LOOP ERS
ivomne.
Sociale Gemeentepolitiek
I». J. JANSSEN
OE ÖÖRLOB
HOrtD Dt LHUÜGIË
BINNENLAND
FEUILLETON
Anegang h. Warmoesstr.
Goedkoopst adres.
en
ioJ
NIEUWE HAARLEMSChE COURANT
dU5
Oe
III.
gemeeente en liet Middenstandsviaagetuk
Met middenstaudsvraagsLuk bestaat uit
,ri(* deelen: want tot den middenstand be
ooren drie categorieën van personen, die
^aanen aangeduid worden met de namen
,a" industrieelen, handeldrijvenden en land-
^bouwenden, middenstand.
o industrieele middenstand is die stand,
lu bestaat: uit hen, die als zelfstandige per
ken een bedrijf of beroep uitoefenen met
'ehulp dikwijls van een klein aantal knechts
r'htmigen hunner houden tegelijk een win-
j*t en behooren dan ook tot den handel-
''jj venden middenstand. Deze industrieele
^'ddcnstand is in benarde omstandigheden
p'aakt, ten eerste doordat hij in de laatste
'■yee eeuwen alleen uit enkelingen bestaat,
b'o door geen enkelen band van vereeniging
r:!°er met elkander verbonden zijn; ten twee-
'Jo- door de ontwikkeling der groot-industrie,
^'aarbij ten derde nog di-t vooral komt, dat
dö industrieele middenstand- te weinig partij
ptrokken heeft van de moderne hulpmidde-
len, vooral de eleetriciteit, welke den kleinen
bidustrieelen ook groote diensten kan be
wijzen.
kreeft de industrieele middenstand reden
.au bestaan, zal hij binnen niet al te langen
ijd niyt uit de burgerlijke samenleving ver
grijnen, nu de groot-industrie zulk een reus-
buigen vooruitgang maakt?
Men heeft wel eens beweerd, vooral van
?0emlistische zijde, dat de klein-industrie
111 de toekomst geheel te niet zou gaan, maar
statistiek logenstraft deze bewering ge
joel en al. Men is er van o.vertuigd dat de
Mein-njjverheid een onmisbaar element is
de sociale orde, dat recht heeft op be-
(i*IlfJsteUing: le. De industrieele middenstan-
e* is de middenschakel tusschen den kapi-
'a'ist, den groot-industrieel, en den arbeider,
eu prikkel dus om vooruit te komen in de
'faaischappij, de. Het is een door alien er
kende waarheid, dat een goed gezeten mid
denstand de kern, of zooals dr. Kuyper dat
2egt, de ruggegraat is voor de maatschappij,
tenners zoowei overdreven rijkdom als ar-
'°ede zijn aanleiding tot verschillende zon-
O'-u en misstanden, Een middelmatig bezit
filter met daarbij behoorende onaihanke-
'jkheid, zelfstandigheid, behoedt voor beide
hitersten en vormt dan ook het gezondste
deel der natie.
Maar met alleen in theorie, ook in de
ih'aktijk is er veel gelegen aan het voort
bestaan van den middenstand.
1. Voor de klein-nij verheid zal steeds een
Steot arbeidsveld open blijven onder deze
}'°orwaarde echter: dat haar voortbrengse-
yU beter zijn dan die van de groot-industrie.
2. Do industrieele middenstand zoeko niet
dö markt met groote massa's van artikelen
overstelpen, hij legge zich vooral toe op
,®t vervaardigen van die zaken, die kunSt-
^O opwekken, en getuigen van zijn kunst-
l'&ardigheiaT Zoo zal nij het beter betaalde
Werk bhjven leveren. Het confectie werk zal
het maatwerk nooit verdringen.
3e. Vervolgens zijn er een aantal bedrij
en, waarin vooral die zaken worden ge-
'naakt of verwerkt, die spoedig aan bederf
onderhevig zijn en dus niet in het groot
gunnen worden opgeslagen, o.a. slagersbe-
Mijf.
4e. Ook zal de klein-industrie steeds een
|e'rein van arbeid vinden in het herstel
lingswerk o.a. van rijwielen, meubelen, ka
chels enz.
De klein-nij verheid moot dus zoowel vol
gens theorie als praktijk blijven bestaan.
Hoe nu kan de gemeente medewerken om
hen industrieelen middenstand uit zijn be
erde positie op. te heffen?
We zeggen: „edewerken" want op de
betste plaats moet de middenstand zeLf zijn
positie trachten te verbeteren, en gelukkig
's dit reeds ingezien, door velen, maar helaas
niet door allen. Er is reeds krachtige actie
zien, en de organisatie heeft het reeds
-hon eind ver gebracht, maar kon nog veel
porder zijn gekomen, als'verschillende rnid-
h^nstauders, maar niet zoo aan de oude
Meur hingen en de tijdsomstandigheden be-
begrepen.
Maar ook voor de overheid, eu vooral
M>or de gemeentelijke overheid ligt hier een
taak weggelegd.
Volgens mr. dr. Kooien komt de taak der
gemeente in deze op vier punten neer.
Ie. Zorg voor het onderwijs, speciaal het
vakonderwijs.
2e. Bevordering van de klein-industrie.
Se. Steun voor het vereenigingsleven.
4e. Goede regeling van de aanbestedingen.
Op de eerste plaats dus een goed vak-
onderwijs. Het is zeker van belang voor
iedere gemeente, dat do plaatselijke nijver
heid, die dikwijls afhangt van plaatselijke
toestanden, blijft voortbestaan. Vakopleiding
is daarvoor noodzakelijk, want er zijn dik
wijls nog to veel krukken in 't vak. Op de
meeste plaatsen zal het particuliere initia
tief zelf in staat zijn het vakonderwijs te
regelen, maar meestal zal toch de gemeente
ondersteunend en beschermend moeten op
treden, vooral door subsidie. Er zijn wel ge
meenteraadsleden, die uit princiep tegen sub
sidie zijn uit de gemeentelijke kas, maar
waar liet particulier initiatief ontoereikend
is springe de overheid bij, gelijk in het
vorig artikel is uiteengezet, want elke vak
opleiding, die voldoenden waarborg biedt
van deugdelijkheid, verdient van gemeente
wege gesteund te worden.
Wanueor echter een enkele gemeente, te
klein is om een vakcursus te beginnen,
en er zijn verschillende gemeenten in den
omtrek, die dezelfde belangen hebben, dan
moeten de middenstanders dier verschillen
de gemeenteu in één vereeniging samen
werken of de verschillende vereenigingen
der afzonderlijke gemeenten federatief zich
verbinden. Do gemeentelijke overheden sprin
gon dan met raad en vooral met daad bij,
geëvouredigd aan hei belang, dat hare
ingezetenen er bij hebben.
Wanneer echter het particulier initiatief
niet in staat is dit te regelen, dan nemen de
gemeentelijke overheden alles zelf ter hand.
Door dit vakonderwijs te steunen of zelf
ter hand te nemen zal de gemeente d e
klein-industrie bevorderen. Vooral door
patroonsleergangen zal zij een machtig mid
del hebben, om deze nijverheid te doen
bloeien. Do bedoeling van deze patroous-
leergangon is tweeledig: vooreerst om do
patroons, die vroeger in hun jeugd geen
vakonderwijs genoten hebben, op lateren
leeftijd met de moderne methoden en hulp
middelen vertrouwd te maken en ten twee-
do, om degenen, die wel goed onderlegd
zijn, met moderne uitvindingen op de hoog
te te houden.
De gemeenten kunnen voor dergelijke
leergangen veel steun geven, o.a. door loka
liteiten voor dié leergangen in bruikleen
af te staan of bewoners hunner gemeenten
geldelijk te steunen wanneer zij zelf niet
financieel krachtig genoeg zijn, om die leer
gangen to volgen. Wanneer een patroon
in die leergangen met do moderne techniek
op de hoogte is gekomen, dan zal dat dan
eerst zijn nut afwerpen, wanneer hij ook in
staat gesteld wordt die moderne hulpmidde
len zelf te gebruiken. Meestal zal de klein-
industrieel niet in staat zijn zelf zich derge
lijke machines aan te schaffen. Hiervoor
kan de gemeente veel doen on wel door sub
sidies te verleenen aan vereenigingen, die
zich dergelijk materiaal voor de loden wil
len aanschaffen, en gemeenten, die eigen
gas- of electriciteitsfabrieken exploiteeren
kunnen afzonderlijke tarieven maken voor
krachtverbruik. Ook kan de gemeente zelf
motoren aanschaffen, die zij dan aan hare
gemeentenaren voor een billijken prijs in
huur kan afstaan, zoodat bij v. de gebruikers
na verloop van tijd daarvan eigenaars kun
nen worden.
Op deze en dergelijke manieren kan de
gemeente de middenstanders steunen hetzij
in of buiten hun vereeniging, maar zij be
denke toch altijd, dat in liet vereenigings
leven de kracht, ligt, dit to steunen en te
bevorderen blijve voortdurend haar zorg,
want het afdoende middel tot verheffing
van den middenstand is: de vereeniging'van
gelijksoortige vakgenooten.
Een volgende maal hopen we eenige uit
eenzettingen te geven over den liandeldrij-
venden middenstand, waarbij dan van zelf
do aanbestedingen ter sprake komen.
J. J. C. M. LOOIJAARD, Pr.
Dr. NOU WENS OVER
DEN TOESTAND TE
ROME.
Een der redacteuren van de Tijd had een on
derhoud met dr. Nou wens, procurator der
Nobertijnen te Rome, die in verband met de
tijdsomstandigheden naar ons land is terugge
keerd. Aan het verslag daarvan ontleenea wij
het navolgende:
Begrijpelijkerwijzewas de eerste vraag er
eeno naar do positie van het Vaticaan in het
huidige wereldconflict-
De positie van Z. H. den Paus, zoo ver
klaarde dr. Nouwens ons aanstonds met de
meeste stelligheid, is onloochenbaar nog ver
sterkt. Het Pausschap heeft voor de volken in
beteekenis nog gewonnen. Ook te P.ome was dit
waarneembaar.
Terwijl vroeger op den officioelen ontvangst
dag der diplomaten ten Vaticane het bezoek
normaal was, werd dit onmiddellijk bij het uit
breken van den wereldkrijg anders. En in den
laatsten tijd was er dag in dag uit een komeu
en gaan van diplomaten.
Er werd letterlijk om de sympathie, don in
vloed van den II. Stool gebedeld. Engeland zond
een afzonderlijke gezantschap en do wereldbe-
teekenis van het Hoofd der Katholieke Kerk
werd steeds in wijder kring begrepen.
Hoe is de verhouding tusschen de Ttali-
aansche regeering üll het Vaticaan?
De aloude bekende! Toch schijnt mij, of
schoon alle anti-Oosfconriiksclic relletjes te
Rome steeds het kenmerk van anti-clericalisme
droegen, en elke .anti-deriealo belooging ein
digt met een demonstratie tegen de ambassade
dezer katholieke monarchie, de houding der re
geering jegens het Vaticaan voorloopig geen
vijandelijke.
Er zijn geen mooilijkheden aan dé gezanten
van Pruisen en Beieren bij den H. Stoel in den
weg gelegd, toen zij eigener beweging naar
Lugano vertrokken, om geen moeilijkheden te
doen ontstaan. En voor zoover ik weet, zal liun
geen belemmering in ]U)U yorkcer met het Vati
caan door de Itti 1 iaatisoho regeering worden
berokkend. De houding, der regcering ijkt dus
niet vijandig jegens den - H. Stoel.
Waarschijnlijk zal dan voor al do berichten
in buitenlandsche bladen over een vertrek des
Pausen naar Spanje, Zwitserland of elders geen
enkele grond bestaan?
Neen. De Italiaeusche regeeving heeft
zelfs verklaard, hoe zij instaat voor de veilig
heid des Pausen, zoolang zij, zoolang de Koning
blijft. Wat er echter zal gebeuren, alei de revo
lutie zou losbroken, weet niemand!
Voorloopig evenwel 'zijn alle geruchten over
een vertrek des Pausen volkomen ongegrond
en eveneens al de praatjes over een versterking
van de Pauselijke lijfwacht. Als de Paus zich
met geweld van wapenen zou moeten verdedi
gen, zou het er treurig uitzien.
Toen dan ook eens do voorraad buskruit op
het Vaticaan aangevuld moest worden voor de
lijfwacht, oordeelde de Paus Oen groote hoeveel
heid onnoodig en Hij zinspeelde er daarbij op,
hoe niet door de wapenen, doch dooi" de zedelijke
kracht van hot Pausschap dit hot bost wordt
verdedigd,
7,ijn cr nu nog Nederlanders te Rome?
Sleohto zeer weinige. Ik meen, dat, de
meeste Nederlandsche priesters vertrokken zijn-
Hun word geen onkolo moeilijkheid in den weg
gelegd. Ik bleef aanvankelijk met onderen to
Lugano om den loop der gebeurtenissen af te
wachten. Ook Mgr. Eras, de procurator der
Nederlandsche Bisschoppen te Rome, is naar
het vaderland teruggekeerd.
Wat mij wel zeer teekenend voor den toestand
thans te Romo lijkt, is het feit, dat. Mgr. dö
Bie, generaal der Cisterciënzers, welke na een
langdurig verblijf in Noderlaud eerst kort ge
leden naar Rome was teruggekeerd nu toch
ook deze stad weer verlaten heeft en naar
Freiburg is vertrokken.
Hoe worden de kerkelijke belang,,a te
Rome behartigd, nu zoovele Duitsche, Uosten-
rijksche en Nederlandsche priesters vertrok
ken zijn?
Door plaatsvervangers, meest Itiuiaan-
sche. De Kerk immers is óónt
2. Em. Kardinaal van Rosstuu is te Home
gebleven, niet waart
Ja. met zijn secretaris dr. Drehmann». IBj
behoort, tot liet Pauselijke Hof in den meest
strikten zin des woords en is aldus onschend
baar. Ook zijn houding is uatuurlijk eeno van
strikte neutraliteit, zoo ale uien zich te 1'ome
de houding van een kardinaal qualitate qua
niet anders zou kunnen voorstellen.
Een kardinaal is één met den Paus en de Paus
is de belichaming der neutraliteit zelf. De pa-
triotische uitingen van sommige buitenlandsche
kardinalen moeten daarom niet opgevat als ge
sproken door een kardinaal als zoodanig, qua
litate qua, maar als'v:1<Jerlander.
U cht dus de persoon van Z. Em. Kardi
naal van Rossum te Rome verligt
Zooals de toestand thans is: zeer zeker.
Zoolong het Pauselijke Hof te Rome verblijft,
bjijft hij er immers daar deel van uitmaken.
NIEUWE GEZANTSCHAP
PEN BIJ HET VATICAAN.
Dr. Hans Wohbcrg, de bekende pacifist en
kenner van het volkenrecht, schrijft in de
„Kölu. Volksztg." (wij ontleenen dit aan Do
Tijd) over dit onderwerp:
Bij de besprekingen in de Nederlandsche
Tweede Kamer over het gezantschap bij het
Vaticaan sprak de minister-president Cört van
der Linden de woorden van beteekenis, dat men
in den Paus een belangrijke internationale poli
tieke macht moest zien en dat de Paus behoorde
tot de grootmachten. Dezo woorden zijn zeer
juist en werpen een interessant licht op do be
wering van vele schrijvers, dat de Paus uitslui
tend beperkt is tot geestelijke zaken en dat hij
dat ook itt de toekomst moet blijven.
Eenig© schrijvers leiden hieruit zelfs de stel
ling af, dat het Vaticaan geen gozantschaps-
rccht. heeft, want een recht op diplomatiek ver
keer, dat zich niet tot. wereldlijke dingen uit
strekt, zou niet op één lijn gesteld kunnen wor
den met het gezantschaprecht. In de laatste
Duitsche monographic omtrent dit vraagstuk,
n.l. in de dissertatie vail dr. Fritz Jeuny (Leip
zig 1910): „1st der Pabst. Subjekt des Völker-
rechts?" wordt b.v. gezegd op pag. 03: „Wat het
passieve gezantscnapsrecht des Pausen betreft,
is het sedert, het verlies van den Kerkdijken
Staat niet meer toelaatbaar, over andere dan
kerkelijke vraagstukken met den Paus te on
derhandelen, De missie van gezanten bij don
"Paus is daarom niet die van werkelijke gezan
ten."
De jongste gebeurtenissen woei leggen deze
meening geheel. Zoowel liet gezantschap, waar
toe Engeland in November 1914 besloten lieeft,
alsook dat, hetwelk door de Nederlandsche
Tweede Kamer is aangenomen, is zeer zeker
in hoofdzaak (tenminst volgens de geloofwaar
dige officieel© regeertng-verklaringen) niet ge
richt op geestelijke zaken. Zij zijn (tenminste
voorloopig) buitengewone missies, met het oog
op de door den Paus bedoeldo en door allo re
geeringen goedgekeurde gedachte van een
vredes-bemiddeling in de toekomst. Dat do ge
zantschappen in het geheel niot voornamelijk
geestelijke zaken op li t oog hebben, blijkt ook
uit de woorden van Nederlandsche sprekers iu
het parlement, die pleitten, dat een Protestant
bij het Vaticaan zou benoemd worden.
Behalve Frankrijk hebben dus bijna allo bij
het sluiten van den vrede betrokken mogend
heden haar vertegenwoordiging bij hot Vati
caan en man mag daaruit afleiden, dat de' rol,
welke da Raus hij het einde der vijandelijkhe
den zal vervullen, een buitengewoon belang
rijke zal zijn. Er' bestaat zelfs een stilzwijgende
overeenkomst onder de Staten, dat de Paus
later den weg tot vredc-sonderliaadeUogen 7,al
banen.
Alleon in Fransche kringen, schijnt eenig
wantrouwen leg-en den Paus te hearsch^n.
Gelijk de Nederlandsche minister van buiten-
landsche zaken heeft betoogd, is echter feitelijk
niemand strenger neutraal dan de Paus.
Welke beteekenis men aan de nieuwe gezant
schappen voor den lateren vrede mag toekomen,
blijkt uit een belangwekkend artikel, dat ge
schreven is door den vroegeren rechtsgeleerden
raadgever bij het Amerikaanscke departement
van Buitenlandsche Zaken, professor .fame»
Brown Scott in het JAnuari-nummer 1915 van
de „American Journal" of international law
(pag. 206 vlg.)
Hij wijst er eerst op, dat het Engelsch® ge
zantschap bij het Vaticaan, dat den 24sten
November 1914 bekend werd, drie doeleinden
heeft, vooreerst den nieuwen Paus do geluk-
v ensohen van de lCugelscho regeer ing .ovér te
brengen, vorder do redenen der Engolsche re
geering voor het deelnemen aan den oorlog
uiteen te zetteu en ten. -lotte dor H. Stoel oj>
de hoogte te houden van de gebeurtenissen ge
durende den oorlog. Daarop zegt Soott, hoelang
de goede betrekkingen tusschen Engeland en
het Vaticaan onderbroken waren en hoe sedert
vele jaren een vriendschappelijke verhouding is
ontwikkeld tusschen Engeland en het Vaticaan.
Seott wijst dan op de geweldige beteekenis van
het pausdom, hetwelk men niet hoog genoeg kan
schatten. Misschien zou de invloed van het
Pausdom in de toekomst nog grooter zijn dan in
het verleden. Het Pausdom i» als niemand nn-
ders geroepen, de idee der vreedzame
van internationale twisten steeds
grootore kringen te verspreiden en daarom was
het nieuwe Enaolsche gezantschap bp het lat,-*
CCLXV.
TONSUUR OF KRUINSCHERING.
Wanneer de Bisschop het edelmoedig- ant
woord der voor hem geknielde jongelingen ver
nomen heeft, staat hij op en zegt vol heilige
blijdschap: „Geloofd zij de naam des Heeren!
Nu en in alle eeuwigheid." 't Is alsof hi/
zeide: „Geloofd zij God, omdat aan Zijn roep
stem is gehoor gegeven, want het zijn edelmoe
dige zielen, die in de vrije keuze vaa hun wil
gesproken hebben: „Liever wil ik de geringste
zijn in het huis van mijnen God, dan te wonen in
de tenten der goddeloözen l"
Gezegend zij God. want ziehier de hoop dei
toekomst! Wel zijn de tijden slecht, wel is de
oogst moeilijk, wel zijn de arbeiders weinig tal
rijk, maar ziehier forsche maaiers! Wel is de
strijd tusschen het leger van Satan en dat van
Jezus Christus allerhevigst, maar ziehier krach
tige vrijwilligers, nieuwe recruten voor het heilig
bataljon van den Koning der koningen! De
naam des Heeren zij gezegend!"
Het christenvolk heeft het meeste belang bij
deze wijding der nieuwe geestelijken, omdat het
iu hen reeds zijn toekomstige Herders beschouwt.
Daarom richt de Bisschop zich tot de aanwezi
gen en noodigt hen met deze woorden uit voor
de wijdelingen te bidden:
„Geliefde broeders, laten wij onzen Meer Jezus
Christus bidden voor deze Zijne dienaren, welke
uit liefde tot Hem hun hoofdhaar komen afleg
gen. Hij verleene hun Zijn H. Geest om in hen
het kerkelijk gewaad altijd niet eere te bewaren
en hun hart van alle wereldsclie beletselen eff
aardsche lusten vrij te houden, opdat, gelijk hun
uitwendig voorkomen veranderd wordt, Zijn
rechterhand hen ook in deugden doe toenemen,
liunne oogen van alle geestelijke eti inenschelijke
verblindheid bevrijde en hun het licht Zijner
eeuwige genade instorte. Die leeft en heersch'
enz."
Na dit schoone gebed zit de Bisschop weder
om neder, neemt een schaar, knipt bij iederen
voor hem neergcknielden wijdeling op vijf plaat
sen van het hoofd een lok haar weg, nl. vóór,
achter, aan beide zijden en in het midden van het
hoofd, en legt het afgesneden haar in een daar
toe bestemde schaal. Intusschen spreekt de wij
deling deze treffende woorden uit: „De Heer is
mijn erfdeel en mijn bekcrdeel, Oij zijt het, die
mij mijn erfdeel zult wedergeven!" Klaar en
duidelijk is de beteekenis dezer ceremonie: de
wijdeling doet afstand van de wereld en hare
ijdelheden, zoo schoon vertegenwoordigd door
die nietige haren, die in de wereld intusschen
dikwijls zoo hoovaardig verzorgd worden. Dat
anderen slaven der wereld zijn, zoo spreekt hij
ik wil de slaaf van God zijn, ik wil niets anders
dan den Heer tot mijn erfdeel, Hij zal er mij
den Hemel voor terugschenken!
oaan een internationale gebeurtenis van niet
geringe betoekonis."
Het is een noodcloozo vraag, reeds nu te over-
leggen, of deza buitengewone gezantschappen
later in voortdurende veranderd zullen wordon.
Sommigen wenschou het, anderen vreezen bet.
Zeker echter is, dat de Paus na het welslagen
van het door hom bedoeld vredeswerk aanspraak
heeft op den dank zoowel van regeoringen als
van de naties. Het meest waarschijnlijke ig dus,
dat de gezantschappen later in voortdurende
veranderd worden, hetgeen slechts in het be
lang der goede betrekkingen van alle regeerin
gen tot het hoofd der Katholieke Kerk kan zijn
EEN MISLUKTE PRIJSVRAAG.
De befaamde Bond van Nederlandsche Onder
wijzers heeft een prijsvraag uitgeschreven.
Prijzen werden uitgeloofd aan dengene, die
het besie geschrift leverdetegen het huidig
hoofdschap en voor de zelfstandigheid van den
klasseonder wijzer.
Een keur van verhandelingen mocht men ver
wachten.
In den strijd toch tegen het hoofdschap is da
Nederlandsche klasseonderwijzer eenicr zonal»
de „Rotterdammer" terecht zegt: Met niets ont-
zienden haat zijn de hoofden achtervolgd.
Ja dicht en ondicht zijn ze gehoord.
Een tooneelstuk, den titel dragend „Schuim"',
is zelfs geschreven, waarin een corps van onder
wijzers wordt ten tooneele gevoerd, dal op do
hoofden een lied zingt, eindigend met dit hart
verheffend refrein
Die beuzeis,
Die treuzels,
Die boenders en venters met apekool,
Och, stuui ze toch weg uit de school.
torium l KT' S"'kie'
Uit het welvoorziene dossier geven we naasl
Bovenstaand gedicht, nog een proeve van onver<
ij
v]^°k lvonflö maakte een beweging tot
e Uc'hten, maar de krachten, haddon haar be-
zij vermocht den boom niet los te
In duistere omtrekken zag zli als door
lp'.' «luier een mannengestalte voot haar op-
ncj1' een Bro°ton warmen mantel be-
httend om hare schouders legde: zij wil-
het schreeuwen en toch zweeg zij
h ouweer was te hevig. De regen kletterde
ki4?r bjj gtroomen tegen het bleeke gelaat en
öcvl ar de bezinning terug en nu zag zij
c haren redder duidelijker: Edmond Brand
zwegen beide; Ivonne's tranen yer-
1, ''Kden zich met don stortregen, die over
V^1' k°°fd stroomde...zijn hand sloeg do
'ckk'Ul^en<*e mantelkraag over de blondo
bijv en' zoodat 7,ij geheel bedekt was. ,.ÜG
bj ginds ingeslagen, de tent staat in
2°'de hij met bevende «tem.
boor') ÖM '/*a8f zij de vlammenzuil oplaaien,
till-;;; 6 ®chreemveude menschen, die als door.
)teeljia8'ejaa®d- wegvluchtten.... zii hoorde
e<U'Uc! l1' roeJ>en en weenen eu daarmee
naar bewustzijn gy-lmal ..tci'UJr». -Mn-
vrouw Burgholtf' gild© zij, wierp den man
tel van zich en snelde weg.. Maar zij kwam
niet ver, het offervaardige meisje, ile heer
Brand hield haar terug. „Blijf kalm, ik bid
u, ga daar niet heen; ziet u daar niot dien
kluwen van meusdkon? De verwarring is
al groot genoeg, ze behoeft niet nog grooter
te wordenkom hier, mevrouw Burgholt
is al lang op Woltersdorf, zii zat reeds in
don wagen, toen de barones met de kinderen
aankwam."
.,Zij 7,ijn allen weg..,, en ik?" Een onbe
schrijflijke klacht lag in dien toon.
Hij wendde zich haastig af,Ik had
mij aangeboden, voor u te zorgen..,. Mijn
rijtuig staat ginds aan de herberg. De koet
sier beeft paard en wagen in de schuur ge
reden.... Misschien vinden wii nog een
plaatsje, wuar wij kunnen schuilen, want de
regen wordt nog steeds heviger." Hij hulde
haar weer in don mantel en sloeg met haar
in het verschrikkelijke weer den weg naar
de aangeduide herberg in.
Hij had zich over liet arme meisje ont
fermd, dat verlaten ronddwaalde, om hare
meesteres te vinden zijn karakter was te
edel, om in dit oogenblik van nood en ge
vaar kleinzielig te zijn. O, zij kende hem
goed! En wanneer hij thans gezegd bad:
„Kom, wij willen aanstonds samen tot aan
het einde der aarde gaan", zii was hem ge-
vjilcui.. VMtas kik.iUÓiltt -Imfc aii'J Uaxt
zü had er ëeen deel,meer «an-
het bewu&tzya van haar schuld je-
sliep,
nauwelijks twee schre
den naast haar - gPfiV+m? Z\met
'smart beminde. Hoe dikwijls had zn zich in
ölapeloozo nachten i&ogcl]jkih<eid voor
oogen gesteld, dat het toeval hem nog een-
maal op haar weg ton voeren, en wat zij
dan doen zou en zcgB'en wilde!
En nu .zeide zij mets... haar viel mets
in van al de schoon0 woorden, die zu >yeen
had gezocht, om hart vermurwen. lm
toch ontbrak haar in geen enkel opzicht het
bewustzijn, in tegendeel zy gaf nauwkeurig
acht, waar het pad overstroomd was en waar
een steen lag, dien zij uit den weg moest
i gaan. Zij zag elke schrede, die hii gelijk mar
tig en op tamelijkeii afstand met haar deed;
zjj voelde zijn hand aan den mantelkraag,
dien hii over haar hoofd had geslagen en
vasthield, om den regen van haar te weren.
Het was de laatste gunst van het noodlot;
Ivoune wist, dat zij niets meer te hopen had.
De herberg was eindelijk bereikt. Het on
weer was niet meer zoo hevig, maar altijd
i nog erg genoeg om een schuilplaats te moe-
ten zoeken. Na veel heen- en weerpraten
!met den herbergier, in wiens woning de
j vluchtende feeetgasten een toevlucht gezocht
hadden en schouder aan schouder stonden, ge-
j lukte het Brand, in bet kamertje van den
knecht een onderkomen te yhidpn. Bij nam
r Uriiionatten mantel van de schou-
haar den dien over eeu stoel uit.
vroeg zij, toen hij bemerkte dat hij
ah wild* terugtrekken,
/A\,lk vind wellicht nog een ander hoekje,
waar ik liet onweer kan afwachten."
„In zulke oogenblikken is het inachtnemen
der vormen overbodig-.... Blijf hier, mijn
heer Brand, ik weet zeer. wel, dat het onze
laatste.ontmoeting is.... ik zal sterk zijn."
Zonder, tegenspraak volgde hii haar iu 't
berookt© kamertje, waarvan het geheele
meublement bestond uit bed, tafel eu stoel.
Hij trad aan 'tventer, leunde met het voor
hoofd tegen de beslagen ruiten en kook er
naar, hoe het water in de dakgoot kletterde
en in stroomen op den weg plaste. Hij was
zoo stil en bleek als het meisje, dat, (het
gelaat in heide handen .verborgen, op den
rand van het bod zat.
„Aöh, welk een naamlooze smart hadden,
deze twee menschen elkaar aangedaan!
De tijd snelde voort, de wijzer ging ver
der. en verder, het eentonig gekletter van
het water hield op een lichtstraal brak
door de dikke zwarte wolken.
D» bleeke ernstige man verroerde zich
niet.... hij hoorde eu zag niet, hoe beneden
lachende stemmen hoorbaar werden en de
dames met opgenomen japonnen, vlug over
de glimmend natte steenen wegtrippelden,
hoe de kippen kakelend uit de schuilhoeken
te voorschijn kwamen en vrooliik mcl de
vleugels sloegen.
Jonge mannenstemmen zongen onder bek
loopen een schoon lied.
Het, was tijd.
Ivonne stond zachtjes op, ging met lang»,
zaïne schreden naar den smartelijk peinzen?
den man, knielde neer en smeekte met eoal
hartverscheurende stem:
„Vergeef mij.... vergeef mijt"
Brand sprong op, verschrikt.verstoord»
„Vergevingl" had zij nog eenmaal, de trein
rige oogen naar hem opslaand.
„Vergeving, dat ge mijn hert hebt
Jon?" sprak hij bitter, en toch trilde er jet»
van onuitsprekelijke droefheid in zyne stern,
„Ik was een dwaas, dat ik u vertrouwd^
nadat ik wist, dat ik tot de menschen be
hoor, die bestemd rifa een eenzaam level
te leiden. Ik héb voor die erkentenis set
hobgen prij6 betaald, God weet het, bil wai
veel hooger, dan anderen te hetalen hebben
Hij' heeft mij tot den ellendigBten der men
8cheu gemaakt, wien het leven' een las'
schijnt Ik heb u bemind. Ivonne, zoqüJj
zelden een vrouw bemind werd. Toen U
mijne moeder ten grave droeg* wtet eeratj
hoezeer ik u bemind had, want de smart onj
het verlies van deze dierbare vrouw wei
eene milde smart, bijna zon ik zeggen, een»
troostvolle.... ik hoop op een wederzien'
hiernamaals; de 6mart om u bracht irm m»