m HfetSu KERKNIEUWS Valsche schaamte. Veertien dagen uitlogeeren. M d: jfi xxxxx x - xxxxxxx xxxxxxxxx xxxxxxx i»* éhw i laire tea aanzien van den candidaat de Graaff pertinente onwaarheid bevat, waar beweerd wordt 4t de heer de Graaff de instelling van •en werkliedenreglement onoodig achtte. In tegendeel de heer de Graaff een van de samen stellers van het werkliedenreglement, dat thans geldend ls. H»t verwet, dat de katholieken er „niet vies van zijn om de minderheden te onderdrukken" werd üoor den spreker, met een beroep op de waarheid, afgewezen, waarbij hij constateerde, dat de socialisten door hun actie tegen onzen candidaat zioh zeif schuldig makeu aan hetgeen zy ona willen verwijten. In overtuigende taal en met een reeks van argumenten toonde spreker aan, dat de verkie zing van een socialist in den Schotenschen raad eer nadeelig dan voordeelig is voor den arbei ders. Ook het strooibiljet van de vrijzinnigen werd door den spreker danig onder handen genomen. Hoewel spreker gaarne nog het geschrevene in „de Volksstem" had willen baspreken moest hij hiervan, met het oog op den gevordenden tijd, afzien en besloot hij zijn rede met een opwekking, vooral tot de katholieken gericht, om trouw hun stem uit te brengen op den anti revolutio nairen candidaat, den heer de Graaff, die ook de candidaat is der Katholieken. Ook de rede van den heer Hooy werd met een krachtig applaus besloten, waarna de voorzitter met een woord van hartelijken dank aan de drie sprekers en vertrouwend op een goeden uitslag der herstemming de vergadering sloot. Naar de Missie. Men schrijft uit .Vlissingen. Zaterdagmorgen vertrok alhier met de mailboot een kleine karavaan missionaris sen-trappisten naar den Belgischen Congo. Ze bestond uit twee paters, de iweleenv. paters Georgius, van de abdij van [Wesfc- maele, en Plaudius, uit de abdij van Til burg. Eerstgenoemde was reeds zeven jaar in den Congo werkzaam. Broeder Hieronymus Kemp, uit Hillegom, die ooky reeds 9 jaar op het missieveld ge arbeid had, keerde mede terug naar zijn opofferend werk, met een jongeren broe der. br. Theodoras Bronckaers. Twee zusters van het klooster van Aerle- Rixel zullen de paters en broeders verge zellen, n.l. zuster Felicia, uit Beek en Donk, die ook reeds negen jaar missieleven achter den rug heel't, en zuster Emiliana. De hoogeerw. pater Abt van de abdij van Westmaele, en de prior der abdij van Tegelen vergezellen de reizigers tot Enge land. Daar zullen ze te Hull .worden mg®" scheept voor het missieveld. Niettegenstaande de treurige en gevaar volle tijdsomstandigheden vertrekken do missionarissen vol moed, om hun broedei'9 en zusters te hulp te snellen, die gebukt gaan onder den zwaren missiearbeid. Benoemd. De apostolisch vicaris van Batavia, Z. P- H. Mgr. Luypen, heeft de eerw. heeren- 3 J. Hoe venaars en A. M. X. A. EissclEt benoemd resp. tot hulppriester en pastoof buiten bezwaar vanden lande te Eeuia- rang. Erits was een goede jongen, die op school en thuis altijd best oppaste en voor vader en moeder heel wat overhad. Een enkele maal haalde hij wel eens een ondeugenden streek uit, maar welke jongen doet dat al niet eensl En heel erg was het nooit wat hij uitvoerde. Maar toch had Erits .een leelijk gebrek, waardoor hij zelfs eens zijn goeden ou ders heel veel verdriet gedaan heeft. Hij was namelijk erg bang voor wat de men- soiien van hem zouden zeggen en had het bovendien, zooals men wel eens zegt, „nog al hoog in het hoofd." Op een keer was het zusje van Bertha, de meid, aan de deur om te zeggen dat Bertha's moeder plotseling héél ziek was geworden. „Zoo Bertha, ga jij dan maar gauw eeus kijken hoe het met je moeder is," met die woorden stuurde mevrouw de arme meid met haar zusje mee naar huis. Een poosje later werd Erits door zijn moeder in de keuken geroepen. „Frits," zei mevrouw, „ik hoor daar dat Bertha's moe- uer zoo ziek is. Neem jij eens voorzichtig dat mandje druiven, breng liet naar de zieke cn zeg dat ik laat vragen hoe ze het maakt." Erits zei niets, maar zette een heel leelijk gezicht en haastte zich niet al te hard om te doen wat moeder hem gezegd had. „He, ben je nog niet weg," vroeg me vrouw, toen ze een oogenblikje later in de keuken kwam. Ze keek haar jongen eens aan, zag wat een leelijk gezicht hij zette cu begreep al gauw wat er aan haperde. „Doe je het soms liever niet," vroeg ze. „Cch moe, als de jongens me in die ar moedige steeg 't is net vlak bij het groote plein waar we altijd spelen zien cunengaan, dan vragen ze natuurlijk van middag of ik soms verhuisd ben of dat mijn mute daar woont." „En van zulke dingen trekt mijn Erits zich dan wat aan, nietwaar in plaats van ronduit te zeggen wat je voor m^der doen moest. Geef maar hier, jongenlief, ik zal het /elf wei doen. Als jij je schaamt om gezien ie worden, terwijl je het huis van die arme menschen binnengaat, ik heelemaal niet, lioor." De knaap had nu allang spijt van zijn te genpruttelen, maar het hielp hem niet. Moe nam hem een beetje kortaf bet mandje uit de liand en keek niet zwaar meer naar hein om. Heel dien dag was ze een beetje minder vriendelijk dan anders, en Erits, die dat op het laatst niet meer uithouden kon, barstte oen hij naar bed ging en moeder wel te usten wensebte, in tranen uit en beloofde snikkend dat bij moe geen verdriet meer doen zou. „Nu, dan is liet goed jongen," klonk het weer echt hartelijk. „Zie je, ik zou er zoo'n verdriet van hebben als je op arme men schen, die misschien veel braver zijn dan wij, laag neerzag of als je je er ervan liet terughouden hen te helpen door de gedachte, wat de menschen wel van je zeggen zouden." Erits beloofde nog eens beterschap en het hielp ook werkelijk voor een heele poos. Toch overkwam het hem later nóg pens dat hij zich door zijn valsche schaamte en vrees voor de praatjes van de menschen tot liefdeloosheid en grove ondankbaarheid liet brengen. Hij had een tante van bijna zeventig jaar, die toen hij nog een kind van een jaar of drie vier was, langen tijd bij hen inge woond had en al de kinderen bij ziekte bad aelpen oppassen. Toen ze grooter werden, was tante's hulp gevraagd bij bloedverwan ten buiten de stad, en de goede vrouw, die niets liever deed dan haar medemenschen nehulpzaam zijn, had zich dadelijk bereid verklaard en was vertrokken. Jaren lang was ze daar ginds in een drukke huishouding geweest, totdat ze ein- leiijk begon te gévoelen dat de gebreken van den ouderdom haar het verleenen van de hulp, die in hot moederlooze gezin nood zakelijk was, langzamerhand onmogelijk be gon te maken. Ze nam het besluit om zich terug te trekken teneinde niet langer de plaats in te nemen die beter door een ander vervuld kon worden, En zoo kwam ze weer in de plaats waar Erits' ouders woonden terug, en er werd afgesproken dat ze weer „op haar eigen" zou gaan wonen daar stelde ze nu prijs op, maar dat ze toch het grootste deel van den dag bij haar fa milie aan huis zou doorbrengen. Zoo kwam tante dan iederen morgen al vroeg naar de familie toe, om dikwijls pas laat m dok avond naar haar kamertje een paar straten verder terug te keeren. Eigenlijk had Erits al dorst hij er niets van te zeggen met de komst der „oude tante, zooals hij haar bij zichzelf allesbe halve eerbiedig noemde, bitter weinig op. /.e kleedde zich nogal ouderwets en zóó eenvoudig, dat het in het oog van den dwa zen knaap, die zoozeer hechtte aan het oor deel van zi^'n medescholieren, niet anders dan armoedig mocht heeten. En bleef ze nu nog maar bij hen thuis slapen, maar dat vond tante zelf beter van met ook al omdat Erits' ouders met hun kor ff6Zm dö ruimtQ best zelf gebruiken En nu tante zoo iederen dag minstens tweemaal over straat ging, begreep onze jonge vriend al heel gauw dat zijn makkers er achter zouden komen, wie die zoo bijzon der eenvoudig en ietwat zonderling geklee- de oude juffer was. Het viel hem intusschen nogal mee, tot dat op een herfstavond ja, toen gebeur de het. Vader en moeder spraken er over dat liet 's avonds al zoo vroeg donker werd, en dat het niet vertrouwd meer was, tante alleen naar huis te laten gaan. „Best," besliste pa. „Dat's net een goed werkje voor onzen Erits. Jij brengt in liet vervolg iederen avond tante naar huis, jon gen. En opgepast dat ge haar netjes een arm geeft, opdat ze niet valt pn een onge luk krijgt, hoorl" Erits werd vuurrood, maar hij zei niets en pa lette niet verder op hem. Maar toen tante naar buis zou gaan, was ons dertienjarig baasje nergens te vinden. „Frits," klonk het door heel het huis, en nóg eens en nóg eens. Maar tevergeefs, de jonge man gaf geen enkel teeken van leven. „Waar zou hij zitten," vroeg pa. Maar toen een van de meisjes er uitbabbelde: „Toen pa aan tafel zei dat hij tante naar huis moest brengen, keek hij al dadelijk zoo raar," toen begonnen vader en moeder te begrijpen wat er eigenlijk aan de band was. Pa keek moe eens even aan, deze knikte dat het wel zoo wezen zou, pn toen ging pa een paar treden de trap op en riep op een toon, dien Frits maar al te goed kende: „Kom dadelijk beneden, jongenl" Daar kwain hij met een benauwd pn toch ook ontevreden gezicht aan. „Had ik je niet gezegd dat je tante thuis moest brengen," vroeg pa streng en kortaf. Geen antwoord. „Doe je liet bijgeval niet héél graag?" Nog geen antwoord. „Heel goed, jongen. Als je den plicht der dankbaarheid zóó ver vergeten bent dat je j meer om wat de menschen zeggen je bekom mert dan om de gelegenheid, je tante een dienst te bewijzen, dan is je hulp al niet meer noodig. Ik zelf zal doen waar jij je eigen te groot en te voornaam voor acht. Kom maar mee, tante," sprak hij hartelijk, zonder verder naar Erits om te zien. „Maar neef, dat gaat toch niet," protes teerde tante. „Jij die heel den dag zoo hard moet werken...." „Gekheid, tante," was het antwoord, en of ze al bleef tegenpraten, het hielp. niet. Een oogenblik later stapte de goede oude vrouw aan den arm van haar neef, heel ver legen maar toch ook wel een beetje trotsch, langs de stille straten. Toen pa thuiskwam, dacht Erits minstens een geducht standje te krijgen of zelfs zoo groot hij ook al was een pak klappen. Maar het kwam heel anders. Pa ging zitten, nam zijn krant op en sprak: „Jongen, ga jij daar ginds aan dat kleine tafeltje zitten. Ik schaam me over je en wil niet met je hier aan dezelfde tafel zittenl" Doodsbleek en zelfs niet in staat om te schreien stond Erits op. en deed wat zijn vader hem beval. Toen bij dien avond naar bed ging, beant woordde pa maar nauwelijks zijn nachtgroet. Moe ging mee naar boven, doch ze keek zóó innig verdrietig dat het den jongen door de ziel sneed. „Ja Erits, het is heel erg," sprak ze, toen hij haar ter sluiks aankeek; „tien jaar ge leden zat tante hier aan je bed. Je was hard ziek en ik kón niet meer bij je waken, zoo uitgeput en vermoeid was ik zelf. Boven dien ivaren ook de andere kinderen ziek. En toen heeft tante zich bijna een ziekte op den hals gehaald door haast dag pn nacht je op te passen. Ze wist van geen rust nemen vóór je weer aan de betere band was. En die goede, opofferende ..tante, die ook nu nog dat weet je heel goed geen moeite te veel acht om jelui een pleizier te doen, die goede tante heb je zoo bitter gegriefd door je over haar te schame nl" Nu werd liet Erits te machtig. Hij voelde wezenlijk hoe slecht hij gehandeld had, en beloofde snikkend dat het nooit, nooit moer gebeuren zou. „Wacht maar tot morgen met beterschap te beloven," zei moe, „zóó gemakkelijk kan ik er maar niet over heen. En Frits moest dat .was pen zware straf voor den jongen, die toch van zijn moeder écht veel hield gaan slapen zon der dat moe gezegd had dat alles weer goed was. Den volgenden dag zeiden noch pa noch moe heel veel meer over het geval. Maar 's middags nam moe hem bij den arm. Ze had in de andere kamer wat gezien, verklaarde ze, dat ze liem even wilde la ten kijken. De deur stond open, pn zacht jes schoof moe den knaap de kamer binnen. Daar zag hij de goede tante over haar naai werk gebogen, en de eene traan na de andere vloeide over de verdorde wangen der oude vrouw, die niet merkte dat Erits en zijn moeder binnenkwamen. Mevrouw keek haar jongen veelbeteeke- nend aan. Gp dit oogenblik zag de oude tante op: haastig trachtte ze haar tranen te verbergen en glimlachte de twee toe, maar Frits was al op haar toegesneld, viel aan haar schoot op de knieën en snikte„O tante, wat ben ik slecht dat ik u zoo'n ver driet gedaan heb." Toen kwam er een gelukkige glimlach om de lippen der oude vrouw. „Zoo kwaad heeft hij het niet gemeend, nietwaar moe der," sprak ze toegevend, en zich nu enkel tot haar nicht wendend, ging ze voort: „Het zijn nog kinderen. Men moet hun alles zoo zwaar niet aanrekenen." Dien avond stapte Erits fier en gelukkig met zijn tante aan zijn arm langs de straat, en van zijn valsche schaamte was hij nu voergoed genezen. Pa had hem toen hij terugkwam tevreden toegeknikt en gezegd: „Zoo is het goed, mijn jongen. Dankbaarheid en eerbied je gens oudere menschen, dat maakt deel uit van onze groote plichten, hoorl" RAADSELWEDSTRIJD Tweede groep. Hit de letters die hieronder staan, moet je de namen zoeken van vier dieren die alle met een g beginnen: 21. g g g g e e e i m nrsstaaffi 22. X X X X Op de staande rij een voorwerp van steen, op de liggende een menscb. De vier kruisjes stellen alle dezelfde letter voor. 23. Wie kan dit lezen: bb.lcgttdsepdne eenrgheekloenu hiak.titsdneh.ws lw. neduereotei. 24. 30. Wie kan bij 44 nog 44 bijzetten, zóó dat samen precies 8 is? 31. Nu nóg een sommetje: hoe kan men dui zend schrijven met negen tweeën? 32. rijkdom rijkdom rijkdom rijkdom geluk rijkdom rijkdom rijkdom rijkdom rijkdom rijkdom rijkdom rijkdom rijkdom rijkdom R G T rijkdom geluk rijkdom rijkdom rijkdom iets rijkdom rijkdom rijkdom ■rijkdom rijkdom rijkdom AAN een goed geweten Op de staande en liggende rij, die dezelfde letters moeten bevatten, de naam van pen groote stad in Zuid-Europa. Op de tweede liggende rij een jongens naam, op de vierde liggende rij 'een woord dat zoowel van voren naar achteren als van achteren naar voren gelezen kan worden maar er komen twee verschillende woor den. 25. X X X Dp de middelste liggende en staande rij dezelfde naam van een stad in Oost-Indië. Op de tweede liggende rij iets heel bitters, op de derde en zesde ieder een jongens naam, op. de vijfde een water. X Je ziet dat ze hier hoe langer hoe moeilij ker worden 1 Op de tweede rij iets dat alle bladeren op bun beurt worden. Op de derde rij de naam van een volksvoedsel. Op de vierde iets dat het hooi wel eens doet. Op de zesde de naam van een deel van een vloot, op de zevende de naam van een ri vier, op de achtste een verkorte meisjes naam. Op de middelste staande en liggende rij dingen die men op de akkers dikwij ls ziet. 27. X x x Op de middelste staande en liggende rij de naam van een .waterval. Op de tweede liggende rij een paard, op de derde een kachel, op de vijfde iemand dien men in iederen winkel graag ziet, op de zesde een heel oud schip. 28. i Zoek uit de volgende vier namen pen verborgen plaatsnaam op: Ik hoor een orgel. Laat je door Niko een kop. thee inschen ken. Wie de roos wil hebben, moet niet bang zijn voor de dorens. In deze straat wonen veel burgermenschen 29. Wie kan tweehonderd schrijven met ze- ven achten en zes negens?. Ik ben een groente die menigeen graag lust. 2. 4. 5. 6. 7. is%en soort van goed. 1. 2. behoort aan een wagen. 2. 3. 4. 7. 5. is een wapen. Een 5.1. 2. 3. wordt in de keuken ge bruikt. 35. Ik ben een zeer ongelukkig mensch. Neem één letter van mijn naam weg en ik word een boom. 36. Vul op iedere punt een letter in zóó dat jge den naam van een instrument krijgt: i s c 37. 1. 2. 3. is nog al erg. 3. 4. 5. 6. is een beroemde stad. Wie ophoudt 6. 7. 8. 9. te zijn, leeft niet lang meer. "Mijn geheel moet ge in de natuurkunde zoeken, maar bevindt zich toch in haast ieder huis. 38. Een 4. 2. 1. is een hond. Een 6'. 7. 8. 9 is een muziekinstrument. Zonder 1. 5. 6. 4. kan men nu eenmaal niet Een 1. 2. 3. 4. 5. 6. is een boot. Wie ben ik? 39. Zoek zes meisjesnamen uit de volgende letters c c d d e e g g i i i i 1 1 m n o r s 40. Zoek tien namen namen van vruchten uit de letters hieronder: aaaaabbb ceeeeeee e e f i i i i k E k 1 1 1 m m m nnoooooo PPPPPrrr rrrrssss t z u (Vervolg.) „Zoo, en nu heb jelui zeker wel geduchten trek, he," informeerde tante, toen het kleine gezelschap goed en wel bij haar thuis was en de begroeting van oom en de neefjes en nichtjes, die óók vacantie hadden, afgeloO' pen was. De twee logeetjes keken een beetje vér legen, maar tante zette hen spoedig op hu» gemak met de woorden: „Kom, zeg het maar gerust, hoor. Ik mag graag dat jon gens en meisjes flink honger hebben ais liet tijd van eten is." „Honger," spotte pa, „ja, natuurlijk heb ben ze honger. Bedenk eens even dat zo van morgen vóór ze weggingen, nieis gehad hebben dan ieder vijf of zes boterhammen met een paar glazen melk, en onderweg 10' der slechts twee broodjes niet ham en een paar krentenbroodjes. Als je 's middags oiu twaalf uur pas zóó weinig gebruikt hebt, moet je maag wel geducht beginnen te brommen." „Kom, maak de kinderen nu maar niet verlegen," zei tante, „je moet deuken dat een spoorreis altijd hongerig maakt, en dan zijn ze natuurlijk van morgen al vroeg op geweest ook." „Nu, ik heb er vrede mee," sprak pa met een kluchtig gebaar van berusting, „waar schijnlijk zullen jelui als ik je over veer tien dagen weer kom halen, zóó zwaarlijvig geworden zijn dat je bij je moe de deur niet meer in kunt. Maar dan wasch ik mijn han den in onschuld, hoorl" Zoo ging het gesprek heel vroolijk en opgewekt verder, en eer ze het wisten was liet voor pa tijd om zijn reis voort te zetten. Natuurlijk ging alles even mee naar hot station, en met een kleine aansporing oin vooral goed op te passen en oom en tante geen last te veroorzaken, nam pa afscheid- Toen de trein in de verte verdwenen en ze voor het laatst met de zakdoeken gewuifd hadden, keken de twee elkaar tocli wel een beetje vreemd aan. Je moet denken dat zo nog nooit zonder pa of moe de stad uit ge weest waren! Maar tante wist dat kleine oogenblikje neerslachtigheid spoedig te doen verdwijnen. „Kom mee, kinderen, nu vlug naar buis," sprak ze. „De gewone kleeren aan en dan kan jelui vanmiddag met z'n allen in do weide van boer 'Krelis gaan spélen en 'sprin gen zooveel je maar wil." Dat was een héérlijk vooruitzicht. De neefjes en nichtjes kwamen haast niet uitgepraat over het heerlijk-prettige, dat er aan een middag in de wei verbonden was, .en ze noemden van alles op dat meegenomen moest worden. Op de eerste plaats een groo te mand aalbessen, dan een schop om een kuil te graven, springtouwen en een wa gentje om de kleinsten in te rijden het zou een kostelijke middag worden. En dat werd het ook. Den anderen morgen schreven de twen logeetjes hun eersten brief naar huis, waar haast niets anders in stond dan hoe heer lijk ze zich den vorigen middag daar in de wei met allerlei spelletjes vermaakt hadden. O ja, er stond toch nog iets anders in, iets dat oom hun beloofd had. Als ze goed op pasten zouden ze den volgenden dag met oom mee mogen naar .Winterswijk in de automobiel 1 Oom had daar zaken te doen en als hij den Achterhoek in moest, ging het met den auto meestal veel vlugger dan met trein of tram. Ze konden wel niet allen in den auto mee, maar een der nichtjes zou bij den chauffeur mogen zitten. Daar hadden ze haast om gekibbeld wie dat zou mogen zijn. Zóó druk maakten ze zich over het auto uitstapje, dat ze haast hun brief niet be hoorlijk af konden krijgen en dat tante een beetje tot kalmte moest manen. (Wordt vervolgd). Het gestoorde middagmaal in de open lucht. een heerlijk frisch plekje! Hier 2. Uitmuntend! Een stoeltje heb ik bij moest ik nu eens op mijn gemak uitrusten! mij, en die omgekeerde kuip kan heel best als tafel dienst doen! as? "f 'J 78 Hrtiu- - - X-.Ï WJfC, *9 HWHL'fcivj 3. Ziezoo, nu kan heel de wereld mij He! om mijn kostelijk maal en mijn petlus.t be- 1 nii den! DE KINDERCOURAN' X 33. 34. X 9 X e 0 X 26. X X X X K 9 0 X X X i X 9i 9i 9i 9i cl ft 9i V.< ,.j>9ky »^Si iiwP^W- yl it) 4 I nnw lmcmi"nrr-rir t hrr—.'^wrrrn'; iiwrwmirrt rtTfiniir LiyitlDUJO'., iaOJ Cijj Ai'

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1915 | | pagina 6