Oe wraak van den DorpsSierder. WETENSWAARDIGHEDEN ALLERLEI^ SCHAKEN. - BIJVOEGSEL VAN DE »NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT* - Holland** Vrede oae iemand wan hei Wf witten htmden. B3 om draagt men zwart bü rouw, k China wit Met de eieren is het net eender. Wij zijn boos, als we een ei krijgen, dat niet \erseb is. Een Chinees kan een ei niet oud genoeg zijn. Hoe onder het ei is, hoe meer geld hij er voor geeft. Heeft een ei jaren lang in kalk of zaagsel gelegen, zoodat het heele- maal groen is geworden, dan ie het eerst recht een lekkernij voor de öhincezen en zij betalen er voor zooals bij ons voor ouden Rijnwijn of de fijnste ehampagne. Zulke eendien- en ook ganzeneieren komen dian op tafel hij de hoogste waardigheids- hekieeders en rijkste memseihen als fijnste delicatesse, terwijl een Europeaan al meer dan genoeg aan. de lacht heeft en den weer- zi nwekkenden «maak. wanneer hij zich ten minste aan het laatste waagt. Zoo ziet men alweer: Over den smaak valt niet te twisten! FOTOGFRAFEEREN ONDER WATER. Men ka® nonder twijfel verwachten, dat na den vrede pogingen gedaan nollen wor den van de vele in betrekkelijk ondiep wa ter gezonken schepen wat te redden, waar bij groote fotografieën, waaruit de ligging en de toestand van het schip blijikieni, van gewicht zullen zij®. Hiertoe heeft een Ame rikaan, gebruik makende van Cooper-He- witt-kwartslampen de noodige toestellen ge construeerd. Met een batterij van negen der genoemde lampen», elk van 2400 kaareen, en van reflectors voorzien, was het licht sterk genoeg om op ruim 30 meter afstand opne mingen te doen, zelf6 kinematografische fo tografieën van een duiker. De camera be vond zich in een kamer van ruim IA mater doorenede, met één dikken glazen wand, waardóór de foto's genomen werden. De toe gang tot dó kamer, die weinig diep onder water is, wegens den enorm en waterdruk, wordt verkregen door een harmonica-adh- tige huis, van ijzeren ringen en weefsel, waardoor de fotograaf en zijn helper het kamertje bereiken. V«oor het werken op grootere diepte is een rondom gesloten, vrij wel bolvormig vertrek ontworpen, dat groe ten druk kan weerstaan. Hiermee zijn even wel nog geen proeven genomen. DE BEKENDE SPOORWEGSPECIALITEIT Hecter deelt in het „Archiv für Eisenbahn- wesen" verschillende bijzonderheden mee om trent de spoorwegen in Ariatiseh-Turkye. De totaal-lengte van het spoorwegnet bedroeg daar op primo Januari 1914 5.438 K.M., verdeeld over Klein-Azië met 2918 K.M., Syrië met 1677 K.M. en Arabië met 843 K.H. Op iedere 100 vierv. K.M. kwam 0,3 K.M. spoorweg voor, op iedere 10.000 inwoners 3,2 K.M. Reeds omstreeks 1835, dus nog vier jaren vóór ons eerste treintje van Amsterdam naar Haar lem snorde, togen Engelsche ingenieurs aan het werk, om een Bagdad-lijn te projecteeren. Bijna 30 jaar verliep er, eer het eerste stukje Bagdad- lijn gereed kwam; in 1860 werd 43 K.M. ge ëxploiteerd. Omstreeks 1880 was 400 K. M. in exploitatie genomen. OP DE SPIJSKAARTEN e® in de vischwinkels, schrijft een Duitseh blad, ontbreken thans de kreeften, die anders in de maanden zonder r als geliefde spijs gelden. De oorzaak van dit gebrek aan kreeften ligt in den wereldoorlog. Niet minde* dan 85 tot 90 pereent der kreef ten kwamen uit Rusland en ontbreken dus op de Duitsche markt. Ee® ander deel kwam uit Oost-Pruisen, uit de streek der Masurische meren, ook uit West-Pruisende ückermarck e® Pom rn eren- In Oost-Pruieea hebben de verwoestingen door de Russen ook invloed op dezen tak van handel gehad- De vangers ontbreken en do spoorwegverbindingen zijn ook niet zoodanig, dat de waar levend «n frieeh op de markt kan komen. In de andere Duitsche waren is sedert vele jaren een sterven, in massa der inheemsehe kreeften door kreeftenpest te bemerken. I/X>D VERGIFTIGING komt, zooals men wee*, bet meest voor in 'fa- brkken van accumulatoren. Merkwaardig is nu, dat in Dtatschland nog niet 1 der werklieden en andere employe's, aan de diverse accumula toren-! abri eken verbonden, vergiftigd wordt. Dit percentage is daarentegen voor Groot- Brittamë bijna 3 maar voor de Yeneen. Staten niest minder dan 18 X. t J op 'a&ue rmmr van den da# is de onweer- en negenkans niest even groot. j Bijna in de heele wereld is die kans het kleinst I tussehen 's morgens 6 en het middaguur. Inderdaad zal het menigeen opgevallen zijn, dat het 's morgens om negen uur b.v. zelden, regent; heeft het 's nachts geregend, dm» houdt dit meeat op vóór negen, en een echte regendag begint zelden vóór elf. Ochtendonweders komen hier in Holland meest voor omstreeks zonsopkomst, maar de onweders, die tussehen zee en twaalf v.m. tot uitbarsting komen, zijn werkelijk te tellen. Na het middaguur nemen onweer- esn regen- kans beiden toe. Menig w arm te-onweer komt hier omsreeks drie uur tot uitbarsting. Ook tegen hert vallen van den avond ie de onweer- kans groot. Nacbi-onweders komen vooral voor sa de zee- provinciën. DE TWEE EENIGE OVERLEVENDEN. Ernstig sprak de eerbiedwaardige, rechter tot den ouden boef, dien hij reeds meermalen had moeten veroordeelen„Bedenk toch eens, vriend, wat er .va® zoo een leven moet ko men; wat is pr nu wel geworden van je vele kennissen in je misdadig leven?" Getroffen sprak de oude man en zijn stem stokte: ^Allemaal opgehangen, behaivg UEd,- Achtbare en ik." OOK SLIM! .Verleden week kwamen er een paar dienst- boden met hoogroode kleur, die bet gevolg van stoeien of van hardloopen scheen te zijn, in een apotheek binnenvallen. De apotheker .vroeg, wat er van haar dienst was. Komplemenl zeide de eene: gedien stige en of n mij de gedroogde kruiden voor mevrouw W. ook kunt meegeven. De gedroogde kruiden voor mevrouw Wl? Ik weet niet, wat gq daarmede bedoelt, meisje. Mevrouw heeft toch gezegd „gedroog de krniden", en zij heeft mij zelfs een briefje medegegevenKijk, hier is het. De apotheker nam het briefje, las en.., schaterde het nït van lachen. Op het pa piertje stond: Gelieve brengster dezes mede te geven „Gedroogde Kruiden", van Frits Reuter. De onnoozele meid moest bij een boekver- kooper zijn en was bij eon apotheker aan geland. OMGEKEERD. Vader (tot rijn Tichtzinrrigón ön siordigen zoon, den student): Ik kan me maar niet begrijpen, dat jej niet beter voor je toilet zorgt. Je kent toch het spreekwoord l JDe kleeren maken den man?" Zoon: Zeker, papa, maar de man maakt 'geen kleeren meer voor mij. KENNIS DER SCHEIKUNDE. Volgens Dr. Ray, den bekenden geleerde te Lahore, waren vóór 2500 jaren de Hindoe* al zeer ver op het gebied der Scheikunde. Speciaal het gebruik van kwik en kwïk-preraraten voor verschillende ziekten, was hun reeds bekend. Het smelten en esrtraheeren van metalen uit ertsen is, met al de daarbij beboerende toestel len al beschreven in oude Hindoe-geschriften. KINDER VER DEELING. Kleine Wim is bij zijn tante geweest; deze heeft pas een fonograaf gekocht en laat haar neefje een paar platen hoorea. Natuurlijk geen nnxExefc, maar „komische" voordrachten. Hert kind staart sprakeloos naar Set geheim zinnige kastje en na afloop van de voorstelling holt hü naar huis en reept geagiteerd: „Moe, moe, tante heeft 'n dronken vent in 'n naai- mecienf" VERLOF GEVRAAGD. Een soldaat vroeg aan rijn commandant verlof, afe reden opgevende, dat hü rijn vrouw graag by 't beredderen van de wasdh behulpzaam wilde zijn. Je vrouw is hier geweest, zei de com mandant, en heeft me gevraagd je geen ver lof te geven terwijl rij de waech deed, want dan liep je haar maar in den weg. De man salueerde en maakte redbteom- koert. By de deur wendde hij zich echter weer tot den officier en vroeg; Zon ik nog iets mogen zeggen, kapitein? Welnu, wat is er? Hl ao® nog willen zeggen, kapitein, dat één van ons beiden kan liegeni als In jpaar- deddef, want ik be® niet getrouwd. BRUTAAL TOCH HAND&3. Mevrouw .was eenige dagen bü haar ge huwde dochter gelogeerd en kwam onver wachts Zondags van de reis terug. Met den sleutel nog in het riot der .voor deur ziet zij haar nieuwe meid komen aan wandelen. Zij kan haar oogen niet galooven. Maar, Annette! roept zij de meid tege moet. Hoe durf je kleeren van mij te dragen t Geen betere recommandatie voor u, me vrouw, zegt de meid zonder een spier van haar gelaat te vertrekken ik wit aan. de beele stad laten zien, dat u zóó goed voor me rijt, dat u mij uw toiletten leent NOG STEEDS..»,. iVan de als kart en hond levende echte lieden Gribbersen kwam de man, een lood- gieter, die van een platdak geval ten was, uit een langen slaap, tot het bewustzijn terug. Nog soezend vroeg hij: Waar ben ik? In den Hemel? Nee, Gradns, gromde zijn lieve weder, belft, je bent nog altijd by nrij- OM IETS NIET SCHULDIG TE BLIJVEN Eerlijk gezegd, zei X, die al maanden zijn vriend Y had ontloopem, omdat hq' van dezen geleend had, maar nu recht op hem wae afgegaan het hindert me geweldig, dat ïk je nog altijd een tientje schuldig hen. 't Is belachelijk en bovendien schaam Ik ir'er over, en het moet maar uit zyn. 1Non, zei de ander, wien3 gezicht van hoop opklaarde even eerlijk gezegd ik vind ook "Weinu. leen me dan vijftien pop. Wart bïiefje??! j— Beste vent,, ik zie maar alleen rdSf middel om je 'geen tientje schuldig te Wijven LANDELIJKE EENVOUD. Mevrouw (tot pas gehuurde dienstbode):- „Wat heeft de boekverkooper je toch voor boeket meegegeven: „Handboek voor het aardappel- rooien", „De moestuin", „Een nieuwe bemesting» methode Dienstbode: „Wel mevrouw, 8c heb gevraagd wat ik dacht dat u, als u buiten waart, te pas zou kunnen komen!" LEVEND DOOD ZIJN. De boer: „Mag ik assnblieft mijn vrijstelling hebben mijnheer?'' De ambtenaar (zijn register naziende): „Ke and gij zijt dood." De boer: „O menheer ik weet het al, dart zal mijn neef wezen, cEe heet ook Jan Keest" De ambtenaar (kwaad wordend)„Zijt SR razend1? Kort en- goed, wie is er dood, gij of uw neef?" EEN STERK STUKJE. Een bedienaar ter begrafenisse klaagde "dat bij 1 deze week zoo druk had gehad, dat hij ,/trit lijken had moeten laten loopen!" KINDERMOND. Klein Kareltje heeft klappen gehad van zijn mama, omdat hij pas nieuw speelgoed kapoi heeft gemaakt, om te kijken wat er in zat. Als pa voor het eten thuis komt, ziet hij Kareltje rood beschreid in de kinderkamer zit ten. „Wel, kleine man," vraagt pa, „wat is er voor verdriet?" „Och," antwoordt Kareltje wijs, „3c heb daai zoo even een verschrikklijke scène gehad met uw vrouw." PROBLEEM No. 2. ALPS. M. VOORTING, HAARLEM (Eerste publicatie.) mm. 6 5 Mat in twee zetten. Stand der stukken: Wit: Ke8, Dg4, La8, Ld4, Pc6, Pg3, pion a3 en e2. Zwart: Kd5, Lbl, pion b5, dfi, ©4, g6. m i».— UMlti MAANDAG 5 JULI 1915 TWEEDE SERIE 40STE JAARGANG No. 8788 Donderend trekt de oorlog om; De aarde siddert; dof gegrom, Vuur- en vlamzee, smèokkolom Ziedt en knettert, Rysrt .verplettert, Blaakt en brandt en moordt alom! Hóllandt baadt zich niet in 't wee: Heilige vrede, Rust in stede Vam die woeste jammerzee. Dp zijn groen-bewassen dreven. Daar geen tweedracht ligt gezaaid, Daar geen zeis de zielen maait, Daar si échts de Eendracht voort kan leven. Maar de keur van NêerflantTs kroost "Waakt voortdurend. Rustloos turend, Vastberaden, onverpoosd, Aan de palen dezer landen. Aan de Vader!andsche stranden, Eén van wil, vol fieren trots, Bouwend op den Zegen Gods! Met een zwaren slag slaat de groote gevange nispoort dicht. Willem Fichtel staat op straat. Hij is vrij. Eindelijk mag hij zich weer vrij bewe gen buiten de akelige d-oodsche muren van zijn cel. Hij mag weer gaan loopen waar en waarheen hij wil, hij heeft zijn tijd uitgezeten. 'Doch dit alles verheugt hem niet; onverschil lig is hij geworden' voor de vrijheid, waarin an deren zich 'gelukkig gevoelen. Voor hem betee- kent de vrijheidbedelen of diefstal. Niemand immers zal den gevaarlijken inbreker werk ver schaffen; niemand zal hem een nieuw leven helpen beginnen. Zonder familieleden, zonder ouders, die reeds lang van verdriet gestorven zijn, moet hij den harden strijd om het bestaan aanvangen. Zijn eenige broer, vele jaren jonger dan hij, heeft hem aan zijn lot overgelaten; na jaren heeft hij niets meer van dezen vernomen. Hij besluit werk te gaan zoeken. Doch overal waar hij komt wordt hij afgewezen. Men informeert naar zijn vroeger leven en stuurt hem weg. Een enkele geeft hem geld uit barmhartigheid; anderen snauwen hem af en dreigen hem met de politie, als hij weer mocht komen. Naar zijn geboorteplaats durft hij niet weder- keerenieder kent hem daar. Ieder weet van zijn laaghartigen.diefstal bij den ouden dorpsgeeste lijke, door allen hooggeacht en bemind om zijn herderlijke zorgen, Nog beeft hij bij de gedachte aan de ont vangst, hem in het dorp bereid na zijn vlacht. Nog klinken hem de scheldwoorden en verwen- schingen in de ooren, toegeworpen door een /chaar landbouwers en daglooners. Hij siddert opnieuw bij de herinnering aan dat opdringen der boeren, om hem in hun handen te krijgen, zoodat de gendarmen slechts met moeite hun iveg vervolgden. Een vage herinnering stijgt bij hem op, dat. zijn broertje door den braven pastoor als kind werd aangenomenDat was zijn wraak. Neen, naar zijn dorp keert hij nimmer terug; hier in de groote onherbergzame stad vindt hij geen werkdan naar den vreemde. Na enkele weken vinden we hem terug op een der groote Oceaan-stoomers. Het is tijd van vertrekken. Dc stoomfluit gilt. De laatste touwen en kettingen worden losge- worpen en de zeereus zet zich in beweging. Nu nog trotsch en fier, bewonderd door de op den wal staan den, zal hij straks als een klein nietig notendopje op den grooten plas heen en weder schommelen. Hoe groot ook de macht is der menschelijke techniek, één geweldige uitbar sting der natuurkrachten, door God in de wereld gelegd.en alles v* verloren De uitkomst van jarenlange berekeningen; het uitvloeisel van het menschelijk vernuft, lijdt schipbreuk en spat uiteen, als al het schoone, hier op aarde. Na lange dagen van zeeziekte na het gebrek aan al het noodige aan boord, is Willem Fichtel slechter gestemd dan ooit. Hij ziet die anderen, die rijken, die zich van het schip een paleis scheppen en aan boord het lustige, vroolijke leven van het land voortzetten. Weer komt de bekoring bij hem op, heviger, krachtiger dan vroeger. Zal het hem in het be loofde land niet gelukken werk te vinden, dan.... wordt hij een did. 't Is ook zooveel gemakkelijker. Hij tracht niet meer de zondige gedachte van zich af te zetten; steeds vaster besluit hij, om te nemen wat men hem niet wil geven. En in Amerikta aangekomen is zijn eerste werk, een logies te zoeken, waar hij veilig zal zijn voor de hand der gerechtigheid. 's Middags begeeft hij zich de stad in, om een geschikte plaats te vinden. Weldra ontdekt hij een klein bankiershuis op den boek eener straat En als de twaalf slagen van de torenklok rond gedreund hebben, liep Willem Fichtel op het huis aan. Met de handigheid van een aap klimt hij over het hek van den tuin. Geruisdrloos, met kloppend hart, sluipt hij voort tot bij de veranda. Tegen een der stijlen ervan opklimmend geraakt hij er op, zonder be merkt te zijn. Dan, zachtjes naar het raam. Hij probeert het te openen, de pennen zijn er niet in; het gelukt. Doch stil; hoort hij daar geen voetstappen in de straat, jaDoodstil en bevend' van angst, verbergt hij zich achter de balustrade. Eenige minuten van angst. De stappen zijn voorbij. Hij is gered. Dan klimt hij angstig het raam door naar binnen. Het heldere licht der maan wijst hem den weg naar een kast. De sleutel steekt in het slot. Snel draait hq het slot om, telkens ophoudend en omkijkend, of hij niets hoort. Doch het Wuft doodstil. Op de derde plank der kast staat een geïd- j iristje. Er rammelt iets m. Hij verbergt het onder zijn kleeren en gaat terug. Een stoel valt om. Doodstil en klappertandend van angst staat hij een oogenblik stiL Even houdt zijn hart op met kloppen, daar hij boven iets meent te hooren. Doch gelukkig; het is slechts verbeelding. Door het raam klauterend laat hij het open staan, om geen gedruisch te maken. Hij sluipt van de veranda af, loopt over "de grasperken van den tuinen door- het hek glu rend staart hij links en rechts of alles veilig is. Niemand is in de gansche straat te zien. Snel klimt hij dus over het hek; hij is op straat. De diefstal is «lukt. Doodsbleek, en als van koorts bevend zoekt hij zijn logies weder op. Hij bestelt wijn, en drinkt. De drank doet hem (ten angst, dien hij beeft uitgestaan, vergeten. Met breekijzers opent hij het kistje. Hét bevat 35 dollar. Een mooie slag, mompelt hij. Eindelijk valt hij in slaap. In zijn droomen ziet hij zich als inbreker ge pakt en in de gevangenis gezet Hij ziet zich steeds vervolgd en kan niet vluchten. Het koude zweet staat hem bij het ontwaken op het aange zicht. Doch deze diefstal heeft over zijn verdere levensloop beslist. Was hij weer betrapt, misschien "dat hij "dan na zijn straf een beter leven had gekozen. Nu echter lijkt het hem gemakkelijk toe en rijn be sluit staat vast. Voortaan zal hij van het grid van anderen leven. Na eenigen tijd is de som op en maar al te gemakkelijk geeft hij nu aan zijn slechte inborst gehoor. Weer gelukt de diefstal; hij maakt toe vallig kennis met de leiders van een bende en sluit er zich bij aan. Thans heeft hij een zorg loos leventje. Hij drinkt en eet en heeft steeds geld genoeg op zak; doet af en toe met de gan- j sclie bende een grooten inbraak en legt de stem zijn geweten het znmgen op» 1 Doch de kruik gaat zoolang te water tot zij breekt. Bij een langberaden inbraak in een groote bank, werd de geheele bende omsingeld en ge vangen genomen. Htm hardnekkige ontkenningen mogen niet baten. Eenigen werden tot 25 jaren, anderen, waar onder Willem Fichtel, tot 10 jaren gevangenis straf veroordeeld. In de gevangenis neemt Willem het bestoft om te vluchten en naar Holland weder te keeren. Hij heeft nog eenig geld verborgen buiten de stad en biennede zal hij den overtocht be talen. Als de langverwachte nacht daar is, kruipt föj door een reeds lang te voren gemaakt gat in den schoorsteen. Hij klimt op het dak, laat er zich vanaf glijden langs een regenwaterbais, doet óm een sprong en is ontsnapt Hoewel verwond bij den va? op den grond, sleept hij zich toch voort tot aan zijn vroegere schuilplaats, waar hij zich van andere kleeren voorziet en zich wat verfrischt Dan is rijn eerste werk zich van geld te voor zien. Hij vindt het op de geheime plaats, nog on aangeroerd en bespreekt den volgenden dag on der vreemden naam een plaats op de Holland— Amerika-lijn. Na een paar dagen vertrekt hij. Niettegen staande al de nasporingen der politie heeft hij zich toch weten in te schepen en zet thans koers naar zijn vaderland. Tegenstrijdige gedachten bestormen hem, als de Hollandsche duinenkust weer in zidrt komt. Hij voelt vreugde bij het wederzien, echter ver gald, als hij denkt, hoe hij ook hier weer in voortdurenden angst zal leven vóór de vervol ging der politie. Zijn geld is aan boord weer aardig gedund, zoodat het gebrek weer voor de deur staat. Daarom komt het besluit bij hem op, ran zijn broeder weer op te zoeken in het kleine, een voudige dorpje, waar geluk en welvaart heer* schen. Hoe vreemd is hem alles geworden in de havenstad van IJ en Amstelstroom. Hij verwon dert zich over de nieuwe, groote gebouwen, ck talrijke veranderingen der laatste 15 jaren, a herkent de stad haast niet meer. Eenige dagen brengt hij er door en dan ver trekt hij op een kouden, mistigen dag naar zgn geboorteplaats. De trein voert hem bliksemsnel over de golven de graanvelden en lachende weiden. Daar tussehen het groene geboomte verrijst de toren van de kerk onduidelijk afstekend tegen df vuil-witte tocht, door zware onweerswolken ver duisterd. In het stationsplaatsje verblijvend, wacht hij den avond af. Eindelijk is het 8 uur. De weg is donker, "doch bij kent hem nog van vroeger. Dezen weg is hij afgerend na zijn diefstal bij den pastoor. Ftiei is hij gevat, toen hij op *t punt stond over deze sloot te springen. Hij herkent ook andere plaatsen, plaatsen waar hij als kind speelde. Nog klinkt hem van die plaatsen de stem zijns vaders tegemoet: „Wil lem, jongen, wat moet dat worden?" Weer ziet hij zich als jeugdige knaap (Befje spelend langs den muilen zandweg. Eindelijk heeft hij het dorp bereikt. Spookachtig steken de populieren uit boven de tuinen der woonhuizen. Geen haan kraait, geen hond Maft; hier is het reeds doodstil, terwijl in de donkere buurten van New-York het leven pas begint. Als een dief sluipt hij langs de huizen. Hier is de school..-.een eind verder de markt met de pastorie. Zou de grijze geestelijke nog teven? Zoo ja, dan moest hij de woonplaats zijns broeders weten! Knarsend kraakt het kiezel onder zijn voeten. Piepend draait het hek open. Hq staat voor de pastorie. Er in komen is voor hem geen moeilijk heid meer. Hij laat Het gordijn zakken, belicht mei zijn dievenlantaarn de voorwerpen welke in de kamer staan. Plots houdt lrij de lantaarn sfil. Het lidft valt op het portret van een oog jeugdig gpestelyjct; met de trekken zrïns tamfo VÏ 8 7 4 3 2 3 VOOR DE HUISKAMER

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1915 | | pagina 7