Karpetten De Seminarist in de Kazerne. DE OORLOG P. J. JAÜSSEN .Liefdewerk Oud-Papier" h. Warmoesstr. goedkoopst adres. ROND DË LITURGIE II Met groote belangstelling namen wij kennis 5° het jaarverslag van de Vereeniging „Liefde- oud papier". Ondanks dat 1914 uit den aard der zaak voor Vereeniging een minder gunstig jaar was ari het onder gewone omstandigheden zou ge ijkt zijn, daar ook haar arbeid door den druk 7r tijden heeft geleden, mag zij toch op verblij- ïende resultaten bogen. Resultaten, die doen zien wat in ons midden echt-Roomsche charitas vermag, hoe deze al 'i'eer krachtig opbloeiende is en daarvan een °or God gezegenden invloed uitgaat! 'n 't geheel werden 312,292 ICO. oud papier 'deer verzameld dan in 1913 en dat hoewel door oorlogstoestand in 't laatste deel des jaars Werk schade leed. Ia dat niet in hooge mate verblijdend? bovenal stelde de Vereen, hierdoor velen in |'aat hun brood te verdienen en kwam daardoor p'i den grooten nood der tijdende werkloosheid, plemoet. Aan werkloonen toch is in 't afge lopen jaar uitbetaald het aanzienlijk bedrag f 31,242.01, dus ruim 3000 meer dan 'O 1913. „Ook dit toont aan het groote nut en den zegen 'jken werkkring van dit bij uitnemendheid 'loomsch liefdewerk, dat onder de liefdadige in gingen van Roomsch Nederland een eere- P'oats inneemt. Allen, die zich aan dezen arbeid gaven, ter pfde Gods, mogen daarop met voldoening 'erugzien. Het was een moeizame arbeid, maar pfi vruchtdragende. De dank van heel katholiek ™ederland komt hun toe! Elders deelen wij uit het jaarverslag breed- periger bijzonderheden mede. Hier wilden wij '•'Ren de aandacht vestigen op de heerlijk be ukte uitkomst, die tot ons spreekt van liefde God en den naaste, en zorg voor den Opper leder der Kerk, die gelukkig bij zoovelen wordt «®Vonden en aangroeiende is. 't Geen maakt, dat dit werk van onschatbare j^arde is. Wij bevelen 't aan ook weêr aan in de plangstellende aandacht van alle katholieken, pe door er aan mede te werken de heerlijkheid ons katholiek geloof en onze katholieke be- wnselen tot vermeerdering der glorie onzer Kerk kunnen doen uitschitteren. Mogen velen zich daardoor aangemoedigd Pielen om er aan deel te nemen, er aan mede Werken en het finantiëel te steunen. Men kan r van verzekerd zijn, dat de zegen van den K^den God er op zal rusten. 'miners 't geldt hier een arbeid uit liefde, ter f?re Gods en van de H. Kerk, die van ons Lachen, dat wij de christelijke charitas zullen ^oefenen en die ons voorhouden, dat daaraan groot loon is verbonden. Katholiek Nederland, helpt daarom mede! VERSPREIDE BERICHTEN Niets ontging het oog van den generaal. Op een plaats blijft hij staan om te zien hoe een nieuw toestel werkte, dan legde hij weer aan een man uit, hoe hy zijn geweer moest houden om zichzelf aan minder en den vij and aan meer gevaar hloot te -stellen. Er gens anders was nog een rii zandzakken noo dig, omdat de vijand een boomstronk achter den loopgraaf beschoot in de hoop op rieo- cheteer-schoten. Juist tegenover dat zelfde punt had de vijand den vorigen dag een paar projectielen uit houwitsers tusschen zijin eigen mannen geworpen en men had eens den spotlach van onze mannetjes moeten liooren, ofschoon de Duilachers er wel op loeren het hen in te peperen. Ja, het is een gevaarlijk zaakje, houwitsers te gebruiken als de loopgraven zoo vlak bij elkaar liggen. CCLXVT. TONSUUR OF KRUINSCHERINQ, Wanneer de jeugdige Levieten door het on dergaan der kruinschering plechtig afstand doen van alles, wat der wereld is en God alleen zich ten erfdeel kiezen, mag het koor niet zwijgen. Tot tweemaal toe herhaalt het: „Ja, de Heer zal u Zijn erfdeel geven!" Het zingt blijde den 15en Psalm om de grootheid van het offer te doen uitkomen en van God de vol harding af ie smeeken. En de Bisschop staat wederom op en bidt, gekeerd naar de wijdelin gen, den Heer nog dringender, opdat zij toch hun woord gestand mogen doen. „Almachtige God," zoo smeekt hij, „verleen, bidden wij u, dat deze Uwe dienaars, wier hoofdhaar wij heden ter Uwer liefde hebben afgeschoren, altijd in Uwe liefde volharden mogen en dat Gij hen ten allen tijde onbevlekt bewaret. Door Christus onzeir Heer. Amen." Doch nu moet ook gewezen worden op het loon, dat op de verzaking van het aardsche reeds hier op deze wereld volgt, nu moet ook vooral het erfdeel nader omschreven worden, dat een maal op 's Heeren berg, d. i. in den hemel zal geschonken worden aan hen, die schuldeloos zijn van handen en rein van gemoed en die hun hart niet zetten op de ij delheden der wereld. Dat is de beteekenis van den 23en Psalm, die door het koor wordt gezongen en welke voorafgegaan en gevolgd wordt door deze schoone antiphoon: „Deze zullen den zegen des Heeren ontvangen en barmhartigheid van God hun heil, want zij behooren tot het geslacht van hen, die den Heer zoeken Aan hen, die zoo uitverkoren zijn, past ook een bijzonder teeken van uitverkiezing, past het de livrei der hemelingen te dragen. Sinds de 13e eeuw worden zij daarom bekleed met het blanke koorkleed, de superpli (die eigenlijk een verkorte albe is), het kleed der onschuld en oorspronke lijke rechtvaardigheid. Tevoren bidt de Bisschop: „Wil, o Heer, onze smeekingen goedgunstig verhooren en deze Uwe dienaars t zegenen, die wij in Uwen H. Naam met het geestelijk gewaad bekleeden, opdat zij door Uwe gunst aan Uwe Kerk f verknocht blijven en het eeuwig leven mogen verwerven. Door Christus onzen Heer Amen." Vervolgens nederzittend bekleedt hij iedere wijdeling met het widde kleed, telkens herhalend: „De Heer bekleede u met den nieu wen mensch, die naar God geschapen is, in rechtvaardigheid en ware heiligheid!" Hierna smeekt de Bisschop wederom tot God, dat Hij den wijdelingen het altijddurend kleed der heiligmakende genade en de kroon des levens sclienke, en besluit vervolgens met deze ernstige vermaning: „Geliefde Zonen! bedenkt, dat gij van heden af tot het kerkelijk rechtsge bied behoort en de voorrechten der geestelijken geniet. Ziet dus wel toe, dat gij die niet door u we schuld verliest, maar tracht door uwe zedigs kleeding, stichtend leven en goede werken Gode te behagen. Hetgeen Hij u verleene door Zijn H. Geest. Amen!" En hiermede is de plechtigheid der Tonsuur of kruinschering geëindigd. De Aartsdiaken brengt de gewijden naar hun plaats terug. UN aar het Framscih), de ehambrée no. 6 der infanteriekazerne /h B. waren de manschappen, op den dag «F aankomst van de reoruten. in levendig ^k gewikkeld, WT Wel, Guiaard, hebt ge Cormeray gezien T ét een. «djPrébault, hoe Met ei: die Cormeray; «aam Oormeray wa* op ieder» lippen. *61 p 1® totaling pibt er uit als ieder ander, "féb&nit, de scêroudemi ophalend, Wjj" Wie ki die Connerayi vroeg Guisard, vEL^^de jongen, die, van 3©n geboortedorp niet bad geluisterd en zijn vraag ®n da anderen met spreken opbiel- 2? Bréh1 n,ieuw0ling. een blauwe, antwoord- J meer dan een uur lang heeft Mr* vert6ld- lae, j°Agen, aei met een epottondon fin» .hoofdman der chamibrée, die het is koddig, 't is eon pas- NIEUWE HAARLEMStNE COURANT "I^blrd DE STRIJD OM DE DARDANELLES de Entente zelf niet bijster tevreden is ?ei: het verloop van den strijd in de Aegeisclie bewijst wel de herhaalde verandering in 4 bevelvoering aangebracht en de scherpe fitiek, die nu en dan in Engeland gehoord ®rdt. Het aftreden van lord Fisher moet toch, ^'gens sommige berichten, zijn oorsprong viu- I in een conflict met Ohurohill over de actie |J de Dardanellen. Behalve echter deze verandering van het op- ?ercommando dor vloot in Engeland heeft Jaukryk het bevel over het Fransche expedi- l®-leger opgedragen aan generaal Conraad vervanging van generaal d'Amade en et bevel over de vloot aan admiraal Nicolet, r'4ar men zegt, om kalmeerend te werken op ad- Baal Queprattc, die tot nu toe daar de vloot ^Uvoerde en een voorstander was van een her- ,l®uwden aanval van de zeezijde tegen de forten II de verdekt opgestelde batterijen. \ran grooten invloed ii het verschijnen van 's Duitsche duikbooten zoowel op den strijd f ^ee als te land. Konden tot nu toe de linie- "-'Pen met hun verdragende groote en zware jonnen roetig medewerken om steun te ver ben door vuur bij de aanvallen te land, thans is dit niet meer mogelijk. Sedert het laatst van Mei heeft de vloot, evenals in Engeland zelf, zich veilig moeten opbergen in de havens beschermd door vele daarvoor patrouilleerende torpedobooten, aldus de militaire medewerker yan de Mbd. Wanneer zij nog buiten komen en steun willen verleenen, moeten ze snel varen, om de kans van door een torpedo getroffen te worden tot een minimum te beperken. De juistheid van het schieten wordt daardoor natuurlijk zeer snel vermin derd, omdat met tal van factoren, dan rekening moet worden gehouden, die bij een betrekke lijk stil liggend vaartuig verwaarloosd kunnen worden. Tot nu toe absoluut meester ter zee hadden de troepentransporten van Imbros naar Gallipoli niets te vreezen, nu worden ze voort durend bedreigd door mogelijk hier of daar te voorschijn komende duikbooten. De toestand van het leger der geallieerden wordt dan ook op het stukje veroverde land al les behalve benijdenswaardig. Water ontbreekt er geheel, zoodat dit voor al die mannen moet worden aangevoerd, wat gezien de enorme hoe veelheid, die in ieder huishouden noodig: is reel wat beteekent. Trouwens mét alles wat er verder noodig is: munitie, vuurwapenen,voedsel, enz. is dit ook het geval. Die aanvoeren, hoe ook weder be schermd door snelvarende en voortdurend pa- trouilledienst verrichtende torpedobooten, ge schiedt langs een hoogstgevaarlijke niet alleen, maar ook onzekere verbindingslijn. De Duitsche duikbooten vormen weder het gevaar, waaraan men ook niet kan ontkomen door weinig diep gaande vaartuigen te gebruiken, want de tor pedo kan op iedere diepte worden geregeld. Van de Aziatische kust bestaat voor de Tur ken daarenboven de mogelijkheid om de lan dingsplaatsen onder vuur te nemen, zoodat de invallers het op het veroverde en bezette ter rein meermalen warm kunnen hebben. Veel reden is er voor de uitspraak van Enver Paclia, den Turkschen minister van oorlog, die tegen over een vertegenwoordiger van de Amerikaan- sclie dagbladpers verklaarde, dat de Dardanel len thans even onneembaar waren als Gibral tar. Sedert het begin van den oorlog is dit bergachtig terrein onder Duitsche leiding van de nieuwste tijdelijke verdedigingswerken voor zien, zoodat indien er ten koste van zeer veel verliezen al een loopgraaf wordt genomen er nog talrijke achter gelegen zijn. Dat de loop graven-oorlog zware offers kost, wéten we maar al te goed. Asquith heeft pas verklaard, dat Engeland dat in Frankrijk nog geen 50 K.M. front bezet nu reeds officieel 256.000 man ver loren heeft. Hior op Gallipoli zyn do Turken als verdedi gers nog altijd ook wat het aantal aaDgaat, in de meerderheid. Wat wil een numerieke min derheid daartegen doen, zoo lang de Turken vol doende munitie en wapenen hebben. Reeds bij het begin van de actie is er op gewezen, dat het een nooit goed te praten strategische fout U een operatie op een neventerrein te beginnen tegen een nieuwen vijand zoolang op het hoofd front geen overwinning ia behaald. Op het Wostfront wordt voortdurend geroepen om meer munitie en meer mannen en hier wordt dit alles verspild. Het stand houden en taaie verdedigen van de Turken missen dan ook bun invloed niet op de politiek. Afgescheiden zelfs van Venizelos zal de toestand bij de Dardanel len Griekenland er wel van af houden zich thans i zooals door niemand werd ver- wacht. Zelfs met 't nemen van Gallipoli tot Maidos wat bijna onmogelijk is, is de straat nog niet t>pen. Voor een oorlog van Engeland, Frankrijk, Rusland, België en Servië tegen Turkije van 4 November af zijn de resultaten gering en valt er alleen te wijzen op de enorme groote verlie-: zen voor de Dardanellen geleden, waartegen over niet veel winst staat. Alle krachten zullen moeten worden ingespannen door de geallieer den om zich te handhaven en geen kans te loopen in zee te worden teruggedreven. Een rustige dag. De bijzondere correspondent van de Times in het Engeteche hoofdkwartier geeft die volgende beschrijving van wat in de oom- nraniqué's een „rustige" dag wordt genoemd. In de loopgraven heb ik voor het eerst bemerkt hoeveel or eigenlijk verwegen wordt, als het officieels communiqué weinig „nieuws" bevat. Wij waren met ons drieën in een in de modder uitgegraven „rust plaatsje" en de brigade-generaal praatte met den aanvoerder van het regiment, vóór hij zijn dagelijiksche ronde langs het front ging doen. „Hoe staat het met die Duitsche mijn te genover Z...." „O, dat is heelemaal geen mijn. Dat geluid werd door ratten veroorzaakt." De generaal wendde zjch laehenld tot mij: „Paa gekomen mannen," zeide hü, „zijn nog wel eens zenuwachtig en dan geven zij al lerlei valsoke berichten." „En dat machinegeweer in W.", ging hij voort. „Dat ie gerepareerd en werkt weer. De Duitechers hebben er gisteravond twee of drie granaten op afgestuurd. Zij schijnen er dus nogal last van te hebben." „Waar richt de kanonnier nu op!" „Nog altijd op dat stapeltje koren." De chef bromde: „Die doode boomstomp staat «r nog hóf Laat hij dien liever onder schot nemen." Een poosje loopt het gesprek alleen ever technische onderwerpen en de twee mannen bespreken de naogelijMmjcL om hier een nieuw sap aan te leggen en daar een machi negeweer te plaatsen, omdat dat te Y. in den laats! en tijd geen sohade heeft aange richt. „We zullen er een nagemaakt kanon voor in de plaats zetten," zegt do regimentscom mandant, „anders zouden de Dnitschers het niksen en teleurgesteld ziin." Op dat oogenhlik ging een onderofficier voorbij ons venster. Zooeven had hü nog in zijn schuilplaats gezeten op een plaats waar tot op 40 yards al'stands nog nooit een pro jectiel was gevallen, toen plomp, een 9.2 aankwam, die hem en drie van ziin mannen bedolf. Een korporaal kwam echter met een troepje soldaten aanzetten en, ofschoon nog een half dozijn granaten vlak bii hen neer vielen, konden de bedolven mannen nog heelhuids opgegraven worden. De generaal stond 0p( gaf zjjn laatste in structies en wy kropen uit onze schuilplaats en begonnen de ronde. Zes uren lang stap ten wy door een doolhof van loopgraven, waarin de Jum-zon hare brandende stralen Wierp. y wrongen ons door sappen been, waar we ons alleen zijdelings konden voort- schuiven, wij kropen onder bruggetjes door, waaronder^ het water borrelend over onze schoenen liep en door een tunnel, die dwars onder een weg gegraven was. Nu eens gin gen we voorwaarts, dan weer achterwaarts en kwamen in dat labyrinth langs een ruïne niet witte muren en een vernield rood dak. Op één punt waren wii meer dan 50 yards van de Duitschens verwijderd en een paar minuten later waren wij op den gevaarlijlc- veiiigen afstand van 400 yards van ben af. De generaal stapte vooruit met het on feilbaar instinct van een gids in het Hamp- ton-Courtdoolhof van tijd tot tiid staan bly- voad om mij uit te leggen, dat deze of gene loopgraaf niét zoo maar „vanzelf" was ont staan, maar aangelegd was tegen 'n Duitsch werk of tot verbinding van een paar sappen. Een kwartier lang zaten de Duitechers ons op do hielen. Zes projectielen van de w i azzr-ba n g-soort kwamen op 15 tot 20 yards van ons af neer en eens scheerde zelfs een geweerkogel langs de .wang van een man vlak bij ons. „Ziet u dien man daar f Dat is een lastig heerschap. Onlangs stak hy een vijand over hoop en zei: „dat is voor de „Lusitania"; toen bedacht hij zich, stiet nog eens toe en zeide: „en dat is voor mezelf Er wordt niet veei liefde verkwist tusschen den vijand en ons. Eindelijk kwamen wij tegen donker uit do achterste loopgraaf en snelde vervolgens over een paar yards open terrein. om ver volgens deu weg "ta'r, liet reginieiits-koofd- kw artier op te -wande. en. Een Ibevig artill01"1®"" en mitrailleurvuur deed om omkijken. Daar teekende zich laag tegen de donker wordende lucht een Engel- selie vliegmachine Men kon de vlam van de ontploffingen van projectielen er om heen zoo duidelijk zien als een vonk aan een lu cifer in donker en d0 bekende witte wolkjes dreven in de lucht onder, voor en hoven de vliegmachine, zoodat haar weg na haar ver dwijnen nog afgeteekend werd door de kron kelende wolkjes. De generaal nam my mede naar zijn kwartier en wij vielen elk in een stoel neer en doodmoe strekten wij onze beenen uit. Een oppasser bracht ons wat te drinken en sigaretten. „Dat", zei de majoor, „is nu een typisch rustige en .vredige dag aan ons front ge weest...." De bewapening der infanterie van de verschil lende oorlogvoerende naties. De Duitschers en Oostenrijkers zijn er met hun Mausergeweren het best aan toe; deze wapenen munten uit door eenvoud en zijn bui tengewoon gemakkelijk te gebruiken. Ook de Fransche geweren zijn goed. Daarentegen ver- keeren de Engelschen in èen minder gunstige positie. Zij gebruiken allerlei systemen door el kaar, zelfs de ouderwetsche voorladers. Wel moet het een feit zijn, dat Engeland niet min der dan twee millioen exemplaren Mauser-ge- weren uit Japan heeft laten aanrukken. Om verschillende redenen durft men er echter het Continentale leger niet mee te bewapenen, o.a. omdat men vreest, dat er dan verwarring zou ontstaan: ieder geweer-type toch heeft zijn eigen munitie. De Japansehe Mausergeweren, die weliswaar een anderen naam hebben, maar die toch slechts als de verbeterde editie van het Mauser-geweer zijn te beschouwen, bewaart Engeland naar het schijnt voor het. uiterste geval. Ook da Russen houden er verschillende ge weersoorten op na, en merkwaardig is het, dat in een militair tijdschrift de terugslag van het Russische leger in Galicië geweten wordt aan deze verscheidenheid van geweersoorten. Muni tie voor het eene geweer lag opgestapeld in de Arsenalen, waar men andere munitie van noode had. Wij kunnen niet de juistheid van deze bewering controleeren. Een feit is het, dat de eenheid in het gewerenstelsel krachtig kan bijdragen, om de overwinning van een leger te bevorderen. Honden in het Duitsche leger. In het Duitsche leger worden thans 1200 honden gebruikt voor het opzoeken van gewon den. De militaire autoriteiten hebben ren op roep gedaan, om er nog 400 by te krijgen. Deze Roode-kruis-honden bewijzen uitnemende dien sten, ook bij de geallieerden, die eveneens over een groot aantal beschikken. Daarentegen moeten de proeven, die genomen zijn met honden, voor het machinegeweer ge spannen, minder gelukt zijn. Volgens de offi- oieele rapporten moeten de honden te spoedig zenuwachtig worden. En met een zonuwachtigen hond kan men zelfs geen hazen vangen, laat staan dan een vijandelijken generaal. De wederopbouw ia Oost-Pruisen. De Pruisische Staatsregeering heeft voor den wederopbouw van Oost-Pruisen een som van 400 millioen mark bestemd. Van deze som i» reeds meer dan de helft uitgekeerd: 125 mil lioen zijn ten minste noodig voor herstel van de schade aan de gebouwen; 19 millioen mark werden, besteed tot onderhoud der 250,000 400,000 vluchtelingen uit die provincie, waar van thans het grootste gedeelte naar hun haardsteden is teruggekeerd. Dan is een som van 30 millioen mark als premiën uitbetaald voor de bebouwing van de door de Russische troepen vertreden akkers en' tuinen, berekend naar een premie van 30 mark per morgen. Ver der zijn aanzienlijke sommen besteed voor den aankoop van zaai- en pootgoed, van rundvee en geiten uit Westfalen, Hannover en Oost- Friesland, voor het aanschaffen van allerlei huishoudelijke artikelen en van landbouwwerk tuigen, zooals stoom- en motorploegen, enz. En men is er thans vast van overtuigd, dat dit aanzienlijke bedrag van 400 millioen mark nog verre van voldoende is, om de provincie Oost- Pruisen weder te brengen op den weg, die tot liaar vroegeren bloei leiden kan. Waarom Japan thuisbleef Na drie maanden oorlog kwam het bericht, dat na de inneming van Kiautsjau Japan drie maal honderdduizend man naar Rusland zou zenden, per Trans-Siberischen spoorweg. Die drie maal honderdduizend man werden inge scheept en naar bet vasteland van Azië ge bracht. In Mantsjoerije zouden zy eerst oefenen en dan westwaarts worden vervoerd. Er is niets van gekomen, trots den aandrang van Fransche züde. Waarom niet, vertelt de Washingtonsche correspondent van het Hbld., die, na Op den nay ver der V. S. op Japan In de Stille Zuidzee g ©wezen te hebben, vervolgt: De zaak kwam ter sprake in het Amerikaan- sche kabinetEen van de Amerikaaneoho ministers gaf den Engelschen gezant, in Was hington onofficieel maar zeer uitdrukkelijk een wenk, dat „Amerika het niet dan met het grootste ongenoegen zou zien, indien de drie honderd duizend man Japansehe troepen naar Europa werden gezonden om aan den oorlog deel te nemen." Deze wenk werd naar Londen overgebracht, en Engeland berichtte aan Tokio, dat tot zijn spijt „Engeland op drang van Amerika Japan moest verzoeken verder geen werk van een expeditionnair korps naar Europa te maken." De driehonderdduizend mannetjes verdwenen weer. De toestand in Portugal. Een Deensch koopman Karl Andersen, die te Lissabon gevestigd is, seint aan „Politiken,,: De toestanden hier zijn om wanhopig te wor den. Een revolutie kan niet uitblijven. En deze zal misschien de ernstigste gevolgen voor het land hebben, mischien wel hot verlies van zijn afhankelijkheid. Er lagen in den laatsten tijd Spaansche, EDgelsche en Fransche oorlogsschepen in do Portugeesehe wateren, maar deze zyn weder vertrokken, behalve een Fransche kruiser en de Spaansche dreadnought „Vigo", die bij het uit breken van de revolutie voor Lissabon hel anker liet vallen. Bovendien kruisen Spaanscho torpedobooten langs de kust. f tthnn li A A rvnlrn l on/1 Tüflf Ar. 10 KWlGHf, b don ransel op den rug. Een seminariötl Dat zal plezierig zijn hem er tusschen te nemenl Hij is meer dan dat, zeg ik je. Corme ray is diaken of subdiaken. Ik ken hem. Wij zijn van dezelfde plaats. Daar lui een bof- ferd was, Iheeft hij van den bisschop dispens sat ie gekregen en op een-en-twin tigjari gen leeftijd de groote wijdingen gehad...... Hij toekende buiten de nieuwe wet. een mooie poets, die den zwartrokken gespeeld is Hij zal wel een bografenisgezicht zetten."' Wij zullen schik met hem hebbenHij was al een zonderling toen we samen op het Klein-Seminarie waren. Zool onderbrak ondeugend Prébault, gij komt dus ook uit de pastooisdoost Ha, ha, Lantosque ook een seminarist! riep men van alle kanten. Lantosque beet zich op de lippen. Het is laug geleden, dat ik uit hun doos benl bromde hij geraakt: ik heb er niet in iwillen blyven. ïs dat wel zoo zekoii vroeg Prébault spottend. Gij hangt mjj de keel uit. Ik heb nooit de zwarte jas aan gehad, terwijl 'die raaf daar.... Gij hebt een pik op hem, zekert Ja, hij was een jongen, die overal suc ces had.... Gij waart jaloerach op hem. oudjet Jaloersehl barstte Lantosque woedend los. Jaloeriseh, waarop! Op een zwarte jas en zijn heilig doen!*--- Ik weet wel. dat hij binnen een uur je, allen zal hebben inge palmd, maar laat ik Jö waarschuwen, van het oogenhlik af dat die ongeluks-zwartrok Ibior dcu voet liebbeu gezet, z&l het uit zijn met onze lolligheid, onze verhaaltjes uit onze jeugd. Men zal niet meer onder elkaar kunnen lat'heu. De pastoor zal er zijn, om ons het zwijgen op te leggen, of zelfs ons te verraden. Wij zullen zien, merkte een soldaat op. Gij zult het zien, Bresson. We zulien hem wel tam maken, indien hij huiteu zijn boekje gaat, zeide een ander. Allen zwegen plotseling. Een vaste tred werd gehoord, de „blauwe" trad binnen. De gebcole ehambrée keek hein aan. en er volg de een oogenhlik van bewondering. Iedereen bad gedacht een bleeken jongen te zullen zien, met bedeesd uiterlijk en plat gekamde haren. De jonkman, die op den drempel ver scheen, scheen zijn geboete leven de uniform te hebben g(.dra-gen, zoo goed stond ze l:em. Ilij had beleefd zijn kepi afgezet en onder zijn Wonde, korte, omhoog gekamde haren zoelit men vergeefs 't spoor van een tonsuur. Goeden avond, heeren, zeide hii, iu het rond groetend. Zeg: goeden avond, kameraden, verbe terd® op har tol ijken toon de soldaat Pré bault, die onwillekeurig sympathie voelde v oor 'dien grooten, mooien jongen met open gelaat. Oormeray herhaalde: Goeden avond, ka meraden! Daarna werden handdrukken gewisseld. Lantosque hield zich ter zijde en bromde iets. Stephaan Cormeray merkte hem eerst niet, maar toen hij hem zag, trad hü met uit gestoken hand op hem toe. Hoe, u ook hier, Lantosqne? Wii moeteni elkaar overal terugvinden. Het doet me een genoegen, een stadgenoot en oud-medeleer- liug terug te zien. Dank u, antwoordde Lantosaue droog. Vroeger tutoyeerden wij.... Mynheer pas toor is trotech geworden. Het gelach van eenige soldaten deed den recruut een kleur krijgen. „Welnu, laten wij de gewoonten onzer jongensjaren hervatten, daar gij het wenschfr," zei hij openhartig. „Ik heb ze niet verbroken." „Goed, goed. Maar eerst moet je het „wel kom" betalen en ons wat te drinken aan bieden." „Zeer graag, als het gebruik is." Zij gingen naar de cantine. Daar haalde Cormeray een vijffrankstuk uit zyn zak. „Vraag wat je wilt, Lantosque!" „Bal" zei deze: „honderd sous! Je bent dus gierig geworden!" „Ikl Neen, maar mijn zuster is gehuwd en ik had piijn goederen in het seminaria niet noodig, je begrijpt dus... Bovendien, je wilt op mijn komst drinken en niet je bedrinken, geloof ik." De hartelijkheid van Cormeray nam vee» weg van den kwaden indruk, dien meiT van te voren reeds had gehad. Men dronk op de gezondheid van de „blauwe", die trak' teerde. Hij antwoordde schertsend op. de boosaardige vragen. „Laat je brevier eens zien, mijnheer pas toor," zei er een. „Hier heb je hem," antwoordde Oorme ray, zijn soldatenboekje toonend. Een ander waagde een grove, doch leuke en onschuldige grap. Te midden van het algemeen gelach klonk, dat van den seminarist duidelijk uit. „Kijkl" zei Lantosque steeds aanvallend, „de pastoor ergert zich nietl" „Waarover zou ik mij ergeren, als de grap. onschuldig is?" Men had elkaar beloofd, den nieuweling des avonds bij het naar bed gaan, volgens, do tradities, in net ootje te nemen op het oogenblik dat hij. zijn gebed zou verrichten vóór zijn „krib". Op het uur van naar bed gaan word Cor meray, toen hij vóór zijn bed neerknielde, door zijn makkers omringd, bespot en ge- stooten, en eenigen hieven een liedje aatb

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1915 | | pagina 9