LOOP ERS ivomne. Sociale Gemeentepolitiek I». J. JANSSEN OE ÖÖRLOB HOrtD Dt LHUÜGIË BINNENLAND FEUILLETON Anegang h. Warmoesstr. Goedkoopst adres. en ioJ NIEUWE HAARLEMSChE COURANT dU5 Oe III. gemeeente en liet Middenstandsviaagetuk Met middenstaudsvraagsLuk bestaat uit ,ri(* deelen: want tot den middenstand be ooren drie categorieën van personen, die ^aanen aangeduid worden met de namen ,a" industrieelen, handeldrijvenden en land- ^bouwenden, middenstand. o industrieele middenstand is die stand, lu bestaat: uit hen, die als zelfstandige per ken een bedrijf of beroep uitoefenen met 'ehulp dikwijls van een klein aantal knechts r'htmigen hunner houden tegelijk een win- j*t en behooren dan ook tot den handel- ''jj venden middenstand. Deze industrieele ^'ddcnstand is in benarde omstandigheden p'aakt, ten eerste doordat hij in de laatste '■yee eeuwen alleen uit enkelingen bestaat, b'o door geen enkelen band van vereeniging r:!°er met elkander verbonden zijn; ten twee- 'Jo- door de ontwikkeling der groot-industrie, ^'aarbij ten derde nog di-t vooral komt, dat dö industrieele middenstand- te weinig partij ptrokken heeft van de moderne hulpmidde- len, vooral de eleetriciteit, welke den kleinen bidustrieelen ook groote diensten kan be wijzen. kreeft de industrieele middenstand reden .au bestaan, zal hij binnen niet al te langen ijd niyt uit de burgerlijke samenleving ver grijnen, nu de groot-industrie zulk een reus- buigen vooruitgang maakt? Men heeft wel eens beweerd, vooral van ?0emlistische zijde, dat de klein-industrie 111 de toekomst geheel te niet zou gaan, maar statistiek logenstraft deze bewering ge joel en al. Men is er van o.vertuigd dat de Mein-njjverheid een onmisbaar element is de sociale orde, dat recht heeft op be- (i*IlfJsteUing: le. De industrieele middenstan- e* is de middenschakel tusschen den kapi- 'a'ist, den groot-industrieel, en den arbeider, eu prikkel dus om vooruit te komen in de 'faaischappij, de. Het is een door alien er kende waarheid, dat een goed gezeten mid denstand de kern, of zooals dr. Kuyper dat 2egt, de ruggegraat is voor de maatschappij, tenners zoowei overdreven rijkdom als ar- '°ede zijn aanleiding tot verschillende zon- O'-u en misstanden, Een middelmatig bezit filter met daarbij behoorende onaihanke- 'jkheid, zelfstandigheid, behoedt voor beide hitersten en vormt dan ook het gezondste deel der natie. Maar met alleen in theorie, ook in de ih'aktijk is er veel gelegen aan het voort bestaan van den middenstand. 1. Voor de klein-nij verheid zal steeds een Steot arbeidsveld open blijven onder deze }'°orwaarde echter: dat haar voortbrengse- yU beter zijn dan die van de groot-industrie. 2. Do industrieele middenstand zoeko niet dö markt met groote massa's van artikelen overstelpen, hij legge zich vooral toe op ,®t vervaardigen van die zaken, die kunSt- ^O opwekken, en getuigen van zijn kunst- l'&ardigheiaT Zoo zal nij het beter betaalde Werk bhjven leveren. Het confectie werk zal het maatwerk nooit verdringen. 3e. Vervolgens zijn er een aantal bedrij en, waarin vooral die zaken worden ge- 'naakt of verwerkt, die spoedig aan bederf onderhevig zijn en dus niet in het groot gunnen worden opgeslagen, o.a. slagersbe- Mijf. 4e. Ook zal de klein-industrie steeds een |e'rein van arbeid vinden in het herstel lingswerk o.a. van rijwielen, meubelen, ka chels enz. De klein-nij verheid moot dus zoowel vol gens theorie als praktijk blijven bestaan. Hoe nu kan de gemeente medewerken om hen industrieelen middenstand uit zijn be erde positie op. te heffen? We zeggen: „edewerken" want op de betste plaats moet de middenstand zeLf zijn positie trachten te verbeteren, en gelukkig 's dit reeds ingezien, door velen, maar helaas niet door allen. Er is reeds krachtige actie zien, en de organisatie heeft het reeds -hon eind ver gebracht, maar kon nog veel porder zijn gekomen, als'verschillende rnid- h^nstauders, maar niet zoo aan de oude Meur hingen en de tijdsomstandigheden be- begrepen. Maar ook voor de overheid, eu vooral M>or de gemeentelijke overheid ligt hier een taak weggelegd. Volgens mr. dr. Kooien komt de taak der gemeente in deze op vier punten neer. Ie. Zorg voor het onderwijs, speciaal het vakonderwijs. 2e. Bevordering van de klein-industrie. Se. Steun voor het vereenigingsleven. 4e. Goede regeling van de aanbestedingen. Op de eerste plaats dus een goed vak- onderwijs. Het is zeker van belang voor iedere gemeente, dat do plaatselijke nijver heid, die dikwijls afhangt van plaatselijke toestanden, blijft voortbestaan. Vakopleiding is daarvoor noodzakelijk, want er zijn dik wijls nog to veel krukken in 't vak. Op de meeste plaatsen zal het particuliere initia tief zelf in staat zijn het vakonderwijs te regelen, maar meestal zal toch de gemeente ondersteunend en beschermend moeten op treden, vooral door subsidie. Er zijn wel ge meenteraadsleden, die uit princiep tegen sub sidie zijn uit de gemeentelijke kas, maar waar liet particulier initiatief ontoereikend is springe de overheid bij, gelijk in het vorig artikel is uiteengezet, want elke vak opleiding, die voldoenden waarborg biedt van deugdelijkheid, verdient van gemeente wege gesteund te worden. Wanueor echter een enkele gemeente, te klein is om een vakcursus te beginnen, en er zijn verschillende gemeenten in den omtrek, die dezelfde belangen hebben, dan moeten de middenstanders dier verschillen de gemeenteu in één vereeniging samen werken of de verschillende vereenigingen der afzonderlijke gemeenten federatief zich verbinden. Do gemeentelijke overheden sprin gon dan met raad en vooral met daad bij, geëvouredigd aan hei belang, dat hare ingezetenen er bij hebben. Wanneer echter het particulier initiatief niet in staat is dit te regelen, dan nemen de gemeentelijke overheden alles zelf ter hand. Door dit vakonderwijs te steunen of zelf ter hand te nemen zal de gemeente d e klein-industrie bevorderen. Vooral door patroonsleergangen zal zij een machtig mid del hebben, om deze nijverheid te doen bloeien. Do bedoeling van deze patroous- leergangon is tweeledig: vooreerst om do patroons, die vroeger in hun jeugd geen vakonderwijs genoten hebben, op lateren leeftijd met de moderne methoden en hulp middelen vertrouwd te maken en ten twee- do, om degenen, die wel goed onderlegd zijn, met moderne uitvindingen op de hoog te te houden. De gemeenten kunnen voor dergelijke leergangen veel steun geven, o.a. door loka liteiten voor dié leergangen in bruikleen af te staan of bewoners hunner gemeenten geldelijk te steunen wanneer zij zelf niet financieel krachtig genoeg zijn, om die leer gangen to volgen. Wanneer een patroon in die leergangen met do moderne techniek op de hoogte is gekomen, dan zal dat dan eerst zijn nut afwerpen, wanneer hij ook in staat gesteld wordt die moderne hulpmidde len zelf te gebruiken. Meestal zal de klein- industrieel niet in staat zijn zelf zich derge lijke machines aan te schaffen. Hiervoor kan de gemeente veel doen on wel door sub sidies te verleenen aan vereenigingen, die zich dergelijk materiaal voor de loden wil len aanschaffen, en gemeenten, die eigen gas- of electriciteitsfabrieken exploiteeren kunnen afzonderlijke tarieven maken voor krachtverbruik. Ook kan de gemeente zelf motoren aanschaffen, die zij dan aan hare gemeentenaren voor een billijken prijs in huur kan afstaan, zoodat bij v. de gebruikers na verloop van tijd daarvan eigenaars kun nen worden. Op deze en dergelijke manieren kan de gemeente de middenstanders steunen hetzij in of buiten hun vereeniging, maar zij be denke toch altijd, dat in liet vereenigings leven de kracht, ligt, dit to steunen en te bevorderen blijve voortdurend haar zorg, want het afdoende middel tot verheffing van den middenstand is: de vereeniging'van gelijksoortige vakgenooten. Een volgende maal hopen we eenige uit eenzettingen te geven over den liandeldrij- venden middenstand, waarbij dan van zelf do aanbestedingen ter sprake komen. J. J. C. M. LOOIJAARD, Pr. Dr. NOU WENS OVER DEN TOESTAND TE ROME. Een der redacteuren van de Tijd had een on derhoud met dr. Nou wens, procurator der Nobertijnen te Rome, die in verband met de tijdsomstandigheden naar ons land is terugge keerd. Aan het verslag daarvan ontleenea wij het navolgende: Begrijpelijkerwijzewas de eerste vraag er eeno naar do positie van het Vaticaan in het huidige wereldconflict- De positie van Z. H. den Paus, zoo ver klaarde dr. Nouwens ons aanstonds met de meeste stelligheid, is onloochenbaar nog ver sterkt. Het Pausschap heeft voor de volken in beteekenis nog gewonnen. Ook te P.ome was dit waarneembaar. Terwijl vroeger op den officioelen ontvangst dag der diplomaten ten Vaticane het bezoek normaal was, werd dit onmiddellijk bij het uit breken van den wereldkrijg anders. En in den laatsten tijd was er dag in dag uit een komeu en gaan van diplomaten. Er werd letterlijk om de sympathie, don in vloed van den II. Stool gebedeld. Engeland zond een afzonderlijke gezantschap en do wereldbe- teekenis van het Hoofd der Katholieke Kerk werd steeds in wijder kring begrepen. Hoe is de verhouding tusschen de Ttali- aansche regeering üll het Vaticaan? De aloude bekende! Toch schijnt mij, of schoon alle anti-Oosfconriiksclic relletjes te Rome steeds het kenmerk van anti-clericalisme droegen, en elke .anti-deriealo belooging ein digt met een demonstratie tegen de ambassade dezer katholieke monarchie, de houding der re geering jegens het Vaticaan voorloopig geen vijandelijke. Er zijn geen mooilijkheden aan dé gezanten van Pruisen en Beieren bij den H. Stoel in den weg gelegd, toen zij eigener beweging naar Lugano vertrokken, om geen moeilijkheden te doen ontstaan. En voor zoover ik weet, zal liun geen belemmering in ]U)U yorkcer met het Vati caan door de Itti 1 iaatisoho regeering worden berokkend. De houding, der regcering ijkt dus niet vijandig jegens den - H. Stoel. Waarschijnlijk zal dan voor al do berichten in buitenlandsche bladen over een vertrek des Pausen naar Spanje, Zwitserland of elders geen enkele grond bestaan? Neen. De Italiaeusche regeeving heeft zelfs verklaard, hoe zij instaat voor de veilig heid des Pausen, zoolang zij, zoolang de Koning blijft. Wat er echter zal gebeuren, alei de revo lutie zou losbroken, weet niemand! Voorloopig evenwel 'zijn alle geruchten over een vertrek des Pausen volkomen ongegrond en eveneens al de praatjes over een versterking van de Pauselijke lijfwacht. Als de Paus zich met geweld van wapenen zou moeten verdedi gen, zou het er treurig uitzien. Toen dan ook eens do voorraad buskruit op het Vaticaan aangevuld moest worden voor de lijfwacht, oordeelde de Paus Oen groote hoeveel heid onnoodig en Hij zinspeelde er daarbij op, hoe niet door de wapenen, doch dooi" de zedelijke kracht van hot Pausschap dit hot bost wordt verdedigd, 7,ijn cr nu nog Nederlanders te Rome? Sleohto zeer weinige. Ik meen, dat, de meeste Nederlandsche priesters vertrokken zijn- Hun word geen onkolo moeilijkheid in den weg gelegd. Ik bleef aanvankelijk met onderen to Lugano om den loop der gebeurtenissen af te wachten. Ook Mgr. Eras, de procurator der Nederlandsche Bisschoppen te Rome, is naar het vaderland teruggekeerd. Wat mij wel zeer teekenend voor den toestand thans te Romo lijkt, is het feit, dat. Mgr. dö Bie, generaal der Cisterciënzers, welke na een langdurig verblijf in Noderlaud eerst kort ge leden naar Rome was teruggekeerd nu toch ook deze stad weer verlaten heeft en naar Freiburg is vertrokken. Hoe worden de kerkelijke belang,,a te Rome behartigd, nu zoovele Duitsche, Uosten- rijksche en Nederlandsche priesters vertrok ken zijn? Door plaatsvervangers, meest Itiuiaan- sche. De Kerk immers is óónt 2. Em. Kardinaal van Rosstuu is te Home gebleven, niet waart Ja. met zijn secretaris dr. Drehmann». IBj behoort, tot liet Pauselijke Hof in den meest strikten zin des woords en is aldus onschend baar. Ook zijn houding is uatuurlijk eeno van strikte neutraliteit, zoo ale uien zich te 1'ome de houding van een kardinaal qualitate qua niet anders zou kunnen voorstellen. Een kardinaal is één met den Paus en de Paus is de belichaming der neutraliteit zelf. De pa- triotische uitingen van sommige buitenlandsche kardinalen moeten daarom niet opgevat als ge sproken door een kardinaal als zoodanig, qua litate qua, maar als'v:1<Jerlander. U cht dus de persoon van Z. Em. Kardi naal van Rossum te Rome verligt Zooals de toestand thans is: zeer zeker. Zoolong het Pauselijke Hof te Rome verblijft, bjijft hij er immers daar deel van uitmaken. NIEUWE GEZANTSCHAP PEN BIJ HET VATICAAN. Dr. Hans Wohbcrg, de bekende pacifist en kenner van het volkenrecht, schrijft in de „Kölu. Volksztg." (wij ontleenen dit aan Do Tijd) over dit onderwerp: Bij de besprekingen in de Nederlandsche Tweede Kamer over het gezantschap bij het Vaticaan sprak de minister-president Cört van der Linden de woorden van beteekenis, dat men in den Paus een belangrijke internationale poli tieke macht moest zien en dat de Paus behoorde tot de grootmachten. Dezo woorden zijn zeer juist en werpen een interessant licht op do be wering van vele schrijvers, dat de Paus uitslui tend beperkt is tot geestelijke zaken en dat hij dat ook itt de toekomst moet blijven. Eenig© schrijvers leiden hieruit zelfs de stel ling af, dat het Vaticaan geen gozantschaps- rccht. heeft, want een recht op diplomatiek ver keer, dat zich niet tot. wereldlijke dingen uit strekt, zou niet op één lijn gesteld kunnen wor den met het gezantschaprecht. In de laatste Duitsche monographic omtrent dit vraagstuk, n.l. in de dissertatie vail dr. Fritz Jeuny (Leip zig 1910): „1st der Pabst. Subjekt des Völker- rechts?" wordt b.v. gezegd op pag. 03: „Wat het passieve gezantscnapsrecht des Pausen betreft, is het sedert, het verlies van den Kerkdijken Staat niet meer toelaatbaar, over andere dan kerkelijke vraagstukken met den Paus te on derhandelen, De missie van gezanten bij don "Paus is daarom niet die van werkelijke gezan ten." De jongste gebeurtenissen woei leggen deze meening geheel. Zoowel liet gezantschap, waar toe Engeland in November 1914 besloten lieeft, alsook dat, hetwelk door de Nederlandsche Tweede Kamer is aangenomen, is zeer zeker in hoofdzaak (tenminst volgens de geloofwaar dige officieel© regeertng-verklaringen) niet ge richt op geestelijke zaken. Zij zijn (tenminste voorloopig) buitengewone missies, met het oog op de door den Paus bedoeldo en door allo re geeringen goedgekeurde gedachte van een vredes-bemiddeling in de toekomst. Dat do ge zantschappen in het geheel niot voornamelijk geestelijke zaken op li t oog hebben, blijkt ook uit de woorden van Nederlandsche sprekers iu het parlement, die pleitten, dat een Protestant bij het Vaticaan zou benoemd worden. Behalve Frankrijk hebben dus bijna allo bij het sluiten van den vrede betrokken mogend heden haar vertegenwoordiging bij hot Vati caan en man mag daaruit afleiden, dat de' rol, welke da Raus hij het einde der vijandelijkhe den zal vervullen, een buitengewoon belang rijke zal zijn. Er' bestaat zelfs een stilzwijgende overeenkomst onder de Staten, dat de Paus later den weg tot vredc-sonderliaadeUogen 7,al banen. Alleon in Fransche kringen, schijnt eenig wantrouwen leg-en den Paus te hearsch^n. Gelijk de Nederlandsche minister van buiten- landsche zaken heeft betoogd, is echter feitelijk niemand strenger neutraal dan de Paus. Welke beteekenis men aan de nieuwe gezant schappen voor den lateren vrede mag toekomen, blijkt uit een belangwekkend artikel, dat ge schreven is door den vroegeren rechtsgeleerden raadgever bij het Amerikaanscke departement van Buitenlandsche Zaken, professor .fame» Brown Scott in het JAnuari-nummer 1915 van de „American Journal" of international law (pag. 206 vlg.) Hij wijst er eerst op, dat het Engelsch® ge zantschap bij het Vaticaan, dat den 24sten November 1914 bekend werd, drie doeleinden heeft, vooreerst den nieuwen Paus do geluk- v ensohen van de lCugelscho regeer ing .ovér te brengen, vorder do redenen der Engolsche re geering voor het deelnemen aan den oorlog uiteen te zetteu en ten. -lotte dor H. Stoel oj> de hoogte te houden van de gebeurtenissen ge durende den oorlog. Daarop zegt Soott, hoelang de goede betrekkingen tusschen Engeland en het Vaticaan onderbroken waren en hoe sedert vele jaren een vriendschappelijke verhouding is ontwikkeld tusschen Engeland en het Vaticaan. Seott wijst dan op de geweldige beteekenis van het pausdom, hetwelk men niet hoog genoeg kan schatten. Misschien zou de invloed van het Pausdom in de toekomst nog grooter zijn dan in het verleden. Het Pausdom i» als niemand nn- ders geroepen, de idee der vreedzame van internationale twisten steeds grootore kringen te verspreiden en daarom was het nieuwe Enaolsche gezantschap bp het lat,-* CCLXV. TONSUUR OF KRUINSCHERING. Wanneer de Bisschop het edelmoedig- ant woord der voor hem geknielde jongelingen ver nomen heeft, staat hij op en zegt vol heilige blijdschap: „Geloofd zij de naam des Heeren! Nu en in alle eeuwigheid." 't Is alsof hi/ zeide: „Geloofd zij God, omdat aan Zijn roep stem is gehoor gegeven, want het zijn edelmoe dige zielen, die in de vrije keuze vaa hun wil gesproken hebben: „Liever wil ik de geringste zijn in het huis van mijnen God, dan te wonen in de tenten der goddeloözen l" Gezegend zij God. want ziehier de hoop dei toekomst! Wel zijn de tijden slecht, wel is de oogst moeilijk, wel zijn de arbeiders weinig tal rijk, maar ziehier forsche maaiers! Wel is de strijd tusschen het leger van Satan en dat van Jezus Christus allerhevigst, maar ziehier krach tige vrijwilligers, nieuwe recruten voor het heilig bataljon van den Koning der koningen! De naam des Heeren zij gezegend!" Het christenvolk heeft het meeste belang bij deze wijding der nieuwe geestelijken, omdat het iu hen reeds zijn toekomstige Herders beschouwt. Daarom richt de Bisschop zich tot de aanwezi gen en noodigt hen met deze woorden uit voor de wijdelingen te bidden: „Geliefde broeders, laten wij onzen Meer Jezus Christus bidden voor deze Zijne dienaren, welke uit liefde tot Hem hun hoofdhaar komen afleg gen. Hij verleene hun Zijn H. Geest om in hen het kerkelijk gewaad altijd niet eere te bewaren en hun hart van alle wereldsclie beletselen eff aardsche lusten vrij te houden, opdat, gelijk hun uitwendig voorkomen veranderd wordt, Zijn rechterhand hen ook in deugden doe toenemen, liunne oogen van alle geestelijke eti inenschelijke verblindheid bevrijde en hun het licht Zijner eeuwige genade instorte. Die leeft en heersch' enz." Na dit schoone gebed zit de Bisschop weder om neder, neemt een schaar, knipt bij iederen voor hem neergcknielden wijdeling op vijf plaat sen van het hoofd een lok haar weg, nl. vóór, achter, aan beide zijden en in het midden van het hoofd, en legt het afgesneden haar in een daar toe bestemde schaal. Intusschen spreekt de wij deling deze treffende woorden uit: „De Heer is mijn erfdeel en mijn bekcrdeel, Oij zijt het, die mij mijn erfdeel zult wedergeven!" Klaar en duidelijk is de beteekenis dezer ceremonie: de wijdeling doet afstand van de wereld en hare ijdelheden, zoo schoon vertegenwoordigd door die nietige haren, die in de wereld intusschen dikwijls zoo hoovaardig verzorgd worden. Dat anderen slaven der wereld zijn, zoo spreekt hij ik wil de slaaf van God zijn, ik wil niets anders dan den Heer tot mijn erfdeel, Hij zal er mij den Hemel voor terugschenken! oaan een internationale gebeurtenis van niet geringe betoekonis." Het is een noodcloozo vraag, reeds nu te over- leggen, of deza buitengewone gezantschappen later in voortdurende veranderd zullen wordon. Sommigen wenschou het, anderen vreezen bet. Zeker echter is, dat de Paus na het welslagen van het door hom bedoeld vredeswerk aanspraak heeft op den dank zoowel van regeoringen als van de naties. Het meest waarschijnlijke ig dus, dat de gezantschappen later in voortdurende veranderd worden, hetgeen slechts in het be lang der goede betrekkingen van alle regeerin gen tot het hoofd der Katholieke Kerk kan zijn EEN MISLUKTE PRIJSVRAAG. De befaamde Bond van Nederlandsche Onder wijzers heeft een prijsvraag uitgeschreven. Prijzen werden uitgeloofd aan dengene, die het besie geschrift leverdetegen het huidig hoofdschap en voor de zelfstandigheid van den klasseonder wijzer. Een keur van verhandelingen mocht men ver wachten. In den strijd toch tegen het hoofdschap is da Nederlandsche klasseonderwijzer eenicr zonal» de „Rotterdammer" terecht zegt: Met niets ont- zienden haat zijn de hoofden achtervolgd. Ja dicht en ondicht zijn ze gehoord. Een tooneelstuk, den titel dragend „Schuim"', is zelfs geschreven, waarin een corps van onder wijzers wordt ten tooneele gevoerd, dal op do hoofden een lied zingt, eindigend met dit hart verheffend refrein Die beuzeis, Die treuzels, Die boenders en venters met apekool, Och, stuui ze toch weg uit de school. torium l KT' S"'kie' Uit het welvoorziene dossier geven we naasl Bovenstaand gedicht, nog een proeve van onver< ij v]^°k lvonflö maakte een beweging tot e Uc'hten, maar de krachten, haddon haar be- zij vermocht den boom niet los te In duistere omtrekken zag zli als door lp'.' «luier een mannengestalte voot haar op- ncj1' een Bro°ton warmen mantel be- httend om hare schouders legde: zij wil- het schreeuwen en toch zweeg zij h ouweer was te hevig. De regen kletterde ki4?r bjj gtroomen tegen het bleeke gelaat en öcvl ar de bezinning terug en nu zag zij c haren redder duidelijker: Edmond Brand zwegen beide; Ivonne's tranen yer- 1, ''Kden zich met don stortregen, die over V^1' k°°fd stroomde...zijn hand sloeg do 'ckk'Ul^en<*e mantelkraag over de blondo bijv en' zoodat 7,ij geheel bedekt was. ,.ÜG bj ginds ingeslagen, de tent staat in 2°'de hij met bevende «tem. boor') ÖM '/*a8f zij de vlammenzuil oplaaien, till-;;; 6 ®chreemveude menschen, die als door. )teeljia8'ejaa®d- wegvluchtten.... zii hoorde e<U'Uc! l1' roeJ>en en weenen eu daarmee naar bewustzijn gy-lmal ..tci'UJr». -Mn- vrouw Burgholtf' gild© zij, wierp den man tel van zich en snelde weg.. Maar zij kwam niet ver, het offervaardige meisje, ile heer Brand hield haar terug. „Blijf kalm, ik bid u, ga daar niet heen; ziet u daar niot dien kluwen van meusdkon? De verwarring is al groot genoeg, ze behoeft niet nog grooter te wordenkom hier, mevrouw Burgholt is al lang op Woltersdorf, zii zat reeds in don wagen, toen de barones met de kinderen aankwam." .,Zij 7,ijn allen weg..,, en ik?" Een onbe schrijflijke klacht lag in dien toon. Hij wendde zich haastig af,Ik had mij aangeboden, voor u te zorgen..,. Mijn rijtuig staat ginds aan de herberg. De koet sier beeft paard en wagen in de schuur ge reden.... Misschien vinden wii nog een plaatsje, wuar wij kunnen schuilen, want de regen wordt nog steeds heviger." Hij hulde haar weer in don mantel en sloeg met haar in het verschrikkelijke weer den weg naar de aangeduide herberg in. Hij had zich over liet arme meisje ont fermd, dat verlaten ronddwaalde, om hare meesteres te vinden zijn karakter was te edel, om in dit oogenblik van nood en ge vaar kleinzielig te zijn. O, zij kende hem goed! En wanneer hij thans gezegd bad: „Kom, wij willen aanstonds samen tot aan het einde der aarde gaan", zii was hem ge- vjilcui.. VMtas kik.iUÓiltt -Imfc aii'J Uaxt zü had er ëeen deel,meer «an- het bewu&tzya van haar schuld je- sliep, nauwelijks twee schre den naast haar - gPfiV+m? Z\met 'smart beminde. Hoe dikwijls had zn zich in ölapeloozo nachten i&ogcl]jkih<eid voor oogen gesteld, dat het toeval hem nog een- maal op haar weg ton voeren, en wat zij dan doen zou en zcgB'en wilde! En nu .zeide zij mets... haar viel mets in van al de schoon0 woorden, die zu >yeen had gezocht, om hart vermurwen. lm toch ontbrak haar in geen enkel opzicht het bewustzijn, in tegendeel zy gaf nauwkeurig acht, waar het pad overstroomd was en waar een steen lag, dien zij uit den weg moest i gaan. Zij zag elke schrede, die hii gelijk mar tig en op tamelijkeii afstand met haar deed; zjj voelde zijn hand aan den mantelkraag, dien hii over haar hoofd had geslagen en vasthield, om den regen van haar te weren. Het was de laatste gunst van het noodlot; Ivoune wist, dat zij niets meer te hopen had. De herberg was eindelijk bereikt. Het on weer was niet meer zoo hevig, maar altijd i nog erg genoeg om een schuilplaats te moe- ten zoeken. Na veel heen- en weerpraten !met den herbergier, in wiens woning de j vluchtende feeetgasten een toevlucht gezocht hadden en schouder aan schouder stonden, ge- j lukte het Brand, in bet kamertje van den knecht een onderkomen te yhidpn. Bij nam r Uriiionatten mantel van de schou- haar den dien over eeu stoel uit. vroeg zij, toen hij bemerkte dat hij ah wild* terugtrekken, /A\,lk vind wellicht nog een ander hoekje, waar ik liet onweer kan afwachten." „In zulke oogenblikken is het inachtnemen der vormen overbodig-.... Blijf hier, mijn heer Brand, ik weet zeer. wel, dat het onze laatste.ontmoeting is.... ik zal sterk zijn." Zonder, tegenspraak volgde hii haar iu 't berookt© kamertje, waarvan het geheele meublement bestond uit bed, tafel eu stoel. Hij trad aan 'tventer, leunde met het voor hoofd tegen de beslagen ruiten en kook er naar, hoe het water in de dakgoot kletterde en in stroomen op den weg plaste. Hij was zoo stil en bleek als het meisje, dat, (het gelaat in heide handen .verborgen, op den rand van het bod zat. „Aöh, welk een naamlooze smart hadden, deze twee menschen elkaar aangedaan! De tijd snelde voort, de wijzer ging ver der. en verder, het eentonig gekletter van het water hield op een lichtstraal brak door de dikke zwarte wolken. D» bleeke ernstige man verroerde zich niet.... hij hoorde eu zag niet, hoe beneden lachende stemmen hoorbaar werden en de dames met opgenomen japonnen, vlug over de glimmend natte steenen wegtrippelden, hoe de kippen kakelend uit de schuilhoeken te voorschijn kwamen en vrooliik mcl de vleugels sloegen. Jonge mannenstemmen zongen onder bek loopen een schoon lied. Het, was tijd. Ivonne stond zachtjes op, ging met lang», zaïne schreden naar den smartelijk peinzen? den man, knielde neer en smeekte met eoal hartverscheurende stem: „Vergeef mij.... vergeef mijt" Brand sprong op, verschrikt.verstoord» „Vergevingl" had zij nog eenmaal, de trein rige oogen naar hem opslaand. „Vergeving, dat ge mijn hert hebt Jon?" sprak hij bitter, en toch trilde er jet» van onuitsprekelijke droefheid in zyne stern, „Ik was een dwaas, dat ik u vertrouwd^ nadat ik wist, dat ik tot de menschen be hoor, die bestemd rifa een eenzaam level te leiden. Ik héb voor die erkentenis set hobgen prij6 betaald, God weet het, bil wai veel hooger, dan anderen te hetalen hebben Hij' heeft mij tot den ellendigBten der men 8cheu gemaakt, wien het leven' een las' schijnt Ik heb u bemind. Ivonne, zoqüJj zelden een vrouw bemind werd. Toen U mijne moeder ten grave droeg* wtet eeratj hoezeer ik u bemind had, want de smart onj het verlies van deze dierbare vrouw wei eene milde smart, bijna zon ik zeggen, een» troostvolle.... ik hoop op een wederzien' hiernamaals; de 6mart om u bracht irm m»

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1915 | | pagina 7