Rijwielbanden
ittOlKE,
Dieven uit uuitschland
Goedkoopst adres
J. v. d. (HEER,
gelstraat 7-9 bij de Aneganj.
BINNENLAND
FEUILLETON
Ïenw/lg6d-Pr4kr^hliuin« of
NIEUWE MAARLEMSCNE COURANT
IN DAGEN VAN STRIJD.
Berlijn, 5 Juni 1915.
v brood en meelpiijzen zijn gedaald. De
,e,fckening dio men indertijd, nadat de voi-
'0llicn isolatie van Duitschland van den .wc-
i^'^bandel een feit was geworden, opgesteld
omtrent de voorraden, was zoo voor-
^iitig geweest, dat men nu reeds, eenige
panden nog voor den nieuwen oogst, zonder
?rees voor gebrek een liberaler broodver-
•;biik kon toestaan. Wel blijven de brood-
1'arten nog gebandbaafd en dit zal zeker
^°lang de oorlog duurt aanhouden. Want
f^u moet erop rekenen dat deze nog zeer
duren kan. Overigens is gebleken dat
°°r het grootste gedeeite der bevolking het
-^«orloofd rantsoen .volkomen voldoende is
e'1 van verkwisting mag natuurlijk ook in
r® toekomst gee^j sprake zijn. Doch men is er
t'sds toe overgegaan suppletoire broodkaarten
I Verdeoleu uau degenen die zwareu han
darbeid verrichten en daardoor ook meer
.^"'gewezen zijn op een groot broodverbruik.
't Was des te meer noodig omdat de
^'l;esohprijzen gestegen zijn. En toch, ondanks
II feit, dat men in alle slagerswinkels en
D°k op de markt (waar de inkoopen der
'(k'este Duitsche gezinnen door huisvrouw of
'"'^Uslbodes of eene combinatie van beiden
Gebieden) gemakkelijk coustateeren kan,
stel ik mij voor dat een Beriijusche huis
moeder die er een beetje moeite en /den
!'°odigen tijd voor over heeft ook in dozen
'jden voor hetzelfde geld even goed rond
komen als anders. De groote wayentmi-
dj en Berlijn telt er zoo eenige, verknopen
Bleeds tegen het einde der week vleesch
J;'1 visch voor zeer schappelijke prijzen, zoo
m.mltsvieesch tegen 60 cents per pond. ba-
''."S voor weinige penningen, doch ook gypde
vl8cbsooften zooals aal en zeelt, terwijl sla,
i.' Iri;'zie, komkommers enz. er eveneens goed
l0oPer zijn dan op de markt. Ook voor krui-
^Oierswaren zijn daar gelegeuheidsdagen,
I ml niet beteekent dat de kwaliteit van
'O gebodene minder is, doch slechts dat de
^arenhuizen met deze dagen een sociale zen-
'Jing willen vervullen, wat zij trouwens al
b'"ds jaren doen. Fantastische sommen heb
wel hooren noemen voor het bedrag dut
jdleeir Wertheim erop toegeeft bij dezen bil-
fiken levensmiddelen verkoop. En al zijn nu
jwze groote koophuizen overal in Berlijn ver*
m'eid, toch is de huisvrouw voor goedkoop
'cesch niet geheel van hen afhankelijk.
jVmarmate voor de legerbehocfte groote slaoh-
'ngen van vee plaats vonden en de ge meen-
en het verduurzamen van vleescli n het
foot gingen bedrijven om op komende mis-
J-'den ongunstige tijden voorbereid re zijn,
'rozen er gelegenheidswinkels waar de be-
fdrddeelen der runderen die niet voor de
Roemden doeleinden verwerkt werden zoo-
?'s tong, lever en dergelijke voor weinig geld
8 koop waren. Verder verkoopen ook de ge-
"ieenlon in eigen lokaren tegen billijke prij
zen vleesch waartoe men toegang vindt met
eenzelfde soort bon die het recht verschaft
tot den stedelijken aardappelverkoop door te
^ngen. Natuurlijk is de handigheid der huis
vrouw deze soort gelegenheden te benutten
0,)1 oTwisseling in de spijzen te brengen thans
dan ooit van het grootste gewicht en
zal een degelijke opleiding van alls meis
je van het volk in verplichte huishoudelijke
vakscholen een der eerste dingen zijn die
na don oorlog doorgevoerd worden.
Hp het oogenblik wordt de meeste zorg
yStecd aan.... de soldaten en de kleine kin-
f'ren. Onder het neerschrijven voel ik reeds
moeilijkheid te beoordeelen, temidden van
f°o vele en zoo velerlei voorzorgsmaatrege-
Cn> waarbij aan het schijnbaar geringste de
mandacht geschonken wordt welke de intoa-
dfete is. Doch 't schijnt mij toch wel zoo te
'ih en het is ook begrijpelijk. De tegenwoor-
v!Sb weermacht en de hoop des vaderlands,
zijn de palen waar alles om draait. J)e
"tgeving bemoeit zich met hen en de or-
pmhisaties die bijzondere hulp verleenen. Zco
Gen definitieve regeling der pensioenwet-
die sedert den laatsten oorlog verouderd
v ^fen en er bijvoorbeeld geen rekening mee
I u"den wat de soldaat of onder-officier in, zijn
?.u,,gerlijk leven is en welke bron van inkom-
iu;n dus door zijn dood voor zijn vrouw ien
fleren verloren gaat spoedig op komst.
Fondsen voor allerlei hulpdoeleinden: .voor
blinden, voor verminkten, worden bijeenge
gaard om de invalieden zoo spoedig, moge
lijk tot een nieuw beroep, voor te bereiden.
Oorlogstehuizen voor de namiddaguren zijn
in grooten getale opgericht en nu het zomer
woult ziet zoo menige villa eiken dag in Uen
schaduwrijken tuin honderden gewonde velci-
grijzen aan de koffietafel.
En wat de kleinen der kleinsten betreft,
een zoogenaamd hittereglement wordt ver
spreid om de zuigelingensterfte in deu ko
menden zomer tot het kleinste minimum tc
beperken. Het behelst voorschriften omtrent
de kamer waarin de zuigeling zich moet be
vinden, zoo mogelijk met twee tegenover
elkaar gelegen vensters, een kamer waarin
vooral niet gekookt, gewasschen en gestre
ken mag worden, het schrijft dc kleeding
van het kind voor en de noodzakelijkheid het
in de lucht te brengen en koel te wasschen,
Alles dingen die in de vaak zoo uitermate
beperkte stadswoning wel moeilijk op te vol
gen zijn doch des te meer naleving verdienen.
Particuliere organisaties komen dit streven,
't nageslacht zoo zorgvuldig mogelijk te ver
zorgen te hulp door 't oprichten van een bu
reau waar oorlogskinderen, weezen, halve
weezen of kleinen die op andere wijze bun.
oduerlijk buis verloren hebben aan bepaalde
families toegewezen worden dio voorloopig
of voor goed dc zorg voor hen op zich 'widen
nemen. A.
GEEN VACANTIE-KAAKXEN.
Naai' de „Ned." uu dc beste bron <ver»
neemt, zullen dit jaar geen vucantiekaarton
worden uigegeven, omdat de bepeiütc dienst
regeling, weme in verband mot de tijdsom-
stuiidigceuen nog steeds geuandiiaatd moet
worden, met toemat, dat aan het toen reeds
giouie aantal reizigers door toepassing van
goedkcopu vrachtprijzen nog uitbreiding
woi dt gegeven.
DE HEEK VAN AALST GLiNTJSKVIEWD
Een medewerker der „Vossiscue Zig, heeu
den heer O. J. jT. van Aalst, presiuein de»
Ned. Handeling, geïnterviewd.
De heer v, auisg sprak eerst ovei de stukte
Oiizijdiguoid«er üverzce-Trustmaatscuappii.
Toen zcide hij, de onderhandelingen met En
geland over het oprichten van de Trust wer-
uen aangeknoopt, geschiedde, dat met om te
agceren tegen Huitschiand, maar un deu aard
der zaak moest men het in de eerste plaats
eens zien te worden met Engeland om deu
toevoer der schepen te verzeueren.
Ten slotte hcoit ook Duitscüland ingezien,
dat de maatschappij gee^ auder doel had dau
de absolute verzekering van de neutraliteit
iu het belang van Nederland. En thans kou
de heer .Van Aalst met genoegdoening ver
klaren, dat de economische toestand van js'e-
deiland ten gevolge van de. oprichting der
Trust werkelijk goed is.
Dc heer v. Aa'st meent dat „der Hollan
der dem Deutsche!! durchaus zugekuT' is.
Niettemin lieerscht er in Nederland een ze
kere ontstemming tegen Duitschland, al is
het, reeds om do hierboven aangegeven re
denen, verkeerd te spreken vuii bepaalde
Duitschenliaat. Maar er bestaat bet niet te
beschrijven, instinctmatig waargenomen ge
vóel van onbehaaglijkheid, dat altijd hand
aan hand gaat met wantrouwen.
Met andere woorden: dc Nederlander is
bevreesd voor een te machtig Duitschland.
Openhartig erkende de heer Van Aalst: „Door
dit gevoel gedreven hoopt de meerderheid
van het Nederlandsche volk op Duitsehhmd's
nederlaag. Niet, en daarop leg ik nogmaals
dau nadruk, uit haat tegen Duiisehland. Doch
uit vrees dat het Nederland vergaat zoo t Is
België.
„En deelt u deze meening?" vroeg de ver
slaggever. „Gelooft u, dat Duitschland, indien
het als overwinnaar uit dit strijdperk treedt,
Nederland mot huid en haar zal verslinden'"
En (schrijft de medewerker) de grootste
koopman van Holland, een man met ruimen
blik, antwoordde:
„Neen, zeer bepaald neen. Want Duitsch
land zal aan een vriendschappelijk gezinden,
zelfstandigen Nederlandschen buurman meer
hebben, dan aan een vijandelijken bondsstaat.
Ik geloof niet, dat men in Duitschland thans
het minste voornemen koestert om de zelf
standigheid van Nederland te bodrcigeu."
Intussclien, (ging de heer v. Aalst voort)
en dit voelen wij allen indien Duitschland
Eeigië houdt en ook op deze grenzen onze
buur wordt, zijn wij in een groot Duitschland
als eenigen buur geklemd („umklammcM
En, al zijn de voornemens nog zoo goed, die
groote kerel om ons heen beneemt ons lucht
en adem. .Wij stikken in een atmosfeer van
voortdurende beklemming.
Want wij zouden ons nooit kunnen bevrij
den van de gedachte dat Duitschland
zooal niet vandaag, en niet binnen tien jaren,
dan misschien toch over vijftig of honderd
jaar het noodzakelijk zal achten Nederland
in te lijven. Bedenk wat dit voor on3 zou be-
teekenen. Het absolute einde. Want Enge
land zou onmiddellijk de Noderlandsche ko
loniën in bezit nemen. En onze rol in de we
reldgeschiedenis ware uitgespeeld.
NEDERLAND EN DUITSCHLAND,
Het voortdurend gestook van „De Telegraaf"
tegen Duitschland, wekt nauwelijks meer veront
waardiging, omdat men weet wie er stookt.
Met des te meer bevreemding werd door een
deel der pers dezer dagen kennis genomen van
een uiting van den Haagschen (hoefijzer-)corres-
pondent van het „Handelsblad", die geen min
der doel had, dan de meening te propageeren,
dat het proclameeren door Duitschland van een
annexatie van België tijdens dezen oorlog door
Nederland zou moeten worden beschouwd als een
casus belli.
Dit toch zou, naar de schr. betoogt, tengevolge
hebben, dat Nederland nog eenigen tijd zou
blijven leven bij de gratie van Duitschland en
van de politieke conjunctuur, tot deze voor dat
rijk gunstig genoeg zou wezen om zijn slag te
slaan.
Met het oog daarop meent hij, dat het zijn
nut kan hebben, wanneer men in Duitschland
zoo spoedig mogelijk verneemt, wat er in Neder
land ten aanzien van anuexatiegedachten betref
fende België zooal omgaat.
Dit laatste is uit den aard der zaak altijd
goed en te meer in zooverre daaruit dan tevens
ten duidelijkste za! blijken, dat het voortdurende
gesar en gestook van „De Telegraaf" door
Nederland niet wordt goedgekeurd.
Maar zoo zegt nu het „Vaderland" voor
het overige kan de casus belli, die het „Hbld."
stelt, ons niet ongerust maken, en wel om de
twee hier volgende redenen.
„Vooreerst getuigd het van een groote naïvi
teit te meeneii, dat Duitschland) gesteid dat net
ten opzien.e van België met annexatieplannen
omgaat, zich zou laten verleiden daarvan ook
maai iets te doen uitlekken, zoolang dit voor
hem het gevaar meebrengt, het getal zijner vijan
den mei een, nl. Nederland, vermeerderd te zien.
Van de stemming ia 0ns iand ten opzichte- van
eene eventueel? annexatie van België is Duitsch
land natuurlijk uitnemend op de hoogte. Het
weet, dat ons volk daartegen in zijn geheel ten
krachtigste in verzet zou komen. Wat zou
Duitschland dan kunnen verleiden tot de onvoor
zichtigheid, aan zulk een plan, verondersteld het
bestond wat wij volstrekt niet gelooven, maar-
in ieder geval aan niemand in ons land bekend
'S, - voorbarig bekendheid te geven
We zijn het daarmee volkomen eens. De tweede
reden van het „Vad." is
„Het is, dat ons volk, in het algemeen geno
men, niet naar den ooriog neigt, zelfs niet dege
nen, die een jongensachtig genoegen vinden in
het lezen van de schamperheden, waarmee de
„Telegr." tot den oorlog tracht te drijven.
Komt het oogenblik, dat onze eer, onze waar
digheid of onze onafhankelijkheid bedreigd wor
den, dan zal de mogendheid, die dit doet (om
het even welke) Nederland vastberaden en innig
verbonden tegenover zich vinden. Maar dat is
tot dusverre niet gebeurdwij zijn op alle moge
lijke manieren door Duitschland ontzien (getui
ge het zorgvuldig eerbiedigen onzer neutraliteit
bij de Limburgsche grens, getuige het geval met
de „Katwijk" e. a.)en hebben niet de geringste
reden tot oorlog tegen dien Staat.
Het troepje vreemdelingen, dat, met een zon
derling begrip van de plichten der gastvrijheid,
door middel van heftige artikelen in de „Telegr."
ons land in den oorlog tracht te drijven, is Ne
derland niet.
De gemiddelde Nederlander heeft zijn land te
lief om het zonder deugdelijke en onvermijdelijke
reden bloot te stellen aan de eliende en de ver
schrikkingen van den oorlog. Onze volksaard is
dooreengenoraen te ernstig, te zeer doordrongen
van een diep besef van verantwoordelijkheid, om
roekeloos een stap te doen die van zooveel ge
wicht is voor ons land en volk."
Het blad besluit:
„Het lot heeft aan het „handvol zeewier",
waar Bilderdijk van zong, nu eenmaal een plaats
gegeven, die niet van de gemakkelijkste is.
Laten wij die plaats verdedigen tegen alle
vreemde invloeden, tegen alle gevaar van vreem
de overheersching. Laten wij ons zelf zijn. Laten
wij niet in de eerste plaats pio-dit of pro-dat
wezen. Laten wij in de eerste plaats ware, op
rechte, verstandige en bedachtzame Hollanders
zijn.
Maar waarom zouden wij de moeilijkheden
van onze geographische ligging n0g vergrooten,
door kunstmatig haat te stoken tegen een volk,
dat, het moge dan eigenaarC!Igheden bezitten die
ons niet aantrekken, toch welbeschouwd niets
tegenover ons misdaan heeft. Het heeft dingen
gedaan, die ons niet aanstaan, die wij afkeuren,
maar is dat een reden om toe te geven aan een
drijven, dat voor ons de kans schept in den
oorlog geworpen te worden op het initiatief van
een paar schreeuwers?"
Ons volk zal verstandiger zijn. We gelooven
het met het „Vad."
THEOLOGEN EN OEFENPLICHT.
Op eene vergadering van de faculteit der
Theologische studenten aan de Rijks-Universiteit
te Leiden is de navolgende motie aangenomen:
„De faculteit der theologische studenten te
Leiden, bijeen in hare vergadering op 7 Juni
1915, betuigt hare instemming met het adres:
algemeene oefenpücht, aan de Tweede Kamer
gezonden; spreekt den wensch uit, dat bij het
invoeren van zoodanigen algerneenen oefenplicht
aan de theologische studenten geen vrijstelling
zal worden verleend en besluit deze motie, on
der betuiging van verschillende gevoelens van
eerbied en hoogachting, ter kennis te brengen
van den minister van oorlog."
EEN ONGEREGELDE TOESTAND.
Wij blijven, wat de lijkverbranding betreft,
voorloopig in een toestand, die met het woord
ongeregeld het zachtst is aangeduid.
Vóór het bekende arrest van den Hoogen
Raad was de algemeene opvatting, dat de Be
grafeniswet de lijkverbranding uitsloot.
Dat arrest heeft in die wet een leemte gecon
stateerd, waardoor aan lien, die in strijd met
den geest en de bedoeling der wet handelen,
straffeloosheid wordt verzekerd.
Nu ware de natuurlijke weg geweest, die
leemte in de wet aan te vullen.
Toen het bekende pian-Coolen de plaatsver
vanging, in de Militiewet afgeschaft, in een
anderen vorm deed herleven, was men er aan
stonds bij om door een kleine wetswijziging dat
pian te fnuiken.
Zóó had het ook bij de Begrafeniswet be
hoord, zegt het „Huisgezin" terecht. En het blad
vervolgt:
„Natuurlijk is het geval denkbaar, dat regee
ring en volksvertegenwoordiging van oordeel
waren, dat lijkverbranding thans behoorde te
worden toegelaten.
Doch ook in dat geval ware wijziging der
Begrafeniswet noodzakelijk.
Van den minister van Justitie vernemen we
thans indirect, dat de minister van Binnenland-
sche Zaken, tot wiens ressort de wet behoort, aan
een herziening der Begrafeniswet niet denkt.
Wij moeten dit namelijk besluiten uit de mede-
deeling van minister Ort, dat minister Cort van
der Linden het niet geweuscht oordeelde, na het
arrest van den Hoogen Raad nieuwe maatrege
len te nemen tot het tegengaan van het verbran
den van lijken.
En omdat zijn collega dit niet gewenscht acht,
heeft de minister van Justitie zich laten vinden
tot overleg met de Vereeniging voor lijkverbran
ding omtrent de invulling van formulieren, die
bij een lijkverbranding door belanghebbenden
moeten worden ingevuld.
Dit om voldoende waarborgen te hebben tegen
een uit justitieel oogpunt ongewenschte lijkver
branding.
Gaat het nu aan, dat een minister van Justitie
op eigen gelegenheid en als ondershands af
spraakjes maakt met een Vereeniging, wier be
drijf wettelijke sanctie ontbeert?
Alen zal zeggen, dat het be'er is waarborgen
dan geen waarborgen tc hebben, en dat een
minister van Justitie, tot schade van het recht,
de Vereeniging niet ongestoord en ongemoeid
haar gang mag laten gaan.
Inderdaad, maar bewijst dit niet de dringende
behoefte aan een wettelijke regeling?"
En is de minister van Justitie, nu hij tegen
een uit justitieel oogpunt ongewenschte lijkver
branding voldoende waarborgen aanwezig acht,
wel verantwoord met te zeggen, dat er daarom
voor hem geen reden bestaat bij zijn collega van
Binnenlandsche Zaken op wijziging der Begra
feniswet aan te dringen?
Mag een minister, en mag een regeering een
ongeregelden en daarom bedenkelijken toestand
laten voortduren?
In oorlogstijd op zee. Ecu lezer van de
Nieuwe Ct., die met liet. sas. «Koningin Em
ma» is aangekomen, deelde aan dat blad de
volgende merkwaardigheden van de reis nit
Intlië hierheen mede.
De reis van Batavia naar Sahang ging
naar wensch. Op Sahang kreeg men den
eersten indruk van den grooten oorlog, die
in Europa woedt. Niet minder dau 10 groote
Duitsclie schepen liggen aldaar geïnterk
neerd. Nauwelijks had men Sahang achter
zich, of de zee werd, ongekend voor den tijd
van het jaar, hijzonder wild. En warm dat
het was! De gymnastiekzaal aan boord van
het prachteehip had daarom weinig bezoek
en de schepeling, die er over ging, weinig
werk. Wellicht was het daaraan toe te scbrij
ven, dat hij tijd had om zijn oogen te wen
den naar dat wat hoven de gymnastiekzaal
was, en ziet! verborgen lutschen alles en
nog wat vindt hij twee Duitsche matrozen,
die op Sabang aan boord waren gekomen
en als „blinde passagier" de reis naar Euro
pa hadden willen meemaken.
Het medelijden der passagiers met deze
Jantjes was groot, toen ze bii aankomst te
Colombo het schip moesten verlaten.
Doch nog grooter was dat medelijden, toen
na acht volle dagen reizen, en na Colombo,
door een bloot toeval, er nog twee andere
Jantjes te voorschijn kwamen. Men raadt
nooit, waar die zich verscholen hadden; in
Su ll 'p hangende reddingsbooten
welke met zeildoek overspannen was!
In liggende houding hadden ze daar acht
daen en 8 nachten, in weer en wind, regen
en storm, zonnehitte en konde nachten ge
leefd. Een ongelukkig kuchje, 'helaas, 'ver
ried hun aanwezigheid aan een schepeling
die bezig was in hun Onmiddellijke nabijheid
het zeil te spannen om het treillis. Deu in-
wendigen juensch had niets ontbroken: do
reddingsboot was goed van proviand en wa-;
ter voorzien, maar de uitwendige mensch.
dat heeft onze vriendelijke verteller niet
medegedeeld. Te Suez aangekomen, waren'
de Duitsche matroosjes de eenigen die aan
wal gingen, doch onvrijwillig.
Na Suez werden er geen Duitsche matro
zen meer gevonden.
Een treurig sterfgeval, door kouvatting.
was dat van den gépensionueerde majoor
Homhracht, waardoor een gedrukte stein-
jV"1" aau boord kwam. Na Geiïua werd be-
ten geen enkele andere plaats meer aan
te doen, dus ook niet Gibraltar, waardoor
aan het verlangen van de weduwe kon wor
den voldaan om t lijk niet' ill zee to worpen
Voor de onaangenaamheden van de reis
werden de passagiers „beloond" met een
schouwspel, dat, volgens onzen zegsman, on
vergetelijk zal blijven, n.l. het torpedeeren
van een scliip, door een Duitschen onder
zeeër, even voorhij Dover, op klaarlichten
dag en op geringen afstand.
Men zag de onderzeeër en het slachtoffer-,
men zag de ontploffing, de waterzuil, bet
kantelen van het sehip en het zinken, het
zich redden van de bemanning daarop, en
onmiddellijk daaropwel 10 andere Duit
sche onderzeeërs als met een tooverslag ver
rijzen en de bemanning van het getorpedeer
de schip opnemen, om daarna met „full
speed" uit het gezicht te verdwijnen.
Een smokkelaar doodgeschoten. Te IJ-
ztrlo onder Aalteu is Zondag zekere S. uit
de buurtschap Spork onder Dochoit (Prui
sen) door de Hollandsche grenswacht bij het
smokkelen van een paard doodgeschoten. De
smokkelaar die nog naar huis kon vluchten
is Maandag aan de bekomen wonden over-
leden.
Veel belovende knapen. Op aanwijzing
van een burger z,jn op de Ruysdaelkade te
Amsterdam twee jongens, de een van 14 en
de ander van 16 jaar, wonende in de le Jan
Steenstraat, door de politie aangehouden en
naar het bureau aan de Stadhouderskade
overgebracht. Dit jeugdig tweetal had er
zich sinds geruimen tijd op toegelegd in vele
gedeelten der stad alles wat zii aan koper
als naamplaten, deurkrukken c.s. aan de ge
vels der huizen ontdekten, af te schroeven
en mee to nomen, oni vervolgens het koper
in klinkende munt om te zetten. De politie
heeft bij een huiszoeking als ook bii een be
zoek aan een opkooper bii wien de jongens
gestolen koperen voorwerpen van de hand
deden, met minder dan ruim 200 stuks naam
platen, deurkrukken, belknoppen enz. in be
slag genomen De beide jeugdige boefjet
zijn ter beschikking der justitie gesteld.
Ongelukken. Te Delft is 'het zesjarig
dochtertje van den werkman B., onder do
Westlandsclie stoomtram geraakt en ver
morzeld.
- Te Zwaagwesteinde is een kind van den
heer V verdronken. De vader is als land
weerman onder dienst.
Het tweejarig zoontje van den landbou
wer K. Penning te Gasselte is in een ton
met melk gevallen en verdronken.
Goed afgeloopen. Te Nijmegen zyu een
aantal personen als door een wonder aan
een groot ongeluk ontsnapt. Bii liet rangee
ren van do electrisdhe trams aan het eind
punt der stadsliju op den Berg-en-Dalschen
weg geraakte een losstaande bijwagen in be
weging en reed den sterk hellende weg af.
Een conducteur en een wagenbestuurder
sprongen op den rijdenden wagen, doch kon
den tengevolge van een defect aan de reni-
inrichtiug hem niet tot staan brengen. Zii
riepen luidkeels toe zich te hergen en zoo
passeerde de wilde wagen in steeds toene
mende vaart de verschillende halten, geluk
kig zonder andere trams te ontmoeten em
vloog vervolgens door de op het Zondagmid
daguur zeer drukke Burchtstraat.
1 lut cle Hezelstraat in tegen overga
T
Vruing vertelde alles kalm en zakelijk.
hol Waart dus nog op, toen u den
"ordgp
\dk was op, ik had mij verkleed eu mijn
Inpakt
'd„ wilde, dus vertrekken?"
heden vroeg.
gil
„ty
i»l k
aaromf'
,jr W;,<i dit reeds lang van plan."
ha'i] besluit kwam echter plotseling, of
eF. re<?ds iemand over gesproken?"
'«veen.
„lhr waarom wilde u dan vertrekken?"
kev0t| »tan ('c werkelijke oorzaak niet aan-
f^dHlold"'1 hoestte zacht Ivonne
,onver6tan<iig- „Wil u mij een
- ze stemde met een handbeweging toe
,vo" Werf. was bet de vrees voor
^ihle?'' eegden dlpfstal' dat n vertrekken
„Geen van heiden. Het heslnit kwam in
den nacht hij mij op."
„En vi ging terstond tot de uitvoering over?
„Ja -
De procureur dankte en ging naar zijn
plaats terug. Zijn vragende blik had Ivonne's
gelaat getroffen, hij zag de vochtige wim
pers en zweeg, peinzend over dit raadsel.
„Wist u van de geheime deur in uw ka
mer?" ving de voorzitter wederom aan.
„Neen; hedennacht hoorde ik het van liet
kamermeisje."
„De gouden speld was gemakkelijk weg te
nemen
„Ik liet haar altijd in mi.in woonkamer op
de toilettafel liggen, daarbij sliep ik met het
geruststellende bewustzijn, alle deuren ge
sloten te hebben; zij kon gemakkelijk worden
weggehaald en teruggebracht, zonder dat ik
ontwaakte."
„Wat merkte u op, toen n in de corridor
ging, om op de klok ie zien?"
„Ik ging mijn kamer niet uit, maar bleef
op den drempel staan, waar ik duidelijk cle
wijzerplaat kou zien."
„Hoorde u terstond den gil?"
„Ja, een doordringenden, Imiveringwek-
kenden gil; tegelijkertijd zag ik een vluch
tende donkere gestalte, die lanes den corri
dor liep en verdween."
„Heeft u die herkend?"
„Neen ik denk soms nog wel dat het
verbeelding geweest is.
„Heeft u later niets meer bemerkt?"
„Neen."
„Gerechtsdienaar, breng .ionkvrouwe Von
Belt binnen. Barones von Wert, u zult
voorloopig nog moeten 1>1 Uven, wees zoo good
achter in de zaal plaats to nemen."
Eily von Belt had z°r&yuldijr toilet ge-
maakt,' zij was de eenif?e' die zicb niet voor f
het^ vertrek had toegernet.
Na voorafgaande vra»eu, die zij alle met
bnilale stem beantwoordde, zeide de rechter:
„Jonkvrouwe von Belt, deel ons als 't. u
blieft mee, wat u van he.t ongeluk bekendis."
„Het spijt mij zeerik weet niets."
Dc rechter van instructie zag haai' van
liet hoofd tot de voeten aan. „U was vroeg1
naar bed gegaan?"
„Ik had bijna den geheelen dag te bed ge
legen en had natte doeken om het hoofd ge
slagen, omdat ik erge hoofdpiin had: ik heb
ncch gegil noch eenig leven gehoord, omdat
ik vast sliep."
„Is dat de waarheid^"jonkvrouw von Belt?"
Hij aarzelde...... „Weet u iets anders?"
vroeg zij daartegen.
„Er is eene getuigenis afgelegd, die be
vestigt, dat eene donkere gestalte van hoven
kwam gesneld en in de corridor verdween."
„Barones von Wert heeft dat gezegd!" Een
hatelijke trek kwam om Elly's mond
koude wreedheid flikkerde in hare oogen.
„O, dat is wat anders.ik wilde haar spa-
"[VA' ju ,t niet gezegd, dat u de getuigenis
later moet bezweren?"
Zij haalde de schouders op. „Eer zij den
eed moest afleggen', had u welwillend een
andere oplossing gevonden."
„Ik waarschuw u nog eenmaal, streng bij
de waarheid te blijven."
AA as het toeval, dat Elly heimelijk naar
den heer Brand keek? Weer kwamen die koo-
nende trekken in liaar gelaat hare oogen
fonkelden hoosaardig
De heer Brand had slechts oog en gedach
ten voor Ivonne, wier getuigenis, dat zij het
plan had, heden te vertrekken, hem als een
slag getroffen had. Tevergeefs martelde liij
zijne hersens, wat haar toch tot dit besluit
mocht hebben gedreven.... in hetzelfde uur
nog, toen hij haar hart en hand aangeboden
en zijn bruid genoemd had.
„Jonkvrouwe von Belt, wilt u als 't u blieft
beginnen?"
„Ik heb den geheelen dag mijn kamer ge
houden en mij vroeg te bed begeven; ik sliep
reeds, toen ik de barones en het kamermeisje
op de trap hoorde spreken en werd er wak
ker van."
„Wat spraken zij dan met elkaar?" onder
brak de rechter.
„Dat weet ik niet, ik luisterde niet zoo
nauwkeurig. Ik lag nog een pooeje en dacht
er over na, waarom barones Von Wert al
leen en niet in gezelschap der andere dames
thuis was gekomen; ik wilde jui6t weer gaan
slapen, toen het mij eensklaps inviel, dat de
haroucs wellicht onwel geworden was em
hulp noodig had. Ik stond daarom op en
ging naar de deur, om naar haar te zien.
Het was dus uit deelneming, dat u het bed
verliet? Dacht u er niet aan, dat in,geval
van ziekte, het kamermeisje de deur niet
zou verlaten hebben?"
„Misschien was het van mijn kant ook wel
nieuwsgierigheid, ik weet het niet precies
meer", bekende Elly met een spotteud glim
lachje; hare oogen keken den rechter toor
nig aan.
„Ga voort, als 'tu blieft."
„Toen ik de deur zachtjes opende....
„Waarom zachtjes?"
„Nu werd ze toch rood, die verstandige
Elly. „Het was nacht, heer rechter."
„Verder als 'tu blieft."
„Dus, toen ik cle deur zachtjes opende, ver
scheen de barones met een brandende kaars
in de hand en sloop de zoldertrap op."
„Wanneer keerde zij terug?"
„Dat weet ik niet. Ik sloot terstond .weder
mijn deur. De barones had mij niet bemerkt,
ik dook plotseling op en verdween evenzoo
Een booze trek gleed weer om de spotieude
lippen.
„En ja weet .verder, absoluut niets.