PETTEN
Gewroken.
Ingezonden Mededeeling
simei* shise
P. J. JANSSEN
DE OORLOG
RECHTSZAKEN.
ROND D£ UüUhdilE
Sanguinose (in vacuo!)
FEUILLETON
OE TOESTAND IN BELGIE
k Warmüesstr.
goedkoopst adi*esi
(Van onsen Brusselschen correspondent.)
Brussel, 12 April 1915.
De vleesctivoorzieniag is een kwestie, welke de
«•evoiki jg ernstig bezig houdt en heel wat onrust
^ekt. De bevolking is nog steeds bevreesd, dat
°P een goeden dag geen vleesch meer zal voor
handen zijn. Heimelijke ongeluksprofeten hebben
reeds gebrek aan brood voorspeld en doen nu
•het het vleesch hetzelfde.
Anderen waarschuwe» voor zulke donkere
Voorspellingen, ook omdat het de onrust der be
volking slechts noodeloos verhoogt.
Tot geruststelling voor velen heeft gegolden
vvat een ter zake kundige, de heer de Luyck,
directeur van het abattoir van Cureghem, over de
Vleeschvooi /.iening heeft geschreven in een der
Brusselsche bladen. Hij schrijft, dat de geruch
ten over het gebrek aan vleesch in België sterk
overdreven worden voorgesteld. Wel geeft hij toe,
4at België drie moeilijke maanden, nl. April,
Mei en Juni zal moeten meemaken, doordat de
behoeften aan vleesch hoofdzakelijk moesten wor
den gedekt door Oost-Vlaanderen en uit dit ge
bied vooreerst geen toevoer zal mogelijk zijn.
Voor dezen tijd schijnt de heer de Luyck echter
zji hoop op Holland te hebben gesteld.
Met veel beslistheid keert de heer de Luyck
tich tegen de massa-slachting van het voorhan
den Belgische vee. Hij meent, dat België buiten
bet oorlogsgebied over voldoende weiland be
schikt om voor het noodige veevoedsel te kunnen
Zorgen. „Wij zullen drie zware maanden moeten
doorworstelen, maa. reeds in Juli zal de toe
stand aanmerkelijk beter zijn en dan zullen de
verhoudingen weer geheel normaal zijn." Bij alle
geruchten en voorspellingen over dreigend ge
brek, is dit oordeel van een vakman wel van
eenige beteekenis.
't Heeft er nog niet veel van, dat de Duitsche
bezetting van België er op bedacht is België
spoedig te zullen ontruimen of dat er wijziging
l't den bestaande» toestand zal intreden.
Integendeel. Het is of zij zich steeds vaster in
Brussel nestelen. Dit leid ik af uit alles wat voor
de soldaten gedaan wordt. Zoo is op het oogen-
blik een Militair Tehuis in volle werking. Waar
Vroeger de beau monde van Brussel groote con-
^rten aanhoorde en nog voor kort een lazaret
^as ingericht, daar is thans, mooi gelegen te
'hidden van het Park, een prachtig tehuis ge
sticht, dat door den gouverneur-generaal werd
geopend.
In dat Tehuis is plaats voor meer dan 1000
soldaten. Het heeft vijf groote zalen en tal van
kleine zalen. Er is een eetzaal met warande, een
'ooneelzaal met orgel, een conversatiezaal, .een
ces- en schrijfzaal enz. enz. De ruimten waren
fel is waar gemakkelijk voorhanden, maar yoor
'e soldaten bieden zij een schoone gelegenheid
«■it ontspanning. Badgelegenheid ontbreekt zelfs
niet en ook kunnen soldaten er voor langer ver
blijf houden. De directeur van dit Militairen Te
huis kon deze inrichtirg dan ook terecht roemen
als het grootste en schoonste van alle bestaande
Tehuizen.
verzekeringswezen heeft in België een aan-
^olijke verandering ondergaan. Door den ge-
"craal-eommissaris voor de Bankinstellingen
z'jn op grond van de verordening van 26 No
vember 1914 voor de verzekeringsondernemingen
yan buitenlandschen oorsprong, die hun bedrijf
fa België uitoefenen, inspecteurs aangesteld.
Deze maatregel betrof 79 Fransche, 75 Engel-
sehe en 5 Russische instellingen. De betreffende
'nspecteurs hebben het sluiten van nieuwe ver
zekeringen en het verlengen der bestaande aan
deze ondernemingen verboden. Het gevolg is, dat
een groote opleving al spoedig viel te constatee-
'en voor de Belgische maatschappijen voor de
Neutralen 'en voor de Duitsche. Vooral uit de
•'eutrale landen en uit Duitschland hebben kapi
taalkrachtige personen zich bij deze onderne
mingen geïnteresseerd, zoodat onder de tegen
woordige financiëele en economische omstandig
heden in België geen noodstand voor het verze
keringswezen behoeft te worden gevreesd.
Als een ander bewijs, dat, naar 't schijnt, geen
Serieuze wijziging in den toestand wordt ver-
Wacht, zijn te noemen de plannen, welke door de
«.Deputation permanente du Brabant" zijn ont
worpen voor stedenbouw. Deze vereen iging werkt
'aast en in overleg met het burgerlijk bestuur
de provincie Brabant en staat dit ter zijde
jSj1? bemoeiingen om modernen stedenbouw te
hp "T'teren, zooals deze in Duitschland wordt
defend Tot toe werd in dien zin daaraan
in België niet veel gedaan.
Allereerst komen die steden in aanmerking,
die door den oorlog geleden hebben. Elk ge
meentebestuur heeft, als tot bouwen zal worden
overgegaan, de opdracht gekregen de plannen te
toetsen aan gezonde regelen van hygiëne en
schoonheid. Met -den hoofdzetel der vereeniging,
in Brussel gevestigd, moet hiervoor voeling wor
den gehouden. Voor vele gemeenten wordt daar
door het werk gemakkelijk gemaakt, daar niei
allen in staat zijn de bouwers te adviseeren in
de wijze, waarop de plannen hygiënisch en
architectonisch moeten worden uitgevoerd. Door
de bestaande bepalingen wordt bovendien een
heid verkregen.
Voor Leuven, waar het meeste zal moeten
worden hersteld, is deze instelling van de meest
actueele beteekenis en voor de „Députation per
manente" ligt hier een ruim arbeidsveld. Zoowel
wat betreft de oude traditie en wat daar goeds
in schuilen kon, als wat aangaat de meeningen,
welke over den aard der verwoesting gangbaar
zijn geworden. De nieuwere straten, welke in
hoofdzaak zijn verwoest, zullen nu wat plan van
bebouwing daarin doen kan, worden aangepast
aan de kunstwerken, welke zijn gespaard geble
ven. Velen vragen zich om meer dan een reden
af hoe het herrezen Leuven er in de toekomst wei
zal uitzien!
O.
REDDEN VAN VIJANDEN
OP ZEE.
De nota's gewisseld, over de behandeling
van Duitsche duikbootenbemanningen, die
in krijgsgevangenschap geraken, zijn open
baar gemaakt.
De Britsche regeering betoogt, dat, ter
wijl gedurende den tegenwoordigen oorlog
meer dan 1000 officieren en manschappen
der Duitsche marine door Britsche oorlogs
schepen uit zee worden gered, in geen enkel
geval slechts een officier of mindere van
de Britsche oorlogsmarine door de Duit
sche rs werd gered.
Daartegenover verklaart men van bevoog
de (Duitsche) zijde:
In de gevallen waarin Britsche oorlogs
schepen door Duiteclue duikbooten werden in
den grond geboord, was er zooals vanzelf
spréékt, geen kwestie van het redden van de
Britsche bemanningen, daar duikibooten
daartoe niet in staat zijn. In het gevecht bij
Helgoland (28 Augustus 1914), bii de aanval
len op de Britsche kust op 2 November en
16 December werden torpedobooten vernield.
Doch de Britsche regeering kan die gevallen
moeilijk bedoelen, daar zij den ondergang
dier vaartuigen ontkent.
In het gevecht bij Doggersbank op 24 Ja
nuari zijn weliswaar het Britsche elagsdhip
Tigér en enkele Britsche torpedobooten ge
zonken, doch ook deze kan de Britsche re
geering niet meenen, daar zij officieel heeft
verklaard, dat alle schepen, die aan dat ge
vecht hadden deelgenomen, terugkeerden.
Den 20en September werd de Britsche
kruiser Pegasus door den kleinen kruiser
Königsberg vernield. De Königsberg was
toen buiten de haven en kon zooals vanzelf
spreekt niet voor de redding van de beman
ning van de Pegasus een vijandelijke haven
binnenloopen.
Derhalve blijft slechts over de slag bij
Coronel, waarin het Duitsche kruisereskader
1 November twee Britsche gepantserde krui
sers vernielde. Den Britsohen gepantserden
kruiser Good Hope verloren de Duitsche
schepen met het vallen van de duisternis,
uit het gezicht. Zij zochten dit schip, doch
konden het niet meer vinden en wisten niet
of het schip misschien niet was gezonken en
zoo ja, waar. Dat onder die omstandigheden
niemand van de bemanning van Good Hope
kon worden gered, blijkt duidelijk. Toen de
Monmouth zonk, was slechts de Nurnberg in
de buurt. Waarom van dit schip niemand
werd 'gered, kan blijken uit een brief van
den zoon van graaf Von Spee, die schreef:
„De Monmouth zonk zonder dat wii ook maar
een man konden redden, vooreerst door de
hocge zee, die het onmogelijk maakte booten
te strijken, maar dan ook daar er nieuwe
rookwolken aan den horizon werden gezien,
welke, naar wij hoopten, van nieuwe vijan
den afkomstig waren. Wij voeren op ben af".
Ook de opperbevelhebber graaf Von Spee
zelf schreef in een brief: „Helaas maakte de
hooge zee het onmogelijk te redden."
In Duitschland heeft men zonder eenige
terughouding erkend, dat de Britsche oor
logsschepen herhaaldelijk na gevechten
Duitsche zeelui hebben gered, In niemand is
het echter opgekomen in Duitschland een
aanklacht te doen hooren over het feit, dat
toen bij de Falklandseilanden de Duitsdhe
kruiser Scharn horst met wapperende vlag-
I gun, op klaarlichten dag en bij kalme zee
zonk; niemand werd gored, ondanks het
feit, dat talrijke Britsche schepen in de buurt
waren.
Uit liet bovenstaande volgt, dat geduren
de den gobcelen oorlog de Duitsche schepen-
nimmer de gelegenheid hadden de bemannin
gen van Britsche oorlogsschepen te redden.
Evenals de Duitsche regeering, is dit ook de
Britsche regeering bekend. Doch deze zwijgt
hierover in de nota.
Daarin toch staat, doordat tegenover el
kaar worden gesteld dat do Britsche marine
wel meer dan 1000 Duitsche zeelieden, doch
de Duitsche marine geen enkelen Britechen
marine-man heeft gered implicite de be
schuldiging te lezen, dat do Duitsdhers op
zettelijk hebben nagelaten de Britsche zee
lieden te redden.
Hierin nu moet men wel oen arglistig mid
del zien om do openbare meening te mislei
den cn de onzijdigen tegen Duitschland op
te zetten.
De Duitsche nota van antwoord wijst der
halve met bet volste recht en met-afschuw
deze in de Britsche nota gelegen veronder
stelling van zich af.
HET FRANSCHE LEGER.
De Parijsche correspondent van de Times
deelt het een en ander mede uit officieu&e
bescheiden over het moderne Fransche leger.
Allereerst wijst hij nogmaals erop, dat
Frankrijk thans een verjongd leger heeft,
vooral wat betreft die hoogere rangen. De
tegenwoordige generaals zijn ongeveer tien
jaar jonger dan hun voorgangers. De oude
ren zijn of geper.sionneerd of belast met an
dere werkzaamheden, betgeen geheel in
overeen stemming is met generaal Joffrc's
bekende denkbeelden dienaangaande. Vóór
het uitbreken van den oorlog sprak hij reeds
zijn vertrouwen nit in jonge krachten en
drong hij er op aan, dat aan het hoofd der
legere vooral actieve opperofficieren zouden
staan. De practijk in den aanvang van den
oorlog heeft de juistheid van generaal Jof
fre's inzichten bewezen. Verschillende gene
raals waven niet opgewassen tegen de in
spanning, welke het leven te velde van hen
eisehte, zoodat het noodzakelijk bleek hen
te vervangen door physiek krachtige officie
ren. Generaal Joffre heeft daarop talrijke
hoofdofficieren bij keuze bevorderd en hun
brigades, divisies, ja zelfs enkele legerkorp
sen toevertrouwd.
Maar niet alle oudere generaals zette
Joffre op zij: zoowel generaal Gallieni, de
gouverneur van Parijs, als generaal Manou-
ry, commandant van het mobiele leger in de
stelling Parijs, hebben reeds enkele jaren de
leeftijdsgrens overschreden.
Aangezien grooto behoefte btlstond aan
officieren, heeft men op groote schaal gele-
genheid gegeven om uit den troep den offi
ciersrang te bereiken. De gemeen soldaat
van gisteren draagt heden de epauletten. De
mogelijkheid, dat dit plaats kan hebben, is
het gevolg van de intellectueele ontwikke
ling van de ondev de wapens zijnde genera
tie en de militaire aanleg van het ras. Men
ziet in Frankrijk niet meer op den troupier.
Als een gemeen soldaat opklimt tot- den of
ficiersrang, dan wekt dit bij zijn vroegere
kameraden weinig afgunst, terwijl zijn nieu
we collega's hem niet uit de hoogte behan
delen. De oudere officieren geven hem raad
en voorlichting en moedigen hem aan.
In Engeland zoowel als in Duitschland is
dit andera. Daar schijnt eeuwig wantrouwen
te bestaan tegenover den tronpier; de ge
hoorzaamheid van den troep laat te wen-
schen, zoodat overplaatsing van den nieu
wen aanvoerder vaak gewensoht blijkt, De
voornaamste factor in eene democratie is de
algemeen© dienstplicht. De millionair, die
in zijn auto gevolg geeft aan de mobilisatie-
order, kan wellicht zoo straks hevelen ont
vangen van zijn vroegeren bediende, die
thans sergeant is.
De Fransche officier is over het algemeen
van eenvoudige afkomst en niet gefortuneerd
vooral bij de infanterie. Hij moet hard
werken om promotie te maken. Dikwijle
leeft hij als een monnik van zijn klein trac-
tement, dat hem niet vergunt te huwen. Is
hij ongetrouwd, dan gebruikt bii liet mid
dagmaal aan de officierstafel in de „oercle
militaire". Bij de cavalerie dienen hoofdza
kelijk gefortuneerde officieren van aristo
cratische geboorte- De knappo koppen vindt
men behalve bij den general en staf, die in
dit opzicht een keurkorps is, bii de artillerie
en genie.
Ontwikkeling echter sluit kameraadschap
niet uit. Britsche officieren staan soms ver
baasd, dat officieren en onderofficieren aan
één tafel zitten en zich kameraadschappelijk
onderhouden. Het is niets buitengewoons dat
een soldaat in een restaurant aan dezelfde
tafel als zijn chef plaats neemt en dat zij
gewoon met elkaar praten. Aan het front
heeiweht dezelfde verbroedering. In oen her
berg ergon» aebter de loopgraven zult ge ka
pitein eu korporaal verdiept vinden in het
aehaakupel, terwijl de kameraden van den
laatsten erom heen zitten en onder het roo-
keu van pijp of sigaren critiek op het spel
oefenen. Eu toch "wordt de discipline krach
tig gehandhaafd. Wie officier en soldaat bij
den dienst ziet, bemerkt, dat er wel degelijk
discipline bestaat, niettegenstaande alle
„cainiarederie". Zoodra de dierst begint, is
het alsof er een ijzeren slagboom valt en
geldt nog slechts hetgeen den dierst aanbe
langt- t
De uiterlijke schijn bedriegt vaak in het
Fransche leger hoe dikwijls wordt de
Fransche soldaat (het prachtigste veldmate-
riaal van heel Europa, volgen® de eenstem
mige uitspraak van lord Boberts en gene
raal Joffre) verkeerd beoordeeld, tengevolge
van zijn bonding, zijn verschijning. Maar
wordt het ernst, dan verandert zijn slappe
houding geheel en wordt hij vechtsoldaat
van top tot teen. En aebter de vriendschap
pelijke verhouding van de officieren tot de
soldaten schuilt een ijzeren discipline welke
zich doet gelden, zoodra de omstandigheden
dit noodig maken. Het gezag wordt krach
tig en onverbiddelijk gehandhaafd, wanneer
daartegen in een belangrijk opzicht gezon
digd wordt.
Het stelsel van een vaderlijke verkonding
tuseohen meerderen en minderen beeft de
beste resultaten opgeleverd. De regiments
commandant spreekt zijn soldaten toe met
„Mes enfants". Zulk een stelsel maakt van
den troep een soort familie en legt krachtige
banden tusschen de dienstplichtigen uit alle
alle landen van de maatschappij, die gedu
rende hun diensttijd broederlijk naast elkaar
leven. Het gevolg ie een begrijpen van el
kaar en sympathie, de grondslagen voor de
nationale eenheid, welke zoo duidelijk aan
het. licht treedt in de huidige crisis.
Dat de republiek erin geslaagd i® bet le
ger populair te maken is voor een groot deel
te danken aan den eenvoud van de officie
ren, die een ingetogen leven leiden van liard
werken, geibeel Het tegenovergestelde van
dat van het ófficierskorps, dat het Fransche
legesr in den oorlog van 1870 aanvoerde.
VERSPREIDE BERICHTEN
De zwaluwen en de oorlog.
De alom-bekende schrijver van de „Brieven
van het Platteland" in de „Temps", Cunnisset
Carnot, geeft, zoo meldt het „Vad.", in een van
zijn laatste het verhaal weer, dat een gewonde,
eveneens een hartstochtelijk liefhebber van het
landleven, hem deed;
Ik rustte uit in een totaal verwoest dorp en
rekte mij de beenen nog wat, voor ik in de loop
graaf terug moest. Plotseling zie ik heebver aan
den horizon eenige zwaluwen, de boden van
onze heerlijke Fransche lente, 't Waren er precies
zes en ze vlogen in twee gelijke groepen. Blijk
baar waren zij den hoofdtroep vooruit gevlogen,
om des te eerder in het dorp hun vroeger nest
te bereiken.
Zij vlogen eerst vrij hoog, een cirkel boven de
plaats en daalden heel snel tot op de hoogte der
ruïnen, waar zij langzaam omheen vlogen, den
kop omlaag en hun oplettende oogen richtend op
alles wat er beneden hen was. Ik kon hun zoo
sprekende oogen niet zien, omdat ik te ver weg
was, maar hun aarzelende houding verraadde
duidelijk hun onrust. Zij voelden diep verdriet,
omdat zij hun vaderland hadden verloren, zon
der dat ze begrepen hoe en waarom. Een ver
driet waartegen geen geneesmiddel bestond, om
dat er niets overgebleven was.
Lang kringden zij zoo over de plaats der ver
woesting, tot zij op een gegeven oogenblik zich
alle ze3 tegelijk op hetzelfde stuk steen neer
zetten en begonnen te redeneeren, al maar om
zich kijkend.
Dit duurde volle 5 minuten; daarna vlogen ze
!g éénzelfde richting weg in Noordelijke richting,
keerden plotseling nog even naar het geliefde
plekje terug, dat zij schenen niet te kunnen ver
laten, om het den laatst vaarwel toe te roepen,
zweefden nog eenige oogenblikken over de ruïne
en vertrokken eindelijk naar. de meedoogenloozc
ballingschap.
de HAAGSCHE krijgsraad.
De auditeur-militair bii den Haagschen
'krijgsraad beeft geëischt tegen den milicien
der infanterie J. K., afkomstig uit Haar
lem, wegens bet met woorden en gebaren
dreigen en beleedigen van een onderofficier,
3 maanden militaire detentie met aftrek van
de voorloopige hechtenis.
CCLVf.
LIJKVERBRANDING.
Met dc stukken ia de hand hebben wij de
vorige wede bewezen, dat de lijkverbranding een
opzet is van de vrijmetselarij en het ongel of.
Maar is dit zoo, dan begrijpen wij ten volle,
dat de Kath. Kerk de lijkverbranding heeft ver
boden, dat Zij met recht haar ais een „verachte
lijk misbruik" heeft gebrandmerkt, dan begrij
pen v/ij ten volle, dat haar optreden niet als iets
bekrompens, achterlijks en onverdraagzaams
mag worden voorgesteld, doch dat 't een ver
zaking van haar piicht zou zijn geweest, zoo zij
1 zich niet verzet had tegen iets, wat als middel
werd gebruikt om het christelijk geloof aan dc
verrijzenis te ondermijnen, iets wat werd opge
zet om te beteeken en, dat met den dood de
mensch is vernietigd, geheel de mensch, zoowel
zijn ziel als diens lichaam.
Dit is, zooals ik reeds zeide, de hoofdreden,
waarom de Kath. Kerk de lijkverbranding op
doodzonde verbiedt. Er zijn echter nog weer
andere redenen, waarom Zij aan het oude ge
bruik der lijkbeaarding vasthoudt, nl.: lo. Lijk
beaarding levert geen gevaar op voor de alge-
rneene gezondheid; 2o. lijkverbranding inaakt
alle latere lijkschouwing onmogelijk en onttrekt
I de lijken aan alle later gerechtelijk onderzoek;
i 3o. lijkbeaarding is dc ouae, eerbiedwaardige
wijze van lijkbezorging der Kerk, welke heerlijk-
schoon zich aanpast aan de Li. Schrift en aan dt
leer van den kath. godsdienst.
Het eerste punt zuilen wij vandaag wat nader
beschouwen: Lijkbeaarding levert geen gevaar
op voor de algemeene gezondheid.
Zoolang de voorstanders der lijkverbranding
vasthielden aan hun oorspronkelijken opzet, zoo
lang zij deze wijze van lijkbezorging lieten die
nen als een symbool van ongeloof, als de ontken
ning van een ander leven, hadden zij weinig
succes. Al hun schelden op de Roomsche Kerk,
die hun plannen dwarsboomde, maakte geen op
gang, want met de Katholieken wendden ook de
belijdende Protestanten, de orthodoxe Israëlieten,
kortom een ieder, die nog aan een God en een
ander leven geloofde, zich met afschuw van hen
af. Daarom achtten zij 't noodig de bakens te
verzetten. „Neen," zoo spraken ze, ,,'t is ons niet
te doen om liet geloof aan een God of eeuwig
heid te bestrijden, wij handelen niet uit haat
tegen den godsdienst; ons eenig doel is de
bescherming der openbare gezondheid: lijkver
branding is altijd onschadelijk, lijkbeaarding
daarentegen levert een groot gevaar op voor de
algemeene gezondheid; lijkverbranding is dus
geen godsdienstig vraagstuk, maar een gezond
heidskwestieIn dezen valstrik zijn helaas
vele weldenkende inenschen, ook vele katholieken,
verward geraakt. Zij kuunen maar niet begrij
pen, dat de Roomsche Kerk zich het recht aan
matigt in deze zaak een woordje mee te spreken,
zij vinden de Kerk achterlijk, dom, onverdraag
zaam, liefdeloos, een vijandin van den vooruit
gang en de openbare gezondheid.
Hiertegen teekenen wij krachtig protest aan en
wij durven beweren, dat, als morgen deugdelijk
bewezen wordt, dat lijkbeaarding schadelijk en
gevaarlijk is voor de openbare gezondheid wij
durven beweren, dat dan overmorgen het verbod
der lijkverbranding door de Kath. Kerk zal zijn
opgeheven. Daarvoor staat ons hare wetgeving
van 20 eeuwen borg. Een grove leugen echter
is het, dat het begraven gevaarlijk en schadelijk
is! Dat zal ik den volgenden Zaterdag bewijzen.
Wordt vervolgd.)
Zuiver plantaardig versterkingsmiddel.
Wanneer gij in deze zware tijden de verschijn
selen bespeurt van anaemie en van neurasthe
nie, te weinig bloed en arm bloed, zenuwzwakte;
dan moet gij, nu vooral, bijtijds daar wat
aan doen. Gij zijt lusteloos? Uw eten smaakt u
niet? Gij slaapt slecht in; wordt wakker zonder
uitgerust te zijn; hebt hoofdpijn suizingen; zijt
geciurig vermoeid? Dan is voor U de
het middel dat U spoedig de verloren krachten
hergeeft en de zenuwen versterkt. Sanguinose
wekt den eetlust'op; bevordert een diepen, ge
zonden, verkwikkenden slaap en grijpt met vaste
har in die reeks van treurige verschijnselen
die i aemie (bloedarmoede) en neurasthenie
(zenuwzwakte) vergezellen.
Tweemaal daags een eetlepel is voldoende.
Sanguinose kost per flacon f 1.50, 6 fl. f 8.
12 fl. f 15.—.
Sanguinose wordt verkocht in alle apotheken
en bij alle voorname dogisten.
WACHT U VOOR NAMAAK.
Den Haag. V AN DAM Co
^6] -
r.Po voorwaarden tot het huwelijk werden
Sonieeu overleg vastgesteld en de dag er
bepaald.
V. n bet gezelschap, dat in den tuin hier
y.?n was, scheen Ihet roerend eens te zijn.
Binnenkort zou het aanstaand huwelijk of-
°ïïi w°rden afgekondigd.
Alios zou met den grootsten eenvoud
Wi hebben, onder het dak van het k as-
Ru n Arg0',gre8' waay de eenzaamheid zoo
S'Vf fVV voorbeschikt om te
w?* tot voor het sluiten van een
Voordo1"6' waaraan zooveel tragische
"uivallen waren voorafgegaan.
De rouw Taü ieg:(|e haar als plicht
v»' aaf huwelijk in stillen eenvoud en met
bun}ijding van alle feestelijkheid te doen
TTp hebben.
w aaat de drie nog een tijdje waren bijeen
Sev kwam thans weer het uur van
>eiden.
Mendemiaire zijn de dagen al kort, de
Rp i'n*s valt 6poedig.
iJus ne!gdo de zon ter kimme.
ert Nolian wierp een blik oyer het
uitgestrekte bosch, dat men van het terras
van het kasteel Argouges af geheel kon
overzien.
Wat behoefde !hjj nu nog langer te blijven
op dit kasteel, bij deze oude dame, die hij
voor zich gewonnen had gelijk zooveel an
deren met zijn kunst in het veinzen en zijn
geslepen, weloverwogen woorden.
Zijns ondanks voelde hij weer eenige vrees
Ln zich opkomen.
Hij moest door dat bosch gaan of opnieuw
een grooten omweg maken om het te ver
mijden.
Aan Malo, die juist voorbijging, verzocht
hij zijn paard te laten brengen.
Daarop nam hij afscheid van de barones
en Rose.
Toen het meisje hem vroeg, welken weg
hij dacht te nernen, wilde hij niet bang
schijnen en met een glimlach antwoordde hij:
Den kortsten weg natuurlijk.
Door het bosch?
Zeker. Gij begrijpt, dat ik spoedig te
Lamballe wil zijn, want hoe eerder de noo
dige formaliteiten zijn vervuld, hoe eerder
ik bet toppunt van mijn wenschen zal be
reikt hebben.
Zij knikte hem lachend toe.
Gij hebt gelijk.
Hij sprong in den zadel.
Moedig galoppeerde hij door een laan van
het uark. die rose!recht uitliep ia hetjïroQ-J
te bosch van Hunaudaye en hij wuifde nog
van verre met de hand, toen een kromming
van den weg hem aan het oog der dames
onttrok.
Komaan, zeide de barones, terwijl zij
liaar besdbermelinge aankeek, alles gaat zoo
goed als wij het maar Vensehen kunnen.
Hij doet zich goed voor, die dokter, en men
moet hem wel kennen om te weten welk een
huichelaar hij is.
Hubert Nolian draafde, zoo snel ziin paard
maar loopen kon, tusschen het dichte kreu
pelhout door onder de hooge boomen, waar
bet al vrij duister was.
Zijn paard was vlug on sterk, een goed
ros, waarop men kon ver trouwen.
Het lic-p rustig, met volmaakte zekerheid
en scheen in het minst geen angst te voe
len in het donkere, bosch, waar de hoefsla
gen hol klonken op den steenachtigen bodem.
Zijn berijder was niet zoo gerust, maar
keek voortdurend om zicb heen in bet kreu
pelhout, waarin zijn blik slechts ternau
wernood kon doordringen.
Toch werd zijn moed niet op de proef ge
steld. Hij hoorde niets, geen krekel, geen
signaal, geen enkel verdacht geluid, zoolang
hi.i in het bosch v as.
Juist ojj het oogenblik evenwel, dat bij den
zoom er van bereikte en de vlakte zou op
gaan met een zucht van verlichting, want
daar .voelde bii zich .veiliger, dan in dat don
kere woud, deed bij eensklaps zijn paard
stilstaan.
Op eenige schreden van hem af, "boven zijn
hoofd, deed een uil zijn lang gerekt, klaag
lijk geschreeuw hooren, dat krassend door
de stilte van het boseh klonk.
De dokter luisterde met ingehouden adem.
c Was dat een signaal?
Zou hij in een dier hinderlangen vallen;
twaarvan reeds zoovelen het slachtoffer wa
ren geworden 1
Het geluid stierf weg, maar werd in de
sverte nog eauige malen herhaald.
Toen niets meer.
Hij haalde de schouders op en mompelde
Wat bon ik laf.
Daarna zette hij zijn ros weer in beweging.
Een oogenblik had hij vreeselijken angst
gevoeld.
Zonder verdere wederwaardigheden vol
bracht bij zijn tocht.
Toen de poort van zijn hotel aan de place
Corn em use achter hem dichtviel en hij zich
,weer volkomen veilig voelde, spotte hij met
zijn vrees van zooeven en mompelde:
Wat ben ik dwaas nog angst te voelen.
Zij die ik zou-kunnen vreezen zijn niet meer.
Hij bedroog zicih.
De kreet, dien hij zooeven in het bosch
gehoord had eu die bcm had doen sidderen,
was niet door een uil of anderen nachtvogel
geslaakt
Het was Gagnard geweest die. verscliolef
achter een boom, met zijn geweer, dat ninn
mer miste, in de iband, den ruiter bespied
had.
xvni.
HELDERZIENDE.
Na een reis, gedurende welke Pierre La»,
eon en zijn metgezel de graaf de Trémazah
ternauwernood enkele woorden hadden ge*
•wiaseld, want zij voelden ziek ontroerd doo»
het groote werk, dat zij gingen onderneme^
len waren in gedachten verdiept, kwamen
zij des avond® aan op de hoeve Vaudreuii;
waar zij met ongeduld werden verwacht.
Lasson, de oud-graankooper, had sledhtn
twee hartstochten in zijn leven: Mjn zoon «f
zijn vermogen.
Na een huwelijk van slechte enkele jaren
weduwnaar geworden, bad hij al de ïlefdp
van zijn hart op zijn eenig kind eameug»
trokken.
Pierre was tegelijkertijd het zwak en de
kracht van dezen in den handel rijk gewor
den boer, die steeds begeerig was naar winst;
die verstandig was op zijn manier en en
doorzicht had in zaken, dat hem maar zel
den bedroog en hem de wegen aanwees dl*
(hij te volgen had om zijn doel te horeiken;
dat was: geld verdienen, zijn kapitaal ver-
grooten. dat hij opzamelde met nimmer nis-
NIEUWE HAARLEttSCHE COURANT 0EJ5LE„£L»D
!!l"!