De groote strijd. 24 APRIL 1915 Inezgondsn Mededeeling STATEN-GENERAAL LEGEM EN VLOOT RECHTSZAKEN. LENTE. D£ MAJOOR. WETENSWAARDIGHEDEN ALLERLEI faillissementen. nekkramp en rook en. 'aid herhalen zal. Maai- zijn verstoordheid lijkt mij wel zeer begrijpelijk. Want inder daad blijkt, dat bier iets niet in den haak ie. Men heeft hier 6f maar klakkeloos jon gelui voor de opleiding aangenomen, zon der eerst een» te informeeren hoe het met die opleiding stond. Of wel er ia door de hoogere militaire machten niet aan gcdadht krnehten beschikbaar te stellen voor die op leiding en men getroost zich de moeite niet eens om naar een middel om te zien ten einde aan den wensch naar officiers-oplei ding tegemoet to komen. Men schijnt zich met de gedachte gevleid te hebben, dat al die nspirant-officieren studenten zijn en dat die met zoo'n ongevraagd zesmaandsch verlof wel weg weten. Doch de andere jongelui zijn er in ieder geval de dupe van en, wat zeker erger is het instituut der opleiding tot militie-officier komt leelijk in discrediet. Mijn vriend Jansen, en anderen met hem, vertellen voorzeker aan wie thet hooren wil, van hun tegenvaller en ik zon op dit oogen- blik ook zeker niet, wanneer mij om raad werd gevraagd, durven adviseeren dat een loteling zich voor de opleiding zal aangeven. Dat loopt blijkbaar op teleurstelling uit. Wat zeggen de menschen, die zoo geest driftig strijden voor de verhooging van onze weerkracht, wel van deze zonderlinge hiè, torie? GEWISSELDE STUKKEN. De Indische Leening Op vragen hem gedaan door den heer ,Van iVuureu heeft de Minister van Koloniën, het volgende geantwoord (ingezonden den 20 April 1915): Ik ben bereid de Kamer in de gelegenheid te stellen kennis te nemen van de akte, ga- daglt okend 19 Februari 1915, behelzende het geen lusschen Nederlandsch-Indië eenerzijdda en de Nederlandsche Handelmaatschappij, de Nederlandsch-Indisclie Escompto Maatschap pij anderzijds is overeengekomen, Uit die aktie blijkt dat eerstgenoemde kre dietinstellingen tot 7 dagon na hare dagtee- kening de bevoegdheid hadden mij (Minister) kennis te geven, of zij op de aangegeven voorwaarden een overeenkomst tot overna me van een deel der ten laste van Neder- landsch-Indië uit te geven schuldbrieven wenschten aan te gaan (zie het bepaalde sub 8o.) Uit liet eerste iid van het sub 2o. bepaalde volgt, dat de daarin bedoelde koop en ver hoop van uit te geven schuldbrieven tot c <i beloop van 40 millioeu gulden zou komen te vervallen, indien do wot, die den Mink ter van Koloniën tot de uitgifte moest mach tigen, niet uiterlijk op 15 Maart 1915 zou zijn tot stand gekomen, In de bepaling sub 7o. worden de voor waarden aangegeven bij welker vervulling de koopovereenkomst geacht zou worden niet te zijn tot stand gekomen, to weten: a. wanneer Nederland in oorlog mocht worden gewikkeld; b. wanneer door of aan Nederland een ultimatum mocht worden gesteld; e. wanneer do koers der 5 pCt. Nederiand- sche staatsleening 1914 beneden 98 pCt. mocht zijn gedaald. Gelijk uit de derde zinsnede van het sub 2o. in de akte vermelde blijkt, is aan de kredietinstellingen tot drie dagen vóór den dag der inschrij ving op de leening bevoegd heid verleend, om de niet door haar over genomen schuldbrieven ten beloope van 22\!2 millioeu gulden geheel of gedeeltelijk voor 95 pCt. te koopen. De Minister merkt verder op dat het nood zakelijk was om, in verband met de tot ongeveer 100 millioen opgeloopeu vlottende schuld, zoo spoedig mogelijk Nederlanusch- Indischo schuldbrieven ingang te doen vinden en daarmede niet te verwijlen, totdat de vrede zou zijn geteekend, als wanneer ge vreesd moest worden, dat door de groote geldbehoefte de rentestandaard hooger en de leeaings voorwaarden bezwarender zouden worden. Bovendien had de geldmarkt zoo in als builen Nederland, onder den druk staande van den oorlog, weinig neiging betoond een kredietneemster ter wille te zijn, die, voor het eerst op de markt, komende, geen zeker heid voor do nakoming, barer verplichtingen aanbood. Naar de zienswijze van den Minister was het onder die omstandigheden ten volle verantwoord de geldelijke lasten van den overeenkomst te aanvaarden, ook al kon daardoor aanvankelijk niet meer bereikt wor- don, dan dat 40 millioen, d. i. ten naastenbij twee-derde der leening, plaatsing vond. Molest risico. De commissie van Rapporteurs in zake het wetsontwerp tot machtiging aan de Itc- geering, verzekeringsovereenkomsten aan te gaan' tegen het gevaar van molest in ver band met den tegenwoordigen oorlogstoestand, stelt aan de Kamer voor het ontwerp opnieuw in do afdeelingen te doen onderzoeken en wel wegens do belangrijke nieuwe bepalingen, welke de Regeering daarin heeft gebracht na de verschijning van. het voorloopig verslag, waarin o. a. over het gemis van voldoeude toelichting was geklaagd. Leening 1914. Een wetsontwerp is verschenen tot vast stelling van de bcgrooting van inkomsten en uitgaven van het leeningsfonds 1914 voor het jaar 1915, welke begrooting berust op de artt. 32 tot en met 37 van de Leeningwet-1914. Aan de debetzijde vindt men f 6.876.000 voor de rente, op. 1 Augustus verschijnende f 1.000.000 als uitkeering aan de algemeene middelen en voorts de kosten voor de uitgifte enz. Aan de creditzijde de opcenten op de di recte, en de indirecte belastingen en op de accijnzen, de rente en terugbetaling van som men door het Rijk aan gemeenten voorgescho ten, verkoop van zaken aangekocht in verband met de mobilisatio enz. De groote strijd om het bestaan wordt door ieder gestreden; en er vallen dagelijks slachtoffers. Wanneer uw weerstandsvermo gen geleden heeft, wanneer gij uw werk niet meer met lust kunt doen; wanneer gij on gedurig zijt of zenuwachtig; prikkelbaar en slecht gehumeurd, dan zijt gij goed op weg een slachtoffer te worden. Gaat dat zoo voort, dan kunt ge straks niets meer! Daar om versterk uw krachten nu het nog tijd ie. De Sanguiuose is het kostelijke middel dat u snel en zeker de verloren zenuwkraoht we dergeeft. Zij verhoogt uw weerstandsvermo gen; maakt uw slaap diep en verkwikkend en geeft u dat opgewekt gevoel van kracht en blijdschap, dat bij een volmaakte gezond heid behooTt. Neemt er de proef van. Sanguiuose kost: per fl. 1.50, de 6 fL 8.—, 12 fi. 15.—. Te verkrijgen 'bij de meeste Apothekers en goede Drogisten. WACHT U VOOR NAMAAKI Tweemaal daags een eetlepel ie voldoende. VAN DAM Co., de Iiiemerstraat 2o/4. Den Haag. EPIDEMISCHE ZIEKTE IN AMERSFOORT. Ingevolge nader advies van den inspecteur van den geneeskundigen dienst heeft de opperbevel hebber nader het volgende bepaald: Aan te Amersfoort in garnizoen zijnde mili tairen mag verlof naar elders worden verleend, in geval van bepaalde noodzakelijkheid, zoodal verlof voor genoegen is uitgesloten. De chef, die het verlof verleent, zal zorgen dat de met verlof vertrekkenden te voren dooi den geneeskundigen dienst zijn geïnstrueerd om trent de gevaren, die zij wellicht aan anderen, vooral aan kinderen, zouden kunnen brengen en omtrent de wijze, waarop dit zou zijn te voor komen. Verloven van elders naar Amersfoort kunuen weder op den gewonen voet worden verleend, mits den belanghebbenden wordt aaugezegd, dat de toegang tot kazernes en militaire ziekenin- richtingen voor hen strikt is verboden. De gar nizoenscommandant te Amersfoort ueernt maat regelen om den toegang van militairen, van elders komende, tot de militaire inrichtingen te beletten. Verplaatsing van militairen naar Amersfoort ol van daar naar elders mag alleen geschieden in dringende gevallen. Failliet verklaard 14 April: H. van Heu velen, smid, Onstwedde. A. S. Wester veld, timmerman en aanne mer te Barneveld. G. J. Rotering, bakker, eerder wonende t« Anna Paulownapolder, thans te Rotterdam, Prins Alexanderstraat 35. LETTERKUNDIG BIJVOEGSEL B B B De Lente komt! de Lente komt! Op vrienden! nu naar buiten! Zij komt in keurig groen gekleed, En houdt een vollen korf gereed, Dien zij u wil ontsluiten. De Schoone komt! de Schoone korntl Met rozen op de wangen, Met lippen, waar de lach om speelt, En met een stem, die zoeter streelt, Dan schoone maatgezangen. De Schoone wenkt! de Schoone wenkt) Ei, zie haar ginder zweven! Zij strooit haar schat voor rijk en arm, Haar lach bezielt, haar blik maakt wann, Haar adem wekt nieuw leven. En alles zingt, en alles juicht, En doet haar 't „welkom!" hooren: De meerle kweelt in 't groenend hout. Het bloempje treedt in veld «n woud Met open kelk naar voren. De Bruid is daar! de Bruid is daar! Gehuld in gouden stralen! Wat leeft in bosch en veld gaat voor, En roept ons om met 't blijde koor Haar feest'lijk in te halen. Op, vrienden! nu naar buiten heen! Snelt Lente juichend tegen! God wierp Zijn gaven in haar schoot Voor arm en rijk, voor klein en groot Dankt, dankt Mem voor dien zegen! Zfjn stiptheid was spreekwoordelijk' ge worden. En ook hef. gevoel van „zelfrespect" hem eigen en toch zou hij eens in een bankje der beklaagden terecht komen. Hij was oen zeer bijzondere figuur de heer Stakenburg. Met een klein pensioentje- was hij uit den dienst gekomen. En door een van zijn supérieuren aanbevolen. Toen brak voor Stakenburg een harde tijd aan. Want hij was niet meer geschikt voor iets anders dan militaire bezigheden. En hij was te trotsch om te „bedelen'' voor een baan tje. Zijn gagement was inderdaad heel klein. Maar hij had nog 'n spaarduitje. Toen ves tigde hij zich ergens buiten. En wist een kamertje met pension te krijgen voor min der dan dertig gulden in de maand. De ka meraden hadden hem altijd „de majoor" ge noemd. En hij voelde zich steeds een tikje verhevea boven zijn sfeer. Hij had een on derscheiding voor langclurigen dienst en nog «en andere medaille, die hij aan een lintje mocht dragen. Maar hij stopte do medaille weg achter de lapèl vau z'n jas. Zoodat 't den schijn had of hij „ridder was... En In do Landelijke gemeente waar hij zich uit den dienst komend vestigde, was zijn angstblik gericht op den burgemeester, als hij dien passeerde, alsmede op den veld wachter... OI zij 't ook merkten, dat hij - - tegen de voorschriften in z'n „deco ratie droeg zonder "de medaille. Nu leek hij ridder. Wat Stakenburg niet was. Hjj sieel er kalme, prettige dagen in het plaatsje van Geldersche achterbuurt. Hij twain met niemand in aanraking... Had zich Inschrijven als „oud-adjudant- kwartiermeestor" bij het Indische leger.... Ietwat mysterieuse titel. Zelfs de burge meester van het dorpje was er niet heele- maal zeker van, tot welke categorie van Bud-gedienden hij eigenlijk behoorde. Er iwas, op do plaatselijke soos zwaar over ge redeneerd, zonder dat men tot een conclu- aio kwam. Viel de vreemde eend in de bfjt nu boven of ,wel onder do grens van bat officier-zijn?.-.Men wist 't niet. Hij hacl een maand of wat in het plaatsje gewoond. Met geen sterveling in aanraking komend. Hij had prompt betaald de „ma joor". Schulden maakte hij niet. Men ver gat hem gaandeweg. En op zekeren dag .was hij verdwenenNiemand had, in het provinciale plaatsje, een cent .van hem te vorderen. - Maar: hij was jvog- Toen verhuisde de „majoor" naar de groot- Btud. Zijn spaarduiten begonnen leelijk te siinken. En hij had wel gemerkt, dat 't geen drio maanden meer duren kon, in het Geldersche plaatsje of hij zou op zwart zaad zitten. Toen besloot hij 't te probeeren in de groote, drukke woeling der menschen, daarginds. Maar het viel niet mee. Hij zag voortdurend het spooksel vóór zich verrijzen, waar „de majoor" altijd zoo bang voor was geweest arm-worden afhan- kelijk-worden, de hand moeten uitsteken, bedelenVragen om steun... Van die brieven schrijven, in smeekende termen... Dat wou de „majoor" niet. Al dikwijls toon hij nog in z'n volle glorie was had-ie tegen zichzelf gezegd: Alles liever dan dót Maar... De duiten raakten zoo leelijk op. Hij had, nu, ergens, een kamertje met de kost gehuurd voor zeven gulden in de week. Dat ging heelemaal niet. Als hij eraf rekende z'n waschgold, z'n scheerduiten, z'n sigaartjes, z'n simpel biertjeDan kwam de arme heer Stakenburg tot een leelijk de ficit. En op zekeren avond, In zeker bierhuis je op den hoek van een Amsterdamsck buurtje, zat hij te rekenenNa te cijferen Uit te schudden van de eene hand op de andere, wat hij nog aan guldens, maffies, dubbies en kopergeld over hadÓm te be reiken, althans, den 31cn van zekere maand. To.en iemand; die al sinds middagen en avonden, zonder dat hij er besef van had, op meneer Stakenburg geloerd had, hem op den schouder tikte De „majoor" keek verbaasd op. En zag naast zich staan iemand met groote, ros sige knevels. Met spottende, vroolijke oogen. Glimlachend, aanmoedigend, joviaal. „Mag ik u een biertje oifreeren?" vroeg de vreemde „ik meen u te kennen." De majoor aarzeldeMaar die van de rossige knevels zat al naast hem „U is toch uit Deventer, niet?" vroeg liij. Én toen volgden allerlei bijzonderheden met vele namen en aanduidingen die „majoor" paf maakten. En zij dronken biertjes. „Weet je," zei op zeker oogenblik de wild- j vreemde vriend, „wat ze hier puik hebben? Een wliiskey-soda!Die kent u toch uit de Oost, niet?... Mag ik nu eens liet voor recht hebben, u een fijna wliiskey-soda te oifreeren?" Even weifelde do „majoor" nogMaar reeds knalden de fleschjes. En zij dronken, zij klonkenVertelde hij van z'n ver driet van z'n misère. „Een man als u?" riep de nieuwe vriend uit, „moet die in de penarie zitten?Dat zal Ik nooit gedoogen. Ik weet, wat U waard is... Kan ik u van dienst zijn?... 't Is met waarachtige vriendschap geoffreerd, hoorl En hij liet een geel lapje van vijf es twintig tussehen duim en wijsvinger zien... „Kan ik u hiermee dienen?" De „majoor" dacht aan welhaast verschij nende kwitantie van kamcrschuld. In zijn eerlijk ,trotsch burgermans hart ontkiem de, ook wel, wantrouwen, weerzin Maar, op een wenk van den nieuwen vriend, had de kellner, zonder dat hij 't merkte, intus- schen reeds tweemaal whiskey-soda bediend. Hij dronk... Het gele lapje suggereerde hem Een Stukje papier was hem toege- «estoken... O, niet uit wantrouwen. Maar „bij leven en sterven", hé?.,, Dat zou hij allereerst billijken... „Natuurlijk l Natuurlijk l" beaamde de „majoor opgewonden. En toekende. En streek1 het gele lapje op. En vroeg, pp zijn beurt, wat hij nu mocht oifreeren... Wat om den „majoor" niet te beleedigen werd aangenomen. Zeker, zeer gaarne! Men klonk nogmaals. Maar gezorgd werd, dat de „majoor" niet behoefde te betalen. Zoo scheidde men, dien avond... iWeer tikte een hem op den schouder, enkele dagen later. En „majoor" Staken burg keek verschrikt op. Zag dien van de rossige knevels naast zich staan. Met uitge strekte hand „Hoe gaat 't amice?"... Maar de ander zat alweer naast hem vóór hij 't wist, „Nou?" vroeg de rood gesnorde. „Hé?" „Heb jo spie?... Toen bleek eerst recht dat de „Matoor" zich verbonden had dien avond van de fijne, heerlijke whiskey-soda's om de vijf- en-twintig gulden acht dagen na data inte graal terug te betalen... Acceotje!.., „Heb je spie?" Maar hij had niet. Geen roode centime. Toen glimlachte die .van de roode kne vels. En knikte, dat 't immers niks gaf. Zij waren vrienden Hij wou uitstel geven Zoo lang als-ie piaar wou En zelfs meer. Veel sterker. Hij legde, voor „majoor" Stakenburg, nog een blauw briefje neer. Yv'at-ie daarvan wel zei?" De „majoor" snapte toen wel. Maar had laag gepiekerd. Gedacht aan wat hem te wachten kon staan. Met z'n klein gagemen- I tje. i Loopeu in de barre kou om een baantje. Op norsch-trotschen toon afgewe zen te wordenTerecht komen in een slaapstee, met allerlei schorremorrie Ilij had liggend in zijn bed en huive rend bij de gedachte dat de huureenton cv niet zouden wezen straks gesidderd door het perspectief, zich voor hem openend... Zijn magere handen graaiden naar het blau we briefje En die van de zware knevels glimlachte. Zóó ging 't goed. Toen doken er nog een paar kersversche vrienden op. En de whiskey soda's kwamen op tafel. Totdat de „majoor" wiona stiptheid eenmaal spreekwoorde lijk was geweest daar zat met glazig-sta- rende oogen. Hij merkte niet dat de anderen elkaar toewenktenDiezelfde pud-gedien- do kon een prachtige .aanwinst voor de club wordeu „Aannemen, Piet!" werd pr telkens ge roepen. Nog een Blauw-bfiefje werd door de vin gers van „majoor", die zijn zware zorgen zag vervluchtigenopgegraaid't .Was immers gelukt. Hij zat in de klem „Je hebt een mooien staat van dienst 1" zei de president der Rechtbank tot oud- sergeant, uic complice van inbrekersbonde was gebleken „je hebt uitstekende ge tuigschriften. Ik kan mij niet begrijpen, dat je -ertoe gekomen bent, beklaagde, om je bij zulk een bende aan te sluitenl" Ik zag een siddering varen door de lange, schrale, gestalte van den oud-militair met de verdorde, vergeelde gelaatstrekken, de uitgebluschte oogen en het nerveus-gekauw van do kaakspieren. O, hij voelde wel dc vernedering, de schan de arme „majoor". Hij sloeg de pogenneer. En wist niets te zeggen. Ik zag hoe hij worstelde met de tranen van wroeging, van gekrenkten trots; van angst-voor komende armoede; van schaamti over betoonde zwakheid Hij overwon, de beklaagde. Hij schreide niet de oud-gediende. Maai' hij leed name loos, mateloos, in de uren van terechtstaan. DE UITVINDER VAN HET MACHINE GEWEER. Sir Hiram S. Maxim, de uitvinder van 't machinegeweer, het wepen dat in den te- genwooriiigen oorlog zulk een geweldige ról speelt, heeft onlangs onder den titel van „Mijn Leven" zijn levensbc6ebrijviiig uitge geven, die een belangrijke bijdrage vormt tot de geschiedenis der uitvindingen. Maxim stamt af van een Frnrosche familie, die in de 18e eeuw uit Frankrijk is vertrokken naar Massachusetts, waar zijn grootvader zich vestigde. Zijn vader had reeds 't bedrijf van farmer opgegeven en 'n zaagmolen gebouwd. De jonge Hirani toonde reeds vroeg veel aanleg voor werktuigkunde. Eerst wilde hij zeeman worden. Hij vervaardigde een in strument voor het meten van lengte en breedte, de eerste vrucht van zijn uitvinders talent. Later werd hij hij een wagenmaker in de leer gedaan, maar dewijl daar het werk «bard en het loon laag was, ging hij over naar de werkplaats van een decoratie-schilder, die wagens en sleden versierde. Dank zii Hirams ijver bloeide de zaak van zijn meester, en daarbij vond de jonge man zelf nog tijd voor studio ea las 's nachts technische werken. Omstreeks dieu tijd vond Hiram een auto matische muizenval uit die met een soort uurwerk gedreven, zelfwerkend een aantal muizen ving. Die uitvinding verwekte veel opzien. In de nu volgende jareu leidde Hiram een avon tuurlijk leven. Nu eens was hij kellner, dan weer wever of verdiende hij zijn onderhoud met poetsen. Óp zekeren dag had hij inder daad het plan opgevat prijsbokeer te wor den. Maar een vakman zeide tot hem: „Uw oogen zijn te groot en steken te veel voor uit. Bovendien, wie heeft ooit een prijshok- ser gezien met zulk een groot hoofd? Neen, stel dat plan maar uit uw gedachten!" Dat deed Hiram dan ook en nadat hij zeer veel vakken had uitgeoefend, legde hij zich weer op uitvindingen toe en bouwde een gasmachine, die do opmerkzaamheid op hem deed vestigen^ zoodat bij zich geheel aan de techniek kon wijden. Later werd hij inge nieur van de eerste eleetrisohe liobtmaat- schappij in de Vereenigde Staten, die van S. D. Scliuyler. Daarop vormde hij een eigen maatschappij en kwam in 1881 naar Londen om daar zijn patenten voor electi'isch licht to exploiteëren. Als „chronisch" uitvinder, zooals hij zichzelf noemt, begon hij met de samenstelling van automatische geweren en voltooide eindelijk in zijn kleine werkplaats in Hatton Garden het machine-geweer, dat zijn naam beroemd maakte. ,Jk werkte dag en nacht aan mijn teeke- ningou, totdat het geweer geheel gereed was, zegt hij; ik beproefde het, en zag, dat het meer dan tienmaal in de seconde vuurde. Toen de bladen bekeud maakten, dat ik een geweer had uitgevonden, dRt meer dan 600 sdhoten in de minuut loste, nam men er een loopje mee en noemde 't een echt Yankee stukje. Maar de uitkomst bewees de waar heid mijner bewering. Alle kenners bewon derden mijn geweer. De Duit&che Keizer zei er van: „Dat is het wapen dei- toekomst, en geen ander". Ook Li Hoeng Sjang was er verrukt over, maar hij vroeg voorzichtig-, wat de lading per minuut kostte, en toen hij hoorde: ruim 1500 gulden, zei de hij ver schrikt: „Mij dunkt toch, dat dit geweer voor China te snel schiet." De sjah van Per/.ië zou maar liefst dade lijk zulk een macdiinegeweer hebben meege nomen, mRr.r do uitvinder verklaarde, dat liet 't eigendom was van zijn maatschappij, en hij er niet over beschikken kon. Lord Wolseley zeide: Gij, Amerikanen, vindt nog eens een machine nit, die volwas sen mannen en vrouwen levert, waarop Maxim antwoordde, dat zulk een uitvinding zeker niet in den smaak zou vallen. AMBTELIJKE STIJL. Uit een proee6-verbaal wegens dierenkwel ling: „De arrestant hoeft zoo onbarmhartig op de ezels geslagen, dat de ondergeteekende het niet kon uithouden." HET KOSTBAARSTE TAPIJT TER WERELD. Het Victoria- en Albert museum t© Londen, heeft een der vier stukken, die het beroemde „paarlentapijt van Baioda" vormen, in bruik leen ontvangen. Dit kostbaar product van Indi sche kunst wordt door kenners voor het meest bewonderenswaardige borduurwerk der wereld gehouden. Het is uit vier symmetrische stukken samengesteld, waarvan elk 22 bij 56 meter in liet vierkant en die stukken sluiten precies aan elkaar. De vervaardiging van dit tapijt werd door een der voorgangers van den tegenwoordige Maba- radja opgedrageD, die het als een dek over het graf van Mohammed wilde bestemmen. De beste borduurders en juweliers van Baroda moesten er drie jaar aan werken en het verbruikte mate riaal kostte bijna 10.000 gulden. Toen het kunst werk gereed was, ontvingen de kunstenaars, die het hadden gewrocht, een geschenk van 25.000 gulden. Zijn de vier deelen aan elkaar gesloten, dan vertoont het midden een bloem, die uit 4 o! 5 diamanten is gevormd. De omlijsting bestaat uit 24 rosetten, die ieder uit 52 diamanten bestaan. Robijnen, smaragden en safieren zijn door ara besken omgeven, die met prachtige paarlen op gelegd zijn. De Hindoe prins, die tot do Mahomedaansclie leer bekeerd was, en ifet mees terwerk in eeu eerste opwelling aan den profeet wilde wijden, heelt ten slotte een andere ge dachte gekregen en het kostbare tapijt zelf be houden. HET FINSCHE BAD. Het eerste wat de Fin, die zich in onontgon nen bosachen vestigt, doet, is het bouwen van eeu houten badhuis, waar hij met zijn gezin woont, slaapt en 's avonds een bad ne'emt. Eerst later bouwt hij, zoo noodig, schuren en ten slotte een woonhuis. Aan de muren van liet badhuis zijn tot aan de zoldering groote planken aange bracht en in een hoek staat dc haard, die den geheelen dag met houtblokken wordt gevoed, die op groote steenen worden gelegd, 's Avonds gaan de familieleden ontkleed op de planken liggen en nu wordt heet water op de rood gloeiende steenen gelegd, waardoor het vertrdk met stoom wordt gevuld. Op de bovenste planken is het verblijf het heetst. Nu nemen de baders een lauw stortbad, eu dan gaan zij in de buitenlucht, 'a Zomoes gaan zij dan op den grond liggen, totdat hum roode huid weer gewoon van kleur is, 's winteiis drogen zii zich snel af, maar zeer dappere bade.a gaan eerst in de sneeuwrollen. In da stede k heeft zelfs do werkman dikwijls zijn badkamer; en voor de anderen zijn er voldoende openbar» badhuizen. De hier beschreven gewoonten zij» misschien 20 eeuwen oud. Lijdt men aan spier, pijnen, dan wordt het bad door massage gevolgd. Vele onde vrouwen zijn daarin zeer geoefend Het schijnt, ÜUat er zich in het Fransche leger nogal eens gevallen van de hoogst be smettelijke ziekte: nekkramp, voordoen. De frequentie is althans zoo groot, dat een mi litaire arts. dr. De Kermabon van liet. 41sto regiment infanterie, het noodig oordeelde, van het verschijnsel speciale studiën tema ken, om te vinden, wat wol de oorzaak van haar verbreding in hot Fransche leger kan ziju. Hij meent nu verband gevonden te hebben tusschon nekkramp en liet. rooken van tabak. Op grond van zijn waarnemingen spreekt hij liet vermoeden uit, dat rookers veelmin- dor bevattelijk zijn voor nekkramp danniet- rookers. De statistieken door den arts opge maakt, hebben schijnbaar onweerlegbaar be wezen, dat aan dei. oenen kant opvallend! veel niet-rookers aan nekkramp leden en dat de ziekte aan den anderen ant bijna geen sLachtoffers kent pnder de rookere, Dc Kermabon -brengt deze werking samen met bepaalde eigenstdiappen van tabak. Hij' is de meening toegedaan, dat tabak, voor* namelijk de bij het rooken ontetaande ver/ brundingspi oducten, die sporen van formal» dehydium bevatten een desinfecteerenda werking op de slijmhuid uitoefent en op deze wijze de luchtwegen beschermt tegen de werking der nekkrampbacillon, zoodal de bacteriën vernietigd worden, voor ze in de luchtwegen zijn gedrongen, en hun doodo- lijken arbeid verricht kan worden. Beschoten vlieg m.a chines. In den oorlog is de vliegmachine vaak aan een hengen kocelregcn blootgesteld en het iS opvallend, hoe goed de draagvlakken nog werken, zelfs als zij sterk doorschoten zijn. Hiervoor gelden waar schijnlijk bijzondere natuurwetten, die tot nog to« niet geheel bekend zijn. Over het algemeen wordt weliswaar beweerd, dat het draagvermogen van een vlak in verhouding tot de grootte staat. Men weet echter ook, dat de gedaante eveneens van belang is. En het schijnt, dat gaten in de draag vlakken niet zooveel hinderen, als de theorie op grond der grootte-vermindering wil aannemen. Van belang is het feit, dat de natuur de vogei* vleugels gegeven heeft, die lucht doorlaten, du» In zekere mate doorboord zijn. En als men vech tende vogels gadeslaat, ziet men duidelijk, da. de vleugels meer of minder lucht kunnen dooi laten, door ze in verschillende standen te bren gen. Ook bij zeilen is men tot de conclusie^ ek<^ men, dat gaten niet hinderen. Door een zrice Vassals werd in 1894 te Genua op grond zijn onderzoekingen beweerd,'dat doorboor zeilen beter functioneerden dan volle. Ook BW beschadigingen zijn niet zoo gevaarlijk ais gewoonlijk meent, als de vlieger maar niet inacht over de machine verliest.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1915 | | pagina 6