BUITENLAND BINNENLAND law zelf in brand gestoken zou worden, .zoowel de huizen van de Christenen als van Üe Joden. De menschen dachten allen aan .vluchten. Maar zij begrepen spoedig, dat ook deze redding onmogelijk was, want alle straten waren uren en dagen lang reeds bezaaid met menschen: terugtrekkende Bus sen De Kozakken deden hun werk zorgvul dig zoolang de vijand nog voor de poorten stónd. In een grooten halven cirkel om Bo- ryslaw staken zij de petroleumbronnen aan. Hun techniek was zeer eenvoudig. Zij boorden dc reservoirs aan, lieten de petro leum er uitloopen en wierpen brandende, in petroleum gedrenkte lappen in de petro- leummeertjes die voor de reservoirs ont staan waren. Toen zij de mansgaten ont dekten, namen zij eenvoudig de deksels van deze mansgaten weg, zoodat de petroleum rijkelijk uit de ketels vloeide. Enkelen der brandstichters traden heel onnoozel op. Vijf man liepen er naar een pctroleum-meertje, staken lucifers aan; het meer vlamde op. En binnen enkele secon den waren de vijf kozakken verbrand. Hun kameraden werden na dit voorbeeld voor zichtiger. De rookwolken stegen zwart en zwaar bo ven de geheele stad. Zij namen zoo'n om vang aan en waren zoo ondoordringbaar, dat de zon aan den volkomen helderen hemel achter den walm verscholen bleef en de warmte van den zonnedag veranderde in een steeds gevoeliger koelte en ten slotte in ecfh ijzige koude. Verstikkende gassen vulden de straten. Van tijd tot tijd hoorde men een verschrikkelijke knal. Dan vloog er een ketel in de lucht. Intusschen hadden de Kozakken de stad verlaten om de petroleumbronnen in brand te stoken. Zij gingen naar de houten boor torens, die snel opvlamden en waarvan de vallende, brandende stukken terecht kwa men in de bronnen. Dan schoten er onmid dellijk vlammen uit den grond op, twintig, dertig meter hoog. Aan blusschen viel niet te denken. Niet omdat er geen mannen wa ren, die dat wilden doen, maar om dat zulk een brand niet te blusschen is. Eindelijk stonden er ongeveer zestig reser voirs in brand, waarvan er een paar alleen 16.000 waggons petroleum bevatten. De boortorens waren spoedig weg, maar de twee honderd naphtha-bronnen brandden door. Na zes dagen en zes nachten bedroeg de schade reeds honderd en tachtig jnillioen mark. Ëh steeds gingen er nog voor miliioe- nen -in vlammen op. Vele reservoirs, door do Kozakken over het hoofd gezien, ont brandden van zelf door de hitte. In Boryslaw nam met den brand de pa niekstemming toe. Vrouwen pakten hun bed- degoed bijeen, sleepten het naar het andere eind van de stad, dat verder weg lag van de ketels en zochten schreeuwend en huilend een onderkomen. Kinderen gilden om hun moeder. Duizenden honden jankten, bang ln de donkere stad, door de straten. Het was zoo duister geworden, dat men in de huizejï 's middags de lampen moest aanste ken en dat de menschen op straat fakkels droegen. Er viel regen in den laten namid dag. Maar de regen was warm en zwart, als de vulkanen, die rondom werkten. En nie mand herkende in de zwarte gezichten zijn beste vrienden Tegen den avond van den derden brand- dag zetten de Kozakken het plotseling op een loopen. De schoten van de Honveds dreunden reeds in de buurt. Zij, die bij ver gissing ook vele Fransche en Engelsche bronnen in brand gestoken hadden in plaats van Duitsche en üostenrijksche, konden al hun werk niet af. En ten slotte dachten zij aan de eigen beurs. Voor 30 roebel, welke de ingenieurs hun gaven, ontzagen zij een bron. En zoo gelukte het nog een vrij groot aan tal te redden. De Kozakken wilden ook de houten bruggen in Borsyslaw vernielen; doch voor 20 roebel per brug lieten zij ze ongemoeid. Toen vertrokken de kozakken in wilde, ongeregelde vlucht want op de heuvels voor Üe stad stonden reeds de achtervolgers de Honveds van den Uzsoker pas. Aan de Dur da nellen. De „Daily Telegraph" publiceert zeer ern- ystige berichten uit de Dardanellen. Men eegt niets teveel, als men beweert, dat nooit tevoren een leger heeft moeten vech ten, onder voorwaarden welke zoo weinig kans op succes bieden als aan de Darda nellen. Het terrein leent zich voortreffelijk voor verdediging, doch absoluut niet voor aanvallen. De Turken waren op zich zelf reeds voldoende krachtig om een landings leger in wanhopige situatie te brengen, men dient daarbij er rekening mee te houden, dat de Turken door Duitschers aangevoerd worden. In de vele jaren van grondige studie, omtrent den wereldoorlog, hebben de Duit schers schitterende methoden voor een snel- beslissenden aanvalsoorlog uitgewerkt. .Waar zulk een oorlog niet mogelijk was hebben zij den verdedigingsoorlog tot wonderbaarlijke hoogte opgevoerd; dat hebben wij in Frank rijk en yiaanderen ondervonden en dat alles hebben de Turken als goede scholieren in zich opgenomen. Het schiereiland Gallipoli, van nature een ideaal vardedigingsveld, is door de Duitschers en Turken tot (één enke le, inderdaad oninneembare vesting uitge bouwd geworden. Voor ons blijft slechts de conclusie over, dat de Dardanellenactie een nagenoeg hopeloos avontuur was en nog is. Een nieuwe Duitsche driedekker. Een correspondent van de Daily Mail te Bazel weet bijzonderheden te vertellen over een nieuwe Duitsche vliegmachine, die zelfs nog geweldiger van kracht en afmetingen moet zijn dan de bekende Bussische reuzen- machine van Sikorsky. De nieuwe Duitsche machine is een tri plan, een drie-dekker, met 8 Maybach-moto- ren, dezelfde machines, waardoor ook de Zeppelins worden voortbewogen. De machines zijn twee aan twee gekop peld, elk paar motoren drijft een schroef, zoodat er 4 schroeven zijn. In normale ge vallen zal de triplan op 2 schroeven vliegen, maar in geval van nood kan er met 4 schroe ven een buitengewoon hooge snelheid wor den bereikt. De vliegmachine moet 20 man kunnen dra gen, er zijn 4 mitrailleuses aan boord en op een kleine verhevenheid is een pantser torentje met een revolverkanon gemonteerd. De geheele stuurbeweging, met uitzondering van het hoogtestuur, wordt uitgevoerd met behulp der motoren. Het links- en rechts zwenken, omdraaien enz. wordt door de schroeven geregeld. De geheele machine is beschermd met pantserplaat en de onderkant ziet er .uit als een omgekeerd dak. De aeroplane is 3 maal zoo groot en zoo sterk als de gebruikelijke types (de „Sikorsky"-machine ongeveer 2 maal). Er zijn nu 6 van die triplans gereed. Het Duitsche legerbestuur schijnt ze te wil len gebruiken voor aanvallen op loopgraven, terwijl de kleinere machines beschikbaar blijven voor verkenningswerk en ter con trole van artillerie-vuur. Tot zoover de Daily Mail-correspondent. Wanneer zijn inlichtingen juist zijn, is het alleen niet erg duidelijk wat hij er mee be doelt, dat het Duitsche legerbestuur de nieu we triplans gebruiken wil voor aanvallen op loopgraven. Dat lijkt ons voor die gevaarten juist nogal erg gevaarlijk, daar de aanval lende machine daarbij laag moet dalen anders is de trefkans voor de te werpen bommen te gering en dan al heel gauw blootstaat aan kalm gericht vuur uit en van achter de loopgraaf. Veel rationeeler zou het zijn dergelijke groote zwaar bewapende machines te gebruiken ter begeleiding en verdediging van eskader-vliegmachines of Zeppelins. Dan doen ze ongeveer den dienst, die onze nieuwe 7000 tons kruisers in Indië moeten doen, n.m. het afslaan van aanval len op de torpedo- en duikbootvloot. Een Nederlander aan de Aisne. Een Nederlander, die reeds voor den oor log in het Duitsche leger dienst nam, schrijft, naar wij in de „Nieuwe Ct." lezen, aan zijn moeder „Vandaag wil ik u eens het een en ander van onze nieuwe stelling vertellen. Het is hier won dermooi. Wij hebben de Franschen op 800 M. tegenover ons. Daar tusschen ons en hen een volkomen gladde grasvlakte is, is 's nachts op passen de boodschap, ikzelf heb voorloopig niet veel te doen. Alleen bij het aanbreken van den nacht heb ik van mijn manschappen een pa trouille uit te zenden en om één uur moet ik de „Ablösung" wekken. Verder heb ik hoogstens twee uur dienst en moet de wachtposten contro leeren. Het weer is schitterend; 's avonds verlicht de zilveren maan de stille Aisne; ik sta dan dik wijls op de smalle houten brug van onze pio niers en geniet van het verrukkelijk schouwspel. Van morgen af zal ik dikwijls op patrouille gaan, waarop ik me nu al zeer verheug. Over dag breng ik mijn tijd door in een allerliefst prieel, waarin we met behulp van stroo en mos een „canapé" tot stand hebben gebracht. Mijn tehuis is met tentlinnen bedekt, zoodat het er droog is; de „Wachtmeister" en zijn „Putzer" hadden de vriendelijkheid den ingang met dennentakken en een gordijn te voorzien, zoodat het bij mij nu gezellig is. Onze „Ruhestellungen" zijn achter het ka naal, tegen den dijk aangebouwd. Tusschen het kanaal en de Aisne liggen prachtige weidevelden met duizenden klaprozen; de Aisne is een heldere breede rivier, waarin men heerlijk zwemmen kan; gisteren heb ik daar met onze luitenants gebaad. De vele vlie gen bedierven ons eenigszins het genoegen; er zijn er massa's aan het water en ze steken zoo diep, dat het bloed te voorschijn komt. Achter de Aisne ziet men liefelijke, begroeide heuvels, maar aan hun voet verscheidene geheel in elkaar geschoten dorpjes en boerderijen; slechts een klein kerkje is nog ongedeerd. 's Nachts schieten de Fransche kanonnen nu en dan op ons „I. Werk", de reden daarvan is, dat onze manschappen daar 's nachts bij het bouwen van „Unterstanden" en het maken van draadversperringen te veel leven hebben ge maakt en gerookt hebben; men ziet hoe voor zichtig toen zijn moet lederen avond komt 'de bagagewagen van „thuis" den 20 K.M. langen weg en brengt de levensmiddelen en de post, De infanterie heeft ook een kantine, 10 minuten van hier, waar men zelfs champagne kan krijgen. Vandaag bezocht ik met een „einjahrig" on derofficier den uitkijkpost van de infanterie; wij steeds door loopgraven, die door het sch naar den top van een heuvel voeren, kre gen twee veldkijkers van den diensthebbenden infanterist en konden nu prachtig de draadver sperringen van de Franschen aan den zoom van een bosch zien. Wij overzagen ook een stuk chaussee, waar op vaste uren veel verkeer is; alles wat daar aoorkomt, wordt opgeteekend, waarom onze artillerie die chaussee niet sinds lang in elkaar geschoten heeft weten wij niet. Maakt u over mij niet al te ongerust; wij hebben hier sinds veertien dagen maar drie ge wonden gehad, waaronder één van mijn eigen manschappende arme kerel werd door een gra naatkartets gewond en stond vrecselijke pijnen uitmen moet maar pech hebben. Maar verder is het hier vrij wat rustiger dan indertijd te Neuville, onze ritmeester die daar gewond werd, is tot ons aller groote vreugd sinds eenige dagen teruggekomen. Hij is een zeer streng, maar zeer sympathiek officier. De össervatore Eomano en de Waarborgen- wet. Naar de Ooostenrijksche „Beichspost" meldt, heeft de „Oircolo di San Pietro", aan welker leiding de eeredienst in den St. Pie- ter is toevertrouwd en die elk godsdienstig en sociaal initiatief van het Vaticaan in Bome practisch toepast, plechtig geprotes teerd tegen de schending der Waarborgen- wet, welke door het censureeren van de „Össervatore Bomano" werd gepleegd. De „Oircolo di San Pietro" wijst op de loyale positie zijner leden tegenover de regeering en constateert het feit, dat ook de gemeen ste, persoonlijke laster van den Paus in Bome zonder tegenspraak moest worden ge laten. Buitengewoon duidelijk spreken thans de feiten. De financieele instellingen, welke met kerkelijke kringen en instituten in ver binding staan, worden verwurgd door afper singen voor de schandelijk mislukte oor- logsleening. De „Banco di Boma", welke voor de bank van het Vaticaan doorgaat, is met de Staatsbank, de „Banco dTtalia", vereenigd. „De Banco dTtalia" deed reeds sinds tien jaren moeite, om de „Banco di Boma" vast in handen te krijgen. Het ligt dus eiken dag in de macht van het Kabinet- Salandra-Sonnino den Paus tot bedelaar te maken. Doch zich daarom niet bekomme rend, houdt Benedictus XV met apostolische vrijmoedigheid vast aan den grondregel der onzijdigheid in den meest absoluten, ruim- sten zin. Tegen alle geestelijken, die zich tegen de voortzetting van den oorlog verklaren, is het geliefde strafmiddel, hen aanstonds onder de wapenen te roepen. Wat dat be- teekent, blijkt uit het feit, dat een jonge prelaat, in het Vaticaan werkzaam, die in weerwil van een hartkwaal werd ingedeeld, op den weg naar het Centraalstation te Bome door een beroerte getroffen neer stortte. uitslag der komende Verkiezingen. De partij- organisatie van de generaals Botha en Smuts lijlct wel lamgeslagen. Do Nationalisten zijn wakker en vertoonen de grootste bewegelijk heid en roerigheid. Toch bleef het nog steeds voor het steeds groeiend getal van Nitiona- lislen gevaarlijk, van hun sympathieën i oor de „rebellen" anders dan door daden van philantropische hulpvaardigheid (het verzor gen van gevangenen, het teekenen van peti ties, het bijeenbrengen van geld (zeer groote bedragen) "voor vervolgde „protestanten" enz. te doen blijken. Tot plotseling een dcei van de Engelsche bevolking den ban brak. Het torpedeeren van de „Lusitania" was aanleiding voor die Engelschen om hun haat tegen de in zaken dikwijls zoo veel beter resultaten dan de Engelschen zelf bereikende Duitschers bot te vieren. De toen losbrekende vernielzucht de passiave houding dei- autoriteiten, de w)erkloosheid der politie, de verbouwereerdheid (om een woord va i „De .Volksstem" te leenen) van het ministerie-zelf, veroorzaakte een plotselinge verandering in de houding der Hollandsch-sprekende burgers Aan een Dijzondere liefde voor de Duitsche handelaars behoeft in dezen niet te worden acht. Het meerendeel van de Duitsche andelshuizen draagt voor de Hollandsch-Afri- kaansche bevolking zelfs geen Duitsch karak ter. Hun personeel is grootendeels Enne'ach sprekend. De leiders behoorden in vele ge vallen tot de steunpilaren der Engelse he partij. De Afrikaners moeten hen, door de ondervinding geleerd, tellen onder do volge lingen der Unionisten, of is elk gevaltot <1 e volgelingen van generaal Botha, ofschoon deze door zijn nieuwste buitenlandsche politiek hen nu wel zal hebben verloren. Voor de met Üe Nationalisten sympathiseerende bnwonn-s was evenwel één feit duidelijk: er was iets ergers gebeurd dan de „rebellie'en dat ergers was net werk der Engelsche vrienden van gene raal Botha, en de Botha-regeering, die zoo kras was opgetreden tegen de van ontevre denheid blijk gevende land- en rasgenooten, scheen de mis laden van een deel der Engel sche bevolking door de vingers te willen zien. Be verontwaardiging en het bewustzijn, dat de regeering, die zooveel kracht had getoond tegenover de Afrikaners nu zwak stond tegen over het andere deel der bevolking, was ster ker dan de tot-nu-toe betoonde voorzichtig heid. De stroom van betuigingen van onte vredenheid, van afschuw van de daim der Eiigelsch-sprekende plunderaars en brand stichters, droeg dadelijk ccn heel bijzonder karakter: werd een aanval der landelijke be volking op de door haar zelf vroeger eekozen regcering. De Afrikaansche pers is 'gevuld met hevig protosteerende artikelen, net kri tiek op de regeering. Een regeerrringso'ad als „De .Volksstem'' drukt die ingezonden protes ten met blijkb^rffé ni^5homenhe:d af on voor ziet ze van sprekende, ook de gezindheid der redactie (die overigens in haar artikelen ten aanzien der regeering oen welwillend-critisciie houding bewaart) verradende hoofdjes. DE POLITIEKE TOESTAND IN ZUID- AFRIKA. „Hollandsch Zuid-Afrika" (het orgaan der „Ned. Z.-Afr. Vereen.), schrijft: De regeering der Unie van Zuid-Afrika is bezig, da gevolgen van haar optreden tegen en in Duitsch Zuid-Wesl-Afrika te „liqui deeren", Alle vaste, meer of minder ver sterkte punten in het Duitsche gebied, ge- leegn langs de spoorwegen in deze kolonie, zijn reeds in het bezit van generaal Botha's troepen. De Duitsche troepen hebben zich overgegeven. Van de ruim 5000 gevangen „protestanten" is de overgToote meerderheid in vrijheid gesteid. Alleen de .voornaamste leiders worden gevangen gehouden en de een na den ander tot vrij hooge straffen veroordeeld. Een oogenblik wilde het schij nen, of de regeering, door energiek optieden en het tot het uiterste uitbuiten van haar onder de Krijgswet verleende bevoegdheden, door het streng straffen van onvoorzichtige woorden zoowel als daden, den toestana mees ter werd. Doch schijn bedriegt. In alle distrieten, ook in die districten waar van „rebollie" nimmer sprake is geweest, zelfs niet van eenvoudig lijdelijk verzet, groeide de sympathie met de „rebellen". Hoe sterk die sympathie was, blijkt het best uit d3 hou- van het officieele regeerings-orgaan, dit, ge leerd door een stroom van ingezonden stukken van zijn lezers, beter dan de regeer.ug kan bevioeden, hoe de geest van het publiek zich al sterker tegen het kabinet keerde. Die geest voorspelt niets goeds voor den Men weet, dat bij het oproer te Dui ban ook het geheele Nederlandsche consulaat verwoest is, DE ZIEKENFONDSEN EN DE ARTSEN. Men meldt uit Deventer aan „De Tijd": Het alhier einde geruimen tijd dreigende conflict tusschen het „Ziekenfond® voor den Arbeidenden Stand" en de door dit Zieken fonds aangestelde geneesheeren ie ingevolge het dezer dagen gevallen besluit van het be stuur van bovengenoemd Ziekenfonds plot seling tot een breuk geworden met de zee daaraan verbonden doctoren, terwijl de ze vende geneesheer niet in dit conflict betrok ken raakt, wijl deze, de arts H. G. Gooszen, reede met 1 October an. eervol ontslag uit zijne betrekking beeft gevraagd en verkre gen (overeenkomstig eigen verzoek). Het beeluit tot ontslaggeving aan 6 art sen, op 18 Juli gedateerd, noemt ala datum, waarop dit ontslag zal ingaan, 1 Jan. 1916. Het besluit werd genomen in averleg en in samenwerking met de commissarissen. De geneeeheeren hebben beroep op de al- gemeene ledenvergadering van bet fonds, hangende een termijn van 14 dagen. Onder de 6 betrokken geneesheeren zijn 8 internisten, 1 chirurg en 2 specialisten (oog1- arts en neus- en keelarts). Het ontslagnamen van boven genoemden heer Gooszen werd ongezocht de aanleiding van dezen nieuwen etrijd, wijl de beetuur- deT8 van bet Fonds, daar bet H. B. van de Mij. tot bevordering van de Geneeskunst op haar meer bekend „bindend besluit" bleef staan ten opzichte van nieuw aan te stellen artsen bij het Deventer Ziekenfonds, welk Ziekenfonds bijna 2/8 van de bevolking der stad omvat Pogingen van het Ziekenfondsibestuur, om met het H. B. voornoemd tot overeenstem ming te geraken, mislukten, ofschoon aan geboden werd 100 pet. verbooging van het j salaris. Ook wilden de aan dit fonds verbonden doktoren zich niet binden collegiaal om te gaan met een aan te stellen arts, indien deze geen lid der Mij. tot bev. v. d. Geneeskunst zou zijn. Onder de betuiging van leedwezen over den gang van zaken wordt voorts bet ont slag eervol verleend. Het bestuur van het ziekenfonds zal nn onverwijld overgaan tot het oproepen van 4 internisten of buisartsen (waarvan 1 tegen 1 October) benevens 1 oogarte en 1 neus-, oor- en keelarts. Met 1 Januari voert het bestuur verder de vrije artsenkeuze in, alsmede een nader te bepalen weistandsgrens. Dit laatste zoo mogelijk in overleg met de aan te stellen artsen. De letterlijke tekst van het besluit luidt als volgt: ,Het Bestuur der .Vereeniging Zieken fonds voor den arbeidenden stand te Deven ter" is na overleg en in samenwerking met Commissarissen besloten, aan de fondsdoc toren de hecxen L. Leignee Bakhoven, H. A. Boen, E. Faber, A. J. Fischer, J. Bebel en V. S. M. van der Willigen, tegen 1 Januari 1916 een eervol ontslag te verleenen. Het bestuur, ten deze eenstemmig, is tot dit besluit geleid door de onduldbare wijze, waarop door u, fondsdoetor zijnde, tegen de belangen van bet ziekenfonds wordt opge treden en gehandeld. Niet alleen hebt u verklaard in de eerste plaats lid der Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst en in de tweede plaats fondsarts te zijn, terwijl u bekend is, dat die Maatschappij strijd tegen dit ziekenfonds voert. U hebt zelfs geweigerd u te verbinden den nieuw te benoemen fondsdoctor, al zou de deze geen lid der Maatschappij zijn, col legiaal te behandelen. Bovendien beeft de afdeeling Deventer dier Maatschappij eene voor n bindende motie aangenomen, dat de nieuw te benoemen arts slechts zijne benoe ming mag aannemen op de door bet Hoofd bestuur van meergenoemde maatschappij goedgekeurde voorwaarden. Ons bestuur ziet in deze inmenging in de organisatie eu werking van het fonds, van door de_ organen van dat fonds benoemde en gesalarieerde ambtenaren, een optreden zóó tegen de belangen van het fonds ingaande, dat voor u, die geroepen zijt als foncfedoc- tor met het bestuur samen te werken, in die vereeniging geen plaats meer is. Wij voegen hieraan toe, dat wij, geen an deren uitweg zier.de, ons, zeer tot ons lewek wezen, verplicht gevoelen tot dezen maatre gel over te gaan, nadat wij getracht hebben met aanbieding van belangrijke concessies overeenstemming met 't Hoofdbestuur Uwer Maatschappij te v rkrijgen, welke pogingen op de onverzettelijke houding van bet Be stuur zijn afgestuit. Wij wijzen U ten 6lotte, ingevolge art. 27bis van het huishoudelijk reglement dezer vereeniging, op Uwe bevoegdheid tegen dit ontslag beroep in te stellen bij de algemeene ledenvergadering, waarvan de termijn door ons, nu daarin door statuten of reglement niet is voorzien, na gehouden overleg met commissarissen, qt> 14 dagen sedert den da tum van dit ontslag, wordt vastgesteld". „NEDjEELA NDSCH FABEIKAAT". N. schrijft in de Standaard: Een in den loop van bet voorjaar opge richte vereeniging „Nederlandsch Fabri kaat," te 's Gravenhage gevestigd, zendt cir culaires rond, waarin ze tot het toetreden tot de vereeniging of het steunen ervan op wekt. Zij doet dit in een betoog, dat bet verkeerde van het prefereeren van buiten- landscb, en van het versmaden van binnen- landsch fabrikaat in bet licht stelt. Uitnemend. Maar beeft bet koopend pu bliek alleen schuld? Niet lang geleden rees in Frankrijk do- zelfde klacht. Materiaal zelfs voor Fran sche spoorwegen werd ten deeie uit het buitenland betrokken. En voor zooveel het niet uit het buitenland kwam, was het goed deels afkomstig van een Belgische maat schappij in een Fransch kleed. Er was dus reden voor klacht. Maar wat bleek, toen men de oorzaken van het verschijnsel onderzocht? Het buitenland leverde belangrijk goed- kooper. Ondanks de hooge extra kosten, noodwendig drukkende op. de buitenland sche industrie, kon de binnenlandsche niet concurreeren. De spoorwegdirecties ver klaarden, het buitenland te moeten bevoor- deelen, wilden zij de hun toevertrouwde belangen niet schaden. En wat was voor een goed deel de grond oorzaak ervan? Door onvoldoend technisch onderwijs be schikte de Fransche industrie niet over de noodige goedgeschoolde arbeidskrachten, Door gemakzucht, die dp jongelieden amb telijke betrekkingen en dergelijk doet zoe ken, niet over voldoende personen voor de leidende posities. Door speculatiezucht, althans zucht naar hooge dividenden, welke belegging in vreem de streken belooft, niet over het noodige kapitaal. ei:(woord te geven op uw vraag. Zij heeft zich reeds eenmaal de moeite getroost om aan onze nieuwsgierigheid te voldoen; en om nu weder herinneringen bij haar op te wekken, waarvan ik overtuigd ben dat zij haar verdriet zullen veroorzaken. „Het is inderdaad erger dan mij verdriet te veroorzaken, de gedachte alleen reeds aan die vreeselijke gebeurtenis, mijnbeer", z-eide madame Beckover. Vooral daar ik mijzelve er veel van te verwijten heb. Maar zoo me vrouw gaarne wil weten, boe bet gebeurde, dan ben ik er zeker van dat bet haar aan genaam zal wezen als ik het haar vertel. Menseben in onzen stand, mevrouw zoo als Peggy Bnrke menigmaal heb hooren neg gen zijn verplicht hunne tranen te dro gen, lang voordat de 6mart uit hun hart ia jgewekeu. Maar, denk niet, mijnbeer, dat ik dit nu van mijzelve denk, en in uw -gezel schap. Zoo ik voort kan gaan met over Ma p's ongeluk te spreken, dan behoef ik plechts een blik te werpen in den tuin en ^ie ik hoe gelukkig zij zieh thans gevoelt en dat is genoeg om mij gerust te stellen. „Ik rnoet u eerst vertellen, mijnheer,", .vervolgde de vrouw van den elown, na eend je oogenblikken nagedacht te hebben, voor tij verder ging, dat bet met de kleine Mary ue eerste zes jaren beter ging dan ik ooit gedacht zou hebben. Zij groeide zoo lief op, pat de deftige lui altijd naar baar, keken en naar haar vroegen; en bijna in elke plaats waar zij met bet paardenspel stonden, kreeg zij presentjes, wat veel er toe bijbracht om haar te kleeden. En onze eigen menschen ook bedierven baar en bielden veel van baar. Deze zes jaren gingen zoo aangenaam mogelijk voorbij; toen zij baar zevende jaar zou bereiken, stemde ik er in toe, waarlijk dwaas genoeg van mij, om baar aan de voorstellingen te laten deelnemen. „Men bad mij bepraat en er toe overge haald, vóór ik mijn toestemming gaf. Job ber zeide eerst dat hij haar noodig bad voor een voorstelling met de rijders, en ik zeidie ronduit neen, ofschoon ik in die dagen zeer bang voor hem was. Maar eeuigen tijd daar na, mijnheer, kwain Jemmy bij mü en zeide dat hij vreesde zijn betrekking te verliezen, zoo ik met de kleine Mary niet toegaf. Dit bracht mij aan het wankelen; want ik wist niet wat wij dan moesten beginnen, zoo mijn man zijn engagement verloor. En boven dien wilde het kleine meisje zelve niets lie ver dan op een paard omboog te worden ge worpen, en bad en smeekte mij steeds om een kleine paardrijdster te i iogen worden. En allen in het circus plaagden en lachten mij uit, kortom, ik gaf mijne toestemming tegen mijn zin, maar het was mijne schuld niet. „Ik maakte toch nog de voorwaarde dat zij slechts aan den sterketen, nuchtensten en besten rijder zon worden toevertrouwd. Men noemde hem Mnleg in de affiches, die zijn gelaat verfde om er als een Turk uit te zien, of zoo iets dergelijks; maar zijn eigenlijke naam was Francis Yapp, en een goedhartige man was bij, die zelf een huisgezin had te onderhouden. Hij reed zeer mooi in volle ga lop en met drie paarden met zijn rech tervoet op den rug van het eene paard en met zijn linker op dien van het andere. Hij en Jubber kwamen tezamen overeen dat bij een woest man zou voorstellen, die door de woestijn vluchtte met zijn e enigst kind en dat bind zon Mary weaen. Zij verfden baar gelaat met dezelfde kleur als het zijne en kleedden baar in een wit vreemd gewaad; zij bonden een rood lint om haar midden, waaraan een ring werd bevestigd, waarmede Yapp haar dan kon vasthouden. Na eerst het publiek te doen gelooveu dat bij en bet kind in gevaar verkeerden van gevangen genomen te worden en doodgeschoten, deed hij daarna alsof zij gered waren; en m.oest hij het kind in triomf en met uitgestrekten arm in de hoogte houden, steeds bet cir cus rondgaloppeerende. Hü was bijzonder sterk en kon haar met evenvee] gemak dra gen als ik een 6tukje van dien plum-pud ding doen zou. „Arme kleine! Spoedig was zij over den eersten angst heen en bad er een zonderling vermaak in, wat ik niet gaarne zag, daar het niet natuurlijk bij haar was. Yapp zeide 'dat zij den moed van een leeuw had en de beste xijderes mettertijd worden zon. Ik was er zeer verdrietig over, en bad een el- .lendig leven, daar ik altijd eenig ongeluk vreesde. Maar een tijd lang gebeurde er niets dat zelfs naar een ongeluk zweemde; en zeer veel geld won het circus, doordat j'n aantal menschen Yapp eu de kleine Mary kwamen zien. Maar dat was Jubber's voor- jdeel en niet het onze. Op een avond zij 'was weinig onder dan zeven jaar.... „O, mevrouw, boe ik ooit dien vreeselijken 1 avond overleefde, weet ik niet! Ik was een jellendig schepsel! Dat ik niet eerder van honger omkwam dan bet kind aan zulk een 'gevaar bloot te stellen. Maar, God weet bet, men noodzaakte er mij toe! Neen, mijn beer! neen, mevrouw, dank u voor uwe vriendelijkheid, maar ik wil, nn ik eenmaal begonnen ben, voortgaan. Bekommer er u niet over dat ik ween,; ik zal het u op de eon of andere wijze trachten te vertellen. „De riem neen, ik meen bet handvatsel, bet handvat brak plotseling van 't koord juist op bet laatst, juist toen het gevaar lijkste zou plaats hebben, en hü haar niet zou kunnen opvangen! „Nooit neen nooit, tot mijn dood toe, zal ik dien doordringenden kreet vergeten, dien bet publiek uitte; en bet gelaat van bet doodsbleeke kind, dat als een liik op den grond lag! Het was niet zoo vol als andere avonden geweest en zü viel op een ledige plaats tusschen de banken. Ik werd door de paarden op den grond geworpen, toen ik naar haar toesnelde ik was geheel buiten mijzelve en wist niet waar ik naar toe ging. Yapp was tusschen hen gevallen en bud zieh gewond, toen hij beproefde haar nog te vangen. De paarden renden allen door het ei reus razend door al het leven om hen heen. Ik stond weder op en zag een aaiital mensehen om mij geschaard, en an deren droegen mijn engeltje weg. Ik voelde banden die mij tegenhielden; maar ik maak te mü los en ging met de overigen naar de koffiekamer. „Daar lag zü mün eigen, dierbare Mary, waarvoor ik de moeder beloofd had te zul len zorgen; daar lag zü, doodsbleek op den ouden koffer, en met een mantel van mij onder baar hoofd. De menschen verdrongen zieh om haar. Een dokter voelde haar hoofd. Yapp stond tusschen ben, met een bebloed gelaat en werd door twee mannen vastgc* houden. Ik was niet in staat te spreken, noch om mij te bewegen. Ik voelde zelfs mü® hart niet kloppen, totdat de dokter haar. losliet en opzag; daarop ging een koude rilling door de leden van ieder onzer, of wij één lichaam, in plaats .van twintig waren g°~ weest. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1915 | | pagina 6