NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT TW"P.E blad C. H. VOGELZANG, IMOEÏÜE. BLOUSES en ROKKEN SE QQRLQG STATEN-GENERAAL STADSNIEUWS FEUILLETON BRIEVEN UIT DUITSCHLAND Groote Houtstraat 24. HET ONDERWIJS IN BELGIE Met geld en de neutralen. 8PECIALITEIT IN VAN ONZE RECHTBANK 30) Men zond ons dezer dagon van een agent schap te Londen 'u artikel uit de „New York Ü'nbune", waarin de Duitscliers voor wilde beesten worden uitgemaakt en voor scbep- telSj die de wreedheid van een beest met de wellust van een gedegeneerd menschelijk Stezen vereenigen Bet artikel werd ons toegezonden verge eld van een schrijven, waaraan wij het vol gende ontleenen; .Wij zijn ervan overtuigd, dat Uwe lezers hierin belang zullen stellen en indien het U daarom mogelijk zoude zijn, U van dit artikel te bedienen in dc redac- tionecle kolommen van Uwe eerstvol gende éditie, zouden wij dit ten zeerste op prijs stellen. Indien Uwe onkosten, n.l. voor het zetten, enz., in rekening zoude willen brengen, zijn wij met genoegen bereid U daarin tegemoet te komen en on middellijk na ontvangst Uwer rekening zullen wij U eene remise voor het door U berekende bedrag doen toekomen. Natuurlijk is het ding de prullenmand inge gaan, en elke fatsoenlijke krant heeft dat gedaan. Maar bovendien heeft het „D. v. N.-Br." ter eenigu conclusies -aan vastgeknoopt, welke wij met instemming onzen lezers voorzetten. Het blad schrijft n.l.: „Men ziet, dat er voor 'n krant pog wel ''ui extra duit te verdienen is. Et wordt ijiet gevraagd, wat de opname van zoo'n artikel kosten zoul Je hebt maar een rekening te sturen (en de wissel volgt. i L 1, Hoy ale kerels daar in Londen! i Het behoeft wel niet gezegd, dat aanbie dingen als deze met een glimlach door iülle bladen in Nederland ter zijde worden gelegd. Toch wekken zij ernstige gedachten. Want er blijkt uit, dat het buitenland nog al geld over heeft om de meening in de neu trale landen tegen den vijand on tè zetten. Met, welk doel daar zooveel waarde aan gehecht wordt, behoeft niet onderzocht. Maar dat aanbiedingen als deze one moe ten leeren onze gevoelens te bedwingen en op te passen, dat wij niet in een of andere richting worden gestuwd, mag wel eens ge zegd worden. Menschen of bladen, die de mep.ning van ons, neutrale Nederlanders, tegen een der Partijen ophitsen, dienen daarmee de belan gen der andere partij. Wij mogen objectief en op gTönd der fei- ten een oordeel vellen over den stand dee oorlogs en ernstig den gang ervan volgen, ons laten verleiden tot sympathieën of anti pathieën mogen we niet. Dat is geen Nederlandseh, maar een bui- tenlandsch belang." Berlijn, 6 Juni 1915. ^rooY de zoogenaamde volksgaarkeukens hier Berlijn hebben niet minder dan acht en twintig liefdadige instellingen en vereenigin- (Ten de handen ineengeslagen. Het aantal be zoeken van deze volksgaarkeukens, waarvan er 170 zijn, hadraagt per dag ongeveer 60000. Het best in trek is de gaarkeuken van Ooud-Moabit. Hier komen per week gemiddeld een kleine 6000 menschen smiddnge eten. Alles wordt, gedaan om deze keukens goed in te richten De zalen zijn ruim en frisch. De tafels zijn helder gedekt en met bloemen ver sierd. Het muntsysteem wordt hier toegepast. Elke bezoeker koopt voor 25 pfennig een pen ning, waarmee hij zijn middagmaal betaalt. Liefdadige dames uit alle standen en ook uit de hoogste kringen verleenen hulp bij organisatie en bediening. De bezoekers behoeven zich niet hij een afgerond portie te bepalen. Als zij een nieuwe portie willen hebben, laten zü hun bord heel eenvoudig weer vullen en niemand denkt •r aan daarop eenige aanmerking te maken. In de Postdamnierstrasse ie een keuken voor de niet allerarmsten ingericht. Evenals elders •taan daar lange rijen achter de etenden te wachten. In versohillende keukens bestaai bovendien gelegenheid om Tiet eten te halen en naar huis te brengen. Ook hiervan wordt een dankbaar gebruik gemaakt. Op de Frngerplatz is een gaarkeuken, welke voor 10 pfennig hooger middagmalen verstrekt. Hier wordt vooral gegeten door de vrije beroepen, zooals kantoorpersoneel, tooneelspelers, muziekonder wijzers en onderwijzeressen. Ook wordt in deze inrichting met de bezoekers meer voeling ge houden, daar de dames, die aan 't hoofd staan, waar ze kunnen ook zorg dragen voor werk en verdienste. Zoo zijn deze keukens een ware uitkomst voor zeer vele personen. Het is waar, dat tal van ar. beiders juist door 'den oorlog overvloedig werk hebben. Maar dwaasheid zou het zijn te willen beweren, dat in Berlijn geen menschen zouden zijn, die van inrichtingen als waarvan ik sprak gebruik behoeven te maken. Hoofdzaak is, dat dezen op billijke manier geholpen kunnen wor den en daarvoor zorgt een uitstekende organi satie. Honger te lijden behoeft Goddank nie mand. Daarvoor zit de organisatie te goed in elkan der, ook wat betreft de alg'emeene levensmid delenvoorziening. In de gemeente worden nu de geconserveerde eetwaren regelmatig aan den man gebracht. Hierbij zien we den gewonen cirkelgang. Toen de gemeenten de levensmid delen inkochten stegen onmiddellijk de prijzen. Nu do gemeenten de levensmiddelen verkoopen worden ook die prijzen geregeld. Goedkooper dan anders kunnen de verschillende waren niet zijn. Daarvoor drijft een gemeente gewoonlijk te slecht zaken. Aardappelen blijken in grooten overvloed voorradig te zijn". Toch wordt gezorgd voor de toekomst en voor nieuwen aardappelen oogst. Of men ook verwacht, dat de oorlog nog lang duren zal! Men wil eenvoudig bepalen welke landen voor aardappelenbonw moeten worden gebruikt. Als het zoo doorgaat- dan be looft het komende jaar een fameus voorbeeld te worden van economische oorlogsorganisatie. Een voorbeeld zooals nergens ter wereld kan worden teruggevonden. Ook de huisvrouwen trekken al haar nut en leering uit den toestand. De vrouwenverenigingen zijn onvermoeid bezig aan te wijzen hoe het voordeeligst de huishoudelijke economie kan worden gevoerd. De ervaringen, welke in dezen tijd zijn opge daan, wil men nu vastleggen en vasthouden. En daarvoor is een vereenigïng van huisvrou wen opgericht. Men redeneert daarbij aldus: als we een krachtige en ook voor dezen tijd doel matige organisatie van huisvrouwen hadden gehad, zou alles met de volksvoeding enz. nog veel beter zijn gegaan." De leering daaruit is: wat niet was, mojet gemaakt en dus gezorgd ook voor deze eventualiteiten. Voor 't overige is het ook in andere zaken frappant hoe vele toestanden zich aan nieuw© omstandigheden kunnen aanpassen. Dit blijkt o.a. uit de verslagen der Berlijnsche theaters. Waar in het begin van den oorlog gevreesd werd, dat de financieën der schouwburgen onder den druk der tijden alles zou hebben te lijden, daar is nu gebleken, dat de oorlog voor de thea ters geen al te nadeelige gevolgen heeft gehad. Vooral de huizen waarin drama's werden ver toond, hebben geen klagen gehad. En hetzelfde kön vrijwel worden gezegd van de schouwbur gen waar karakterstukken werden opgevoerd. Wat veranderd ia, dat is de aard der stukken. De menschelijke geest neigt in groote tijden van aelf meer naar den ernst des levens. Dat IS tenminste een goede zijde. De statistieken geven dezer dagen eigenaar dige overzichten. Een der meest karakteristieke is misschien wel die over de stakingen, welke anders immers meestal ontstaan ten gevolge van wrijvingen en botsingen. In het oorlogs jaar hadden bij de weinige stakingen, welke er waren geen uitsluitingen plaats. En waar in de laatste vijf jaren gemiddeld in het Duitsche rijk jaarlijks 226.000 arbeiders staakten en 101.400 werden uitgesloten, daar kwamen in dt oorlogsjaar voor 1126 stakers, verdeeld over 24 stakingen in 26 bedrijven. Niemand zal iets willen afdingen op het recht van sommige sta kingen, maar toch rijat vanzelf de gedachte of de ernst der tijden niet meer lenigheid in de onderlinge verhoudingen heeft teweeg gebracht. Althans wat Duitschland betreft. Want in Engeland waaromen eerst aan het begin schijnt te staan van het berjjpen van wat er eigenlijk in de wereld, ook voor Engeland, gebeurt, komen stakingen thans allesbehalve sporadisch voor. En dan Looren we nog lang niet alles!.., L. Men schrijft ons van deskundige zijde: In een land als het bezette België is het on derwijs een der zaken, welke van de oorlogsom standigheden het meest hebben te lijden. I-Iet onderwijs wordt toch bij roerselen, welke België meemaakte, al zeer spoedig gedesorganiseerd. De scholen worden gesloten, leerkrachten ont breken, voor de jeugd kan, wat onderricht be treft, niet worden gezorgd. Dat zijn, of eerder waren, in België de gevolgen van den oorlog. De nadeelen aan een dergelijken toestand verbonden, liggen voor de hand. Niet alleen, dat de jeugd niet onderwezen wordt, is een der gevolgen. De jeugd wordt bovendien geheel of gedeeltelijk spoedig min of meer losbandig en ziet en hoort daarenboven dingen en zqken, welke vopr de jonge geesten niet altijd te zien of te hooren geschikt zijn. De Duitsche overheid schonk aan dit alles zeer spoedig de aandacht en beproefde met de bestaande middelen en in de bestaande verhou dingen op te bouwen en weder te organiseeren zooveel dit in haar vermogen kon liggen. Niets is wel zoo moeilijk, dan zich indenken in het wezen van het onderwijs in een vreemd land. Dat dit begrepen werd ligt opgesloten in het feit, dat de generaal-gouverneur de nog niet doorgevoerde onderwijswet van kracht deed worden, een daad, welke in ieder geval niet ontbloot is van een zekeren tact. Niettemin waren er tal van moeilijkheden te overwinnen en in 't algemeen is men, voor zoover thans kan worden overzien, er ingeslaagd deze te hoven te komen. Het meeste blijkt dit uit het gewone lager onderwijs. Wel zijn in tal van gemeenten de schoollokalen vernietigd, of door troepen in gebruik genomeD, of hebben inrichting en leer middelen niet geringe schade ondervonden. En bovendien deed zich het gebrek aan leerkrach ten hier ten zeerste gevoelen, daar vele onder wijzers onder dienst zijn en vele de vlucht heb ben genomen, de jeugd de jeugd latend. Maar toch zijn de gevolgen slechts in eenige gemeen ten zóó te zien, dat de klnsen daar een aanmer kelijk verschil met den toestand van vóór den oorlog aanwijzen. Slechts in eenige gemeenten wijkt de toestand sterk van den normalen af. Het Ministerie voor wetenschap en kunst doet hier in samenwerking met het Duitsche be stuur, alles om de misstanden uit den weg te ruimen. Hetzelfde geldt voor het middelbare onder wijs, al zijn de verhoudingen hier moeilijker om te overkomen. In December 1914 was het bez.oek in deze scholen nog gering, wat door den oor log gemakkelijk te verklaren is. Maar ook hier is verbetering waar te nemen en in de gemeen ten, die huiten het oorlogsgewoel liggen, wer den deze scholen in het voorjaar reeds weer tamelijk goed bezocht. Waar het noodig was werden nieuwe lokalen opengesteld, klassen safimgevoegd en tijdelijke leerkrachten aange steld. Anders dan met de volksscholen en liet mid delbaar ouderwijs, zoowel de openbare als particuliere inrichtingen, waar de toestand naar omstandigheden bevredigend mag worden genoemd, staat het met het hoogere onderwijs. Hier kan van herleving nog geen sprake zijn. Zoowel de Staatsuniversiteiten te Gent en Luik, als die te Brussel en Leuven, zijn sinds het uitbreken van. den oorlog gesloten. Tal van omstandigheden zijn hiervan de oorzaak. Even als in Duitschland ontbreken ook hier de stu denten. De meesten zün ten oorlog getrokken en de talrijke buitenlandsclie zijn naar hun land gevlucht. Dit laatste geldt ook voor een groot deel der professoren. De Staatshoogescholen zijn bovendien door de Duitsche troepen i® ffebruik genomen en men kon totr nn toe geen andere gehouwen beschik baar stellen. Dat Leuven nog niet heropend werd ligt voor een groot deel ln de verwoesting der bibliotheek, welke voor het onderwijs een zoo goed als onontbeerlijk hulpmiddel is. In Gent bevindt zich, zooals bekend, ook de Koninklijke Ylaamsche Academie voor taal en letterkunde, een instituut, van geleerden, dat door den Staat financieel in stand wordt ge houden en uit 26 blnnenlandacbe leden en 26 buitenlandsche Beden, waaronder 6 Duitsche eereleden, bestaat. Uit de binnenlandsche leden is tot het Duitsche bestuur het verzoek gerioht de werkzaamheden dezer academie weder moge lijk te maken en de gouverneur generaal heeft zijn medewerking toegezegd. De Koninklijke Bibliotheek te Brussel, waar- Tan steeds talrijke geleerden konden gebruik maken, is weer geopend en ook in de Staats archieven zijn de werkzaamheden hervat. Als hieraan nog wordt toegevoegd dat evenals de galerie, ook het historiech-natuurkundig mu seum te Brussel voor het publiek weer is open gesteld, dan is een klein beeld gegeven van het tegenwoordige onderwijs in België. Zonder twijfel zouden deze resultaten niet zijn bereikt als de in hun vaderland gebleven Belgische ambtenaren niet kraahtdadig hunhe medewerking hadden verleend. DE ÉEIiSTE KAMER. (Zitting van gisteren.) In de zitting van gisteren is behandeld het buitengewoon crediet voor het departement van oorlog in verband met de mobilisatie. Daarbij maakte de heer VAN LANSCHOT de opmerking, dat het aantal misdrijven op het groot aantal manschappen, dat onder de wa penen is, bevredigend is te noemen en dat iets moet gedaan worden om de onvoorzichtigheid in het gebruiken der vuurwapenen tegen te gaan. De heer BAVINCK drong aan op verhooging der subsidie voor de chr. militaire tehuizen, die' zooals spr. zeide van veel meer nut zijn, dan de| commissie van ontspanning, die onzijdig is en; die alleen pretjes organiseeren kan. Verder be- sprak spr. het vloeken en het bezigen van ruwe taal in het leger. Ten aanzien van het vloeken, is spreker den minister dankbaar voor zijn jongste beschik king, .mnnr toch is hij niet tevreden, immers er wordt niet gewaagd van het strenge verbod. Slechts wijst de minister op bet onnoodige, onfatsoenlijke en aanstoot gevende van het vloeken, maar er had moeten gewezen worden op de eere Gods, die wordt aangvtast door het vloeken. Men zogge niet, dat de minister dit niet mag doen. Immers men heeft hier niet te maken met een specifiek anti-revolutionnair of christelijk beginsel, maar reeds in het Oude Testament werd het vloeken verboden en op de Tien Gebo den is heel onze zedeleer, heel onze maatschap pij gegrondvest. De heer CREMER besprak de lichamelijke opvoeding der gemobiliseerden en beval aan het opnieuw bij adres gevraagde subsidie van het Nederlandseh Olympisch comité A 16000 toe te staan. Over de waarde der lichamelijke opvoeding trad spr. in breede bijzonderheden. De Minister van Oorlog, de heer BOSBOOM, verklaarde dat hij zal trachten te doen wat in zijn vermogen is tegen de onvoorzichtigheid met de vuurwapens, maar men vorgete niet, zeide hij, dat een schildwacht verplicht kan zijn van zijn wapen gebruik te maken. Als hij iemand aanroept, die hem niet antwoorden wil, dan blijft ten slotte niet anders over dan schieten. Vat aangaat de subsidies aan chr. militaire tehuizen deed spr. opmerken, dat 't steunen dezer tehuizen eene zaak is bij uitstek geschikt, voor 't particulier initiatief. Ten opzichte van de lichamelijke opvoeding der militaren deed spr. uitkomen, dat hij daar veel voor gevoelt, maar dat in dezen mobilisatietijd niet op eene kan worden ingehaald wat jaren is verzuimd. Het vloeken beschouwde de Minister als een verkeerde gewoonte van ons volk. Hij meende echter, dat zulk een slechte gewoonte niet door bedreiging kan worden bestreden, maar wel door overreding door te wijzen op het onprac- tisclie ervan en dat zelfs de vraag is, of de wijze, door den heer BAVINOK voorgestaan daar gelaten, dat de minister persoonlijk het niet zóó zou kunnen niet aanstoot zou geven aan velen. Ten slotte is let, W. O. zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Daarna werden eveneens z. h. i. aangenomen de wetsontwerpen houdende bijzondere maatre gelen ten aanzien van de lichting 1816, uitbrei ding van den landstorm, het buitengewoon marinekrediet en enkele andere ontwerpen in verband met de mobilisatie. Vervolgens kwam aan de orde het W. O. in zake voorwaardelijke veroordeeling. De heer VAN DEN BERG verklaarde daarbij dat hü om principieele redenen niet voor het W. O. zal kunnen stemmen, waarmede mep z. i. nog verder ia gegaan dan men in liet radjt» cale Frankrijk aandurfde en waarmede de straf geen straf meer blijft. De heer LUOASSE was evenmin ren voor stander van het W. O. Hij betoogde dat hoewel het ontwerp veel aanlokkelijks in zich heeft, het instituut der voorwaardelijke wroordee- ling gevaren met zich brengt. De atraf moet zijn een leed en het gaat toch z. i. niet aan o.a. bij diefstal en mishandeling de gereohtigheid niet zijn loop te laten. Vindt men dat het straffen te zeer toeneemt, waarom dan nieuwe vrijheijje. straffen telkens Ingevoerd in plaata van ge!<J- boeten I De heer VAN BASTEN BATENBURG kon .zich, boewei hij geen principieele bezwaren beeft, toch ook niet geheel en al niet het ont werp vereenigen. Spr. zal voorloorig nog een afwachtende houding aanemen. Met de moderne theorie, dat de misdager slechts iemand is met andere sociale eigenschappen, kon Bpr. zich niet vereenigeD. Liever had spr. voorts gezien, dat gevallen van vaak herhaaldo recidive waren uitgesloten. De heer BAVINCK kantte zich om rede nen van principieelen aard tegen het ont werp, terwijl de heer VERHEYEN een voor stander ervan was op grond van zijn prao- tisebe levenservaring en de heer VAN DER FELTZ er eveneens zijne ingenomenheid mede betuigde. Heden is de minister aan het woerd. (Zitting van gisteren). Dienstweigering. Te TJmuiden hecrschen, naar ieder die daar een weinig bekend is, weet ten aan zien van de naleving van verbintenissen, van personeel van de trawlers onhoudbare toestanden. Het is daar op dat gebied wat men noemt een „vrijgevochten boel". Stokers en anderen, die zich mondeling voor een reis verbonden hebben, geven er inter dan eens, nadat ze nauwelijks een uur aan boord zijn, er den brui van. Wanneer men een paar mijl van de kust is en dc man nen geen zin meer in werken hebben, dan verzoeken ze den schipper om te draaien op naar w al terug te keeren, daar. zo er genoeg van hebben. De recderijen moeten dan ander personeel opzoeken en lijden dan vaak finantieel na deel door de dienstweigering. In de maand Februari had zich weder zulk een geval voorgedaan. De reederij die het gold, had daar dezen keer werk van gemaakt, op dat eens een voorbeeld kon gesteld worden. En zoo hadden zich dan gistermiddag te verantwoorden twee stokers: S. J. en H. J. G„ ter zake dat zij, nadat zij aangemonsterd waren als stokers aan boord van de trawler „Bert'ba Elisabeth", op zee dienst geweigerd hadden door niet te voldoen aan het verzoek om naar de machinekamer te gaan. Uit het verhoor der beklaagden stippen, wij aan dat J„ omdat hij niet genoeg stoom kon krijgen volgens hem, wegens slecktd brandstof, er genoeg van had gekregen en. ,den schipper had gewaarschuwd om te draaien. Beiden hadden daarop woorden ge kregen en den sclhipper was het niet gelukt om J. te overreden naar de machinekamer te gaan. De machinist had het toen gedaan en men. was naar IJmuiden teruggegaan, waar het «chip een paar dagen had moeten wachten eer men andere stokers had kunnen krijgen. verklaaroe: „Dc was onmachtig en niet m staat om den arbeid te doen. Ik kon niét genoeg stoom krijgen. Het schip is te zwaar en daarom vond ik het maar beter om naar IJmuiden terug te gaan!" Een houding, die de president niet kon billijken. Z.E.A. meende dat bekl., on afgezien of Ihij al dan niet genoeg stoom kon krijgen, eenvoudig zijn arbeid had moeten verrichten. G. zeide dat hij niets met de zaak te ma ken had. Hij had toen geen dienst en kon ala jongste stoker niet de verantwoordelijkheid, van den oudsten op zich nemen. Volgens hem had hij den dienst niet geweigerd. Inmiddels bleek uit hetgeen de schipper mededeelde, dat er nog wel wat meer was gebeurd. J. had gezegd: „Ik kan geen stoom honden" en daarop had G. opgemerkt: „dan kan ik bet ook niet!" En verder kwam aap den dag, dat J. had gezegd: „Ik verdraai het om voor 't kapitaal te werken." De schipper deed nog opmerken, dat de kolen op de trawlers in den regel weliswaar niet te best zijn, dooh dat er genoeg stoom mede ie te krijgen. Men moot dan echter wat harder werken! Trouwens, met de an dere stokers was het best gegaan en men De engel met het vlammenzwaard! Ivonne hief de handen smeekend tot hem op het Was tevergeefs, hij dreef haar onbarmhartig Uit het pnrndije. „Zoo willen wij dan scheiden", voer de heer Brand bewogen voort. „Mag ik u echter nog •ene vermaning medegeven, dan is het deze: iaat voortaan strenge waarheid het richt snoer zijn van al uwe handelingen. Hadt n mij bekend, dat u een kind uit het volk *vt en niets weet van uw afkomst ik zou ®dJ niet hebben teruggetrokken mijne haf de was groot genoeg, dat te overwinnen. Herinnert u zich nog, hoe ik eens tegen u teide, dat u het niet zondt kunnen verant woorden, wanneer ik uw aanklager moest ordenf" Ivonne liet ontmoedigd het hoofd zinken. Jot uWn!oh»1?,fhart5tf" mompelde zij. Mijn Uv «k wil geen moeite meer doen, E5U n af smeeken. U zou het ■«It n mij niet weïgSe^ dT brandden als vuur. „Ik weet, uw trots staat hooger dan uwe liefde en toch, wanneer n een grijsaard zult zijn geworden en aan den rand van het graf zult staan, zal eene weekere stemming over n komen de tijd zal verzachtend uitwisschen, wat nu onover komelijk schijnt, de arme verlaten Ivonne zal weer opstaan in uwe gedachten. Uw hart zal haar leugen en bedrog vergeven. Wilt u mij hiervan dan in kennis stellen 1" „Het zal lang duren, en zooals n terecht bemerkt, ik zon daarover wel een grijsaard kunnen worden." „O, ik zal geduldig wachten". Ivonne stond op. „Misschien herinnert u zich op het ge geven oogenblik er aan, dat ik wacht r- en dan moet u niet met het bericht talmen. Er is reeds zooveel te laat gekomen." „Ik zal er aan denken." De deur 6loot zich. Edmond Brand was heengegaan. HOOFDSTUK XIV. De winter was vroeger dan anders inge vallen, en de sneeuw viel in massa op de aarde neer. De scherpe noordoosterwind dreef gcheele sneeuwlasten uit elkaar, als aapte hij het spel der kinderen na, die zich huizen opbouwen en met de armen omver werpen; hij vormde torens en huizen, bergen en kloven, onregelmatig, al naar zijn luimes 'en stiet dan Rlle6 weer door elkaar, 0m het 1 spel telkens weer opnieuw te begiilrietl_ I De trein hijgde en stampte door de witte massa's, die zich altijd meer ophoopten ob eindelijk stond hij stil. De machinist sprong geërgerd van zijne plaats. „Wij bereiken het station Dernthal niet meer het is om te vertwijfelen. Conducteur! laat de passagiers uitstappen en te voet naar het station gaan, wij moe ten eenige uren oponthoud nemen- om eene 'tweede machine voor den trein onder stoom te brengen, want wij komen er met deze niet door." De waggondenron werden geopend en de inzittenden met de vertraging in kennis gesteld. Ontevreden uitroepen werden hoorbaar. Kinderen huilden, toen zij in de dichte sneeuw werden neergezet. Slechts weinigen namen de zaak van de komische ziide op en maakten grappen; een troepje van hen had zich met allerlei bagage beladen en liep langs den spoorweg op hot station aan, welks lichten op geringen afstand opdoken. Een slanke jongedame, diep in haar pels mantel gebrild, in wie wij terstond Ivonne jRitter herkennen; was besluiteloos blijven staan. „Waar zijn wijï" vroeg zij den raachi- nist, die in haar nabijheid stond. „In Derntlial; het station ligt voor ons. -Overigens zijn wij reeds aan den overweg, zooals ik zie, in tien minuten is het dorp te hereiken. Wanneer u het ziek gemakkelijk wilt maken, zou ik n aanraden, het logement op te zoeken.... het kan wel tot den morgen duren, voor wij verder kunnen reizen', en het is nu juist tien uur. Wanneer u den spoordijk afdaalt, ziet n den rijweg duidelijk voor u liggen, hij }s door boomen ingesloten, een vergissing is dus niet mogelijk. Goeden nacht!" hij snelde weg. Ivonne volgde zijne aanwijzing en liep op den weg aan, die naar bet dorp voerde. Zii was nu wel honderd mijlen van Nver wijderd, ver genoeg om door niemand her kend te worden. Het was haar volkomen on verschillig waar zjj zich bevond, voor baar bestond er immers geen toevluchtsoord. Zij had op goed geluk een plaatskaartje genomen naar een groote stad aan den Rijn wat kon het Ihaar schelen, of ze ergens anders terecht kwam, wanneer zii maar on der mensehen mocht zijn en een tehuis vin den. Zij waadde dapper door storm en sneeuw en liep op het dorp aan, dat zij echter in den dichten sneeuwjacht ®og niet kon zien, maar zij zag aan weerszijden hoornen, zoo- als de machinist gezegd had, en die wezen haar den weg. Eindelijk zag zij redbts van het pad een heg, achter welke kale, met sneeuw bedekte hoornen stonden, die hunne dorre takken boog ln de lucht verhieven. Het duurde eenige minuten, tot zü voor een oud, klein hnisjstond. het eerste in het dorp en dat als het ware onder sneeuw bedolven j lag. De straatweg liep tusschen de rechts en [links opduikende huizen, maar alles was stil; het dorp scheen reeds in diepe rust, alleen uit een stal klonk het loeien van een koe en op de naastbijgolegen hoeve sloeg een waakhond aan, die heftig aan zijn ket ting rammelde. Reeds wilde Ivonne kara wandeling verder voortzetten, toen zü eene j tweede straat ontdekte, die meer naar links, en zooals het scheen, naar een ander ge- deelte van het dorp voerde. Besluiteloos! J stond zij stil, waarheen zou ze gaan en wmaaa 'was eigenlük het logement?.... Daar was het verbeelding? Onwillekeurig deed zij eeni ge schreden naar het oude huis. waaruit da tonen van een klavier haar tegenklonken. „Vertrouw op God, Hü is de Heer Zü luisterde tot het lied was uitgezongopi en nu klopte zü aan de gesloten deur. Da muziek hield binnen plotseling op, en eeujj heldere, liefelijke vrouwenstem sprak: „Va der, er klopt iemand aan de deur, wilt ga niet opendoen?" Slepende stappen kwamen weldra nadert en een helder licht viel door de spleet der. deur. „Wie is daart" vroeg de oude mannenstem van zoo 6traks. „Een reizende vreemdelinge, die voor éen nacht onderdak zoekt."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1915 | | pagina 5