De groote strijd.
24 APRIL 1915
Inezgondsn Mededeeling
STATEN-GENERAAL
LEGEM EN VLOOT
RECHTSZAKEN.
LENTE.
D£ MAJOOR.
WETENSWAARDIGHEDEN
ALLERLEI
faillissementen.
nekkramp en rook en.
'aid herhalen zal. Maai- zijn verstoordheid
lijkt mij wel zeer begrijpelijk. Want inder
daad blijkt, dat bier iets niet in den haak
ie. Men heeft hier 6f maar klakkeloos jon
gelui voor de opleiding aangenomen, zon
der eerst een» te informeeren hoe het met
die opleiding stond. Of wel er ia door de
hoogere militaire machten niet aan gcdadht
krnehten beschikbaar te stellen voor die op
leiding en men getroost zich de moeite niet
eens om naar een middel om te zien ten
einde aan den wensch naar officiers-oplei
ding tegemoet to komen. Men schijnt zich met
de gedachte gevleid te hebben, dat al die
nspirant-officieren studenten zijn en dat die
met zoo'n ongevraagd zesmaandsch verlof
wel weg weten. Doch de andere jongelui zijn
er in ieder geval de dupe van en, wat zeker
erger is het instituut der opleiding tot
militie-officier komt leelijk in discrediet.
Mijn vriend Jansen, en anderen met hem,
vertellen voorzeker aan wie thet hooren wil,
van hun tegenvaller en ik zon op dit oogen-
blik ook zeker niet, wanneer mij om raad
werd gevraagd, durven adviseeren dat een
loteling zich voor de opleiding zal aangeven.
Dat loopt blijkbaar op teleurstelling uit.
Wat zeggen de menschen, die zoo geest
driftig strijden voor de verhooging van onze
weerkracht, wel van deze zonderlinge hiè,
torie?
GEWISSELDE STUKKEN.
De Indische Leening
Op vragen hem gedaan door den heer ,Van
iVuureu heeft de Minister van Koloniën, het
volgende geantwoord (ingezonden den 20
April 1915):
Ik ben bereid de Kamer in de gelegenheid
te stellen kennis te nemen van de akte, ga-
daglt okend 19 Februari 1915, behelzende het
geen lusschen Nederlandsch-Indië eenerzijdda
en de Nederlandsche Handelmaatschappij, de
Nederlandsch-Indisclie Escompto Maatschap
pij anderzijds is overeengekomen,
Uit die aktie blijkt dat eerstgenoemde kre
dietinstellingen tot 7 dagon na hare dagtee-
kening de bevoegdheid hadden mij (Minister)
kennis te geven, of zij op de aangegeven
voorwaarden een overeenkomst tot overna
me van een deel der ten laste van Neder-
landsch-Indië uit te geven schuldbrieven
wenschten aan te gaan (zie het bepaalde
sub 8o.)
Uit liet eerste iid van het sub 2o. bepaalde
volgt, dat de daarin bedoelde koop en ver
hoop van uit te geven schuldbrieven tot c <i
beloop van 40 millioeu gulden zou komen
te vervallen, indien do wot, die den Mink ter
van Koloniën tot de uitgifte moest mach
tigen, niet uiterlijk op 15 Maart 1915 zou
zijn tot stand gekomen,
In de bepaling sub 7o. worden de voor
waarden aangegeven bij welker vervulling
de koopovereenkomst geacht zou worden niet
te zijn tot stand gekomen, to weten:
a. wanneer Nederland in oorlog mocht
worden gewikkeld;
b. wanneer door of aan Nederland een
ultimatum mocht worden gesteld;
e. wanneer do koers der 5 pCt. Nederiand-
sche staatsleening 1914 beneden 98 pCt. mocht
zijn gedaald.
Gelijk uit de derde zinsnede van het sub
2o. in de akte vermelde blijkt, is aan de
kredietinstellingen tot drie dagen vóór den
dag der inschrij ving op de leening bevoegd
heid verleend, om de niet door haar over
genomen schuldbrieven ten beloope van 22\!2
millioeu gulden geheel of gedeeltelijk voor
95 pCt. te koopen.
De Minister merkt verder op dat het nood
zakelijk was om, in verband met de tot
ongeveer 100 millioen opgeloopeu vlottende
schuld, zoo spoedig mogelijk Nederlanusch-
Indischo schuldbrieven ingang te doen vinden
en daarmede niet te verwijlen, totdat de
vrede zou zijn geteekend, als wanneer ge
vreesd moest worden, dat door de groote
geldbehoefte de rentestandaard hooger en de
leeaings voorwaarden bezwarender zouden
worden.
Bovendien had de geldmarkt zoo in als
builen Nederland, onder den druk staande
van den oorlog, weinig neiging betoond een
kredietneemster ter wille te zijn, die, voor
het eerst op de markt, komende, geen zeker
heid voor do nakoming, barer verplichtingen
aanbood.
Naar de zienswijze van den Minister was
het onder die omstandigheden ten volle
verantwoord de geldelijke lasten van den
overeenkomst te aanvaarden, ook al kon
daardoor aanvankelijk niet meer bereikt wor-
don, dan dat 40 millioen, d. i. ten naastenbij
twee-derde der leening, plaatsing vond.
Molest risico.
De commissie van Rapporteurs in zake
het wetsontwerp tot machtiging aan de Itc-
geering, verzekeringsovereenkomsten aan te
gaan' tegen het gevaar van molest in ver
band met den tegenwoordigen oorlogstoestand,
stelt aan de Kamer voor het ontwerp opnieuw
in do afdeelingen te doen onderzoeken en wel
wegens do belangrijke nieuwe bepalingen,
welke de Regeering daarin heeft gebracht na
de verschijning van. het voorloopig verslag,
waarin o. a. over het gemis van voldoeude
toelichting was geklaagd.
Leening 1914.
Een wetsontwerp is verschenen tot vast
stelling van de bcgrooting van inkomsten en
uitgaven van het leeningsfonds 1914 voor het
jaar 1915, welke begrooting berust op de artt.
32 tot en met 37 van de Leeningwet-1914.
Aan de debetzijde vindt men f 6.876.000
voor de rente, op. 1 Augustus verschijnende
f 1.000.000 als uitkeering aan de algemeene
middelen en voorts de kosten voor de uitgifte
enz.
Aan de creditzijde de opcenten op de di
recte, en de indirecte belastingen en op de
accijnzen, de rente en terugbetaling van som
men door het Rijk aan gemeenten voorgescho
ten, verkoop van zaken aangekocht in verband
met de mobilisatio enz.
De groote strijd om het bestaan wordt
door ieder gestreden; en er vallen dagelijks
slachtoffers. Wanneer uw weerstandsvermo
gen geleden heeft, wanneer gij uw werk niet
meer met lust kunt doen; wanneer gij on
gedurig zijt of zenuwachtig; prikkelbaar en
slecht gehumeurd, dan zijt gij goed op weg
een slachtoffer te worden. Gaat dat zoo
voort, dan kunt ge straks niets meer! Daar
om versterk uw krachten nu het nog tijd ie.
De Sanguiuose is het kostelijke middel dat
u snel en zeker de verloren zenuwkraoht we
dergeeft. Zij verhoogt uw weerstandsvermo
gen; maakt uw slaap diep en verkwikkend
en geeft u dat opgewekt gevoel van kracht
en blijdschap, dat bij een volmaakte gezond
heid behooTt. Neemt er de proef van.
Sanguiuose kost:
per fl. 1.50, de 6 fL 8.—, 12 fi. 15.—.
Te verkrijgen 'bij de meeste Apothekers en
goede Drogisten.
WACHT U VOOR NAMAAKI
Tweemaal daags een eetlepel ie voldoende.
VAN DAM Co.,
de Iiiemerstraat 2o/4. Den Haag.
EPIDEMISCHE ZIEKTE IN AMERSFOORT.
Ingevolge nader advies van den inspecteur van
den geneeskundigen dienst heeft de opperbevel
hebber nader het volgende bepaald:
Aan te Amersfoort in garnizoen zijnde mili
tairen mag verlof naar elders worden verleend,
in geval van bepaalde noodzakelijkheid, zoodal
verlof voor genoegen is uitgesloten.
De chef, die het verlof verleent, zal zorgen
dat de met verlof vertrekkenden te voren dooi
den geneeskundigen dienst zijn geïnstrueerd om
trent de gevaren, die zij wellicht aan anderen,
vooral aan kinderen, zouden kunnen brengen en
omtrent de wijze, waarop dit zou zijn te voor
komen.
Verloven van elders naar Amersfoort kunuen
weder op den gewonen voet worden verleend,
mits den belanghebbenden wordt aaugezegd, dat
de toegang tot kazernes en militaire ziekenin-
richtingen voor hen strikt is verboden. De gar
nizoenscommandant te Amersfoort ueernt maat
regelen om den toegang van militairen, van
elders komende, tot de militaire inrichtingen te
beletten.
Verplaatsing van militairen naar Amersfoort
ol van daar naar elders mag alleen geschieden
in dringende gevallen.
Failliet verklaard 14 April: H. van Heu
velen, smid, Onstwedde.
A. S. Wester veld, timmerman en aanne
mer te Barneveld.
G. J. Rotering, bakker, eerder wonende t«
Anna Paulownapolder, thans te Rotterdam,
Prins Alexanderstraat 35.
LETTERKUNDIG BIJVOEGSEL
B B
B
De Lente komt! de Lente komt!
Op vrienden! nu naar buiten!
Zij komt in keurig groen gekleed,
En houdt een vollen korf gereed,
Dien zij u wil ontsluiten.
De Schoone komt! de Schoone korntl
Met rozen op de wangen,
Met lippen, waar de lach om speelt,
En met een stem, die zoeter streelt,
Dan schoone maatgezangen.
De Schoone wenkt! de Schoone wenkt)
Ei, zie haar ginder zweven!
Zij strooit haar schat voor rijk en arm,
Haar lach bezielt, haar blik maakt wann,
Haar adem wekt nieuw leven.
En alles zingt, en alles juicht,
En doet haar 't „welkom!" hooren:
De meerle kweelt in 't groenend hout.
Het bloempje treedt in veld «n woud
Met open kelk naar voren.
De Bruid is daar! de Bruid is daar!
Gehuld in gouden stralen!
Wat leeft in bosch en veld gaat voor,
En roept ons om met 't blijde koor
Haar feest'lijk in te halen.
Op, vrienden! nu naar buiten heen!
Snelt Lente juichend tegen!
God wierp Zijn gaven in haar schoot
Voor arm en rijk, voor klein en groot
Dankt, dankt Mem voor dien zegen!
Zfjn stiptheid was spreekwoordelijk' ge
worden.
En ook hef. gevoel van „zelfrespect" hem
eigen en toch zou hij eens in een bankje
der beklaagden terecht komen.
Hij was oen zeer bijzondere figuur de
heer Stakenburg. Met een klein pensioentje-
was hij uit den dienst gekomen. En door
een van zijn supérieuren aanbevolen. Toen
brak voor Stakenburg een harde tijd aan.
Want hij was niet meer geschikt voor iets
anders dan militaire bezigheden. En hij was
te trotsch om te „bedelen'' voor een baan
tje. Zijn gagement was inderdaad heel klein.
Maar hij had nog 'n spaarduitje. Toen ves
tigde hij zich ergens buiten. En wist een
kamertje met pension te krijgen voor min
der dan dertig gulden in de maand. De ka
meraden hadden hem altijd „de majoor" ge
noemd. En hij voelde zich steeds een tikje
verhevea boven zijn sfeer. Hij had een on
derscheiding voor langclurigen dienst en nog
«en andere medaille, die hij aan een lintje
mocht dragen. Maar hij stopte do medaille
weg achter de lapèl vau z'n jas. Zoodat
't den schijn had of hij „ridder was... En
In do Landelijke gemeente waar hij zich
uit den dienst komend vestigde, was zijn
angstblik gericht op den burgemeester, als
hij dien passeerde, alsmede op den veld
wachter... OI zij 't ook merkten, dat hij
- - tegen de voorschriften in z'n „deco
ratie droeg zonder "de medaille. Nu leek hij
ridder. Wat Stakenburg niet was.
Hjj sieel er kalme, prettige dagen in het
plaatsje van Geldersche achterbuurt. Hij
twain met niemand in aanraking... Had
zich Inschrijven als „oud-adjudant-
kwartiermeestor" bij het Indische leger....
Ietwat mysterieuse titel. Zelfs de burge
meester van het dorpje was er niet heele-
maal zeker van, tot welke categorie van
Bud-gedienden hij eigenlijk behoorde. Er
iwas, op do plaatselijke soos zwaar over ge
redeneerd, zonder dat men tot een conclu-
aio kwam. Viel de vreemde eend in de bfjt
nu boven of ,wel onder do grens van bat
officier-zijn?.-.Men wist 't niet.
Hij hacl een maand of wat in het plaatsje
gewoond. Met geen sterveling in aanraking
komend. Hij had prompt betaald de „ma
joor". Schulden maakte hij niet. Men ver
gat hem gaandeweg. En op zekeren dag
.was hij verdwenenNiemand had, in het
provinciale plaatsje, een cent .van hem te
vorderen. -
Maar: hij was jvog-
Toen verhuisde de „majoor" naar de groot-
Btud. Zijn spaarduiten begonnen leelijk te
siinken. En hij had wel gemerkt, dat 't
geen drio maanden meer duren kon, in
het Geldersche plaatsje of hij zou op
zwart zaad zitten. Toen besloot hij 't te
probeeren in de groote, drukke woeling der
menschen, daarginds. Maar het viel niet
mee.
Hij zag voortdurend het spooksel vóór
zich verrijzen, waar „de majoor" altijd zoo
bang voor was geweest arm-worden afhan-
kelijk-worden, de hand moeten uitsteken,
bedelenVragen om steun... Van die
brieven schrijven, in smeekende termen...
Dat wou de „majoor" niet. Al dikwijls
toon hij nog in z'n volle glorie was had-ie
tegen zichzelf gezegd: Alles liever dan dót
Maar... De duiten raakten zoo leelijk
op. Hij had, nu, ergens, een kamertje met
de kost gehuurd voor zeven gulden in de
week. Dat ging heelemaal niet. Als hij eraf
rekende z'n waschgold, z'n scheerduiten, z'n
sigaartjes, z'n simpel biertjeDan kwam
de arme heer Stakenburg tot een leelijk de
ficit.
En op zekeren avond, In zeker bierhuis
je op den hoek van een Amsterdamsck
buurtje, zat hij te rekenenNa te cijferen
Uit te schudden van de eene hand op
de andere, wat hij nog aan guldens, maffies,
dubbies en kopergeld over hadÓm te be
reiken, althans, den 31cn van zekere maand.
To.en iemand; die al sinds middagen en
avonden, zonder dat hij er besef van had, op
meneer Stakenburg geloerd had, hem op
den schouder tikte
De „majoor" keek verbaasd op. En zag
naast zich staan iemand met groote, ros
sige knevels. Met spottende, vroolijke oogen.
Glimlachend, aanmoedigend, joviaal. „Mag ik
u een biertje oifreeren?" vroeg de vreemde
„ik meen u te kennen."
De majoor aarzeldeMaar die van de
rossige knevels zat al naast hem
„U is toch uit Deventer, niet?" vroeg liij.
Én toen volgden allerlei bijzonderheden
met vele namen en aanduidingen die
„majoor" paf maakten.
En zij dronken biertjes.
„Weet je," zei op zeker oogenblik de wild-
j vreemde vriend, „wat ze hier puik hebben?
Een wliiskey-soda!Die kent u toch uit
de Oost, niet?... Mag ik nu eens liet voor
recht hebben, u een fijna wliiskey-soda te
oifreeren?"
Even weifelde do „majoor" nogMaar
reeds knalden de fleschjes. En zij dronken,
zij klonkenVertelde hij van z'n ver
driet van z'n misère.
„Een man als u?" riep de nieuwe vriend
uit, „moet die in de penarie zitten?Dat
zal Ik nooit gedoogen. Ik weet, wat U waard
is... Kan ik u van dienst zijn?... 't Is
met waarachtige vriendschap geoffreerd,
hoorl
En hij liet een geel lapje van vijf es
twintig tussehen duim en wijsvinger zien...
„Kan ik u hiermee dienen?"
De „majoor" dacht aan welhaast verschij
nende kwitantie van kamcrschuld. In zijn
eerlijk ,trotsch burgermans hart ontkiem
de, ook wel, wantrouwen, weerzin Maar,
op een wenk van den nieuwen vriend, had
de kellner, zonder dat hij 't merkte, intus-
schen reeds tweemaal whiskey-soda bediend.
Hij dronk... Het gele lapje suggereerde
hem Een Stukje papier was hem toege-
«estoken... O, niet uit wantrouwen. Maar
„bij leven en sterven", hé?.,, Dat zou hij
allereerst billijken...
„Natuurlijk l Natuurlijk l" beaamde de
„majoor opgewonden.
En toekende. En streek1 het gele lapje
op. En vroeg, pp zijn beurt, wat hij nu mocht
oifreeren... Wat om den „majoor" niet
te beleedigen werd aangenomen.
Zeker, zeer gaarne!
Men klonk nogmaals. Maar gezorgd werd,
dat de „majoor" niet behoefde te betalen.
Zoo scheidde men, dien avond...
iWeer tikte een hem op den schouder,
enkele dagen later. En „majoor" Staken
burg keek verschrikt op. Zag dien van de
rossige knevels naast zich staan. Met uitge
strekte hand
„Hoe gaat 't amice?"...
Maar de ander zat alweer naast hem vóór
hij 't wist,
„Nou?" vroeg de rood gesnorde.
„Hé?"
„Heb jo spie?...
Toen bleek eerst recht dat de „Matoor"
zich verbonden had dien avond van de
fijne, heerlijke whiskey-soda's om de vijf-
en-twintig gulden acht dagen na data inte
graal terug te betalen... Acceotje!..,
„Heb je spie?"
Maar hij had niet. Geen roode centime.
Toen glimlachte die .van de roode kne
vels. En knikte, dat 't immers niks gaf. Zij
waren vrienden Hij wou uitstel geven
Zoo lang als-ie piaar wou
En zelfs meer. Veel sterker. Hij legde,
voor „majoor" Stakenburg, nog een blauw
briefje neer. Yv'at-ie daarvan wel zei?"
De „majoor" snapte toen wel. Maar had
laag gepiekerd. Gedacht aan wat hem te
wachten kon staan. Met z'n klein gagemen-
I tje. i
Loopeu in de barre kou om een
baantje. Op norsch-trotschen toon afgewe
zen te wordenTerecht komen in een
slaapstee, met allerlei schorremorrie
Ilij had liggend in zijn bed en huive
rend bij de gedachte dat de huureenton cv
niet zouden wezen straks gesidderd door
het perspectief, zich voor hem openend...
Zijn magere handen graaiden naar het blau
we briefje
En die van de zware knevels glimlachte.
Zóó ging 't goed. Toen doken er nog een
paar kersversche vrienden op. En de whiskey
soda's kwamen op tafel. Totdat de „majoor"
wiona stiptheid eenmaal spreekwoorde
lijk was geweest daar zat met glazig-sta-
rende oogen. Hij merkte niet dat de anderen
elkaar toewenktenDiezelfde pud-gedien-
do kon een prachtige .aanwinst voor de
club wordeu
„Aannemen, Piet!" werd pr telkens ge
roepen.
Nog een Blauw-bfiefje werd door de vin
gers van „majoor", die zijn zware zorgen
zag vervluchtigenopgegraaid't .Was
immers gelukt.
Hij zat in de klem
„Je hebt een mooien staat van dienst 1"
zei de president der Rechtbank tot oud-
sergeant, uic complice van inbrekersbonde
was gebleken „je hebt uitstekende ge
tuigschriften. Ik kan mij niet begrijpen, dat
je -ertoe gekomen bent, beklaagde, om je bij
zulk een bende aan te sluitenl"
Ik zag een siddering varen door de lange,
schrale, gestalte van den oud-militair met
de verdorde, vergeelde gelaatstrekken, de
uitgebluschte oogen en het nerveus-gekauw
van do kaakspieren.
O, hij voelde wel dc vernedering, de schan
de arme „majoor".
Hij sloeg de pogenneer. En wist niets
te zeggen.
Ik zag hoe hij worstelde met de tranen
van wroeging, van gekrenkten trots; van
angst-voor komende armoede; van schaamti
over betoonde zwakheid
Hij overwon, de beklaagde. Hij schreide
niet de oud-gediende. Maai' hij leed name
loos, mateloos, in de uren van terechtstaan.
DE UITVINDER VAN HET MACHINE
GEWEER.
Sir Hiram S. Maxim, de uitvinder van 't
machinegeweer, het wepen dat in den te-
genwooriiigen oorlog zulk een geweldige ról
speelt, heeft onlangs onder den titel van
„Mijn Leven" zijn levensbc6ebrijviiig uitge
geven, die een belangrijke bijdrage vormt
tot de geschiedenis der uitvindingen. Maxim
stamt af van een Frnrosche familie, die in
de 18e eeuw uit Frankrijk is vertrokken naar
Massachusetts, waar zijn grootvader zich
vestigde. Zijn vader had reeds 't bedrijf van
farmer opgegeven en 'n zaagmolen gebouwd.
De jonge Hirani toonde reeds vroeg veel
aanleg voor werktuigkunde. Eerst wilde hij
zeeman worden. Hij vervaardigde een in
strument voor het meten van lengte en
breedte, de eerste vrucht van zijn uitvinders
talent.
Later werd hij hij een wagenmaker in de
leer gedaan, maar dewijl daar het werk «bard
en het loon laag was, ging hij over naar de
werkplaats van een decoratie-schilder, die
wagens en sleden versierde. Dank zii Hirams
ijver bloeide de zaak van zijn meester, en
daarbij vond de jonge man zelf nog tijd voor
studio ea las 's nachts technische werken.
Omstreeks dieu tijd vond Hiram een auto
matische muizenval uit die met een soort
uurwerk gedreven, zelfwerkend een aantal
muizen ving.
Die uitvinding verwekte veel opzien. In de
nu volgende jareu leidde Hiram een avon
tuurlijk leven. Nu eens was hij kellner, dan
weer wever of verdiende hij zijn onderhoud
met poetsen. Óp zekeren dag had hij inder
daad het plan opgevat prijsbokeer te wor
den. Maar een vakman zeide tot hem: „Uw
oogen zijn te groot en steken te veel voor
uit. Bovendien, wie heeft ooit een prijshok-
ser gezien met zulk een groot hoofd? Neen,
stel dat plan maar uit uw gedachten!"
Dat deed Hiram dan ook en nadat hij zeer
veel vakken had uitgeoefend, legde hij zich
weer op uitvindingen toe en bouwde een
gasmachine, die do opmerkzaamheid op hem
deed vestigen^ zoodat bij zich geheel aan de
techniek kon wijden. Later werd hij inge
nieur van de eerste eleetrisohe liobtmaat-
schappij in de Vereenigde Staten, die van
S. D. Scliuyler. Daarop vormde hij een eigen
maatschappij en kwam in 1881 naar Londen
om daar zijn patenten voor electi'isch licht
to exploiteëren. Als „chronisch" uitvinder,
zooals hij zichzelf noemt, begon hij met de
samenstelling van automatische geweren en
voltooide eindelijk in zijn kleine werkplaats
in Hatton Garden het machine-geweer, dat
zijn naam beroemd maakte.
,Jk werkte dag en nacht aan mijn teeke-
ningou, totdat het geweer geheel gereed was,
zegt hij; ik beproefde het, en zag, dat het
meer dan tienmaal in de seconde vuurde.
Toen de bladen bekeud maakten, dat ik een
geweer had uitgevonden, dRt meer dan 600
sdhoten in de minuut loste, nam men er een
loopje mee en noemde 't een echt Yankee
stukje. Maar de uitkomst bewees de waar
heid mijner bewering. Alle kenners bewon
derden mijn geweer. De Duit&che Keizer zei
er van: „Dat is het wapen dei- toekomst, en
geen ander". Ook Li Hoeng Sjang was er
verrukt over, maar hij vroeg voorzichtig-,
wat de lading per minuut kostte, en toen hij
hoorde: ruim 1500 gulden, zei de hij ver
schrikt: „Mij dunkt toch, dat dit geweer
voor China te snel schiet."
De sjah van Per/.ië zou maar liefst dade
lijk zulk een macdiinegeweer hebben meege
nomen, mRr.r do uitvinder verklaarde, dat
liet 't eigendom was van zijn maatschappij,
en hij er niet over beschikken kon.
Lord Wolseley zeide: Gij, Amerikanen,
vindt nog eens een machine nit, die volwas
sen mannen en vrouwen levert, waarop
Maxim antwoordde, dat zulk een uitvinding
zeker niet in den smaak zou vallen.
AMBTELIJKE STIJL.
Uit een proee6-verbaal wegens dierenkwel
ling:
„De arrestant hoeft zoo onbarmhartig op de
ezels geslagen, dat de ondergeteekende het niet
kon uithouden."
HET KOSTBAARSTE TAPIJT TER
WERELD.
Het Victoria- en Albert museum t© Londen,
heeft een der vier stukken, die het beroemde
„paarlentapijt van Baioda" vormen, in bruik
leen ontvangen. Dit kostbaar product van Indi
sche kunst wordt door kenners voor het meest
bewonderenswaardige borduurwerk der wereld
gehouden. Het is uit vier symmetrische stukken
samengesteld, waarvan elk 22 bij 56 meter in
liet vierkant en die stukken sluiten precies
aan elkaar.
De vervaardiging van dit tapijt werd door een
der voorgangers van den tegenwoordige Maba-
radja opgedrageD, die het als een dek over het
graf van Mohammed wilde bestemmen. De beste
borduurders en juweliers van Baroda moesten
er drie jaar aan werken en het verbruikte mate
riaal kostte bijna 10.000 gulden. Toen het kunst
werk gereed was, ontvingen de kunstenaars, die
het hadden gewrocht, een geschenk van 25.000
gulden.
Zijn de vier deelen aan elkaar gesloten, dan
vertoont het midden een bloem, die uit 4 o! 5
diamanten is gevormd. De omlijsting bestaat uit
24 rosetten, die ieder uit 52 diamanten bestaan.
Robijnen, smaragden en safieren zijn door ara
besken omgeven, die met prachtige paarlen op
gelegd zijn. De Hindoe prins, die tot do
Mahomedaansclie leer bekeerd was, en ifet mees
terwerk in eeu eerste opwelling aan den profeet
wilde wijden, heelt ten slotte een andere ge
dachte gekregen en het kostbare tapijt zelf be
houden.
HET FINSCHE BAD.
Het eerste wat de Fin, die zich in onontgon
nen bosachen vestigt, doet, is het bouwen van
eeu houten badhuis, waar hij met zijn gezin
woont, slaapt en 's avonds een bad ne'emt. Eerst
later bouwt hij, zoo noodig, schuren en ten slotte
een woonhuis. Aan de muren van liet badhuis
zijn tot aan de zoldering groote planken aange
bracht en in een hoek staat dc haard, die den
geheelen dag met houtblokken wordt gevoed,
die op groote steenen worden gelegd, 's Avonds
gaan de familieleden ontkleed op de planken
liggen en nu wordt heet water op de rood
gloeiende steenen gelegd, waardoor het vertrdk
met stoom wordt gevuld.
Op de bovenste planken is het verblijf het
heetst. Nu nemen de baders een lauw stortbad,
eu dan gaan zij in de buitenlucht, 'a Zomoes
gaan zij dan op den grond liggen, totdat hum
roode huid weer gewoon van kleur is, 's winteiis
drogen zii zich snel af, maar zeer dappere bade.a
gaan eerst in de sneeuwrollen. In da stede k
heeft zelfs do werkman dikwijls zijn badkamer;
en voor de anderen zijn er voldoende openbar»
badhuizen. De hier beschreven gewoonten zij»
misschien 20 eeuwen oud. Lijdt men aan spier,
pijnen, dan wordt het bad door massage gevolgd.
Vele onde vrouwen zijn daarin zeer geoefend
Het schijnt, ÜUat er zich in het Fransche
leger nogal eens gevallen van de hoogst be
smettelijke ziekte: nekkramp, voordoen. De
frequentie is althans zoo groot, dat een mi
litaire arts. dr. De Kermabon van liet. 41sto
regiment infanterie, het noodig oordeelde,
van het verschijnsel speciale studiën tema
ken, om te vinden, wat wol de oorzaak van
haar verbreding in hot Fransche leger kan
ziju. Hij meent nu verband gevonden te
hebben tusschon nekkramp en liet. rooken
van tabak.
Op grond van zijn waarnemingen spreekt
hij liet vermoeden uit, dat rookers veelmin-
dor bevattelijk zijn voor nekkramp danniet-
rookers. De statistieken door den arts opge
maakt, hebben schijnbaar onweerlegbaar be
wezen, dat aan dei. oenen kant opvallend!
veel niet-rookers aan nekkramp leden en
dat de ziekte aan den anderen ant bijna
geen sLachtoffers kent pnder de rookere,
Dc Kermabon -brengt deze werking samen
met bepaalde eigenstdiappen van tabak. Hij'
is de meening toegedaan, dat tabak, voor*
namelijk de bij het rooken ontetaande ver/
brundingspi oducten, die sporen van formal»
dehydium bevatten een desinfecteerenda
werking op de slijmhuid uitoefent en op
deze wijze de luchtwegen beschermt tegen
de werking der nekkrampbacillon, zoodal
de bacteriën vernietigd worden, voor ze in de
luchtwegen zijn gedrongen, en hun doodo-
lijken arbeid verricht kan worden.
Beschoten vlieg m.a chines. In den
oorlog is de vliegmachine vaak aan een hengen
kocelregcn blootgesteld en het iS opvallend, hoe
goed de draagvlakken nog werken, zelfs als zij
sterk doorschoten zijn. Hiervoor gelden waar
schijnlijk bijzondere natuurwetten, die tot nog to«
niet geheel bekend zijn. Over het algemeen wordt
weliswaar beweerd, dat het draagvermogen van
een vlak in verhouding tot de grootte staat. Men
weet echter ook, dat de gedaante eveneens van
belang is. En het schijnt, dat gaten in de draag
vlakken niet zooveel hinderen, als de theorie op
grond der grootte-vermindering wil aannemen.
Van belang is het feit, dat de natuur de vogei*
vleugels gegeven heeft, die lucht doorlaten, du»
In zekere mate doorboord zijn. En als men vech
tende vogels gadeslaat, ziet men duidelijk, da.
de vleugels meer of minder lucht kunnen dooi
laten, door ze in verschillende standen te bren
gen. Ook bij zeilen is men tot de conclusie^ ek<^
men, dat gaten niet hinderen. Door een zrice
Vassals werd in 1894 te Genua op grond
zijn onderzoekingen beweerd,'dat doorboor
zeilen beter functioneerden dan volle. Ook BW
beschadigingen zijn niet zoo gevaarlijk ais
gewoonlijk meent, als de vlieger maar niet
inacht over de machine verliest.