Rijwielbanden ittOlKE, Dieven uit uuitschland Goedkoopst adres J. v. d. (HEER, gelstraat 7-9 bij de Aneganj. BINNENLAND FEUILLETON Ïenw/lg6d-Pr4kr^hliuin« of NIEUWE MAARLEMSCNE COURANT IN DAGEN VAN STRIJD. Berlijn, 5 Juni 1915. v brood en meelpiijzen zijn gedaald. De ,e,fckening dio men indertijd, nadat de voi- '0llicn isolatie van Duitschland van den .wc- i^'^bandel een feit was geworden, opgesteld omtrent de voorraden, was zoo voor- ^iitig geweest, dat men nu reeds, eenige panden nog voor den nieuwen oogst, zonder ?rees voor gebrek een liberaler broodver- •;biik kon toestaan. Wel blijven de brood- 1'arten nog gebandbaafd en dit zal zeker ^°lang de oorlog duurt aanhouden. Want f^u moet erop rekenen dat deze nog zeer duren kan. Overigens is gebleken dat °°r het grootste gedeeite der bevolking het -^«orloofd rantsoen .volkomen voldoende is e'1 van verkwisting mag natuurlijk ook in r® toekomst gee^j sprake zijn. Doch men is er t'sds toe overgegaan suppletoire broodkaarten I Verdeoleu uau degenen die zwareu han darbeid verrichten en daardoor ook meer .^"'gewezen zijn op een groot broodverbruik. 't Was des te meer noodig omdat de ^'l;esohprijzen gestegen zijn. En toch, ondanks II feit, dat men in alle slagerswinkels en D°k op de markt (waar de inkoopen der '(k'este Duitsche gezinnen door huisvrouw of '"'^Uslbodes of eene combinatie van beiden Gebieden) gemakkelijk coustateeren kan, stel ik mij voor dat een Beriijusche huis moeder die er een beetje moeite en /den !'°odigen tijd voor over heeft ook in dozen 'jden voor hetzelfde geld even goed rond komen als anders. De groote wayentmi- dj en Berlijn telt er zoo eenige, verknopen Bleeds tegen het einde der week vleesch J;'1 visch voor zeer schappelijke prijzen, zoo m.mltsvieesch tegen 60 cents per pond. ba- ''."S voor weinige penningen, doch ook gypde vl8cbsooften zooals aal en zeelt, terwijl sla, i.' Iri;'zie, komkommers enz. er eveneens goed l0oPer zijn dan op de markt. Ook voor krui- ^Oierswaren zijn daar gelegeuheidsdagen, I ml niet beteekent dat de kwaliteit van 'O gebodene minder is, doch slechts dat de ^arenhuizen met deze dagen een sociale zen- 'Jing willen vervullen, wat zij trouwens al b'"ds jaren doen. Fantastische sommen heb wel hooren noemen voor het bedrag dut jdleeir Wertheim erop toegeeft bij dezen bil- fiken levensmiddelen verkoop. En al zijn nu jwze groote koophuizen overal in Berlijn ver* m'eid, toch is de huisvrouw voor goedkoop 'cesch niet geheel van hen afhankelijk. jVmarmate voor de legerbehocfte groote slaoh- 'ngen van vee plaats vonden en de ge meen- en het verduurzamen van vleescli n het foot gingen bedrijven om op komende mis- J-'den ongunstige tijden voorbereid re zijn, 'rozen er gelegenheidswinkels waar de be- fdrddeelen der runderen die niet voor de Roemden doeleinden verwerkt werden zoo- ?'s tong, lever en dergelijke voor weinig geld 8 koop waren. Verder verkoopen ook de ge- "ieenlon in eigen lokaren tegen billijke prij zen vleesch waartoe men toegang vindt met eenzelfde soort bon die het recht verschaft tot den stedelijken aardappelverkoop door te ^ngen. Natuurlijk is de handigheid der huis vrouw deze soort gelegenheden te benutten 0,)1 oTwisseling in de spijzen te brengen thans dan ooit van het grootste gewicht en zal een degelijke opleiding van alls meis je van het volk in verplichte huishoudelijke vakscholen een der eerste dingen zijn die na don oorlog doorgevoerd worden. Hp het oogenblik wordt de meeste zorg yStecd aan.... de soldaten en de kleine kin- f'ren. Onder het neerschrijven voel ik reeds moeilijkheid te beoordeelen, temidden van f°o vele en zoo velerlei voorzorgsmaatrege- Cn> waarbij aan het schijnbaar geringste de mandacht geschonken wordt welke de intoa- dfete is. Doch 't schijnt mij toch wel zoo te 'ih en het is ook begrijpelijk. De tegenwoor- v!Sb weermacht en de hoop des vaderlands, zijn de palen waar alles om draait. J)e "tgeving bemoeit zich met hen en de or- pmhisaties die bijzondere hulp verleenen. Zco Gen definitieve regeling der pensioenwet- die sedert den laatsten oorlog verouderd v ^fen en er bijvoorbeeld geen rekening mee I u"den wat de soldaat of onder-officier in, zijn ?.u,,gerlijk leven is en welke bron van inkom- iu;n dus door zijn dood voor zijn vrouw ien fleren verloren gaat spoedig op komst. Fondsen voor allerlei hulpdoeleinden: .voor blinden, voor verminkten, worden bijeenge gaard om de invalieden zoo spoedig, moge lijk tot een nieuw beroep, voor te bereiden. Oorlogstehuizen voor de namiddaguren zijn in grooten getale opgericht en nu het zomer woult ziet zoo menige villa eiken dag in Uen schaduwrijken tuin honderden gewonde velci- grijzen aan de koffietafel. En wat de kleinen der kleinsten betreft, een zoogenaamd hittereglement wordt ver spreid om de zuigelingensterfte in deu ko menden zomer tot het kleinste minimum tc beperken. Het behelst voorschriften omtrent de kamer waarin de zuigeling zich moet be vinden, zoo mogelijk met twee tegenover elkaar gelegen vensters, een kamer waarin vooral niet gekookt, gewasschen en gestre ken mag worden, het schrijft dc kleeding van het kind voor en de noodzakelijkheid het in de lucht te brengen en koel te wasschen, Alles dingen die in de vaak zoo uitermate beperkte stadswoning wel moeilijk op te vol gen zijn doch des te meer naleving verdienen. Particuliere organisaties komen dit streven, 't nageslacht zoo zorgvuldig mogelijk te ver zorgen te hulp door 't oprichten van een bu reau waar oorlogskinderen, weezen, halve weezen of kleinen die op andere wijze bun. oduerlijk buis verloren hebben aan bepaalde families toegewezen worden dio voorloopig of voor goed dc zorg voor hen op zich 'widen nemen. A. GEEN VACANTIE-KAAKXEN. Naai' de „Ned." uu dc beste bron <ver» neemt, zullen dit jaar geen vucantiekaarton worden uigegeven, omdat de bepeiütc dienst regeling, weme in verband mot de tijdsom- stuiidigceuen nog steeds geuandiiaatd moet worden, met toemat, dat aan het toen reeds giouie aantal reizigers door toepassing van goedkcopu vrachtprijzen nog uitbreiding woi dt gegeven. DE HEEK VAN AALST GLiNTJSKVIEWD Een medewerker der „Vossiscue Zig, heeu den heer O. J. jT. van Aalst, presiuein de» Ned. Handeling, geïnterviewd. De heer v, auisg sprak eerst ovei de stukte Oiizijdiguoid«er üverzce-Trustmaatscuappii. Toen zcide hij, de onderhandelingen met En geland over het oprichten van de Trust wer- uen aangeknoopt, geschiedde, dat met om te agceren tegen Huitschiand, maar un deu aard der zaak moest men het in de eerste plaats eens zien te worden met Engeland om deu toevoer der schepen te verzeueren. Ten slotte hcoit ook Duitscüland ingezien, dat de maatschappij gee^ auder doel had dau de absolute verzekering van de neutraliteit iu het belang van Nederland. En thans kou de heer .Van Aalst met genoegdoening ver klaren, dat de economische toestand van js'e- deiland ten gevolge van de. oprichting der Trust werkelijk goed is. Dc heer v. Aa'st meent dat „der Hollan der dem Deutsche!! durchaus zugekuT' is. Niettemin lieerscht er in Nederland een ze kere ontstemming tegen Duitschland, al is het, reeds om do hierboven aangegeven re denen, verkeerd te spreken vuii bepaalde Duitschenliaat. Maar er bestaat bet niet te beschrijven, instinctmatig waargenomen ge vóel van onbehaaglijkheid, dat altijd hand aan hand gaat met wantrouwen. Met andere woorden: dc Nederlander is bevreesd voor een te machtig Duitschland. Openhartig erkende de heer Van Aalst: „Door dit gevoel gedreven hoopt de meerderheid van het Nederlandsche volk op Duitsehhmd's nederlaag. Niet, en daarop leg ik nogmaals dau nadruk, uit haat tegen Duiisehland. Doch uit vrees dat het Nederland vergaat zoo t Is België. „En deelt u deze meening?" vroeg de ver slaggever. „Gelooft u, dat Duitschland, indien het als overwinnaar uit dit strijdperk treedt, Nederland mot huid en haar zal verslinden'" En (schrijft de medewerker) de grootste koopman van Holland, een man met ruimen blik, antwoordde: „Neen, zeer bepaald neen. Want Duitsch land zal aan een vriendschappelijk gezinden, zelfstandigen Nederlandschen buurman meer hebben, dan aan een vijandelijken bondsstaat. Ik geloof niet, dat men in Duitschland thans het minste voornemen koestert om de zelf standigheid van Nederland te bodrcigeu." Intussclien, (ging de heer v. Aalst voort) en dit voelen wij allen indien Duitschland Eeigië houdt en ook op deze grenzen onze buur wordt, zijn wij in een groot Duitschland als eenigen buur geklemd („umklammcM En, al zijn de voornemens nog zoo goed, die groote kerel om ons heen beneemt ons lucht en adem. .Wij stikken in een atmosfeer van voortdurende beklemming. Want wij zouden ons nooit kunnen bevrij den van de gedachte dat Duitschland zooal niet vandaag, en niet binnen tien jaren, dan misschien toch over vijftig of honderd jaar het noodzakelijk zal achten Nederland in te lijven. Bedenk wat dit voor on3 zou be- teekenen. Het absolute einde. Want Enge land zou onmiddellijk de Noderlandsche ko loniën in bezit nemen. En onze rol in de we reldgeschiedenis ware uitgespeeld. NEDERLAND EN DUITSCHLAND, Het voortdurend gestook van „De Telegraaf" tegen Duitschland, wekt nauwelijks meer veront waardiging, omdat men weet wie er stookt. Met des te meer bevreemding werd door een deel der pers dezer dagen kennis genomen van een uiting van den Haagschen (hoefijzer-)corres- pondent van het „Handelsblad", die geen min der doel had, dan de meening te propageeren, dat het proclameeren door Duitschland van een annexatie van België tijdens dezen oorlog door Nederland zou moeten worden beschouwd als een casus belli. Dit toch zou, naar de schr. betoogt, tengevolge hebben, dat Nederland nog eenigen tijd zou blijven leven bij de gratie van Duitschland en van de politieke conjunctuur, tot deze voor dat rijk gunstig genoeg zou wezen om zijn slag te slaan. Met het oog daarop meent hij, dat het zijn nut kan hebben, wanneer men in Duitschland zoo spoedig mogelijk verneemt, wat er in Neder land ten aanzien van anuexatiegedachten betref fende België zooal omgaat. Dit laatste is uit den aard der zaak altijd goed en te meer in zooverre daaruit dan tevens ten duidelijkste za! blijken, dat het voortdurende gesar en gestook van „De Telegraaf" door Nederland niet wordt goedgekeurd. Maar zoo zegt nu het „Vaderland" voor het overige kan de casus belli, die het „Hbld." stelt, ons niet ongerust maken, en wel om de twee hier volgende redenen. „Vooreerst getuigd het van een groote naïvi teit te meeneii, dat Duitschland) gesteid dat net ten opzien.e van België met annexatieplannen omgaat, zich zou laten verleiden daarvan ook maai iets te doen uitlekken, zoolang dit voor hem het gevaar meebrengt, het getal zijner vijan den mei een, nl. Nederland, vermeerderd te zien. Van de stemming ia 0ns iand ten opzichte- van eene eventueel? annexatie van België is Duitsch land natuurlijk uitnemend op de hoogte. Het weet, dat ons volk daartegen in zijn geheel ten krachtigste in verzet zou komen. Wat zou Duitschland dan kunnen verleiden tot de onvoor zichtigheid, aan zulk een plan, verondersteld het bestond wat wij volstrekt niet gelooven, maar- in ieder geval aan niemand in ons land bekend 'S, - voorbarig bekendheid te geven We zijn het daarmee volkomen eens. De tweede reden van het „Vad." is „Het is, dat ons volk, in het algemeen geno men, niet naar den ooriog neigt, zelfs niet dege nen, die een jongensachtig genoegen vinden in het lezen van de schamperheden, waarmee de „Telegr." tot den oorlog tracht te drijven. Komt het oogenblik, dat onze eer, onze waar digheid of onze onafhankelijkheid bedreigd wor den, dan zal de mogendheid, die dit doet (om het even welke) Nederland vastberaden en innig verbonden tegenover zich vinden. Maar dat is tot dusverre niet gebeurdwij zijn op alle moge lijke manieren door Duitschland ontzien (getui ge het zorgvuldig eerbiedigen onzer neutraliteit bij de Limburgsche grens, getuige het geval met de „Katwijk" e. a.)en hebben niet de geringste reden tot oorlog tegen dien Staat. Het troepje vreemdelingen, dat, met een zon derling begrip van de plichten der gastvrijheid, door middel van heftige artikelen in de „Telegr." ons land in den oorlog tracht te drijven, is Ne derland niet. De gemiddelde Nederlander heeft zijn land te lief om het zonder deugdelijke en onvermijdelijke reden bloot te stellen aan de eliende en de ver schrikkingen van den oorlog. Onze volksaard is dooreengenoraen te ernstig, te zeer doordrongen van een diep besef van verantwoordelijkheid, om roekeloos een stap te doen die van zooveel ge wicht is voor ons land en volk." Het blad besluit: „Het lot heeft aan het „handvol zeewier", waar Bilderdijk van zong, nu eenmaal een plaats gegeven, die niet van de gemakkelijkste is. Laten wij die plaats verdedigen tegen alle vreemde invloeden, tegen alle gevaar van vreem de overheersching. Laten wij ons zelf zijn. Laten wij niet in de eerste plaats pio-dit of pro-dat wezen. Laten wij in de eerste plaats ware, op rechte, verstandige en bedachtzame Hollanders zijn. Maar waarom zouden wij de moeilijkheden van onze geographische ligging n0g vergrooten, door kunstmatig haat te stoken tegen een volk, dat, het moge dan eigenaarC!Igheden bezitten die ons niet aantrekken, toch welbeschouwd niets tegenover ons misdaan heeft. Het heeft dingen gedaan, die ons niet aanstaan, die wij afkeuren, maar is dat een reden om toe te geven aan een drijven, dat voor ons de kans schept in den oorlog geworpen te worden op het initiatief van een paar schreeuwers?" Ons volk zal verstandiger zijn. We gelooven het met het „Vad." THEOLOGEN EN OEFENPLICHT. Op eene vergadering van de faculteit der Theologische studenten aan de Rijks-Universiteit te Leiden is de navolgende motie aangenomen: „De faculteit der theologische studenten te Leiden, bijeen in hare vergadering op 7 Juni 1915, betuigt hare instemming met het adres: algemeene oefenpücht, aan de Tweede Kamer gezonden; spreekt den wensch uit, dat bij het invoeren van zoodanigen algerneenen oefenplicht aan de theologische studenten geen vrijstelling zal worden verleend en besluit deze motie, on der betuiging van verschillende gevoelens van eerbied en hoogachting, ter kennis te brengen van den minister van oorlog." EEN ONGEREGELDE TOESTAND. Wij blijven, wat de lijkverbranding betreft, voorloopig in een toestand, die met het woord ongeregeld het zachtst is aangeduid. Vóór het bekende arrest van den Hoogen Raad was de algemeene opvatting, dat de Be grafeniswet de lijkverbranding uitsloot. Dat arrest heeft in die wet een leemte gecon stateerd, waardoor aan lien, die in strijd met den geest en de bedoeling der wet handelen, straffeloosheid wordt verzekerd. Nu ware de natuurlijke weg geweest, die leemte in de wet aan te vullen. Toen het bekende pian-Coolen de plaatsver vanging, in de Militiewet afgeschaft, in een anderen vorm deed herleven, was men er aan stonds bij om door een kleine wetswijziging dat pian te fnuiken. Zóó had het ook bij de Begrafeniswet be hoord, zegt het „Huisgezin" terecht. En het blad vervolgt: „Natuurlijk is het geval denkbaar, dat regee ring en volksvertegenwoordiging van oordeel waren, dat lijkverbranding thans behoorde te worden toegelaten. Doch ook in dat geval ware wijziging der Begrafeniswet noodzakelijk. Van den minister van Justitie vernemen we thans indirect, dat de minister van Binnenland- sche Zaken, tot wiens ressort de wet behoort, aan een herziening der Begrafeniswet niet denkt. Wij moeten dit namelijk besluiten uit de mede- deeling van minister Ort, dat minister Cort van der Linden het niet geweuscht oordeelde, na het arrest van den Hoogen Raad nieuwe maatrege len te nemen tot het tegengaan van het verbran den van lijken. En omdat zijn collega dit niet gewenscht acht, heeft de minister van Justitie zich laten vinden tot overleg met de Vereeniging voor lijkverbran ding omtrent de invulling van formulieren, die bij een lijkverbranding door belanghebbenden moeten worden ingevuld. Dit om voldoende waarborgen te hebben tegen een uit justitieel oogpunt ongewenschte lijkver branding. Gaat het nu aan, dat een minister van Justitie op eigen gelegenheid en als ondershands af spraakjes maakt met een Vereeniging, wier be drijf wettelijke sanctie ontbeert? Alen zal zeggen, dat het be'er is waarborgen dan geen waarborgen tc hebben, en dat een minister van Justitie, tot schade van het recht, de Vereeniging niet ongestoord en ongemoeid haar gang mag laten gaan. Inderdaad, maar bewijst dit niet de dringende behoefte aan een wettelijke regeling?" En is de minister van Justitie, nu hij tegen een uit justitieel oogpunt ongewenschte lijkver branding voldoende waarborgen aanwezig acht, wel verantwoord met te zeggen, dat er daarom voor hem geen reden bestaat bij zijn collega van Binnenlandsche Zaken op wijziging der Begra feniswet aan te dringen? Mag een minister, en mag een regeering een ongeregelden en daarom bedenkelijken toestand laten voortduren? In oorlogstijd op zee. Ecu lezer van de Nieuwe Ct., die met liet. sas. «Koningin Em ma» is aangekomen, deelde aan dat blad de volgende merkwaardigheden van de reis nit Intlië hierheen mede. De reis van Batavia naar Sahang ging naar wensch. Op Sahang kreeg men den eersten indruk van den grooten oorlog, die in Europa woedt. Niet minder dau 10 groote Duitsclie schepen liggen aldaar geïnterk neerd. Nauwelijks had men Sahang achter zich, of de zee werd, ongekend voor den tijd van het jaar, hijzonder wild. En warm dat het was! De gymnastiekzaal aan boord van het prachteehip had daarom weinig bezoek en de schepeling, die er over ging, weinig werk. Wellicht was het daaraan toe te scbrij ven, dat hij tijd had om zijn oogen te wen den naar dat wat hoven de gymnastiekzaal was, en ziet! verborgen lutschen alles en nog wat vindt hij twee Duitsche matrozen, die op Sabang aan boord waren gekomen en als „blinde passagier" de reis naar Euro pa hadden willen meemaken. Het medelijden der passagiers met deze Jantjes was groot, toen ze bii aankomst te Colombo het schip moesten verlaten. Doch nog grooter was dat medelijden, toen na acht volle dagen reizen, en na Colombo, door een bloot toeval, er nog twee andere Jantjes te voorschijn kwamen. Men raadt nooit, waar die zich verscholen hadden; in Su ll 'p hangende reddingsbooten welke met zeildoek overspannen was! In liggende houding hadden ze daar acht daen en 8 nachten, in weer en wind, regen en storm, zonnehitte en konde nachten ge leefd. Een ongelukkig kuchje, 'helaas, 'ver ried hun aanwezigheid aan een schepeling die bezig was in hun Onmiddellijke nabijheid het zeil te spannen om het treillis. Deu in- wendigen juensch had niets ontbroken: do reddingsboot was goed van proviand en wa-; ter voorzien, maar de uitwendige mensch. dat heeft onze vriendelijke verteller niet medegedeeld. Te Suez aangekomen, waren' de Duitsche matroosjes de eenigen die aan wal gingen, doch onvrijwillig. Na Suez werden er geen Duitsche matro zen meer gevonden. Een treurig sterfgeval, door kouvatting. was dat van den gépensionueerde majoor Homhracht, waardoor een gedrukte stein- jV"1" aau boord kwam. Na Geiïua werd be- ten geen enkele andere plaats meer aan te doen, dus ook niet Gibraltar, waardoor aan het verlangen van de weduwe kon wor den voldaan om t lijk niet' ill zee to worpen Voor de onaangenaamheden van de reis werden de passagiers „beloond" met een schouwspel, dat, volgens onzen zegsman, on vergetelijk zal blijven, n.l. het torpedeeren van een scliip, door een Duitschen onder zeeër, even voorhij Dover, op klaarlichten dag en op geringen afstand. Men zag de onderzeeër en het slachtoffer-, men zag de ontploffing, de waterzuil, bet kantelen van het sehip en het zinken, het zich redden van de bemanning daarop, en onmiddellijk daaropwel 10 andere Duit sche onderzeeërs als met een tooverslag ver rijzen en de bemanning van het getorpedeer de schip opnemen, om daarna met „full speed" uit het gezicht te verdwijnen. Een smokkelaar doodgeschoten. Te IJ- ztrlo onder Aalteu is Zondag zekere S. uit de buurtschap Spork onder Dochoit (Prui sen) door de Hollandsche grenswacht bij het smokkelen van een paard doodgeschoten. De smokkelaar die nog naar huis kon vluchten is Maandag aan de bekomen wonden over- leden. Veel belovende knapen. Op aanwijzing van een burger z,jn op de Ruysdaelkade te Amsterdam twee jongens, de een van 14 en de ander van 16 jaar, wonende in de le Jan Steenstraat, door de politie aangehouden en naar het bureau aan de Stadhouderskade overgebracht. Dit jeugdig tweetal had er zich sinds geruimen tijd op toegelegd in vele gedeelten der stad alles wat zii aan koper als naamplaten, deurkrukken c.s. aan de ge vels der huizen ontdekten, af te schroeven en mee to nomen, oni vervolgens het koper in klinkende munt om te zetten. De politie heeft bij een huiszoeking als ook bii een be zoek aan een opkooper bii wien de jongens gestolen koperen voorwerpen van de hand deden, met minder dan ruim 200 stuks naam platen, deurkrukken, belknoppen enz. in be slag genomen De beide jeugdige boefjet zijn ter beschikking der justitie gesteld. Ongelukken. Te Delft is 'het zesjarig dochtertje van den werkman B., onder do Westlandsclie stoomtram geraakt en ver morzeld. - Te Zwaagwesteinde is een kind van den heer V verdronken. De vader is als land weerman onder dienst. Het tweejarig zoontje van den landbou wer K. Penning te Gasselte is in een ton met melk gevallen en verdronken. Goed afgeloopen. Te Nijmegen zyu een aantal personen als door een wonder aan een groot ongeluk ontsnapt. Bii liet rangee ren van do electrisdhe trams aan het eind punt der stadsliju op den Berg-en-Dalschen weg geraakte een losstaande bijwagen in be weging en reed den sterk hellende weg af. Een conducteur en een wagenbestuurder sprongen op den rijdenden wagen, doch kon den tengevolge van een defect aan de reni- inrichtiug hem niet tot staan brengen. Zii riepen luidkeels toe zich te hergen en zoo passeerde de wilde wagen in steeds toene mende vaart de verschillende halten, geluk kig zonder andere trams te ontmoeten em vloog vervolgens door de op het Zondagmid daguur zeer drukke Burchtstraat. 1 lut cle Hezelstraat in tegen overga T Vruing vertelde alles kalm en zakelijk. hol Waart dus nog op, toen u den "ordgp \dk was op, ik had mij verkleed eu mijn Inpakt 'd„ wilde, dus vertrekken?" heden vroeg. gil „ty i»l k aaromf' ,jr W;,<i dit reeds lang van plan." ha'i] besluit kwam echter plotseling, of eF. re<?ds iemand over gesproken?" '«veen. „lhr waarom wilde u dan vertrekken?" kev0t| »tan ('c werkelijke oorzaak niet aan- f^dHlold"'1 hoestte zacht Ivonne ,onver6tan<iig- „Wil u mij een - ze stemde met een handbeweging toe ,vo" Werf. was bet de vrees voor ^ihle?'' eegden dlpfstal' dat n vertrekken „Geen van heiden. Het heslnit kwam in den nacht hij mij op." „En vi ging terstond tot de uitvoering over? „Ja - De procureur dankte en ging naar zijn plaats terug. Zijn vragende blik had Ivonne's gelaat getroffen, hij zag de vochtige wim pers en zweeg, peinzend over dit raadsel. „Wist u van de geheime deur in uw ka mer?" ving de voorzitter wederom aan. „Neen; hedennacht hoorde ik het van liet kamermeisje." „De gouden speld was gemakkelijk weg te nemen „Ik liet haar altijd in mi.in woonkamer op de toilettafel liggen, daarbij sliep ik met het geruststellende bewustzijn, alle deuren ge sloten te hebben; zij kon gemakkelijk worden weggehaald en teruggebracht, zonder dat ik ontwaakte." „Wat merkte u op, toen n in de corridor ging, om op de klok ie zien?" „Ik ging mijn kamer niet uit, maar bleef op den drempel staan, waar ik duidelijk cle wijzerplaat kou zien." „Hoorde u terstond den gil?" „Ja, een doordringenden, Imiveringwek- kenden gil; tegelijkertijd zag ik een vluch tende donkere gestalte, die lanes den corri dor liep en verdween." „Heeft u die herkend?" „Neen ik denk soms nog wel dat het verbeelding geweest is. „Heeft u later niets meer bemerkt?" „Neen." „Gerechtsdienaar, breng .ionkvrouwe Von Belt binnen. Barones von Wert, u zult voorloopig nog moeten 1>1 Uven, wees zoo good achter in de zaal plaats to nemen." Eily von Belt had z°r&yuldijr toilet ge- maakt,' zij was de eenif?e' die zicb niet voor f het^ vertrek had toegernet. Na voorafgaande vra»eu, die zij alle met bnilale stem beantwoordde, zeide de rechter: „Jonkvrouwe von Belt, deel ons als 't. u blieft mee, wat u van he.t ongeluk bekendis." „Het spijt mij zeerik weet niets." Dc rechter van instructie zag haai' van liet hoofd tot de voeten aan. „U was vroeg1 naar bed gegaan?" „Ik had bijna den geheelen dag te bed ge legen en had natte doeken om het hoofd ge slagen, omdat ik erge hoofdpiin had: ik heb ncch gegil noch eenig leven gehoord, omdat ik vast sliep." „Is dat de waarheid^"jonkvrouw von Belt?" Hij aarzelde...... „Weet u iets anders?" vroeg zij daartegen. „Er is eene getuigenis afgelegd, die be vestigt, dat eene donkere gestalte van hoven kwam gesneld en in de corridor verdween." „Barones von Wert heeft dat gezegd!" Een hatelijke trek kwam om Elly's mond koude wreedheid flikkerde in hare oogen. „O, dat is wat anders.ik wilde haar spa- "[VA' ju ,t niet gezegd, dat u de getuigenis later moet bezweren?" Zij haalde de schouders op. „Eer zij den eed moest afleggen', had u welwillend een andere oplossing gevonden." „Ik waarschuw u nog eenmaal, streng bij de waarheid te blijven." AA as het toeval, dat Elly heimelijk naar den heer Brand keek? Weer kwamen die koo- nende trekken in liaar gelaat hare oogen fonkelden hoosaardig De heer Brand had slechts oog en gedach ten voor Ivonne, wier getuigenis, dat zij het plan had, heden te vertrekken, hem als een slag getroffen had. Tevergeefs martelde liij zijne hersens, wat haar toch tot dit besluit mocht hebben gedreven.... in hetzelfde uur nog, toen hij haar hart en hand aangeboden en zijn bruid genoemd had. „Jonkvrouwe von Belt, wilt u als 't u blieft beginnen?" „Ik heb den geheelen dag mijn kamer ge houden en mij vroeg te bed begeven; ik sliep reeds, toen ik de barones en het kamermeisje op de trap hoorde spreken en werd er wak ker van." „Wat spraken zij dan met elkaar?" onder brak de rechter. „Dat weet ik niet, ik luisterde niet zoo nauwkeurig. Ik lag nog een pooeje en dacht er over na, waarom barones Von Wert al leen en niet in gezelschap der andere dames thuis was gekomen; ik wilde jui6t weer gaan slapen, toen het mij eensklaps inviel, dat de haroucs wellicht onwel geworden was em hulp noodig had. Ik stond daarom op en ging naar de deur, om naar haar te zien. Het was dus uit deelneming, dat u het bed verliet? Dacht u er niet aan, dat in,geval van ziekte, het kamermeisje de deur niet zou verlaten hebben?" „Misschien was het van mijn kant ook wel nieuwsgierigheid, ik weet het niet precies meer", bekende Elly met een spotteud glim lachje; hare oogen keken den rechter toor nig aan. „Ga voort, als 'tu blieft." „Toen ik de deur zachtjes opende.... „Waarom zachtjes?" „Nu werd ze toch rood, die verstandige Elly. „Het was nacht, heer rechter." „Verder als 'tu blieft." „Dus, toen ik cle deur zachtjes opende, ver scheen de barones met een brandende kaars in de hand en sloop de zoldertrap op." „Wanneer keerde zij terug?" „Dat weet ik niet. Ik sloot terstond .weder mijn deur. De barones had mij niet bemerkt, ik dook plotseling op en verdween evenzoo Een booze trek gleed weer om de spotieude lippen. „En ja weet .verder, absoluut niets.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1915 | | pagina 5