De oorlog. Gewroken. Brieven uit Duitschland. feuilleton. STADSNIEUWS IN OORLOGSTIJD'. Berlijn, 10 December 1914. Om dezen tijd begon men in vroeger jaren al te denkon aan bet komend winterseizoen. Men iachtte en zwoegde om het Kerstfeest Send mogelijk te maken, doch de gedachten gingen daarbij verder. Kerstmis was het blijde, vroolijke, door liefdadigheid opgeluisterde slot van het jaar, doch het Nieuwe Jaar trok reeds meer belangstelling. In Januari kwamen immers de hoffeesten, dan begon in alle kringen een reeks van feestelijkheden, van diners, bals. soupers, in onafgebroken duur lot eind Februari toe: HEI' seizoen. Dan vond ieder gelegenheid voor mondaine genoegens in hooger of lager sfeer, dan roesde het leven als een schit terende droom voorbij.Jeugd en schoon heid lieten zich gelden op de planken der groote wereld, doch ook voor de eerzucht der ouderen was gelegenheid te over om een rol te spelen. De weldadigheidsfeesten vorm den het middelpunt van dit streven van jong en oud. Maanden, ja soms een half jaar te voren was zoo'n feest waarvoor gewoon lijk liet costuum van een zekeren tijd voor geschreven was en dat levendig aan het ^Dtrum und Dran" van onze studentenmaske rade herinnerde, al tot in de kleinste de tails geregeld. Reusachtige comité's, weer onderverdeeld in eerecomité's en uitvoeren de comité's vaak uit een honderd personen van naam, rang of stand bestaande', hadden de leiding der zaken in handen. Op den feest avond zelf, of liever in den feestinacht, want vóór zes, zeven uur des morgens liep het niet ten einde, fungeerden de oudste eomité- ledcn bij de receptie der voorname gasten, jongere dames stonden in priëelen van bloe men, schonken champagne of deelden bloe men uitomzwermd door levenslustige officieren der feudale regimenten. En de jongsten wachten met popelend hart op de eerste tonen der wals, die na 't chique concert of de levende beelden de zaal in een dansvloer herschapen zou. De herinnering aan zulk een levensvreugde klinkt als een «sprookje in dezen tijd van zwarte kleeren, van droefenis en rouw om de gesneuvelden, in vele harten van jonge vrouwen. Feesten van dezen aard zal de komende win ter niet kunnen brengen en er zal niet wor den gedanst. Wel wordt er weldadigheid uit geoefend op groote schaal, wel zijn ook daar voor gr oo te bijeenkomsten van vele men- sohen beraamd, doch slechts ernstige concert muziek zal er klinken en in plaats van het bal zal het vertoonen van lichtbeelden den avond besluiten. En wel wordt er nog ge danst in Berlijn, doch door kinderen, die dans les hebben, en alle pogingen van^ zaalbezit- tCTS om het dans verbod tenminste in besloten kringen opgekloven te zien zijn tot nog toe vruchteloos geweest. Trouwens men kan zich niet voorstellen, dat er mensohen te vinden zijn die werkelijk van zulk een verlof gebruik zouden maken. De opbrengst der tentoonstellingen die thans gehouden worden zijn ook bijna steeds vpor de leniging van den oorlogsnood bestemd. Dat wil echter niet zeggen dat zij; op zich zelf geen belangstelling verdienen. Integendeel. Zoo is de artistieke waarde van een tentoon stelling van transparante Kerstplaten-in-kleu- ren, reproducties naar beroemde schilderijen van Italiaansche en andere meesters, louter voorstellingen van de II. Maagd met het .Chris tuskind, die thans ten behoeve van het stede lijk oorlogsfonds in het Berlijnsclie Raadhuis gehouden wordt, niet alleen zeer groot, doch men staat alweer verbaasd over, de zelftucht van een volk, dat midden in den geweldigsten oorlog |die ooit "het land bedreigde nog zooveel zin heeft voor poëzie, voor, kleurenweelde en lijnenschoönbeid. Dti volk trekt niet al leen zingend in den slag, doch het toont met terdaad dat „Dteuteohland Deutschland über alles" in zijn mond geen holle phrase be duidt. Eten bijzondere soort van weldadigheid be staat in dezen Kersttijd in de zorg voor, de lichtgewonden, die zich in grooten getale te Berlijn bevinden. Velen van hen, die hier geen familie of kennissen bezitten slenteren vaak rond zonder te weten .Waarheen en ook d,e sigaren of bloemen,' die mannelijke of vrouwelijke voorbijgangers hun in de hand drukten, konden hen niet een ganschen namid dag voor verveling bewaren. Dlaarom was het een goede gedachte tehuizen voor de mid daguren voor hen in te' richten en wel vooral in de Westelijke wijken .waar vele ambu lances zijn. Zij worden er onthaald op thee of koffie meit gebak, zij vindén et lectuur en allerlei gezelschapspeien. Bizonder goed hebben het de gewonden van een der groot© ziekenhuizen in de buurt van Berlijn, dat onder speciale bescherming der prinses August Wilhelm staat. Zij noodigt allen voor zij ontslagen worden in haar Bör- lijnsche paleis 'a namiddags op een kop kof fie, die zijzelve inschenkt, terwijl de kleine .tweejarige prins cigaretten verdeelt. Dé kroon prinses, 'die evenals de keizerin ook vele ambulances buitenaf bezoekt en alle repre sentatieplichten der barmhartigheid vervult en prinses Eitol Fricdrich toonen bizondere belangstelling voor het inrichten van am bulance-treinen. Van de jonge „Kriegsgetrau- fe" gemalinnen van prins Oskar en prins Adalbert hoort men in het openbaar niet veel. Een voorbeeld' van fijnen takt geeft de grijze groothertogin Louise van Baden, die aan de gewoonte van sommige geneeslieeren, door hen uit de wonden geextirpeerde stukken am munitie bij hun collectie daarvan in te lij ven, in heit ondier hare protectie staande zie kenhuis een eind' maakte door deze kogels en splinters in een smal zilveren randje te laten vatten en ze den gewonden bij; hun ontslag als souvenir uit te reiken. DE VERANTWOORDELIJKHEID VAN SIK EDWARD GREY. J. Ramsay Macdonaid, de leider der Engel- sche Arbeiderspartij, heeft in de „Continental Times" No. 1057 een hoogstbelangrijk artikel geschreven, waarin hij op koele wijs de verant woordelijkheid. der Engelsche leidende staatslie den vaststelt. Dit merkwaardige stuk, dat in en buiten Engeland hoogelijk de aandacht trekt, luidt in hoofdzaak als volgt: „Op dien noodlottigen Zondag, den 2den Augustus, trof ik een lid van het Kabinet in Whitehall, die inij een verhaal deed van rappor ten en gesprekken tusschen bliitenlandsche mi nisters en gezanten, welke zouden gepubliceerd worden, om liet bewijs daardoor te brengen, dat wij steeds naar den vrede hadden gestreefd en Duitschland met geweld den oorlog had gewild. Dat zal een grooten invloed op de publieke opinie uitoefenen, meende hij, en hij heeft gelijk gekregen ook. Het draagt tot titel: „Korrespon- deniie over de Europeesche Crisis" en wordt al gemeen genoemd „Het Engelsche Witboek". Ik zou hier nu gaarne een paar opmerkingen ma ken, om de beteekenis van het brochuretje te ver klaren Het begin wordt gevormd door een onderhoud tusschen Sir Edward Grey en den Duitschen ambassadeur op 20 Juli betreffende de Oosten- rijksche Nota wegens de afstraffing van Servië. Het slot vormt dan Engeland's Ultimatum aan Duitschland op 4 Augustus. Uit dit eerstgemelde onderhoud blijkt met ta melijk groote zekerheid: 1. Sir Edward Grey trachtte tot het aller laatst een Europeeschen oorlog te voorkomen. 2. Duitschland heeft zoo goed als niets ge daan, om den vrede te bewaren, het is echter niet bewezen, dat het Oostenrijk Heeft aangemoe digd inzake de Servische kwestie. 3. De Russische mobilisatie heeft Duitsch land tot den oorlog gedwongen. 4. Rusland en Frankrijk hebben van den be ginne af getracht door open druk, zoowel als door list, ons een belofte af te dwingen, hen in geval van oorlog te hulp te komen. 5. Ofschoon Sir Edward Grey hun geen vaste belofte kon geven, zoo heeft hij toch den Duitschen gezant te Londen te verstaan gege ven, dat wij waarschijnlijk niet buiten het con flict zouden kunnen blijven staan. 6. Tijdens de onderhandelingen deed Duitsch land een poging, om onze wenschen in bepaalde opzichten te voorkomen, om daardoor zich van onze onzijdigheid te verzekeren. Onder die voor stellen waren ér die zeer stuitend waren, wij heb ben echter van onzen kant geen poging gedaan, deze langs diplomatieken weg minder stuitend te maken. Sir Edward Grey neeft ze ten slotte alle afgewezen. Ten slotte was Duitschland zoo zeer ermede vervuld den oorlog gelocaliseerd te houden, dat Sir Edward Grey door den Duit schen gezant zelfs werd gebeden, zijn eigen on- zijdigheidsvoorwaarden bekend te maken. In deze aangelegenheid wees sir Edward zelfs iédere discussie af. Deze feiten zijn nóch door Mr. Asquith, nóch door sir Edward Grey in het parlement te berde gebracht. 7. Toen sir Edward Grey inzag, dat de vrede tusschèn Duitschland en Rusland niet meer houdbaar was, heeft hij er met opzet het er op toegelegd ons mede in den oorlog te be trekken, doordat hij België als hoofdvoorwend sel opgaf. Hiermede is de tendenz van het Witboek bloot gelegd. Daaruit kunnen we duidelijk zien, dat diege nen, die vóór den 2den Augustus de onzijdig heid van Engeland begunstigden, ook na de publicatie van het Witboek daarbij hadden die nen te blijven. „Nu schijnt er een tegenspraak in te liggen, dat sir Edward Grey allereerst trachtte den Europeeschen vrede te handhaven, en dat hij later, toen hem dat niet gelukt was, evenveel kracht aanwendde, om Groot-Brittannië in den strijd te betrekken. Toch is dat niet het geval. De verklaring hiervoor vindt men daarin zegt Ramsay Macdonaid dat onze opvatting, dat reeds sedert acht jaar sir Edward Grey als gevaarlijk voor den Europeesdien vrede moest worden aangezien en zijn politiek als een onge luk voor ons land (Engeland) moest worden Be schouwd, volkomen gerechtvaardigd is. Van twee soorten politiek kan er diftr Groot- Brittannië in Europa slechts één soort gevolgd owrden. Zij kan zich in het algemeen op een vriendschappelijk standpunt stellen tegenover de andere Europeesche machten, in geval van nood met ieder van hen afzonderlijk onderhandelen, en in vragen van algemeen belang met alle naties samenwerken. Er bestaat evenwel een veel verlokkender poli tiek die gemakkelijker en meer direct werkend schijnt, doch in werkelijkheid veel zwaarder, ge vaarlijker en moeilijker doorvoerbaar is. Die poli tiek is die van het „Machtsevenwicht" door bondgenootschappen! Hiertoe nemen meestal zwakke en kortzichtige ministers hun toevlucht, wijl dat de politiek is van het instinct en niet die van het nuchter verstand. Zij was het, die machtsgroepeeringen vormde op het vasteland. Daardoor werd Europa in twee groote vijande lijke legerkampen verdeeld: Duitschland, Oos tenrijk en Italië aan d eneenen kant, Rusland, Frankrijk en wij aan den anderen kant. De ge volgen van deze soort politiek zijn argwaan, en oorlogstoerustingenhun doel is de oorlog en de vernietiging van het „evenwicht". Komt de oorlog nu echter toch, dan moet hij ook algemeen worden. Iedere natie houdt zich vast aan het een of andere touw en glijdt er één uit, dan worden hare bondgenooten mee gesleurd. Wij weten uit practische ondervinding, dat de ergste soort van bondgenootschappen, de „En tente" is. Een bondgenootschap is iets duidelijk afgebakends. Ieder is van zijn verantwoording doordrongen. Maar een „Entente" is een volks bedrog! Toen Mr. Asquith en sir Edwrrd Grey het Lagerhuis steeds en steeds weer verzekerden, dat wij door onze Entente geen verplichtingen op ons genomen hadden, toen zeiden ze, wat woordelijk waar was, maar inderdaad een leugen was! Daarom prefereeren domme en oneerlijke staats lieden de Entente boven het bondgenootschap. Het maakt het hun mogelijk, heel bepaalde feiten te gaan zien door den sluier van sentimenteele onzekerheid. Hadden we een bepaald bondge nootschap met Frankrijk en Rusland gehad, dan ware het onderscheid dit geweest, dat wij en alle anderen met ons, geweten hadaen, waaraan wij ons hadden te houden en in hoeverre ons de handen gebonden waren en dan ware hoogst waarschijnlijk de oorlog af te wenden geweest! Italië kon vrij blijven, omdat zijn bondgenoot schap het slechts geringe verplichtingen oplegde. Wij daarentegen werden in den oorlog meege sleurd, omdat we ons door onze „Entente" ver plicht hadden, en ons daardoor dus bevonden tegenover een ondefinieerbare verwarring." Dit werkt Ramsay Macdonaid dan verder uit het stuk is te uitvoerig om het hier letterlijk te volgen en hij vervolgt dan: „De Engelsche natie was (door Grey's Enten te) zoozeer verplicht voor Frankrijk en Rusland in het krijt te treden, dat sir Edward iedere voorslag, dien Duitschland ons deed, om neu traal te blijven, glad afwijzen moest. Derhalve was het hem dan ook toen hij in het Lagerhuis over de gepleegde onderhandelingen rapporteer de, onmogelijk, ons de geheele waarheid te zeg gen, of onpartijdig te blijven bij datgene, wat hij zegde. Hij bespotte de Duitsche verzekering met betrekking tot de Belgische kwestie met de bewering, dat slechts de integriteit des lands en niet die zijner onafhankelijkheid was gegaran deerd. Doch toen de werkelijke briefwisseling werd gepubliceerd, bevond men, dat die onaf hankelijkheid wel degelijk was gewaarborgd. Maar dit is nog niet het ergste. Het „Witboek" bevat meerdere aanbiedingen, die ons door Duitschland gemaakt waren, om onze neutrali teit te verkrijgen. Van deze was er echter geen een, die naar den vorm acceptabel was en Sir Edward liet ons in het geloof, dat deze onvol doende voorslagen de éénige waren, die Duitsch land had gemaakt. En de Premier deed later net zoo. Beiden hielden ze de waarheid achterbaks. Volgens het Witboek had de Duitsche gezant met sir Edward Grey op 1 Augustus een samen komt en onze Minister van Buitenlandsche Zaken maakt de volgende notitie over dat onderhoud: „De gezant drong er krachtig bij mij op aan, dat ik de voorwaarden zou noemen, waarop wij neu traal zouden willen blijven. Hij sloeg zelfs voor, dat de integriteit van Frankrijk en zijne koloniën gewaarborgd zouden kunnen worden." Sir Edward Grey zag ervan af, de vraag der neutraliteit onder welke voorwaarde ook, in overweging te willen nemen, en liet het na aan het Lagerhuis een bericht over dit onderhoud voor te leggen. Waarom? Het was toch de ge wichtigste voorslag, dien Duitschland ons ge maakt had. Ware ons dit door sir Grey gezegd geworden, dan had zijn rede onmogelijk een oorlogszuch tige stemming kunnen te voorschijn roepenEen vaststaand feit is, dat de heer Grey de eer der natie buiten haar weten had verpand, om voor Frankrijk en Rusland ten strijde te trekken, zoo dat hij zelfs niet eens in staat was, de neutra liteit te kunnen bediscussiëeren. Zoo stonden de zaken op 20 Juli en ze zijn door eenige hande ling van den kant van Duitschland na dit tijd stip niet beïnvloed geworden. De rechtvaardigingen, die men tracht te ge ven, zijn niets anders dan de uitvluchten, die de ministers steeds gebruiken, om hun fouten te trachten goed te praten. Laat ons b.v. het geval met België eens nader beschouwen. Sedert jaren is het bekend geweest, dat ingeval van een oor log tusschen Frankrijk en Rusland aan den eenen kant en Duitschland aan den anderen, het voor Duitschland de eenig mogelijke mili taire tactiek ware, Frankrijk direct aan te grij pen, door over Belgisch gebied te marcheeren en dat het daarna zou moeten omkeeren, om zich met de Russen te meten. Die plannen hadden we in ons mir isterie van oorlog; ze werden publiek bediscussieerd tijdens de Agadir-kwestie en in enkele dagbladen openlijk behandeld, speciaal in een artikel van Mr. Belloc. In het jaar 1870 heeft Mr. Gladstone ver klaard, dat in een „algemeenen oorlog" de for- meele neutraliteit zou kunnen worden geschon den. Hij sprak in het Engelsche Lagerhuis in Augustus 1870 als volgt: „Ik ben niet in staat, de leer van diegenen toegedaan te zijn, die in dit Huis beweren, dat het eenvoudige feit van een bestaande verzeke ring, alle deelnemers zonder eenigszins de bij zondere situatie, waarin zulk een deelnemer kan geraken, in aanmerking te nemen, verplichtin gen oplegt, als de gelegenheid om volgens de gemaakte afspraken te handelen is opgetreden." Duitschland's afspraken betreffende België zijn door Mr. Gladstone geaccepteerd gewor den. Had echter Frankrijk besloten, Duitschland door België heen, te attaqueeren, dan zou sir Edward Grey daartegen niets hebben inge bracht, doch hij zou zich hebben trachten te rechtvaardigen, door zich op Gladstone te be roepen. Duitschland's militaire plannen waren ons door de inlichtingen- en geheimen spionnage- dienst volkomen bekend. Wij wisten, dat de weg door België heen, een der hoofdpunten daarvan was. Het was voor ons dus een schoone gelegenheid, een desinteressement daarin te vinden, om ons aan de verplichtingen van de Entente te onttrekken. Het is algemeen bekend, dat een natie niet gaarne vecht, als het doel niet door een zeker idealisme wordt opgefleurd. De „Daily Mail" leverde liet idealisme voor den Zuid-Afrikaan- schen oorlog, doordat zij het volk voorloog, dat Britsche vrouwen en kinderen daar met de sjambok werden afgeranseld. Het idealisme voor dezen oorlog werd door onze regeering geleverd, doordat zij ons liet verhaaltje opdischte, dat de onafhankelijkheid van België door ons inoest hooggehouden. Nog vóórdat Duitschland en Frankrijk omtrent dit punt door onze regeering aan den tand gevoeld werden, omdat zij de militaire situatie in beide landen volkomen kende, wist zij van te voren, dat Frankrijk een bevredigend antwoord kón geven, terwijl Duitschland niet in staat verkeerde, dit te doen. Het was een keurig, klein stukje van echte hui chelarij, dat door de prachtige ridderlijkheid van de Belgen door onze regeering voorloopig kon verheimelijkt worden." Ramsay Macdonaid concludeert ten slotte: „Tot zoover de feiten. Het is een oorlog, door een zestal diplomaten eigenlijk veroorzaakt. Tot op 't moment, waarop de diverse gezanten terug geroepen werden, verkeerden de volkeren vreed zaam onder elkaar, zonder eenigen haat of nijd. Een half dozijn mannen bracht Europa aan den rand des afgronds.... Europa kwam te vallen omdat het zich niet meer houden kon. Heden ten dage zijn onze gelukkige economische vooruit zichten, die we nog veertien dagen vóór den oorlog koesterden, uiterst verminderd. Een vreeselijk lijden is er tusschen ons geko men; velen van ons gaan hun ruïne tegemoet; kleine bloeiende zaken zijn vernietigd, de geringe inkomens zijn verdwenen; ellende heerscht onder ons en de dood gaat hand in hand met die ellende. Vragen wij ons in kalmte en met open oog af: „Waarom is dat verschrikkelijke over ons gebracht?" dan is het eenige antwoord daarop: „Omdat onze buitenlandsche politiek sedert acht jaar door sir Edward Grey is geleid geworden. Zijn kortzichtigheid én zijne fouten hebben dat alles over ons gebracht".,. GEMEENTERAAD. De begroeting voor 1915. (.Vervolg zitting van gisteren). Politie, I Bij post 147: jaarwedde politie, bepleit de lieer POPPE om het te doen met "Wat min der hoofdambtenaren in de toekomst, om zoodoende te bezuinigen. De VOORZITTER zegt daarvan over we-- ging toe. Echter hij vond den toestand zoo-' als hij nu is en wat de heer Poppe bedoelt ie een heele reorganisatie van den dienst De heer POPPE dient een amendement in' om te schrappen 't onderdeel van poet 151: vergoeding voo het opvangen van honden, niet voorzien van een belastingpenning groot 1.50. De heer BREGONJE kan daarin alleen medegaan, indien wordt voorgesteld 't sala ris van den agent te verhoogeu. De VOORZITTER ie er tegen 0111 dien post te schrappen. De heer DE BREUK-herinnert er aan, dat na 't toekennen van 'n premie veel meer hou- den worden opgevangen en dat mitsdien de maatregel is gebleken goed te werken. De keer POPPE veronderstelt dat dan vroeger de regeling onvoldoende was. Het amendement-Poppe wordt verworpen met voorstemmiug alleen van de soc.-dem leden. Bij post 153: onderhoud der wachthuizen enz. maakt de heer POPPE aanmerking op eenige der onderdeelen, waarop naar zijno meening kan worden bezuinigd. Hij spreeki den wenseh uit, dat het onderhoud der wacht huizen op wat meer bescheiden voet zal ge schieden. De VOORZITTER 'herinnert er aan, dat d< bedragen zijn genomen naar sommen, die eet vorig jaar ziju toegestaan. Hij meent dat it dezen niet veel valt te bezuinigen. Bestrijding van ziekten Bij post 162: kosten ter voorkoming en be strijding van ziekten zegt de heer SLIM! GENBERG te hopen, dat B. en W. spoed i». zullen onderzoeken of het aantal barakkei niet moet worden uitgebreid, daar deze zaal inderdaad heel urgent is. Keuringsdienst Bij post 163: kosten van den keurings' dienst enz. bespreekt de heer POPPE d keuring van toebereide vleescbwareu. Hi acht, dat men kleine partijen kan keuren aai huis misschien en dan op dezelfde manier al dat in 't slachthuis geschiedt en vraagt of F en W. dat nog eens wenschen te overwegei- Op die manier kan men belanghebbende helpen en de keuring zal daaronder niet lx hoeven te lijden. De heer KRUSEMAN adht dat wat de hee Poppe wil, niet zal zijn te bereiken, da moeilijk de grens is te stellen wat een klein partij is en wat niet. Iu 't algemeen betwie spreker dat de handelaren van de keurin zooveel last ondervinden. Volgens hem star" een huiskeuring ten aelitca* hij eene in hij slachthuis, naar indertijd uit een rapport gebleken. De heer VISSER acht, dat de haudelare' wel veel la6t van de keuring hebben; ander, zouden zij er zich niet zoo tegen vcrzettoij' Over een buiskeuring treedt 6pr. in bijzet i dorheden. De VOORZITTER herinnert dat een adrt; van winkeliers in handen van B. en W. oi advies is gesteld en dat men dus later zaak breed kan bespreken. De heer POPPE meent dat wel is uit 1 maken wat een kleine partij is. De heer Schreuders komt ter vergaderinj. .Gymnasten Bij post 192: kosten van het gymnasia r, houdt de heer SCHRAM 'n pleidooi voor ec uieuwe schoolgeldheffiug, die men een vori jaar toezegde en waartoe men nu verklaa geen plannen te hebben. De heer LOOSJES antwoordt, dat iu ve' band met de tijdsomstandigheden den rarl nog niet heeft bereikt een nieuwe 6choolgel heffing van "t middelbaar onderwijs. Gaan' zal spreker daartoe medewerken, mits Iri minimum 60 blijve en dau een hooger b drag koine voor hen, die het beter kuniu betalen. De heer NAGTZAAM herinnert dat c soc.-dem. wenschen een evenredig school ge in verband met de inkomsten van de oudei diensten. De post wordt aangenomen. Stadsbibltetlice Bij post 201: kosten van de stadsbibliothei bepleit de heer JOOSTEN het onderdeel: aa schaffen van hoeken en vervolgwerken, 800 te houden en dus dat niet Ie vermi deren, naar is voorgesteld op advies van d bibliothecaris. Hij dient daartoe een amendement in tevens om de jaarwedde van den amauuem Vail bijna al die kasteelen waren de be woners uitgeweken of gedood. Hfj vermeed Hennes en de grootere dorpen waar hij gevaarlijke ontmoetingen had kun nen hebben en om half zeven, toen de dag nog ver af was, terwijl het einde van den nacht nog door een dikken nevel werd ver duisterd^ bereikte hij Vitré, welks kasteel en torens zich als sombere gevaarten onduide lijk tegen den donkeren hemel afteekenden. Door bnks af te slaan kwam hii in een korte laan, die uitliep op een zorgvuldig ge sloten hek. Hij reed langs den muur van een klein park en gekomen op een punt waar een paviljoen tegen dien muur was aangebouwd, hief hjj ~ach in zijn stijgbeugels op, klopte met den mop van zijn rijzweep tegen de ruiten van een smal venster en riep met heldere stem: Pierrel Het venster werd onmiddellijk geopend. Eeu jonge man van denzelfden leeftijd als Euiter hoog zich over het kozijn en, toen by Jean de Trémazan herkende rieu hii uit: Gij! Ja, ik hen het. Ik moet u spreken. Ik kom. Vijf minuten later zaten zij tegenover el kaar in een vertrek, waar eeu groot hout vuur brandde, dat zijn schijnsel wierp op die twee jeugdige gezichten, opeu en vrijmoe dig, waarin een vage gelijkenis viel waar te nemen. Pierre 'Lasson was de boezemvriend, het „tweede ik" van Jean de Trémazan. Te Rennes hadden zij samen sdhool gegaan en broeders konden niet inniger aan elkaar gehecht ziju dan die twee jongelieden. Pierre vroeg: Waar gaat gjj heen! Naar Parijs. Waarom! Om mijn vader, mijn moedor en mijn zuster voor het laatst weer te zien als zij door de revolutionaire rechtbank worden ter dood veroordeeld. Rose! Zij is weggevoerd met de anderen. O! dat wist ik niet. Pierre liet het hoofd op de borst zinken en vroeg: Wanhoopt gij? Kan men op het medelijden) van bloed dorstige tijgers hopen? Pierre Lasson beet op zijn lippen. Als zoon van een rijken, maar burgerlijken I rentenier van Vitré, eigenaar van belang rijke landgoederen, was bij een vurig aan hanger geweest van de verandering in den regeert'ngsvorm, zoolang men niet verder was gegaan dan de hervormingen van 1789. maar nu betreurde hij de uitspattingen van het schrikbewind en de bloedige vonnissen, waarvan de eenige verontschuldiging was, dat zij aanhaligere troffen van de prinsen en de uitgewekenen, die met de vreemde mo gendheden tegen de republiek samenspanden. Jean vroeg: Wiet gij van ons ongeluk? Helaas! En wat wensdht gij nu? Zelf voortvluchtig wil ik eeu middel hebben om ongehinderd te Parijs te komen en voor de laatste maal hen weer te zien, die ik liefheb, de martelaren voor onze zaak. Ik moet papieren hebben, èen certificaat van burgerschap en oen paspoort. Gü alleen kunt mij die verschaffen. Haast ul Heden moeten zij voor' de rechters verschijnen en ik wil er hij zijn. Wanneer men wist.... Men zal Ihet niet weten. Breng mij dit offer. Gij loopt een zeker gevaar, doch trot seer het voor uw vriend en gij zult over het verdere deel van mijn leveq, kunnen beschik ken. Als ik eenmaal daarginds ben, zal ik het rechtsgeding bijwonen en dan terugkee- ren. Het zullen voor n drie angstige dagen maar voor mij een onschatbare dienst zijn. Waar is uw vader? Te Parijs. Zeg dat ge hem wilt gaan opzoeken. Te Vitré kan men u niets weigeren. Qü vertrekt met uw papieren. Bij de tweede priesterplaats kom ik in uw plaats en gü keert door het veld naar hier terug, waar ge u gedurende drie dagen verborgen houdt. Wat is eenvoudiger? Het is waar. Ziet ge wel? Niets is gemakkelijker, maar haast u. Heden moeten zii voor de re volutionaire rechtbank verschijnen en ik wil. er bij zijn. Hebt gij geld noodig? Neen, dat heb ik. Om 9 uur, halverwege Vitré en Laval, had de verwisseling plaats. Jean de Trémazan nam het postpaard' van zijn vriend en gaf hem zijn brave paard, dat nog flink liep en er goed uitzag, ondanks den vermoeienden rit, dien het gemaakt had. Pierre Lasson keerde in het verborgene naar huis terug langs langs paden, die om zoomd waren door doornhagen of door groote eiken, geplant op de dijken, die de velden omringden en te midden waarvan Vitré lag als in een bed van groen. Jean de Trémazan, nu van alle vrees ont heven, omdat 'hij om zoo te zeggen van huid verwisseld had en omdat alle wegen nu voor hem open lagen, begaf zich regelrecht, naar Parijs, reed met groote snelheid, nam a elke posiplaats het beste paard, dank z ruime fooien en om 3 uur na middernac in een helderen, maar kouden nacht, nader hij Parijs, waarbij !hjj denzelfden weg vote als het convooi, dat eenige dagen vroeger z dierbare gevangenen had overgebracht: Mt don, Vaugirard en.l'Abbaye. Om 4 uur, ontdaan van het stof der re dwaalde hij door de duisternis in de omj ving van het paleis, waar de revolutiona rechtbank zetelde. Hij had alleen, zijn mantel afgedaan, e laken rok en broek van dezelfde kleur at getrokken, die hij gekocht (bad bij een it drager te Huodan en een roode mute, i hem het voorkomen gaf van een trouwen zoeker der Jacobijnenclub. Met een breede das, die zijn kin verbi en zijn muts diep in de oogen getrokken', v hij nagenoeg onherkenbaar. Trouwens, toen hij Parijs, dat destijds ware draaikolk was, binnentrad, het h aangedaan door een ontroering, die n nooit vergeet, al leeft men ook nog zoo It daarna, had hij zijn offer gebracibt. Wel twintig maal had hij zijn leven v len geven om dat te redden van hen, die zou weerzien. Hij naderde het paleis zonder een patrou ontmoet te hebben. (Wordt vervolgd.' NIEUWE HHflRLE/nSCHE COURANT 1255.%JSf&B. i l

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1914 | | pagina 5