DERDE BLAD De oorlog. Gewroken. Briefvan Z. E. Kardinaal Ktmer BINNENLAND. Bond de Üturgie. FEUILLETON. ZATEROKQ IS DECEHBER 1914 AARTSBISSCHOP VAN MECHELEN, AAN Z D H. MGIt. VAN DE WETERING, A ARTSBISSCHOP VAN UTRECHT. Aartsbisdom van Mechelen, den 12 November 1914, Monseigneur. De liefdadigheid van geheel Nederland, zoo zeer in deze pijnlijke omstandigheid geroemd, acht ik nog niet uitgeput. Nogmaals durf ik mij tot Uwe Doorluchtige Hoogwaardigheid wenden, ten voordeele van honderden Belgische kapellen, kerken en kloos ters, wier altaar, linnenpriestergewaden en heilige vaten, tengevolge van den oorlog zijn Verloren. Door Uwe bemiddeling richt ik my vooral tot de edelmoedigheid van de hier ook zoo bekende Vereenigingen van het Allerheiligste Sacrament. Verzoek toch deze ieverige en hooggeprezen Vereenigingen, dat zij een deel voor onze be proefde kerken afstaan Ik bid U, Monseigneur, wees onze voorspreker. Zelfs het minste zal dankbaar aanvaard worden. Gelief, bid ikU, Monseigneur, de jnting mijner gevoelens van eerbiedige verkleefdheid te aanvaarden. (get.) Kard. MERCIER, Aartsb. v. Mechelen. Aan Monseigneur H. van de Wetering, Aartsbisschop van Utrecht. Giften voor de vele noodlijdende kerken van België, zullen gaarne in ontvangst genomen worden door de Dames Presidenten van de Ver- eeniging der Eeuwigd. Aanbidding en tot onder steuning van behoeftige kerken. Mevr. L. SCHADE-VROOMANS, Eendrachtsweg 32a, Rotterdam. Mej. A. VAN KEMPEN, Heerengracht 393, Amsterdam. Mevr. VAN DEN BERCH-v. HEEMSTEDE DE LAMOY, Nassaulaan 25, Den Haag. Mej. M. VAN SONSBEECK, Terpelkwijkstraat 1, Zwolle. Mej. H. POLLET, Noordhoek, Tilburg, Mevr. VAN DE MORTEL-MAHIE, 's-Hertogenbosch. Jonkvr. J. MICHIELS-VAN KESSENÏCH, Roermond. Mevr. GADIOT-BAUDUIN, Maastricht. Mej. B. VAN WENSEN, Hoogewoerd, Leiden. Jonkvr. H. DE ROY VAN ZUIDEWIJN, Catharinastraat 8, Breda. Douairière Baronesse VAN LAMSWEERDE, Geb. Baronesse HACFOR1 MOT TER HORST, Heuvellust, Ubbergen b. Nijmegen Mevr. Wed. J. J. I. BEIJNES-v. d. HEIJDEN, Raamsingel 1, Haarlem. Mej. P. COOVELS, Veestraat, Helmond. Mevr. A. FICK-v. d. VEN, Oosterhout. Mevr. GEELEN-GOOSSENS, Parade, Venlo. Mevr. F. STEENBERGHE-ENGERïNGH, Catharijnesingel 81, Utrecht. Secr. Een Times-correspondent meldt: j Wij hebben langs eenige buitengewoon slechte Rusland moge wat langzaam geweest zijn om i wegen gereisd en toen wij nu onlangs in een in beweging te komen, maar thans kan men mer- slecht stuk bleven steken, waar de bruggen ver ken dat het er niet minder zeker om gaat. 1 woest waren door de terugtrekkende Duitsche Hij beschrijft dan welke reusachtige massa's troepen en er een omweg gemaakt moest worden, troepen vervoerd moesten worden en gaat verder: j zijnwij, geholpen door deze zelfde gevangenen, Elk dorp in Russisch Polen is opgepropt met Ion derden transportkaren, terwijl men overal joldaten ziet. Alle wapenen zijn daaronder ver- .egenwoordigd. Ik zou niet kunnen zeggen hoe vaak wij de vaart van onze auto hebben moeten verminderen, teneinde de eindelooze colonnes manschappen, in grauwgrijze uniform, die veelal beleefd voor ons opzij gingen, voorbij te gaan. Russische regimenten op marsch vertooneu uiterlijk al heel weinig verband. Een paar officieren rijden vooruit, en daarop volgen, in geen bepaalde formatie, de soldaten. Sommigen loopen aa., den eenen kant van den weg, anderen weer aan de overzijde. Achteraan l,ouie\ nog verscheidene troepjes, terwijl er ook velen van den weg afdwalen en door de velden Joopen, als waren zij particulieren op een wande ling. Als een regiment ai mijlen ver voorbij is, die juist voorbij kwamen. Gedurende den tijd, die er verliep terwijl wij er uit geholpen werden, maakte ik een praatje zoowel met Duitschers als Oostenrijkers, uit de groep van vier, vijfhonderd. Ik vroeg aan de Duitschers wat ze van de Russen vonden en hoe ze behandeld waren. Allen gaven toe, dat ze hen geschikt vonden en dat ze goed behandeld waren. Al deze krijgsgevangenen stonden onder toezicht van niet meer dan een dozijn Russische soldaten. Terwijl er veertig van hen bezig waren onze wagens uit den modder te trekken, kwam er een Russisch soldaat met een paar Oostenrijkers op ons af en vroeg, of we zijn vrienden niet heipen konden met het wisselen van Oostenrijksch zilver in Russisch geld. Allen waren broederlijk onder elkaar, en het is moeilijk aan ie nemen, dat deze mannen den geringsien persoonlijken wrok tegen elkaar hebben: en zoo komen er nog groepjes achterblijvers, die blijk- die er is, dan wordt hij minder bij het voort- baar opgewekt en volkomen zonder zorg zijn. 's Avonds echter, bij de uitdeeling van de menage, ontbreek4 ex met één; en 's ochtends gaan ze weer in gesloten formatie op marsch. Men vertelde mi,, dat deze manier van mar- cheeren de Duitsche vlieger-verkenners zeer in duren van den oorlog, behalve dan op het slag veld zelf. De inrichting van den transportdienst is voor treffelijk. in al de mijlen wagens, die ik in de laatste paar dagen héb gezien, was er geen en kele stuk, en nergens heb ik een versperring van Al meer en meer naderen de Russen het dorp „Neen, geen Pruis is er meerEen wenk wordt gegeven opgewekt en zorgeloos trekt de Russische legermacht verder in dichte gelederen. Weer gaat de schuurdeur open; zachtjes, uiterst behoedzaam worden twee machinegewe ren te voorschijn gebracht. Een gaat rechts, een naar links. En dan, ineens barst het los als een hel. Trrrrü En voordat de Russen weten wat er gebeurt, liggen ze al uitgestrekt op den grond. „En jij?" vroeg tnen het boertje. „Wat gebeur de er met jou?" „Ik?" vertelde hij kalm verder, „ik spande mijn paardje ia, de vrouw en ik stapten in den wagen en toen ging 't vooruit. Waar heen? Over velden en weidenOns paardje trok en trok, de Russen vuurden en vuurden, kogels suisden en floten om onze ooren; geen enkele trof doel. Toen een luid gekraak 't paardje zat vast in den modder grond, de voorwielen van 't karretje in een diepe geul; ons beest kon zich niet bewegen. En de Siberische regimenten naderden meer en meer. Ook Russische artillerie. We wanen ons verloren. En van de beide machinegeweren hooien we maar onafgebroken het eentonig trr, trr. Niets stoort hen in hun arbeid. De dood grijnslacht van louter pleizierDaar is de Russische artillerie. Vuur! Och, dat kleine schuurtje. Vaarwel, dappere kerels, moedige jagers! Gierend suizelt een granaat door het lucht ruim en slaat neer in den natten weide-grorid; versmoort; besmeert -ons met modder, Maar dat is te veel voor ons paardje. Het dier trilt op z'n beenen. zet zich schrap rukt de wagen bonkt de geul ligt achter ons en in galop gaat liet verder we zijn gered en zoo ziet ge ons hier geef alsjeblief onzen levensredder een extra portie haver „Ja, doe dat," voegde de vrouw er aan toe, die tot nog toe had gezwegen, „doet dat, mor gen moeten wij verder I" STRIJD IN DE WOESTIJN. Iemand, die volgens de „Keue Freie Presse" uitnemend op de hoogte is van de militaire toe- x-™ m,™ 1 standen in Egypte, schrijft in dat blad een arli- HET RUSSISCHE LEGER, jen onderweg ontmoetten wij hen voortdurend. I kej over de moeilijkheden, welke verbonden zijn W7.-J i..ti™ 1 U-'L aan den marsch van de Turken door de woestijn naar Suez. Het vraagstuk van de watervoorziening is in een woestijnoorlog een van de voornaamste pro blemen. Bij oorlogstnarschen door de woestijn gaan er kameelruiters, die men bereden infante rie zou kunnen noemen, aan de troepen vooraf. Hun taak is het zich van de noodige bionnen meester te maken. Zij zoeken de bronnen cp, over tuigen zich of de vijand ze bezet heeft, begeven zich zoq noodig met hem in gevecht en zenden aan de hoofdmacht, die veel later op marsch is gegaan, door teruggezonden patrouilles berich ten over hun bevindingen en vérrichtingen. Het watervraagstuk is een levenskwestie. Slagen de kameelruiters er niet in de noodige bronnen te vinden, dan moet de hoofdmacht torugkeeren, totdat de vijand door een krachtigen aanval is verjaagd. Indien deze gedragslijn niet werd ge volgd zouden de troepen in dorstigen, uiigeput- ten staat bij de bronnen aankomen en ongeschikt zijn voor het gevecht, terwijl zij bij een ïroge- lijken terugtocht zouden moeten versmachten en een gemakkelijke prooi van den vijand worden. De strijd om de bronnen is dus in den woestijn oorlog van groote beteekenis. Natuurlijk kan men ook water meevoeren, maar men moet zich eens voorstellen, hoeveel lastdieren een leger van niet meer dan 30 a 40,000 man wel no.odig zou heb ben; de lastdieren zouden dan natuurlijk weer bewaakt moeten worden door sterke militaire wachten, daar de vijand zich in het bezit van de watertransporten zou willen stellen. In het heete seizoen zou men voor marschtroepen, al naar hun herkomst, op 1 tot 3 liter water de persoon per dag moeten rekenen. De bronnen hebben ook een heel verschillend productievermogen, alweer een factor waarmee rekening valt te houden. Is een bron niet rijk genoeg, dan kan het gebeuren, dat de troepen, die het eerst hun dorst hebben gelescht, opnieuw dorst hebben, wanneer de laat ste manschappen hebben gedronken. De keuze van den te volgen weg hangt ten deele af van de gezindheid der bewoners. Het is niet volstrekt noodzakelijk, dat de karavaanwe gen worden gebruikt. Indien de bevolking goed gezind en de leiding in orde is, komen ook de binnenpaden ia aanmerking. De troepen worden dan in kleine afdeelingen verdeeld en kunnen den vijand onaangename verrassingen bereiden. Indien de vijand niet in staat is, de bronnen te verdedigen, dan tracht hij ze meestal onbruik baar of althans moeilijk bereikbaar te maken, door er boomstammen in te werpen. Vergiftiging van bronnen komt niet voor. De woestijnvolkeren hechten daartoe te groote waarde aan de bron nen. De partij, die de bronnen zou willen ver giftigen, weet dat zij, indien ze er al een over winning door behaalde, anderzijds zich zelve zou benadeelen, want zij kan niet buiten het bron water. Het opzamelen van water en levensmiddelen is in den woestijn-oorlog ongebruikelijk, omdat de woestijnbewoners, begaafd als zij zijn met een speurzin welke dien van een hond overtreft, zulke voorraden toch spoedig zouden vinden. Alleen in vredestijd worden er depots van levensmiddelen gemaakt. De strijd in de woestijn onderscheidt zich ove rigens niet van een strijd in ander laagland. De grond biedt geen groolere moeilijkheden voor kanonnenvervoer dan in ander slecht terrein. Ook in den woestijn-oorlog worden stelling gevechten geleverd. Natuurlijk worden versterkte plaatsen rond de bronnen aangelegd. De medewerker van de „Neue Freie Presse" merkt nog op, dat de Turken waarschijnlijk hulp hebben gekregen van de hun goedgezinde Ara bische stammen. DE „GEKU URDE" HULP TROEPEN DER BONDGE NOOT EN, De Belgische oorlogscorrespondent van de OOXXXVTII. DE GEBEDEN DER STERVENDEN. Thaus volgt een rcelcs van korte en vurige aanroepingen, waardoor men de bevrijding vraagt van de ziel, die nog smartvol ver. zucht in den kerker van het zieltogende li chaam. De ernst van het oogenhlik vordert een groot betrouwen op Gods Almacht en hulp; dit komt vooral tot zijn recht in het gebed Suscipe: „Ontvang, Heer, uw* die naar (dienares) in de plaats van zaligheid, die hij (zij) van Uwe barmhartigheid ver hoopt. Amen. Verlos, Heer. de ziel van Uw dieiiaar (dienares) van alle gevaren der hel en uit de strikken der straffen en uit eri Daniël, aan de drie jongelingen in den gloei enden vuuroven, aan Suzanna, aan Da vid, aan de IJ.H. Apostelen Petrus en Pau las. Ten slotte bidt Zij: „Eu gelijk Gij Uwe allerzaligste maagd en martelares Thecia van drie allerwreedste martelingen bevrijd hebt, gewaardig U ook zoo de ziel van deze(n) uwe(n) dienaar (dienares) te bevrijden en laat haar zicli met U verheugen in de hemel - sche goederen. Amen.'' De drie martelingen der H. Thecia, waar op hier gezinspeeld wordt, zijn de volgende: Thoela, op aanklacht harer moeder tot den .vuurdood veroordeeld, werd vooreerst hier voor bewaard, doordat een plotseling neer vallende regen de vlammen uitbluschte; ver volgens werd zij bij een strijd met de wilde dieren in de arena door een leeuwin be schermd; ten slolte, gebonden tussenen twee stieren, die door gloeiende ijzers werden op gehitst, moest zij uiteengereten worden; maai de gloeiende ijzers verbrandden slechts de banden en de maagd bleef ongedeerd. Van oudsher wordt de IT. Thecia aangeroe pen als patrones der stervenden, niet alleen wegens deze feiten, docli waarschijnlijk ook om deze reden, wijl de akten harer levens- ibefichrijving uitdrukkelijk vermelden: .jEn nadat zij velen met bet woord Gods verlicht had, stierf zij een goeden dood." de wai brengt, wanneer die pogen tot schatting j den weg opgemerkt. Alles gaat als een klok. Wie te komen van het aantal der marcheerende troe- j er nog aan twijfelt, dat het Russische leger van pen, want wanneer soldaten in zoo los verbandmeet af aan hervormd is, heeft het maar een marcheeren. is het van een groote hoogte waar-paar malen gade te slaan, om van zijn twijfel genome», niet mogelijk te consfateeren of men te» genezen te zijn. doen heeft mei een bataljon in gesloten formatie, of een compagnie in gerekt verband. De meeste legers rnarcheeren ia gesloten formatie, en dan kan hun sterkte nauwkeuriger worden geschat. Hoe meer men -den Russischen soldaat indivi dueel leert kennen, hoe meer men van hem gaat houden. Hij is het goedaardigste, hinderlijkste, meest speelsche schepsel ter wereld en in de maand dat de correspondent bij het leger en in voortdurende aanraking met de troepen is ge weest, heeft hij onder de Russische soldaten nooit gevechten of wanorde gezien. Onderweg en in hun kampen 's avonds schijnen zij altijd tevre den en opgeruimd, als het weer goed is. Men uoet erkennen, dat zij wat stuursch kijken, als het regent. Voor de eerste maal op zijn tocht heeft de cor respondent groote scharen kozakken gezien en met een aantal hunner gesproken. En hij is van meening, dat de kozak ten onrechte een slechten naam heeft. Er kunnen ongewenschte lieden on der loopen, maar de meesten, die de correspon dent ontmoette, waren meer groote kinderen. De correspondent is van meening, dat de ver bitterdheid tusschen den grooten hoo'p der solda ten van de tegenover elkaar staande legers lang zamerhand aan het verdwijnen is, en eiken dag wordt dat inzicht opnieuw bevestigd. Kort gele den maakten dc Russen een aantal gevangenen DE BOM, DIE VER KEERD BARSTTE. Een der Duitsche bladen schrijft: 't Was in Oost-Pruisen, in een héél klein stadje. Vluchtelingen komen van de Russische grens. Op wagens, karren en ladders dragen ze hun have en goed mee, steeds geringer van omvang, want ze vluchten nu reeds voor den derden keer. Wat een ellende! Welk een vreeselijke ontbering: Nijpende honger, bittere kou! Gastvrij staan de deuren der scholen open; onderdak, warmte en voedsel wordt daar den armen verstrekt. De oog jes der verkleumde kinderen beginnen weer te glanzenEn als de stakkerds ook de grooten een beetje tot kalmte zijn gekomen, worden de tongen lenig en ze slaan aan 't praten, aan 't vertellen van 't afgrijselijke. „De Russen kwamen; grauw als de grond za gen ze er uit en groot waren ze in aantal. Ik had m'n karretje al van stal gehaald, ons boeltje gepakt, het paardje ingespannen, 't Kon er op ios gaan. Maar wat zie ik? Twee Prui sische machine-geweren bij de deur van mijn schuur. Héél stilletjes duwen twee soldaten de schuurdeur een eindje open en floep slui pen ze binnen! Onhoorbaar gaat de deur weer dicht. „Arme kerels," denk ik, „die schuilplaats zal jullie óók niet veel dekking geven." „Köln. Volk?." vertelt bijzonderheden over de alle kwellingen. Amen." Vervolgens, gekleurde hulptroepen van de Ergelschen in om God te bezweren niet ie tahnen met Zijn Vlaanderen en van hun wijze van vechten. De hulp, herinnert de Kerk Hem aan de menig- Gnrkha's zijn kleine mensclien van een type Ivuldige en genaderijke hulp, die Hij reeds dat op het Mongoolsche lijkt. In een open veld-!™? dikwyls op wondervolle wpze zoowel m V. - J1 j het Onde als in het Nieuwe Testament aan slag ot in de loopgraven zyn z,j in het geheel j zjj)]e Hei]jgen gescLoukon heeft: aan Henoch niet of zeer sleclit te gebruiken. In deze stél-1 pu Eljas> flan Abraham. Job, Tsaiik, Mozes lingen houden zij het niet lang uit, te minder j omdat zij zeer slechte schutters zijn. Daaren- tegen hebben de Duitsche voorposten véél last van hen, als zij 's nachts op zoogenaamde sluip- patrouille de voorposten trachten te overvallen, Meestal sluipen twee, slechts zelden drie man, langs den grond, maken uiterst handig gebruik van alle voordeden van bet terrein, tot zij een schildwacht kunnen naderen, die plotseling door een messteek getroffen geluidloos ineen zakt. Kunnen zij bun vijand niet met de hand berei ken, dan werpen zij op de manier der Indianen hun mes naar hen. Een afzoeken van het ter rein helpt gewoonlijk niet, want de kerels ver dwijnen even onhoorbaar als zij gekomen zijn. Het mes weegt ongeveer vijf pond, is aan tWee kanten geslepen sikkelvormig, loopt van beide kanten naar het midden dik toe, waardoor de wonde bijzonder hevig wordt. Ook de Sikhs bezitten dergelijke wapens, ge bruiken ze tot nu toe echter slechts als een bajo net op het geweer. Zij zijn dfe beste onder de In dische troepen. Groot, stevig gebouwd en slank, worden zij als aanvalstroepen gebruikt. Zij vor men als zoodanig een niet te verachten tegen stander. Als gevangenen houden de Indiërs zich betrekkelijk kalm, in tegenstelling met de Tur- co's, die vaak ruzie zoeken onder elkaar en el kaar op de meest beminnelijke wijze Ben Keleb (liondenzoon) noemen. Het is een vaak voorkomende verkeerde op vatting, dat de Zouaven-regimenten ook kleur- lingentroepen zijn. Zij bestaan integendeel bijna uitsluitend uit Parijzenaars. Maar de uniform is dezelfde als die van de Tureo's, daar zij in vredestijd in Algiers dienst doen en hun uni form een concessie is- aan de bevolking aldaar. Buitengewoon groot, zoo merkt de correspon dent verder op, moet bij onze vijanden de moei lijkheid zijn om al deze mensehen van voedsel te voorzien. De Engelschman eet al niet hetzelfde als de Franschman. En onder de verschillende inboorlingen lieerseht natuurlijk een volkomen mengelmoes. Als de Duitschers na een groot ge vecht gevangenen verzameld hebben, dan onder vinden zij reeds deze moeilijkheid. De Fransch man bijv. kan geen kommiesbrood verdragen. Do Indiërs gieten ondanks hun blijkbaren geeuw honger met teekenen van de grootste afschuw de soep uit, dié men hun geeft, omdat zij daarin eenige stukjes rundvleesch zien. Zoo heeft ieder van de Indiërs zijn eigen spijswetten. Eenige rooken niet, omdat hun kaste dit hun verbiedt. De nieuwe troepen van Kitchener's groot le ger zijn nu reeds op het slagveld aangekomen. -Men ziet het aan verschillende veranderingen in de uniformen der laatste gevangenen en ook aan hun beter verzorgde gezichten. Ook ziet men een ander type dan dat van den beroeps soldaat der eerste zendingen. Er zijn Engelsche burgerzoons, kantoorbedienden, ambachtslie den, enz. onder. TIET ROODE KRUIS. Men sohrijft ons: Een-enkel woord over het Roode Kruis, name lijk over do wijze, -waarop het zich voorbereidt om in tijd van oorlog voor zijn taak geschikt te zijn, lijkt ons iirde huidige omstandigheden niet ten onpas. Behalve voor het beramen en nemen van maatregelen voor het vervoer van de zieke en gewonde soldaten, is een gewichtig deelvan die taak het mogelijk maken van de verdere verpleging van de massatransporten van gekwetste mansehappen, die men in den mo dernen oorlog verwachten moet. Men kan zich in vredestijd niet voldoende indenken voor welk een reuzenwerk de geneeskundige en heelkun dige verzorging, liet transport en de verpleginga dienst komen te staan, wanneer ook in ons land de verschrikkingen van den oorlog zullen uit breken. Eerst wanneer men in de dagbladen leest van het vreeeselijke beeld van het moderne slagveld, waar- de helscho machines hij duizen den eu duizenden jonge mensehen neervellen, dan kan men zich een flauw denkbeeld Vormen van de reuzentaak, die opgelegd wordt aan de organisaties, den militairen geneeskundigen dienst en het Roode Kruis om op een werkelijk doeltreffende en afdoende wijze hulp te ver schaffen aan zulke massa's gekwetsten, een hulp die door de omstandigheden nog met talloozo moeilijkheden verzwaard wordt. Wanneer men zich daarin verdiept dan komt men ook als leek spoedig tot de slotsom, dat bij zulk een overstelpenden toevloed van gewon den, buitengewone en uitgebreide maatregelen noodig zijn, benevens de medewerking van tak looze helpende handen. De ervaring leert, dat dit inderdaad zoo is. Dokters en verpleegsters, die in de laatste oorlogen ervaringen hebben op gedaan zijn het er allen over eens, dat het on doenlijk is om met de krachten, die in vredes tijd met overeeukomstigen arbeid bezig zijn, in voldoende mate aan' zulke buitengewone om standigheden 't hoofd te bieden. Het Roode Kruis moet dus in vredestijd reeds de maat regelen beramen om in geval van nood klaar ta zijn. Allereerst voor het vervoer en vervolgens voor de verpleging van groote massa's gewon» don en zieken, te meer daar de Geneeskundige Militaire Dienst zelve niet voor een plotselinge I vermeerdering van arbeid zorgen kan door evenredige plotselinge vermeerdering van per soneel en hulpmiddelen. Het Roode Kruis lieeft daarom zag gedra gen voor de oprichting van zoogenaamde „Roode Kruis Brigades", plaatselijke organisaties, dia elk bestaan uit een transportcolou ne oh een vcr- pleegcolonne. Bitteraard wordt eon transport- colonne in hoofdzaak met mannelijk personeel, Sieard had in die kasteelen. behalve geld Di assignaten, een schat van zilverwerk en iuweelen gevonden, eD, zeker dat de bewo ners nooit terugkeeren zouden want uit 'het graf keert men niet terug had hij de hand gelegd op alles wat vervoerbaar was. Hij was heengegaan met het eenig leed- Wezen, dat hij ook de kasteelen^ pachthoeven «n landerijen niet kon meenemen. In zijn reiskoest was een rijkdom geborgen. Den lOden November, na een ellende-tocht ran drie dagen, waarop de gevangenen wa- voortgesleept van stad tot stad, uitge- ht, koortsig, met alleen hun wederkeerige Qnegenheid als krac-ht om zich staande te h*Uu'etl, 611 na we* Eenmaal gevaar te heb dij srUoopen door een opgehitste volksme- i()tl Js worden verscheurd, gelijk reeds ve- einövóör hen overkomen was, bereikten zij j»Uijk hun plaats van bestemming. rijs t 10 uur in den avond, toen zij Pa- r-v «mnenreden. m fc^'^ernis beschermde hem tegen nieu- Er iigmgen en nieuwe aanvallen, 'aren samen acht-eu-twintig gevange nen, meesters en bedienden en dokter Bache- j Daar zullen wij lateT wel over spreken, lin bevond zich eveneens onder hen. I ik val nu om van vermoeienis. L'Abbaye, een klooster, dat tot gevangenis Is alles goed geborgen? was ingericht, nam de slachtoffers van Hu-1 Geen nood. bert Nollan op. De verrader wachtte met ongeduld op Si eard, die hem terstond kwam bezoeken, toen hij zijn gevangenen had afgeleverd. Vermoeid van de reis als hij was-, maakte Sieard het gesprek met den dokter zoo kort mogelijk. Bovendien had hij er zijn grondige reden voor om Nollan niet alles te vertellen. De verrader vroeg: Is het gebeurd? Ja. Zijn zij gevangen? Allen. Geen vermoedens? Niet het geringste. Zijt ge tevreden! Tamelijk. Bewijzen? Onweerlegbaar. Dus de veroordeeling.... Is zeker. Hubert Nollan vroeg nog, terwijl hij den regeeringscommissaris aanzag met oogen als van een roofvogel: De buit? Niet gering. Hoeveel on ere veert En met een spottend lachje voegde Sieard er bij: Gii kunt gerust zijn, geen van uw vrien den zal aan het nationale scheermes ont komen. Het was 11 uur 's avonds van denzelfden dag, teen Francois Gouray, de kastelein uit de Gouden Leeuw, te Lamballe zijn herberg had gesloten. Juist schoof hij den grendel op de voor deur, toen er tegen geklopt werd. Gouray opende het luikje in de deur en keek naar buiten. Daar stond een man van hooge gestalte, gewikkeld in een wijden mantel, den breed- geranden hoed diep in de oogen gedrukt, die hem toefluisteijje: Laat mij binnen, vlug! De herbergier slaakte een kreet van ver bazing en riep: Die stem! Herkent ge mij? Mijnheer Jeau. Ja. Hij schoof den grendel terug en Opende de deur juist zoovei» dat de ander naar binnen kon glijden, waarna hij de deur onmiddellijk weer afsloot. Toen eerst hief hij zijn lantaarn op en deed het licht vallen op het gelaat van den laten, geheimzinnigen bezoeker, die reeds zijn mantel teruggeslagen en zijn hoed afgeno men had. Mijnheer Jean! riep de herbergier uit, arme mijnheer Jean. VIII. TERUGKEER. Gouray nam den zoo onverwacht gekomen gast mee naar een vertrek achter de gelag kamer, waar niemand hem zou kunnen hoo- ren. Het was doodstil. Alles sliep. De kastelein vroeg: - Hoe zijt gij zoo spoedig hier kunnen komen? Toen ik uw brief ontving, waarin mij het vreeselijke nieuws werd medegedeeld, heb ik Londen terstond verlaten en ben naar Brighton gegaan, vanwaar juist een schip vertrok dat mij meenam naar Jérsey. Van daar hebben visschers mij met een boot aan den vasten wal gebracht, bii Saint-Cast. Te voet ben ik naar het kasteel La Tosse ge gaan, langs zijpaden, waar ik niemand ont moet heb. Op woesLen toon voegde hij er bii: Dat is maar gelukkig ook, waut ais iemand mij had willen tegenhouden, zou dat hem of mij het leven hebben gekost. Ik wil j' naar Parijs om te zien, wat daar gebeurd ca ik zal er heengaan. Gouray vroeg: '^j Zijn zij op het kasteel van •cl'Ao'.ict go- weest? Ja. Hoe was het daar? Erbarmelijk. Het kasteel was geplunderd en stond nu geheel verlaten. Eindelijk vond ik in de tuinmanswoning Plouer, den ouden Plouer, alleen en troosteloos. Toen hij mij t zag, dacht ik dat hij iu zwijm zou vallen. Wij hebben lang gepraat. Hij vertelde mij de vreeselijke dingen, die daar zijn voorgeval len; alle bewoners van het kasteel gevangen: genomen, moestens en bedienden, mannen en vrouwen, ouden en jongen. Hem alleen had» den zü in vrijheid gelaten, omdat hdj te oud was. Nog één paard was achter gebleven, alle andere hadden de bandieten meegenomen* Dat paard nam ik en daarmee ben i!k hier gekomen. En waar is het nu? Even buiten de 3tad, op een veilige plaats. Yader Louis, een gewezen bediende van ons, heeft liet op stal gezet. Ik vreesde de aandacht te trekken, wanneer ik door de straten van Lamballe reed en daarom ben ik te voet de stad ingegaan. Tic heb langs da NIEUWE HAARLE/ASCHE COURANT 1 rl«/\ Ia l.R J 1. 1' t. f I DO rl.,:..

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1914 | | pagina 7