PETTEN Gewroken. Ingezonden Mededeeling simei* shise P. J. JANSSEN DE OORLOG RECHTSZAKEN. ROND D£ UüUhdilE Sanguinose (in vacuo!) FEUILLETON OE TOESTAND IN BELGIE k Warmüesstr. goedkoopst adi*esi (Van onsen Brusselschen correspondent.) Brussel, 12 April 1915. De vleesctivoorzieniag is een kwestie, welke de «•evoiki jg ernstig bezig houdt en heel wat onrust ^ekt. De bevolking is nog steeds bevreesd, dat °P een goeden dag geen vleesch meer zal voor handen zijn. Heimelijke ongeluksprofeten hebben reeds gebrek aan brood voorspeld en doen nu •het het vleesch hetzelfde. Anderen waarschuwe» voor zulke donkere Voorspellingen, ook omdat het de onrust der be volking slechts noodeloos verhoogt. Tot geruststelling voor velen heeft gegolden vvat een ter zake kundige, de heer de Luyck, directeur van het abattoir van Cureghem, over de Vleeschvooi /.iening heeft geschreven in een der Brusselsche bladen. Hij schrijft, dat de geruch ten over het gebrek aan vleesch in België sterk overdreven worden voorgesteld. Wel geeft hij toe, 4at België drie moeilijke maanden, nl. April, Mei en Juni zal moeten meemaken, doordat de behoeften aan vleesch hoofdzakelijk moesten wor den gedekt door Oost-Vlaanderen en uit dit ge bied vooreerst geen toevoer zal mogelijk zijn. Voor dezen tijd schijnt de heer de Luyck echter zji hoop op Holland te hebben gesteld. Met veel beslistheid keert de heer de Luyck tich tegen de massa-slachting van het voorhan den Belgische vee. Hij meent, dat België buiten bet oorlogsgebied over voldoende weiland be schikt om voor het noodige veevoedsel te kunnen Zorgen. „Wij zullen drie zware maanden moeten doorworstelen, maa. reeds in Juli zal de toe stand aanmerkelijk beter zijn en dan zullen de verhoudingen weer geheel normaal zijn." Bij alle geruchten en voorspellingen over dreigend ge brek, is dit oordeel van een vakman wel van eenige beteekenis. 't Heeft er nog niet veel van, dat de Duitsche bezetting van België er op bedacht is België spoedig te zullen ontruimen of dat er wijziging l't den bestaande» toestand zal intreden. Integendeel. Het is of zij zich steeds vaster in Brussel nestelen. Dit leid ik af uit alles wat voor de soldaten gedaan wordt. Zoo is op het oogen- blik een Militair Tehuis in volle werking. Waar Vroeger de beau monde van Brussel groote con- ^rten aanhoorde en nog voor kort een lazaret ^as ingericht, daar is thans, mooi gelegen te 'hidden van het Park, een prachtig tehuis ge sticht, dat door den gouverneur-generaal werd geopend. In dat Tehuis is plaats voor meer dan 1000 soldaten. Het heeft vijf groote zalen en tal van kleine zalen. Er is een eetzaal met warande, een 'ooneelzaal met orgel, een conversatiezaal, .een ces- en schrijfzaal enz. enz. De ruimten waren fel is waar gemakkelijk voorhanden, maar yoor 'e soldaten bieden zij een schoone gelegenheid «■it ontspanning. Badgelegenheid ontbreekt zelfs niet en ook kunnen soldaten er voor langer ver blijf houden. De directeur van dit Militairen Te huis kon deze inrichtirg dan ook terecht roemen als het grootste en schoonste van alle bestaande Tehuizen. verzekeringswezen heeft in België een aan- ^olijke verandering ondergaan. Door den ge- "craal-eommissaris voor de Bankinstellingen z'jn op grond van de verordening van 26 No vember 1914 voor de verzekeringsondernemingen yan buitenlandschen oorsprong, die hun bedrijf fa België uitoefenen, inspecteurs aangesteld. Deze maatregel betrof 79 Fransche, 75 Engel- sehe en 5 Russische instellingen. De betreffende 'nspecteurs hebben het sluiten van nieuwe ver zekeringen en het verlengen der bestaande aan deze ondernemingen verboden. Het gevolg is, dat een groote opleving al spoedig viel te constatee- 'en voor de Belgische maatschappijen voor de Neutralen 'en voor de Duitsche. Vooral uit de •'eutrale landen en uit Duitschland hebben kapi taalkrachtige personen zich bij deze onderne mingen geïnteresseerd, zoodat onder de tegen woordige financiëele en economische omstandig heden in België geen noodstand voor het verze keringswezen behoeft te worden gevreesd. Als een ander bewijs, dat, naar 't schijnt, geen Serieuze wijziging in den toestand wordt ver- Wacht, zijn te noemen de plannen, welke door de «.Deputation permanente du Brabant" zijn ont worpen voor stedenbouw. Deze vereen iging werkt 'aast en in overleg met het burgerlijk bestuur de provincie Brabant en staat dit ter zijde jSj1? bemoeiingen om modernen stedenbouw te hp "T'teren, zooals deze in Duitschland wordt defend Tot toe werd in dien zin daaraan in België niet veel gedaan. Allereerst komen die steden in aanmerking, die door den oorlog geleden hebben. Elk ge meentebestuur heeft, als tot bouwen zal worden overgegaan, de opdracht gekregen de plannen te toetsen aan gezonde regelen van hygiëne en schoonheid. Met -den hoofdzetel der vereeniging, in Brussel gevestigd, moet hiervoor voeling wor den gehouden. Voor vele gemeenten wordt daar door het werk gemakkelijk gemaakt, daar niei allen in staat zijn de bouwers te adviseeren in de wijze, waarop de plannen hygiënisch en architectonisch moeten worden uitgevoerd. Door de bestaande bepalingen wordt bovendien een heid verkregen. Voor Leuven, waar het meeste zal moeten worden hersteld, is deze instelling van de meest actueele beteekenis en voor de „Députation per manente" ligt hier een ruim arbeidsveld. Zoowel wat betreft de oude traditie en wat daar goeds in schuilen kon, als wat aangaat de meeningen, welke over den aard der verwoesting gangbaar zijn geworden. De nieuwere straten, welke in hoofdzaak zijn verwoest, zullen nu wat plan van bebouwing daarin doen kan, worden aangepast aan de kunstwerken, welke zijn gespaard geble ven. Velen vragen zich om meer dan een reden af hoe het herrezen Leuven er in de toekomst wei zal uitzien! O. REDDEN VAN VIJANDEN OP ZEE. De nota's gewisseld, over de behandeling van Duitsche duikbootenbemanningen, die in krijgsgevangenschap geraken, zijn open baar gemaakt. De Britsche regeering betoogt, dat, ter wijl gedurende den tegenwoordigen oorlog meer dan 1000 officieren en manschappen der Duitsche marine door Britsche oorlogs schepen uit zee worden gered, in geen enkel geval slechts een officier of mindere van de Britsche oorlogsmarine door de Duit sche rs werd gered. Daartegenover verklaart men van bevoog de (Duitsche) zijde: In de gevallen waarin Britsche oorlogs schepen door Duiteclue duikbooten werden in den grond geboord, was er zooals vanzelf spréékt, geen kwestie van het redden van de Britsche bemanningen, daar duikibooten daartoe niet in staat zijn. In het gevecht bij Helgoland (28 Augustus 1914), bii de aanval len op de Britsche kust op 2 November en 16 December werden torpedobooten vernield. Doch de Britsche regeering kan die gevallen moeilijk bedoelen, daar zij den ondergang dier vaartuigen ontkent. In het gevecht bij Doggersbank op 24 Ja nuari zijn weliswaar het Britsche elagsdhip Tigér en enkele Britsche torpedobooten ge zonken, doch ook deze kan de Britsche re geering niet meenen, daar zij officieel heeft verklaard, dat alle schepen, die aan dat ge vecht hadden deelgenomen, terugkeerden. Den 20en September werd de Britsche kruiser Pegasus door den kleinen kruiser Königsberg vernield. De Königsberg was toen buiten de haven en kon zooals vanzelf spreekt niet voor de redding van de beman ning van de Pegasus een vijandelijke haven binnenloopen. Derhalve blijft slechts over de slag bij Coronel, waarin het Duitsche kruisereskader 1 November twee Britsche gepantserde krui sers vernielde. Den Britsohen gepantserden kruiser Good Hope verloren de Duitsche schepen met het vallen van de duisternis, uit het gezicht. Zij zochten dit schip, doch konden het niet meer vinden en wisten niet of het schip misschien niet was gezonken en zoo ja, waar. Dat onder die omstandigheden niemand van de bemanning van Good Hope kon worden gered, blijkt duidelijk. Toen de Monmouth zonk, was slechts de Nurnberg in de buurt. Waarom van dit schip niemand werd 'gered, kan blijken uit een brief van den zoon van graaf Von Spee, die schreef: „De Monmouth zonk zonder dat wii ook maar een man konden redden, vooreerst door de hocge zee, die het onmogelijk maakte booten te strijken, maar dan ook daar er nieuwe rookwolken aan den horizon werden gezien, welke, naar wij hoopten, van nieuwe vijan den afkomstig waren. Wij voeren op ben af". Ook de opperbevelhebber graaf Von Spee zelf schreef in een brief: „Helaas maakte de hooge zee het onmogelijk te redden." In Duitschland heeft men zonder eenige terughouding erkend, dat de Britsche oor logsschepen herhaaldelijk na gevechten Duitsche zeelui hebben gered, In niemand is het echter opgekomen in Duitschland een aanklacht te doen hooren over het feit, dat toen bij de Falklandseilanden de Duitsdhe kruiser Scharn horst met wapperende vlag- I gun, op klaarlichten dag en bij kalme zee zonk; niemand werd gored, ondanks het feit, dat talrijke Britsche schepen in de buurt waren. Uit liet bovenstaande volgt, dat geduren de den gobcelen oorlog de Duitsche schepen- nimmer de gelegenheid hadden de bemannin gen van Britsche oorlogsschepen te redden. Evenals de Duitsche regeering, is dit ook de Britsche regeering bekend. Doch deze zwijgt hierover in de nota. Daarin toch staat, doordat tegenover el kaar worden gesteld dat do Britsche marine wel meer dan 1000 Duitsche zeelieden, doch de Duitsche marine geen enkelen Britechen marine-man heeft gered implicite de be schuldiging te lezen, dat do Duitsdhers op zettelijk hebben nagelaten de Britsche zee lieden te redden. Hierin nu moet men wel oen arglistig mid del zien om do openbare meening te mislei den cn de onzijdigen tegen Duitschland op te zetten. De Duitsche nota van antwoord wijst der halve met bet volste recht en met-afschuw deze in de Britsche nota gelegen veronder stelling van zich af. HET FRANSCHE LEGER. De Parijsche correspondent van de Times deelt het een en ander mede uit officieu&e bescheiden over het moderne Fransche leger. Allereerst wijst hij nogmaals erop, dat Frankrijk thans een verjongd leger heeft, vooral wat betreft die hoogere rangen. De tegenwoordige generaals zijn ongeveer tien jaar jonger dan hun voorgangers. De oude ren zijn of geper.sionneerd of belast met an dere werkzaamheden, betgeen geheel in overeen stemming is met generaal Joffrc's bekende denkbeelden dienaangaande. Vóór het uitbreken van den oorlog sprak hij reeds zijn vertrouwen nit in jonge krachten en drong hij er op aan, dat aan het hoofd der legere vooral actieve opperofficieren zouden staan. De practijk in den aanvang van den oorlog heeft de juistheid van generaal Jof fre's inzichten bewezen. Verschillende gene raals waven niet opgewassen tegen de in spanning, welke het leven te velde van hen eisehte, zoodat het noodzakelijk bleek hen te vervangen door physiek krachtige officie ren. Generaal Joffre heeft daarop talrijke hoofdofficieren bij keuze bevorderd en hun brigades, divisies, ja zelfs enkele legerkorp sen toevertrouwd. Maar niet alle oudere generaals zette Joffre op zij: zoowel generaal Gallieni, de gouverneur van Parijs, als generaal Manou- ry, commandant van het mobiele leger in de stelling Parijs, hebben reeds enkele jaren de leeftijdsgrens overschreden. Aangezien grooto behoefte btlstond aan officieren, heeft men op groote schaal gele- genheid gegeven om uit den troep den offi ciersrang te bereiken. De gemeen soldaat van gisteren draagt heden de epauletten. De mogelijkheid, dat dit plaats kan hebben, is het gevolg van de intellectueele ontwikke ling van de ondev de wapens zijnde genera tie en de militaire aanleg van het ras. Men ziet in Frankrijk niet meer op den troupier. Als een gemeen soldaat opklimt tot- den of ficiersrang, dan wekt dit bij zijn vroegere kameraden weinig afgunst, terwijl zijn nieu we collega's hem niet uit de hoogte behan delen. De oudere officieren geven hem raad en voorlichting en moedigen hem aan. In Engeland zoowel als in Duitschland is dit andera. Daar schijnt eeuwig wantrouwen te bestaan tegenover den tronpier; de ge hoorzaamheid van den troep laat te wen- schen, zoodat overplaatsing van den nieu wen aanvoerder vaak gewensoht blijkt, De voornaamste factor in eene democratie is de algemeen© dienstplicht. De millionair, die in zijn auto gevolg geeft aan de mobilisatie- order, kan wellicht zoo straks hevelen ont vangen van zijn vroegeren bediende, die thans sergeant is. De Fransche officier is over het algemeen van eenvoudige afkomst en niet gefortuneerd vooral bij de infanterie. Hij moet hard werken om promotie te maken. Dikwijle leeft hij als een monnik van zijn klein trac- tement, dat hem niet vergunt te huwen. Is hij ongetrouwd, dan gebruikt bii liet mid dagmaal aan de officierstafel in de „oercle militaire". Bij de cavalerie dienen hoofdza kelijk gefortuneerde officieren van aristo cratische geboorte- De knappo koppen vindt men behalve bij den general en staf, die in dit opzicht een keurkorps is, bii de artillerie en genie. Ontwikkeling echter sluit kameraadschap niet uit. Britsche officieren staan soms ver baasd, dat officieren en onderofficieren aan één tafel zitten en zich kameraadschappelijk onderhouden. Het is niets buitengewoons dat een soldaat in een restaurant aan dezelfde tafel als zijn chef plaats neemt en dat zij gewoon met elkaar praten. Aan het front heeiweht dezelfde verbroedering. In oen her berg ergon» aebter de loopgraven zult ge ka pitein eu korporaal verdiept vinden in het aehaakupel, terwijl de kameraden van den laatsten erom heen zitten en onder het roo- keu van pijp of sigaren critiek op het spel oefenen. Eu toch "wordt de discipline krach tig gehandhaafd. Wie officier en soldaat bij den dienst ziet, bemerkt, dat er wel degelijk discipline bestaat, niettegenstaande alle „cainiarederie". Zoodra de dierst begint, is het alsof er een ijzeren slagboom valt en geldt nog slechts hetgeen den dierst aanbe langt- t De uiterlijke schijn bedriegt vaak in het Fransche leger hoe dikwijls wordt de Fransche soldaat (het prachtigste veldmate- riaal van heel Europa, volgen® de eenstem mige uitspraak van lord Boberts en gene raal Joffre) verkeerd beoordeeld, tengevolge van zijn bonding, zijn verschijning. Maar wordt het ernst, dan verandert zijn slappe houding geheel en wordt hij vechtsoldaat van top tot teen. En aebter de vriendschap pelijke verhouding van de officieren tot de soldaten schuilt een ijzeren discipline welke zich doet gelden, zoodra de omstandigheden dit noodig maken. Het gezag wordt krach tig en onverbiddelijk gehandhaafd, wanneer daartegen in een belangrijk opzicht gezon digd wordt. Het stelsel van een vaderlijke verkonding tuseohen meerderen en minderen beeft de beste resultaten opgeleverd. De regiments commandant spreekt zijn soldaten toe met „Mes enfants". Zulk een stelsel maakt van den troep een soort familie en legt krachtige banden tusschen de dienstplichtigen uit alle alle landen van de maatschappij, die gedu rende hun diensttijd broederlijk naast elkaar leven. Het gevolg ie een begrijpen van el kaar en sympathie, de grondslagen voor de nationale eenheid, welke zoo duidelijk aan het. licht treedt in de huidige crisis. Dat de republiek erin geslaagd i® bet le ger populair te maken is voor een groot deel te danken aan den eenvoud van de officie ren, die een ingetogen leven leiden van liard werken, geibeel Het tegenovergestelde van dat van het ófficierskorps, dat het Fransche legesr in den oorlog van 1870 aanvoerde. VERSPREIDE BERICHTEN De zwaluwen en de oorlog. De alom-bekende schrijver van de „Brieven van het Platteland" in de „Temps", Cunnisset Carnot, geeft, zoo meldt het „Vad.", in een van zijn laatste het verhaal weer, dat een gewonde, eveneens een hartstochtelijk liefhebber van het landleven, hem deed; Ik rustte uit in een totaal verwoest dorp en rekte mij de beenen nog wat, voor ik in de loop graaf terug moest. Plotseling zie ik heebver aan den horizon eenige zwaluwen, de boden van onze heerlijke Fransche lente, 't Waren er precies zes en ze vlogen in twee gelijke groepen. Blijk baar waren zij den hoofdtroep vooruit gevlogen, om des te eerder in het dorp hun vroeger nest te bereiken. Zij vlogen eerst vrij hoog, een cirkel boven de plaats en daalden heel snel tot op de hoogte der ruïnen, waar zij langzaam omheen vlogen, den kop omlaag en hun oplettende oogen richtend op alles wat er beneden hen was. Ik kon hun zoo sprekende oogen niet zien, omdat ik te ver weg was, maar hun aarzelende houding verraadde duidelijk hun onrust. Zij voelden diep verdriet, omdat zij hun vaderland hadden verloren, zon der dat ze begrepen hoe en waarom. Een ver driet waartegen geen geneesmiddel bestond, om dat er niets overgebleven was. Lang kringden zij zoo over de plaats der ver woesting, tot zij op een gegeven oogenblik zich alle ze3 tegelijk op hetzelfde stuk steen neer zetten en begonnen te redeneeren, al maar om zich kijkend. Dit duurde volle 5 minuten; daarna vlogen ze !g éénzelfde richting weg in Noordelijke richting, keerden plotseling nog even naar het geliefde plekje terug, dat zij schenen niet te kunnen ver laten, om het den laatst vaarwel toe te roepen, zweefden nog eenige oogenblikken over de ruïne en vertrokken eindelijk naar. de meedoogenloozc ballingschap. de HAAGSCHE krijgsraad. De auditeur-militair bii den Haagschen 'krijgsraad beeft geëischt tegen den milicien der infanterie J. K., afkomstig uit Haar lem, wegens bet met woorden en gebaren dreigen en beleedigen van een onderofficier, 3 maanden militaire detentie met aftrek van de voorloopige hechtenis. CCLVf. LIJKVERBRANDING. Met dc stukken ia de hand hebben wij de vorige wede bewezen, dat de lijkverbranding een opzet is van de vrijmetselarij en het ongel of. Maar is dit zoo, dan begrijpen wij ten volle, dat de Kath. Kerk de lijkverbranding heeft ver boden, dat Zij met recht haar ais een „verachte lijk misbruik" heeft gebrandmerkt, dan begrij pen v/ij ten volle, dat haar optreden niet als iets bekrompens, achterlijks en onverdraagzaams mag worden voorgesteld, doch dat 't een ver zaking van haar piicht zou zijn geweest, zoo zij 1 zich niet verzet had tegen iets, wat als middel werd gebruikt om het christelijk geloof aan dc verrijzenis te ondermijnen, iets wat werd opge zet om te beteeken en, dat met den dood de mensch is vernietigd, geheel de mensch, zoowel zijn ziel als diens lichaam. Dit is, zooals ik reeds zeide, de hoofdreden, waarom de Kath. Kerk de lijkverbranding op doodzonde verbiedt. Er zijn echter nog weer andere redenen, waarom Zij aan het oude ge bruik der lijkbeaarding vasthoudt, nl.: lo. Lijk beaarding levert geen gevaar op voor de alge- rneene gezondheid; 2o. lijkverbranding inaakt alle latere lijkschouwing onmogelijk en onttrekt I de lijken aan alle later gerechtelijk onderzoek; i 3o. lijkbeaarding is dc ouae, eerbiedwaardige wijze van lijkbezorging der Kerk, welke heerlijk- schoon zich aanpast aan de Li. Schrift en aan dt leer van den kath. godsdienst. Het eerste punt zuilen wij vandaag wat nader beschouwen: Lijkbeaarding levert geen gevaar op voor de algemeene gezondheid. Zoolang de voorstanders der lijkverbranding vasthielden aan hun oorspronkelijken opzet, zoo lang zij deze wijze van lijkbezorging lieten die nen als een symbool van ongeloof, als de ontken ning van een ander leven, hadden zij weinig succes. Al hun schelden op de Roomsche Kerk, die hun plannen dwarsboomde, maakte geen op gang, want met de Katholieken wendden ook de belijdende Protestanten, de orthodoxe Israëlieten, kortom een ieder, die nog aan een God en een ander leven geloofde, zich met afschuw van hen af. Daarom achtten zij 't noodig de bakens te verzetten. „Neen," zoo spraken ze, ,,'t is ons niet te doen om liet geloof aan een God of eeuwig heid te bestrijden, wij handelen niet uit haat tegen den godsdienst; ons eenig doel is de bescherming der openbare gezondheid: lijkver branding is altijd onschadelijk, lijkbeaarding daarentegen levert een groot gevaar op voor de algemeene gezondheid; lijkverbranding is dus geen godsdienstig vraagstuk, maar een gezond heidskwestieIn dezen valstrik zijn helaas vele weldenkende inenschen, ook vele katholieken, verward geraakt. Zij kuunen maar niet begrij pen, dat de Roomsche Kerk zich het recht aan matigt in deze zaak een woordje mee te spreken, zij vinden de Kerk achterlijk, dom, onverdraag zaam, liefdeloos, een vijandin van den vooruit gang en de openbare gezondheid. Hiertegen teekenen wij krachtig protest aan en wij durven beweren, dat, als morgen deugdelijk bewezen wordt, dat lijkbeaarding schadelijk en gevaarlijk is voor de openbare gezondheid wij durven beweren, dat dan overmorgen het verbod der lijkverbranding door de Kath. Kerk zal zijn opgeheven. Daarvoor staat ons hare wetgeving van 20 eeuwen borg. Een grove leugen echter is het, dat het begraven gevaarlijk en schadelijk is! Dat zal ik den volgenden Zaterdag bewijzen. Wordt vervolgd.) Zuiver plantaardig versterkingsmiddel. Wanneer gij in deze zware tijden de verschijn selen bespeurt van anaemie en van neurasthe nie, te weinig bloed en arm bloed, zenuwzwakte; dan moet gij, nu vooral, bijtijds daar wat aan doen. Gij zijt lusteloos? Uw eten smaakt u niet? Gij slaapt slecht in; wordt wakker zonder uitgerust te zijn; hebt hoofdpijn suizingen; zijt geciurig vermoeid? Dan is voor U de het middel dat U spoedig de verloren krachten hergeeft en de zenuwen versterkt. Sanguinose wekt den eetlust'op; bevordert een diepen, ge zonden, verkwikkenden slaap en grijpt met vaste har in die reeks van treurige verschijnselen die i aemie (bloedarmoede) en neurasthenie (zenuwzwakte) vergezellen. Tweemaal daags een eetlepel is voldoende. Sanguinose kost per flacon f 1.50, 6 fl. f 8. 12 fl. f 15.—. Sanguinose wordt verkocht in alle apotheken en bij alle voorname dogisten. WACHT U VOOR NAMAAK. Den Haag. V AN DAM Co ^6] - r.Po voorwaarden tot het huwelijk werden Sonieeu overleg vastgesteld en de dag er bepaald. V. n bet gezelschap, dat in den tuin hier y.?n was, scheen Ihet roerend eens te zijn. Binnenkort zou het aanstaand huwelijk of- °ïïi w°rden afgekondigd. Alios zou met den grootsten eenvoud Wi hebben, onder het dak van het k as- Ru n Arg0',gre8' waay de eenzaamheid zoo S'Vf fVV voorbeschikt om te w?* tot voor het sluiten van een Voordo1"6' waaraan zooveel tragische "uivallen waren voorafgegaan. De rouw Taü ieg:(|e haar als plicht v»' aaf huwelijk in stillen eenvoud en met bun}ijding van alle feestelijkheid te doen TTp hebben. w aaat de drie nog een tijdje waren bijeen Sev kwam thans weer het uur van >eiden. Mendemiaire zijn de dagen al kort, de Rp i'n*s valt 6poedig. iJus ne!gdo de zon ter kimme. ert Nolian wierp een blik oyer het uitgestrekte bosch, dat men van het terras van het kasteel Argouges af geheel kon overzien. Wat behoefde !hjj nu nog langer te blijven op dit kasteel, bij deze oude dame, die hij voor zich gewonnen had gelijk zooveel an deren met zijn kunst in het veinzen en zijn geslepen, weloverwogen woorden. Zijns ondanks voelde hij weer eenige vrees Ln zich opkomen. Hij moest door dat bosch gaan of opnieuw een grooten omweg maken om het te ver mijden. Aan Malo, die juist voorbijging, verzocht hij zijn paard te laten brengen. Daarop nam hij afscheid van de barones en Rose. Toen het meisje hem vroeg, welken weg hij dacht te nernen, wilde hij niet bang schijnen en met een glimlach antwoordde hij: Den kortsten weg natuurlijk. Door het bosch? Zeker. Gij begrijpt, dat ik spoedig te Lamballe wil zijn, want hoe eerder de noo dige formaliteiten zijn vervuld, hoe eerder ik bet toppunt van mijn wenschen zal be reikt hebben. Zij knikte hem lachend toe. Gij hebt gelijk. Hij sprong in den zadel. Moedig galoppeerde hij door een laan van het uark. die rose!recht uitliep ia hetjïroQ-J te bosch van Hunaudaye en hij wuifde nog van verre met de hand, toen een kromming van den weg hem aan het oog der dames onttrok. Komaan, zeide de barones, terwijl zij liaar besdbermelinge aankeek, alles gaat zoo goed als wij het maar Vensehen kunnen. Hij doet zich goed voor, die dokter, en men moet hem wel kennen om te weten welk een huichelaar hij is. Hubert Nolian draafde, zoo snel ziin paard maar loopen kon, tusschen het dichte kreu pelhout door onder de hooge boomen, waar bet al vrij duister was. Zijn paard was vlug on sterk, een goed ros, waarop men kon ver trouwen. Het lic-p rustig, met volmaakte zekerheid en scheen in het minst geen angst te voe len in het donkere, bosch, waar de hoefsla gen hol klonken op den steenachtigen bodem. Zijn berijder was niet zoo gerust, maar keek voortdurend om zicb heen in bet kreu pelhout, waarin zijn blik slechts ternau wernood kon doordringen. Toch werd zijn moed niet op de proef ge steld. Hij hoorde niets, geen krekel, geen signaal, geen enkel verdacht geluid, zoolang hi.i in het bosch v as. Juist ojj het oogenblik evenwel, dat bij den zoom er van bereikte en de vlakte zou op gaan met een zucht van verlichting, want daar .voelde bii zich .veiliger, dan in dat don kere woud, deed bij eensklaps zijn paard stilstaan. Op eenige schreden van hem af, "boven zijn hoofd, deed een uil zijn lang gerekt, klaag lijk geschreeuw hooren, dat krassend door de stilte van het boseh klonk. De dokter luisterde met ingehouden adem. c Was dat een signaal? Zou hij in een dier hinderlangen vallen; twaarvan reeds zoovelen het slachtoffer wa ren geworden 1 Het geluid stierf weg, maar werd in de sverte nog eauige malen herhaald. Toen niets meer. Hij haalde de schouders op en mompelde Wat bon ik laf. Daarna zette hij zijn ros weer in beweging. Een oogenblik had hij vreeselijken angst gevoeld. Zonder verdere wederwaardigheden vol bracht bij zijn tocht. Toen de poort van zijn hotel aan de place Corn em use achter hem dichtviel en hij zich ,weer volkomen veilig voelde, spotte hij met zijn vrees van zooeven en mompelde: Wat ben ik dwaas nog angst te voelen. Zij die ik zou-kunnen vreezen zijn niet meer. Hij bedroog zicih. De kreet, dien hij zooeven in het bosch gehoord had eu die bcm had doen sidderen, was niet door een uil of anderen nachtvogel geslaakt Het was Gagnard geweest die. verscliolef achter een boom, met zijn geweer, dat ninn mer miste, in de iband, den ruiter bespied had. xvni. HELDERZIENDE. Na een reis, gedurende welke Pierre La», eon en zijn metgezel de graaf de Trémazah ternauwernood enkele woorden hadden ge* •wiaseld, want zij voelden ziek ontroerd doo» het groote werk, dat zij gingen onderneme^ len waren in gedachten verdiept, kwamen zij des avond® aan op de hoeve Vaudreuii; waar zij met ongeduld werden verwacht. Lasson, de oud-graankooper, had sledhtn twee hartstochten in zijn leven: Mjn zoon «f zijn vermogen. Na een huwelijk van slechte enkele jaren weduwnaar geworden, bad hij al de ïlefdp van zijn hart op zijn eenig kind eameug» trokken. Pierre was tegelijkertijd het zwak en de kracht van dezen in den handel rijk gewor den boer, die steeds begeerig was naar winst; die verstandig was op zijn manier en en doorzicht had in zaken, dat hem maar zel den bedroog en hem de wegen aanwees dl* (hij te volgen had om zijn doel te horeiken; dat was: geld verdienen, zijn kapitaal ver- grooten. dat hij opzamelde met nimmer nis- NIEUWE HAARLEttSCHE COURANT 0EJ5LE„£L»D !!l"!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1915 | | pagina 9