10 0 PERS
IVONNE.
t
b feuilleton
P. J. JANSSEN
DE OORLOQ
DE TOESTAND IN BEL6IE
Alleging h. Warmoesstr.
adres.
ROüD m LilUiiGlË
-
NIEUWE HAARLE/ASCHE COURANT D blad
(Van onzen Brusselse/ten correspondent
Brussel, 31 Mei 1915.
v Het i$ opmerkelijk hoe in dezen tijd het
'laaaisch in België weer naar voren komt en
13 't ware „België", dat offidëel immers nog
bondgenootschap is met Frankrijk, zich zeil
*°rdt. Vlaanderen Vlaamsch, is de leuze, welke
?let kradit ook nü nog gehoord wordt, ondanks
r' nieuwe bestuur en ondanks de voorvechters
re vreedzaam zitten in de niet oorlogvoerende
landen.
Het is alsof velen gaarne partij trekken van
gelegenheid om Vlaanderen Vlaamsch te
Q°en zijn en worden. De nadeden van België's
^eslachtigheid worden onomwonden belicht.
"Hat Vlaanderen en België nog zooveel Fransch
i'Vs," zoo wordt gezegd, „is oorzaak geweest,
het economische leven in vele opzichten
?Htade heeft geleden. En dan wordt gewezen op
let financiëele bedrijf, dat aan tal van Vlamin-
j>en en Belgen geen voordeel heeft gegeven. Vele
Heine renteniers, die geen voldoende Fransch
kenden, zijn er bij de enkel in Fransch verhan
d-lende oudernemingen, en die zijn in België
Altijd legio geweest, er in gevlogen of konden
Hch nooit voldoende van fondsen en geldmark-
Hn op de hoogte stellen, omdat de noteerin-
en opgaven steeds in het Fransch versche-
Opzettelijk, zoo wordt natuurlijk gezegd.
ca te harder wordt geroepen, dat daaraan nu
ter' eind moet komen
Oorlogstijd heeft steeds aanleiding gegeven
°i allerlei vreemde verhoudingen. Wie denkt
n'et aan den Franschen tijd bijv. toen tal van
Patriotten voor elkander even en misschien nog
'heer bevreesd waren dan voor den Franschen
°Verweldiger. Men was bang voor klachten en
Aanklachten en menigeen heeft een uiting van
wraak tot z'n nadeel moeten ondervinden.
,In België is hiermee eenige overeenkomst.
Meen met dit verschil dat de Duitsche over
hel van dergelijke soort klachten niets weten
J'I en veeleer ze ernstig wil tegengaan. De toe-
Jand wordt wel aardig omschreven door een
pkendmaking van den gouverneur-generaal in
Staatsblad tegen de aanbrengerij. Zij luidt
«is volgt
>,Het aantal naamlooze aanklachten, die bij
"hij en de Duitsche overheid binnenkomen, neemt
jffortdurend toe. Ik weiger voortaan zulke aan
dachten volstrekt in aanmerking te nemen en
Aeb in denzelfden zin aan mijn onderhoorige
beambten bevelen gegeven. Smeekschriften uit de
bevolking, die degelijk onderteekend aan mij
geworden, zullen vóór als nh, gaarne in aan
merking genomen en welwillend onderzocht
v,,orden."
Opreken deze simpele zinnen dezer eenvoudige
cPa!ing geen boekdeelen? Zij bevatten ruini-
sehoots ongenoemde stof voor verhalen en roman
mens schetsen uit oorlogstijd 1
p. Sinds 20 Mei is het postwisselverkeer tusschen
?Hgië en Oostenrijk, alsook tusschen België en
'w-deriand, weder toegelaten. Dat tusschen Bel-
s'e en Hongarije vanaf 1 Juni en dat tusschen
elgie en Bosnie-Herzegowina gaat 10 Juni in.
n°°. ondergaat de postdienst allengs meer uit-
rnoevngi postwissels naar genoemde landen
i m de 'nuntwaarde van dat land zijn
Awf i Die naar België in Mark-waarden.
eaecieelingen van den afzender op de postwis-
'Strook zijn niet toegelaten en spoedbestelling,
V'bgrafisch c mededeeling en bezorging van een
,'Kque bestaat eveneens niet. Bij de uitbetaling
w°rdt 100 Mark berekend op 125 francs.
Het is in Brussel eenigen tijd echter misère
Seweest met de nikkelen munt. Er staat systeem
rwr itl ^t achterhoudenen opkoopen van
ikkelen munten. De gouverneur-generaal heeft
araan met kracht een einde gemaakt, door
bc volgende niet malsche verdordening: „Wie
1onder ambtelijke toelating goud-, zilver- of nik-
f munt of Fransche bankbrieven tegen hooge-
,en prijs dan de noemwaarde koopt of tracht te
JK*Pen, worcit met gevangenisstraf tot hoog-
jbns één jaar en met een boete van hoogstens
.>"00 frar.es gesmaft. Ondergaat dezelfde straf,
goud-, zilver- of nikkelmunt of Fransche
j' bKbTieven aan personen, die geen ambtelijke
elating bezitten, te koop aanbiedt, van de hand
of aan zulken handel deelneemt." Een ver-
Acbtende bepaling is: „Zijn er verzachtende
w'standigheaen, zoo kan uitsluitend tot geld-
;ie veroordeeld worden."
De ambtelijke toelating, waarvan in deze ver-
ordening wordt gesproken, wordt uitgereikt door
den generaal-commissaris voor de Banken.
O,
M', .IT'-'-W»"—1
DE „ORTHODOXE" (RUS
SISCHE) VEBOVERINGS-
TOCHT IN GALICIE.
Onder dezen titel bericht Dr. de Rossi in de
nummers 18 en 15 der „Petrus-Bltttter" over de
wijze van propagandeeren van Rusland, om de
macht der orthodoxe (Russische) kerk in Gali-
oië nit te breiden. Uit de verschillende mede
delingen valt duidelijk op te maken, dat volgens
een weloverlegd plan en met eene voor beide
rassen verbluffende energie en slagvaardigheid
wordt gewerkt. Het is üaarom de moeite waard,
een blik in de werkwijze der Russische ortho
doxe Kerk te slaan. De voortdurende uitbrei
ding van de Russisoh-Galicisohe-Vereeniging
in Petersburg bewijst hoe vastbesloten de lei
der» dezer beweging op hun doel afgaan. Vol
gen» bericht van de Nowoje Wremja van 22
December j.l. werd een voorstel van den heer
J. Nikanorow aangenomen, dat de vorming van
4 comité's, waarvan elk comité met verschil
lende werkzaamheden worden belast, ten doel
heeft. Het eerste comité beoogt de verzorging
van de door den oorlog geteisterde bevolking op
materieel gebied, het tweede zorgt voor onder
wijs en cultuur, het derde, aan welks hoofd de
Rector der geestelijke Academie in St. Peters-
burg, Bisschop Anastasius staat, houdt zich met
kerkelijke aangelegenheden bezig, ten slotte
verspreidt het vierde comité geschriften van
politieke en godsdienstige strekking en pro
beert het werk door propagandalectuur te be
gunstigen. Een reeds in November j.l. te Lem-
berg opgerioht militair blad schijnt in den
zelfden geest te werken. Ook Bisschop Anas
tasius is een ijverig agitator voor de Russifi
ceering der Roetenen. Natuurlijk is ook de
hulp op materieel gebied slechts het middel om
de Roetenen te winnen. In Russische couranten
zijn dikwijl» berichten over het zenden van
kleedingsstukken, levensmiddelen en andere
voor propagandistische doeleinden geschikte
voorwerpen naar deze streken te vinden. Nog
voor kort is de adjunot van den eersten proou-
reur der H. Synode Tarnavzof met zulk eene
zending in Galicië aangekomen. Hieruit blijkt,
dat het hier niet alleen om het verleenen van
hulp gaat want het verleenen van hulp be
hoort niet tot het gebied der H. Synode doch
om het maken van propaganda. Hier wordt de
liefdadigheid als middel voor bekeeringsdoel-
einden gebruikt.
Een nog erger misbruik van de liefdadigheid
is het winnen van zielen van weeskinderen, of
van zulke kinderen, die hiervoor doorgaan. Er
bestaat in St.. Petersburg eene Vereeniging,
die zich de opvoeding van weeskinderen ten doel
stelt, die in grooten getale uit de bezette ge
bieden naar de hoofdstad of naar andere groote
steden in Rusland zijn gebracht en daar dan in
kloosters ondergebracht of door orthodoxe fa-
miliën geadopteerd of opgenomen worden. De
bekeering dezer kinderen sohrijft „de Rietsch"
op 18 Januarj j-l- vindt in een opvallend kor
ten tijd plaats. Hetzelfde geldt voor den over
gang van 21 weesmeisjes, die op 15 Januari
j.l. door Bisschop Anastasius in het Vrouwen
klooster des H. Johannes in de orthodoxe kerk
werden opgenomen. Zelfs de in het buitenland
wonende kinderen worden niet vergeten. Bij
het uitbreken van den oorlog bevonden zich in
Deensche opvoedingsgestichten ongeveer 50
Roeteensch-katholieke meisjes, uit Galicië ge
boortig. De Russische gezant in Kopenhagen
schrijft de Rosskija Wiedemosti van 20 Decem
ber j.l. wist het door te zetten, dat deze naar
Finland werden gebracht, waar men hun be
loofde, dat ze naar het vaderland terug zouden
kunnen gaan. De weg daarheen leidde echter
over St.. Petersburg. Daar werden ze-direct door
de Galiciesch-Russische Vereeniging in be
slag genomen. Bisschop Anastasius voerde ze
aan het graf des voor jaren gestorven „Heili
gen" Johannes van Kronstadt, die een ijverig
bestrijder der Roomsche Kerk is geweest en
hield een toespraak. Verder moesten ze het
ceremonieel der afzwering van een aantal Roe
tenen bijwonen. In minder dan een week waren
ook deze 50 meisjes voor overgang tot de Rus
sisch orthodoxe kerk rijp, zoodat ze reeds op 3
Januari den huisreis konden vervolgen. Op het
station werden se weer ontvangen door den
procureur der H. Synode, die heiligenbeeldjes
onder hen verdeelde. Van hoeveel gewicht
schijnt de aanwinst dezer kinderen te zijn 1 Ook
met het onderwijs is het treurig gesteld. Vol
gens besluit van Graaf Bobrinski Gouverneur
van Galicië mag geen katholiek onderwijs wor
den 'gegeven. Hierdoor zijn de Roeteensch
katholieke kinderen gedwongen de nieuwe
orthodoxe scholen te bezoeken of waar zulke
nog niet bestaan, van elk onderricht af te zien.
Bijzonder gewichtig mag het heeten, dat de
Russisch-orthodoxe propaganda uitsluitend op
het winnen der Roetenen is gericht, die wel is
waar. voor het grootste deel Roomsch. Katholiek
zijn, dooh. den Griekechen ritus en oud-slavische
taal hebben behouden. De Russen beschouwen de
Roetenen alt de met geweld van de Russische
kerk afhandig gemaakte orthodoxen. Voor
Rusland is godsdienst eenvoudig een rassenaan-
gelegenheid en de Roetenen zijn voor hen een
voudig Rusaen. In het jaar 1595 kwam de ver
binding der Roeteensche geestelijkheid met de
Roomsch Katholieke Kerk tot stand en sedert
die is de Roeteensche clerus een lid der
Roomsch Katholieke Kerk gebleven: de ge
loof»- en zedenleer is dezelfde, in de uiterlijke
vormen hebben de Roetenen hunne eigenaar
digheden. Daardoor kan Rusland de Latijnsche
Kerk in Galioië slechts met wantrouwen gade
slaan. Door haar invloed zijn de Roetenen ge
latiniseerd. Bovendien heeft ze in de laatste
tientallen van jaren een paar honderd parochies
opgerioht, om de verspreid wonende katholieke
Roetenen tot het trouw vervullen hunner plich
ten in. staat te stellen? Volgens Russische bla
den heeft het bekeeringswerk in Galicië suc
ces: Roeteensche boeren komen om orthodoxe
geestelijken vragen, heele dorpen treden tot de
orthodoxe kerk over. Begin December keerde
de Pope Mitrotzky na een verblijf van eenige
weken in Galicië naar Moskou terug en ver
klaarde, dat 30.000 personen zich hadden be
keerd. Toen begon Bisschop Eulogius zijn mis
siereizen. Waar hij kwam celebreerde hij een
pontificaal ambt en bij deze gelegenheid meldde
men zich tot overgang in de orthodoxe kerk en
vroeg om orthodoxe geestelijken.
Van eene werkelijke bekeering was natuurlijk
geen sprake. Het succes was slechts een gevolg
van nationale en politieke ophitserij. Aartsbis
schop Eulogius zegt zelf in zijn bericht aan de
H. Synode, dat de Roetenen geen begrip heb
ben van de dogmatische verschillen tusschen de
Roomsche en Russische Kerk, toch protesteert
hy in eeu interview met den vertegenwoordiger
van een Wilnaer Oourant tegen het verwijt,
dat hij bij het bekeeringswerk voor dwang is.
De Roeteensche geestelijkheid schijnt echter
van een overgang tot. de orthodoxe Kerk niets
te willen weten. In Januari en Februari van
dit jaar richtte Aartsbisschop Euligius zijne
herderlijke brieven aan de „Galiciesche Rus
sen," waarin hjj probeert ze tot aanname der
orthodoxie te bewegen. Toch blijft de Roeteen
sche meerderheid, ondanks alle door de Rus
sische orthodoxie ingestelde pogingen, trouw
aan de Roomsch Katholieke kerk.
DE POLITIEK DER ROMEIN-
SCHE VRIJMETSELARIJ.
De „Köln. Volksztg." schrijft:
Voor dertig jaar velde Paus Leo XIII in
zijn encycliek over de vrijmetselarij het vol
gende weloverwogen oordeel: „Door, hun
kunstgrepen hebben zij zekerheid gekregen,
en daardoor koen geworden, trachten zij nu
grooten invloed op de staatsregeering uit te
oefenen. Overigens zijn zij bereid de grond
slagen van den staat aan het wankelen te
brengen, den voreten weerstand te bieden,
hen te belasteren en zelfs nit het land te
verjagen, indien zij maar den schijn aanne
men, niet volgens hun program te regeeren."
Destijds heeft de vrijmetselarij tegen deze
krachtige woorden des Pausen geprotesteerd
met de verklaring, dat zij slechts humani
taire doeleinden nastreeft.
En toch was reeds herhaalde malen ge
bleken, dat de loge-broeders het niet alleen
als hun recht, doch ook als hun gebiedenden
plicht beschouwden om zich daadwerkelijk
met politiek bezig te houden. De in het jaar
1893 te Rome gestichte Loge Univers vraagt
mannen, „die ook in de leiding der openbare
aangelegenheden de hand hebben, opdat de
verordeningen der vrijmetselarij ook bij de
regeering ingang vinden en deze langzaam
naar het laatste doeleinde, n.l. de wereld
verbroedering, leiden.
In Rome en geheel Italië waken de loges
bij de verkiezingen en stemmingen zoozeer
over de loge-broeders, dat de liberale „Na-
zione" eens vol verontwaardiging uitriep,
dat de loges de Kamer van afgevaardigden
volkomen beheersckten „om de regeering te
verzwakken en haar te dwingen, dat zij aan
de vrijmetselarij de opperste leiding in alle
aangelegenheden zou overlaten."
Ook nu is dit weer bet geval geweest. En
als de rijkskanselier verleden Vrijdag van
terroristische middelen als overval en moord
sprak, weet iedere kenner van Italiaansehe
toestanden, van welke zijde deze bedreigin
gen tegenover volksvertegenwoordigers kwa
men.
De Italiaansebe vrijmetselaï-Jj koestert een
drievoudigen haat. Al heeft zij ook mede ge
holpen om het nieuw-Italiaansclie konink-1
rijk te stichten, in haar diepste wezen is zii
een doodevijandin van dezen monarchists.
sehen 6taats- en regeeringsvorm. Reeds in
1848 schreef „Le France Macon": „Konings
tronen vallen en het volk verbreekt de scep
ters als rietstokken. Op dan, vrijmetselaars
van alle landen, door denzelfden eed ver
bonden. Alle mensehen zijn broeders. Wii
willen hen alle verbinden in naam der drie
groote ideeën, welke immer op onze banier
stonden: Vrijheid, gelijkheid -en broeder
schap!"
Was dat ook niet de wapenkreet der eer
ste Fransche revolutie, en van alle latere
staatsomwentelingen? En zijn deze woorden
ook niet de leuze, waaronder nu de verra
derlijke oorlog tegen Oostenrijk begonnen
isï De koning was bezweken voor de bedrei
gingen met een groot volksoproer.
Op de tweede plaats richt zich de haat der
Italiaansehe vrijmetselarij tegen de oudste
monarchie in Europa, tegen Oostenrijk-Hon-
gerije. Er moest gestreden worden „voor de
bevrijding der andere Italiaansehe broeders,
die nog zuchten onder den ijzeren druk van
den keizerlijken adelaar en de onverdrage-
Hike roede der priesterlijke heerschappij".
(Garibaldi).
De irredenta-kreet der loge was steeds:
Oostenrijk is de vijand! Broeder Mazzini
verklaarde openlijk: In het „delenda est
Austria" ligt het doel van ons streven vol
komen uitgedrukt. Wij kunnen in Londen.
Parijs, en zelfs, indien dit mogelijk is, in
Berlijn niet genoeg doen om Oostenrijk hin
derpalen in den weg te stelen. Het „delenda
est Austria" is het eerste en laatste woord
van onze activiteit tegen deze mogendheid..
Men moet zich van Oostenrijk meester ma
ken door de verschillende nationaliteiten
tegen elkaar ia het harnas te jagen."
Hier hebben wij den sleutel van alle ellen
de, welke gedurende tientallen van jaren
over da Donaumonarchie gebracht is, en ook
de verklaring van de dubbelzinnige en ver
raderlijke houding welke de Italiaansehe 're
geering gedurende de laatste tien maanden
aangenomen heeft.
Het derde doelwit van den haat der Itali
aansehe vrijmetselarij is het Pausdom. Na
de bezetting van Rome op den 20sten Sep
tember 1870 schreef bet vrijmetselaarsblad
„Le Sieclo" met ongeneerde schaamteloos
heid: „De Pauselijke troon moet onherroepe
lijk vallen, opdat alle tronen op de rij af
omgestooten kunnen worden. Dan zal het
systeem der Vereenigde Staten van Europa
onder republikeinsche vlag bet oude en af
geleefde monarchistische systeem vervan
gen."
Ook in dezen oorlog streeft zii het voor
opgezette doel na. En op hét gegeven oogen-
blik zal zij evenmin voor den troon van
Victor Emmanuel standhouden, als zij des
tijds de wereldlijke macht des Pausen geëer
biedigd. heeft. Onder deze omstandigheden
zal men do houding der Italiaansehe vrij
metselarij scherp moeten bewaken: er staan
belangen op het spel, die niet alleen den ge-
heiligden persoon des Pausen, maar tevens
de katholieken der geheele wereld aangaan.
VERSPREIDE BERICHTEN
Een watervliegtuig-aanval.
Een medewerker van „Der Tag" beschrijft
een aanval van Duitsche marine-vliegers óp een
Engelsche flotille.
Het was een mooie morgen en zooals gewoon
lijk, zou een der vliegers van het kuststation
een verkenningstocht maken. De commandant
liet dit express geregeld doen om de animo on
der zijn mannen er ten minste een beetje in te
houden; bepaald noodig waren die verkennin
gen niet, want de Engelsehen lieten zich toch
niet zien, die waren nu al weken niet in zicht
geweest.
Het tdestel stond gereed. De motor .was ge
probeerd, de spandraden nagevoeld.
„Klaar?", vroeg de kapitein-aviatour, toen hy
gezien had, dat de waarnemer zijn bommen aan
boord had gebracht.
„Klaar I"
Maar terwijl zij beiden die weinige woorden
wisselden, was een groot wonder geschied. Heel
in de verte, in de Noordzee, had de onvermoei-
do uitkijk iets van den vijand gezien, en op
CCLXIII.
TONSUUR OF KRUINSCHERING.
De eerste schrede, welke de wijdeling moet
zetten, is het ontvangen der Tonsuur of
kruinschering. Deze ie geen Sacrament, zelfs
geen wijding, maar een in de middeleeuwen
ingestelde ceremonie ter voorbereiding tot
de overige wijdingen in denzelfden geest,
zooals een verloving voorafgaat aan het hu
welijk; zij leidt iemand den geestelijken
stand binnen, maakt dat hij op'houdt een leek
te zijn en- dat hij geestelijke wordt.
De geschiedkundige oorsprong en ontwik
keling der tonsuur of kruinschering komt
hierop neer: De Romeinsehe mannen de
verwijfden uitgezonderd droegen kort
haar; het scheren van het hoofd was een
toeken van schande, een merk van slavernij.
Vandaar, dat de dbisten priesters, die in de
eerste eeuwen van vervolging vooral er alle
belang hij hadden om de aandacht niet op
zich te trekken en zich noch in kleeding.
noch in kapsel van de overige geloovigeu
en heidenen te onderscheiden, zich voegden
naar de in zwang zijnde mode en kort haar
droegen. Reeds vroegtijdig echter begonnen
eenige kluizenaars en boetelingen uit ne
derigheid en versterving en om zich aan de
algemeene verachting prijs te geven zich
het hoofd te scheren, betzij geheel en al, het
zij zóó, dat er slechts eeu krans van haren
bleef staan. Hiermede wilden zii te kennen
geven, dat zij aan de wereld verzaakt had
den en een 6laaf van God geworden waren.
In bun voestappen tredend, lieten in de 4e
eeuw, zooals de H. Hieronymus bericht, de
maagden en weduwen, die zich in de kloos
ters van Egypte en Syrië aan den dienst van
God toewijdden, zich het hoofdhaar afknip
pen door hare overste.
Wat Hieronymus van de nonnen ver
meldt, verhaalt Paulinus van Nola van de
monniken. Wellicht geldt reeds in het hei
dendom het scheren van het hoofdhaar als
een teeken van geestelijke volmaaktheid en
gods ver eer i n g, weshalve ook den priesters
en vereerders van Iris en Sarapis zich het
hoofd kaal schoren. Op deze wiize kon deze
gewoonte gemakkelijk wortel schieten in de
Egyptische kloosters en vandaar zich naar
andere streken der Kerk overplanten. Een
voornaam aandeel hierin hadden de bis
schoppen, die dikwijls nit de monniken ge
kozen Werden, en dan langzamerhand bij de
wereldlijke priesters de gewoonten en de
praktijken van het kloosterleven invoerden.
Zoo kwam het, dat sedert de 6e eeuw alle
geestelijken de kruinschering droegen en dit
door de Kerk als verplichting kon worden
opgelegd.
De Westersche kruinschering verschilde
echter een weinig van de Oostersche; schoor
men zich in het Oosten het geheele hoofd
kaal, in het Weeten liet men een dunne
krans van haren staan. Uit deze tonsuur ont
wikkelde zich onze tegenwoordige Romein
sehe kruinschering daardoor, dat de krane
van haren steeds meer en meer verbreed
werd, totdat ten slotte slechts een kleine
cirkelvormige kale plek op de kruin over
bleef.
Oorspronkelijk ging de kruinschering ge
paard met het ontvangen der eerste wij
ding en was geen den Bisschop' voorgehou
den ambtsverrichting; in de .9e eeuw echter
werd zij een afzonderlijke ceremonie. De
daarbij gebruikelijke gebeden en plechtighe
den zullen wij de volgende weken bespreken.
hetzelfde oogenblik schroef een man in de
radio-cel van het vliegstation ook bet bericht
op; een halve minuut later had de luitenant hot
telegram in handen. Deze riep den bootsmans
maat, die no. 1 bij zijn vliegtuig was, een
woord tod. Scherp klonk een fluitje door den
stillen morgen, en uit eenige dicht in de buurt
gelegen barakken snerpten schrille fluitsigna
len ten antwoord.
Dadelijk daarop wemelde het in de hangars
van blauwe jongens, die onder het loopen hun
broek of hun buis nog dichtknoopten. „Alle
machines klaar maken!" beval de luitenant met
scherpe stem. Meer behoefde hij niet te zeggen.
Ieder wist, dat de „Beafs" in zicht moesten
zijn, en ieder werkte met. koortsachtige baast
om het zy'ne bij te dragen tot een warme ont
vangst. Machines steunden, motoren snorden,
matrozen vloekten omdat het hun zelf nog niet
snel genoeg ging. „Meer bommen meenemen,"
beval de kapitein den vlieg-officieren.
Zijn eigen waarnemer, een beroemd specia
liteit in bommenwerpen, in het burgerleven
leider van een groote industrieele onderne
ming, zwoegde reeds onder den last van eon
V, söhudde zioh, al, wildo hij cun last af-
5>on, die zich aan zijn schouders opdrong.
beslissende woord ie nog niet gespro-
ruaar wat helpt dat? Ivonne bezit mijn
Wsche ziel! Wiet u niet, moeder, dat het
tf '^rroepelijk ie, wanneer ik eenmaal kies?
b, A het andere zijn op mijn leeftijd? Ik heb
M0L/aag geleden, menig bittere twijfel, die
Vt met geweld aau ai li opdringt, moet nog
kwaden worden. Ach, moeder, waarom
biw? zwaartillend hart in de
kc-nu gelegd! Dikwijls vraag ik, of het dan
andere wordt."
Ivonne in
rfj.te brengen?"
aR«en kan a™™ mc^uuu....
'Oor Ik wiet het reeds, toen ik haar
e®r*t zag. En toch valt mij het
ie w°ord zoo zwaar ik geloof, ds&
htoeid?^+rT met de eigenliefde ben ineenge-
A tm j eoa zeer leelijke droom, die mij
dan bevangt."
'oi.1&6fw1 hafr kart geopend en u
medegedeeld? Edmond bedenk,
Ivonne in staat zijn, hierin verande-
brengen?"
alleen kan het, anders niemand
wanneer het vertrouwen ontbreekt...."
„Geen woord heeft zij gezegd, en zie, ik
maak mij zelve wijs, dat dit ook niet noodig
is.... en toch knaagt aan miin binnenste
een zoo armzalige gedachte, die mij foltert
en alle gevoelens tot wangestalten maaktl"
„O, dat is niet de echte liefde, mijn zoon.
laat haar varen.... laat varen, zij is niet
de echte!"
„Zij is het wel, moeder. Meent ge, dat ik
mij lichtzinnig in haar net heb verstrikt?
Zie, u kan ik het zeggen; ik weet, dat baron
Von Stein haar bemint, dat zii naar bet
oogenblik verlangt, waarop hij haar kan
vragen, zijne vrouw te worden.... maar ik
weet ook, dat ze hem za] afwijzen, niettegen
staande zijn rijkdom; 2ij jjan niet rekenen
de kleine Ivonne! Hoe dikwijls zii het ook
beproefd heeft, zij is er te eerlijk voor. En
nu komt het raadselachtigste, moeder, luister
nu goed, wat ik zeg: zelfs wanneer zij mij
liefheeft, zal zij nog mijn aanzoek afwijzen,
dat voel ik met duidelijke zekerheid. Vraag
niet waarom ik weet bet zelf niet."
„Zij zou u terugwijzen, zelfs wanneer zij u
bemint? Er is een duister punt in baar lo
ven, dat zjj niet prijsgeeft. O, mijn trotsebe
zoon, waarom wilt gij nog eenmaal den zwa-
re'n strijd op u nemen? Wie verzekert u, dat
gij zult zegevieren. Zie, daar is de lieftallige
Lcuise, een meisje dat niets geheimzinnigs
in zich omdraagt, zij is vroolijk en verstan
dig."
„Zwijg, ik bid het u, zwijg, begrijpt gij dan
niet, hoezeer uwe woorden mij PÜnigen!"
Mevrouw Waldman scheen van hare opge
wondenheid niet te zullen bekomen: Amalia
haar nicht, bad ronduit geweigerd bet bal
bij den burgemeester te bezoeken', zij had
wel meermalen voor een partij bedankt,
maar nog nooit voor eene te dien huize. Er
lag mevrouw weliswaar niet veel aan ge
legen of Amy wegbleef, maar Elly vou Belt
klaagde sedert vanmorgen over hoofdpijn
en lag met natte doeken op het voorhoofd in
de sofa; zij kon dus ook niet meegaan, en
dat was érger.
„Het Is of er onheil in de lucht hangt", zei-
de zij, terwijl ze zich voor het bal kleedde,
tot Jetje, die baar als kamenier behulp
zaam was. „De barones toonde ook weinig
lust, naar bet bal te gaan, zij klaagde over
vermoeidheid en wilde absoluut een onder
houd met mij hebben, liaar bedrukt gezicht
voorspelde mij iets onaangenaams, waarom
ik haar verzocht het onderhoud tot morgen
uit te stellen. Wat zou zij toeb hebben? Weet
gij er ruissekien iets van?"
Jetje knikte veelheteekenend.
„Komaan, voor den dag ermee, wanneer
gij iets weet."
„O, Jetje heeft ooxen, mevrouw, fijne
oer en, en verstaat alles. De barones is be
stolen."
„Bestolen?" Mevrouw schreeuwde het let
terlijk uit. „Zijt ge krankzinnig, meisje?
Wat is er gestolen?"
„Dat weet slechts één in huis, en die zal
niets zeggen", antwoordde het meisje met
onverstoorbare kalmte.
Mevrouw Waldinan was de onmacht na
bij, zij moest gaan zitten en deed het met
veel drukte. „En ik weet van niets!" klaagde
zij luid. „Een diefstal is het mogelijk in
mijn huis! Van wien hebt ge dat gehoord.
Jetje?"
„Ik hoorde, hoe juffrouw Amalia de ba
rones verzocht, u voorloopig niets te zeggen,
zij zou zelf wel eens zoeken, de speld kon
achter een of ander meubelstuk gevallen
zijn, of onder het tapijt verborgen liggen."
„De goede naam van mijn huis staat op
het spel, en waarom dan zulke dingen voor
mij te verzwijgen, ben ik dan niet de eerste,
die het recht heeft alles te weten wat hier
voorvalt?"
„Juffrouw Amalia vreesde voor uw toorn
er. bovendien voor de onaangename gevol
gen dezer geschiedenis en wilde in stilte zoe
ken en het geval bijleggen, zoo iets is bij
ons nog nooit voorgekomen."
„Goddank neen. Maar ik zal een stréng
onderzoek instellen. De gouden haarspeld is
het, o, die is gemakkelijk te herkennen. De
dievegge zullen w© wel krijgen. En toch is
het ongerijmd eene der dames te verdenken.
Ik zal het geheele huis laten doorzoeken.
Nu echter gezwind, ik moet weg, het bal zal
reeds begonnen zijn."
Mevrouw Waldman in avondmantel ge
huld, snelde met ruiscbende sleep de trap
af, waar de jongedames haar verlangend on
vol ongeduld wachtten. „Nietwaar, ik heb op
mij laten wachten. Waar is jonkvrouwe Voa
Belt?"
„Zij is naar bed gegaan en wenschte niet
gestoord te worden."
Amalia's verwarring kon niemand ontK
gaan, zij droeg haar gewoon huiskleedje eu
zag er eenigszins bleek nit.
„Hebt gjj misschien ook hoofdpijn?" vroeg
mevrouw wantrouwig.
Amalia antwoordde niets en de directrioe
wendde zich nu tot de dames. „Allen in da
mooiste toiletjes? U heeft toch hoop ik nielg
vergeten? Barones von Wert, waar ia uw
gouden speld? Ze kleedt u zoo voortreffelijk
en ik ben zoozeer gewend, u er me» getooia
te zien, dat het mij werkelijk onaangenaam!
aandoet, ze in uw haar te missen."
Er ontstond een lichte beweging onder da
dames. „Vlug, Amy, ga naar boven »n haal
bet sieraad", gebood mevrouw streng.
Amalia was wit geworden als kalk van
den muur. Gehoorzaam wilde zij de trap ojh
snellen.
„Doe geen moeite, juffrouw Waldman.