li m VAN OVERAL ALLERLEI" SCHAKEN. - BIJVOEGSEL VAN DE .NIEUWE HAARLEMSCHE COURAND- Vergeet>Mlj-'Nietjes. De kleine detective. 'zJk - C- tr. ^=- tfvg -| <r, -Po tl Wifc eelt en geeft in drie zetten mat Oplossing in kot volgend nummer. MAANDAG 28 JUNI 1915 TWEEDE SERIE 40STE JAARGANG No. 8783 v- 5.."c ^51^ s w^:;' Hl -_. tr* o j— - v> P o,1 v W TETryECOLZ ECTEERnE WTFS-. Janns, gebood de heer Van D., voortaan moet je de flesschen in mijn tegenwoordiheid ontkurken. Ik heb opgemerkt dat als jij de kurk en terwijl hij hard met den. wijsvinger op de in de bijkeuken van de flesch trekt de wijn tafel sloeg, riep hij uit: „En toch moet ik hem dan zeer gedecolleteerd is. gevangen nemen, want ik wil hem in Berlijn. Janus verbaasd: Zeer gedecolleteerd, laten rondleiden met een papier op zijn rug, meneer?! met de woorden: „Ziet hier Italië's dankbaar heid! Na alles wat we voor die kerels hebben gedaan is dit grof." Ik veroorloofde me een brutaliteit, die tegen over een voornamen en wel-epgevoeden man als j briefï° aan adre8> maaT er is baa<ït hV> graaf Bismarck, kans had te gelukken,-en dan spoed je du»! Dadelpk! Maar de barones weet zeker met, wat voor weer het buiten is een wèer c boStmn plaats rmfmd on de laatste fi&peiriotte, fmarck voortdn rend rrooter g&worrfen. Hu maar zal toch voorgekomen zijn vóór de wierp rich op den stoel heen en weer; hij had scheiding tve&dhen Engel ami en het vaste- -ze](s zijn voor de helft opgerookte en nog bran- Jand een feit werd. dende sigaar op den rand van de 9chaai gelegd HOE MEN ETEN MOET. Men zal moeten toegeven, dat behalve uit het persoonlijke zieleleven van den mensch, ook uit zijn uiterlijke gebaren en manieren kan worden opgemaakt, welk karakter hij bezit. Wie nou b.v. ontkennen, dat de ma nier, waarop iemand eet, een zekeren maat staf vormt ter beoordeeling van zijn per soon? Of iemand zajm spijzen kalm of haastig, langzaam of gulzig, stilzwijgend of spraak zaam, met goede of slechte manieren nut tigt, zijm belangrijke factoren voor de ka- rakterbeoordeeling van den mensdh. Doch ook wat betreft de gezondheid, gel den er op het gebied van eten bepaalde voorschriften. In de eerste plaats moet men, wil men het grootste nut van ziin voedsel hebben, dit langzaam en terdeee kanwen. Gauw eten is niet alleen ongezond, maar tevens ongemanierd. Ook om te eten moet men zich zekeren tijd gunnen. Gladstone, wiens doen en laten als voor beeld, van een ideale leefwijze werd gesteld, beeft eens verklaard;, dat hii altijd als regel gevolgd heeft, iederen tand in ziin mond gelegenheid te geven zijm werk te doen en zoodoende iederen hap 32 maal gekauwd beeft. De Amerikaan Horace Fletcher heeft zich in zijn boek „hei A. B. C. van onze voeding" als apostel opgeworpen van bet langzame etem Hij zelf ondervond, dat hij op middel baren leeftijd steeds met spijsverteringssto- ringen en daarmede gepaard gaande neer slachtigheid te kampen had, en zijn gezond heid-eerst terugkreeg na zijm voedsel lang zaan en met overleg gekauwd te hebben t-TJJ" A«0 O T* Vlinr fT", I V A, r. /,-» J v. D.: Ja, Janus, zeer laag in den hals HET HONDENWEER. Johan, beval de barones, breng dadelijk dit Hij gaat met zijn beweringen over deze kauw theorie wel wat ver. Zoo vestigt hij er de aandacht op, dat men voor een jongen ni 722 kauwbewegingen moet maken, voordat hij door onbewust slik ken geheel naar binnen gewerkt is. OUDERWETSCHE KASTIJDINGEN. ook inderdaad succes had. Ik nam de sigaren schaal, en half lachend, half in eerbiedige en smeekende houding reikte ik hem die toe. Eenige seconden scheen hij me niet te begrij pen, toen verdween het vuur der woede uit zijn oogen. IJ hebt gelijk;, zeide hij, het heeft geen doel zich' te ergeren. Dat leidt tot niets, in tegendeel Zoo redde do sigarenschaal van graaf Héris- son den nationalen held van Italië. 15.000 MENSCHEN IN EEN HUIS. Te New-York is een nienw huis gebouwd, waarin 15.000 menschen wonen kunnen, een getal dns zoo groot als dat der bewoners van een aardig stadje. 't Huis is een wolkenkrabber van 28 verdie pingen, dat wel niet het hoogste, maar naar verhouding van de ruimte deir vertrekken het grootste en naar den bouwprijs, 72 millioen gul den te oordeelen, wel 't duurste van de stad zal zijn. Ongeveer twee jaar geleden is het Equï- table-gebouw afgebrand, op hetzelfde terrein is de grond gelegd voor een nieuw gebouw dier verzekering-maatschappij en op 15 Maart 1915 is het „grootste zakenhuis der wereld" zooals de Amerikanen het trotseh noemen, opgeleverd. Over den bouw worden allerlei bijzonderheden meegedeeld. Natuurlijk ia voor 15.000 personen de kwestie van het verkeer van veel belang, 't D a gelijks ,Tot de onmisbare attributen van een on-fm en uitgaan moet door niets belemmerd wor- derwijzer van een eemw terug behoort stel- den> en daarvoor zorgen 48 groote liften, ie lig de stok ,het geeselingsinstrnment. waar voor elke schooljongen ontzag had. En niet ten onrechte. Er bestaan nog beschrijvingen van de kastijding, die een schooljongen des tijds te lijden had. Een Zwahiisch echoolm eester. berle, uit de 17de eeuw, heeft zorgvuldig boek gehouden van de stokslagen enz., die hij in zijn 50-jarig onderwijzersdhan uitdeel de, En dan komt hij tot de niet onbelang rijke getallen van 911,527 stokslagen, 124,010 rottingslagen, 20,009 tikken inet de lini aal, 136,715 „rammelingen", 10,130 muilperen, 7905 oorvijgen en 22,763 „notabenes". dat zijm klappen met den bijbel, catechismus. gezang boek of spraakkunsfboek. Verder liet hii 777 maal een jongen op erwten en 613 maal op een driehoekigen liniaal knielen. 50,001 jon gens moesten een zwaar gewicht dragen en 1707 jongens moesten een roe omhoog bom den. In Het jaar 1589 werd een bevel uitgevaar digd, waarbij den schoolmeester verboden werd hetgeen blijkbaar noodzakelijk was de jongens op barbaansche wiize te be handelen, ze de haren nit te trekken, ga ten in bet hoofd te slaan, het vleesch op hun vingers te kwetsen, ze te trappen enz. Een ondcrwetscb schoollokaal moest eT volgens de beschrijvingen meer hebben nït- gezien als een gruwelkamer dan als een plaats, waar de jeugd nuttig en aangenaam wordt beziggehouden. in zes afdeelingen over *t grondvlak verdeeld zijn. Een groep van 8 bedient de ond xste 10 verdiepingen, een tweede groep bedient de ver diepingen 11 tot 18 enz. Sleehts weinige liften, boemelliften zon men ze kunnen noemen, hoo- Jacob Ha-1 ^ea by ape verdiepingen stil. Opmerkelijk is nog een ziekenhuis in het ge bouw, met een eigen operatiezaal. Het zieken huis is zelfs berekend op de opneming van zie ken, die lang moeren blijven. Voor de tabql.e bodienden zijn rnst- en verversïhingskamers in gericht en in het gebouw is een eigen brand weer. De bovenste verdieping is verhuurd aan een groote New-Yorksehe club, die daar behoor lijk onderkomen vindt voor haar ruim 1000 leden. IT ALIA ANSCHE DANKBA ARHEID. Het was tijdens de ouderhandelingen over een wapenstilstand tnsschen. Bismarck en Jules Favre in Versailles in Januari 1871. Favre's ordonnans-officier, graaf Hérisson, schrijft daarover in zijn dagboek: „Toen Garibaldi en het leger van Dyon ter sprake kwamen, glans den de oogen van den rijkskanselier, en namen plotseling een uitdrukking van wilden toorn aan. Ik wensehte, zeide hij tot Jules Favre, dat wjj hem en zijn leger buiten onze wapen stilstand konden laten. Hij behoort er niet toe. U kunt hein heel goed aan mij overlaten. De Franschman betoogde daarop natuurlijk langdradig, dat dit niet ging. Tijdens deze redevoering van Favre. gaat haalde de schouders op en zei kalm: Hériawsi voort, was de woede vagraaf Büe-iis Md; niet echt! TWEE BESTEN. Op een jaarmarkt in een klein stadje in Rus land zag een heer, dat een Zigeuner en oen jood over een paard aan 't onderhandelen waren. Toen de koop gesloten was wilde de heer toch wel eens weten hoe die twee slimmerds zaken hadden gedaan en hij ging naar den Zigeuner, vragend hoeveel hij voor zijn paard gekregen had. De Zigeuner liet hem een bankbiljet van hon derd gulden'zien. - „Is dat niet erg weinig?" „Neen," antwoordde de man, „het paard is heelemaal kreupel." De heer zocht toen den jood op en zei: „Heb jij honderd gulden gegeven voor een kreupel paard?" De koper lei zijn vingor tegen den neus en antwoordde: „Kreupel? Het dier is zoo gezond als u of ik. Ik heb gezien, dat hij verkeerd be slagen was en daardoor hinkte." De onderzoeker ging weer naar den Zigeuner en deelde dezen mee wat de jood gezegd had. De Zigeuner knipoogde en antwoordde: „Het beest ia zoo kreupel als een stoel met twee poolen, maar ik had hem verkeerd beslagen om den indruk te wekken dat de kreupelheid daardoor veroorzaakt werd." Toen dit weer aan den jood verteld werd, scheen hij toch een oogenblik nit bet veld ge slagen. Maar spoedig monterde hij weer op, Heel erg geen hond er door te jagen. Maar, Johan, jij bent toch geen honcL- KLEIN MISVERSTAND. Patroon (zijn bediende, die te laat komt, zijp horloge voorbehoudend): „Zie eens, Mulder." Bediende: „O, mijnheer, wat een schoon hor loge! Hoe weet u, dat het vandaag mijn ver jaardag is?" SARCASTISCH. Op een soiree stelt iemand aan den gastheer een vriend voor: „Mijnheer D., veearts." „Pardon," zegt deze, „ik hen dokter in de medicijnen, maar mijn vriend noemt mij ge woonlijk veearts, omdat hij eens mijn patiënt is geweest." HET GEHEIM VAN DE DOORZICHTIGE TELEFOON. Een Londen sche beursbezoeker is op koste lijke wijze door ©enige van zjjn vrienden beet genomen. Op een goeden dag, dat de man ijve rig in zijn werkkamer zat te cijferen, gaat de telefoon. Hallo! met wie? Hallo! ik spreek met manheer Blank! Waarom staat u op uw sigaar te sabbelen? Mijnheer Blank legt verwonderd zijn havanna neer. Neen, neen'! herneemt de stem door de telefoon. Waarom legt u nw sigaar op het asch- bakje? Drommels, mompelt de ander een en al verbazing, terwijl hij zijn stoel verschuift en nadenkend zijn knevel opstrijkt. heen, laat u stoel maar staan en laat uw armen knevel met rust klink het weer. Wat duivel! roept mijnheer Blank door de telefoon, wie bent u? Hoe weet u wat ik met mjjn sigaaT en mijn hand doe? U spreekt alsof u mp kondt zien Dat kan ik ook. Doe nw das recht, want zp zit heelemaal scheef. Ik heb eon toestel uit gevonden, waarmede men door 3e telefoon kan zien. Ik zeg het u, omdat ik zelf geen geld heb om mijn ontdekking te ewploiteeren. Dat moest u maar doen. Blom van verbazing staat Blank voor zoo'n wonder. Het is haast ongelooflijk en toch. men heeft er zoo dikwijls over gesproken enmen. noemde de dingen toch zooals zij werkelijk ge beurden. Hij droomt reeds van de schatten die de nienwe uitvinding hem zal opleveren. Daar valt toevallig zijn oog op het Taam van het tegenoverliggende huis. Hij ziet, hoe daaT eenige van zijn vrienden zijn doen en laten staan te bespieden, terwijl een hunner aan do telefoon staat. Een luid gelach weerklinkt, als ZÜ zijn beteuterd gezicht zien. Toen begreep mijnheer Blank het moeamisme van da uitvin ding. PROBLEEM No. L .VAN E. J. WINTER—WOOD. Zwart. Wit. VOOR DE HUISKAMER Aan groen bewassen oeverzoom. Schier in het water van den stroom, Zoo teedre bloamkens pralen; Zij blauwen tusschen liseh en riet, En fluistren zacht: Vergeet mij niet. Vergeet niet! telken malen. Maar niet alleen aan kreek en vliet. Bloeit liefelijk Vergeet-mij-niet, En doet dien wenseh ons hooren-; De bloemkens fleuren ook in huis Vergeet niet uw gezellig thnis! Zoo klinkt ons daar in de ooren. Vergeet ons niet! zoo spreekt het hart Van de ouders, die uw kindersmart En kinderblijdschap deel en'; Vergeet ons niet, al voert èn tijd En lot u van ons, ver en wijd, Waar andre vreugden streelen. En innig klinkt in d'afscheidsstond Uit bjroeders- en uit zustersmond: Och, wil ons niet vergeten Gedenk hoe wij aan cPeigen haard In eendracht waren saèra vergaard, En heerlijke uren sleten. Het nederig Vergeet mp niet ïs 't hloemken, dat de vriendschap biedt Bij 't verder gaan door leven; 't Wordt door vriendinnen onver jeugd Door speelgenootjes blij verheugd Diep in het hart geschreven. En leggen we eens het reiskleed af, Dan zal f versieren ook ons graf, Zoo we ons in niets misdroegen: 't Blijft fluistren daar: Vergeet mij niet! En wie om ons een traan vergiet Doet wat de bloemkens vroegen. De regen kletterde op zekeren dag in Maart tegen de ruiten van het ziekenhuis. Ik had juist de ronde gedaan, en zette mij neer naast Martha (een der verpleegden), die op een treurigen dag als dene zeker wel behoefte zou hebben aan een gezellig praatje. Ik had evenwel nog geen rijf minuten naast haar gezeten, of ik bemerkte dat zij bijzonder zenuwacabtig was; hare oogen schitterden, hare haaiden gloeiden, en haar pols slag was zeer gejaagd. Na de gewone inleiding zei ik: „Wat is er, Martha? Wat hebt gij vandaag toch? Toch geen pijn of nieuwe zorgen?" „Neen, mijnheer," antwoordde zij. „maar mijne gedachten laten mij vandaag niet met rust 't is heden een gedenkdag Hier kon zij nifet vorder. Hare mooie oogen vulden zich met tranen en zij had alle moeite om zich goed te houden. „Vertel mij eens iets omtrent dien gedenk- -dag." vroeg ik haar. „Het is vandaag juist twaalf jaar geleden, dat ik mijn echtgenoot, Jean Louvain voor het eerst zag, en onze ontmoeting had onder zeer bijzondere omstandigheden, plaats. Ik werd uit gezonden om ©en schuldige, die men meende dat een vtouw was, op te sporen, en ik moest mij naar Riviera begeven, ten einde haar te zoeken. Ik was in het hospitaal St. 'Jacobus geweest om een man te spreken, die mij inlichtingen zon kunnen verstrekken, naar ik dacht en daar kwam ik plotseling op het denkbeeld, dat het -kleed van ©en zuster van liefde al een zeer goede vermomming voor mij wezen zou. Ik verlint Parijs tijdig om js morgens vroeg te Marseille ,te kunnen ziin. Daar.bqgaf ik mji naar het huis van ©ene vriendin, waar ik van kleeren verwis selde, en toen ik mij aan het station in den spiegel bekeek, herkende ik mijzelf nauwelijks. Er kwam geen haartje te voorschijn, en de witte kraag en groote kap gaven aan mijn gelaat een geheel ander voorkomen. Ik had een taschje ge kocht, juist zooals de zusters altijd bij zich dra gen, waarin ik de zaken, die ik het meest noodig had, geborgen had; mijn papieren zaten in mijn kleed genaaid. Ik was toen nog jong, en ik stelde zooveel belang in mijn zaken, dat ik dik wijls heele nachten lag te peinzen wat uitput ting en vele aanvallen van hoofdpijn tengevolge had. Om de sapeoosheid te voorkomen en de hoofd pijn te verzachten, droeg ik altijd een flesch je ether en een kleine hoeveelheid chloroform bij mij, nit voorzorg elk in een doosje met watten verpakt." „O, ik begrijp het al," riel ik haar'in de rede. ,,de persoon die ge moest opsporen, vond deze fleschjes en gebruikte den inhoud om u te be dwelmen." „Pardon, mijnheer!" hernam zij, „maar mijn verhaal is heel anders! Te Marseille stapte ik in een coupé, waaruit verscheidene menschen kwamen. Er zat nu nog alleen een man in, die mij trachtte te verhinderen binnen te gaan; maar ik keek hem scherp aan en verkreeg toch een plaats. Hij ging toen met gekruist» armen voor Ket portier tsaan en verliet zijne plaats niet, vóór de trein het station verlaten had. Toen ging hij zitten in den hoek, die het verst van mij af was, en wierp den wijden mantel dien hij droeg af. Tot mijn groote verbazing en schrik bemerk te ik, dat hij gedeeltelijk als 'n vrouw gekleed was. Vervolgens nam hij van onder de hank een tasch, zooals die, waarin de werklui door gaans htm gereedschap bergen, en zette kalm zijn toilet voort. Natuurlijk keek ik naar hem. Hij was klein en fijn gebouwd, en toen hij zijn jas en vest en vervolgens zjjn kraag en das af deed, zag 9: een groot litteeken, dat van zijn linkeroor onder zijn kin doorliep. Ik herkende hem dadelijk; het was Durette, de man dien ik veilig in de gevangenis te Toulon waande; hij was de hoofdman van een dievenbende, de gedurende drie jaar Parijs on veilig gemaakt had., en dien men gelukkig drie maanden geleden had kunnen snappen. Degene, die hem had gevangen genomen, had voor die moedige daad 2500 gulden bclooning gehad n nu was hij weer vrjj, en hier voor mij in de kleine ruimte. Hji hield een oogenblik op met het maken van ziin toilet, en zei met zijn kalme heldere stem, die ik wist dat een zijner karaktertrek ken was: „Luister, het is om mijn leven te doen. Ik hen zeer aan het leven gehecht, en om vrij te komen zal ik niets ontzien r— begrijpt ge dat? Niets!" Dit zeggende haalde hij uit zjjn tasch een groot scherp mes, zooals de schoenmakers ge- bruikon, en legde dat op de bank naast zich. Ge kunt begrijpen, mijnheer, hoe ik te moede was. Maar de gedachten gaan snel, en gedu rende mijn korte reis hadden zich in miin hoofd enkele denkbeelden gevormd. Hier was Durette; als ik er slechts in kon slagen hem weer gevangen te nemen, zou de belooning, die ik voor die daad ontving, mijn oude zieke moeder een rustigen ouden dag be zorgen. Ik moest het dus beproeven en zat na te denken, zonder den moed op to geven. Maar wat te doen? "Bij zjjne woorden had ik ik mij zoo ver mogelijk van hem verwijderd; ik hoefde en do tranen kwamen mij in de oogen toen ik hem smeekend aanzag. .Wees niet hang. zuster," zei hij spottend ..als gij maar doet wat ik u zeg, hebt gij niets te vreezen. Ik zal den trein te Toulon verlaten, en als de conducteur komt, moet jrii met mii praten, alsof ik naar mijn familie ga en gij te Lyon reeds kennis met mij gemaakt hadt." Natuurlijk beloofde ik hem dat en hijging door met zijn toilet. Zijn haar was kort geknipt, maar hij zette een zwarte vrouwenpruik op en deed ringetjes in zijn ooren'; hij had een band om zijn midden, dien hij losmaakte. Toen liet hij mij een wit chemiset vastmaken en trok hij een lijfje aan, dat ik moest rijgen. Gij kunt be grijpen, mijnheer, hoe mijn gedachten waren! Mijn handen beefden van opgewondenheid; de trein snelde maar steeds voort, en het is wel een uur stoomens van Marseille naar Toulon. Hij praatte druk ik geloof dat hij het pret tig, vond, na een tijd eenzame opsluiting weer eens te kunnen spreken. Hij stelde mij nog eens gerust, en zeide mp geen kwaad te zullen doen, als ik hem strikt gehoorzaamde. Hij liet mij bij het kruis, dat ik droeg zweren, dat ik met. niemand een woord over hem zou spreken. „En ik zal *w trein nakijken, zuster," voegde h5 er hij. Toen ik hem gekleed had, ging ik naar mijn plaats terug en lachte. Hij keek mij hoos aan, en vroeg mij waarom ik zoo bespottelijk deed. Ik zei hem, dat zijn gelaat bij het geheel niet paste; hij zou dadelijk opgemerkt worden. Hij zat zoo'n beetje in zich zelf te brommen, maar bracht toch onderwijl een 'fleschje met verf en een borstel te .voorschijn en begon zjjn handen te kleuren. Het wilde evenwel niet vloeien, en hoe hp het 'fleschje ook schudde, het bleven stukjes. .,Ik zon wat spiritus noodig hebben," zei hij nijdig. Ik beefde toen werkelijk van angst, want het was een hachelijke toestand, waarin ik mjj bevond. Toen kwam ik op een goeden inval en zei: „Cognac heb ik niet bü mij, maar ik ge bruik zoo nn en dan een medicijn, die spiritus bevat, en die heb ik altijd bp mij." Ik schonk wat van de ether in zijn fleschje en schudde het. Dat hielp en er ontstemd een bruine vloei stof. Nauwelijks ga? hij zich den tijd mij te be danken, maar begon ijverig zijn handen te kleu ren, waarin hji even gemakkelijk zjjn linker als zijn rechterhand gebruikte; toen kwam zijn gelaat aan de beurt, en ik lachte weer, maar ditmaal van vreugde: want ik had al mijn moed hij elkaar geraapt, en voolde, dat ik er in zon slagen hem te 'vatten. „Waarom lacht ge nu weer?" vroeg hij op barschen toon. „Omdat ge uw wangen veel te donker maakt: uw oogleden zijn wit, en om uw lippen hebt ge ook een heelen kring vergeten," zei ik, zoo veel mogelijk vastheid aan mijn stem gevend. ..Goede hemelriep hij nit, en zich to^n tol mij wendend, sprak hij„Neem gij den borstel en ver? mij." TL nam den borstel, en hield mij of 'k erg beefde, toen ik hem aanraakte. „Dwaas, die ge zijt." riep hij uit. „Ik zal je geen leed doen, maar zie dan toch hoe snel de trein rijdt er is geen oogenblik te verliezen." ..Goed, mijnheer," was mijn antwoord. ..maar dan moet. ee ook doen. wat ik n zeg. Ik nam zijn jas, en sloeg die om liern heen, zooals dat in een kapperswinkel gebeurt, en terwijl ik hem vroeg zijn oogen te sluiten, begon ik de leden j te kleuren. Het. volgende oogenblik nam ik den borstel in mijn linkerhand, met mijn rechter deed ik hot. stopje van het chloroformfleschje af, en goot de helft, van den inhoud uit op de I watten, waarin hotverpakt was geweest. Ge il ukkig was het een groot stuk, en terwijl ik den borstel liet vallen, drukte ik hem de wat ten op neus en mond. Hij was zoo verrast door mijn plotselinge handeling, dat hjj het eerste oogenblik volko men kalm bleef, en toen hij zijn oogen opende, wierp ik hem het fleschje met verf in het ge laat, nog steeds de watten onder zjjn neus duwend, .Voor. een oogenblik waa hij yedolixbd.;

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1915 | | pagina 9