10 0 PERS IVONNE. t b feuilleton P. J. JANSSEN DE OORLOQ DE TOESTAND IN BEL6IE Alleging h. Warmoesstr. adres. ROüD m LilUiiGlË - NIEUWE HAARLE/ASCHE COURANT D blad (Van onzen Brusselse/ten correspondent Brussel, 31 Mei 1915. v Het i$ opmerkelijk hoe in dezen tijd het 'laaaisch in België weer naar voren komt en 13 't ware „België", dat offidëel immers nog bondgenootschap is met Frankrijk, zich zeil *°rdt. Vlaanderen Vlaamsch, is de leuze, welke ?let kradit ook nü nog gehoord wordt, ondanks r' nieuwe bestuur en ondanks de voorvechters re vreedzaam zitten in de niet oorlogvoerende landen. Het is alsof velen gaarne partij trekken van gelegenheid om Vlaanderen Vlaamsch te Q°en zijn en worden. De nadeden van België's ^eslachtigheid worden onomwonden belicht. "Hat Vlaanderen en België nog zooveel Fransch i'Vs," zoo wordt gezegd, „is oorzaak geweest, het economische leven in vele opzichten ?Htade heeft geleden. En dan wordt gewezen op let financiëele bedrijf, dat aan tal van Vlamin- j>en en Belgen geen voordeel heeft gegeven. Vele Heine renteniers, die geen voldoende Fransch kenden, zijn er bij de enkel in Fransch verhan d-lende oudernemingen, en die zijn in België Altijd legio geweest, er in gevlogen of konden Hch nooit voldoende van fondsen en geldmark- Hn op de hoogte stellen, omdat de noteerin- en opgaven steeds in het Fransch versche- Opzettelijk, zoo wordt natuurlijk gezegd. ca te harder wordt geroepen, dat daaraan nu ter' eind moet komen Oorlogstijd heeft steeds aanleiding gegeven °i allerlei vreemde verhoudingen. Wie denkt n'et aan den Franschen tijd bijv. toen tal van Patriotten voor elkander even en misschien nog 'heer bevreesd waren dan voor den Franschen °Verweldiger. Men was bang voor klachten en Aanklachten en menigeen heeft een uiting van wraak tot z'n nadeel moeten ondervinden. ,In België is hiermee eenige overeenkomst. Meen met dit verschil dat de Duitsche over hel van dergelijke soort klachten niets weten J'I en veeleer ze ernstig wil tegengaan. De toe- Jand wordt wel aardig omschreven door een pkendmaking van den gouverneur-generaal in Staatsblad tegen de aanbrengerij. Zij luidt «is volgt >,Het aantal naamlooze aanklachten, die bij "hij en de Duitsche overheid binnenkomen, neemt jffortdurend toe. Ik weiger voortaan zulke aan dachten volstrekt in aanmerking te nemen en Aeb in denzelfden zin aan mijn onderhoorige beambten bevelen gegeven. Smeekschriften uit de bevolking, die degelijk onderteekend aan mij geworden, zullen vóór als nh, gaarne in aan merking genomen en welwillend onderzocht v,,orden." Opreken deze simpele zinnen dezer eenvoudige cPa!ing geen boekdeelen? Zij bevatten ruini- sehoots ongenoemde stof voor verhalen en roman mens schetsen uit oorlogstijd 1 p. Sinds 20 Mei is het postwisselverkeer tusschen ?Hgië en Oostenrijk, alsook tusschen België en 'w-deriand, weder toegelaten. Dat tusschen Bel- s'e en Hongarije vanaf 1 Juni en dat tusschen elgie en Bosnie-Herzegowina gaat 10 Juni in. n°°. ondergaat de postdienst allengs meer uit- rnoevngi postwissels naar genoemde landen i m de 'nuntwaarde van dat land zijn Awf i Die naar België in Mark-waarden. eaecieelingen van den afzender op de postwis- 'Strook zijn niet toegelaten en spoedbestelling, V'bgrafisch c mededeeling en bezorging van een ,'Kque bestaat eveneens niet. Bij de uitbetaling w°rdt 100 Mark berekend op 125 francs. Het is in Brussel eenigen tijd echter misère Seweest met de nikkelen munt. Er staat systeem rwr itl ^t achterhoudenen opkoopen van ikkelen munten. De gouverneur-generaal heeft araan met kracht een einde gemaakt, door bc volgende niet malsche verdordening: „Wie 1onder ambtelijke toelating goud-, zilver- of nik- f munt of Fransche bankbrieven tegen hooge- ,en prijs dan de noemwaarde koopt of tracht te JK*Pen, worcit met gevangenisstraf tot hoog- jbns één jaar en met een boete van hoogstens .>"00 frar.es gesmaft. Ondergaat dezelfde straf, goud-, zilver- of nikkelmunt of Fransche j' bKbTieven aan personen, die geen ambtelijke elating bezitten, te koop aanbiedt, van de hand of aan zulken handel deelneemt." Een ver- Acbtende bepaling is: „Zijn er verzachtende w'standigheaen, zoo kan uitsluitend tot geld- ;ie veroordeeld worden." De ambtelijke toelating, waarvan in deze ver- ordening wordt gesproken, wordt uitgereikt door den generaal-commissaris voor de Banken. O, M', .IT'-'-W»"—1 DE „ORTHODOXE" (RUS SISCHE) VEBOVERINGS- TOCHT IN GALICIE. Onder dezen titel bericht Dr. de Rossi in de nummers 18 en 15 der „Petrus-Bltttter" over de wijze van propagandeeren van Rusland, om de macht der orthodoxe (Russische) kerk in Gali- oië nit te breiden. Uit de verschillende mede delingen valt duidelijk op te maken, dat volgens een weloverlegd plan en met eene voor beide rassen verbluffende energie en slagvaardigheid wordt gewerkt. Het is üaarom de moeite waard, een blik in de werkwijze der Russische ortho doxe Kerk te slaan. De voortdurende uitbrei ding van de Russisoh-Galicisohe-Vereeniging in Petersburg bewijst hoe vastbesloten de lei der» dezer beweging op hun doel afgaan. Vol gen» bericht van de Nowoje Wremja van 22 December j.l. werd een voorstel van den heer J. Nikanorow aangenomen, dat de vorming van 4 comité's, waarvan elk comité met verschil lende werkzaamheden worden belast, ten doel heeft. Het eerste comité beoogt de verzorging van de door den oorlog geteisterde bevolking op materieel gebied, het tweede zorgt voor onder wijs en cultuur, het derde, aan welks hoofd de Rector der geestelijke Academie in St. Peters- burg, Bisschop Anastasius staat, houdt zich met kerkelijke aangelegenheden bezig, ten slotte verspreidt het vierde comité geschriften van politieke en godsdienstige strekking en pro beert het werk door propagandalectuur te be gunstigen. Een reeds in November j.l. te Lem- berg opgerioht militair blad schijnt in den zelfden geest te werken. Ook Bisschop Anas tasius is een ijverig agitator voor de Russifi ceering der Roetenen. Natuurlijk is ook de hulp op materieel gebied slechts het middel om de Roetenen te winnen. In Russische couranten zijn dikwijl» berichten over het zenden van kleedingsstukken, levensmiddelen en andere voor propagandistische doeleinden geschikte voorwerpen naar deze streken te vinden. Nog voor kort is de adjunot van den eersten proou- reur der H. Synode Tarnavzof met zulk eene zending in Galicië aangekomen. Hieruit blijkt, dat het hier niet alleen om het verleenen van hulp gaat want het verleenen van hulp be hoort niet tot het gebied der H. Synode doch om het maken van propaganda. Hier wordt de liefdadigheid als middel voor bekeeringsdoel- einden gebruikt. Een nog erger misbruik van de liefdadigheid is het winnen van zielen van weeskinderen, of van zulke kinderen, die hiervoor doorgaan. Er bestaat in St.. Petersburg eene Vereeniging, die zich de opvoeding van weeskinderen ten doel stelt, die in grooten getale uit de bezette ge bieden naar de hoofdstad of naar andere groote steden in Rusland zijn gebracht en daar dan in kloosters ondergebracht of door orthodoxe fa- miliën geadopteerd of opgenomen worden. De bekeering dezer kinderen sohrijft „de Rietsch" op 18 Januarj j-l- vindt in een opvallend kor ten tijd plaats. Hetzelfde geldt voor den over gang van 21 weesmeisjes, die op 15 Januari j.l. door Bisschop Anastasius in het Vrouwen klooster des H. Johannes in de orthodoxe kerk werden opgenomen. Zelfs de in het buitenland wonende kinderen worden niet vergeten. Bij het uitbreken van den oorlog bevonden zich in Deensche opvoedingsgestichten ongeveer 50 Roeteensch-katholieke meisjes, uit Galicië ge boortig. De Russische gezant in Kopenhagen schrijft de Rosskija Wiedemosti van 20 Decem ber j.l. wist het door te zetten, dat deze naar Finland werden gebracht, waar men hun be loofde, dat ze naar het vaderland terug zouden kunnen gaan. De weg daarheen leidde echter over St.. Petersburg. Daar werden ze-direct door de Galiciesch-Russische Vereeniging in be slag genomen. Bisschop Anastasius voerde ze aan het graf des voor jaren gestorven „Heili gen" Johannes van Kronstadt, die een ijverig bestrijder der Roomsche Kerk is geweest en hield een toespraak. Verder moesten ze het ceremonieel der afzwering van een aantal Roe tenen bijwonen. In minder dan een week waren ook deze 50 meisjes voor overgang tot de Rus sisch orthodoxe kerk rijp, zoodat ze reeds op 3 Januari den huisreis konden vervolgen. Op het station werden se weer ontvangen door den procureur der H. Synode, die heiligenbeeldjes onder hen verdeelde. Van hoeveel gewicht schijnt de aanwinst dezer kinderen te zijn 1 Ook met het onderwijs is het treurig gesteld. Vol gens besluit van Graaf Bobrinski Gouverneur van Galicië mag geen katholiek onderwijs wor den 'gegeven. Hierdoor zijn de Roeteensch katholieke kinderen gedwongen de nieuwe orthodoxe scholen te bezoeken of waar zulke nog niet bestaan, van elk onderricht af te zien. Bijzonder gewichtig mag het heeten, dat de Russisch-orthodoxe propaganda uitsluitend op het winnen der Roetenen is gericht, die wel is waar. voor het grootste deel Roomsch. Katholiek zijn, dooh. den Griekechen ritus en oud-slavische taal hebben behouden. De Russen beschouwen de Roetenen alt de met geweld van de Russische kerk afhandig gemaakte orthodoxen. Voor Rusland is godsdienst eenvoudig een rassenaan- gelegenheid en de Roetenen zijn voor hen een voudig Rusaen. In het jaar 1595 kwam de ver binding der Roeteensche geestelijkheid met de Roomsch Katholieke Kerk tot stand en sedert die is de Roeteensche clerus een lid der Roomsch Katholieke Kerk gebleven: de ge loof»- en zedenleer is dezelfde, in de uiterlijke vormen hebben de Roetenen hunne eigenaar digheden. Daardoor kan Rusland de Latijnsche Kerk in Galioië slechts met wantrouwen gade slaan. Door haar invloed zijn de Roetenen ge latiniseerd. Bovendien heeft ze in de laatste tientallen van jaren een paar honderd parochies opgerioht, om de verspreid wonende katholieke Roetenen tot het trouw vervullen hunner plich ten in. staat te stellen? Volgens Russische bla den heeft het bekeeringswerk in Galicië suc ces: Roeteensche boeren komen om orthodoxe geestelijken vragen, heele dorpen treden tot de orthodoxe kerk over. Begin December keerde de Pope Mitrotzky na een verblijf van eenige weken in Galicië naar Moskou terug en ver klaarde, dat 30.000 personen zich hadden be keerd. Toen begon Bisschop Eulogius zijn mis siereizen. Waar hij kwam celebreerde hij een pontificaal ambt en bij deze gelegenheid meldde men zich tot overgang in de orthodoxe kerk en vroeg om orthodoxe geestelijken. Van eene werkelijke bekeering was natuurlijk geen sprake. Het succes was slechts een gevolg van nationale en politieke ophitserij. Aartsbis schop Eulogius zegt zelf in zijn bericht aan de H. Synode, dat de Roetenen geen begrip heb ben van de dogmatische verschillen tusschen de Roomsche en Russische Kerk, toch protesteert hy in eeu interview met den vertegenwoordiger van een Wilnaer Oourant tegen het verwijt, dat hij bij het bekeeringswerk voor dwang is. De Roeteensche geestelijkheid schijnt echter van een overgang tot. de orthodoxe Kerk niets te willen weten. In Januari en Februari van dit jaar richtte Aartsbisschop Euligius zijne herderlijke brieven aan de „Galiciesche Rus sen," waarin hjj probeert ze tot aanname der orthodoxie te bewegen. Toch blijft de Roeteen sche meerderheid, ondanks alle door de Rus sische orthodoxie ingestelde pogingen, trouw aan de Roomsch Katholieke kerk. DE POLITIEK DER ROMEIN- SCHE VRIJMETSELARIJ. De „Köln. Volksztg." schrijft: Voor dertig jaar velde Paus Leo XIII in zijn encycliek over de vrijmetselarij het vol gende weloverwogen oordeel: „Door, hun kunstgrepen hebben zij zekerheid gekregen, en daardoor koen geworden, trachten zij nu grooten invloed op de staatsregeering uit te oefenen. Overigens zijn zij bereid de grond slagen van den staat aan het wankelen te brengen, den voreten weerstand te bieden, hen te belasteren en zelfs nit het land te verjagen, indien zij maar den schijn aanne men, niet volgens hun program te regeeren." Destijds heeft de vrijmetselarij tegen deze krachtige woorden des Pausen geprotesteerd met de verklaring, dat zij slechts humani taire doeleinden nastreeft. En toch was reeds herhaalde malen ge bleken, dat de loge-broeders het niet alleen als hun recht, doch ook als hun gebiedenden plicht beschouwden om zich daadwerkelijk met politiek bezig te houden. De in het jaar 1893 te Rome gestichte Loge Univers vraagt mannen, „die ook in de leiding der openbare aangelegenheden de hand hebben, opdat de verordeningen der vrijmetselarij ook bij de regeering ingang vinden en deze langzaam naar het laatste doeleinde, n.l. de wereld verbroedering, leiden. In Rome en geheel Italië waken de loges bij de verkiezingen en stemmingen zoozeer over de loge-broeders, dat de liberale „Na- zione" eens vol verontwaardiging uitriep, dat de loges de Kamer van afgevaardigden volkomen beheersckten „om de regeering te verzwakken en haar te dwingen, dat zij aan de vrijmetselarij de opperste leiding in alle aangelegenheden zou overlaten." Ook nu is dit weer bet geval geweest. En als de rijkskanselier verleden Vrijdag van terroristische middelen als overval en moord sprak, weet iedere kenner van Italiaansehe toestanden, van welke zijde deze bedreigin gen tegenover volksvertegenwoordigers kwa men. De Italiaansebe vrijmetselaï-Jj koestert een drievoudigen haat. Al heeft zij ook mede ge holpen om het nieuw-Italiaansclie konink-1 rijk te stichten, in haar diepste wezen is zii een doodevijandin van dezen monarchists. sehen 6taats- en regeeringsvorm. Reeds in 1848 schreef „Le France Macon": „Konings tronen vallen en het volk verbreekt de scep ters als rietstokken. Op dan, vrijmetselaars van alle landen, door denzelfden eed ver bonden. Alle mensehen zijn broeders. Wii willen hen alle verbinden in naam der drie groote ideeën, welke immer op onze banier stonden: Vrijheid, gelijkheid -en broeder schap!" Was dat ook niet de wapenkreet der eer ste Fransche revolutie, en van alle latere staatsomwentelingen? En zijn deze woorden ook niet de leuze, waaronder nu de verra derlijke oorlog tegen Oostenrijk begonnen isï De koning was bezweken voor de bedrei gingen met een groot volksoproer. Op de tweede plaats richt zich de haat der Italiaansehe vrijmetselarij tegen de oudste monarchie in Europa, tegen Oostenrijk-Hon- gerije. Er moest gestreden worden „voor de bevrijding der andere Italiaansehe broeders, die nog zuchten onder den ijzeren druk van den keizerlijken adelaar en de onverdrage- Hike roede der priesterlijke heerschappij". (Garibaldi). De irredenta-kreet der loge was steeds: Oostenrijk is de vijand! Broeder Mazzini verklaarde openlijk: In het „delenda est Austria" ligt het doel van ons streven vol komen uitgedrukt. Wij kunnen in Londen. Parijs, en zelfs, indien dit mogelijk is, in Berlijn niet genoeg doen om Oostenrijk hin derpalen in den weg te stelen. Het „delenda est Austria" is het eerste en laatste woord van onze activiteit tegen deze mogendheid.. Men moet zich van Oostenrijk meester ma ken door de verschillende nationaliteiten tegen elkaar ia het harnas te jagen." Hier hebben wij den sleutel van alle ellen de, welke gedurende tientallen van jaren over da Donaumonarchie gebracht is, en ook de verklaring van de dubbelzinnige en ver raderlijke houding welke de Italiaansehe 're geering gedurende de laatste tien maanden aangenomen heeft. Het derde doelwit van den haat der Itali aansehe vrijmetselarij is het Pausdom. Na de bezetting van Rome op den 20sten Sep tember 1870 schreef bet vrijmetselaarsblad „Le Sieclo" met ongeneerde schaamteloos heid: „De Pauselijke troon moet onherroepe lijk vallen, opdat alle tronen op de rij af omgestooten kunnen worden. Dan zal het systeem der Vereenigde Staten van Europa onder republikeinsche vlag bet oude en af geleefde monarchistische systeem vervan gen." Ook in dezen oorlog streeft zii het voor opgezette doel na. En op hét gegeven oogen- blik zal zij evenmin voor den troon van Victor Emmanuel standhouden, als zij des tijds de wereldlijke macht des Pausen geëer biedigd. heeft. Onder deze omstandigheden zal men do houding der Italiaansehe vrij metselarij scherp moeten bewaken: er staan belangen op het spel, die niet alleen den ge- heiligden persoon des Pausen, maar tevens de katholieken der geheele wereld aangaan. VERSPREIDE BERICHTEN Een watervliegtuig-aanval. Een medewerker van „Der Tag" beschrijft een aanval van Duitsche marine-vliegers óp een Engelsche flotille. Het was een mooie morgen en zooals gewoon lijk, zou een der vliegers van het kuststation een verkenningstocht maken. De commandant liet dit express geregeld doen om de animo on der zijn mannen er ten minste een beetje in te houden; bepaald noodig waren die verkennin gen niet, want de Engelsehen lieten zich toch niet zien, die waren nu al weken niet in zicht geweest. Het tdestel stond gereed. De motor .was ge probeerd, de spandraden nagevoeld. „Klaar?", vroeg de kapitein-aviatour, toen hy gezien had, dat de waarnemer zijn bommen aan boord had gebracht. „Klaar I" Maar terwijl zij beiden die weinige woorden wisselden, was een groot wonder geschied. Heel in de verte, in de Noordzee, had de onvermoei- do uitkijk iets van den vijand gezien, en op CCLXIII. TONSUUR OF KRUINSCHERING. De eerste schrede, welke de wijdeling moet zetten, is het ontvangen der Tonsuur of kruinschering. Deze ie geen Sacrament, zelfs geen wijding, maar een in de middeleeuwen ingestelde ceremonie ter voorbereiding tot de overige wijdingen in denzelfden geest, zooals een verloving voorafgaat aan het hu welijk; zij leidt iemand den geestelijken stand binnen, maakt dat hij op'houdt een leek te zijn en- dat hij geestelijke wordt. De geschiedkundige oorsprong en ontwik keling der tonsuur of kruinschering komt hierop neer: De Romeinsehe mannen de verwijfden uitgezonderd droegen kort haar; het scheren van het hoofd was een toeken van schande, een merk van slavernij. Vandaar, dat de dbisten priesters, die in de eerste eeuwen van vervolging vooral er alle belang hij hadden om de aandacht niet op zich te trekken en zich noch in kleeding. noch in kapsel van de overige geloovigeu en heidenen te onderscheiden, zich voegden naar de in zwang zijnde mode en kort haar droegen. Reeds vroegtijdig echter begonnen eenige kluizenaars en boetelingen uit ne derigheid en versterving en om zich aan de algemeene verachting prijs te geven zich het hoofd te scheren, betzij geheel en al, het zij zóó, dat er slechts eeu krans van haren bleef staan. Hiermede wilden zii te kennen geven, dat zij aan de wereld verzaakt had den en een 6laaf van God geworden waren. In bun voestappen tredend, lieten in de 4e eeuw, zooals de H. Hieronymus bericht, de maagden en weduwen, die zich in de kloos ters van Egypte en Syrië aan den dienst van God toewijdden, zich het hoofdhaar afknip pen door hare overste. Wat Hieronymus van de nonnen ver meldt, verhaalt Paulinus van Nola van de monniken. Wellicht geldt reeds in het hei dendom het scheren van het hoofdhaar als een teeken van geestelijke volmaaktheid en gods ver eer i n g, weshalve ook den priesters en vereerders van Iris en Sarapis zich het hoofd kaal schoren. Op deze wiize kon deze gewoonte gemakkelijk wortel schieten in de Egyptische kloosters en vandaar zich naar andere streken der Kerk overplanten. Een voornaam aandeel hierin hadden de bis schoppen, die dikwijls nit de monniken ge kozen Werden, en dan langzamerhand bij de wereldlijke priesters de gewoonten en de praktijken van het kloosterleven invoerden. Zoo kwam het, dat sedert de 6e eeuw alle geestelijken de kruinschering droegen en dit door de Kerk als verplichting kon worden opgelegd. De Westersche kruinschering verschilde echter een weinig van de Oostersche; schoor men zich in het Oosten het geheele hoofd kaal, in het Weeten liet men een dunne krans van haren staan. Uit deze tonsuur ont wikkelde zich onze tegenwoordige Romein sehe kruinschering daardoor, dat de krane van haren steeds meer en meer verbreed werd, totdat ten slotte slechts een kleine cirkelvormige kale plek op de kruin over bleef. Oorspronkelijk ging de kruinschering ge paard met het ontvangen der eerste wij ding en was geen den Bisschop' voorgehou den ambtsverrichting; in de .9e eeuw echter werd zij een afzonderlijke ceremonie. De daarbij gebruikelijke gebeden en plechtighe den zullen wij de volgende weken bespreken. hetzelfde oogenblik schroef een man in de radio-cel van het vliegstation ook bet bericht op; een halve minuut later had de luitenant hot telegram in handen. Deze riep den bootsmans maat, die no. 1 bij zijn vliegtuig was, een woord tod. Scherp klonk een fluitje door den stillen morgen, en uit eenige dicht in de buurt gelegen barakken snerpten schrille fluitsigna len ten antwoord. Dadelijk daarop wemelde het in de hangars van blauwe jongens, die onder het loopen hun broek of hun buis nog dichtknoopten. „Alle machines klaar maken!" beval de luitenant met scherpe stem. Meer behoefde hij niet te zeggen. Ieder wist, dat de „Beafs" in zicht moesten zijn, en ieder werkte met. koortsachtige baast om het zy'ne bij te dragen tot een warme ont vangst. Machines steunden, motoren snorden, matrozen vloekten omdat het hun zelf nog niet snel genoeg ging. „Meer bommen meenemen," beval de kapitein den vlieg-officieren. Zijn eigen waarnemer, een beroemd specia liteit in bommenwerpen, in het burgerleven leider van een groote industrieele onderne ming, zwoegde reeds onder den last van eon V, söhudde zioh, al, wildo hij cun last af- 5>on, die zich aan zijn schouders opdrong. beslissende woord ie nog niet gespro- ruaar wat helpt dat? Ivonne bezit mijn Wsche ziel! Wiet u niet, moeder, dat het tf '^rroepelijk ie, wanneer ik eenmaal kies? b, A het andere zijn op mijn leeftijd? Ik heb M0L/aag geleden, menig bittere twijfel, die Vt met geweld aau ai li opdringt, moet nog kwaden worden. Ach, moeder, waarom biw? zwaartillend hart in de kc-nu gelegd! Dikwijls vraag ik, of het dan andere wordt." Ivonne in rfj.te brengen?" aR«en kan a™™ mc^uuu.... 'Oor Ik wiet het reeds, toen ik haar e®r*t zag. En toch valt mij het ie w°ord zoo zwaar ik geloof, ds& htoeid?^+rT met de eigenliefde ben ineenge- A tm j eoa zeer leelijke droom, die mij dan bevangt." 'oi.1&6fw1 hafr kart geopend en u medegedeeld? Edmond bedenk, Ivonne in staat zijn, hierin verande- brengen?" alleen kan het, anders niemand wanneer het vertrouwen ontbreekt...." „Geen woord heeft zij gezegd, en zie, ik maak mij zelve wijs, dat dit ook niet noodig is.... en toch knaagt aan miin binnenste een zoo armzalige gedachte, die mij foltert en alle gevoelens tot wangestalten maaktl" „O, dat is niet de echte liefde, mijn zoon. laat haar varen.... laat varen, zij is niet de echte!" „Zij is het wel, moeder. Meent ge, dat ik mij lichtzinnig in haar net heb verstrikt? Zie, u kan ik het zeggen; ik weet, dat baron Von Stein haar bemint, dat zii naar bet oogenblik verlangt, waarop hij haar kan vragen, zijne vrouw te worden.... maar ik weet ook, dat ze hem za] afwijzen, niettegen staande zijn rijkdom; 2ij jjan niet rekenen de kleine Ivonne! Hoe dikwijls zii het ook beproefd heeft, zij is er te eerlijk voor. En nu komt het raadselachtigste, moeder, luister nu goed, wat ik zeg: zelfs wanneer zij mij liefheeft, zal zij nog mijn aanzoek afwijzen, dat voel ik met duidelijke zekerheid. Vraag niet waarom ik weet bet zelf niet." „Zij zou u terugwijzen, zelfs wanneer zij u bemint? Er is een duister punt in baar lo ven, dat zjj niet prijsgeeft. O, mijn trotsebe zoon, waarom wilt gij nog eenmaal den zwa- re'n strijd op u nemen? Wie verzekert u, dat gij zult zegevieren. Zie, daar is de lieftallige Lcuise, een meisje dat niets geheimzinnigs in zich omdraagt, zij is vroolijk en verstan dig." „Zwijg, ik bid het u, zwijg, begrijpt gij dan niet, hoezeer uwe woorden mij PÜnigen!" Mevrouw Waldman scheen van hare opge wondenheid niet te zullen bekomen: Amalia haar nicht, bad ronduit geweigerd bet bal bij den burgemeester te bezoeken', zij had wel meermalen voor een partij bedankt, maar nog nooit voor eene te dien huize. Er lag mevrouw weliswaar niet veel aan ge legen of Amy wegbleef, maar Elly vou Belt klaagde sedert vanmorgen over hoofdpijn en lag met natte doeken op het voorhoofd in de sofa; zij kon dus ook niet meegaan, en dat was érger. „Het Is of er onheil in de lucht hangt", zei- de zij, terwijl ze zich voor het bal kleedde, tot Jetje, die baar als kamenier behulp zaam was. „De barones toonde ook weinig lust, naar bet bal te gaan, zij klaagde over vermoeidheid en wilde absoluut een onder houd met mij hebben, liaar bedrukt gezicht voorspelde mij iets onaangenaams, waarom ik haar verzocht het onderhoud tot morgen uit te stellen. Wat zou zij toeb hebben? Weet gij er ruissekien iets van?" Jetje knikte veelheteekenend. „Komaan, voor den dag ermee, wanneer gij iets weet." „O, Jetje heeft ooxen, mevrouw, fijne oer en, en verstaat alles. De barones is be stolen." „Bestolen?" Mevrouw schreeuwde het let terlijk uit. „Zijt ge krankzinnig, meisje? Wat is er gestolen?" „Dat weet slechts één in huis, en die zal niets zeggen", antwoordde het meisje met onverstoorbare kalmte. Mevrouw Waldinan was de onmacht na bij, zij moest gaan zitten en deed het met veel drukte. „En ik weet van niets!" klaagde zij luid. „Een diefstal is het mogelijk in mijn huis! Van wien hebt ge dat gehoord. Jetje?" „Ik hoorde, hoe juffrouw Amalia de ba rones verzocht, u voorloopig niets te zeggen, zij zou zelf wel eens zoeken, de speld kon achter een of ander meubelstuk gevallen zijn, of onder het tapijt verborgen liggen." „De goede naam van mijn huis staat op het spel, en waarom dan zulke dingen voor mij te verzwijgen, ben ik dan niet de eerste, die het recht heeft alles te weten wat hier voorvalt?" „Juffrouw Amalia vreesde voor uw toorn er. bovendien voor de onaangename gevol gen dezer geschiedenis en wilde in stilte zoe ken en het geval bijleggen, zoo iets is bij ons nog nooit voorgekomen." „Goddank neen. Maar ik zal een stréng onderzoek instellen. De gouden haarspeld is het, o, die is gemakkelijk te herkennen. De dievegge zullen w© wel krijgen. En toch is het ongerijmd eene der dames te verdenken. Ik zal het geheele huis laten doorzoeken. Nu echter gezwind, ik moet weg, het bal zal reeds begonnen zijn." Mevrouw Waldman in avondmantel ge huld, snelde met ruiscbende sleep de trap af, waar de jongedames haar verlangend on vol ongeduld wachtten. „Nietwaar, ik heb op mij laten wachten. Waar is jonkvrouwe Voa Belt?" „Zij is naar bed gegaan en wenschte niet gestoord te worden." Amalia's verwarring kon niemand ontK gaan, zij droeg haar gewoon huiskleedje eu zag er eenigszins bleek nit. „Hebt gjj misschien ook hoofdpijn?" vroeg mevrouw wantrouwig. Amalia antwoordde niets en de directrioe wendde zich nu tot de dames. „Allen in da mooiste toiletjes? U heeft toch hoop ik nielg vergeten? Barones von Wert, waar ia uw gouden speld? Ze kleedt u zoo voortreffelijk en ik ben zoozeer gewend, u er me» getooia te zien, dat het mij werkelijk onaangenaam! aandoet, ze in uw haar te missen." Er ontstond een lichte beweging onder da dames. „Vlug, Amy, ga naar boven »n haal bet sieraad", gebood mevrouw streng. Amalia was wit geworden als kalk van den muur. Gehoorzaam wilde zij de trap ojh snellen. „Doe geen moeite, juffrouw Waldman.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1915 | | pagina 9