De oorlog.
Gewroken.
Brieven uit Duitschland.
feuilleton.
STADSNIEUWS
IN OORLOGSTIJD'.
Berlijn, 10 December 1914.
Om dezen tijd begon men in vroeger jaren
al te denkon aan bet komend winterseizoen.
Men iachtte en zwoegde om het Kerstfeest
Send mogelijk te maken, doch de
gedachten gingen daarbij verder. Kerstmis
was het blijde, vroolijke, door liefdadigheid
opgeluisterde slot van het jaar, doch het
Nieuwe Jaar trok reeds meer belangstelling.
In Januari kwamen immers de hoffeesten,
dan begon in alle kringen een reeks van
feestelijkheden, van diners, bals. soupers, in
onafgebroken duur lot eind Februari toe:
HEI' seizoen. Dan vond ieder gelegenheid
voor mondaine genoegens in hooger of lager
sfeer, dan roesde het leven als een schit
terende droom voorbij.Jeugd en schoon
heid lieten zich gelden op de planken der
groote wereld, doch ook voor de eerzucht
der ouderen was gelegenheid te over om een
rol te spelen. De weldadigheidsfeesten vorm
den het middelpunt van dit streven van
jong en oud. Maanden, ja soms een half jaar
te voren was zoo'n feest waarvoor gewoon
lijk liet costuum van een zekeren tijd voor
geschreven was en dat levendig aan het
^Dtrum und Dran" van onze studentenmaske
rade herinnerde, al tot in de kleinste de
tails geregeld. Reusachtige comité's, weer
onderverdeeld in eerecomité's en uitvoeren
de comité's vaak uit een honderd personen
van naam, rang of stand bestaande', hadden de
leiding der zaken in handen. Op den feest
avond zelf, of liever in den feestinacht, want
vóór zes, zeven uur des morgens liep het
niet ten einde, fungeerden de oudste eomité-
ledcn bij de receptie der voorname gasten,
jongere dames stonden in priëelen van bloe
men, schonken champagne of deelden bloe
men uitomzwermd door levenslustige
officieren der feudale regimenten. En de
jongsten wachten met popelend hart op de
eerste tonen der wals, die na 't chique concert
of de levende beelden de zaal in een dansvloer
herschapen zou. De herinnering aan zulk een
levensvreugde klinkt als een «sprookje in dezen
tijd van zwarte kleeren, van droefenis en rouw
om de gesneuvelden, in vele harten van jonge
vrouwen.
Feesten van dezen aard zal de komende win
ter niet kunnen brengen en er zal niet wor
den gedanst. Wel wordt er weldadigheid uit
geoefend op groote schaal, wel zijn ook daar
voor gr oo te bijeenkomsten van vele men-
sohen beraamd, doch slechts ernstige concert
muziek zal er klinken en in plaats van het
bal zal het vertoonen van lichtbeelden den
avond besluiten. En wel wordt er nog ge
danst in Berlijn, doch door kinderen, die dans
les hebben, en alle pogingen van^ zaalbezit-
tCTS om het dans verbod tenminste in besloten
kringen opgekloven te zien zijn tot nog toe
vruchteloos geweest. Trouwens men kan zich
niet voorstellen, dat er mensohen te vinden
zijn die werkelijk van zulk een verlof gebruik
zouden maken.
De opbrengst der tentoonstellingen die thans
gehouden worden zijn ook bijna steeds vpor
de leniging van den oorlogsnood bestemd. Dat
wil echter niet zeggen dat zij; op zich zelf
geen belangstelling verdienen. Integendeel.
Zoo is de artistieke waarde van een tentoon
stelling van transparante Kerstplaten-in-kleu-
ren, reproducties naar beroemde schilderijen
van Italiaansche en andere meesters, louter
voorstellingen van de II. Maagd met het .Chris
tuskind, die thans ten behoeve van het stede
lijk oorlogsfonds in het Berlijnsclie Raadhuis
gehouden wordt, niet alleen zeer groot, doch
men staat alweer verbaasd over, de zelftucht
van een volk, dat midden in den geweldigsten
oorlog |die ooit "het land bedreigde nog zooveel
zin heeft voor poëzie, voor, kleurenweelde
en lijnenschoönbeid. Dti volk trekt niet al
leen zingend in den slag, doch het toont met
terdaad dat „Dteuteohland Deutschland über
alles" in zijn mond geen holle phrase be
duidt.
Eten bijzondere soort van weldadigheid be
staat in dezen Kersttijd in de zorg voor, de
lichtgewonden, die zich in grooten getale te
Berlijn bevinden. Velen van hen, die hier geen
familie of kennissen bezitten slenteren vaak
rond zonder te weten .Waarheen en ook
d,e sigaren of bloemen,' die mannelijke of
vrouwelijke voorbijgangers hun in de hand
drukten, konden hen niet een ganschen namid
dag voor verveling bewaren. Dlaarom was het
een goede gedachte tehuizen voor de mid
daguren voor hen in te' richten en wel vooral
in de Westelijke wijken .waar vele ambu
lances zijn. Zij worden er onthaald op thee
of koffie meit gebak, zij vindén et lectuur
en allerlei gezelschapspeien.
Bizonder goed hebben het de gewonden
van een der groot© ziekenhuizen in de buurt
van Berlijn, dat onder speciale bescherming
der prinses August Wilhelm staat. Zij noodigt
allen voor zij ontslagen worden in haar Bör-
lijnsche paleis 'a namiddags op een kop kof
fie, die zijzelve inschenkt, terwijl de kleine
.tweejarige prins cigaretten verdeelt. Dé kroon
prinses, 'die evenals de keizerin ook vele
ambulances buitenaf bezoekt en alle repre
sentatieplichten der barmhartigheid vervult
en prinses Eitol Fricdrich toonen bizondere
belangstelling voor het inrichten van am
bulance-treinen. Van de jonge „Kriegsgetrau-
fe" gemalinnen van prins Oskar en prins
Adalbert hoort men in het openbaar niet veel.
Een voorbeeld' van fijnen takt geeft de grijze
groothertogin Louise van Baden, die aan de
gewoonte van sommige geneeslieeren, door
hen uit de wonden geextirpeerde stukken am
munitie bij hun collectie daarvan in te lij
ven, in heit ondier hare protectie staande zie
kenhuis een eind' maakte door deze kogels
en splinters in een smal zilveren randje te
laten vatten en ze den gewonden bij; hun
ontslag als souvenir uit te reiken.
DE VERANTWOORDELIJKHEID
VAN SIK EDWARD GREY.
J. Ramsay Macdonaid, de leider der Engel-
sche Arbeiderspartij, heeft in de „Continental
Times" No. 1057 een hoogstbelangrijk artikel
geschreven, waarin hij op koele wijs de verant
woordelijkheid. der Engelsche leidende staatslie
den vaststelt. Dit merkwaardige stuk, dat in en
buiten Engeland hoogelijk de aandacht trekt,
luidt in hoofdzaak als volgt:
„Op dien noodlottigen Zondag, den 2den
Augustus, trof ik een lid van het Kabinet in
Whitehall, die inij een verhaal deed van rappor
ten en gesprekken tusschen bliitenlandsche mi
nisters en gezanten, welke zouden gepubliceerd
worden, om liet bewijs daardoor te brengen, dat
wij steeds naar den vrede hadden gestreefd en
Duitschland met geweld den oorlog had gewild.
Dat zal een grooten invloed op de publieke
opinie uitoefenen, meende hij, en hij heeft gelijk
gekregen ook. Het draagt tot titel: „Korrespon-
deniie over de Europeesche Crisis" en wordt al
gemeen genoemd „Het Engelsche Witboek". Ik
zou hier nu gaarne een paar opmerkingen ma
ken, om de beteekenis van het brochuretje te ver
klaren
Het begin wordt gevormd door een onderhoud
tusschen Sir Edward Grey en den Duitschen
ambassadeur op 20 Juli betreffende de Oosten-
rijksche Nota wegens de afstraffing van Servië.
Het slot vormt dan Engeland's Ultimatum aan
Duitschland op 4 Augustus.
Uit dit eerstgemelde onderhoud blijkt met ta
melijk groote zekerheid:
1. Sir Edward Grey trachtte tot het aller
laatst een Europeeschen oorlog te voorkomen.
2. Duitschland heeft zoo goed als niets ge
daan, om den vrede te bewaren, het is echter
niet bewezen, dat het Oostenrijk Heeft aangemoe
digd inzake de Servische kwestie.
3. De Russische mobilisatie heeft Duitsch
land tot den oorlog gedwongen.
4. Rusland en Frankrijk hebben van den be
ginne af getracht door open druk, zoowel als
door list, ons een belofte af te dwingen, hen in
geval van oorlog te hulp te komen.
5. Ofschoon Sir Edward Grey hun geen
vaste belofte kon geven, zoo heeft hij toch den
Duitschen gezant te Londen te verstaan gege
ven, dat wij waarschijnlijk niet buiten het con
flict zouden kunnen blijven staan.
6. Tijdens de onderhandelingen deed Duitsch
land een poging, om onze wenschen in bepaalde
opzichten te voorkomen, om daardoor zich van
onze onzijdigheid te verzekeren. Onder die voor
stellen waren ér die zeer stuitend waren, wij heb
ben echter van onzen kant geen poging gedaan,
deze langs diplomatieken weg minder stuitend
te maken. Sir Edward Grey neeft ze ten slotte
alle afgewezen. Ten slotte was Duitschland zoo
zeer ermede vervuld den oorlog gelocaliseerd te
houden, dat Sir Edward Grey door den Duit
schen gezant zelfs werd gebeden, zijn eigen on-
zijdigheidsvoorwaarden bekend te maken. In
deze aangelegenheid wees sir Edward zelfs
iédere discussie af. Deze feiten zijn nóch door
Mr. Asquith, nóch door sir Edward Grey in het
parlement te berde gebracht.
7. Toen sir Edward Grey inzag, dat de
vrede tusschèn Duitschland en Rusland niet
meer houdbaar was, heeft hij er met opzet het
er op toegelegd ons mede in den oorlog te be
trekken, doordat hij België als hoofdvoorwend
sel opgaf.
Hiermede is de tendenz van het Witboek bloot
gelegd.
Daaruit kunnen we duidelijk zien, dat diege
nen, die vóór den 2den Augustus de onzijdig
heid van Engeland begunstigden, ook na de
publicatie van het Witboek daarbij hadden die
nen te blijven.
„Nu schijnt er een tegenspraak in te liggen,
dat sir Edward Grey allereerst trachtte den
Europeeschen vrede te handhaven, en dat hij
later, toen hem dat niet gelukt was, evenveel
kracht aanwendde, om Groot-Brittannië in den
strijd te betrekken. Toch is dat niet het geval.
De verklaring hiervoor vindt men daarin
zegt Ramsay Macdonaid dat onze opvatting,
dat reeds sedert acht jaar sir Edward Grey als
gevaarlijk voor den Europeesdien vrede moest
worden aangezien en zijn politiek als een onge
luk voor ons land (Engeland) moest worden Be
schouwd, volkomen gerechtvaardigd is.
Van twee soorten politiek kan er diftr Groot-
Brittannië in Europa slechts één soort gevolgd
owrden. Zij kan zich in het algemeen op een
vriendschappelijk standpunt stellen tegenover de
andere Europeesche machten, in geval van nood
met ieder van hen afzonderlijk onderhandelen,
en in vragen van algemeen belang met alle naties
samenwerken.
Er bestaat evenwel een veel verlokkender poli
tiek die gemakkelijker en meer direct werkend
schijnt, doch in werkelijkheid veel zwaarder, ge
vaarlijker en moeilijker doorvoerbaar is. Die poli
tiek is die van het „Machtsevenwicht" door
bondgenootschappen! Hiertoe nemen meestal
zwakke en kortzichtige ministers hun toevlucht,
wijl dat de politiek is van het instinct en niet
die van het nuchter verstand. Zij was het, die
machtsgroepeeringen vormde op het vasteland.
Daardoor werd Europa in twee groote vijande
lijke legerkampen verdeeld: Duitschland, Oos
tenrijk en Italië aan d eneenen kant, Rusland,
Frankrijk en wij aan den anderen kant. De ge
volgen van deze soort politiek zijn argwaan,
en oorlogstoerustingenhun doel is de oorlog en
de vernietiging van het „evenwicht".
Komt de oorlog nu echter toch, dan moet hij
ook algemeen worden. Iedere natie houdt zich
vast aan het een of andere touw en glijdt er
één uit, dan worden hare bondgenooten mee
gesleurd.
Wij weten uit practische ondervinding, dat de
ergste soort van bondgenootschappen, de „En
tente" is. Een bondgenootschap is iets duidelijk
afgebakends. Ieder is van zijn verantwoording
doordrongen. Maar een „Entente" is een volks
bedrog!
Toen Mr. Asquith en sir Edwrrd Grey het
Lagerhuis steeds en steeds weer verzekerden, dat
wij door onze Entente geen verplichtingen op ons
genomen hadden, toen zeiden ze, wat woordelijk
waar was, maar inderdaad een leugen was!
Daarom prefereeren domme en oneerlijke staats
lieden de Entente boven het bondgenootschap.
Het maakt het hun mogelijk, heel bepaalde feiten
te gaan zien door den sluier van sentimenteele
onzekerheid. Hadden we een bepaald bondge
nootschap met Frankrijk en Rusland gehad, dan
ware het onderscheid dit geweest, dat wij en
alle anderen met ons, geweten hadaen, waaraan
wij ons hadden te houden en in hoeverre ons de
handen gebonden waren en dan ware hoogst
waarschijnlijk de oorlog af te wenden geweest!
Italië kon vrij blijven, omdat zijn bondgenoot
schap het slechts geringe verplichtingen oplegde.
Wij daarentegen werden in den oorlog meege
sleurd, omdat we ons door onze „Entente" ver
plicht hadden, en ons daardoor dus bevonden
tegenover een ondefinieerbare verwarring."
Dit werkt Ramsay Macdonaid dan verder uit
het stuk is te uitvoerig om het hier letterlijk te
volgen en hij vervolgt dan:
„De Engelsche natie was (door Grey's Enten
te) zoozeer verplicht voor Frankrijk en Rusland
in het krijt te treden, dat sir Edward iedere
voorslag, dien Duitschland ons deed, om neu
traal te blijven, glad afwijzen moest. Derhalve
was het hem dan ook toen hij in het Lagerhuis
over de gepleegde onderhandelingen rapporteer
de, onmogelijk, ons de geheele waarheid te zeg
gen, of onpartijdig te blijven bij datgene, wat
hij zegde. Hij bespotte de Duitsche verzekering
met betrekking tot de Belgische kwestie met de
bewering, dat slechts de integriteit des lands en
niet die zijner onafhankelijkheid was gegaran
deerd. Doch toen de werkelijke briefwisseling
werd gepubliceerd, bevond men, dat die onaf
hankelijkheid wel degelijk was gewaarborgd.
Maar dit is nog niet het ergste. Het „Witboek"
bevat meerdere aanbiedingen, die ons door
Duitschland gemaakt waren, om onze neutrali
teit te verkrijgen. Van deze was er echter geen
een, die naar den vorm acceptabel was en Sir
Edward liet ons in het geloof, dat deze onvol
doende voorslagen de éénige waren, die Duitsch
land had gemaakt. En de Premier deed later net
zoo. Beiden hielden ze de waarheid achterbaks.
Volgens het Witboek had de Duitsche gezant
met sir Edward Grey op 1 Augustus een samen
komt en onze Minister van Buitenlandsche Zaken
maakt de volgende notitie over dat onderhoud:
„De gezant drong er krachtig bij mij op aan, dat
ik de voorwaarden zou noemen, waarop wij neu
traal zouden willen blijven. Hij sloeg zelfs voor,
dat de integriteit van Frankrijk en zijne koloniën
gewaarborgd zouden kunnen worden."
Sir Edward Grey zag ervan af, de vraag der
neutraliteit onder welke voorwaarde ook, in
overweging te willen nemen, en liet het na aan
het Lagerhuis een bericht over dit onderhoud
voor te leggen. Waarom? Het was toch de ge
wichtigste voorslag, dien Duitschland ons ge
maakt had.
Ware ons dit door sir Grey gezegd geworden,
dan had zijn rede onmogelijk een oorlogszuch
tige stemming kunnen te voorschijn roepenEen
vaststaand feit is, dat de heer Grey de eer der
natie buiten haar weten had verpand, om voor
Frankrijk en Rusland ten strijde te trekken, zoo
dat hij zelfs niet eens in staat was, de neutra
liteit te kunnen bediscussiëeren. Zoo stonden de
zaken op 20 Juli en ze zijn door eenige hande
ling van den kant van Duitschland na dit tijd
stip niet beïnvloed geworden.
De rechtvaardigingen, die men tracht te ge
ven, zijn niets anders dan de uitvluchten, die de
ministers steeds gebruiken, om hun fouten te
trachten goed te praten. Laat ons b.v. het geval
met België eens nader beschouwen. Sedert jaren
is het bekend geweest, dat ingeval van een oor
log tusschen Frankrijk en Rusland aan den
eenen kant en Duitschland aan den anderen,
het voor Duitschland de eenig mogelijke mili
taire tactiek ware, Frankrijk direct aan te grij
pen, door over Belgisch gebied te marcheeren en
dat het daarna zou moeten omkeeren, om zich
met de Russen te meten.
Die plannen hadden we in ons mir isterie van
oorlog; ze werden publiek bediscussieerd tijdens
de Agadir-kwestie en in enkele dagbladen
openlijk behandeld, speciaal in een artikel van
Mr. Belloc.
In het jaar 1870 heeft Mr. Gladstone ver
klaard, dat in een „algemeenen oorlog" de for-
meele neutraliteit zou kunnen worden geschon
den. Hij sprak in het Engelsche Lagerhuis in
Augustus 1870 als volgt:
„Ik ben niet in staat, de leer van diegenen
toegedaan te zijn, die in dit Huis beweren, dat
het eenvoudige feit van een bestaande verzeke
ring, alle deelnemers zonder eenigszins de bij
zondere situatie, waarin zulk een deelnemer kan
geraken, in aanmerking te nemen, verplichtin
gen oplegt, als de gelegenheid om volgens de
gemaakte afspraken te handelen is opgetreden."
Duitschland's afspraken betreffende België
zijn door Mr. Gladstone geaccepteerd gewor
den. Had echter Frankrijk besloten, Duitschland
door België heen, te attaqueeren, dan zou sir
Edward Grey daartegen niets hebben inge
bracht, doch hij zou zich hebben trachten te
rechtvaardigen, door zich op Gladstone te be
roepen.
Duitschland's militaire plannen waren ons
door de inlichtingen- en geheimen spionnage-
dienst volkomen bekend. Wij wisten, dat de
weg door België heen, een der hoofdpunten
daarvan was. Het was voor ons dus een schoone
gelegenheid, een desinteressement daarin te
vinden, om ons aan de verplichtingen van de
Entente te onttrekken.
Het is algemeen bekend, dat een natie niet
gaarne vecht, als het doel niet door een zeker
idealisme wordt opgefleurd. De „Daily Mail"
leverde liet idealisme voor den Zuid-Afrikaan-
schen oorlog, doordat zij het volk voorloog, dat
Britsche vrouwen en kinderen daar met de
sjambok werden afgeranseld. Het idealisme voor
dezen oorlog werd door onze regeering geleverd,
doordat zij ons liet verhaaltje opdischte, dat de
onafhankelijkheid van België door ons inoest
hooggehouden. Nog vóórdat Duitschland en
Frankrijk omtrent dit punt door onze regeering
aan den tand gevoeld werden, omdat zij de
militaire situatie in beide landen volkomen
kende, wist zij van te voren, dat Frankrijk een
bevredigend antwoord kón geven, terwijl
Duitschland niet in staat verkeerde, dit te doen.
Het was een keurig, klein stukje van echte hui
chelarij, dat door de prachtige ridderlijkheid
van de Belgen door onze regeering voorloopig
kon verheimelijkt worden."
Ramsay Macdonaid concludeert ten slotte:
„Tot zoover de feiten. Het is een oorlog, door
een zestal diplomaten eigenlijk veroorzaakt. Tot
op 't moment, waarop de diverse gezanten terug
geroepen werden, verkeerden de volkeren vreed
zaam onder elkaar, zonder eenigen haat of nijd.
Een half dozijn mannen bracht Europa aan den
rand des afgronds.... Europa kwam te vallen
omdat het zich niet meer houden kon. Heden ten
dage zijn onze gelukkige economische vooruit
zichten, die we nog veertien dagen vóór den
oorlog koesterden, uiterst verminderd.
Een vreeselijk lijden is er tusschen ons geko
men; velen van ons gaan hun ruïne tegemoet;
kleine bloeiende zaken zijn vernietigd, de geringe
inkomens zijn verdwenen; ellende heerscht onder
ons en de dood gaat hand in hand met die
ellende. Vragen wij ons in kalmte en met open
oog af: „Waarom is dat verschrikkelijke over ons
gebracht?" dan is het eenige antwoord daarop:
„Omdat onze buitenlandsche politiek sedert acht
jaar door sir Edward Grey is geleid geworden.
Zijn kortzichtigheid én zijne fouten hebben dat
alles over ons gebracht".,.
GEMEENTERAAD.
De begroeting voor 1915.
(.Vervolg zitting van gisteren).
Politie, I
Bij post 147: jaarwedde politie, bepleit de
lieer POPPE om het te doen met "Wat min
der hoofdambtenaren in de toekomst, om
zoodoende te bezuinigen.
De VOORZITTER zegt daarvan over we--
ging toe. Echter hij vond den toestand zoo-'
als hij nu is en wat de heer Poppe bedoelt
ie een heele reorganisatie van den dienst
De heer POPPE dient een amendement in'
om te schrappen 't onderdeel van poet 151:
vergoeding voo het opvangen van honden,
niet voorzien van een belastingpenning groot
1.50.
De heer BREGONJE kan daarin alleen
medegaan, indien wordt voorgesteld 't sala
ris van den agent te verhoogeu.
De VOORZITTER ie er tegen 0111 dien post
te schrappen.
De heer DE BREUK-herinnert er aan, dat
na 't toekennen van 'n premie veel meer hou-
den worden opgevangen en dat mitsdien de
maatregel is gebleken goed te werken.
De keer POPPE veronderstelt dat dan
vroeger de regeling onvoldoende was.
Het amendement-Poppe wordt verworpen
met voorstemmiug alleen van de soc.-dem
leden.
Bij post 153: onderhoud der wachthuizen
enz. maakt de heer POPPE aanmerking op
eenige der onderdeelen, waarop naar zijno
meening kan worden bezuinigd. Hij spreeki
den wenseh uit, dat het onderhoud der wacht
huizen op wat meer bescheiden voet zal ge
schieden.
De VOORZITTER 'herinnert er aan, dat d<
bedragen zijn genomen naar sommen, die eet
vorig jaar ziju toegestaan. Hij meent dat it
dezen niet veel valt te bezuinigen.
Bestrijding van ziekten
Bij post 162: kosten ter voorkoming en be
strijding van ziekten zegt de heer SLIM!
GENBERG te hopen, dat B. en W. spoed i».
zullen onderzoeken of het aantal barakkei
niet moet worden uitgebreid, daar deze zaal
inderdaad heel urgent is.
Keuringsdienst
Bij post 163: kosten van den keurings'
dienst enz. bespreekt de heer POPPE d
keuring van toebereide vleescbwareu. Hi
acht, dat men kleine partijen kan keuren aai
huis misschien en dan op dezelfde manier al
dat in 't slachthuis geschiedt en vraagt of F
en W. dat nog eens wenschen te overwegei-
Op die manier kan men belanghebbende
helpen en de keuring zal daaronder niet lx
hoeven te lijden.
De heer KRUSEMAN adht dat wat de hee
Poppe wil, niet zal zijn te bereiken, da
moeilijk de grens is te stellen wat een klein
partij is en wat niet. Iu 't algemeen betwie
spreker dat de handelaren van de keurin
zooveel last ondervinden. Volgens hem star"
een huiskeuring ten aelitca* hij eene in hij
slachthuis, naar indertijd uit een rapport
gebleken.
De heer VISSER acht, dat de haudelare'
wel veel la6t van de keuring hebben; ander,
zouden zij er zich niet zoo tegen vcrzettoij'
Over een buiskeuring treedt 6pr. in bijzet i
dorheden.
De VOORZITTER herinnert dat een adrt;
van winkeliers in handen van B. en W. oi
advies is gesteld en dat men dus later
zaak breed kan bespreken.
De heer POPPE meent dat wel is uit 1
maken wat een kleine partij is.
De heer Schreuders komt ter vergaderinj.
.Gymnasten
Bij post 192: kosten van het gymnasia r,
houdt de heer SCHRAM 'n pleidooi voor ec
uieuwe schoolgeldheffiug, die men een vori
jaar toezegde en waartoe men nu verklaa
geen plannen te hebben.
De heer LOOSJES antwoordt, dat iu ve'
band met de tijdsomstandigheden den rarl
nog niet heeft bereikt een nieuwe 6choolgel
heffing van "t middelbaar onderwijs. Gaan'
zal spreker daartoe medewerken, mits Iri
minimum 60 blijve en dau een hooger b
drag koine voor hen, die het beter kuniu
betalen.
De heer NAGTZAAM herinnert dat c
soc.-dem. wenschen een evenredig school ge
in verband met de inkomsten van de oudei
diensten.
De post wordt aangenomen.
Stadsbibltetlice
Bij post 201: kosten van de stadsbibliothei
bepleit de heer JOOSTEN het onderdeel: aa
schaffen van hoeken en vervolgwerken,
800 te houden en dus dat niet Ie vermi
deren, naar is voorgesteld op advies van d
bibliothecaris.
Hij dient daartoe een amendement in
tevens om de jaarwedde van den amauuem
Vail bijna al die kasteelen waren de be
woners uitgeweken of gedood.
Hfj vermeed Hennes en de grootere dorpen
waar hij gevaarlijke ontmoetingen had kun
nen hebben en om half zeven, toen de dag
nog ver af was, terwijl het einde van den
nacht nog door een dikken nevel werd ver
duisterd^ bereikte hij Vitré, welks kasteel en
torens zich als sombere gevaarten onduide
lijk tegen den donkeren hemel afteekenden.
Door bnks af te slaan kwam hii in een
korte laan, die uitliep op een zorgvuldig ge
sloten hek.
Hij reed langs den muur van een klein park
en gekomen op een punt waar een paviljoen
tegen dien muur was aangebouwd, hief hjj
~ach in zijn stijgbeugels op, klopte met den
mop van zijn rijzweep tegen de ruiten van
een smal venster en riep met heldere stem:
Pierrel
Het venster werd onmiddellijk geopend.
Eeu jonge man van denzelfden leeftijd als
Euiter hoog zich over het kozijn en, toen
by Jean de Trémazan herkende rieu hii uit:
Gij!
Ja, ik hen het. Ik moet u spreken.
Ik kom.
Vijf minuten later zaten zij tegenover el
kaar in een vertrek, waar eeu groot hout
vuur brandde, dat zijn schijnsel wierp op die
twee jeugdige gezichten, opeu en vrijmoe
dig, waarin een vage gelijkenis viel waar te
nemen.
Pierre 'Lasson was de boezemvriend, het
„tweede ik" van Jean de Trémazan.
Te Rennes hadden zij samen sdhool gegaan
en broeders konden niet inniger aan elkaar
gehecht ziju dan die twee jongelieden.
Pierre vroeg:
Waar gaat gjj heen!
Naar Parijs.
Waarom!
Om mijn vader, mijn moedor en mijn
zuster voor het laatst weer te zien als zij
door de revolutionaire rechtbank worden ter
dood veroordeeld.
Rose!
Zij is weggevoerd met de anderen.
O! dat wist ik niet.
Pierre liet het hoofd op de borst zinken en
vroeg: Wanhoopt gij?
Kan men op het medelijden) van bloed
dorstige tijgers hopen?
Pierre Lasson beet op zijn lippen.
Als zoon van een rijken, maar burgerlijken
I rentenier van Vitré, eigenaar van belang
rijke landgoederen, was bij een vurig aan
hanger geweest van de verandering in den
regeert'ngsvorm, zoolang men niet verder
was gegaan dan de hervormingen van 1789.
maar nu betreurde hij de uitspattingen van
het schrikbewind en de bloedige vonnissen,
waarvan de eenige verontschuldiging was,
dat zij aanhaligere troffen van de prinsen en
de uitgewekenen, die met de vreemde mo
gendheden tegen de republiek samenspanden.
Jean vroeg:
Wiet gij van ons ongeluk?
Helaas! En wat wensdht gij nu?
Zelf voortvluchtig wil ik eeu middel
hebben om ongehinderd te Parijs te komen
en voor de laatste maal hen weer te zien,
die ik liefheb, de martelaren voor onze zaak.
Ik moet papieren hebben, èen certificaat van
burgerschap en oen paspoort. Gü alleen kunt
mij die verschaffen. Haast ul Heden moeten
zij voor' de rechters verschijnen en ik wil er
hij zijn.
Wanneer men wist....
Men zal Ihet niet weten. Breng mij dit
offer. Gij loopt een zeker gevaar, doch trot
seer het voor uw vriend en gij zult over het
verdere deel van mijn leveq, kunnen beschik
ken. Als ik eenmaal daarginds ben, zal ik
het rechtsgeding bijwonen en dan terugkee-
ren. Het zullen voor n drie angstige dagen
maar voor mij een onschatbare dienst zijn.
Waar is uw vader?
Te Parijs.
Zeg dat ge hem wilt gaan opzoeken. Te
Vitré kan men u niets weigeren. Qü
vertrekt met uw papieren. Bij de tweede
priesterplaats kom ik in uw plaats en gü
keert door het veld naar hier terug, waar
ge u gedurende drie dagen verborgen houdt.
Wat is eenvoudiger?
Het is waar.
Ziet ge wel? Niets is gemakkelijker,
maar haast u. Heden moeten zii voor de re
volutionaire rechtbank verschijnen en ik wil.
er bij zijn.
Hebt gij geld noodig?
Neen, dat heb ik.
Om 9 uur, halverwege Vitré en Laval, had
de verwisseling plaats.
Jean de Trémazan nam het postpaard' van
zijn vriend en gaf hem zijn brave paard, dat
nog flink liep en er goed uitzag, ondanks
den vermoeienden rit, dien het gemaakt had.
Pierre Lasson keerde in het verborgene
naar huis terug langs langs paden, die om
zoomd waren door doornhagen of door groote
eiken, geplant op de dijken, die de velden
omringden en te midden waarvan Vitré lag
als in een bed van groen.
Jean de Trémazan, nu van alle vrees ont
heven, omdat 'hij om zoo te zeggen van huid
verwisseld had en omdat alle wegen nu voor
hem open lagen, begaf zich regelrecht, naar
Parijs, reed met groote snelheid, nam a
elke posiplaats het beste paard, dank z
ruime fooien en om 3 uur na middernac
in een helderen, maar kouden nacht, nader
hij Parijs, waarbij !hjj denzelfden weg vote
als het convooi, dat eenige dagen vroeger z
dierbare gevangenen had overgebracht: Mt
don, Vaugirard en.l'Abbaye.
Om 4 uur, ontdaan van het stof der re
dwaalde hij door de duisternis in de omj
ving van het paleis, waar de revolutiona
rechtbank zetelde.
Hij had alleen, zijn mantel afgedaan, e
laken rok en broek van dezelfde kleur at
getrokken, die hij gekocht (bad bij een it
drager te Huodan en een roode mute, i
hem het voorkomen gaf van een trouwen
zoeker der Jacobijnenclub.
Met een breede das, die zijn kin verbi
en zijn muts diep in de oogen getrokken', v
hij nagenoeg onherkenbaar.
Trouwens, toen hij Parijs, dat destijds
ware draaikolk was, binnentrad, het h
aangedaan door een ontroering, die n
nooit vergeet, al leeft men ook nog zoo It
daarna, had hij zijn offer gebracibt.
Wel twintig maal had hij zijn leven v
len geven om dat te redden van hen, die
zou weerzien.
Hij naderde het paleis zonder een patrou
ontmoet te hebben.
(Wordt vervolgd.'
NIEUWE HHflRLE/nSCHE COURANT 1255.%JSf&B.
i l