DERDE BLAD
De oorlog.
Gewroken.
Briefvan Z. E. Kardinaal Ktmer
BINNENLAND.
Bond de Üturgie.
FEUILLETON.
ZATEROKQ IS DECEHBER 1914
AARTSBISSCHOP VAN MECHELEN,
AAN Z D H. MGIt. VAN DE WETERING,
A ARTSBISSCHOP VAN UTRECHT.
Aartsbisdom van Mechelen,
den 12 November 1914,
Monseigneur.
De liefdadigheid van geheel Nederland, zoo
zeer in deze pijnlijke omstandigheid geroemd,
acht ik nog niet uitgeput.
Nogmaals durf ik mij tot Uwe Doorluchtige
Hoogwaardigheid wenden, ten voordeele van
honderden Belgische kapellen, kerken en kloos
ters, wier altaar, linnenpriestergewaden en
heilige vaten, tengevolge van den oorlog zijn
Verloren. Door Uwe bemiddeling richt ik my
vooral tot de edelmoedigheid van de hier ook zoo
bekende Vereenigingen van het Allerheiligste
Sacrament.
Verzoek toch deze ieverige en hooggeprezen
Vereenigingen, dat zij een deel voor onze be
proefde kerken afstaan
Ik bid U, Monseigneur, wees onze voorspreker.
Zelfs het minste zal dankbaar aanvaard worden.
Gelief, bid ikU, Monseigneur, de jnting
mijner gevoelens van eerbiedige verkleefdheid te
aanvaarden.
(get.) Kard. MERCIER,
Aartsb. v. Mechelen.
Aan Monseigneur H. van de Wetering,
Aartsbisschop van Utrecht.
Giften voor de vele noodlijdende kerken van
België, zullen gaarne in ontvangst genomen
worden door de Dames Presidenten van de Ver-
eeniging der Eeuwigd. Aanbidding en tot onder
steuning van behoeftige kerken.
Mevr. L. SCHADE-VROOMANS,
Eendrachtsweg 32a, Rotterdam.
Mej. A. VAN KEMPEN,
Heerengracht 393, Amsterdam.
Mevr. VAN DEN BERCH-v. HEEMSTEDE
DE LAMOY,
Nassaulaan 25, Den Haag.
Mej. M. VAN SONSBEECK,
Terpelkwijkstraat 1, Zwolle.
Mej. H. POLLET,
Noordhoek, Tilburg,
Mevr. VAN DE MORTEL-MAHIE,
's-Hertogenbosch.
Jonkvr. J. MICHIELS-VAN KESSENÏCH,
Roermond.
Mevr. GADIOT-BAUDUIN,
Maastricht.
Mej. B. VAN WENSEN,
Hoogewoerd, Leiden.
Jonkvr. H. DE ROY VAN ZUIDEWIJN,
Catharinastraat 8, Breda.
Douairière Baronesse VAN LAMSWEERDE,
Geb. Baronesse HACFOR1 MOT TER HORST,
Heuvellust, Ubbergen b. Nijmegen
Mevr. Wed. J. J. I. BEIJNES-v. d. HEIJDEN,
Raamsingel 1, Haarlem.
Mej. P. COOVELS,
Veestraat, Helmond.
Mevr. A. FICK-v. d. VEN,
Oosterhout.
Mevr. GEELEN-GOOSSENS,
Parade, Venlo.
Mevr. F. STEENBERGHE-ENGERïNGH,
Catharijnesingel 81, Utrecht.
Secr.
Een Times-correspondent meldt: j Wij hebben langs eenige buitengewoon slechte
Rusland moge wat langzaam geweest zijn om i wegen gereisd en toen wij nu onlangs in een
in beweging te komen, maar thans kan men mer- slecht stuk bleven steken, waar de bruggen ver
ken dat het er niet minder zeker om gaat. 1 woest waren door de terugtrekkende Duitsche
Hij beschrijft dan welke reusachtige massa's troepen en er een omweg gemaakt moest worden,
troepen vervoerd moesten worden en gaat verder: j zijnwij, geholpen door deze zelfde gevangenen,
Elk dorp in Russisch Polen is opgepropt met
Ion derden transportkaren, terwijl men overal
joldaten ziet. Alle wapenen zijn daaronder ver-
.egenwoordigd. Ik zou niet kunnen zeggen hoe
vaak wij de vaart van onze auto hebben moeten
verminderen, teneinde de eindelooze colonnes
manschappen, in grauwgrijze uniform, die veelal
beleefd voor ons opzij gingen, voorbij te gaan.
Russische regimenten op marsch vertooneu
uiterlijk al heel weinig verband.
Een paar officieren rijden vooruit, en daarop
volgen, in geen bepaalde formatie, de soldaten.
Sommigen loopen aa., den eenen kant van den
weg, anderen weer aan de overzijde. Achteraan
l,ouie\ nog verscheidene troepjes, terwijl er ook
velen van den weg afdwalen en door de velden
Joopen, als waren zij particulieren op een wande
ling. Als een regiment ai mijlen ver voorbij is,
die juist voorbij kwamen. Gedurende den tijd, die
er verliep terwijl wij er uit geholpen werden,
maakte ik een praatje zoowel met Duitschers als
Oostenrijkers, uit de groep van vier, vijfhonderd.
Ik vroeg aan de Duitschers wat ze van de Russen
vonden en hoe ze behandeld waren. Allen gaven
toe, dat ze hen geschikt vonden en dat ze goed
behandeld waren. Al deze krijgsgevangenen
stonden onder toezicht van niet meer dan een
dozijn Russische soldaten. Terwijl er veertig van
hen bezig waren onze wagens uit den modder te
trekken, kwam er een Russisch soldaat met een
paar Oostenrijkers op ons af en vroeg, of we zijn
vrienden niet heipen konden met het wisselen
van Oostenrijksch zilver in Russisch geld. Allen
waren broederlijk onder elkaar, en het is moeilijk
aan ie nemen, dat deze mannen den geringsien
persoonlijken wrok tegen elkaar hebben: en zoo
komen er nog groepjes achterblijvers, die blijk- die er is, dan wordt hij minder bij het voort-
baar opgewekt en volkomen zonder zorg zijn.
's Avonds echter, bij de uitdeeling van de
menage, ontbreek4 ex met één; en 's ochtends
gaan ze weer in gesloten formatie op marsch.
Men vertelde mi,, dat deze manier van mar-
cheeren de Duitsche vlieger-verkenners zeer in
duren van den oorlog, behalve dan op het slag
veld zelf.
De inrichting van den transportdienst is voor
treffelijk. in al de mijlen wagens, die ik in de
laatste paar dagen héb gezien, was er geen en
kele stuk, en nergens heb ik een versperring van
Al meer en meer naderen de Russen het dorp
„Neen, geen Pruis is er meerEen wenk
wordt gegeven opgewekt en zorgeloos trekt de
Russische legermacht verder in dichte gelederen.
Weer gaat de schuurdeur open; zachtjes,
uiterst behoedzaam worden twee machinegewe
ren te voorschijn gebracht. Een gaat rechts, een
naar links. En dan, ineens barst het los als een
hel. Trrrrü En voordat de Russen weten wat er
gebeurt, liggen ze al uitgestrekt op den grond.
„En jij?" vroeg tnen het boertje. „Wat gebeur
de er met jou?"
„Ik?" vertelde hij kalm verder, „ik spande mijn
paardje ia, de vrouw en ik stapten in den wagen
en toen ging 't vooruit. Waar heen? Over velden
en weidenOns paardje trok en trok, de Russen
vuurden en vuurden, kogels suisden en floten om
onze ooren; geen enkele trof doel. Toen een luid
gekraak 't paardje zat vast in den modder
grond, de voorwielen van 't karretje in een diepe
geul; ons beest kon zich niet bewegen. En de
Siberische regimenten naderden meer en meer.
Ook Russische artillerie. We wanen ons verloren.
En van de beide machinegeweren hooien we
maar onafgebroken het eentonig trr, trr. Niets
stoort hen in hun arbeid. De dood grijnslacht
van louter pleizierDaar is de Russische
artillerie. Vuur! Och, dat kleine schuurtje.
Vaarwel, dappere kerels, moedige jagers!
Gierend suizelt een granaat door het lucht
ruim en slaat neer in den natten weide-grorid;
versmoort; besmeert -ons met modder,
Maar dat is te veel voor ons paardje. Het
dier trilt op z'n beenen. zet zich schrap rukt
de wagen bonkt de geul ligt achter ons en
in galop gaat liet verder we zijn gered en
zoo ziet ge ons hier geef alsjeblief onzen
levensredder een extra portie haver
„Ja, doe dat," voegde de vrouw er aan toe,
die tot nog toe had gezwegen, „doet dat, mor
gen moeten wij verder I"
STRIJD IN DE WOESTIJN.
Iemand, die volgens de „Keue Freie Presse"
uitnemend op de hoogte is van de militaire toe-
x-™ m,™ 1 standen in Egypte, schrijft in dat blad een arli-
HET RUSSISCHE LEGER, jen onderweg ontmoetten wij hen voortdurend. I kej over de moeilijkheden, welke verbonden zijn
W7.-J i..ti™ 1 U-'L aan den marsch van de Turken door de woestijn
naar Suez.
Het vraagstuk van de watervoorziening is in
een woestijnoorlog een van de voornaamste pro
blemen. Bij oorlogstnarschen door de woestijn
gaan er kameelruiters, die men bereden infante
rie zou kunnen noemen, aan de troepen vooraf.
Hun taak is het zich van de noodige bionnen
meester te maken. Zij zoeken de bronnen cp, over
tuigen zich of de vijand ze bezet heeft, begeven
zich zoq noodig met hem in gevecht en zenden
aan de hoofdmacht, die veel later op marsch is
gegaan, door teruggezonden patrouilles berich
ten over hun bevindingen en vérrichtingen. Het
watervraagstuk is een levenskwestie. Slagen de
kameelruiters er niet in de noodige bronnen te
vinden, dan moet de hoofdmacht torugkeeren,
totdat de vijand door een krachtigen aanval is
verjaagd. Indien deze gedragslijn niet werd ge
volgd zouden de troepen in dorstigen, uiigeput-
ten staat bij de bronnen aankomen en ongeschikt
zijn voor het gevecht, terwijl zij bij een ïroge-
lijken terugtocht zouden moeten versmachten en
een gemakkelijke prooi van den vijand worden.
De strijd om de bronnen is dus in den woestijn
oorlog van groote beteekenis. Natuurlijk kan men
ook water meevoeren, maar men moet zich eens
voorstellen, hoeveel lastdieren een leger van niet
meer dan 30 a 40,000 man wel no.odig zou heb
ben; de lastdieren zouden dan natuurlijk weer
bewaakt moeten worden door sterke militaire
wachten, daar de vijand zich in het bezit van de
watertransporten zou willen stellen. In het heete
seizoen zou men voor marschtroepen, al naar
hun herkomst, op 1 tot 3 liter water de persoon
per dag moeten rekenen. De bronnen hebben ook
een heel verschillend productievermogen, alweer
een factor waarmee rekening valt te houden. Is
een bron niet rijk genoeg, dan kan het gebeuren,
dat de troepen, die het eerst hun dorst hebben
gelescht, opnieuw dorst hebben, wanneer de laat
ste manschappen hebben gedronken.
De keuze van den te volgen weg hangt ten
deele af van de gezindheid der bewoners. Het is
niet volstrekt noodzakelijk, dat de karavaanwe
gen worden gebruikt. Indien de bevolking goed
gezind en de leiding in orde is, komen ook de
binnenpaden ia aanmerking. De troepen worden
dan in kleine afdeelingen verdeeld en kunnen
den vijand onaangename verrassingen bereiden.
Indien de vijand niet in staat is, de bronnen
te verdedigen, dan tracht hij ze meestal onbruik
baar of althans moeilijk bereikbaar te maken,
door er boomstammen in te werpen. Vergiftiging
van bronnen komt niet voor. De woestijnvolkeren
hechten daartoe te groote waarde aan de bron
nen. De partij, die de bronnen zou willen ver
giftigen, weet dat zij, indien ze er al een over
winning door behaalde, anderzijds zich zelve zou
benadeelen, want zij kan niet buiten het bron
water.
Het opzamelen van water en levensmiddelen
is in den woestijn-oorlog ongebruikelijk, omdat
de woestijnbewoners, begaafd als zij zijn met een
speurzin welke dien van een hond overtreft, zulke
voorraden toch spoedig zouden vinden. Alleen in
vredestijd worden er depots van levensmiddelen
gemaakt.
De strijd in de woestijn onderscheidt zich ove
rigens niet van een strijd in ander laagland. De
grond biedt geen groolere moeilijkheden voor
kanonnenvervoer dan in ander slecht terrein.
Ook in den woestijn-oorlog worden stelling
gevechten geleverd. Natuurlijk worden versterkte
plaatsen rond de bronnen aangelegd.
De medewerker van de „Neue Freie Presse"
merkt nog op, dat de Turken waarschijnlijk hulp
hebben gekregen van de hun goedgezinde Ara
bische stammen.
DE „GEKU URDE" HULP
TROEPEN DER BONDGE
NOOT EN,
De Belgische oorlogscorrespondent van de
OOXXXVTII.
DE GEBEDEN DER STERVENDEN.
Thaus volgt een rcelcs van korte en vurige
aanroepingen, waardoor men de bevrijding
vraagt van de ziel, die nog smartvol ver.
zucht in den kerker van het zieltogende li
chaam. De ernst van het oogenhlik vordert
een groot betrouwen op Gods Almacht en
hulp; dit komt vooral tot zijn recht in het
gebed Suscipe: „Ontvang, Heer, uw* die
naar (dienares) in de plaats van zaligheid,
die hij (zij) van Uwe barmhartigheid ver
hoopt. Amen. Verlos, Heer. de ziel van
Uw dieiiaar (dienares) van alle gevaren der
hel en uit de strikken der straffen en uit
eri
Daniël, aan de drie jongelingen in den
gloei enden vuuroven, aan Suzanna, aan Da
vid, aan de IJ.H. Apostelen Petrus en Pau
las. Ten slotte bidt Zij: „Eu gelijk Gij Uwe
allerzaligste maagd en martelares Thecia van
drie allerwreedste martelingen bevrijd hebt,
gewaardig U ook zoo de ziel van deze(n)
uwe(n) dienaar (dienares) te bevrijden en
laat haar zicli met U verheugen in de hemel -
sche goederen. Amen.''
De drie martelingen der H. Thecia, waar
op hier gezinspeeld wordt, zijn de volgende:
Thoela, op aanklacht harer moeder tot den
.vuurdood veroordeeld, werd vooreerst hier
voor bewaard, doordat een plotseling neer
vallende regen de vlammen uitbluschte; ver
volgens werd zij bij een strijd met de wilde
dieren in de arena door een leeuwin be
schermd; ten slolte, gebonden tussenen twee
stieren, die door gloeiende ijzers werden op
gehitst, moest zij uiteengereten worden; maai
de gloeiende ijzers verbrandden slechts de
banden en de maagd bleef ongedeerd.
Van oudsher wordt de IT. Thecia aangeroe
pen als patrones der stervenden, niet alleen
wegens deze feiten, docli waarschijnlijk ook
om deze reden, wijl de akten harer levens-
ibefichrijving uitdrukkelijk vermelden: .jEn
nadat zij velen met bet woord Gods verlicht
had, stierf zij een goeden dood."
de wai brengt, wanneer die pogen tot schatting j den weg opgemerkt. Alles gaat als een klok. Wie
te komen van het aantal der marcheerende troe- j er nog aan twijfelt, dat het Russische leger van
pen, want wanneer soldaten in zoo los verbandmeet af aan hervormd is, heeft het maar een
marcheeren. is het van een groote hoogte waar-paar malen gade te slaan, om van zijn twijfel
genome», niet mogelijk te consfateeren of men te» genezen te zijn.
doen heeft mei een bataljon in gesloten formatie,
of een compagnie in gerekt verband. De meeste
legers rnarcheeren ia gesloten formatie, en dan
kan hun sterkte nauwkeuriger worden geschat.
Hoe meer men -den Russischen soldaat indivi
dueel leert kennen, hoe meer men van hem gaat
houden. Hij is het goedaardigste, hinderlijkste,
meest speelsche schepsel ter wereld en in de
maand dat de correspondent bij het leger en in
voortdurende aanraking met de troepen is ge
weest, heeft hij onder de Russische soldaten
nooit gevechten of wanorde gezien. Onderweg en
in hun kampen 's avonds schijnen zij altijd tevre
den en opgeruimd, als het weer goed is. Men
uoet erkennen, dat zij wat stuursch kijken, als het
regent.
Voor de eerste maal op zijn tocht heeft de cor
respondent groote scharen kozakken gezien en
met een aantal hunner gesproken. En hij is van
meening, dat de kozak ten onrechte een slechten
naam heeft. Er kunnen ongewenschte lieden on
der loopen, maar de meesten, die de correspon
dent ontmoette, waren meer groote kinderen.
De correspondent is van meening, dat de ver
bitterdheid tusschen den grooten hoo'p der solda
ten van de tegenover elkaar staande legers lang
zamerhand aan het verdwijnen is, en eiken dag
wordt dat inzicht opnieuw bevestigd. Kort gele
den maakten dc Russen een aantal gevangenen
DE BOM, DIE VER
KEERD BARSTTE.
Een der Duitsche bladen schrijft:
't Was in Oost-Pruisen, in een héél klein
stadje.
Vluchtelingen komen van de Russische grens.
Op wagens, karren en ladders dragen ze hun
have en goed mee, steeds geringer van omvang,
want ze vluchten nu reeds voor den derden keer.
Wat een ellende! Welk een vreeselijke ontbering:
Nijpende honger, bittere kou! Gastvrij staan de
deuren der scholen open; onderdak, warmte en
voedsel wordt daar den armen verstrekt. De oog
jes der verkleumde kinderen beginnen weer te
glanzenEn als de stakkerds ook de grooten
een beetje tot kalmte zijn gekomen, worden de
tongen lenig en ze slaan aan 't praten, aan 't
vertellen van 't afgrijselijke.
„De Russen kwamen; grauw als de grond za
gen ze er uit en groot waren ze in aantal.
Ik had m'n karretje al van stal gehaald, ons
boeltje gepakt, het paardje ingespannen, 't Kon
er op ios gaan. Maar wat zie ik? Twee Prui
sische machine-geweren bij de deur van mijn
schuur. Héél stilletjes duwen twee soldaten de
schuurdeur een eindje open en floep slui
pen ze binnen! Onhoorbaar gaat de deur weer
dicht. „Arme kerels," denk ik, „die schuilplaats
zal jullie óók niet veel dekking geven."
„Köln. Volk?." vertelt bijzonderheden over de alle kwellingen. Amen." Vervolgens,
gekleurde hulptroepen van de Ergelschen in om God te bezweren niet ie tahnen met Zijn
Vlaanderen en van hun wijze van vechten. De hulp, herinnert de Kerk Hem aan de menig-
Gnrkha's zijn kleine mensclien van een type Ivuldige en genaderijke hulp, die Hij reeds
dat op het Mongoolsche lijkt. In een open veld-!™? dikwyls op wondervolle wpze zoowel m
V. - J1 j het Onde als in het Nieuwe Testament aan
slag ot in de loopgraven zyn z,j in het geheel j zjj)]e Hei]jgen gescLoukon heeft: aan Henoch
niet of zeer sleclit te gebruiken. In deze stél-1 pu Eljas> flan Abraham. Job, Tsaiik, Mozes
lingen houden zij het niet lang uit, te minder j
omdat zij zeer slechte schutters zijn. Daaren-
tegen hebben de Duitsche voorposten véél last
van hen, als zij 's nachts op zoogenaamde sluip-
patrouille de voorposten trachten te overvallen,
Meestal sluipen twee, slechts zelden drie man,
langs den grond, maken uiterst handig gebruik
van alle voordeden van bet terrein, tot zij een
schildwacht kunnen naderen, die plotseling door
een messteek getroffen geluidloos ineen zakt.
Kunnen zij bun vijand niet met de hand berei
ken, dan werpen zij op de manier der Indianen
hun mes naar hen. Een afzoeken van het ter
rein helpt gewoonlijk niet, want de kerels ver
dwijnen even onhoorbaar als zij gekomen zijn.
Het mes weegt ongeveer vijf pond, is aan tWee
kanten geslepen sikkelvormig, loopt van beide
kanten naar het midden dik toe, waardoor de
wonde bijzonder hevig wordt.
Ook de Sikhs bezitten dergelijke wapens, ge
bruiken ze tot nu toe echter slechts als een bajo
net op het geweer. Zij zijn dfe beste onder de In
dische troepen. Groot, stevig gebouwd en slank,
worden zij als aanvalstroepen gebruikt. Zij vor
men als zoodanig een niet te verachten tegen
stander. Als gevangenen houden de Indiërs zich
betrekkelijk kalm, in tegenstelling met de Tur-
co's, die vaak ruzie zoeken onder elkaar en el
kaar op de meest beminnelijke wijze Ben Keleb
(liondenzoon) noemen.
Het is een vaak voorkomende verkeerde op
vatting, dat de Zouaven-regimenten ook kleur-
lingentroepen zijn. Zij bestaan integendeel bijna
uitsluitend uit Parijzenaars. Maar de uniform
is dezelfde als die van de Tureo's, daar zij in
vredestijd in Algiers dienst doen en hun uni
form een concessie is- aan de bevolking aldaar.
Buitengewoon groot, zoo merkt de correspon
dent verder op, moet bij onze vijanden de moei
lijkheid zijn om al deze mensehen van voedsel te
voorzien. De Engelschman eet al niet hetzelfde
als de Franschman. En onder de verschillende
inboorlingen lieerseht natuurlijk een volkomen
mengelmoes. Als de Duitschers na een groot ge
vecht gevangenen verzameld hebben, dan onder
vinden zij reeds deze moeilijkheid. De Fransch
man bijv. kan geen kommiesbrood verdragen. Do
Indiërs gieten ondanks hun blijkbaren geeuw
honger met teekenen van de grootste afschuw
de soep uit, dié men hun geeft, omdat zij daarin
eenige stukjes rundvleesch zien. Zoo heeft ieder
van de Indiërs zijn eigen spijswetten. Eenige
rooken niet, omdat hun kaste dit hun verbiedt.
De nieuwe troepen van Kitchener's groot le
ger zijn nu reeds op het slagveld aangekomen.
-Men ziet het aan verschillende veranderingen
in de uniformen der laatste gevangenen en ook
aan hun beter verzorgde gezichten. Ook ziet
men een ander type dan dat van den beroeps
soldaat der eerste zendingen. Er zijn Engelsche
burgerzoons, kantoorbedienden, ambachtslie
den, enz. onder.
TIET ROODE KRUIS.
Men sohrijft ons:
Een-enkel woord over het Roode Kruis, name
lijk over do wijze, -waarop het zich voorbereidt
om in tijd van oorlog voor zijn taak geschikt
te zijn, lijkt ons iirde huidige omstandigheden
niet ten onpas. Behalve voor het beramen en
nemen van maatregelen voor het vervoer van de
zieke en gewonde soldaten, is een gewichtig
deelvan die taak het mogelijk maken van de
verdere verpleging van de massatransporten van
gekwetste mansehappen, die men in den mo
dernen oorlog verwachten moet. Men kan zich
in vredestijd niet voldoende indenken voor welk
een reuzenwerk de geneeskundige en heelkun
dige verzorging, liet transport en de verpleginga
dienst komen te staan, wanneer ook in ons land
de verschrikkingen van den oorlog zullen uit
breken. Eerst wanneer men in de dagbladen
leest van het vreeeselijke beeld van het moderne
slagveld, waar- de helscho machines hij duizen
den eu duizenden jonge mensehen neervellen,
dan kan men zich een flauw denkbeeld Vormen
van de reuzentaak, die opgelegd wordt aan
de organisaties, den militairen geneeskundigen
dienst en het Roode Kruis om op een werkelijk
doeltreffende en afdoende wijze hulp te ver
schaffen aan zulke massa's gekwetsten, een hulp
die door de omstandigheden nog met talloozo
moeilijkheden verzwaard wordt.
Wanneer men zich daarin verdiept dan komt
men ook als leek spoedig tot de slotsom, dat bij
zulk een overstelpenden toevloed van gewon
den, buitengewone en uitgebreide maatregelen
noodig zijn, benevens de medewerking van tak
looze helpende handen. De ervaring leert, dat
dit inderdaad zoo is. Dokters en verpleegsters,
die in de laatste oorlogen ervaringen hebben op
gedaan zijn het er allen over eens, dat het on
doenlijk is om met de krachten, die in vredes
tijd met overeeukomstigen arbeid bezig zijn, in
voldoende mate aan' zulke buitengewone om
standigheden 't hoofd te bieden. Het Roode
Kruis moet dus in vredestijd reeds de maat
regelen beramen om in geval van nood klaar ta
zijn.
Allereerst voor het vervoer en vervolgens
voor de verpleging van groote massa's gewon»
don en zieken, te meer daar de Geneeskundige
Militaire Dienst zelve niet voor een plotselinge I
vermeerdering van arbeid zorgen kan door
evenredige plotselinge vermeerdering van per
soneel en hulpmiddelen.
Het Roode Kruis lieeft daarom zag gedra
gen voor de oprichting van zoogenaamde „Roode
Kruis Brigades", plaatselijke organisaties, dia
elk bestaan uit een transportcolou ne oh een vcr-
pleegcolonne. Bitteraard wordt eon transport-
colonne in hoofdzaak met mannelijk personeel,
Sieard had in die kasteelen. behalve geld
Di assignaten, een schat van zilverwerk en
iuweelen gevonden, eD, zeker dat de bewo
ners nooit terugkeeren zouden want uit
'het graf keert men niet terug had hij de
hand gelegd op alles wat vervoerbaar was.
Hij was heengegaan met het eenig leed-
Wezen, dat hij ook de kasteelen^ pachthoeven
«n landerijen niet kon meenemen.
In zijn reiskoest was een rijkdom geborgen.
Den lOden November, na een ellende-tocht
ran drie dagen, waarop de gevangenen wa-
voortgesleept van stad tot stad, uitge-
ht, koortsig, met alleen hun wederkeerige
Qnegenheid als krac-ht om zich staande te
h*Uu'etl, 611 na we* Eenmaal gevaar te heb
dij srUoopen door een opgehitste volksme-
i()tl Js worden verscheurd, gelijk reeds ve-
einövóör hen overkomen was, bereikten zij
j»Uijk hun plaats van bestemming.
rijs t 10 uur in den avond, toen zij Pa-
r-v «mnenreden.
m fc^'^ernis beschermde hem tegen nieu-
Er
iigmgen en nieuwe aanvallen,
'aren samen acht-eu-twintig gevange
nen, meesters en bedienden en dokter Bache- j Daar zullen wij lateT wel over spreken,
lin bevond zich eveneens onder hen. I ik val nu om van vermoeienis.
L'Abbaye, een klooster, dat tot gevangenis Is alles goed geborgen?
was ingericht, nam de slachtoffers van Hu-1 Geen nood.
bert Nollan op.
De verrader wachtte met ongeduld op Si
eard, die hem terstond kwam bezoeken, toen
hij zijn gevangenen had afgeleverd.
Vermoeid van de reis als hij was-, maakte
Sieard het gesprek met den dokter zoo kort
mogelijk.
Bovendien had hij er zijn grondige reden
voor om Nollan niet alles te vertellen.
De verrader vroeg:
Is het gebeurd?
Ja.
Zijn zij gevangen?
Allen.
Geen vermoedens?
Niet het geringste.
Zijt ge tevreden!
Tamelijk.
Bewijzen?
Onweerlegbaar.
Dus de veroordeeling....
Is zeker.
Hubert Nollan vroeg nog, terwijl hij den
regeeringscommissaris aanzag met oogen als
van een roofvogel:
De buit?
Niet gering.
Hoeveel on ere veert
En met een spottend lachje voegde Sieard
er bij:
Gii kunt gerust zijn, geen van uw vrien
den zal aan het nationale scheermes ont
komen.
Het was 11 uur 's avonds van denzelfden
dag, teen Francois Gouray, de kastelein uit
de Gouden Leeuw, te Lamballe zijn herberg
had gesloten.
Juist schoof hij den grendel op de voor
deur, toen er tegen geklopt werd.
Gouray opende het luikje in de deur en
keek naar buiten.
Daar stond een man van hooge gestalte,
gewikkeld in een wijden mantel, den breed-
geranden hoed diep in de oogen gedrukt, die
hem toefluisteijje:
Laat mij binnen, vlug!
De herbergier slaakte een kreet van ver
bazing en riep:
Die stem!
Herkent ge mij?
Mijnheer Jeau.
Ja.
Hij schoof den grendel terug en Opende de
deur juist zoovei» dat de ander naar binnen
kon glijden, waarna hij de deur onmiddellijk
weer afsloot.
Toen eerst hief hij zijn lantaarn op en
deed het licht vallen op het gelaat van den
laten, geheimzinnigen bezoeker, die reeds zijn
mantel teruggeslagen en zijn hoed afgeno
men had.
Mijnheer Jean! riep de herbergier uit,
arme mijnheer Jean.
VIII.
TERUGKEER.
Gouray nam den zoo onverwacht gekomen
gast mee naar een vertrek achter de gelag
kamer, waar niemand hem zou kunnen hoo-
ren.
Het was doodstil.
Alles sliep.
De kastelein vroeg:
- Hoe zijt gij zoo spoedig hier kunnen
komen?
Toen ik uw brief ontving, waarin mij
het vreeselijke nieuws werd medegedeeld,
heb ik Londen terstond verlaten en ben naar
Brighton gegaan, vanwaar juist een schip
vertrok dat mij meenam naar Jérsey. Van
daar hebben visschers mij met een boot aan
den vasten wal gebracht, bii Saint-Cast. Te
voet ben ik naar het kasteel La Tosse ge
gaan, langs zijpaden, waar ik niemand ont
moet heb.
Op woesLen toon voegde hij er bii:
Dat is maar gelukkig ook, waut ais
iemand mij had willen tegenhouden, zou dat
hem of mij het leven hebben gekost. Ik wil j'
naar Parijs om te zien, wat daar gebeurd ca
ik zal er heengaan.
Gouray vroeg: '^j
Zijn zij op het kasteel van •cl'Ao'.ict go-
weest?
Ja.
Hoe was het daar?
Erbarmelijk. Het kasteel was geplunderd
en stond nu geheel verlaten. Eindelijk vond
ik in de tuinmanswoning Plouer, den ouden
Plouer, alleen en troosteloos. Toen hij mij t
zag, dacht ik dat hij iu zwijm zou vallen. Wij
hebben lang gepraat. Hij vertelde mij de
vreeselijke dingen, die daar zijn voorgeval
len; alle bewoners van het kasteel gevangen:
genomen, moestens en bedienden, mannen en
vrouwen, ouden en jongen. Hem alleen had»
den zü in vrijheid gelaten, omdat hdj te oud
was. Nog één paard was achter gebleven, alle
andere hadden de bandieten meegenomen*
Dat paard nam ik en daarmee ben i!k hier
gekomen.
En waar is het nu?
Even buiten de 3tad, op een veilige
plaats. Yader Louis, een gewezen bediende
van ons, heeft liet op stal gezet. Ik vreesde
de aandacht te trekken, wanneer ik door de
straten van Lamballe reed en daarom ben ik
te voet de stad ingegaan. Tic heb langs da
NIEUWE HAARLE/ASCHE COURANT
1 rl«/\ Ia l.R J 1. 1' t. f I
DO rl.,:..