Karpetten
De Seminarist in de
Kazerne.
DE OORLOG
P. J. JAÜSSEN
.Liefdewerk Oud-Papier"
h. Warmoesstr.
goedkoopst adres.
ROND DË LITURGIE
II
Met groote belangstelling namen wij kennis
5° het jaarverslag van de Vereeniging „Liefde-
oud papier".
Ondanks dat 1914 uit den aard der zaak voor
Vereeniging een minder gunstig jaar was
ari het onder gewone omstandigheden zou ge
ijkt zijn, daar ook haar arbeid door den druk
7r tijden heeft geleden, mag zij toch op verblij-
ïende resultaten bogen.
Resultaten, die doen zien wat in ons midden
echt-Roomsche charitas vermag, hoe deze al
'i'eer krachtig opbloeiende is en daarvan een
°or God gezegenden invloed uitgaat!
'n 't geheel werden 312,292 ICO. oud papier
'deer verzameld dan in 1913 en dat hoewel door
oorlogstoestand in 't laatste deel des jaars
Werk schade leed.
Ia dat niet in hooge mate verblijdend?
bovenal stelde de Vereen, hierdoor velen in
|'aat hun brood te verdienen en kwam daardoor
p'i den grooten nood der tijdende werkloosheid,
plemoet. Aan werkloonen toch is in 't afge
lopen jaar uitbetaald het aanzienlijk bedrag
f 31,242.01, dus ruim 3000 meer dan
'O 1913.
„Ook dit toont aan het groote nut en den zegen
'jken werkkring van dit bij uitnemendheid
'loomsch liefdewerk, dat onder de liefdadige in
gingen van Roomsch Nederland een eere-
P'oats inneemt.
Allen, die zich aan dezen arbeid gaven, ter
pfde Gods, mogen daarop met voldoening
'erugzien. Het was een moeizame arbeid, maar
pfi vruchtdragende. De dank van heel katholiek
™ederland komt hun toe!
Elders deelen wij uit het jaarverslag breed-
periger bijzonderheden mede. Hier wilden wij
'•'Ren de aandacht vestigen op de heerlijk be
ukte uitkomst, die tot ons spreekt van liefde
God en den naaste, en zorg voor den Opper
leder der Kerk, die gelukkig bij zoovelen wordt
«®Vonden en aangroeiende is.
't Geen maakt, dat dit werk van onschatbare
j^arde is. Wij bevelen 't aan ook weêr aan in de
plangstellende aandacht van alle katholieken,
pe door er aan mede te werken de heerlijkheid
ons katholiek geloof en onze katholieke be-
wnselen tot vermeerdering der glorie onzer
Kerk kunnen doen uitschitteren.
Mogen velen zich daardoor aangemoedigd
Pielen om er aan deel te nemen, er aan mede
Werken en het finantiëel te steunen. Men kan
r van verzekerd zijn, dat de zegen van den
K^den God er op zal rusten.
'miners 't geldt hier een arbeid uit liefde, ter
f?re Gods en van de H. Kerk, die van ons
Lachen, dat wij de christelijke charitas zullen
^oefenen en die ons voorhouden, dat daaraan
groot loon is verbonden.
Katholiek Nederland, helpt daarom mede!
VERSPREIDE BERICHTEN
Niets ontging het oog van den generaal.
Op een plaats blijft hij staan om te zien hoe
een nieuw toestel werkte, dan legde hij weer
aan een man uit, hoe hy zijn geweer moest
houden om zichzelf aan minder en den vij
and aan meer gevaar hloot te -stellen. Er
gens anders was nog een rii zandzakken noo
dig, omdat de vijand een boomstronk achter
den loopgraaf beschoot in de hoop op rieo-
cheteer-schoten. Juist tegenover dat zelfde
punt had de vijand den vorigen dag een paar
projectielen uit houwitsers tusschen zijin
eigen mannen geworpen en men had eens
den spotlach van onze mannetjes moeten
liooren, ofschoon de Duilachers er wel op
loeren het hen in te peperen. Ja, het is een
gevaarlijk zaakje, houwitsers te gebruiken
als de loopgraven zoo vlak bij elkaar liggen.
CCLXVT.
TONSUUR OF KRUINSCHERINQ,
Wanneer de jeugdige Levieten door het on
dergaan der kruinschering plechtig afstand
doen van alles, wat der wereld is en God alleen
zich ten erfdeel kiezen, mag het koor niet
zwijgen. Tot tweemaal toe herhaalt het: „Ja,
de Heer zal u Zijn erfdeel geven!" Het zingt
blijde den 15en Psalm om de grootheid van
het offer te doen uitkomen en van God de vol
harding af ie smeeken. En de Bisschop staat
wederom op en bidt, gekeerd naar de wijdelin
gen, den Heer nog dringender, opdat zij toch
hun woord gestand mogen doen. „Almachtige
God," zoo smeekt hij, „verleen, bidden wij u,
dat deze Uwe dienaars, wier hoofdhaar wij
heden ter Uwer liefde hebben afgeschoren, altijd
in Uwe liefde volharden mogen en dat Gij hen
ten allen tijde onbevlekt bewaret. Door Christus
onzeir Heer. Amen."
Doch nu moet ook gewezen worden op het
loon, dat op de verzaking van het aardsche reeds
hier op deze wereld volgt, nu moet ook vooral
het erfdeel nader omschreven worden, dat een
maal op 's Heeren berg, d. i. in den hemel zal
geschonken worden aan hen, die schuldeloos zijn
van handen en rein van gemoed en die hun hart
niet zetten op de ij delheden der wereld. Dat is
de beteekenis van den 23en Psalm, die door het
koor wordt gezongen en welke voorafgegaan en
gevolgd wordt door deze schoone antiphoon:
„Deze zullen den zegen des Heeren ontvangen
en barmhartigheid van God hun heil, want zij
behooren tot het geslacht van hen, die den Heer
zoeken
Aan hen, die zoo uitverkoren zijn, past ook
een bijzonder teeken van uitverkiezing, past het
de livrei der hemelingen te dragen. Sinds de 13e
eeuw worden zij daarom bekleed met het blanke
koorkleed, de superpli (die eigenlijk een verkorte
albe is), het kleed der onschuld en oorspronke
lijke rechtvaardigheid. Tevoren bidt de Bisschop:
„Wil, o Heer, onze smeekingen goedgunstig
verhooren en deze Uwe dienaars t zegenen, die
wij in Uwen H. Naam met het geestelijk gewaad
bekleeden, opdat zij door Uwe gunst aan Uwe
Kerk f verknocht blijven en het eeuwig leven
mogen verwerven. Door Christus onzen Heer
Amen." Vervolgens nederzittend bekleedt hij
iedere wijdeling met het widde kleed, telkens
herhalend: „De Heer bekleede u met den nieu
wen mensch, die naar God geschapen is, in
rechtvaardigheid en ware heiligheid!"
Hierna smeekt de Bisschop wederom tot God,
dat Hij den wijdelingen het altijddurend kleed
der heiligmakende genade en de kroon des
levens sclienke, en besluit vervolgens met deze
ernstige vermaning: „Geliefde Zonen! bedenkt,
dat gij van heden af tot het kerkelijk rechtsge
bied behoort en de voorrechten der geestelijken
geniet. Ziet dus wel toe, dat gij die niet door
u we schuld verliest, maar tracht door uwe zedigs
kleeding, stichtend leven en goede werken Gode
te behagen. Hetgeen Hij u verleene door Zijn
H. Geest. Amen!"
En hiermede is de plechtigheid der Tonsuur
of kruinschering geëindigd. De Aartsdiaken
brengt de gewijden naar hun plaats terug.
UN aar het Framscih),
de ehambrée no. 6 der infanteriekazerne
/h B. waren de manschappen, op den dag
«F aankomst van de reoruten. in levendig
^k gewikkeld,
WT Wel, Guiaard, hebt ge Cormeray gezien T
ét een.
«djPrébault, hoe Met ei: die Cormeray;
«aam Oormeray wa* op ieder» lippen.
*61 p 1® totaling pibt er uit als ieder ander,
"féb&nit, de scêroudemi ophalend,
Wjj" Wie ki die Connerayi vroeg Guisard,
vEL^^de jongen, die, van 3©n geboortedorp
niet bad geluisterd en zijn vraag
®n da anderen met spreken opbiel-
2? Bréh1 n,ieuw0ling. een blauwe, antwoord-
J meer dan een uur lang heeft
Mr* vert6ld-
lae, j°Agen, aei met een epottondon
fin» .hoofdman der chamibrée, die
het is koddig, 't is eon pas-
NIEUWE HAARLEMStNE COURANT "I^blrd
DE STRIJD OM DE
DARDANELLES
de Entente zelf niet bijster tevreden is
?ei: het verloop van den strijd in de Aegeisclie
bewijst wel de herhaalde verandering in
4 bevelvoering aangebracht en de scherpe
fitiek, die nu en dan in Engeland gehoord
®rdt. Het aftreden van lord Fisher moet toch,
^'gens sommige berichten, zijn oorsprong viu-
I in een conflict met Ohurohill over de actie
|J de Dardanellen.
Behalve echter deze verandering van het op-
?ercommando dor vloot in Engeland heeft
Jaukryk het bevel over het Fransche expedi-
l®-leger opgedragen aan generaal Conraad
vervanging van generaal d'Amade en
et bevel over de vloot aan admiraal Nicolet,
r'4ar men zegt, om kalmeerend te werken op ad-
Baal Queprattc, die tot nu toe daar de vloot
^Uvoerde en een voorstander was van een her-
,l®uwden aanval van de zeezijde tegen de forten
II de verdekt opgestelde batterijen.
\ran grooten invloed ii het verschijnen van
's Duitsche duikbooten zoowel op den strijd
f ^ee als te land. Konden tot nu toe de linie-
"-'Pen met hun verdragende groote en zware
jonnen roetig medewerken om steun te ver
ben door vuur bij de aanvallen te land, thans
is dit niet meer mogelijk.
Sedert het laatst van Mei heeft de vloot,
evenals in Engeland zelf, zich veilig moeten
opbergen in de havens beschermd door vele
daarvoor patrouilleerende torpedobooten, aldus
de militaire medewerker yan de Mbd. Wanneer
zij nog buiten komen en steun willen verleenen,
moeten ze snel varen, om de kans van door een
torpedo getroffen te worden tot een minimum
te beperken. De juistheid van het schieten
wordt daardoor natuurlijk zeer snel vermin
derd, omdat met tal van factoren, dan rekening
moet worden gehouden, die bij een betrekke
lijk stil liggend vaartuig verwaarloosd kunnen
worden. Tot nu toe absoluut meester ter zee
hadden de troepentransporten van Imbros naar
Gallipoli niets te vreezen, nu worden ze voort
durend bedreigd door mogelijk hier of daar te
voorschijn komende duikbooten.
De toestand van het leger der geallieerden
wordt dan ook op het stukje veroverde land al
les behalve benijdenswaardig. Water ontbreekt
er geheel, zoodat dit voor al die mannen moet
worden aangevoerd, wat gezien de enorme hoe
veelheid, die in ieder huishouden noodig: is reel
wat beteekent.
Trouwens mét alles wat er verder noodig is:
munitie, vuurwapenen,voedsel, enz. is dit ook
het geval. Die aanvoeren, hoe ook weder be
schermd door snelvarende en voortdurend pa-
trouilledienst verrichtende torpedobooten, ge
schiedt langs een hoogstgevaarlijke niet alleen,
maar ook onzekere verbindingslijn. De Duitsche
duikbooten vormen weder het gevaar, waaraan
men ook niet kan ontkomen door weinig diep
gaande vaartuigen te gebruiken, want de tor
pedo kan op iedere diepte worden geregeld.
Van de Aziatische kust bestaat voor de Tur
ken daarenboven de mogelijkheid om de lan
dingsplaatsen onder vuur te nemen, zoodat de
invallers het op het veroverde en bezette ter
rein meermalen warm kunnen hebben. Veel
reden is er voor de uitspraak van Enver Paclia,
den Turkschen minister van oorlog, die tegen
over een vertegenwoordiger van de Amerikaan-
sclie dagbladpers verklaarde, dat de Dardanel
len thans even onneembaar waren als Gibral
tar. Sedert het begin van den oorlog is dit
bergachtig terrein onder Duitsche leiding van
de nieuwste tijdelijke verdedigingswerken voor
zien, zoodat indien er ten koste van zeer veel
verliezen al een loopgraaf wordt genomen er
nog talrijke achter gelegen zijn. Dat de loop
graven-oorlog zware offers kost, wéten we maar
al te goed. Asquith heeft pas verklaard, dat
Engeland dat in Frankrijk nog geen 50 K.M.
front bezet nu reeds officieel 256.000 man ver
loren heeft.
Hior op Gallipoli zyn do Turken als verdedi
gers nog altijd ook wat het aantal aaDgaat, in
de meerderheid. Wat wil een numerieke min
derheid daartegen doen, zoo lang de Turken vol
doende munitie en wapenen hebben. Reeds bij
het begin van de actie is er op gewezen, dat
het een nooit goed te praten strategische fout U
een operatie op een neventerrein te beginnen
tegen een nieuwen vijand zoolang op het hoofd
front geen overwinning ia behaald. Op het
Wostfront wordt voortdurend geroepen om
meer munitie en meer mannen en hier wordt
dit alles verspild. Het stand houden en taaie
verdedigen van de Turken missen dan ook bun
invloed niet op de politiek. Afgescheiden zelfs
van Venizelos zal de toestand bij de Dardanel
len Griekenland er wel van af houden zich
thans i zooals door niemand werd ver-
wacht. Zelfs met 't nemen van Gallipoli tot
Maidos wat bijna onmogelijk is, is de straat nog
niet t>pen.
Voor een oorlog van Engeland, Frankrijk,
Rusland, België en Servië tegen Turkije van 4
November af zijn de resultaten gering en valt
er alleen te wijzen op de enorme groote verlie-:
zen voor de Dardanellen geleden, waartegen
over niet veel winst staat. Alle krachten zullen
moeten worden ingespannen door de geallieer
den om zich te handhaven en geen kans te
loopen in zee te worden teruggedreven.
Een rustige dag.
De bijzondere correspondent van de Times
in het Engeteche hoofdkwartier geeft die
volgende beschrijving van wat in de oom-
nraniqué's een „rustige" dag wordt genoemd.
In de loopgraven heb ik voor het eerst
bemerkt hoeveel or eigenlijk verwegen
wordt, als het officieels communiqué weinig
„nieuws" bevat. Wij waren met ons drieën
in een in de modder uitgegraven „rust
plaatsje" en de brigade-generaal praatte met
den aanvoerder van het regiment, vóór hij
zijn dagelijiksche ronde langs het front ging
doen.
„Hoe staat het met die Duitsche mijn te
genover Z...."
„O, dat is heelemaal geen mijn. Dat geluid
werd door ratten veroorzaakt."
De generaal wendde zjch laehenld tot mij:
„Paa gekomen mannen," zeide hü, „zijn nog
wel eens zenuwachtig en dan geven zij al
lerlei valsoke berichten."
„En dat machinegeweer in W.", ging hij
voort.
„Dat ie gerepareerd en werkt weer. De
Duitechers hebben er gisteravond twee of
drie granaten op afgestuurd. Zij schijnen er
dus nogal last van te hebben."
„Waar richt de kanonnier nu op!"
„Nog altijd op dat stapeltje koren."
De chef bromde: „Die doode boomstomp
staat «r nog hóf Laat hij dien liever onder
schot nemen."
Een poosje loopt het gesprek alleen ever
technische onderwerpen en de twee mannen
bespreken de naogelijMmjcL om hier een
nieuw sap aan te leggen en daar een machi
negeweer te plaatsen, omdat dat te Y. in
den laats! en tijd geen sohade heeft aange
richt.
„We zullen er een nagemaakt kanon voor
in de plaats zetten," zegt do regimentscom
mandant, „anders zouden de Dnitschers het
niksen en teleurgesteld ziin."
Op dat oogenhlik ging een onderofficier
voorbij ons venster. Zooeven had hü nog in
zijn schuilplaats gezeten op een plaats waar
tot op 40 yards al'stands nog nooit een pro
jectiel was gevallen, toen plomp, een 9.2
aankwam, die hem en drie van ziin mannen
bedolf. Een korporaal kwam echter met een
troepje soldaten aanzetten en, ofschoon nog
een half dozijn granaten vlak bii hen neer
vielen, konden de bedolven mannen nog
heelhuids opgegraven worden.
De generaal stond 0p( gaf zjjn laatste in
structies en wy kropen uit onze schuilplaats
en begonnen de ronde. Zes uren lang stap
ten wy door een doolhof van loopgraven,
waarin de Jum-zon hare brandende stralen
Wierp. y wrongen ons door sappen been,
waar we ons alleen zijdelings konden voort-
schuiven, wij kropen onder bruggetjes door,
waaronder^ het water borrelend over onze
schoenen liep en door een tunnel, die dwars
onder een weg gegraven was. Nu eens gin
gen we voorwaarts, dan weer achterwaarts
en kwamen in dat labyrinth langs een ruïne
niet witte muren en een vernield rood dak.
Op één punt waren wii meer dan 50 yards
van de Duitschens verwijderd en een paar
minuten later waren wij op den gevaarlijlc-
veiiigen afstand van 400 yards van ben af.
De generaal stapte vooruit met het on
feilbaar instinct van een gids in het Hamp-
ton-Courtdoolhof van tijd tot tiid staan bly-
voad om mij uit te leggen, dat deze of gene
loopgraaf niét zoo maar „vanzelf" was ont
staan, maar aangelegd was tegen 'n Duitsch
werk of tot verbinding van een paar sappen.
Een kwartier lang zaten de Duitechers
ons op do hielen. Zes projectielen van de
w i azzr-ba n g-soort kwamen op 15 tot 20 yards
van ons af neer en eens scheerde zelfs een
geweerkogel langs de .wang van een man
vlak bij ons.
„Ziet u dien man daar f Dat is een lastig
heerschap. Onlangs stak hy een vijand over
hoop en zei: „dat is voor de „Lusitania"; toen
bedacht hij zich, stiet nog eens toe en zeide:
„en dat is voor mezelf Er wordt niet veei
liefde verkwist tusschen den vijand en ons.
Eindelijk kwamen wij tegen donker uit do
achterste loopgraaf en snelde vervolgens
over een paar yards open terrein. om ver
volgens deu weg "ta'r, liet reginieiits-koofd-
kw artier op te -wande. en.
Een Ibevig artill01"1®"" en mitrailleurvuur
deed om omkijken. Daar teekende zich laag
tegen de donker wordende lucht een Engel-
selie vliegmachine Men kon de vlam van
de ontploffingen van projectielen er om heen
zoo duidelijk zien als een vonk aan een lu
cifer in donker en d0 bekende witte wolkjes
dreven in de lucht onder, voor en hoven de
vliegmachine, zoodat haar weg na haar ver
dwijnen nog afgeteekend werd door de kron
kelende wolkjes.
De generaal nam my mede naar zijn
kwartier en wij vielen elk in een stoel neer
en doodmoe strekten wij onze beenen uit.
Een oppasser bracht ons wat te drinken en
sigaretten.
„Dat", zei de majoor, „is nu een typisch
rustige en .vredige dag aan ons front ge
weest...."
De bewapening der infanterie van de verschil
lende oorlogvoerende naties.
De Duitschers en Oostenrijkers zijn er met
hun Mausergeweren het best aan toe; deze
wapenen munten uit door eenvoud en zijn bui
tengewoon gemakkelijk te gebruiken. Ook de
Fransche geweren zijn goed. Daarentegen ver-
keeren de Engelschen in èen minder gunstige
positie. Zij gebruiken allerlei systemen door el
kaar, zelfs de ouderwetsche voorladers. Wel
moet het een feit zijn, dat Engeland niet min
der dan twee millioen exemplaren Mauser-ge-
weren uit Japan heeft laten aanrukken. Om
verschillende redenen durft men er echter het
Continentale leger niet mee te bewapenen, o.a.
omdat men vreest, dat er dan verwarring zou
ontstaan: ieder geweer-type toch heeft zijn
eigen munitie. De Japansehe Mausergeweren,
die weliswaar een anderen naam hebben, maar
die toch slechts als de verbeterde editie van het
Mauser-geweer zijn te beschouwen, bewaart
Engeland naar het schijnt voor het. uiterste
geval.
Ook da Russen houden er verschillende ge
weersoorten op na, en merkwaardig is het, dat
in een militair tijdschrift de terugslag van het
Russische leger in Galicië geweten wordt aan
deze verscheidenheid van geweersoorten. Muni
tie voor het eene geweer lag opgestapeld in de
Arsenalen, waar men andere munitie van
noode had. Wij kunnen niet de juistheid van
deze bewering controleeren. Een feit is het, dat
de eenheid in het gewerenstelsel krachtig kan
bijdragen, om de overwinning van een leger te
bevorderen.
Honden in het Duitsche leger.
In het Duitsche leger worden thans 1200
honden gebruikt voor het opzoeken van gewon
den. De militaire autoriteiten hebben ren op
roep gedaan, om er nog 400 by te krijgen. Deze
Roode-kruis-honden bewijzen uitnemende dien
sten, ook bij de geallieerden, die eveneens over
een groot aantal beschikken.
Daarentegen moeten de proeven, die genomen
zijn met honden, voor het machinegeweer ge
spannen, minder gelukt zijn. Volgens de offi-
oieele rapporten moeten de honden te spoedig
zenuwachtig worden. En met een zonuwachtigen
hond kan men zelfs geen hazen vangen, laat
staan dan een vijandelijken generaal.
De wederopbouw ia Oost-Pruisen.
De Pruisische Staatsregeering heeft voor den
wederopbouw van Oost-Pruisen een som van
400 millioen mark bestemd. Van deze som i»
reeds meer dan de helft uitgekeerd: 125 mil
lioen zijn ten minste noodig voor herstel van de
schade aan de gebouwen; 19 millioen mark
werden, besteed tot onderhoud der 250,000
400,000 vluchtelingen uit die provincie, waar
van thans het grootste gedeelte naar hun
haardsteden is teruggekeerd. Dan is een som
van 30 millioen mark als premiën uitbetaald
voor de bebouwing van de door de Russische
troepen vertreden akkers en' tuinen, berekend
naar een premie van 30 mark per morgen. Ver
der zijn aanzienlijke sommen besteed voor den
aankoop van zaai- en pootgoed, van rundvee en
geiten uit Westfalen, Hannover en Oost-
Friesland, voor het aanschaffen van allerlei
huishoudelijke artikelen en van landbouwwerk
tuigen, zooals stoom- en motorploegen, enz.
En men is er thans vast van overtuigd, dat dit
aanzienlijke bedrag van 400 millioen mark nog
verre van voldoende is, om de provincie Oost-
Pruisen weder te brengen op den weg, die tot
liaar vroegeren bloei leiden kan.
Waarom Japan thuisbleef
Na drie maanden oorlog kwam het bericht,
dat na de inneming van Kiautsjau Japan drie
maal honderdduizend man naar Rusland zou
zenden, per Trans-Siberischen spoorweg. Die
drie maal honderdduizend man werden inge
scheept en naar bet vasteland van Azië ge
bracht. In Mantsjoerije zouden zy eerst oefenen
en dan westwaarts worden vervoerd.
Er is niets van gekomen, trots den aandrang
van Fransche züde. Waarom niet, vertelt de
Washingtonsche correspondent van het Hbld.,
die, na Op den nay ver der V. S. op Japan In
de Stille Zuidzee g ©wezen te hebben, vervolgt:
De zaak kwam ter sprake in het Amerikaan-
sche kabinetEen van de Amerikaaneoho
ministers gaf den Engelschen gezant, in Was
hington onofficieel maar zeer uitdrukkelijk
een wenk, dat „Amerika het niet dan met het
grootste ongenoegen zou zien, indien de drie
honderd duizend man Japansehe troepen naar
Europa werden gezonden om aan den oorlog
deel te nemen."
Deze wenk werd naar Londen overgebracht,
en Engeland berichtte aan Tokio, dat tot zijn
spijt „Engeland op drang van Amerika Japan
moest verzoeken verder geen werk van een
expeditionnair korps naar Europa te maken."
De driehonderdduizend mannetjes verdwenen
weer.
De toestand in Portugal.
Een Deensch koopman Karl Andersen, die te
Lissabon gevestigd is, seint aan „Politiken,,:
De toestanden hier zijn om wanhopig te wor
den. Een revolutie kan niet uitblijven. En deze
zal misschien de ernstigste gevolgen voor het
land hebben, mischien wel hot verlies van zijn
afhankelijkheid.
Er lagen in den laatsten tijd Spaansche,
EDgelsche en Fransche oorlogsschepen in do
Portugeesehe wateren, maar deze zyn weder
vertrokken, behalve een Fransche kruiser en de
Spaansche dreadnought „Vigo", die bij het uit
breken van de revolutie voor Lissabon hel
anker liet vallen. Bovendien kruisen Spaanscho
torpedobooten langs de kust.
f tthnn li A A rvnlrn l on/1
Tüflf Ar. 10 KWlGHf, b
don ransel op den rug.
Een seminariötl Dat zal plezierig zijn
hem er tusschen te nemenl
Hij is meer dan dat, zeg ik je. Corme
ray is diaken of subdiaken. Ik ken hem. Wij
zijn van dezelfde plaats. Daar lui een bof-
ferd was, Iheeft hij van den bisschop dispens
sat ie gekregen en op een-en-twin tigjari gen
leeftijd de groote wijdingen gehad...... Hij
toekende buiten de nieuwe wet. een mooie
poets, die den zwartrokken gespeeld is
Hij zal wel een bografenisgezicht zetten."'
Wij zullen schik met hem hebbenHij
was al een zonderling toen we samen op het
Klein-Seminarie waren.
Zool onderbrak ondeugend Prébault, gij
komt dus ook uit de pastooisdoost
Ha, ha, Lantosque ook een seminarist!
riep men van alle kanten.
Lantosque beet zich op de lippen.
Het is laug geleden, dat ik uit hun doos
benl bromde hij geraakt: ik heb er niet in
iwillen blyven.
ïs dat wel zoo zekoii vroeg Prébault
spottend.
Gij hangt mjj de keel uit. Ik heb nooit
de zwarte jas aan gehad, terwijl 'die raaf
daar....
Gij hebt een pik op hem, zekert
Ja, hij was een jongen, die overal suc
ces had....
Gij waart jaloerach op hem. oudjet
Jaloersehl barstte Lantosque woedend
los. Jaloeriseh, waarop! Op een zwarte jas
en zijn heilig doen!*--- Ik weet wel. dat hij
binnen een uur je, allen zal hebben inge
palmd, maar laat ik Jö waarschuwen, van
het oogenhlik af dat die ongeluks-zwartrok
Ibior dcu voet liebbeu gezet, z&l het uit
zijn met onze lolligheid, onze verhaaltjes uit
onze jeugd. Men zal niet meer onder elkaar
kunnen lat'heu. De pastoor zal er zijn, om
ons het zwijgen op te leggen, of zelfs ons te
verraden.
Wij zullen zien, merkte een soldaat op.
Gij zult het zien, Bresson.
We zulien hem wel tam maken, indien
hij huiteu zijn boekje gaat, zeide een ander.
Allen zwegen plotseling. Een vaste tred
werd gehoord, de „blauwe" trad binnen. De
gebcole ehambrée keek hein aan. en er volg
de een oogenhlik van bewondering.
Iedereen bad gedacht een bleeken jongen
te zullen zien, met bedeesd uiterlijk en plat
gekamde haren.
De jonkman, die op den drempel ver
scheen, scheen zijn geboete leven de uniform
te hebben g(.dra-gen, zoo goed stond ze l:em.
Ilij had beleefd zijn kepi afgezet en onder
zijn Wonde, korte, omhoog gekamde haren
zoelit men vergeefs 't spoor van een tonsuur.
Goeden avond, heeren, zeide hii, iu het
rond groetend.
Zeg: goeden avond, kameraden, verbe
terd® op har tol ijken toon de soldaat Pré
bault, die onwillekeurig sympathie voelde
v oor 'dien grooten, mooien jongen met open
gelaat.
Oormeray herhaalde: Goeden avond, ka
meraden!
Daarna werden handdrukken gewisseld.
Lantosque hield zich ter zijde en bromde
iets. Stephaan Cormeray merkte hem eerst
niet, maar toen hij hem zag, trad hü met uit
gestoken hand op hem toe.
Hoe, u ook hier, Lantosqne? Wii moeteni
elkaar overal terugvinden. Het doet me een
genoegen, een stadgenoot en oud-medeleer-
liug terug te zien.
Dank u, antwoordde Lantosaue droog.
Vroeger tutoyeerden wij.... Mynheer pas
toor is trotech geworden.
Het gelach van eenige soldaten deed den
recruut een kleur krijgen.
„Welnu, laten wij de gewoonten onzer
jongensjaren hervatten, daar gij het
wenschfr," zei hij openhartig. „Ik heb ze
niet verbroken."
„Goed, goed. Maar eerst moet je het „wel
kom" betalen en ons wat te drinken aan
bieden."
„Zeer graag, als het gebruik is."
Zij gingen naar de cantine. Daar haalde
Cormeray een vijffrankstuk uit zyn zak.
„Vraag wat je wilt, Lantosque!"
„Bal" zei deze: „honderd sous! Je bent
dus gierig geworden!"
„Ikl Neen, maar mijn zuster is gehuwd
en ik had piijn goederen in het seminaria
niet noodig, je begrijpt dus... Bovendien,
je wilt op mijn komst drinken en niet je
bedrinken, geloof ik."
De hartelijkheid van Cormeray nam vee»
weg van den kwaden indruk, dien meiT van
te voren reeds had gehad. Men dronk op
de gezondheid van de „blauwe", die trak'
teerde. Hij antwoordde schertsend op. de
boosaardige vragen.
„Laat je brevier eens zien, mijnheer pas
toor," zei er een.
„Hier heb je hem," antwoordde Oorme
ray, zijn soldatenboekje toonend.
Een ander waagde een grove, doch leuke
en onschuldige grap.
Te midden van het algemeen gelach klonk,
dat van den seminarist duidelijk uit.
„Kijkl" zei Lantosque steeds aanvallend,
„de pastoor ergert zich nietl"
„Waarover zou ik mij ergeren, als de
grap. onschuldig is?"
Men had elkaar beloofd, den nieuweling
des avonds bij het naar bed gaan, volgens,
do tradities, in net ootje te nemen op het
oogenblik dat hij. zijn gebed zou verrichten
vóór zijn „krib".
Op het uur van naar bed gaan word Cor
meray, toen hij vóór zijn bed neerknielde,
door zijn makkers omringd, bespot en ge-
stooten, en eenigen hieven een liedje aatb