Rijwielbanden
Madonna.
f^DEOORLM
H. J. v. d. MEER,
Schachgeisf raat 7-9 bij de Anegasg.
STATEN-GENERAAG
FEUILLETON
fsoedkcopst adres
'plaatselijke omstandigheden zulks veroor
loven, worde voor de toekomst gemeente
hulp 'ingeroepen ter bespoediging der win
kelsluiting op Zondag.
Mettertijd bij de Regeering aangedrongen,
op een model strafrechtelijke wet op de
Zondagsrust, waardoor de ergerlijke euve
len van den modernen Zondagsarbeid zoo
niet geheel, dan toch grootendeels voorko-
xnen worden, en waarbij op straffe van
vervolging Zondagsrust wordt verplichtend
Totdat groote doel, allen ten gtrijdel
DE TOESTAND IN RELGI&.
{Van onzen Brusselschen correspondent.)
Brussel, 17 Juli 1915.
Het onderwijs-vraagstuk is in vredestijd reeds
een moeilijk vraagstuk: het is dit nog veel meer
in dezen tijd, waar alies met de grootste kunde
en het grootste overleg moet worden geordend en
ingericht. Het Brusselsche gemeentebestuur,
waarbij heel België volgen zal, heeft nu ver
plicht technisch onderwijs voor de onaersteunoe
werkloozen ingevoerd. Dit initiatief werd ter
stond overgenomen door het Nationaal S^un-
komiteit, met het doel het verplichte technisch
onderwijs, dat een grooten invloed moet hebben
op de ontwikkeling van den Belgischen arbeiaer,
en dat tevens het dreigend gevaar moet keeien
dat beroepsbedrevenheid zoude verloren gaan
door langdurige werkloosheid, uit te breiuen
over het gansche land. Deze merkwaardige in
stelling heeft de volgende bepaling: Alle werk
loozen" mannen en vrouwen, van 14—40 jaren
zijn verplicht, willen zij werkloozen ondersteu
ning genieten, de lessen van het nieuw ingericht
onderwijs te volgen.
Wat dit beteekent blijkt uit het feit, dat er te
Brussel 57000 werkloozen, waarvan 73 procent
behooren tot de kleeding-, bouw-, metaal- en
houtindustrie, zijn. Deze werkloozen zijn nu vol
gens geslacht, ouderdom en beroep mgedeeid bij
de categorieën, waartoe zij behooren. De ongelet-
terden werden naar de lagere scholen gezonden,
de technisch best onderlegden naar de Instaande
nijverheidsscholen en de anderen, die de groove
meerderheid vormen, naar het nieuw ingerichte
vakonderwijs.
Dit nieuw ingerichte onderwijs wordt gegeven
In het Nederlandsch en Fransch en omvat be
ginselen der technologie, arbeidsgezondheidsleer
en arbeidsrecht.«Voor het eerste zijn reeds 400
leeraren, arbeiders, meest werkloozen, en pa
troons aangesteld. De andere vakken worden
onderwezen door dokters en leden van de balie.
Alles kosteloos.
Als men nagaat, dat in België momenteel een
700,000 ondersteunde Belgen zijn, dan weet men
zoo ongeveer wat deze onderneming toch nog
kosten moet. Het Nationaal Komiteit gai 1 mil-
lioen francs en een bekend philantroop deed
eveneens. Dit heele streven en de heele Instel
ling, zij mogen dan onder speciale omstandig
heden tot stand zijn gekomen, is in ieder geval
ten bewijs, dat het leven en het werken in België
nog niet dood is, maar dat integendeel opleving
plaats vindt.
Over de nieuwe kwaal, die met den oorlog
Zich extra heeft geopenbaard, schreef ik reeds
eenige malen. Het is de arbeidsschuwheid, waar
aan vele werkloozen lijden, die misbruik maken
van Brusselsche liefdadigheid en offervaardig
heid. Deze werkloozen vragen en ontvangen
ondersteuning, maar bedanken voor alle gele
genheid tot werken welke hun wordt aangeboden
om hen uit den economischen nood te 'helpen.
Erger, de armengelden worden menigmaal tot
vermaak besteed. Dat ik niet overdrijf moge blij
ken uit de mededeeling welke door het hulp-
komiteit der voorstad St. Gilles tot deze werk
loozen en ondersteunden is gericht. Deze mede
deeling zegt: „Onder de werkloozen zijn lieden,
die meenen dat de ondersteuning hun zal worden
ontnomen al3 zij weer aan den arbeid gaan. Dat
Is een misverstand .De werkloozen kunnen er
nooit belang bij hebben werkloos te blijven. Het
is veeleer hun belang aan het werk te gaan, want
In ieder geval zal hun een groot deel der onder
steuning worden onthouden. De werkloozen heb
ben er nooit een belang bij werkloos te blijven,
want zij die zonder aanneembare reden weigeren
aan den arbeid te gaan, handelen ten nadeele
van zichzelf en hunne familie, temeer daar hun
in dat geval de ondersteuning geheel zal worden
onthouden. Er zijn evenwel ook nog andere
schuldigen. Het zijn de valsche armen, die voor
ons hunne inkomsten verborgen houdeji. Het zijn
zij, die zidi als werkeloos aangeven zonder het
te zijn, en het zijn diegenen, die hun vertrek uit
de gemeente niet aangeven eii doorgaan met hun
ondersteuningsbiljet te toonen. Ten slotte zij, die
zich in twee gemeenten ondersteuningen laten
geven. Weten deze bedriegers, deze parasieten
der liefdadigheidsinstellingen niet, dat hunne
handelingen voor den rechter behooren te worden
gebracht? Wij zullen de schuldigen met alle
strengheid behandelen en ze aan de overheid
overleveren en eveneens de werkgevers, die tot
deze practijken medewerken."
Dit zegt meer dan feiten, welke niet altijd ge
makkelijk kunnen worden achterhaald.
Tot de werkgevers, ondernemers en kooplieden
wordt bovendien de vermaning gericht hun be
drijf weer te hervatten .De navraag Immers is er
weer en als de fabrikanten en kooplieden deze
maar met ijver willen bevredigen en het ook
doen, dan zullen loonen worden betaald, wat
nieuwe navraag ten gevolge zal hebben. Boven
dien zou dan "heel wat geld, dat nu verborgen
wordt gehouden, weer in het geldverkeer worden
gevonden! Samenwerking, samenwerking, scha
kels willen zijn en vormen in het economisch
verkeer, dat is een der hoofdvereischten, meer
dan ooit altijd noodig is, voor het tegenwoordige
België. O.
VERSPREIDE BERICHTEN
HET BRIEFVERKEER IN BELGIE.
Men schrijft ons uit Brussel:
Het beheer van het Belgische postwezen heeft
het volgende bekend gemaakt:
„In de laatste tijden heeft het aantal brieven,
die moeilijk te ontcijferen waren, hetzij door het
slechte schrift, ofwel door de wijzo waarop de
woorden en regeH in elkaar liepen, aanmerke
lijk toegenomen. Het is dus in het belang van
het publiek, om slechts een duidelijke hand te
schrijven en de woorden en lijnen behoorlijk
van elkaar te scheiden.
„Uitgezonderd voor de briefwisseling met
Nederland had de administratie tot heden geen
maximum voor het aantal regels en bladzijden
der brieven gesteld. Het steeds toenemende aan
tal brieven zou intussehen eene beperking der
epistolaire ontboezemingen gemotiveerd heb
ben.
„Het publiek wordt verzocht om uit eigen
wil het aantal en de lengte dezer corresponden
ties te beperken, opdat de administratie niet
noodig zou hebben om beperkende maatregelen
te nemen.
„Naam en adres van den afzender moeten in
duidelijke letters op den omslag geschreven wor.
den. Het gebruik van dubbele enveloppen moet
vermeden worden; trouwens dit is in de tegen
woordige omstandigheden van geen nut, daar al
de brieven open moeten verzonden worden."
DE KRIJGSLEVERINGEN IN BELGIE.
Men schrijft ons uit Brussel:
De Generaal Gouverneur van België heeft
een nieuwe bepaling doen bekend maken voor
de krügsleveringen. Hoewel nog niet vast staat
waar en wanneer de krijgslcveringen zullen wor
den vereffend, wenscht de Gouverneur Generaal,
dat alle bewijzen voor krijgsleveringen zullen
worden overgelegd om dé vereffening voor t«
bereiden. „Deze maatregel," zoo luidt de bekend
making, „beoogt in allereerste plaats de belan
gen der bevolking, opdat een ieder voor de door
hem gedane krijgslevering een volledig met den
dienststempel gemerkt krijgslevringsbewijs be
komt."
„Tot den 20 Augustus 1915," zoo luidt het
verder, „moeten alle in omloop zijnde „opvor-
deringsbewijzen" in oorspronkelijken vorm aan
den burgemeester der gemeente, waar de krijgs
levering geschiedde, ingeleverd werden. Even
zoo moeten aldaar, vóór gestelden datum, alle
krijgsleveringen aangegeven worden, voor welke
geen bewijs afgeleverd werd. Krijgsleveringen,
die tot den 20 Augustus 1015 niet aangegeven
werden, zullen niet in aanmerking komen."
„Binnen de provincie Limburg hoeven de
door de onderzoeks commissie reeds afgeleverde
krijgsleveringsbewijzen niet nog eens voorge
legd te worden, evenmin als die in Groot Brus
sel door de Armee-Intendantuur, volgens boven
vermeld voorschrift afgeleverd."
Voorts bevat de verordening bepalingen voor
do burgemeesters.
„Wat zouden de Duitsehers doen?"
De Parijsche correspondent van het te Madrid
verschijnende blad „A. B. O.", José M. Salaver-
ria bespreekt in het nummer van 28 Juni j.l.
een artikel van Wells over den vindingrijken
geest der Duitsehers. Salaverria wijst er op,
hoe het bewustzijn van de Duitsche meerderheid
steeds meer tot uiting komt bij de verbondenen.
Hij schrijft letterlijk: Als de verbondenen spre
ken over de ontelbare zaken do talrijke voor
zieningen, de sociale en industrieels organisatie
betreffende, dan heeft men altijd het
boorbeel der Duitsehers voor oogen.
Wat zou Duitschland in dusdanig geval hebben
gedaan of wat heeft Duitschland gedaan. Dat
weerklinkt in alles en dat is de beste erkenning
van de kracht van den vijand.
Deze stilzwijgende bekentenis, die dikwijls
nog !n! Eet binnenste wordt besloten gehouden,
zal al méér toenemen en iedere keer sterker tot
uiting komen. En dit heeft een zeer goede zijde.
Want als eenmaal de vrede op handen is, zal een
i voorbereiding van de openbare meening nood-
l zakelijk zijn. Ala eerst de naam van Duitsch
land met grooter achting wordt uitgesproken,
dan beteekent dit de aankondiging van het einde
van den oorlog.
Voor den tijd, dat de vrede zal worden geslo
ten, zijn in Frankrijk reeds heel wat plannen
gemaakt. Vóór alles, zoo meent men, moet het
vrije verkeer voor de Duiteohers worden afge
sloten. De Duitsche handelsreiziger en de Duit
sche gedachte zon de grenzen moeten gesloten
vinden! Maar, zoo vraagt Salaverria, waardoor
wil men Duitschland dan vervangen? Het is
gelukkig, dat de vooroordeel en, welke nu de
sociale atmosfeer verpesten, in vredestijd weer
zullen verdwijnen! De Fransche zullen wederom
zich wel degelijk moeten laten gelegen liggen
aan wat de Duitsehers denken, doen, uitvinden.
En dan zullen zij vrijmoediger dan nu, wanneer
zij voor een moeilijke zaak staan, kunnen vra
gen: Wij moeten eens zien wat de Duitsehers
in zulk een geval doen, of doen zouden."
Fransch krijgsgevangenkamp.
In de „Nordd. Alg. Ztg." wordt een bericht
uit Amerika gepubliceerd, waarin de toestan
den in gevangenenkamp te St. Nazaire in
Frankrijk, worden besproken-
De toestanden in dit kamp waren evenals
in alle tot dusver (door Amerikanen) geïnspec
teerde gevangenenenkampen zeer bevredi
gend. (In hoeverre dit woord „bevredigend" met
de waarheid overeenkomt blijkt verder wel uit
het bericht.)
De toestanden, die er niet in orde waren, wer
den onmiddellijk ter kennis gebracht van het
Fransche departement van buitenlandsche
zaken.
Daar werd aan den betreffenden Amerikaan
verzekerd, dat dadelijk een onderzoek zou wor
den ingesteld om in de bestaande misstanden
verbetering te brengen.
Het gevangenenkamp te St. Nazaire in het
departement van de Beneden-Loire is een
strenge militaire gevangenis met 400 gevange
nen allen Duitsehers waaronder er zijn,
die reeds in September daar vertoeven.
Het gevangenenkamp is sterk overbevolkt.
Het is onmogelijk dat deze overbevolktheid aan
leiding geven zal tot ziekten. De rogeling is
slecht. De gevangenen zijn ondergebracht in
een oud fabrieksgebouw aan het uiterste einde
van de stad. Ook klagen de gevangenen over
den arbeid waartoe zü gedwongen worden, en
die bestaat nit het laden en lossen van kolen
schepen. Zij verklaren dat zij reeds sinds drie
maanden voor dat werk geen betaling meer
ontvangen. Juist waren zeventien man wegens
arbeidsweigering in arrest. Zij waren in een
kleine, diep gelegen, slecht geventileerde don
kere kamer ondergebracht ran ongeveer 16 vt.
lang bij 10 vt. breed.
Op het ©ogenblik wordt echter gewerkt aan
een vergrooting van het gevangenisgebouw, om
100 nieuwe gevangenen, wier komst dagelijks
wordt verwacht, te herbergen.
Een insigne voor de gewonden.
Maurice Barrès bepleit in de Fransche
bladen de instelling van een insigne voor
de gewonden. Hij schrijft daarmee niet te
bedoelen een decoratie met de beteekenis
van het Legioen van Eer, het „Oorlogs-
kruis" of de „Mitilaire Medaille", maar een
bewijs van een volbrachte daad, die den dra
ger kenmerkt als bereid te zijn geweest zijn
leven voor 't vaderland te hebben gewaagd.
Zulk een insigne zegt niet: „hier is een
held", zooale de andere oorlogsonderschei
dingen, maar „hier ie een man wienis invali
diteit, wiens wonden, wiene ziekte veroor
zaakt zijn door een oorlogsdaad". Aan oude
dienstbaren, arbeiders, enz. wordt voor zoo-
veel-jarigen dienst een medaille uitgereikt.
Dat ie uitstekend* maar ook zulk een me
daille verhoogt niet de professioneele waar
de van den drager; het constateert alleen
een feit. Zoo behoeft ook het insigne voor
de gewonden de dragers daarvan niet ho
ven de niet-gewonden te verheffen, maar
het kan duidelijk in 't licht stellen op een
officieele en eervolle wijze de oorzaak van
hun lichamelijke minderheid.
Barree wenscht dat begonnen zal worden
om zulk een insigne te verleen en aan allen
die met bet zgn, „Congé No .1" naar bui6
zijn gegaan d.w.z. die door hun wonden on
geschikt zijn geworden, voor verderen dienst.
De geamputeerden, de blinden, de gepara-
lyseerden en al die ongelukkigen die dan
later in het publiek verschijnen, zijn dan
herkenbaar en kunnen met die onderschei
ding behandeld worden waarop zij volko
men recht hebben, zegt Barrès.
Engeland en Rusland.
De vroegere Duitsche gezant te Rome,
gtaaf Monts, 'deelt inde „Muncïïcner Ncue-
ste Nachriehten" een en ander mede over
een verdrag tueedhen Engeland en Rusland
ten opzidbte van de Bardanellen, waaraan
het volgende ie ontleend;
„Inderdaad ie reeds lang vóór het begin
van de Dardanellen-actie een overeenkomst
tusschen Engeland en Rusland over de zee
straat tot stand gekomen. De inhoud van
deze overeenkomst deelt de Levant zoo goed
als in twee helften. Rusland behoudt geheel
de vrije band in den geheelen Balkan en in
Hongarije en Galicië. De Czaar zal elik van
de Balkankoningen naar gelang van ver
dienste tegenover de Entente, een aandeel
in den buit geven. Galicië en de Boekowina
worden Russisch en evenzoo de heele West
kust van de Zwarte Zee tot aan denj Bos
porus, met inbegrip van de mondingen van
den Donan, die niet langer internaionaal
blijven.
In Klein-Azië breidt Rusland zijn Trans-
Kaukasische provincies nit met Armenië.
De Zwarte Zee wordt een Russische gesloten
zee, Engeland krijgt het recht de zaken in
Klein-Azië, Syrië, Arabië en Mesopotamië
te regelen. Voor o zover nog een Turks ch
rijk bestaan blijft, zon het onder bescher
ming van Engeland en Rusland staan. De
Zwarte Zeejsust valt in de Russisch© en de
kust van de Middellandsche zee in de En-
gelsche machtsfeer. Engeland behoudt zich
het recht voor om zijn gebied rechtstreeks
in te lijven en vooral om zijn Egyptisch rijk
te vergrooten om voor het Suez-kanaal naar
het Oosten een glacis te verkrijgen dat het
Siiez-kanaal heter beschermt. OveT de eilan
den in de Egeïsche zee zal Engeland vrij
kunnen beschikken. Rusland geeft echter
uitdrukkelijk zijn toestemjming dat Imibros,
Lemnos en Tenedog onmiddellijk door En
geland worden ingelijfd.
De schrijver is reeds bij voorbaat op een
tegenspraak voorbereid, maar, zegt bij, hoe
zorgvuldig dit verdrag ook geheim gehou
den i6, iets lekt toch altijd uit. Indiscreties,
gepaard met zekere aanduidingen!, zijn een
waarborg, dat het bovenstaande in hoofd
zaak jist is.
De Engelsche couranten spreken 't verhaal
tegen en het moet ook eerlijk erkend wor
den, dat de bijzonderheden zeer onwaar
schijnlijk zijn.
Van den Balkan.
Het Tageblatt verneemt uit Athene, dat
het thans bekend geworden feit, dat Enge
land bereid is, zoodra Venizelos weer het
heft in handen heeft, nieuwe voorstellen
te doen, welke desnoods zelfs tegen de wen-
schen van Bulgarije zullen ingaan, algemeen
wordt opgevat als een teeken, dat de En
gelsche onderhandelingen te Sofia slecht
staan. Niettemin ziet men in kalmdenken-
de kringen, met wantrouwen de aangekon
digde voorstellen tegemoet omdat daarmede
getracht wordt de Balkanstaten in den we
reldoorlog te betrekken, te beginnen bij het
Grieksche eincle, nadat pogingen aan het
Buigaarsche einde mislukt zijn.
Het regeeringsblad „Embros" zegt, dat
Engeland thans zoogenaamd bereid is, het
eerst door Griekenland gedane en door En
geland zelf afgewezen voorstel tot gemeen
schappelijke operatie in Bulgaarsch Tracië,
thans zelf aan Venizelos te doen.
Voorloopig zullen zulke dreigende voor
stellen te Sofia slechts ontnuchterend wer
ken. Wij voor ons, zoo schrijft het blad
verder, hebben reeds gezegd, dat het voor
Griekenland telaat is, zich in den wereld-
strijd te mengen; allerminst om als chan
tagemiddel te dienen tegenover derden.
Een symboliek minister.
Naar aan de „Vossische Zeituug gemeld
wordt, is Barzilai benoemd tot lid van het
Italiaansche kabinet en niet als vertegenwoor
diger der uiterste linkerzijde (Barzilai was
republikein), doch als Minister van Triest
en van het verder veroverde of nog te ver
overen gebied. Baar .Triest echter, evenals
het grootste deel van dit gebied voorloopig
nog niet Italiaansch ïs. wordt dit nieuwe lid
van het kabinet door do Italiaansche bladen
een symboliek minister genoemd. Bit is nog
zoo kwaad niet, waar het naar alle waar
schijnlijkheid een symbool zal blijven. Deze
benoeming beeft bij de Linkerzijde wei be
vrediging gewekt en zij is dan ook voor
de binnenlandsche politiek van de grootste
beteekenis. De repubiikemsche partij, telt ia
da Italiaansche Kamer nauw.lij.ks meer dan
een dozijn leden, doch haar belangrijkheid
is tengevolge van haar geschiedenis veel groo
ter dan haar aantal zou doen vermoed: u. Zij
zijn de directe politieke nakomelingen van
de Mazzinaners, die aan het ontstaan van de
eenheid van Italië krachtig hebben mede
gewerkt.
Barzilai zal dezer dagen in het hoofdkwar
tier voor den koning den eed afleggen. Hij.
was voorzitter van de Romeinsche Pers-ver-
eeniging en het Verbond van Italiaaasche
Persvereenigingen. Dit ambt zal hij ueder-
leggen, doch voordat hij dit doet, zal hij met
de regeering in overleg treden om journalisten
aan het front toa te laten. Dan zal hij zijn
symboliek ambt aanvaarden.
iVerschillende feestelijkheden Ësdden plïata
ter eere van Barzilai.
Onlusten te St. Petersburg.
De „Lokal-Anzeiger" verneemt uit Stock
holm, dat ook te St.-Petersburg, zooais tban^
bekend werd, onlusten en programs voorvie*
len, wélke vooral gericht waren tegen
fabrieken op den Wiberg-oever. De gummi"
wapenfabriek Bchlegei werd volkomen ver
woest het Petersburgsche depot der Fran
sche gummifabriek „Prowodnik" leeggeplun
derd, en do IJzerwarenfabriek Sie'gel in
brand gestoken. De verwoestingen en branf*
stichtingen breidden zich ook uit tot
daarachter liggende viilastad. Be dochter val
een Russischen onderdaan. Kreuschma, werï
verbrand. De oorzaak der uitspattingen h
tot-nu-toe on*oekend. Een besluit van cleö
oppercommandant is thans in alle fabrieken1
aangeplakt: hierin wordt c. a. ter algemeen®,
kennis gebracht, dat aüe in fabrieken werk
zame Buitschers noodig zijn voor de landsver
dediging. Alle programs, ook die welke uit pa
triottische gevoelens voortspruiten, benade
len niet alleen de getroffenen, doch geheel'
Rusland, omdat de werklieden van hun dare-
lijksch Werk worden afgehouden e i oen st-a-.
gnatie in de productie ontstaat. Het Russisch!
volk moest rustig blijven en 'doorwerken. 3
TWEEDE KAMER.
(Zitting van gisteren).
In de zitting van gisteren, die, daar d|
heer Goeman Borgesius door eene lichte on-!
gesteldheid verhinderd was aanwezig te zijn,
door den heer Van Nispen tot Sevenaer ge
presideerd werd, kwam aan de ox*de het w.o.
inzake het langer in dienst houden van
dienstplichtigen by de landweer.
De heer K. TER LAAN, die de beraadsla
gingen dienaangaande opende, klaagde over
de weinige verloven, die voor de stemmin
gen^ voor den gemeenteraad zijn verleend
en drong bij den minister er op aan om eens
meer te preeiseeren hoe het staat met do
vrijheid van beweging der militairen in ver
hand met hunne organisaties.
De heer DE JONG handelde meer inzon
derheid over de kwee tie der verloven en deed
opmerken, dat hij het beter had geacht in
stede van dat het departement van Oorlog
de verloven-aanvragen behandelde, dat een,
zelfstandig bureau was gesticht ,öat zich
speciaal bezig hield met de verloven-kwestie
in verband mot de economische belangen. -
Spreker erkende dat de Minister in veel;
opzichten aan de economische belangen is
tegemoetgekomen; hij vroeg echter nogmaals'
of het niet mogelijk is de landweermannen
dichter bij hun woonplaats te detacheeren,.
om nog meer aan die belangen tegemoet te
komen.
De heer MARCHANT besprak den min
der goeden geest onder de landweermannen
en meende dat in vele gevallen de oorzaken
daarvan liggen bij de legerautoriteiten. Spe
ciaal klaagde spreker over bet overbrengen,
van ingekwartierden naar kampen, die, zoo-
al® dat te Apeldoorn bleek, niet in orde zijn.
Een incident.
Toen spr. daarna zeide, dat deskundigen
hem hadden verzekerd, dat de discolatie der'
troepen, de veiligheid der troepen, niet ver
zekert, verzocht de MINISTER VAN OOR
LOG het woord, die deed opmerken, dat hij
eene bespreking der diseolatie dhr troepen
niet in het algemeen belang van het land
achtte.
De heer MARCHANT zeide aan des minis
ters verzoek om hierover te zwijgen niet te;
kunnen voldoen. Hij achtte het in 's lands'
belang openlijk te zeggen wat er van onze;
mannen zal terecht komen als onverhoopt
morgen aan den dag one land in den oorlog;
wordt betrokken.
De VOORZITTER zeide van meening te
zijn, dat de Minister van Oorlog bet beet in
staat is te beoordeelen wat in 'e lande belang
is. Hij deed een beroep op den spreker om
het onderwerp te laten rusten.
De heer MARCHANT hernam dat hij dan
aan het verzoek zal voldoen, mite hem de
gelegenheid worde gegeven om op andere
wijze deze aangelegenheid te behandelen. HU
achtte het zijn plicht uiteen te zetten dat de
leiding niet voldoende is om ons land tegen
overrompeling te beveiligen. Hii hoopte dat
de Minister spr.'s bezwaren zal kunnen weer
leggen.
Thans deed de heer LOHMAN met 10 an
dere leden van onderscheidene richting een
voorstel om de deuren te sluiten, om, met
het oog op '«lands belang, de opmerkingen
over het beleid van den Minister van Oor
log te behandelen.
Aangezien volgens 't Reglemont van Orde
de deuren gesloten moeten worden als min
stens tien leden het vragen, worden de deu
ren gesloten.
Na een half nnr werden ze heropend en
kwam de minister van oorlog, de heer BOS
BOOM aan het woord om eenige gedane op
merkingen te beantwoorden.
Hij zette uiteen hoe moeilijk het is de ver-
lo venkwee tie te regelen. Met voorbeelden;
Naar de roman van W. COLLINS.
18 (Uit het Engelsch).
„Maar waarlijk, wij moeten u verlaten,
mijnheer, en zijn u recht dankbaar dat gij
ons nog langer houden wilt", zeide juffrouw
Beckover. „Wat ik u daareven wilde vertel
len is niet veel-, bet doet er niets toe, al
hoordet gij het nooit; en geloof mij, me
vrouw, wij moeten terstond gaan. Ik heb het
reeds aan den beer Blytlh gezegd, toen ik
hier kwam* dat ik onbemerkt was uitge
gaan, onder voorwendsel van met de kleine
Mary een wandeling te doen. Zoo wij niet
thuis zijn vóór het eten, dat om twee uur
plaats heeft, dan weet ik niet wat Jubber
doen zal. Hij is de wreedaardigste tiran
die heer zal u wel vertellen hoe schandelijk
hij gisterenavond dit arme schepsel behan
deld heeft wij moeten gaan, mijnheer, om
harentwil, of anders...."
„Blijf!" riep Valentijm uit, en al zijn be
dwongen opgewondenheid barstte ineens los;
hij greep juffrouw Beckover bij baar arm
en duwde haar in haar stoel. „Blijf! hoor mii
aan! Ik moot spreken. Gij behoeft uw hoofd
niet te schudden, dokter, en mij bedenkelijk
aan te zien. Ik moet spreken, of ik zal nog
krankzinnig worden! Val mij nu niet in de
rede, juffrouw Beckover; gij zult nog niet
opstaan, neen, gij goedhartige en beste ziel.
gij zult nog niet opstaan! Hoor eens: gij
moet dat engeltje van een kind nooit weer
bij dien Jubber brengen neen, neen! Bij
den hemell Zoo wist ik dat bij baar ooit weer.
durfde aanraken, zou ik gek worden, en hem
vermoorden! Laat mij alleen, dokter! Ik
vraag mevrouw Joyce om vergiffenis, dat
ik mij zoo gedraag; ik zal bet nooit weer
doen. Laten allen nu zwijgen. Ik moet het
kind met mij naar huis nemen o, juf
frouw Beckover, zeg toch geen neen! Ik zal
haar al haar leven lang gelukkig maken. Ik
heb zelf geen kind. Ik zal voor haar zorgen,
haar liefhebhen en haar onderwijzen. Ik heb
een ongelukkig# zieke vrouw, die bedlegerig
is, die zulk een gezelschap als de kleine Ma
ry het grootste geluk zou achten .dat God
haar geven ikon. Mijn eigen lieve, gedul
dige Lavinia! O, dokter, doktor, denk eens
hoe goed Lavinia voor dat ongelukkige kind
zou willen zijn, en beproef gij eens of juf
frouw Beckover er niet in zou willen toe
stemmen. Ik kan nn niets meer zegg en— ik
weet dat ik verkeerd doe, om op deze wijze
mijn hart lucht te geveni en ik vraag allen
om vergeving! Spreek gij eens met baar,
dokter toe, spreek terstond eens met haar,
zoo gij mij mijn leven lang niet ongelukkig
wilt maken."
Met deze woorden ijlde Valentijn naar den
tuin en liep recht op d» plaats aan, waar
de kleine meisjes nog steeds op dezelfde
lommerrijke plek onder den boom zaten.
De vrouw van den clown was onder de
zen vloed van woorden doodsbleek gewor
den, maar rustig blijven zitten. Zij scheen
niet in staat te zijn een woord te uiten, en
toen hij goed en wel heen was gegaan, zag
zij den rector aan, terwijl op haar goedig,
welvarend gelaat, zoowel vrees als verbazing
te lezen stond.
„Stel u gerust, juffrouw Beckover", zeide
dokter Joyce, „en wees zoo goed om naar
hetgeen ik u ga zeggen, te luisteren. Laat
ik in de eerste plaats bet zonderling gedrag
van den heer Blyth verontschuldigen, daar
ik zie dat dit u zeer verrast. Hii heeft een
buitengewoon, opgewonden karakter, waar
door hij verhinderd wordt zich te beheer-
schen, wanneer zijn gevoel tegen iets op
komt Maar, hoewel hij opgewonden spreekt,
vei zeker ik u toch dat hij alles wat hij zegt
eerlijk en oprecht meent. Giï zult mij beter
begrijpen ais ik u het voorstel, dat hij daar
even in zulke verwarde en korte woorden
deed, duidelijk uitleg."
„Een voorstel, mijn lieer", vroeg juffrouw
Beckover bijna onhoorbaar, en keek ver
baasder dan ooit. .Hen voorstel! O, mijn
heer, gij wilt mij toch niet vragen of ik van
de kleine Mary wel afstand wil doen?"
„Ik wil u niets vragen, waartegen uw
goed hart en gezond verstand op zon ko
men", antwoordde de rector. „In ronde woor
den, en om geen tijd te verliezen door on-
noodige uitweidingen, wil ik u dan mede-
deelen, dat de heer Blyth zulk een bewon
dering voor de kleine Mary gevoelt, en zulk
een verlangen koestert om alles voor haar
te doen wat in zijn macht is, in haar diep
ongelukkigen toestand, dat hij niets liever
wil dan haar toekomst voor zijn rekening
nemea en haar als zijn dochter te beschou
wen. Dit aanbod, ofschoon, ik erken het
gaarne, het van een vreemde komt, kan u
niet zoozeer verbazen, denk ik, als gij na
gaat welk een buitengewone aanspraak het
kind heeft op het medelijden van al haar
medemenschen. Andere vreemdelingen heb
ben, zooals gij ons verteld hebt, altijd het
grooiste belang, bij vele aangelegenheden,
in haar gesteld; het is daarom volstrekt zoo
vreemd niet, dat een heer, wiens gevoelige
natuur en wiens christelijke rechtschapen
heid ik meermalen gelegenheid heb gehad
om te erkennen gedurende de twintig jaren,
dat bij mijn vriend is, zulk een oprechte^ be
wondering gevoelt voor het kleine meisje,
en zulk een angst om haar toekomst te ver
zorgen, door zulk een voorstel te doen als
ik u daareven mededeelde."
„Vraag mij niet. om daar ja op te zeggen,
mijnheer!" smeekte juffrouw Beckover met
tranen in de oogen. „Vraag mii niet om dat
te doen! Allee wil ik anders doen om n mijn
dankbaarheid te betuigen voor deze ont
vangst; maar hoe zou het mij mogelijk zijn
om afstand te doen van de kleine Mary? Gij
kunt het niet meenen om zoo iets te vragen!
„Ik meen het inderdaad, juffrouw Beck
over, en ik heb diep medelijden met uwe
smart bij de gedachte, dat gij van het kind
zoudt moeten scheiden; maar om karentwD
moet ik u nogmaals verzoeken, nw harts
tocht te beheerscken. En meer dan dat, ik
moet een beroep doen op uwe liefde voor
baar, om een welwillend oor te leenen aan
de vraag, die ik u namen® den heer Blyth
doen zal." M
„TV zou het wel doen, mijnheer, zoo ik hei-
maar kon. Maar het is juist, omdat ik zoo
veel van haar houd, dat. ik het niet kan»
Bovendien, is hij, zooals gij zelf gezegd hebt»
mij geheel vreemd."
„Ik stem volkomen de kracht van uez
tegenwerping toe, juffrouw Beckover, ma'1
laat ik u herinneren, dat ik u borg stel voo
de rechtschapenheid van zijn k&ru .ter, •-
zijn geschiktheid om het kind aan hem
te vertrouwen, na een omgang van 1!' jic
jaren. Gij kunt bier op antwooraen, dat