li
m
VAN OVERAL
ALLERLEI"
SCHAKEN.
- BIJVOEGSEL VAN DE .NIEUWE HAARLEMSCHE COURAND-
Vergeet>Mlj-'Nietjes.
De kleine detective.
'zJk
-
C- tr.
^=-
tfvg -|
<r,
-Po
tl
Wifc eelt en geeft in drie zetten mat
Oplossing in kot volgend nummer.
MAANDAG 28 JUNI 1915
TWEEDE SERIE
40STE JAARGANG No. 8783
v-
5.."c ^51^
s
w^:;' Hl
-_.
tr* o
j— -
v> P
o,1
v W
TETryECOLZ ECTEERnE WTFS-.
Janns, gebood de heer Van D., voortaan
moet je de flesschen in mijn tegenwoordiheid
ontkurken. Ik heb opgemerkt dat als jij de kurk
en terwijl hij hard met den. wijsvinger op de in de bijkeuken van de flesch trekt de wijn
tafel sloeg, riep hij uit: „En toch moet ik hem dan zeer gedecolleteerd is.
gevangen nemen, want ik wil hem in Berlijn. Janus verbaasd: Zeer gedecolleteerd,
laten rondleiden met een papier op zijn rug, meneer?!
met de woorden: „Ziet hier Italië's dankbaar
heid! Na alles wat we voor die kerels hebben
gedaan is dit grof."
Ik veroorloofde me een brutaliteit, die tegen
over een voornamen en wel-epgevoeden man als j briefï° aan adre8> maaT er is baa<ït hV>
graaf Bismarck, kans had te gelukken,-en dan spoed je du»!
Dadelpk! Maar de barones weet zeker met,
wat voor weer het buiten is een wèer c
boStmn plaats rmfmd on de laatste fi&peiriotte, fmarck voortdn rend rrooter g&worrfen. Hu
maar zal toch voorgekomen zijn vóór de wierp rich op den stoel heen en weer; hij had
scheiding tve&dhen Engel ami en het vaste- -ze](s zijn voor de helft opgerookte en nog bran-
Jand een feit werd. dende sigaar op den rand van de 9chaai gelegd
HOE MEN ETEN MOET.
Men zal moeten toegeven, dat behalve uit
het persoonlijke zieleleven van den mensch,
ook uit zijn uiterlijke gebaren en manieren
kan worden opgemaakt, welk karakter hij
bezit. Wie nou b.v. ontkennen, dat de ma
nier, waarop iemand eet, een zekeren maat
staf vormt ter beoordeeling van zijn per
soon?
Of iemand zajm spijzen kalm of haastig,
langzaam of gulzig, stilzwijgend of spraak
zaam, met goede of slechte manieren nut
tigt, zijm belangrijke factoren voor de ka-
rakterbeoordeeling van den mensdh.
Doch ook wat betreft de gezondheid, gel
den er op het gebied van eten bepaalde
voorschriften. In de eerste plaats moet men,
wil men het grootste nut van ziin voedsel
hebben, dit langzaam en terdeee kanwen.
Gauw eten is niet alleen ongezond, maar
tevens ongemanierd. Ook om te eten moet
men zich zekeren tijd gunnen.
Gladstone, wiens doen en laten als voor
beeld, van een ideale leefwijze werd gesteld,
beeft eens verklaard;, dat hii altijd als regel
gevolgd heeft, iederen tand in ziin mond
gelegenheid te geven zijm werk te doen en
zoodoende iederen hap 32 maal gekauwd
beeft.
De Amerikaan Horace Fletcher heeft zich
in zijn boek „hei A. B. C. van onze voeding"
als apostel opgeworpen van bet langzame
etem Hij zelf ondervond, dat hij op middel
baren leeftijd steeds met spijsverteringssto-
ringen en daarmede gepaard gaande neer
slachtigheid te kampen had, en zijn gezond
heid-eerst terugkreeg na zijm voedsel lang
zaan en met overleg gekauwd te hebben
t-TJJ" A«0 O T* Vlinr fT", I V A, r. /,-» J
v. D.: Ja, Janus, zeer laag in den hals
HET HONDENWEER.
Johan, beval de barones, breng dadelijk dit
Hij gaat met zijn beweringen over deze
kauw theorie wel wat ver.
Zoo vestigt hij er de aandacht op, dat men
voor een jongen ni 722 kauwbewegingen
moet maken, voordat hij door onbewust slik
ken geheel naar binnen gewerkt is.
OUDERWETSCHE KASTIJDINGEN.
ook inderdaad succes had. Ik nam de sigaren
schaal, en half lachend, half in eerbiedige en
smeekende houding reikte ik hem die toe.
Eenige seconden scheen hij me niet te begrij
pen, toen verdween het vuur der woede uit zijn
oogen.
IJ hebt gelijk;, zeide hij, het heeft geen
doel zich' te ergeren. Dat leidt tot niets, in
tegendeel
Zoo redde do sigarenschaal van graaf Héris-
son den nationalen held van Italië.
15.000 MENSCHEN IN EEN HUIS.
Te New-York is een nienw huis gebouwd,
waarin 15.000 menschen wonen kunnen, een
getal dns zoo groot als dat der bewoners van
een aardig stadje.
't Huis is een wolkenkrabber van 28 verdie
pingen, dat wel niet het hoogste, maar naar
verhouding van de ruimte deir vertrekken het
grootste en naar den bouwprijs, 72 millioen gul
den te oordeelen, wel 't duurste van de stad zal
zijn. Ongeveer twee jaar geleden is het Equï-
table-gebouw afgebrand, op hetzelfde terrein
is de grond gelegd voor een nieuw gebouw dier
verzekering-maatschappij en op 15 Maart 1915
is het „grootste zakenhuis der wereld" zooals
de Amerikanen het trotseh noemen, opgeleverd.
Over den bouw worden allerlei bijzonderheden
meegedeeld.
Natuurlijk ia voor 15.000 personen de kwestie
van het verkeer van veel belang, 't D a gelijks
,Tot de onmisbare attributen van een on-fm en uitgaan moet door niets belemmerd wor-
derwijzer van een eemw terug behoort stel- den> en daarvoor zorgen 48 groote liften, ie
lig de stok ,het geeselingsinstrnment. waar
voor elke schooljongen ontzag had. En niet
ten onrechte. Er bestaan nog beschrijvingen
van de kastijding, die een schooljongen des
tijds te lijden had.
Een Zwahiisch echoolm eester.
berle, uit de 17de eeuw, heeft zorgvuldig
boek gehouden van de stokslagen enz., die
hij in zijn 50-jarig onderwijzersdhan uitdeel
de, En dan komt hij tot de niet onbelang
rijke getallen van 911,527 stokslagen, 124,010
rottingslagen, 20,009 tikken inet de lini
aal, 136,715 „rammelingen", 10,130 muilperen,
7905 oorvijgen en 22,763 „notabenes". dat zijm
klappen met den bijbel, catechismus. gezang
boek of spraakkunsfboek. Verder liet hii 777
maal een jongen op erwten en 613 maal op
een driehoekigen liniaal knielen. 50,001 jon
gens moesten een zwaar gewicht dragen en
1707 jongens moesten een roe omhoog bom
den.
In Het jaar 1589 werd een bevel uitgevaar
digd, waarbij den schoolmeester verboden
werd hetgeen blijkbaar noodzakelijk was
de jongens op barbaansche wiize te be
handelen, ze de haren nit te trekken, ga
ten in bet hoofd te slaan, het vleesch op
hun vingers te kwetsen, ze te trappen enz.
Een ondcrwetscb schoollokaal moest eT
volgens de beschrijvingen meer hebben nït-
gezien als een gruwelkamer dan als een
plaats, waar de jeugd nuttig en aangenaam
wordt beziggehouden.
in zes afdeelingen over *t grondvlak verdeeld
zijn. Een groep van 8 bedient de ond xste 10
verdiepingen, een tweede groep bedient de ver
diepingen 11 tot 18 enz. Sleehts weinige liften,
boemelliften zon men ze kunnen noemen, hoo-
Jacob Ha-1 ^ea by ape verdiepingen stil.
Opmerkelijk is nog een ziekenhuis in het ge
bouw, met een eigen operatiezaal. Het zieken
huis is zelfs berekend op de opneming van zie
ken, die lang moeren blijven. Voor de tabql.e
bodienden zijn rnst- en verversïhingskamers in
gericht en in het gebouw is een eigen brand
weer. De bovenste verdieping is verhuurd aan
een groote New-Yorksehe club, die daar behoor
lijk onderkomen vindt voor haar ruim 1000
leden.
IT ALIA ANSCHE DANKBA ARHEID.
Het was tijdens de ouderhandelingen over
een wapenstilstand tnsschen. Bismarck en Jules
Favre in Versailles in Januari 1871. Favre's
ordonnans-officier, graaf Hérisson, schrijft
daarover in zijn dagboek: „Toen Garibaldi en
het leger van Dyon ter sprake kwamen, glans
den de oogen van den rijkskanselier, en namen
plotseling een uitdrukking van wilden toorn
aan.
Ik wensehte, zeide hij tot Jules Favre,
dat wjj hem en zijn leger buiten onze wapen
stilstand konden laten. Hij behoort er niet toe.
U kunt hein heel goed aan mij overlaten.
De Franschman betoogde daarop natuurlijk
langdradig, dat dit niet ging.
Tijdens deze redevoering van Favre. gaat haalde de schouders op en zei kalm:
Hériawsi voort, was de woede vagraaf Büe-iis Md; niet echt!
TWEE BESTEN.
Op een jaarmarkt in een klein stadje in Rus
land zag een heer, dat een Zigeuner en oen
jood over een paard aan 't onderhandelen waren.
Toen de koop gesloten was wilde de heer toch
wel eens weten hoe die twee slimmerds zaken
hadden gedaan en hij ging naar den Zigeuner,
vragend hoeveel hij voor zijn paard gekregen
had.
De Zigeuner liet hem een bankbiljet van hon
derd gulden'zien. -
„Is dat niet erg weinig?"
„Neen," antwoordde de man, „het paard is
heelemaal kreupel."
De heer zocht toen den jood op en zei:
„Heb jij honderd gulden gegeven voor een
kreupel paard?"
De koper lei zijn vingor tegen den neus en
antwoordde: „Kreupel? Het dier is zoo gezond
als u of ik. Ik heb gezien, dat hij verkeerd be
slagen was en daardoor hinkte."
De onderzoeker ging weer naar den Zigeuner
en deelde dezen mee wat de jood gezegd had.
De Zigeuner knipoogde en antwoordde: „Het
beest ia zoo kreupel als een stoel met twee
poolen, maar ik had hem verkeerd beslagen
om den indruk te wekken dat de kreupelheid
daardoor veroorzaakt werd."
Toen dit weer aan den jood verteld werd,
scheen hij toch een oogenblik nit bet veld ge
slagen. Maar spoedig monterde hij weer op,
Heel erg
geen hond er door te jagen.
Maar, Johan, jij bent toch geen honcL-
KLEIN MISVERSTAND.
Patroon (zijn bediende, die te laat komt, zijp
horloge voorbehoudend): „Zie eens, Mulder."
Bediende: „O, mijnheer, wat een schoon hor
loge! Hoe weet u, dat het vandaag mijn ver
jaardag is?"
SARCASTISCH.
Op een soiree stelt iemand aan den gastheer
een vriend voor: „Mijnheer D., veearts."
„Pardon," zegt deze, „ik hen dokter in de
medicijnen, maar mijn vriend noemt mij ge
woonlijk veearts, omdat hij eens mijn patiënt is
geweest."
HET GEHEIM VAN DE DOORZICHTIGE
TELEFOON.
Een Londen sche beursbezoeker is op koste
lijke wijze door ©enige van zjjn vrienden beet
genomen. Op een goeden dag, dat de man ijve
rig in zijn werkkamer zat te cijferen, gaat de
telefoon.
Hallo! met wie?
Hallo! ik spreek met manheer Blank!
Waarom staat u op uw sigaar te sabbelen?
Mijnheer Blank legt verwonderd zijn havanna
neer.
Neen, neen'! herneemt de stem door de
telefoon. Waarom legt u nw sigaar op het asch-
bakje?
Drommels, mompelt de ander een en al
verbazing, terwijl hij zijn stoel verschuift en
nadenkend zijn knevel opstrijkt.
heen, laat u stoel maar staan en laat uw
armen knevel met rust klink het weer.
Wat duivel! roept mijnheer Blank door
de telefoon, wie bent u? Hoe weet u wat ik met
mjjn sigaaT en mijn hand doe? U spreekt alsof
u mp kondt zien
Dat kan ik ook. Doe nw das recht, want
zp zit heelemaal scheef. Ik heb eon toestel uit
gevonden, waarmede men door 3e telefoon kan
zien. Ik zeg het u, omdat ik zelf geen geld heb
om mijn ontdekking te ewploiteeren. Dat moest
u maar doen.
Blom van verbazing staat Blank voor zoo'n
wonder. Het is haast ongelooflijk en toch. men
heeft er zoo dikwijls over gesproken enmen.
noemde de dingen toch zooals zij werkelijk ge
beurden. Hij droomt reeds van de schatten die
de nienwe uitvinding hem zal opleveren. Daar
valt toevallig zijn oog op het Taam van het
tegenoverliggende huis. Hij ziet, hoe daaT
eenige van zijn vrienden zijn doen en laten
staan te bespieden, terwijl een hunner aan do
telefoon staat. Een luid gelach weerklinkt, als
ZÜ zijn beteuterd gezicht zien. Toen begreep
mijnheer Blank het moeamisme van da uitvin
ding.
PROBLEEM No. L
.VAN E. J. WINTER—WOOD.
Zwart.
Wit.
VOOR DE HUISKAMER
Aan groen bewassen oeverzoom.
Schier in het water van den stroom,
Zoo teedre bloamkens pralen;
Zij blauwen tusschen liseh en riet,
En fluistren zacht: Vergeet mij niet.
Vergeet niet! telken malen.
Maar niet alleen aan kreek en vliet.
Bloeit liefelijk Vergeet-mij-niet,
En doet dien wenseh ons hooren-;
De bloemkens fleuren ook in huis
Vergeet niet uw gezellig thnis!
Zoo klinkt ons daar in de ooren.
Vergeet ons niet! zoo spreekt het hart
Van de ouders, die uw kindersmart
En kinderblijdschap deel en';
Vergeet ons niet, al voert èn tijd
En lot u van ons, ver en wijd,
Waar andre vreugden streelen.
En innig klinkt in d'afscheidsstond
Uit bjroeders- en uit zustersmond:
Och, wil ons niet vergeten
Gedenk hoe wij aan cPeigen haard
In eendracht waren saèra vergaard,
En heerlijke uren sleten.
Het nederig Vergeet mp niet
ïs 't hloemken, dat de vriendschap biedt
Bij 't verder gaan door leven;
't Wordt door vriendinnen onver jeugd
Door speelgenootjes blij verheugd
Diep in het hart geschreven.
En leggen we eens het reiskleed af,
Dan zal f versieren ook ons graf,
Zoo we ons in niets misdroegen:
't Blijft fluistren daar: Vergeet mij niet!
En wie om ons een traan vergiet
Doet wat de bloemkens vroegen.
De regen kletterde op zekeren dag in Maart
tegen de ruiten van het ziekenhuis. Ik had juist
de ronde gedaan, en zette mij neer naast Martha
(een der verpleegden), die op een treurigen dag
als dene zeker wel behoefte zou hebben aan een
gezellig praatje. Ik had evenwel nog geen rijf
minuten naast haar gezeten, of ik bemerkte
dat zij bijzonder zenuwacabtig was; hare oogen
schitterden, hare haaiden gloeiden, en haar pols
slag was zeer gejaagd. Na de gewone inleiding
zei ik:
„Wat is er, Martha? Wat hebt gij vandaag
toch? Toch geen pijn of nieuwe zorgen?"
„Neen, mijnheer," antwoordde zij. „maar
mijne gedachten laten mij vandaag niet met
rust 't is heden een gedenkdag Hier kon zij
nifet vorder. Hare mooie oogen vulden zich met
tranen en zij had alle moeite om zich goed te
houden.
„Vertel mij eens iets omtrent dien gedenk-
-dag." vroeg ik haar.
„Het is vandaag juist twaalf jaar geleden,
dat ik mijn echtgenoot, Jean Louvain voor het
eerst zag, en onze ontmoeting had onder zeer
bijzondere omstandigheden, plaats. Ik werd uit
gezonden om ©en schuldige, die men meende dat
een vtouw was, op te sporen, en ik moest mij
naar Riviera begeven, ten einde haar te zoeken.
Ik was in het hospitaal St. 'Jacobus geweest om
een man te spreken, die mij inlichtingen zon
kunnen verstrekken, naar ik dacht en daar
kwam ik plotseling op het denkbeeld, dat het
-kleed van ©en zuster van liefde al een zeer goede
vermomming voor mij wezen zou. Ik verlint
Parijs tijdig om js morgens vroeg te Marseille
,te kunnen ziin. Daar.bqgaf ik mji naar het huis
van ©ene vriendin, waar ik van kleeren verwis
selde, en toen ik mij aan het station in den
spiegel bekeek, herkende ik mijzelf nauwelijks.
Er kwam geen haartje te voorschijn, en de witte
kraag en groote kap gaven aan mijn gelaat een
geheel ander voorkomen. Ik had een taschje ge
kocht, juist zooals de zusters altijd bij zich dra
gen, waarin ik de zaken, die ik het meest noodig
had, geborgen had; mijn papieren zaten in mijn
kleed genaaid. Ik was toen nog jong, en ik
stelde zooveel belang in mijn zaken, dat ik dik
wijls heele nachten lag te peinzen wat uitput
ting en vele aanvallen van hoofdpijn tengevolge
had.
Om de sapeoosheid te voorkomen en de hoofd
pijn te verzachten, droeg ik altijd een flesch je
ether en een kleine hoeveelheid chloroform bij
mij, nit voorzorg elk in een doosje met watten
verpakt."
„O, ik begrijp het al," riel ik haar'in de rede.
,,de persoon die ge moest opsporen, vond deze
fleschjes en gebruikte den inhoud om u te be
dwelmen."
„Pardon, mijnheer!" hernam zij, „maar mijn
verhaal is heel anders! Te Marseille stapte ik
in een coupé, waaruit verscheidene menschen
kwamen. Er zat nu nog alleen een man in, die
mij trachtte te verhinderen binnen te gaan;
maar ik keek hem scherp aan en verkreeg toch
een plaats. Hij ging toen met gekruist» armen
voor Ket portier tsaan en verliet zijne plaats
niet, vóór de trein het station verlaten had.
Toen ging hij zitten in den hoek, die het verst
van mij af was, en wierp den wijden mantel dien
hij droeg af.
Tot mijn groote verbazing en schrik bemerk
te ik, dat hij gedeeltelijk als 'n vrouw gekleed
was. Vervolgens nam hij van onder de hank
een tasch, zooals die, waarin de werklui door
gaans htm gereedschap bergen, en zette kalm
zijn toilet voort. Natuurlijk keek ik naar hem.
Hij was klein en fijn gebouwd, en toen hij zijn
jas en vest en vervolgens zjjn kraag en das af
deed, zag 9: een groot litteeken, dat van zijn
linkeroor onder zijn kin doorliep.
Ik herkende hem dadelijk; het was Durette,
de man dien ik veilig in de gevangenis te
Toulon waande; hij was de hoofdman van een
dievenbende, de gedurende drie jaar Parijs on
veilig gemaakt had., en dien men gelukkig drie
maanden geleden had kunnen snappen. Degene,
die hem had gevangen genomen, had voor die
moedige daad 2500 gulden bclooning gehad n
nu was hij weer vrjj, en hier voor mij in de
kleine ruimte.
Hji hield een oogenblik op met het maken
van ziin toilet, en zei met zijn kalme heldere
stem, die ik wist dat een zijner karaktertrek
ken was:
„Luister, het is om mijn leven te doen. Ik
hen zeer aan het leven gehecht, en om vrij te
komen zal ik niets ontzien r— begrijpt ge dat?
Niets!"
Dit zeggende haalde hij uit zjjn tasch een
groot scherp mes, zooals de schoenmakers ge-
bruikon, en legde dat op de bank naast zich.
Ge kunt begrijpen, mijnheer, hoe ik te moede
was. Maar de gedachten gaan snel, en gedu
rende mijn korte reis hadden zich in miin hoofd
enkele denkbeelden gevormd.
Hier was Durette; als ik er slechts in kon
slagen hem weer gevangen te nemen, zou de
belooning, die ik voor die daad ontving, mijn
oude zieke moeder een rustigen ouden dag be
zorgen. Ik moest het dus beproeven en zat na
te denken, zonder den moed op to geven. Maar
wat te doen? "Bij zjjne woorden had ik ik mij
zoo ver mogelijk van hem verwijderd; ik hoefde
en do tranen kwamen mij in de oogen toen ik
hem smeekend aanzag.
.Wees niet hang. zuster," zei hij spottend
..als gij maar doet wat ik u zeg, hebt gij niets
te vreezen. Ik zal den trein te Toulon verlaten,
en als de conducteur komt, moet jrii met mii
praten, alsof ik naar mijn familie ga en gij te
Lyon reeds kennis met mij gemaakt hadt."
Natuurlijk beloofde ik hem dat en hijging
door met zijn toilet. Zijn haar was kort geknipt,
maar hij zette een zwarte vrouwenpruik op en
deed ringetjes in zijn ooren'; hij had een band
om zijn midden, dien hij losmaakte. Toen liet
hij mij een wit chemiset vastmaken en trok hij
een lijfje aan, dat ik moest rijgen. Gij kunt be
grijpen, mijnheer, hoe mijn gedachten waren!
Mijn handen beefden van opgewondenheid; de
trein snelde maar steeds voort, en het is wel een
uur stoomens van Marseille naar Toulon.
Hij praatte druk ik geloof dat hij het pret
tig, vond, na een tijd eenzame opsluiting weer
eens te kunnen spreken. Hij stelde mij nog eens
gerust, en zeide mp geen kwaad te zullen doen,
als ik hem strikt gehoorzaamde. Hij liet mij
bij het kruis, dat ik droeg zweren, dat ik met.
niemand een woord over hem zou spreken.
„En ik zal *w trein nakijken, zuster," voegde
h5 er hij.
Toen ik hem gekleed had, ging ik naar mijn
plaats terug en lachte. Hij keek mij hoos aan,
en vroeg mij waarom ik zoo bespottelijk deed.
Ik zei hem, dat zijn gelaat bij het geheel niet
paste; hij zou dadelijk opgemerkt worden. Hij
zat zoo'n beetje in zich zelf te brommen, maar
bracht toch onderwijl een 'fleschje met verf en
een borstel te .voorschijn en begon zjjn handen
te kleuren. Het wilde evenwel niet vloeien, en
hoe hp het 'fleschje ook schudde, het bleven
stukjes.
.,Ik zon wat spiritus noodig hebben," zei hij
nijdig.
Ik beefde toen werkelijk van angst, want
het was een hachelijke toestand, waarin ik mjj
bevond. Toen kwam ik op een goeden inval en
zei: „Cognac heb ik niet bü mij, maar ik ge
bruik zoo nn en dan een medicijn, die spiritus
bevat, en die heb ik altijd bp mij." Ik schonk
wat van de ether in zijn fleschje en schudde
het. Dat hielp en er ontstemd een bruine vloei
stof. Nauwelijks ga? hij zich den tijd mij te be
danken, maar begon ijverig zijn handen te kleu
ren, waarin hji even gemakkelijk zjjn linker
als zijn rechterhand gebruikte; toen kwam zijn
gelaat aan de beurt, en ik lachte weer, maar
ditmaal van vreugde: want ik had al mijn moed
hij elkaar geraapt, en voolde, dat ik er in zon
slagen hem te 'vatten.
„Waarom lacht ge nu weer?" vroeg hij op
barschen toon.
„Omdat ge uw wangen veel te donker maakt:
uw oogleden zijn wit, en om uw lippen hebt
ge ook een heelen kring vergeten," zei ik, zoo
veel mogelijk vastheid aan mijn stem gevend.
..Goede hemelriep hij nit, en zich to^n tol
mij wendend, sprak hij„Neem gij den borstel
en ver? mij."
TL nam den borstel, en hield mij of 'k erg
beefde, toen ik hem aanraakte.
„Dwaas, die ge zijt." riep hij uit. „Ik zal je
geen leed doen, maar zie dan toch hoe snel de
trein rijdt er is geen oogenblik te verliezen."
..Goed, mijnheer," was mijn antwoord. ..maar
dan moet. ee ook doen. wat ik n zeg. Ik nam zijn
jas, en sloeg die om liern heen, zooals dat in
een kapperswinkel gebeurt, en terwijl ik hem
vroeg zijn oogen te sluiten, begon ik de leden
j te kleuren. Het. volgende oogenblik nam ik den
borstel in mijn linkerhand, met mijn rechter
deed ik hot. stopje van het chloroformfleschje
af, en goot de helft, van den inhoud uit op de
I watten, waarin hotverpakt was geweest. Ge
il ukkig was het een groot stuk, en terwijl ik
den borstel liet vallen, drukte ik hem de wat
ten op neus en mond.
Hij was zoo verrast door mijn plotselinge
handeling, dat hjj het eerste oogenblik volko
men kalm bleef, en toen hij zijn oogen opende,
wierp ik hem het fleschje met verf in het ge
laat, nog steeds de watten onder zjjn neus
duwend, .Voor. een oogenblik waa hij yedolixbd.;