BUITENLAND
BINNENLAND
law zelf in brand gestoken zou worden,
.zoowel de huizen van de Christenen als van
Üe Joden. De menschen dachten allen aan
.vluchten. Maar zij begrepen spoedig, dat
ook deze redding onmogelijk was, want alle
straten waren uren en dagen lang reeds
bezaaid met menschen: terugtrekkende Bus
sen
De Kozakken deden hun werk zorgvul
dig zoolang de vijand nog voor de poorten
stónd. In een grooten halven cirkel om Bo-
ryslaw staken zij de petroleumbronnen aan.
Hun techniek was zeer eenvoudig. Zij
boorden dc reservoirs aan, lieten de petro
leum er uitloopen en wierpen brandende,
in petroleum gedrenkte lappen in de petro-
leummeertjes die voor de reservoirs ont
staan waren. Toen zij de mansgaten ont
dekten, namen zij eenvoudig de deksels van
deze mansgaten weg, zoodat de petroleum
rijkelijk uit de ketels vloeide.
Enkelen der brandstichters traden heel
onnoozel op. Vijf man liepen er naar een
pctroleum-meertje, staken lucifers aan; het
meer vlamde op. En binnen enkele secon
den waren de vijf kozakken verbrand. Hun
kameraden werden na dit voorbeeld voor
zichtiger.
De rookwolken stegen zwart en zwaar bo
ven de geheele stad. Zij namen zoo'n om
vang aan en waren zoo ondoordringbaar,
dat de zon aan den volkomen helderen hemel
achter den walm verscholen bleef en de
warmte van den zonnedag veranderde in
een steeds gevoeliger koelte en ten slotte
in ecfh ijzige koude. Verstikkende gassen
vulden de straten. Van tijd tot tijd hoorde
men een verschrikkelijke knal. Dan vloog
er een ketel in de lucht.
Intusschen hadden de Kozakken de stad
verlaten om de petroleumbronnen in brand
te stoken. Zij gingen naar de houten boor
torens, die snel opvlamden en waarvan de
vallende, brandende stukken terecht kwa
men in de bronnen. Dan schoten er onmid
dellijk vlammen uit den grond op, twintig,
dertig meter hoog. Aan blusschen viel niet
te denken. Niet omdat er geen mannen wa
ren, die dat wilden doen, maar om dat zulk
een brand niet te blusschen is.
Eindelijk stonden er ongeveer zestig reser
voirs in brand, waarvan er een paar alleen
16.000 waggons petroleum bevatten. De
boortorens waren spoedig weg, maar de
twee honderd naphtha-bronnen brandden
door. Na zes dagen en zes nachten bedroeg
de schade reeds honderd en tachtig jnillioen
mark. Ëh steeds gingen er nog voor miliioe-
nen -in vlammen op. Vele reservoirs, door
do Kozakken over het hoofd gezien, ont
brandden van zelf door de hitte.
In Boryslaw nam met den brand de pa
niekstemming toe. Vrouwen pakten hun bed-
degoed bijeen, sleepten het naar het andere
eind van de stad, dat verder weg lag van de
ketels en zochten schreeuwend en huilend
een onderkomen. Kinderen gilden om hun
moeder. Duizenden honden jankten, bang
ln de donkere stad, door de straten. Het
was zoo duister geworden, dat men in de
huizejï 's middags de lampen moest aanste
ken en dat de menschen op straat fakkels
droegen. Er viel regen in den laten namid
dag. Maar de regen was warm en zwart, als
de vulkanen, die rondom werkten. En nie
mand herkende in de zwarte gezichten zijn
beste vrienden
Tegen den avond van den derden brand-
dag zetten de Kozakken het plotseling op
een loopen. De schoten van de Honveds
dreunden reeds in de buurt. Zij, die bij ver
gissing ook vele Fransche en Engelsche
bronnen in brand gestoken hadden in plaats
van Duitsche en üostenrijksche, konden al
hun werk niet af. En ten slotte dachten zij
aan de eigen beurs. Voor 30 roebel, welke de
ingenieurs hun gaven, ontzagen zij een bron.
En zoo gelukte het nog een vrij groot aan
tal te redden. De Kozakken wilden ook de
houten bruggen in Borsyslaw vernielen;
doch voor 20 roebel per brug lieten zij ze
ongemoeid.
Toen vertrokken de kozakken in wilde,
ongeregelde vlucht want op de heuvels voor
Üe stad stonden reeds de achtervolgers de
Honveds van den Uzsoker pas.
Aan de Dur da nellen.
De „Daily Telegraph" publiceert zeer ern-
ystige berichten uit de Dardanellen. Men
eegt niets teveel, als men beweert, dat
nooit tevoren een leger heeft moeten vech
ten, onder voorwaarden welke zoo weinig
kans op succes bieden als aan de Darda
nellen. Het terrein leent zich voortreffelijk
voor verdediging, doch absoluut niet voor
aanvallen. De Turken waren op zich zelf
reeds voldoende krachtig om een landings
leger in wanhopige situatie te brengen, men
dient daarbij er rekening mee te houden,
dat de Turken door Duitschers aangevoerd
worden.
In de vele jaren van grondige studie,
omtrent den wereldoorlog, hebben de Duit
schers schitterende methoden voor een snel-
beslissenden aanvalsoorlog uitgewerkt. .Waar
zulk een oorlog niet mogelijk was hebben zij
den verdedigingsoorlog tot wonderbaarlijke
hoogte opgevoerd; dat hebben wij in Frank
rijk en yiaanderen ondervonden en dat alles
hebben de Turken als goede scholieren in
zich opgenomen. Het schiereiland Gallipoli,
van nature een ideaal vardedigingsveld, is
door de Duitschers en Turken tot (één enke
le, inderdaad oninneembare vesting uitge
bouwd geworden. Voor ons blijft slechts de
conclusie over, dat de Dardanellenactie een
nagenoeg hopeloos avontuur was en nog is.
Een nieuwe Duitsche driedekker.
Een correspondent van de Daily Mail te
Bazel weet bijzonderheden te vertellen over
een nieuwe Duitsche vliegmachine, die zelfs
nog geweldiger van kracht en afmetingen
moet zijn dan de bekende Bussische reuzen-
machine van Sikorsky.
De nieuwe Duitsche machine is een tri
plan, een drie-dekker, met 8 Maybach-moto-
ren, dezelfde machines, waardoor ook de
Zeppelins worden voortbewogen.
De machines zijn twee aan twee gekop
peld, elk paar motoren drijft een schroef,
zoodat er 4 schroeven zijn. In normale ge
vallen zal de triplan op 2 schroeven vliegen,
maar in geval van nood kan er met 4 schroe
ven een buitengewoon hooge snelheid wor
den bereikt.
De vliegmachine moet 20 man kunnen dra
gen, er zijn 4 mitrailleuses aan boord en
op een kleine verhevenheid is een pantser
torentje met een revolverkanon gemonteerd.
De geheele stuurbeweging, met uitzondering
van het hoogtestuur, wordt uitgevoerd met
behulp der motoren. Het links- en rechts
zwenken, omdraaien enz. wordt door de
schroeven geregeld.
De geheele machine is beschermd met
pantserplaat en de onderkant ziet er .uit als
een omgekeerd dak. De aeroplane is 3 maal
zoo groot en zoo sterk als de gebruikelijke
types (de „Sikorsky"-machine ongeveer 2
maal). Er zijn nu 6 van die triplans gereed.
Het Duitsche legerbestuur schijnt ze te wil
len gebruiken voor aanvallen op loopgraven,
terwijl de kleinere machines beschikbaar
blijven voor verkenningswerk en ter con
trole van artillerie-vuur.
Tot zoover de Daily Mail-correspondent.
Wanneer zijn inlichtingen juist zijn, is het
alleen niet erg duidelijk wat hij er mee be
doelt, dat het Duitsche legerbestuur de nieu
we triplans gebruiken wil voor aanvallen op
loopgraven. Dat lijkt ons voor die gevaarten
juist nogal erg gevaarlijk, daar de aanval
lende machine daarbij laag moet dalen
anders is de trefkans voor de te werpen
bommen te gering en dan al heel gauw
blootstaat aan kalm gericht vuur uit en van
achter de loopgraaf. Veel rationeeler zou
het zijn dergelijke groote zwaar bewapende
machines te gebruiken ter begeleiding en
verdediging van eskader-vliegmachines of
Zeppelins. Dan doen ze ongeveer den dienst,
die onze nieuwe 7000 tons kruisers in Indië
moeten doen, n.m. het afslaan van aanval
len op de torpedo- en duikbootvloot.
Een Nederlander aan de Aisne.
Een Nederlander, die reeds voor den oor
log in het Duitsche leger dienst nam, schrijft,
naar wij in de „Nieuwe Ct." lezen, aan zijn
moeder
„Vandaag wil ik u eens het een en ander van
onze nieuwe stelling vertellen. Het is hier won
dermooi. Wij hebben de Franschen op 800 M.
tegenover ons. Daar tusschen ons en hen een
volkomen gladde grasvlakte is, is 's nachts op
passen de boodschap, ikzelf heb voorloopig niet
veel te doen. Alleen bij het aanbreken van den
nacht heb ik van mijn manschappen een pa
trouille uit te zenden en om één uur moet ik de
„Ablösung" wekken. Verder heb ik hoogstens
twee uur dienst en moet de wachtposten contro
leeren.
Het weer is schitterend; 's avonds verlicht de
zilveren maan de stille Aisne; ik sta dan dik
wijls op de smalle houten brug van onze pio
niers en geniet van het verrukkelijk schouwspel.
Van morgen af zal ik dikwijls op patrouille
gaan, waarop ik me nu al zeer verheug. Over
dag breng ik mijn tijd door in een allerliefst
prieel, waarin we met behulp van stroo en mos
een „canapé" tot stand hebben gebracht.
Mijn tehuis is met tentlinnen bedekt, zoodat
het er droog is; de „Wachtmeister" en zijn
„Putzer" hadden de vriendelijkheid den ingang
met dennentakken en een gordijn te voorzien,
zoodat het bij mij nu gezellig is.
Onze „Ruhestellungen" zijn achter het ka
naal, tegen den dijk aangebouwd.
Tusschen het kanaal en de Aisne liggen
prachtige weidevelden met duizenden klaprozen;
de Aisne is een heldere breede rivier, waarin
men heerlijk zwemmen kan; gisteren heb ik
daar met onze luitenants gebaad. De vele vlie
gen bedierven ons eenigszins het genoegen; er
zijn er massa's aan het water en ze steken zoo
diep, dat het bloed te voorschijn komt.
Achter de Aisne ziet men liefelijke, begroeide
heuvels, maar aan hun voet verscheidene geheel
in elkaar geschoten dorpjes en boerderijen;
slechts een klein kerkje is nog ongedeerd.
's Nachts schieten de Fransche kanonnen nu
en dan op ons „I. Werk", de reden daarvan is,
dat onze manschappen daar 's nachts bij het
bouwen van „Unterstanden" en het maken van
draadversperringen te veel leven hebben ge
maakt en gerookt hebben; men ziet hoe voor
zichtig toen zijn moet
lederen avond komt 'de bagagewagen van
„thuis" den 20 K.M. langen weg en brengt de
levensmiddelen en de post, De infanterie heeft
ook een kantine, 10 minuten van hier, waar men
zelfs champagne kan krijgen.
Vandaag bezocht ik met een „einjahrig" on
derofficier den uitkijkpost van de infanterie; wij
steeds door loopgraven, die door het
sch naar den top van een heuvel voeren, kre
gen twee veldkijkers van den diensthebbenden
infanterist en konden nu prachtig de draadver
sperringen van de Franschen aan den zoom van
een bosch zien. Wij overzagen ook een stuk
chaussee, waar op vaste uren veel verkeer is;
alles wat daar aoorkomt, wordt opgeteekend,
waarom onze artillerie die chaussee niet sinds
lang in elkaar geschoten heeft weten wij niet.
Maakt u over mij niet al te ongerust; wij
hebben hier sinds veertien dagen maar drie ge
wonden gehad, waaronder één van mijn eigen
manschappende arme kerel werd door een gra
naatkartets gewond en stond vrecselijke pijnen
uitmen moet maar pech hebben.
Maar verder is het hier vrij wat rustiger dan
indertijd te Neuville, onze ritmeester die daar
gewond werd, is tot ons aller groote vreugd
sinds eenige dagen teruggekomen. Hij is een
zeer streng, maar zeer sympathiek officier.
De össervatore Eomano en de Waarborgen-
wet.
Naar de Ooostenrijksche „Beichspost"
meldt, heeft de „Oircolo di San Pietro", aan
welker leiding de eeredienst in den St. Pie-
ter is toevertrouwd en die elk godsdienstig
en sociaal initiatief van het Vaticaan in
Bome practisch toepast, plechtig geprotes
teerd tegen de schending der Waarborgen-
wet, welke door het censureeren van de
„Össervatore Bomano" werd gepleegd. De
„Oircolo di San Pietro" wijst op de loyale
positie zijner leden tegenover de regeering
en constateert het feit, dat ook de gemeen
ste, persoonlijke laster van den Paus in
Bome zonder tegenspraak moest worden ge
laten.
Buitengewoon duidelijk spreken thans de
feiten. De financieele instellingen, welke
met kerkelijke kringen en instituten in ver
binding staan, worden verwurgd door afper
singen voor de schandelijk mislukte oor-
logsleening. De „Banco di Boma", welke
voor de bank van het Vaticaan doorgaat,
is met de Staatsbank, de „Banco dTtalia",
vereenigd. „De Banco dTtalia" deed reeds
sinds tien jaren moeite, om de „Banco di
Boma" vast in handen te krijgen. Het ligt
dus eiken dag in de macht van het Kabinet-
Salandra-Sonnino den Paus tot bedelaar te
maken. Doch zich daarom niet bekomme
rend, houdt Benedictus XV met apostolische
vrijmoedigheid vast aan den grondregel der
onzijdigheid in den meest absoluten, ruim-
sten zin.
Tegen alle geestelijken, die zich tegen
de voortzetting van den oorlog verklaren,
is het geliefde strafmiddel, hen aanstonds
onder de wapenen te roepen. Wat dat be-
teekent, blijkt uit het feit, dat een jonge
prelaat, in het Vaticaan werkzaam, die in
weerwil van een hartkwaal werd ingedeeld,
op den weg naar het Centraalstation te
Bome door een beroerte getroffen neer
stortte.
uitslag der komende Verkiezingen. De partij-
organisatie van de generaals Botha en Smuts
lijlct wel lamgeslagen. Do Nationalisten zijn
wakker en vertoonen de grootste bewegelijk
heid en roerigheid. Toch bleef het nog steeds
voor het steeds groeiend getal van Nitiona-
lislen gevaarlijk, van hun sympathieën i oor
de „rebellen" anders dan door daden van
philantropische hulpvaardigheid (het verzor
gen van gevangenen, het teekenen van peti
ties, het bijeenbrengen van geld (zeer groote
bedragen) "voor vervolgde „protestanten" enz.
te doen blijken.
Tot plotseling een dcei van de Engelsche
bevolking den ban brak.
Het torpedeeren van de „Lusitania" was
aanleiding voor die Engelschen om hun haat
tegen de in zaken dikwijls zoo veel beter
resultaten dan de Engelschen zelf bereikende
Duitschers bot te vieren. De toen losbrekende
vernielzucht de passiave houding dei-
autoriteiten, de w)erkloosheid der politie, de
verbouwereerdheid (om een woord va i „De
.Volksstem" te leenen) van het ministerie-zelf,
veroorzaakte een plotselinge verandering in
de houding der Hollandsch-sprekende burgers
Aan een Dijzondere liefde voor de Duitsche
handelaars behoeft in dezen niet te worden
acht. Het meerendeel van de Duitsche
andelshuizen draagt voor de Hollandsch-Afri-
kaansche bevolking zelfs geen Duitsch karak
ter. Hun personeel is grootendeels Enne'ach
sprekend. De leiders behoorden in vele ge
vallen tot de steunpilaren der Engelse he
partij. De Afrikaners moeten hen, door de
ondervinding geleerd, tellen onder do volge
lingen der Unionisten, of is elk gevaltot <1 e
volgelingen van generaal Botha, ofschoon deze
door zijn nieuwste buitenlandsche politiek hen
nu wel zal hebben verloren. Voor de met Üe
Nationalisten sympathiseerende bnwonn-s was
evenwel één feit duidelijk: er was iets ergers
gebeurd dan de „rebellie'en dat ergers was
net werk der Engelsche vrienden van gene
raal Botha, en de Botha-regeering, die zoo
kras was opgetreden tegen de van ontevre
denheid blijk gevende land- en rasgenooten,
scheen de mis laden van een deel der Engel
sche bevolking door de vingers te willen zien.
Be verontwaardiging en het bewustzijn, dat
de regeering, die zooveel kracht had getoond
tegenover de Afrikaners nu zwak stond tegen
over het andere deel der bevolking, was ster
ker dan de tot-nu-toe betoonde voorzichtig
heid. De stroom van betuigingen van onte
vredenheid, van afschuw van de daim der
Eiigelsch-sprekende plunderaars en brand
stichters, droeg dadelijk ccn heel bijzonder
karakter: werd een aanval der landelijke be
volking op de door haar zelf vroeger eekozen
regcering. De Afrikaansche pers is 'gevuld
met hevig protosteerende artikelen, net kri
tiek op de regeering. Een regeerrringso'ad als
„De .Volksstem'' drukt die ingezonden protes
ten met blijkb^rffé ni^5homenhe:d af on voor
ziet ze van sprekende, ook de gezindheid der
redactie (die overigens in haar artikelen ten
aanzien der regeering oen welwillend-critisciie
houding bewaart) verradende hoofdjes.
DE POLITIEKE TOESTAND IN ZUID-
AFRIKA.
„Hollandsch Zuid-Afrika" (het orgaan der
„Ned. Z.-Afr. Vereen.), schrijft:
De regeering der Unie van Zuid-Afrika is
bezig, da gevolgen van haar optreden tegen
en in Duitsch Zuid-Wesl-Afrika te „liqui
deeren", Alle vaste, meer of minder ver
sterkte punten in het Duitsche gebied, ge-
leegn langs de spoorwegen in deze kolonie,
zijn reeds in het bezit van generaal Botha's
troepen. De Duitsche troepen hebben zich
overgegeven. Van de ruim 5000 gevangen
„protestanten" is de overgToote meerderheid
in vrijheid gesteid. Alleen de .voornaamste
leiders worden gevangen gehouden en de
een na den ander tot vrij hooge straffen
veroordeeld. Een oogenblik wilde het schij
nen, of de regeering, door energiek optieden
en het tot het uiterste uitbuiten van haar
onder de Krijgswet verleende bevoegdheden,
door het streng straffen van onvoorzichtige
woorden zoowel als daden, den toestana mees
ter werd. Doch schijn bedriegt. In alle
distrieten, ook in die districten waar van
„rebollie" nimmer sprake is geweest, zelfs
niet van eenvoudig lijdelijk verzet, groeide
de sympathie met de „rebellen". Hoe sterk
die sympathie was, blijkt het best uit d3 hou-
van het officieele regeerings-orgaan, dit, ge
leerd door een stroom van ingezonden stukken
van zijn lezers, beter dan de regeer.ug kan
bevioeden, hoe de geest van het publiek
zich al sterker tegen het kabinet keerde.
Die geest voorspelt niets goeds voor den
Men weet, dat bij het oproer te Dui ban
ook het geheele Nederlandsche consulaat
verwoest is,
DE ZIEKENFONDSEN EN DE ARTSEN.
Men meldt uit Deventer aan „De Tijd":
Het alhier einde geruimen tijd dreigende
conflict tusschen het „Ziekenfond® voor den
Arbeidenden Stand" en de door dit Zieken
fonds aangestelde geneesheeren ie ingevolge
het dezer dagen gevallen besluit van het be
stuur van bovengenoemd Ziekenfonds plot
seling tot een breuk geworden met de zee
daaraan verbonden doctoren, terwijl de ze
vende geneesheer niet in dit conflict betrok
ken raakt, wijl deze, de arts H. G. Gooszen,
reede met 1 October an. eervol ontslag uit
zijne betrekking beeft gevraagd en verkre
gen (overeenkomstig eigen verzoek).
Het beeluit tot ontslaggeving aan 6 art
sen, op 18 Juli gedateerd, noemt ala datum,
waarop dit ontslag zal ingaan, 1 Jan. 1916.
Het besluit werd genomen in averleg en
in samenwerking met de commissarissen.
De geneeeheeren hebben beroep op de al-
gemeene ledenvergadering van bet fonds,
hangende een termijn van 14 dagen.
Onder de 6 betrokken geneesheeren zijn 8
internisten, 1 chirurg en 2 specialisten (oog1-
arts en neus- en keelarts).
Het ontslagnamen van boven genoemden
heer Gooszen werd ongezocht de aanleiding
van dezen nieuwen etrijd, wijl de beetuur-
deT8 van bet Fonds, daar bet H. B. van de
Mij. tot bevordering van de Geneeskunst op
haar meer bekend „bindend besluit" bleef
staan ten opzichte van nieuw aan te stellen
artsen bij het Deventer Ziekenfonds, welk
Ziekenfonds bijna 2/8 van de bevolking der
stad omvat
Pogingen van het Ziekenfondsibestuur, om
met het H. B. voornoemd tot overeenstem
ming te geraken, mislukten, ofschoon aan
geboden werd 100 pet. verbooging van het
j salaris.
Ook wilden de aan dit fonds verbonden
doktoren zich niet binden collegiaal om te
gaan met een aan te stellen arts, indien deze
geen lid der Mij. tot bev. v. d. Geneeskunst
zou zijn.
Onder de betuiging van leedwezen over
den gang van zaken wordt voorts bet ont
slag eervol verleend.
Het bestuur van het ziekenfonds zal nn
onverwijld overgaan tot het oproepen van
4 internisten of buisartsen (waarvan 1 tegen
1 October) benevens 1 oogarte en 1 neus-,
oor- en keelarts.
Met 1 Januari voert het bestuur verder
de vrije artsenkeuze in, alsmede een nader
te bepalen weistandsgrens. Dit laatste zoo
mogelijk in overleg met de aan te stellen
artsen.
De letterlijke tekst van het besluit luidt
als volgt:
,Het Bestuur der .Vereeniging Zieken
fonds voor den arbeidenden stand te Deven
ter" is na overleg en in samenwerking met
Commissarissen besloten, aan de fondsdoc
toren de hecxen L. Leignee Bakhoven, H. A.
Boen, E. Faber, A. J. Fischer, J. Bebel en
V. S. M. van der Willigen, tegen 1 Januari
1916 een eervol ontslag te verleenen.
Het bestuur, ten deze eenstemmig, is tot
dit besluit geleid door de onduldbare wijze,
waarop door u, fondsdoetor zijnde, tegen de
belangen van bet ziekenfonds wordt opge
treden en gehandeld.
Niet alleen hebt u verklaard in de eerste
plaats lid der Maatschappij tot bevordering
der Geneeskunst en in de tweede plaats
fondsarts te zijn, terwijl u bekend is, dat die
Maatschappij strijd tegen dit ziekenfonds
voert. U hebt zelfs geweigerd u te verbinden
den nieuw te benoemen fondsdoctor, al zou
de deze geen lid der Maatschappij zijn, col
legiaal te behandelen. Bovendien beeft de
afdeeling Deventer dier Maatschappij eene
voor n bindende motie aangenomen, dat de
nieuw te benoemen arts slechts zijne benoe
ming mag aannemen op de door bet Hoofd
bestuur van meergenoemde maatschappij
goedgekeurde voorwaarden.
Ons bestuur ziet in deze inmenging in de
organisatie eu werking van het fonds, van
door de_ organen van dat fonds benoemde en
gesalarieerde ambtenaren, een optreden zóó
tegen de belangen van het fonds ingaande,
dat voor u, die geroepen zijt als foncfedoc-
tor met het bestuur samen te werken, in die
vereeniging geen plaats meer is.
Wij voegen hieraan toe, dat wij, geen an
deren uitweg zier.de, ons, zeer tot ons lewek
wezen, verplicht gevoelen tot dezen maatre
gel over te gaan, nadat wij getracht hebben
met aanbieding van belangrijke concessies
overeenstemming met 't Hoofdbestuur Uwer
Maatschappij te v rkrijgen, welke pogingen
op de onverzettelijke houding van bet Be
stuur zijn afgestuit.
Wij wijzen U ten 6lotte, ingevolge art.
27bis van het huishoudelijk reglement dezer
vereeniging, op Uwe bevoegdheid tegen dit
ontslag beroep in te stellen bij de algemeene
ledenvergadering, waarvan de termijn door
ons, nu daarin door statuten of reglement
niet is voorzien, na gehouden overleg met
commissarissen, qt> 14 dagen sedert den da
tum van dit ontslag, wordt vastgesteld".
„NEDjEELA NDSCH FABEIKAAT".
N. schrijft in de Standaard:
Een in den loop van bet voorjaar opge
richte vereeniging „Nederlandsch Fabri
kaat," te 's Gravenhage gevestigd, zendt cir
culaires rond, waarin ze tot het toetreden
tot de vereeniging of het steunen ervan op
wekt. Zij doet dit in een betoog, dat bet
verkeerde van het prefereeren van buiten-
landscb, en van het versmaden van binnen-
landsch fabrikaat in bet licht stelt.
Uitnemend. Maar beeft bet koopend pu
bliek alleen schuld?
Niet lang geleden rees in Frankrijk do-
zelfde klacht. Materiaal zelfs voor Fran
sche spoorwegen werd ten deeie uit het
buitenland betrokken. En voor zooveel het
niet uit het buitenland kwam, was het goed
deels afkomstig van een Belgische maat
schappij in een Fransch kleed. Er was dus
reden voor klacht.
Maar wat bleek, toen men de oorzaken
van het verschijnsel onderzocht?
Het buitenland leverde belangrijk goed-
kooper. Ondanks de hooge extra kosten,
noodwendig drukkende op. de buitenland
sche industrie, kon de binnenlandsche niet
concurreeren. De spoorwegdirecties ver
klaarden, het buitenland te moeten bevoor-
deelen, wilden zij de hun toevertrouwde
belangen niet schaden.
En wat was voor een goed deel de grond
oorzaak ervan?
Door onvoldoend technisch onderwijs be
schikte de Fransche industrie niet over de
noodige goedgeschoolde arbeidskrachten,
Door gemakzucht, die dp jongelieden amb
telijke betrekkingen en dergelijk doet zoe
ken, niet over voldoende personen voor de
leidende posities.
Door speculatiezucht, althans zucht naar
hooge dividenden, welke belegging in vreem
de streken belooft, niet over het noodige
kapitaal.
ei:(woord te geven op uw vraag. Zij heeft
zich reeds eenmaal de moeite getroost om
aan onze nieuwsgierigheid te voldoen; en
om nu weder herinneringen bij haar op te
wekken, waarvan ik overtuigd ben dat zij
haar verdriet zullen veroorzaken.
„Het is inderdaad erger dan mij verdriet
te veroorzaken, de gedachte alleen reeds aan
die vreeselijke gebeurtenis, mijnbeer", z-eide
madame Beckover. Vooral daar ik mijzelve
er veel van te verwijten heb. Maar zoo me
vrouw gaarne wil weten, boe bet gebeurde,
dan ben ik er zeker van dat bet haar aan
genaam zal wezen als ik het haar vertel.
Menseben in onzen stand, mevrouw zoo
als Peggy Bnrke menigmaal heb hooren neg
gen zijn verplicht hunne tranen te dro
gen, lang voordat de 6mart uit hun hart ia
jgewekeu. Maar, denk niet, mijnbeer, dat ik
dit nu van mijzelve denk, en in uw -gezel
schap. Zoo ik voort kan gaan met over Ma
p's ongeluk te spreken, dan behoef ik
plechts een blik te werpen in den tuin en
^ie ik hoe gelukkig zij zieh thans gevoelt
en dat is genoeg om mij gerust te stellen.
„Ik rnoet u eerst vertellen, mijnheer,",
.vervolgde de vrouw van den elown, na eend
je oogenblikken nagedacht te hebben, voor
tij verder ging, dat bet met de kleine Mary
ue eerste zes jaren beter ging dan ik ooit
gedacht zou hebben. Zij groeide zoo lief op,
pat de deftige lui altijd naar baar, keken en
naar haar vroegen; en bijna in elke plaats
waar zij met bet paardenspel stonden, kreeg
zij presentjes, wat veel er toe bijbracht om
haar te kleeden. En onze eigen menschen
ook bedierven baar en bielden veel van
baar. Deze zes jaren gingen zoo aangenaam
mogelijk voorbij; toen zij baar zevende jaar
zou bereiken, stemde ik er in toe, waarlijk
dwaas genoeg van mij, om baar aan de
voorstellingen te laten deelnemen.
„Men bad mij bepraat en er toe overge
haald, vóór ik mijn toestemming gaf. Job
ber zeide eerst dat hij haar noodig bad voor
een voorstelling met de rijders, en ik zeidie
ronduit neen, ofschoon ik in die dagen zeer
bang voor hem was. Maar eeuigen tijd daar
na, mijnheer, kwain Jemmy bij mü en zeide
dat hij vreesde zijn betrekking te verliezen,
zoo ik met de kleine Mary niet toegaf. Dit
bracht mij aan het wankelen; want ik wist
niet wat wij dan moesten beginnen, zoo mijn
man zijn engagement verloor. En boven
dien wilde het kleine meisje zelve niets lie
ver dan op een paard omboog te worden ge
worpen, en bad en smeekte mij steeds om
een kleine paardrijdster te i iogen worden.
En allen in het circus plaagden en lachten
mij uit, kortom, ik gaf mijne toestemming
tegen mijn zin, maar het was mijne schuld
niet.
„Ik maakte toch nog de voorwaarde dat
zij slechts aan den sterketen, nuchtensten en
besten rijder zon worden toevertrouwd. Men
noemde hem Mnleg in de affiches, die zijn
gelaat verfde om er als een Turk uit te zien,
of zoo iets dergelijks; maar zijn eigenlijke
naam was Francis Yapp, en een goedhartige
man was bij, die zelf een huisgezin had te
onderhouden. Hij reed zeer mooi in volle ga
lop en met drie paarden met zijn rech
tervoet op den rug van het eene paard en
met zijn linker op dien van het andere. Hij
en Jubber kwamen tezamen overeen dat bij
een woest man zou voorstellen, die door de
woestijn vluchtte met zijn e enigst kind en
dat bind zon Mary weaen. Zij verfden baar
gelaat met dezelfde kleur als het zijne en
kleedden baar in een wit vreemd gewaad;
zij bonden een rood lint om haar midden,
waaraan een ring werd bevestigd, waarmede
Yapp haar dan kon vasthouden. Na eerst
het publiek te doen gelooveu dat bij en bet
kind in gevaar verkeerden van gevangen
genomen te worden en doodgeschoten, deed
hij daarna alsof zij gered waren; en m.oest
hij het kind in triomf en met uitgestrekten
arm in de hoogte houden, steeds bet cir
cus rondgaloppeerende. Hü was bijzonder
sterk en kon haar met evenvee] gemak dra
gen als ik een 6tukje van dien plum-pud
ding doen zou.
„Arme kleine! Spoedig was zij over den
eersten angst heen en bad er een zonderling
vermaak in, wat ik niet gaarne zag, daar
het niet natuurlijk bij haar was. Yapp zeide
'dat zij den moed van een leeuw had en de
beste xijderes mettertijd worden zon. Ik
was er zeer verdrietig over, en bad een el-
.lendig leven, daar ik altijd eenig ongeluk
vreesde. Maar een tijd lang gebeurde er
niets dat zelfs naar een ongeluk zweemde;
en zeer veel geld won het circus, doordat
j'n aantal menschen Yapp eu de kleine Mary
kwamen zien. Maar dat was Jubber's voor-
jdeel en niet het onze. Op een avond zij
'was weinig onder dan zeven jaar....
„O, mevrouw, boe ik ooit dien vreeselijken
1 avond overleefde, weet ik niet! Ik was een
jellendig schepsel! Dat ik niet eerder van
honger omkwam dan bet kind aan zulk een
'gevaar bloot te stellen. Maar, God weet bet,
men noodzaakte er mij toe! Neen, mijn
beer! neen, mevrouw, dank u voor uwe
vriendelijkheid, maar ik wil, nn ik eenmaal
begonnen ben, voortgaan. Bekommer er u
niet over dat ik ween,; ik zal het u op de
eon of andere wijze trachten te vertellen.
„De riem neen, ik meen bet handvatsel,
bet handvat brak plotseling van 't koord
juist op bet laatst, juist toen het gevaar
lijkste zou plaats hebben, en hü haar niet
zou kunnen opvangen!
„Nooit neen nooit, tot mijn dood toe,
zal ik dien doordringenden kreet vergeten,
dien bet publiek uitte; en bet gelaat van bet
doodsbleeke kind, dat als een liik op den
grond lag! Het was niet zoo vol als andere
avonden geweest en zü viel op een ledige
plaats tusschen de banken. Ik werd door de
paarden op den grond geworpen, toen ik
naar haar toesnelde ik was geheel buiten
mijzelve en wist niet waar ik naar toe
ging. Yapp was tusschen hen gevallen en
bud zieh gewond, toen hij beproefde haar
nog te vangen. De paarden renden allen
door het ei reus razend door al het leven
om hen heen. Ik stond weder op en zag een
aaiital mensehen om mij geschaard, en an
deren droegen mijn engeltje weg. Ik voelde
banden die mij tegenhielden; maar ik maak
te mü los en ging met de overigen naar de
koffiekamer.
„Daar lag zü mün eigen, dierbare Mary,
waarvoor ik de moeder beloofd had te zul
len zorgen; daar lag zü, doodsbleek op den
ouden koffer, en met een mantel van mij
onder baar hoofd. De menschen verdrongen
zieh om haar. Een dokter voelde haar hoofd.
Yapp stond tusschen ben, met een bebloed
gelaat en werd door twee mannen vastgc*
houden. Ik was niet in staat te spreken, noch
om mij te bewegen. Ik voelde zelfs mü® hart
niet kloppen, totdat de dokter haar. losliet
en opzag; daarop ging een koude rilling
door de leden van ieder onzer, of wij één
lichaam, in plaats .van twintig waren g°~
weest.
(Wordt vervolgd.)