NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT TW"P.E blad
C. H. VOGELZANG,
IMOEÏÜE.
BLOUSES en ROKKEN
SE QQRLQG
STATEN-GENERAAL
STADSNIEUWS
FEUILLETON
BRIEVEN UIT DUITSCHLAND
Groote Houtstraat 24.
HET ONDERWIJS IN BELGIE
Met geld en de
neutralen.
8PECIALITEIT IN
VAN ONZE RECHTBANK
30)
Men zond ons dezer dagon van een agent
schap te Londen 'u artikel uit de „New York
Ü'nbune", waarin de Duitscliers voor wilde
beesten worden uitgemaakt en voor scbep-
telSj die de wreedheid van een beest met
de wellust van een gedegeneerd menschelijk
Stezen vereenigen
Bet artikel werd ons toegezonden verge
eld van een schrijven, waaraan wij het vol
gende ontleenen;
.Wij zijn ervan overtuigd, dat Uwe
lezers hierin belang zullen stellen en
indien het U daarom mogelijk zoude zijn,
U van dit artikel te bedienen in dc redac-
tionecle kolommen van Uwe eerstvol
gende éditie, zouden wij dit ten zeerste
op prijs stellen.
Indien Uwe onkosten, n.l. voor het
zetten, enz., in rekening zoude willen
brengen, zijn wij met genoegen bereid
U daarin tegemoet te komen en on
middellijk na ontvangst Uwer rekening
zullen wij U eene remise voor het door
U berekende bedrag doen toekomen.
Natuurlijk is het ding de prullenmand inge
gaan, en elke fatsoenlijke krant heeft dat
gedaan.
Maar bovendien heeft het „D. v. N.-Br." ter
eenigu conclusies -aan vastgeknoopt, welke
wij met instemming onzen lezers voorzetten.
Het blad schrijft n.l.:
„Men ziet, dat er voor 'n krant pog wel ''ui
extra duit te verdienen is.
Et wordt ijiet gevraagd, wat de opname
van zoo'n artikel kosten zoul
Je hebt maar een rekening te sturen (en
de wissel volgt. i L 1,
Hoy ale kerels daar in Londen! i
Het behoeft wel niet gezegd, dat aanbie
dingen als deze met een glimlach door iülle
bladen in Nederland ter zijde worden gelegd.
Toch wekken zij ernstige gedachten.
Want er blijkt uit, dat het buitenland nog
al geld over heeft om de meening in de neu
trale landen tegen den vijand on tè zetten.
Met, welk doel daar zooveel waarde aan
gehecht wordt, behoeft niet onderzocht.
Maar dat aanbiedingen als deze one moe
ten leeren onze gevoelens te bedwingen en
op te passen, dat wij niet in een of andere
richting worden gestuwd, mag wel eens ge
zegd worden.
Menschen of bladen, die de mep.ning van
ons, neutrale Nederlanders, tegen een der
Partijen ophitsen, dienen daarmee de belan
gen der andere partij.
Wij mogen objectief en op gTönd der fei-
ten een oordeel vellen over den stand dee
oorlogs en ernstig den gang ervan volgen,
ons laten verleiden tot sympathieën of anti
pathieën mogen we niet.
Dat is geen Nederlandseh, maar een bui-
tenlandsch belang."
Berlijn, 6 Juni 1915.
^rooY de zoogenaamde volksgaarkeukens hier
Berlijn hebben niet minder dan acht en
twintig liefdadige instellingen en vereenigin-
(Ten de handen ineengeslagen. Het aantal be
zoeken van deze volksgaarkeukens, waarvan er
170 zijn, hadraagt per dag ongeveer 60000. Het
best in trek is de gaarkeuken van Ooud-Moabit.
Hier komen per week gemiddeld een kleine 6000
menschen smiddnge eten.
Alles wordt, gedaan om deze keukens goed in
te richten De zalen zijn ruim en frisch. De
tafels zijn helder gedekt en met bloemen ver
sierd. Het muntsysteem wordt hier toegepast.
Elke bezoeker koopt voor 25 pfennig een pen
ning, waarmee hij zijn middagmaal betaalt.
Liefdadige dames uit alle standen en ook uit de
hoogste kringen verleenen hulp bij organisatie
en bediening. De bezoekers behoeven zich niet
hij een afgerond portie te bepalen. Als zij een
nieuwe portie willen hebben, laten zü hun bord
heel eenvoudig weer vullen en niemand denkt
•r aan daarop eenige aanmerking te maken.
In de Postdamnierstrasse ie een keuken voor
de niet allerarmsten ingericht. Evenals elders
•taan daar lange rijen achter de etenden te
wachten. In versohillende keukens bestaai
bovendien gelegenheid om Tiet eten te halen en
naar huis te brengen. Ook hiervan wordt een
dankbaar gebruik gemaakt. Op de Frngerplatz
is een gaarkeuken, welke voor 10 pfennig
hooger middagmalen verstrekt. Hier wordt
vooral gegeten door de vrije beroepen, zooals
kantoorpersoneel, tooneelspelers, muziekonder
wijzers en onderwijzeressen. Ook wordt in deze
inrichting met de bezoekers meer voeling ge
houden, daar de dames, die aan 't hoofd staan,
waar ze kunnen ook zorg dragen voor werk en
verdienste.
Zoo zijn deze keukens een ware uitkomst voor
zeer vele personen. Het is waar, dat tal van ar.
beiders juist door 'den oorlog overvloedig werk
hebben. Maar dwaasheid zou het zijn te willen
beweren, dat in Berlijn geen menschen zouden
zijn, die van inrichtingen als waarvan ik sprak
gebruik behoeven te maken. Hoofdzaak is, dat
dezen op billijke manier geholpen kunnen wor
den en daarvoor zorgt een uitstekende organi
satie. Honger te lijden behoeft Goddank nie
mand.
Daarvoor zit de organisatie te goed in elkan
der, ook wat betreft de alg'emeene levensmid
delenvoorziening. In de gemeente worden nu de
geconserveerde eetwaren regelmatig aan den
man gebracht. Hierbij zien we den gewonen
cirkelgang. Toen de gemeenten de levensmid
delen inkochten stegen onmiddellijk de prijzen.
Nu do gemeenten de levensmiddelen verkoopen
worden ook die prijzen geregeld. Goedkooper
dan anders kunnen de verschillende waren niet
zijn. Daarvoor drijft een gemeente gewoonlijk
te slecht zaken. Aardappelen blijken in grooten
overvloed voorradig te zijn". Toch wordt gezorgd
voor de toekomst en voor nieuwen aardappelen
oogst. Of men ook verwacht, dat de oorlog nog
lang duren zal! Men wil eenvoudig bepalen
welke landen voor aardappelenbonw moeten
worden gebruikt. Als het zoo doorgaat- dan be
looft het komende jaar een fameus voorbeeld te
worden van economische oorlogsorganisatie.
Een voorbeeld zooals nergens ter wereld kan
worden teruggevonden. Ook de huisvrouwen
trekken al haar nut en leering uit den toestand.
De vrouwenverenigingen zijn onvermoeid
bezig aan te wijzen hoe het voordeeligst de
huishoudelijke economie kan worden gevoerd.
De ervaringen, welke in dezen tijd zijn opge
daan, wil men nu vastleggen en vasthouden.
En daarvoor is een vereenigïng van huisvrou
wen opgericht. Men redeneert daarbij aldus:
als we een krachtige en ook voor dezen tijd doel
matige organisatie van huisvrouwen hadden
gehad, zou alles met de volksvoeding enz. nog
veel beter zijn gegaan." De leering daaruit
is: wat niet was, mojet gemaakt en dus gezorgd
ook voor deze eventualiteiten.
Voor 't overige is het ook in andere zaken
frappant hoe vele toestanden zich aan nieuw©
omstandigheden kunnen aanpassen. Dit blijkt
o.a. uit de verslagen der Berlijnsche theaters.
Waar in het begin van den oorlog gevreesd
werd, dat de financieën der schouwburgen onder
den druk der tijden alles zou hebben te lijden,
daar is nu gebleken, dat de oorlog voor de thea
ters geen al te nadeelige gevolgen heeft gehad.
Vooral de huizen waarin drama's werden ver
toond, hebben geen klagen gehad. En hetzelfde
kön vrijwel worden gezegd van de schouwbur
gen waar karakterstukken werden opgevoerd.
Wat veranderd ia, dat is de aard der stukken.
De menschelijke geest neigt in groote tijden
van aelf meer naar den ernst des levens. Dat IS
tenminste een goede zijde.
De statistieken geven dezer dagen eigenaar
dige overzichten. Een der meest karakteristieke
is misschien wel die over de stakingen, welke
anders immers meestal ontstaan ten gevolge
van wrijvingen en botsingen. In het oorlogs
jaar hadden bij de weinige stakingen, welke er
waren geen uitsluitingen plaats. En waar in
de laatste vijf jaren gemiddeld in het Duitsche
rijk jaarlijks 226.000 arbeiders staakten en
101.400 werden uitgesloten, daar kwamen in
dt oorlogsjaar voor 1126 stakers, verdeeld over
24 stakingen in 26 bedrijven. Niemand zal iets
willen afdingen op het recht van sommige sta
kingen, maar toch rijat vanzelf de gedachte of
de ernst der tijden niet meer lenigheid in de
onderlinge verhoudingen heeft teweeg gebracht.
Althans wat Duitschland betreft. Want in
Engeland waaromen eerst aan het begin schijnt
te staan van het berjjpen van wat er eigenlijk
in de wereld, ook voor Engeland, gebeurt,
komen stakingen thans allesbehalve sporadisch
voor. En dan Looren we nog lang niet alles!..,
L.
Men schrijft ons van deskundige zijde:
In een land als het bezette België is het on
derwijs een der zaken, welke van de oorlogsom
standigheden het meest hebben te lijden. I-Iet
onderwijs wordt toch bij roerselen, welke België
meemaakte, al zeer spoedig gedesorganiseerd.
De scholen worden gesloten, leerkrachten ont
breken, voor de jeugd kan, wat onderricht be
treft, niet worden gezorgd. Dat zijn, of eerder
waren, in België de gevolgen van den oorlog.
De nadeelen aan een dergelijken toestand
verbonden, liggen voor de hand.
Niet alleen, dat de jeugd niet onderwezen
wordt, is een der gevolgen. De jeugd wordt
bovendien geheel of gedeeltelijk spoedig min
of meer losbandig en ziet en hoort daarenboven
dingen en zqken, welke vopr de jonge geesten
niet altijd te zien of te hooren geschikt zijn.
De Duitsche overheid schonk aan dit alles
zeer spoedig de aandacht en beproefde met de
bestaande middelen en in de bestaande verhou
dingen op te bouwen en weder te organiseeren
zooveel dit in haar vermogen kon liggen. Niets
is wel zoo moeilijk, dan zich indenken in het
wezen van het onderwijs in een vreemd land.
Dat dit begrepen werd ligt opgesloten in het
feit, dat de generaal-gouverneur de nog niet
doorgevoerde onderwijswet van kracht deed
worden, een daad, welke in ieder geval niet
ontbloot is van een zekeren tact. Niettemin
waren er tal van moeilijkheden te overwinnen
en in 't algemeen is men, voor zoover thans
kan worden overzien, er ingeslaagd deze te
hoven te komen.
Het meeste blijkt dit uit het gewone lager
onderwijs. Wel zijn in tal van gemeenten de
schoollokalen vernietigd, of door troepen in
gebruik genomeD, of hebben inrichting en leer
middelen niet geringe schade ondervonden. En
bovendien deed zich het gebrek aan leerkrach
ten hier ten zeerste gevoelen, daar vele onder
wijzers onder dienst zijn en vele de vlucht heb
ben genomen, de jeugd de jeugd latend. Maar
toch zijn de gevolgen slechts in eenige gemeen
ten zóó te zien, dat de klnsen daar een aanmer
kelijk verschil met den toestand van vóór den
oorlog aanwijzen. Slechts in eenige gemeenten
wijkt de toestand sterk van den normalen af.
Het Ministerie voor wetenschap en kunst doet
hier in samenwerking met het Duitsche be
stuur, alles om de misstanden uit den weg te
ruimen.
Hetzelfde geldt voor het middelbare onder
wijs, al zijn de verhoudingen hier moeilijker om
te overkomen. In December 1914 was het bez.oek
in deze scholen nog gering, wat door den oor
log gemakkelijk te verklaren is. Maar ook hier
is verbetering waar te nemen en in de gemeen
ten, die huiten het oorlogsgewoel liggen, wer
den deze scholen in het voorjaar reeds weer
tamelijk goed bezocht. Waar het noodig was
werden nieuwe lokalen opengesteld, klassen
safimgevoegd en tijdelijke leerkrachten aange
steld.
Anders dan met de volksscholen en liet mid
delbaar ouderwijs, zoowel de openbare als
particuliere inrichtingen, waar de toestand
naar omstandigheden bevredigend mag worden
genoemd, staat het met het hoogere onderwijs.
Hier kan van herleving nog geen sprake zijn.
Zoowel de Staatsuniversiteiten te Gent en
Luik, als die te Brussel en Leuven, zijn sinds
het uitbreken van. den oorlog gesloten. Tal van
omstandigheden zijn hiervan de oorzaak. Even
als in Duitschland ontbreken ook hier de stu
denten. De meesten zün ten oorlog getrokken en
de talrijke buitenlandsclie zijn naar hun land
gevlucht. Dit laatste geldt ook voor een groot
deel der professoren.
De Staatshoogescholen zijn bovendien door de
Duitsche troepen i® ffebruik genomen en men
kon totr nn toe geen andere gehouwen beschik
baar stellen. Dat Leuven nog niet heropend
werd ligt voor een groot deel ln de verwoesting
der bibliotheek, welke voor het onderwijs een
zoo goed als onontbeerlijk hulpmiddel is.
In Gent bevindt zich, zooals bekend, ook de
Koninklijke Ylaamsche Academie voor taal en
letterkunde, een instituut, van geleerden, dat
door den Staat financieel in stand wordt ge
houden en uit 26 blnnenlandacbe leden en 26
buitenlandsche Beden, waaronder 6 Duitsche
eereleden, bestaat. Uit de binnenlandsche leden
is tot het Duitsche bestuur het verzoek gerioht
de werkzaamheden dezer academie weder moge
lijk te maken en de gouverneur generaal heeft
zijn medewerking toegezegd.
De Koninklijke Bibliotheek te Brussel, waar-
Tan steeds talrijke geleerden konden gebruik
maken, is weer geopend en ook in de Staats
archieven zijn de werkzaamheden hervat. Als
hieraan nog wordt toegevoegd dat evenals de
galerie, ook het historiech-natuurkundig mu
seum te Brussel voor het publiek weer is open
gesteld, dan is een klein beeld gegeven van het
tegenwoordige onderwijs in België.
Zonder twijfel zouden deze resultaten niet
zijn bereikt als de in hun vaderland gebleven
Belgische ambtenaren niet kraahtdadig hunhe
medewerking hadden verleend.
DE ÉEIiSTE KAMER.
(Zitting van gisteren.)
In de zitting van gisteren is behandeld het
buitengewoon crediet voor het departement
van oorlog in verband met de mobilisatie.
Daarbij maakte de heer VAN LANSCHOT
de opmerking, dat het aantal misdrijven op het
groot aantal manschappen, dat onder de wa
penen is, bevredigend is te noemen en dat iets
moet gedaan worden om de onvoorzichtigheid
in het gebruiken der vuurwapenen tegen te
gaan.
De heer BAVINCK drong aan op verhooging
der subsidie voor de chr. militaire tehuizen, die'
zooals spr. zeide van veel meer nut zijn, dan de|
commissie van ontspanning, die onzijdig is en;
die alleen pretjes organiseeren kan. Verder be-
sprak spr. het vloeken en het bezigen van ruwe
taal in het leger.
Ten aanzien van het vloeken, is spreker den
minister dankbaar voor zijn jongste beschik
king, .mnnr toch is hij niet tevreden, immers er
wordt niet gewaagd van het strenge verbod.
Slechts wijst de minister op bet onnoodige,
onfatsoenlijke en aanstoot gevende van het
vloeken, maar er had moeten gewezen worden
op de eere Gods, die wordt aangvtast door het
vloeken.
Men zogge niet, dat de minister dit niet mag
doen. Immers men heeft hier niet te maken met
een specifiek anti-revolutionnair of christelijk
beginsel, maar reeds in het Oude Testament
werd het vloeken verboden en op de Tien Gebo
den is heel onze zedeleer, heel onze maatschap
pij gegrondvest.
De heer CREMER besprak de lichamelijke
opvoeding der gemobiliseerden en beval aan
het opnieuw bij adres gevraagde subsidie van
het Nederlandseh Olympisch comité A 16000
toe te staan. Over de waarde der lichamelijke
opvoeding trad spr. in breede bijzonderheden.
De Minister van Oorlog, de heer BOSBOOM,
verklaarde dat hij zal trachten te doen wat in
zijn vermogen is tegen de onvoorzichtigheid
met de vuurwapens, maar men vorgete niet,
zeide hij, dat een schildwacht verplicht kan zijn
van zijn wapen gebruik te maken. Als hij
iemand aanroept, die hem niet antwoorden wil,
dan blijft ten slotte niet anders over dan
schieten.
Vat aangaat de subsidies aan chr. militaire
tehuizen deed spr. opmerken, dat 't steunen
dezer tehuizen eene zaak is bij uitstek geschikt,
voor 't particulier initiatief. Ten opzichte van
de lichamelijke opvoeding der militaren deed
spr. uitkomen, dat hij daar veel voor gevoelt,
maar dat in dezen mobilisatietijd niet op eene
kan worden ingehaald wat jaren is verzuimd.
Het vloeken beschouwde de Minister als een
verkeerde gewoonte van ons volk. Hij meende
echter, dat zulk een slechte gewoonte niet door
bedreiging kan worden bestreden, maar wel
door overreding door te wijzen op het onprac-
tisclie ervan en dat zelfs de vraag is, of de wijze,
door den heer BAVINOK voorgestaan daar
gelaten, dat de minister persoonlijk het niet
zóó zou kunnen niet aanstoot zou geven aan
velen.
Ten slotte is let, W. O. zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
Daarna werden eveneens z. h. i. aangenomen
de wetsontwerpen houdende bijzondere maatre
gelen ten aanzien van de lichting 1816, uitbrei
ding van den landstorm, het buitengewoon
marinekrediet en enkele andere ontwerpen in
verband met de mobilisatie.
Vervolgens kwam aan de orde het W. O. in
zake voorwaardelijke veroordeeling.
De heer VAN DEN BERG verklaarde daarbij
dat hü om principieele redenen niet voor het
W. O. zal kunnen stemmen, waarmede mep
z. i. nog verder ia gegaan dan men in liet radjt»
cale Frankrijk aandurfde en waarmede de straf
geen straf meer blijft.
De heer LUOASSE was evenmin ren voor
stander van het W. O. Hij betoogde dat hoewel
het ontwerp veel aanlokkelijks in zich heeft,
het instituut der voorwaardelijke wroordee-
ling gevaren met zich brengt. De atraf moet zijn
een leed en het gaat toch z. i. niet aan o.a. bij
diefstal en mishandeling de gereohtigheid niet
zijn loop te laten. Vindt men dat het straffen te
zeer toeneemt, waarom dan nieuwe vrijheijje.
straffen telkens Ingevoerd in plaata van ge!<J-
boeten I
De heer VAN BASTEN BATENBURG kon
.zich, boewei hij geen principieele bezwaren
beeft, toch ook niet geheel en al niet het ont
werp vereenigen. Spr. zal voorloorig nog een
afwachtende houding aanemen. Met de moderne
theorie, dat de misdager slechts iemand is met
andere sociale eigenschappen, kon Bpr. zich niet
vereenigeD. Liever had spr. voorts gezien, dat
gevallen van vaak herhaaldo recidive waren
uitgesloten.
De heer BAVINCK kantte zich om rede
nen van principieelen aard tegen het ont
werp, terwijl de heer VERHEYEN een voor
stander ervan was op grond van zijn prao-
tisebe levenservaring en de heer VAN DER
FELTZ er eveneens zijne ingenomenheid
mede betuigde. Heden is de minister aan het
woerd.
(Zitting van gisteren).
Dienstweigering.
Te TJmuiden hecrschen, naar ieder die
daar een weinig bekend is, weet ten aan
zien van de naleving van verbintenissen,
van personeel van de trawlers onhoudbare
toestanden. Het is daar op dat gebied wat
men noemt een „vrijgevochten boel".
Stokers en anderen, die zich mondeling
voor een reis verbonden hebben, geven er
inter dan eens, nadat ze nauwelijks een uur
aan boord zijn, er den brui van. Wanneer
men een paar mijl van de kust is en dc man
nen geen zin meer in werken hebben, dan
verzoeken ze den schipper om te draaien op
naar w al terug te keeren, daar. zo er genoeg
van hebben.
De recderijen moeten dan ander personeel
opzoeken en lijden dan vaak finantieel na
deel door de dienstweigering. In de maand
Februari had zich weder zulk een geval
voorgedaan. De reederij die het gold, had
daar dezen keer werk van gemaakt, op dat
eens een voorbeeld kon gesteld worden.
En zoo hadden zich dan gistermiddag te
verantwoorden twee stokers: S. J. en H. J.
G„ ter zake dat zij, nadat zij aangemonsterd
waren als stokers aan boord van de trawler
„Bert'ba Elisabeth", op zee dienst geweigerd
hadden door niet te voldoen aan het verzoek
om naar de machinekamer te gaan.
Uit het verhoor der beklaagden stippen,
wij aan dat J„ omdat hij niet genoeg stoom
kon krijgen volgens hem, wegens slecktd
brandstof, er genoeg van had gekregen en.
,den schipper had gewaarschuwd om te
draaien. Beiden hadden daarop woorden ge
kregen en den sclhipper was het niet gelukt
om J. te overreden naar de machinekamer
te gaan.
De machinist had het toen gedaan en men.
was naar IJmuiden teruggegaan, waar het
«chip een paar dagen had moeten wachten
eer men andere stokers had kunnen krijgen.
verklaaroe: „Dc was onmachtig en niet
m staat om den arbeid te doen. Ik kon niét
genoeg stoom krijgen. Het schip is te zwaar
en daarom vond ik het maar beter om naar
IJmuiden terug te gaan!"
Een houding, die de president niet kon
billijken. Z.E.A. meende dat bekl., on afgezien
of Ihij al dan niet genoeg stoom kon krijgen,
eenvoudig zijn arbeid had moeten verrichten.
G. zeide dat hij niets met de zaak te ma
ken had. Hij had toen geen dienst en kon ala
jongste stoker niet de verantwoordelijkheid,
van den oudsten op zich nemen. Volgens
hem had hij den dienst niet geweigerd.
Inmiddels bleek uit hetgeen de schipper
mededeelde, dat er nog wel wat meer was
gebeurd. J. had gezegd: „Ik kan geen stoom
honden" en daarop had G. opgemerkt: „dan
kan ik bet ook niet!" En verder kwam aap
den dag, dat J. had gezegd: „Ik verdraai het
om voor 't kapitaal te werken."
De schipper deed nog opmerken, dat de
kolen op de trawlers in den regel weliswaar
niet te best zijn, dooh dat er genoeg stoom
mede ie te krijgen. Men moot dan echter
wat harder werken! Trouwens, met de an
dere stokers was het best gegaan en men
De engel met het vlammenzwaard! Ivonne
hief de handen smeekend tot hem op het
Was tevergeefs, hij dreef haar onbarmhartig
Uit het pnrndije.
„Zoo willen wij dan scheiden", voer de heer
Brand bewogen voort. „Mag ik u echter nog
•ene vermaning medegeven, dan is het deze:
iaat voortaan strenge waarheid het richt
snoer zijn van al uwe handelingen. Hadt
n mij bekend, dat u een kind uit het volk
*vt en niets weet van uw afkomst ik zou
®dJ niet hebben teruggetrokken mijne
haf de was groot genoeg, dat te overwinnen.
Herinnert u zich nog, hoe ik eens tegen u
teide, dat u het niet zondt kunnen verant
woorden, wanneer ik uw aanklager moest
ordenf"
Ivonne liet ontmoedigd het hoofd zinken.
Jot uWn!oh»1?,fhart5tf" mompelde zij. Mijn
Uv «k wil geen moeite meer doen,
E5U n af smeeken. U zou het
■«It n mij niet weïgSe^ dT
brandden als vuur. „Ik weet, uw trots staat
hooger dan uwe liefde en toch, wanneer
n een grijsaard zult zijn geworden en aan
den rand van het graf zult staan, zal eene
weekere stemming over n komen de tijd
zal verzachtend uitwisschen, wat nu onover
komelijk schijnt, de arme verlaten Ivonne
zal weer opstaan in uwe gedachten. Uw hart
zal haar leugen en bedrog vergeven. Wilt
u mij hiervan dan in kennis stellen 1"
„Het zal lang duren, en zooals n terecht
bemerkt, ik zon daarover wel een grijsaard
kunnen worden."
„O, ik zal geduldig wachten". Ivonne stond
op. „Misschien herinnert u zich op het ge
geven oogenblik er aan, dat ik wacht r- en
dan moet u niet met het bericht talmen. Er
is reeds zooveel te laat gekomen."
„Ik zal er aan denken."
De deur 6loot zich. Edmond Brand was
heengegaan.
HOOFDSTUK XIV.
De winter was vroeger dan anders inge
vallen, en de sneeuw viel in massa op de
aarde neer. De scherpe noordoosterwind
dreef gcheele sneeuwlasten uit elkaar, als
aapte hij het spel der kinderen na, die zich
huizen opbouwen en met de armen omver
werpen; hij vormde torens en huizen, bergen
en kloven, onregelmatig, al naar zijn luimes
'en stiet dan Rlle6 weer door elkaar, 0m het
1 spel telkens weer opnieuw te begiilrietl_
I De trein hijgde en stampte door de witte
massa's, die zich altijd meer ophoopten ob
eindelijk stond hij stil.
De machinist sprong geërgerd van zijne
plaats. „Wij bereiken het station Dernthal
niet meer het is om te vertwijfelen.
Conducteur! laat de passagiers uitstappen
en te voet naar het station gaan, wij moe
ten eenige uren oponthoud nemen- om eene
'tweede machine voor den trein onder stoom
te brengen, want wij komen er met deze niet
door." De waggondenron werden geopend en
de inzittenden met de vertraging in kennis
gesteld.
Ontevreden uitroepen werden hoorbaar.
Kinderen huilden, toen zij in de dichte
sneeuw werden neergezet. Slechts weinigen
namen de zaak van de komische ziide op en
maakten grappen; een troepje van hen had
zich met allerlei bagage beladen en liep
langs den spoorweg op hot station aan, welks
lichten op geringen afstand opdoken.
Een slanke jongedame, diep in haar pels
mantel gebrild, in wie wij terstond Ivonne
jRitter herkennen; was besluiteloos blijven
staan. „Waar zijn wijï" vroeg zij den raachi-
nist, die in haar nabijheid stond.
„In Derntlial; het station ligt voor ons.
-Overigens zijn wij reeds aan den overweg,
zooals ik zie, in tien minuten is het dorp te
hereiken. Wanneer u het ziek gemakkelijk
wilt maken, zou ik n aanraden, het logement
op te zoeken.... het kan wel tot den morgen
duren, voor wij verder kunnen reizen', en
het is nu juist tien uur. Wanneer u den
spoordijk afdaalt, ziet n den rijweg duidelijk
voor u liggen, hij }s door boomen ingesloten,
een vergissing is dus niet mogelijk. Goeden
nacht!" hij snelde weg.
Ivonne volgde zijne aanwijzing en liep op
den weg aan, die naar bet dorp voerde. Zii
was nu wel honderd mijlen van Nver
wijderd, ver genoeg om door niemand her
kend te worden. Het was haar volkomen on
verschillig waar zjj zich bevond, voor baar
bestond er immers geen toevluchtsoord.
Zij had op goed geluk een plaatskaartje
genomen naar een groote stad aan den Rijn
wat kon het Ihaar schelen, of ze ergens
anders terecht kwam, wanneer zii maar on
der mensehen mocht zijn en een tehuis vin
den. Zij waadde dapper door storm en sneeuw
en liep op het dorp aan, dat zij echter in
den dichten sneeuwjacht ®og niet kon zien,
maar zij zag aan weerszijden hoornen, zoo-
als de machinist gezegd had, en die wezen
haar den weg. Eindelijk zag zij redbts van
het pad een heg, achter welke kale, met
sneeuw bedekte hoornen stonden, die hunne
dorre takken boog ln de lucht verhieven.
Het duurde eenige minuten, tot zü voor een
oud, klein hnisjstond. het eerste in het dorp
en dat als het ware onder sneeuw bedolven
j lag.
De straatweg liep tusschen de rechts en
[links opduikende huizen, maar alles was
stil; het dorp scheen reeds in diepe rust,
alleen uit een stal klonk het loeien van een
koe en op de naastbijgolegen hoeve sloeg
een waakhond aan, die heftig aan zijn ket
ting rammelde. Reeds wilde Ivonne kara
wandeling verder voortzetten, toen zü eene
j tweede straat ontdekte, die meer naar links,
en zooals het scheen, naar een ander ge-
deelte van het dorp voerde. Besluiteloos!
J stond zij stil, waarheen zou ze gaan en wmaaa
'was eigenlük het logement?.... Daar was
het verbeelding? Onwillekeurig deed zij eeni
ge schreden naar het oude huis. waaruit da
tonen van een klavier haar tegenklonken.
„Vertrouw op God, Hü is de Heer
Zü luisterde tot het lied was uitgezongopi
en nu klopte zü aan de gesloten deur. Da
muziek hield binnen plotseling op, en eeujj
heldere, liefelijke vrouwenstem sprak: „Va
der, er klopt iemand aan de deur, wilt ga
niet opendoen?"
Slepende stappen kwamen weldra nadert
en een helder licht viel door de spleet der.
deur.
„Wie is daart" vroeg de oude mannenstem
van zoo 6traks.
„Een reizende vreemdelinge, die voor éen
nacht onderdak zoekt."