Oe wraak van den DorpsSierder.
WETENSWAARDIGHEDEN
ALLERLEI^
SCHAKEN.
- BIJVOEGSEL VAN DE »NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT* -
Holland** Vrede
oae iemand wan hei Wf witten htmden. B3
om draagt men zwart bü rouw, k China
wit
Met de eieren is het net eender. Wij zijn
boos, als we een ei krijgen, dat niet \erseb
is. Een Chinees kan een ei niet oud genoeg
zijn. Hoe onder het ei is, hoe meer geld hij
er voor geeft. Heeft een ei jaren lang in
kalk of zaagsel gelegen, zoodat het heele-
maal groen is geworden, dan ie het eerst
recht een lekkernij voor de öhincezen en zij
betalen er voor zooals bij ons voor ouden
Rijnwijn of de fijnste ehampagne.
Zulke eendien- en ook ganzeneieren komen
dian op tafel hij de hoogste waardigheids-
hekieeders en rijkste memseihen als fijnste
delicatesse, terwijl een Europeaan al meer
dan genoeg aan. de lacht heeft en den weer-
zi nwekkenden «maak. wanneer hij zich ten
minste aan het laatste waagt.
Zoo ziet men alweer: Over den smaak valt
niet te twisten!
FOTOGFRAFEEREN ONDER WATER.
Men ka® nonder twijfel verwachten, dat
na den vrede pogingen gedaan nollen wor
den van de vele in betrekkelijk ondiep wa
ter gezonken schepen wat te redden, waar
bij groote fotografieën, waaruit de ligging
en de toestand van het schip blijikieni, van
gewicht zullen zij®. Hiertoe heeft een Ame
rikaan, gebruik makende van Cooper-He-
witt-kwartslampen de noodige toestellen ge
construeerd. Met een batterij van negen der
genoemde lampen», elk van 2400 kaareen, en
van reflectors voorzien, was het licht sterk
genoeg om op ruim 30 meter afstand opne
mingen te doen, zelf6 kinematografische fo
tografieën van een duiker. De camera be
vond zich in een kamer van ruim IA mater
doorenede, met één dikken glazen wand,
waardóór de foto's genomen werden. De toe
gang tot dó kamer, die weinig diep onder
water is, wegens den enorm en waterdruk,
wordt verkregen door een harmonica-adh-
tige huis, van ijzeren ringen en weefsel,
waardoor de fotograaf en zijn helper het
kamertje bereiken. V«oor het werken op
grootere diepte is een rondom gesloten, vrij
wel bolvormig vertrek ontworpen, dat groe
ten druk kan weerstaan. Hiermee zijn even
wel nog geen proeven genomen.
DE BEKENDE SPOORWEGSPECIALITEIT
Hecter deelt in het „Archiv für Eisenbahn-
wesen" verschillende bijzonderheden mee om
trent de spoorwegen in Ariatiseh-Turkye. De
totaal-lengte van het spoorwegnet bedroeg daar
op primo Januari 1914 5.438 K.M., verdeeld over
Klein-Azië met 2918 K.M., Syrië met 1677
K.M.
en Arabië met 843 K.H. Op iedere 100
vierv. K.M. kwam 0,3 K.M. spoorweg voor, op
iedere 10.000 inwoners 3,2 K.M.
Reeds omstreeks 1835, dus nog vier jaren vóór
ons eerste treintje van Amsterdam naar Haar
lem snorde, togen Engelsche ingenieurs aan het
werk, om een Bagdad-lijn te projecteeren. Bijna
30 jaar verliep er, eer het eerste stukje Bagdad-
lijn gereed kwam; in 1860 werd 43 K.M. ge
ëxploiteerd. Omstreeks 1880 was 400 K. M. in
exploitatie genomen.
OP DE SPIJSKAARTEN
e® in de vischwinkels, schrijft een Duitseh blad,
ontbreken thans de kreeften, die anders in de
maanden zonder r als geliefde spijs gelden. De
oorzaak van dit gebrek aan kreeften ligt in den
wereldoorlog.
Niet minde* dan 85 tot 90 pereent der kreef
ten kwamen uit Rusland en ontbreken dus op
de Duitsche markt. Ee® ander deel kwam uit
Oost-Pruisen, uit de streek der Masurische
meren, ook uit West-Pruisende ückermarck
e® Pom rn eren-
In Oost-Pruieea hebben de verwoestingen
door de Russen ook invloed op dezen tak van
handel gehad- De vangers ontbreken en do
spoorwegverbindingen zijn ook niet zoodanig,
dat de waar levend «n frieeh op de markt kan
komen. In de andere Duitsche waren is sedert
vele jaren een sterven, in massa der inheemsehe
kreeften door kreeftenpest te bemerken.
I/X>D VERGIFTIGING
komt, zooals men wee*, bet meest voor in 'fa-
brkken van accumulatoren. Merkwaardig is nu,
dat in Dtatschland nog niet 1 der werklieden
en andere employe's, aan de diverse accumula
toren-! abri eken verbonden, vergiftigd wordt.
Dit percentage is daarentegen voor Groot-
Brittamë bijna 3 maar voor de Yeneen.
Staten niest minder dan 18 X.
t J op 'a&ue rmmr van den da#
is de onweer- en negenkans niest even groot.
j Bijna in de heele wereld is die kans het kleinst
I tussehen 's morgens 6 en het middaguur.
Inderdaad zal het menigeen opgevallen zijn,
dat het 's morgens om negen uur b.v. zelden,
regent; heeft het 's nachts geregend, dm» houdt
dit meeat op vóór negen, en een echte regendag
begint zelden vóór elf.
Ochtendonweders komen hier in Holland meest
voor omstreeks zonsopkomst, maar de onweders,
die tussehen zee en twaalf v.m. tot uitbarsting
komen, zijn werkelijk te tellen.
Na het middaguur nemen onweer- esn regen-
kans beiden toe. Menig w arm te-onweer komt
hier omsreeks drie uur tot uitbarsting. Ook
tegen hert vallen van den avond ie de onweer-
kans groot.
Nacbi-onweders komen vooral voor sa de zee-
provinciën.
DE TWEE EENIGE OVERLEVENDEN.
Ernstig sprak de eerbiedwaardige, rechter
tot den ouden boef, dien hij reeds meermalen
had moeten veroordeelen„Bedenk toch eens,
vriend, wat er .va® zoo een leven moet ko
men; wat is pr nu wel geworden van je vele
kennissen in je misdadig leven?"
Getroffen sprak de oude man en zijn stem
stokte: ^Allemaal opgehangen, behaivg UEd,-
Achtbare en ik."
OOK SLIM!
.Verleden week kwamen er een paar dienst-
boden met hoogroode kleur, die bet gevolg
van stoeien of van hardloopen scheen te zijn,
in een apotheek binnenvallen.
De apotheker .vroeg, wat er van haar
dienst was.
Komplemenl zeide de eene: gedien
stige en of n mij de gedroogde kruiden
voor mevrouw W. ook kunt meegeven.
De gedroogde kruiden voor mevrouw
Wl? Ik weet niet, wat gq daarmede bedoelt,
meisje.
Mevrouw heeft toch gezegd „gedroog
de krniden", en zij heeft mij zelfs een
briefje medegegevenKijk, hier is het.
De apotheker nam het briefje, las en..,
schaterde het nït van lachen. Op het pa
piertje stond: Gelieve brengster dezes mede
te geven „Gedroogde Kruiden", van Frits
Reuter.
De onnoozele meid moest bij een boekver-
kooper zijn en was bij eon apotheker aan
geland.
OMGEKEERD.
Vader (tot rijn Tichtzinrrigón ön siordigen
zoon, den student): Ik kan me maar niet
begrijpen, dat jej niet beter voor je toilet
zorgt. Je kent toch het spreekwoord l JDe
kleeren maken den man?"
Zoon: Zeker, papa, maar de man maakt
'geen kleeren meer voor mij.
KENNIS DER SCHEIKUNDE.
Volgens Dr. Ray, den bekenden geleerde te
Lahore, waren vóór 2500 jaren de Hindoe* al
zeer ver op het gebied der Scheikunde. Speciaal
het gebruik van kwik en kwïk-preraraten voor
verschillende ziekten, was hun reeds bekend.
Het smelten en esrtraheeren van metalen uit
ertsen is, met al de daarbij beboerende toestel
len al beschreven in oude Hindoe-geschriften.
KINDER VER DEELING.
Kleine Wim is bij zijn tante geweest; deze
heeft pas een fonograaf gekocht en laat haar
neefje een paar platen hoorea.
Natuurlijk geen nnxExefc, maar „komische"
voordrachten.
Hert kind staart sprakeloos naar Set geheim
zinnige kastje en na afloop van de voorstelling
holt hü naar huis en reept geagiteerd: „Moe,
moe, tante heeft 'n dronken vent in 'n naai-
mecienf"
VERLOF GEVRAAGD.
Een soldaat vroeg aan rijn commandant
verlof, afe reden opgevende, dat hü rijn
vrouw graag by 't beredderen van de wasdh
behulpzaam wilde zijn.
Je vrouw is hier geweest, zei de com
mandant, en heeft me gevraagd je geen ver
lof te geven terwijl rij de waech deed, want
dan liep je haar maar in den weg.
De man salueerde en maakte redbteom-
koert. By de deur wendde hij zich echter
weer tot den officier en vroeg;
Zon ik nog iets mogen zeggen, kapitein?
Welnu, wat is er?
Hl ao® nog willen zeggen, kapitein, dat
één van ons beiden kan liegeni als In jpaar-
deddef, want ik be® niet getrouwd.
BRUTAAL TOCH HAND&3.
Mevrouw .was eenige dagen bü haar ge
huwde dochter gelogeerd en kwam onver
wachts Zondags van de reis terug.
Met den sleutel nog in het riot der .voor
deur ziet zij haar nieuwe meid komen aan
wandelen. Zij kan haar oogen niet galooven.
Maar, Annette! roept zij de meid tege
moet. Hoe durf je kleeren van mij te dragen t
Geen betere recommandatie voor u, me
vrouw, zegt de meid zonder een spier van
haar gelaat te vertrekken ik wit aan. de
beele stad laten zien, dat u zóó goed voor
me rijt, dat u mij uw toiletten leent
NOG STEEDS..»,.
iVan de als kart en hond levende echte
lieden Gribbersen kwam de man, een lood-
gieter, die van een platdak geval ten was,
uit een langen slaap, tot het bewustzijn terug.
Nog soezend vroeg hij: Waar ben ik? In
den Hemel?
Nee, Gradns, gromde zijn lieve weder,
belft, je bent nog altijd by nrij-
OM IETS NIET SCHULDIG TE BLIJVEN
Eerlijk gezegd, zei X, die al maanden
zijn vriend Y had ontloopem, omdat hq' van
dezen geleend had, maar nu recht op hem
wae afgegaan het hindert me geweldig,
dat ïk je nog altijd een tientje schuldig hen.
't Is belachelijk en bovendien schaam Ik
ir'er over, en het moet maar uit zyn.
1Non, zei de ander, wien3 gezicht van
hoop opklaarde even eerlijk gezegd ik
vind ook
"Weinu. leen me dan vijftien pop.
Wart bïiefje??!
j— Beste vent,, ik zie maar alleen rdSf
middel om je 'geen tientje schuldig te Wijven
LANDELIJKE EENVOUD.
Mevrouw (tot pas gehuurde dienstbode):-
„Wat heeft de boekverkooper je toch voor boeket
meegegeven: „Handboek voor het aardappel-
rooien", „De moestuin", „Een nieuwe bemesting»
methode
Dienstbode: „Wel mevrouw, 8c heb gevraagd
wat ik dacht dat u, als u buiten waart, te pas
zou kunnen komen!"
LEVEND DOOD ZIJN.
De boer: „Mag ik assnblieft mijn vrijstelling
hebben mijnheer?''
De ambtenaar (zijn register naziende): „Ke
and gij zijt dood."
De boer: „O menheer ik weet het al, dart zal
mijn neef wezen, cEe heet ook Jan Keest"
De ambtenaar (kwaad wordend)„Zijt SR
razend1? Kort en- goed, wie is er dood, gij of uw
neef?"
EEN STERK STUKJE.
Een bedienaar ter begrafenisse klaagde "dat bij
1 deze week zoo druk had gehad, dat hij ,/trit
lijken had moeten laten loopen!"
KINDERMOND.
Klein Kareltje heeft klappen gehad van zijn
mama, omdat hij pas nieuw speelgoed kapoi
heeft gemaakt, om te kijken wat er in zat.
Als pa voor het eten thuis komt, ziet hij
Kareltje rood beschreid in de kinderkamer zit
ten.
„Wel, kleine man," vraagt pa, „wat is er voor
verdriet?"
„Och," antwoordt Kareltje wijs, „3c heb daai
zoo even een verschrikklijke scène gehad met uw
vrouw."
PROBLEEM No. 2.
ALPS. M. VOORTING, HAARLEM
(Eerste publicatie.)
mm.
6
5
Mat in twee zetten.
Stand der stukken:
Wit: Ke8, Dg4, La8, Ld4, Pc6, Pg3, pion a3
en e2.
Zwart: Kd5, Lbl, pion b5, dfi, ©4, g6.
m
i».— UMlti
MAANDAG 5 JULI 1915
TWEEDE SERIE
40STE JAARGANG No. 8788
Donderend trekt de oorlog om;
De aarde siddert; dof gegrom,
Vuur- en vlamzee, smèokkolom
Ziedt en knettert,
Rysrt .verplettert,
Blaakt en brandt en moordt alom!
Hóllandt baadt zich niet in 't wee:
Heilige vrede,
Rust in stede
Vam die woeste jammerzee.
Dp zijn groen-bewassen dreven.
Daar geen tweedracht ligt gezaaid,
Daar geen zeis de zielen maait,
Daar si échts de Eendracht voort kan
leven.
Maar de keur van NêerflantTs kroost
"Waakt voortdurend.
Rustloos turend,
Vastberaden, onverpoosd,
Aan de palen dezer landen.
Aan de Vader!andsche stranden,
Eén van wil, vol fieren trots,
Bouwend op den Zegen Gods!
Met een zwaren slag slaat de groote gevange
nispoort dicht. Willem Fichtel staat op straat.
Hij is vrij. Eindelijk mag hij zich weer vrij bewe
gen buiten de akelige d-oodsche muren van zijn
cel.
Hij mag weer gaan loopen waar en waarheen
hij wil, hij heeft zijn tijd uitgezeten.
'Doch dit alles verheugt hem niet; onverschil
lig is hij geworden' voor de vrijheid, waarin an
deren zich 'gelukkig gevoelen. Voor hem betee-
kent de vrijheidbedelen of diefstal. Niemand
immers zal den gevaarlijken inbreker werk ver
schaffen; niemand zal hem een nieuw leven
helpen beginnen.
Zonder familieleden, zonder ouders, die reeds
lang van verdriet gestorven zijn, moet hij den
harden strijd om het bestaan aanvangen.
Zijn eenige broer, vele jaren jonger dan hij,
heeft hem aan zijn lot overgelaten; na jaren
heeft hij niets meer van dezen vernomen.
Hij besluit werk te gaan zoeken. Doch overal
waar hij komt wordt hij afgewezen.
Men informeert naar zijn vroeger leven en
stuurt hem weg.
Een enkele geeft hem geld uit barmhartigheid;
anderen snauwen hem af en dreigen hem met de
politie, als hij weer mocht komen.
Naar zijn geboorteplaats durft hij niet weder-
keerenieder kent hem daar. Ieder weet van zijn
laaghartigen.diefstal bij den ouden dorpsgeeste
lijke, door allen hooggeacht en bemind om zijn
herderlijke zorgen,
Nog beeft hij bij de gedachte aan de ont
vangst, hem in het dorp bereid na zijn vlacht.
Nog klinken hem de scheldwoorden en verwen-
schingen in de ooren, toegeworpen door een
/chaar landbouwers en daglooners. Hij siddert
opnieuw bij de herinnering aan dat opdringen
der boeren, om hem in hun handen te krijgen,
zoodat de gendarmen slechts met moeite hun
iveg vervolgden.
Een vage herinnering stijgt bij hem op, dat.
zijn broertje door den braven pastoor als kind
werd aangenomenDat was zijn wraak.
Neen, naar zijn dorp keert hij nimmer terug;
hier in de groote onherbergzame stad vindt hij
geen werkdan naar den vreemde.
Na enkele weken vinden we hem terug op een
der groote Oceaan-stoomers.
Het is tijd van vertrekken. Dc stoomfluit gilt.
De laatste touwen en kettingen worden losge-
worpen en de zeereus zet zich in beweging.
Nu nog trotsch en fier, bewonderd door de op
den wal staan den, zal hij straks als een klein
nietig notendopje op den grooten plas heen en
weder schommelen. Hoe groot ook de macht is
der menschelijke techniek, één geweldige uitbar
sting der natuurkrachten, door God in de wereld
gelegd.en alles v* verloren De uitkomst
van jarenlange berekeningen; het uitvloeisel van
het menschelijk vernuft, lijdt schipbreuk en spat
uiteen, als al het schoone, hier op aarde.
Na lange dagen van zeeziekte na het gebrek
aan al het noodige aan boord, is Willem Fichtel
slechter gestemd dan ooit.
Hij ziet die anderen, die rijken, die zich van
het schip een paleis scheppen en aan boord het
lustige, vroolijke leven van het land voortzetten.
Weer komt de bekoring bij hem op, heviger,
krachtiger dan vroeger. Zal het hem in het be
loofde land niet gelukken werk te vinden, dan....
wordt hij een did.
't Is ook zooveel gemakkelijker.
Hij tracht niet meer de zondige gedachte van
zich af te zetten; steeds vaster besluit hij, om
te nemen wat men hem niet wil geven.
En in Amerikta aangekomen is zijn eerste
werk, een logies te zoeken, waar hij veilig zal
zijn voor de hand der gerechtigheid.
's Middags begeeft hij zich de stad in, om
een geschikte plaats te vinden. Weldra ontdekt
hij een klein bankiershuis op den boek eener
straat
En als de twaalf slagen van de torenklok rond
gedreund hebben, liep Willem Fichtel op het
huis aan.
Met de handigheid van een aap klimt hij over
het hek van den tuin.
Geruisdrloos, met kloppend hart, sluipt hij
voort tot bij de veranda. Tegen een der stijlen
ervan opklimmend geraakt hij er op, zonder be
merkt te zijn. Dan, zachtjes naar het raam. Hij
probeert het te openen, de pennen zijn er niet
in; het gelukt. Doch stil; hoort hij daar geen
voetstappen in de straat, jaDoodstil en
bevend' van angst, verbergt hij zich achter de
balustrade.
Eenige minuten van angst. De stappen zijn
voorbij. Hij is gered.
Dan klimt hij angstig het raam door naar
binnen. Het heldere licht der maan wijst hem
den weg naar een kast. De sleutel steekt in het
slot.
Snel draait hq het slot om, telkens ophoudend
en omkijkend, of hij niets hoort. Doch het Wuft
doodstil.
Op de derde plank der kast staat een geïd-
j iristje. Er rammelt iets m. Hij verbergt het onder
zijn kleeren en gaat terug. Een stoel valt om.
Doodstil en klappertandend van angst staat
hij een oogenblik stiL
Even houdt zijn hart op met kloppen, daar hij
boven iets meent te hooren. Doch gelukkig; het
is slechts verbeelding.
Door het raam klauterend laat hij het open
staan, om geen gedruisch te maken.
Hij sluipt van de veranda af, loopt over "de
grasperken van den tuinen door- het hek glu
rend staart hij links en rechts of alles veilig is.
Niemand is in de gansche straat te zien.
Snel klimt hij dus over het hek; hij is op
straat.
De diefstal is «lukt. Doodsbleek, en als
van koorts bevend zoekt hij zijn logies weder op.
Hij bestelt wijn, en drinkt.
De drank doet hem (ten angst, dien hij beeft
uitgestaan, vergeten.
Met breekijzers opent hij het kistje. Hét bevat
35 dollar.
Een mooie slag, mompelt hij. Eindelijk valt
hij in slaap.
In zijn droomen ziet hij zich als inbreker ge
pakt en in de gevangenis gezet Hij ziet zich
steeds vervolgd en kan niet vluchten. Het koude
zweet staat hem bij het ontwaken op het aange
zicht.
Doch deze diefstal heeft over zijn verdere
levensloop beslist.
Was hij weer betrapt, misschien "dat hij "dan
na zijn straf een beter leven had gekozen. Nu
echter lijkt het hem gemakkelijk toe en rijn be
sluit staat vast. Voortaan zal hij van het grid
van anderen leven.
Na eenigen tijd is de som op en maar al te
gemakkelijk geeft hij nu aan zijn slechte inborst
gehoor. Weer gelukt de diefstal; hij maakt toe
vallig kennis met de leiders van een bende en
sluit er zich bij aan. Thans heeft hij een zorg
loos leventje. Hij drinkt en eet en heeft steeds
geld genoeg op zak; doet af en toe met de gan- j
sclie bende een grooten inbraak en legt de stem
zijn geweten het znmgen op» 1
Doch de kruik gaat zoolang te water tot zij
breekt. Bij een langberaden inbraak in een groote
bank, werd de geheele bende omsingeld en ge
vangen genomen.
Htm hardnekkige ontkenningen mogen niet
baten.
Eenigen werden tot 25 jaren, anderen, waar
onder Willem Fichtel, tot 10 jaren gevangenis
straf veroordeeld.
In de gevangenis neemt Willem het bestoft om
te vluchten en naar Holland weder te keeren.
Hij heeft nog eenig geld verborgen buiten
de stad en biennede zal hij den overtocht be
talen.
Als de langverwachte nacht daar is, kruipt föj
door een reeds lang te voren gemaakt gat in den
schoorsteen. Hij klimt op het dak, laat er zich
vanaf glijden langs een regenwaterbais, doet óm
een sprong en is ontsnapt
Hoewel verwond bij den va? op den grond,
sleept hij zich toch voort tot aan zijn vroegere
schuilplaats, waar hij zich van andere kleeren
voorziet en zich wat verfrischt
Dan is rijn eerste werk zich van geld te voor
zien. Hij vindt het op de geheime plaats, nog on
aangeroerd en bespreekt den volgenden dag on
der vreemden naam een plaats op de Holland—
Amerika-lijn.
Na een paar dagen vertrekt hij. Niettegen
staande al de nasporingen der politie heeft hij
zich toch weten in te schepen en zet thans koers
naar zijn vaderland.
Tegenstrijdige gedachten bestormen hem, als
de Hollandsche duinenkust weer in zidrt komt.
Hij voelt vreugde bij het wederzien, echter ver
gald, als hij denkt, hoe hij ook hier weer in
voortdurenden angst zal leven vóór de vervol
ging der politie.
Zijn geld is aan boord weer aardig gedund,
zoodat het gebrek weer voor de deur staat.
Daarom komt het besluit bij hem op, ran zijn
broeder weer op te zoeken in het kleine, een
voudige dorpje, waar geluk en welvaart heer*
schen.
Hoe vreemd is hem alles geworden in de
havenstad van IJ en Amstelstroom. Hij verwon
dert zich over de nieuwe, groote gebouwen, ck
talrijke veranderingen der laatste 15 jaren, a
herkent de stad haast niet meer.
Eenige dagen brengt hij er door en dan ver
trekt hij op een kouden, mistigen dag naar zgn
geboorteplaats.
De trein voert hem bliksemsnel over de golven
de graanvelden en lachende weiden.
Daar tussehen het groene geboomte verrijst de
toren van de kerk onduidelijk afstekend tegen df
vuil-witte tocht, door zware onweerswolken ver
duisterd.
In het stationsplaatsje verblijvend, wacht hij
den avond af.
Eindelijk is het 8 uur. De weg is donker, "doch
bij kent hem nog van vroeger. Dezen weg is hij
afgerend na zijn diefstal bij den pastoor. Ftiei
is hij gevat, toen hij op *t punt stond over deze
sloot te springen.
Hij herkent ook andere plaatsen, plaatsen
waar hij als kind speelde. Nog klinkt hem van
die plaatsen de stem zijns vaders tegemoet: „Wil
lem, jongen, wat moet dat worden?"
Weer ziet hij zich als jeugdige knaap (Befje
spelend langs den muilen zandweg.
Eindelijk heeft hij het dorp bereikt.
Spookachtig steken de populieren uit boven de
tuinen der woonhuizen.
Geen haan kraait, geen hond Maft; hier is
het reeds doodstil, terwijl in de donkere buurten
van New-York het leven pas begint.
Als een dief sluipt hij langs de huizen. Hier
is de school..-.een eind verder de markt met
de pastorie.
Zou de grijze geestelijke nog teven? Zoo ja,
dan moest hij de woonplaats zijns broeders
weten!
Knarsend kraakt het kiezel onder zijn voeten.
Piepend draait het hek open. Hq staat voor de
pastorie. Er in komen is voor hem geen moeilijk
heid meer.
Hij laat Het gordijn zakken, belicht mei zijn
dievenlantaarn de voorwerpen welke in de kamer
staan.
Plots houdt lrij de lantaarn sfil. Het lidft valt
op het portret van een oog jeugdig gpestelyjct;
met de trekken zrïns tamfo
VÏ
8
7
4
3
2
3
VOOR DE HUISKAMER