nietl Dat zit 'm in de kap'tein, zeggen de soldaten. De „kap'tein" is bij die gelegenheden altijd de groote zondebok. Na een paar uur rust in een muffige hooi schuur, vinden wij onze vrienden terug, die ons bestormen met de vraag: of we uit.Euro pa" komen en hoe ze het daar maken. Daar nu zitten onze Haarlemsehe solda ten of hebben ze gezeten. Om niet geheel „cowboy's" te gaan gelijken, worden wij ook wel eens in beschaafder oorden overgeplaatst om daar weer wat te acclimatiseeren. Mis-- schien vertel ik nog wel eens boe wij naar W. marcheerden om daar onze makkers aan de grens af te lossen. Zoo'n nachtelijke tocht wij vertrokken om drie uur 's morgens is niet zonder humor. Toch moge ik hier even onze aankomst te W. relcveeren. Het zal den lezers der N. H. Ct. nog wat duide lijker maken hoe wij hier gehuisvest zijn. Na een marscfa van ongeveer zes uur za gen wij plotseling om den boek van een den nenbosch, de twee stompe torens van W. op duiken. Even later kwamen wij. tusschen twee boschjes in, op den muilen zandweg onze af te lossen makkers tegen, muziek en tête. Zij wensehten ons „good luck'" op ver dacht sarcastischeu toon. Onze intocht in W. leek een triomfmarsch. Alles wat uitloopen kon, stond aan de deur. Dat er zoo weinig toeschouwers waren lag noch aan ons noch aan den geest der bevol king. Er was niet meer. Het eerste werk na aankomst op de plaats der bestemming is steeds „kwartier zoeken." Dat is in den regel, reeds vergemakkelijkt door de vooruitgezonden kwartiermakers. Zoo ook hier. In een oogwenk was de hede afdeeling in groepen van vijf tot vijftien man gesplitst. Daartoe marcheerde de com pagnie langs alle hooischuren en dorschvloe- ren en alles wat maar ónderdak bood. Een commando: zeven man hier, met een korpo raal! en een groep van deze sterkte drong de aangewezen schuur of woning binnen. Iets verder klonk het: „hier zeven man met een commandant!" Kom Kees, wij hierin. Toffe jongens bij elkaar! Iedereen vond ten slotte een ligplaats, al was zij niet altijd schitte rend. Behalve enkelen. Ik zelf zocht langen tijd tevergeefs naar huisvesting-. Vermoeid door te weinig nachtrust en langen marsch, legde ik mij tegen een b< te slapen, gehuld in mijn overjas. Ik w door een luitenant gewékt. Even later s' ik weer vast, op twee bossen stroo naast mestvaalt. Ik werd gewekt door hoornge ter: de compagnie moest aantreden om kens te balen. Ten slotte sliep ik eenige u op de legerstee van een anderen soldaat Des avonds was er een overzicht te krij<, over de verschillende kwartieren. In meeste zaten de soldaten met den boer er boerin en een respectabel aantal boeren deren in de (buiskamer om de gloeiende chel of aan tafel. Zie, die Brabantsche moedelijkheid viel onzen eoldaton best in smaak. Zij maakten het aioh huiselijk en selijkheid hadden de meesten onzer reed* lang moeten ontberen. De omgang trouv met de boeren laat heel weinig te wens; over. Onze soldaten voelen zidb tehuis, zijn er, die, buiten dienst, de koeien he melken, met den hoer het land opgaar zelfs huiselijke bezigheden verrichten^ boeren zijn ook wel om mee op te schh behalve wanneer het op de portemon monnaie aankomt. Door den druk der ti. trachten zij te balen wat er te halen ;s. NIEUWE HAARLEMSCHE COURANTJHEOti^

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1914 | | pagina 5