UTTE Madonna. Sociale Gemeentepolitiek, P. J. JANSSEN OE OORLOQ FEUILLETON Anegang h. Warmoesstr. Goedkoopst adres. IV. de gemeente en het MIDDEN- STA NDSVR AAGSTUK. II. Gelijk in Let vorig artikel in de laatste alinea is medegedeeld, zal dit eenige uit eenzettingen bevatten over de gemeente en den handeldrijvenden middenstand. Veel is gestreden over de vraag, wie tooh eigenlijk behooren tot den handeldrijvenden middenstand. Hierop dient geantwoord: de degelijke winkeliers. Dus tot den han deldrijvenden middenstand behooren niet de- kenen, die zonder de geringste kennis van hen een winkeltje opzetten; ook vallen er buiten de groothandelaars en grossiers. Doch Wanneer dezen tevens winkeliers zijn en dius Seni e en sell a ppelij k e belangen hebben met den kleinhandel, dan kunnen zii ziek ook tot den handeldrijvenden middenstandrekenen. Het belang van een degelijken winkelstand 's onloochenbaar, al is het waar, dat de win kelstand slechts een klein deel vormt van den middenstand. De handeldrijvende mid denstand vormt een zeer nuttigen tueeeben- *ehakel tusschen fabrikant en gebruiker. He socialistische bewering, dat do handel geen waarde heeft, die iets voortbrengt, Wordt ontkend door het feit, dat de voort brengselen op zich, zooals zii door de in dustrie worden afgeleverd, nog niet ver- bruikbaar zijn. Dit geschiedt dan eerst, wan neer zij buiten het bereik van de verbrui kers worden gebracht. Want wat baat het, dat er iets wordt voortgebracht, als de ver bruiker dat niet weet, of het wetend geen middelen heeft, om die voortbrengselen in ziin bereik te krijgen? Welnu, de handel en bijzonder de klein handel, de' winkelier, maakt die dingen voor den verbruiker bereikbaar en vermeerdert d<us degelijk de waarde van die voort brengselen. De winkelier weet, waar zij worden ge maakt, hoe zijmoeten worden bewaard en verpakt. Dat alles heeft zijn waarde. De handeldrijvende middenstand bevindt zich in nood eu wel drievoudig zijm de oor zaken, die dezen nood hebben voortgebracht: le. De overmacht van het groot-kapitaal, hetwelk vooral door het oprichten van wa renhuizen, door het stichten van filialen; den winkelier een verschrikkelijke concur rentie aandoet. 2e. De verhruiks-ooöperaties der arbei ders. Ofschoon 'om verschillende redenen*) niet te vreezen is, dat daardoor de midden stand zal verdwijnen, is bet toch niet te ont kennen, dat, zoolang er nog zulke eigenwijze middenstanders blijven, die van het veree- nigingsleven niets willen weten, de winke liers wel een nadeel van dergelijke coöpera ties zullen ondervinden. 3e. De middenstanders hebben hun eigen gebreken. Velen hebben geen degelijke vak kennis en houden niet behoorlijk boek. Ver volgens, de moesten voelen niet, dat zij bij elkander behooren,, dat zij elkander moeten helpen, ja, velen zien in hun eigen vakge noot hnn vijand; en er zijn sommige winke liers, die op oneerlijke wijze elkander klan ten trachten te ontstelen. Dit zijn in groote lijnen de oorzaken van dien nood van den handeldrijvenden midden stand. Hier moet geholpen worden. Wat nn kan de gemeentelijke overheid in deze doen? Tot nog toe hebben de gemeenten, vooral de Heine gemeenten, nog niet veel, om niet te zeggen niets, gedaan. Zij hebben niet de reputatie op sociaal gebied, vooruitstrevend of minstens van haar tijd te zijn. Maar dit moet anders worden. Van den kant der gemeente behoort daar toe een plichtmatig inzicht in alle kwesties, die de openbare belangen van dien midden stand raken. De gemeentelijke overheid moet op de eer ste plaats zorgen, dat zij de plaatselijke be hoeften van den middenstand kent. Zij moet plaatselijke onderzoekingen houden, zoowel in het algemeen als speciaal voor bepaalde vakken en bedrijven en volgens de resulta ten dier onderzoekingen bandelen. le. Onderwijs. Idene gemeentelijke overheid zal aanstonds bevinden, dat het onderwijs voor een voornaam deel een der grootste factoren is voor oplossing der mid denstandekwestie. Het gewone lager onderwijs is voor den middenstander absoluut onvoldoende; dit kan egeen goeden grondslag vormen voor handelecursussen, waar warenkennis, han delstekenen en handelsrecht moeten worden geleerd. Een goed en oordeelkundig ingericht her hal ingsonderwijs is op zijn minst noodzake lijk. De gemeente steune dus on bet herhalings- onderwijs èn de handelscursussen, waar bet particulier initiatief deze in bet leven beeft geroepen. Aan iederen cursus, die voldoen de deugdelijkheid bezit, geve de gemeente subsidie. Niet, gelijk de regeling op dit oogenblik nog is, slechts aan cursussen die open zijn voor allen zonder uitzondering, maar ook aan die, welke uitgaan van con fessioneel© vereenigingen. Wanneer de gemeente aldus te werk gaat, dan zal het nimmer noodig zijn, dat zij zelf dergelijke cursussen in het leven moet roe pen, ja, zij zal zelfs "nog heter daardoor den middenstand helpen, want cursussen, die uitgaan van het particulier initiatief, zullen zich veel heter aanpassen aan de eischen der practijk. 2e. Credietbanken en Informatiebureaus. Naast een goed en deugdelijk ingericht han delsonderwijs is ook een goed geregeld kre dietwezen van het hoogste belang voor den middenstand. De middenstanders hebben behoefte aan een instelling, waar zij op niet te ziware voorwaarden en niet te omslachtige forma liteiten geld kunnen opnemen, om uit de handen van woekeraars bevrijd te blijven. We zijn gelukkig het feit te kunnen con- stateeren, dat allengs meerdere dergelijk» kredietbanken op coöperatieven grondslag worden opgericht, want de middenstander kan alleenstaande den strijd van groot-ka pitaal en arbeiders-coöperatie niet door staan. Dergelijke banken, die op goede beginse len berusten, verdienen zeer zeker steun van de gemeente, al is het alleen maar, om de niet te mijden onkosten te bestrijden.^ Het rijk is reeds voorgegaan met een eubeidiee- ring der Hanze-bank. Ook bet informatie-wezen, een noodzake lijk iets voor den tegenwoordigen handel, moet van gemeentewege geholpen worden. De middenstand heeft behoefte aan een zoo danig bureau, hetwelk bestemd is, om in lichtingen in te winnen betreffende de deugdelijkheid van klanten of leveranciers. Steun der gemeente is in deze zeer wen- sohelijk, want dergelijke instellingen hebben veel met groote moeilijkheden te kampen, al ie het particulier initiatief nog zoo krach- ti-Ook zou in deze nog aan de aandacht der gemeentelijke overheid kunnen worden aan bevolen de inca&so-hureaux om kwade schul den en zoogenaamde oninbare posten te in nen, de verschillende verzekeringen op coö peratieven grondslag. 3e. Belastingen. Dat de middenstand even redig t© zwaar gedmkt gaat onder de hooge belastingen, is buiten twijfel. Het moet er- kend worden, dat de tegenwoordige hoofde lijke omslag niet voldoende rekening kan houden met de draagkracht van ieder in 't bijzonder. Zoolang van den kant der regee ring de hoofdelijke omslag niet door eene betere gemeentebelasting zal vervangen zijn. moet de gemeente echter niet werkloos blij ven, maar moet zij baar best doen, binnen de wettelijke grenzen harer bevoegdheid alle mogelijke hervormingen aan te brengen. Een eerste middel zij dan bij de beffing van den hoofdelijken omslag trapsgewijze op te klimmen en met alle ingezetenen volgens eenzelfden maatstaf te belasten, maar men klimme daarin op naar gelang de grootte van het geschatte zuiver inkomen, ook zij niet hij allen de som van aftrek als onbe lastbaar hetzelfde. (De belasting moet pro gressief geregeld worden). Ook mag bier er ook wel eens op gewezen worden, dat degenen, die met de heffing be last zijn, meer nauwkeurig moeten toezien bij de aanslagen. 4e. Marktwezen. Wat is de reden, waar om hierin door de gemeente verbetering ge bracht moet worden? De markt is van ouds her de plaats, waar in 't bijzonder voort brengselen van den land- of tuinbouw tor verkoop worden aangeboden, maar tegen woordig is zij een openlucht-bazar geworden, waar alles bijna verkocht wordt; dit is een niet te overwinnen concurrentie voor den winkelier van de gemeente zelf. De winkelier moet belasting betalen, de marktventer is bijna zonder lasten; de win kelier moet zijn naam ophouden, de markt venter heeft geen naam te bewaren, want meestal heeft hij er geen voor het publiek, en vandaar, dat hij zonder kosten en voor een prikje veelal waren kan verkoopen, die van duistere afkomst zijn en verdachte kwa liteit. Het huidige marktwezen is dus een reden om te klagen voor een winkelier. Gelet op art. 147 der Grondwet, art. 237 der Gemeentewet van 1851, gewijzigd bij die van 24 Mei 1897 en art. 254 van dezelfde, kunnen de gemeenten ten opzichte van den hanüeldj ijvenden middenstand naar redht en billijkheid in deze zaak optreden, en dus ook verbetering brengen. Vreemde venters, die niet van de gemeen te zelf zijn, late men betalen naar verhou ding van wat de gezeten winkelier opbrengt. Waar bet marktgeld niet hooger mag zijm dan bet onderhoud van het marktplein, daar vinde men in die kosten een voldoende som om een kramer naar billijkheid te belasten, en wat vooral zijn nnt kan hebben, men late bet marktgeld trapsgewijze oploopen, naar gelang de afmetingen voor de noodig zijnde standplaats. Ook is bet vooral van belang, de ééndaag- sche vreemden te weren doordat men zorge de plaatsen slecht» per jaar of per half jaar te verhuren. Hierbij kan 't nog even aangemerkt wor den, dat ook het venteu langs de dour, een soort van fatsoenlijke bedelarij, door de ge meente beter kan geregeld worden. Ik zeg: „een soort van fatsoenlijke bedelarij", du» zijn hier niet bedoeld fatsoenlijk broodwin nende mensehen. 5e. Scheidsgerechten. Veel is en wordt er gesproken, o.a. nog op de laatste algemeene vergadering van de Haarlemsehe Hanze te Alkmaar, over: „Snel, goedkoop en goed reelit", maar steeda wacht men nog op een goede regeling daarv an. De middenstand is dikwijls de dupe in rechtszaken. Dikwijl» zijn het wel zaken, waarin alleen de gerechtelijke macht kan in grijpen, maar toen ontstaan er veel geschil len, die door scheidsgerechten konden be slecht worden. De georganiseerde middenstand richte op een gescheidsgereoht, dat blijvend is,* en bp- noeme daarvoor een bepaald aantal perso nen, die door een onbepaald aantal perso nen, deskundigen in hun vak of bedrijf, wor den bijgestaan, en welke gehoord worden, wanneer een geval, hnn respectievelijk vak of bedrijf betreffend, in geding komt. De gemeenteraad benoeme een voorzitter, liefst uit degenen, die door de organisatie gekozen zijn; daardoor zal zij aan dat scheids gerecht hare sanctie geven, eveneens door het verleenen van steun en door een lokaal ten raadhuize gratis in gebruik af te staan. In Maastricht bijv. bestaat reeds een der gelijk door de gemeente gesanctioneerd scheidsgerecht. 6e. Middenstandskamers. Zoolang deze ka mers van regeeringswege nog niet ingesteld zijm, is de middenstand ondergebracht in de Kamera van Koophandel en Fabrieken, doch deze zijn, zooal» ze nu ingericht zijm, onvol doende. Want vooreerst deze Kamera bezit ten slecht» een adviseerend© bevoegdheid en hebben geen recht van zelfbestuur: ten twee de, de belangen van klein-handel en klein- industrie, die in deze Kamers met groot handel en groot-industrie vereenigd zijn, worden niet voldoende behartigd; ten derde deze Kamers dragen slechte een plaatselijk of gewestelijk karakter. Zoolang we du» op deze middenstancLska- mers wachten (in 1909 lag reeds een ontwerp tot instelling van dergelijke Kamera ge reed) moeten dus de belangen van den mid denstand bij de Kamera van Koophandel en Fabrieken behartigd worden. Hiervoor kan de gemeente veel doem wamt deze Kamer» zijn rekenplichtig aan de gemeenteraden, waar zij gevestigd ojn. Wanneer er du» in die Kamera midden® tandsbelangen voorko men, en de uitwerking daarvan zou nadere geldelijken of anderen steun van den ge meenteraad vragen, diemt deze dien steun te verleenen. 7e. Winkelsluiting en Zondagsrust. Dit punt te reeds door velen behandeld, maar door niemand nog afgehandeld. Iedere gemeente handele in deze naar plaatselijke toestan den, maar zij niet toegevend» Want dat in deze nog niet veel is gedaan, vindt zijn oorzaak in een kwallik begrepen vrijheids liefde. Men handel0 volgen» de gezonde christelijke sociale beginselen. Het ontbreekt den gemeenteraden in deze niet aan de moo- dige bevoegdheden. J. J. C. M. HOOIJAARD, pr. Deze redenen zullen uiteengezet worden als in behandeling komt de gemeente en bet arbeidersvraagstuk. DE TOESTAND IN BELGIB. (Van onzen eigen correspondent). BRUSSEL, 2 Juli 1915. Wat in dezen zomer in heel België wel anders geworden ie? Dat te de kermis, welke nu nergens kan worden aanschouwd. Veel moge z'n ouden gang gaan, dank goede or ganisatie en doortastendheid van bet Duit- eohe bestuur, de kermis zal dit jaar geen vroolijkheid brengen. In normalen tijd was er geen stadje of geen dorp of er was ker mis in de zomermaanden, waarbij het zeer vroelijk toeging. De kermisgasten trokken met hunne caroussels, luclitsckommete, vuur- verslinders, slangenmenscheu en koorddan sers bet lann rond en brachten overal vreug de en deden overal bet geld z'n winstma kenden omloop verrichten. Nu ligt dat alle» stil. Het is geen tijd om kermi» te vieren. Velen nemen deel aan den oorlog en de vrouwen en kinderen, die an ders bij de kermistroepen behoorden, wach ten nu op betere tijden, wat vanzelfsprekend voor hen thans niet zeer voordeelig is. Heele troepen legeren even buiten Brus sel. De wagens zijn daar dicht bii elkander geschoven en vormen een vreemdsoortig wa genpark. Zij klagen er alleen maar over, dat geen enkel stadsbestuur voor hen wil zorgen. Want zij hebben geen vaste woon plaat» en waren gewoon een zigeunerleven te leiden. Daar komt nog bij, dat zij vóór den oorlog naar tal van steden en dorpen geld hadden gezonden om zich voor de ker mi» een standplaats te verzekeren. Ook dat missen zij nu, want geen stedelijk- of dorps bestuur beeft hun dat geld terugge- len. „Wij, die zoo dikwijls voor een lief dat. .oei belangeloos optraden", zoo klagen zij bitter, worden nu door een ieder vergeten." In andere jaren begon in Brussel de ker mis, zoodra de dagen warmer werden. De kramen en tenten werden eerst weer afge broken, wanneer de herfststormen gingen waaien. De burgemeester der stad gaf in eigen persoon altijd het teeken, dat de vreugde een aanvang mocht nemen. Zoo ge schiedde ook nog eenige dagen vóór het uit breken van den oorlog. Dat is nu alles heel anders. De kinderen der kermisreiziger» vinden het niets pret- Veel liever gingen zij op een koord dansen of lieten zich in de lucht weipen om al» speelhallen door hun vader weer te worden opgevangen. En ook hoort men niet meer van de klin kende namen, waarmee zij voor eenigen kor ten tijd in Brussel beroemd waren. Zij be hooren nu tot de meest gewone burgerschap en moeten zorgen zooals menig ander. Velen, die in de wagens wonen, hebben nu (bij „Mieke Raske") moeten buren. Dat wil zeggen, dat voor eiken wagen viif francs moet worden betaald. Daarvoor hebben zij bet recht om een stukje grond om dien wa gen te bebouwen. De meesten kunnen zich slechts moeilijk in dit leven schikken. Zij moeten wel betere tijden afwachten, zooal» wij trouwens allen dat immer» wel moeten, vrienden zoowel als vijanden!.... Vóór den oorlog hadden de reizende lan delijke huishoudscholen inrichtingen, die be langrijk zijn voor de boerendochters, in Bel gië een zekere vermaardheid. Zij behoefden niet onder te doen voor gelijke inrichtingen, die reeds een vijftiental jaren in Duitedh- land bestonden. De Duitische overheid, het nut erkennend; heeft ze nu weer in het leven geroepen, zij het dan ook op minderen voet en naar de Belgische tijdsomstandigheden. In gemeen ten waar dit kan, moeten doelmatige leer gangen gehouden worden geiwijd aan het theoretisch en aan het practisdh onderricht. Het theoretische omvat de eenvoudigste begrippen over de voedingswaarde der voor naamste voedingsmiddelen, die thans een landbouwershuishouden ter beschikking staan, het verdoelen van de voorraden, het bereiden en bewaren van de spijzen en de prijsberekening bij de verschillende manie ren van spijsbereiding. De practisehe oefeningen zullen de samen stelling der maaltijden aantoonen, alsmede de behandeling van de levensmiddelen, voor namelijk de groenten, het vleesch en het fruit, met het oog op een goedkoop huis houden. De Staatslandbouwkundigen zullen even als vroeger de leiders zijn en in iedere school zullen twee leer ar essen onderricht geven. De indeeling is zóó, dat gedurende eene week ïn verschillende gemeenten na elkan der de leergangen worden ingericht. Het i» duidelijk, dat de gemeenten zelf er groot belang bij hebben. Een tiental leergangen zijn reed» in gang en voor een volgende tweede en derde tiental zijn de voorberei dingen in werking. Zonden de waarschuwingen tegen het vlie- gengevaar wel ooit zoo dringend zijn ge weest als in dezen tijd? De Duitsche over heid zorgt vooral voor het naleven der maatregelen, en met name in de Luxem- burgsche dorpen. Voer de volksgezondheid is dit van veel belang, nn in België en op de oorlogsvelden in Noord-Frankrijk zoovele aantrekkingspunten voor de vliegen gevon den worden. De Duitsche overheid doet over al de mesthopen weghalen, die om zoo te zeggen vóór iedere deur verspreid liggen. En dan zorgt ze dat de aalpoelen met bun slechten reuk verdwijnen om te zorgen, dat zij de lucht niet meer verpesten en niet meer welkome gelegenheden zijn voor de vliegen. Voor binnenshuis wordt bij de boe ren- aangedrongen op reinheid en op het aanwenden van veel spoelwater. Ik schreef reeds, dat de Belgische krijgs gevangenen, die ongeschikt zijn voor den oorlogsdienst, naar hun land mochten terug- keeren. De Gouverneur-Generaal heeft nu in betrekking tot deze invalieden het vol gende medegedeeld: „Ik vertrouw de zorg toe voor de Belgi sche onderdanen, die uit het krijgsgevangen schap verlost zijn, maar nog onder toezicht van het Duitsche leger en geneesheeren staan, aan mijn Afgevaardigde voor het Belgische Roode Kruis. „Nadat hij het oordeel van den geneesheer gehoord heeft, bepaald hij het soort van de verpleging en voorzorg. Bijzonder moet hij de oprichting van Herinrichtingen, het on derbrengen der verpleegden in bijzondere gestichten en alle gewichtigere maatregelen goedkeuren. „Hij bepaalt ook, wanneer de zieke uit de verpleging ontslagen worden mag. Ate mid denplaats, waar alle zulke verpleegden ver eenigd worden, is het vereeuigingslazaret in 't Koninklijk Paleis. Ik vertrouw den heer Hoofdgeneesheer, Dr. Leboeuf, van het Pa leis in volle mate, dat bij alléén het genees kundig belang voor zijne zieken op 't oog hebben zal. Ik dank hem voor iedere hulp, die hij mij verleend heeft om mijn doeleinde te bereiken, aan iederen gewende door alle maar ©enigszins mogelijke wetenschappe lijke en technische hulp weer alle voorwaar den voor een zorgloos en zoo prettig moge lijk leven te geven. „Opdat de verminkten rust hebben, zijn alléén twee keer per dag bezoeken toegela ten." In dezen tijd kan men allerhande dingen anders dan andera verwachten. Zoo hebben bijv. te Laken belastingplichtigen het vol gende thuis gekregen: „De gemeente-ontvanger beeft de eer al de medeburgers te herinneren aan den va- derlandschen pliclht, die hnn oplegt zoo haastig mogelijk bun belasting te betalen. "Het is voor niemand een geheim, dat het gemeentebestuur voor buitengewone lasten staat, namelijk voor het uitdeden van soep en eetwaren aan de noolijder.den en dat on afhankelijk van de andere uitgaven voor gemeentebstuur, onderwijs, politie enz." Daar zit veel ernstigs in deze aanmaning, maar ook het bewijs, dat moeilijke tijden vele dingen tot elkander brengen. Tot slot een teeken, hoe alles hier in Bel gië toch ook wettelijk behandeld wordt. Een mededeeling of plakbrief van den Gouver neur-Generaal luidt: „Artikel I: De bepa lingen over verkiezingswetten, over de jaar- lijksche voorziening van de kiezerslijsten, woi/en voordelhand niet van kracht ver klaard. Artikel 2: De aanvullingsverkiezin- gen voor de gemeenteraden in 1915 zullen niet plaat» hebben." O DE TOESTAND IN OOST EN WEST. In een beschouwing in het .,ijerLne, '1 ago. blatt" zegt majoor Moraht o.a.: De gebeurtenissen, die zich sedert de ver overing van Lemberg in Gallicië hebben af. gespeeld, leveren het bewijs, dat do Rus sische aanvoerders op de voor hen gevaar lijkste plek van het Duitsch-Oostenryksche front, namelijk tusschen Rawaroeska eu Letn- berg en ten Zuiden van de stad de aangevallen stellingen zoo bijtijds heeft opgegeven, dat een vlucht verhinderd werd en de Russische troepen in staat bleven zich terug te trekken in een richting, die loodrecht op de tot nu toe gehandhaafde stelling tusschen Riwaroeka en het gebied van Lemberg ligt. Deze nieuwe stelling van het Russische leger verspert in hoofdzaak de wegen, die van Rawaroeska en Zolkief naar Sokal en verder van Lem berg naar Kamionka en Boesk loopen. De Maar de roman van W. COLLINS. (Uit het Engelsch.) Beste Blytih, ik kon gisteren niet kb- ^oa, omdat er een klein geschil plaats bad waarover mijne moeder natuurlijk wepn- Gij herinnert u zeker nog wel dat vroe- 5era standje, toen Teddy Millidhap en ik ^aren rookten, en hoe mijn weekgeld werd ^gehouden en ik daarop mijn zilveren hor- i»ge panc^ ga*. ®n tk bijna was wegge- agd, omdat dit een fatsoenlijke jongen betaamde? Wel, er had nu een soort- Ipb'ke woordentwist plaats. De oude heer JHde dat bij 's morgen» onder de ochtendi- Goeden tabak rook. Het was mijn jas, die Ver&eten had den vorigen naeiht bij de <L. te hangen; bij ontdekte wie het 'daj en zeide, dat hij niet wildle hebben Hejdf rookte, omdat bet tot verkwisting tóat en ik zeide kem (dat 18 bePaald waar), •- er een aantal dominé'g rookten. Er had ten geducht standje plaats! Ik wilde wel' dat gij bij ons aan huis kwaamt en een woordje in mijn belang sprak; want ik ben zeer ongelukkig, en men heefLmij alle si garen ontnomen. Als altijd de uwe. J. Thor pe Jun." „Alsof ik nog ooit bij uw knorrigen vader kom, jongenheer Jack", zeide Valentijn bij zidhzelven en trok een leelijk gezicht, ter wijl hij een natten streep van lampenzwart en lemoengeel op het mooie witte papier van den tweeden brief zette, het daarop spoedig in het water wierp, alsof hij nu reeds zijn vingers er aan brandde. Nu wordt er een derde brief te voorschijn gehaald, vóórdat het palet afgeschrapt kan worden. De heer Blyth leest den inhoud dit maal met een' ernstig gezicht; smeert er vlug zijn laatste overedhot der vochtige kleuren op, totdat het eindelijk geheel be klad is met al de kleuren van den regboog. Jacks derde brief was een verslag vol klaagliederen van ernstig huiselijk geschil in de heersChende stemming van Baregrove- Square. „Beste Blyth. Ik heh ruzie gehad met mijn vader, en hen door miin moeder aan gehaald en het eind er van was, dat ik ten minste voor het oogenblik maar heb toe gegeven, Ik vertelde mijn ouden beer, dat ik zoo gaarne schilder zou willen worden, en dat gij gezegd hadt, dat ik voor het teeke nen aanleg had, en ook een portret wel zou kunnen schilderen, maar ik had evengoed 't woord kunnen voeren tot een uwer ezel». Hij zeide dat dit een zeer gevaarlijk heroep was" „en ik zeg dat dit niet waar is", mompelde de heer Blyth en dat het tot allerlei loszinnigheid voerde; „dat doet het niet", zeide Valentijn, verontwaardigd het Pruisisch-hlauw op zijn papier smerend „en dat artisten in bet algemeen een zeer losbandig leven leiden" „dat is een bru tale leugen!" riep de heer Blyth uit, zij» paletmes van woede door het papier steken de. „Ik sprak het natuurlijk lijnrecht tegen", „goed gedaan, Jack" „en werd voor.al mijne moeite geducht berispt." Het doet er niet toe, gij hebt waarheid gesproken! Het eindigde, zooals ik u vooruit reeds heb medegedeeld, dat ik op mijn moeders» ver zoek toegaf. En nu ben ik sedert drie weken in een magazijn van thee, natuurlijk in de city. De oude en zijn vrienden zeggen dat het een goed begin voor mij is, en vertellen mij hoe deftig het staat om in den handel te zijn. Ik wil niet deftig zijn en heh een afkeer van den handel. Waarom werd ik nu tooh in 's hemelsnaam gedwongen om mij in den handel te hegeven, wanneer ik niet eens mijn. taf el van vermenigvuldiging ken? Vraag dat eens aan moeder: zij zal het u wel zeggen! Maar -vorbeeld u eens dat ik dö theewin- kei» afloop in de vuilste wijken, zooal» dat van Sint-Mary-Axe, om monster» te halen, met een blauwen zak aan mijn arm, om ze er in te bergen en een smerigen kleinen bediende, die rijglaarzen draagt en zijn pen aan zijn baar afveegt en die mij nu leeren moet hoe ik zakjes moet vouwen. De ge dachte daaraan alleen is voldoende om iemands bloed te doen koken. Ilc kan en ik i wil dien weg niet opgaan! Vergeet niet morgen thuis te zijn. Ik kom morgen bij u om u te spreken en van u te vernemen hoé ik het aan moet leggen om schilder te wor den. De jongste kleïk zal morgen alleen mijin monster» gaan halen; wij vinden el kaar dan in den namiddag in een bierhui», wanneer ik van n vandaan kom; en dan ga ik naar mijn patroon terug, ateof wij, zooal® altijd; den geheelen dag samen zijn geweest. Wee» niet bang dat dit ontdekt zal worden': 1 ik kan den kleinen duivel met zijn inkt- 1 haren en zijn rijglaarzen omikoopen, zoodat I hij het diepste geheim bewaart, door hem op malschen biefstuk en lekkeren porter te 1 trakteeren. Altijd de uwe J. Thorpe Jun. P.S. Ik heb het er op gezet, als het ergste mocht gebeuren, loop ik het huis uit. „O hemel, o hemel!" zuchtte Valentijln treurig, zijn palet schoon wrijvende met een stukje oud katoen. Ik ben nieuwsgierig waar dat op uit zal loopen. De oude Thorpe slaat 'juist den weg in, om met ziin onwrikbare gestrengheid Jack tot het uiterste te drlj'- ven. Zoo mijn eigen, goede vader hem op voedde, wat zon het een andere jongen ge worden zijn! Hij komt morgen hier, zegt hij, vervolgde de heer Blyth, een tinnen kom metje opnemende, terwijl hij onnadenkend de witte verf die erin is, op zijn palet laat loopen, die hierop slangetje» vormt „Ik kom morgen 1" Hij zet nooit een datum boven zijm brief; maar ik denk, daar dit gisterenavond ie gekomen, dat het heden zal zijn. Ik weet waarlijk niet, hoe hem voor zijn eigen bestwil te raden. Ik hen er zeker van, dat.... maar hij i» zoo'n wonderlijk©, loszinnige jongen. Nu mi» ik weer mijm Vam Dijck» bruin; ik ben altijd die zonderlinge kleur kwijt! Waar kan zij gebleven zijm? Daar de heer Blyth zijm Van Ducks bruin niet vond, nam hij de kleur, die er het meest •bijkwam, uit de onordelijke sdhilderirist •toen hield hij weder plotseling op, daar hü een ander kleurenbuisje miste, waarvan de stop, toen hij het gevonden had, niet afwil de en hij het onderste gedeelte in zijn hand brak, zoodat de verf in zijn handen droop, in plaat» van op het palet Toen hij dit ongeluk hersteld bad, besloot Valentijm, om vóór hij verder ging, zijm geest wat te verfrisschen door een zijner schilde rijen te gaan zien. Hij haalde van het klein ste het laken af, en er kwam een klassiek landschap te voorschijn. Op den voorgrond waren de traditioneel» NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT TW£LD.i,lLflD

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1915 | | pagina 5