Rijwielbanden Madonna. f^DEOORLM H. J. v. d. MEER, Schachgeisf raat 7-9 bij de Anegasg. STATEN-GENERAAG FEUILLETON fsoedkcopst adres 'plaatselijke omstandigheden zulks veroor loven, worde voor de toekomst gemeente hulp 'ingeroepen ter bespoediging der win kelsluiting op Zondag. Mettertijd bij de Regeering aangedrongen, op een model strafrechtelijke wet op de Zondagsrust, waardoor de ergerlijke euve len van den modernen Zondagsarbeid zoo niet geheel, dan toch grootendeels voorko- xnen worden, en waarbij op straffe van vervolging Zondagsrust wordt verplichtend Totdat groote doel, allen ten gtrijdel DE TOESTAND IN RELGI&. {Van onzen Brusselschen correspondent.) Brussel, 17 Juli 1915. Het onderwijs-vraagstuk is in vredestijd reeds een moeilijk vraagstuk: het is dit nog veel meer in dezen tijd, waar alies met de grootste kunde en het grootste overleg moet worden geordend en ingericht. Het Brusselsche gemeentebestuur, waarbij heel België volgen zal, heeft nu ver plicht technisch onderwijs voor de onaersteunoe werkloozen ingevoerd. Dit initiatief werd ter stond overgenomen door het Nationaal S^un- komiteit, met het doel het verplichte technisch onderwijs, dat een grooten invloed moet hebben op de ontwikkeling van den Belgischen arbeiaer, en dat tevens het dreigend gevaar moet keeien dat beroepsbedrevenheid zoude verloren gaan door langdurige werkloosheid, uit te breiuen over het gansche land. Deze merkwaardige in stelling heeft de volgende bepaling: Alle werk loozen" mannen en vrouwen, van 14—40 jaren zijn verplicht, willen zij werkloozen ondersteu ning genieten, de lessen van het nieuw ingericht onderwijs te volgen. Wat dit beteekent blijkt uit het feit, dat er te Brussel 57000 werkloozen, waarvan 73 procent behooren tot de kleeding-, bouw-, metaal- en houtindustrie, zijn. Deze werkloozen zijn nu vol gens geslacht, ouderdom en beroep mgedeeid bij de categorieën, waartoe zij behooren. De ongelet- terden werden naar de lagere scholen gezonden, de technisch best onderlegden naar de Instaande nijverheidsscholen en de anderen, die de groove meerderheid vormen, naar het nieuw ingerichte vakonderwijs. Dit nieuw ingerichte onderwijs wordt gegeven In het Nederlandsch en Fransch en omvat be ginselen der technologie, arbeidsgezondheidsleer en arbeidsrecht.«Voor het eerste zijn reeds 400 leeraren, arbeiders, meest werkloozen, en pa troons aangesteld. De andere vakken worden onderwezen door dokters en leden van de balie. Alles kosteloos. Als men nagaat, dat in België momenteel een 700,000 ondersteunde Belgen zijn, dan weet men zoo ongeveer wat deze onderneming toch nog kosten moet. Het Nationaal Komiteit gai 1 mil- lioen francs en een bekend philantroop deed eveneens. Dit heele streven en de heele Instel ling, zij mogen dan onder speciale omstandig heden tot stand zijn gekomen, is in ieder geval ten bewijs, dat het leven en het werken in België nog niet dood is, maar dat integendeel opleving plaats vindt. Over de nieuwe kwaal, die met den oorlog Zich extra heeft geopenbaard, schreef ik reeds eenige malen. Het is de arbeidsschuwheid, waar aan vele werkloozen lijden, die misbruik maken van Brusselsche liefdadigheid en offervaardig heid. Deze werkloozen vragen en ontvangen ondersteuning, maar bedanken voor alle gele genheid tot werken welke hun wordt aangeboden om hen uit den economischen nood te 'helpen. Erger, de armengelden worden menigmaal tot vermaak besteed. Dat ik niet overdrijf moge blij ken uit de mededeeling welke door het hulp- komiteit der voorstad St. Gilles tot deze werk loozen en ondersteunden is gericht. Deze mede deeling zegt: „Onder de werkloozen zijn lieden, die meenen dat de ondersteuning hun zal worden ontnomen al3 zij weer aan den arbeid gaan. Dat Is een misverstand .De werkloozen kunnen er nooit belang bij hebben werkloos te blijven. Het is veeleer hun belang aan het werk te gaan, want In ieder geval zal hun een groot deel der onder steuning worden onthouden. De werkloozen heb ben er nooit een belang bij werkloos te blijven, want zij die zonder aanneembare reden weigeren aan den arbeid te gaan, handelen ten nadeele van zichzelf en hunne familie, temeer daar hun in dat geval de ondersteuning geheel zal worden onthouden. Er zijn evenwel ook nog andere schuldigen. Het zijn de valsche armen, die voor ons hunne inkomsten verborgen houdeji. Het zijn zij, die zidi als werkeloos aangeven zonder het te zijn, en het zijn diegenen, die hun vertrek uit de gemeente niet aangeven eii doorgaan met hun ondersteuningsbiljet te toonen. Ten slotte zij, die zich in twee gemeenten ondersteuningen laten geven. Weten deze bedriegers, deze parasieten der liefdadigheidsinstellingen niet, dat hunne handelingen voor den rechter behooren te worden gebracht? Wij zullen de schuldigen met alle strengheid behandelen en ze aan de overheid overleveren en eveneens de werkgevers, die tot deze practijken medewerken." Dit zegt meer dan feiten, welke niet altijd ge makkelijk kunnen worden achterhaald. Tot de werkgevers, ondernemers en kooplieden wordt bovendien de vermaning gericht hun be drijf weer te hervatten .De navraag Immers is er weer en als de fabrikanten en kooplieden deze maar met ijver willen bevredigen en het ook doen, dan zullen loonen worden betaald, wat nieuwe navraag ten gevolge zal hebben. Boven dien zou dan "heel wat geld, dat nu verborgen wordt gehouden, weer in het geldverkeer worden gevonden! Samenwerking, samenwerking, scha kels willen zijn en vormen in het economisch verkeer, dat is een der hoofdvereischten, meer dan ooit altijd noodig is, voor het tegenwoordige België. O. VERSPREIDE BERICHTEN HET BRIEFVERKEER IN BELGIE. Men schrijft ons uit Brussel: Het beheer van het Belgische postwezen heeft het volgende bekend gemaakt: „In de laatste tijden heeft het aantal brieven, die moeilijk te ontcijferen waren, hetzij door het slechte schrift, ofwel door de wijzo waarop de woorden en regeH in elkaar liepen, aanmerke lijk toegenomen. Het is dus in het belang van het publiek, om slechts een duidelijke hand te schrijven en de woorden en lijnen behoorlijk van elkaar te scheiden. „Uitgezonderd voor de briefwisseling met Nederland had de administratie tot heden geen maximum voor het aantal regels en bladzijden der brieven gesteld. Het steeds toenemende aan tal brieven zou intussehen eene beperking der epistolaire ontboezemingen gemotiveerd heb ben. „Het publiek wordt verzocht om uit eigen wil het aantal en de lengte dezer corresponden ties te beperken, opdat de administratie niet noodig zou hebben om beperkende maatregelen te nemen. „Naam en adres van den afzender moeten in duidelijke letters op den omslag geschreven wor. den. Het gebruik van dubbele enveloppen moet vermeden worden; trouwens dit is in de tegen woordige omstandigheden van geen nut, daar al de brieven open moeten verzonden worden." DE KRIJGSLEVERINGEN IN BELGIE. Men schrijft ons uit Brussel: De Generaal Gouverneur van België heeft een nieuwe bepaling doen bekend maken voor de krügsleveringen. Hoewel nog niet vast staat waar en wanneer de krijgslcveringen zullen wor den vereffend, wenscht de Gouverneur Generaal, dat alle bewijzen voor krijgsleveringen zullen worden overgelegd om dé vereffening voor t« bereiden. „Deze maatregel," zoo luidt de bekend making, „beoogt in allereerste plaats de belan gen der bevolking, opdat een ieder voor de door hem gedane krijgslevering een volledig met den dienststempel gemerkt krijgslevringsbewijs be komt." „Tot den 20 Augustus 1915," zoo luidt het verder, „moeten alle in omloop zijnde „opvor- deringsbewijzen" in oorspronkelijken vorm aan den burgemeester der gemeente, waar de krijgs levering geschiedde, ingeleverd werden. Even zoo moeten aldaar, vóór gestelden datum, alle krijgsleveringen aangegeven worden, voor welke geen bewijs afgeleverd werd. Krijgsleveringen, die tot den 20 Augustus 1015 niet aangegeven werden, zullen niet in aanmerking komen." „Binnen de provincie Limburg hoeven de door de onderzoeks commissie reeds afgeleverde krijgsleveringsbewijzen niet nog eens voorge legd te worden, evenmin als die in Groot Brus sel door de Armee-Intendantuur, volgens boven vermeld voorschrift afgeleverd." Voorts bevat de verordening bepalingen voor do burgemeesters. „Wat zouden de Duitsehers doen?" De Parijsche correspondent van het te Madrid verschijnende blad „A. B. O.", José M. Salaver- ria bespreekt in het nummer van 28 Juni j.l. een artikel van Wells over den vindingrijken geest der Duitsehers. Salaverria wijst er op, hoe het bewustzijn van de Duitsche meerderheid steeds meer tot uiting komt bij de verbondenen. Hij schrijft letterlijk: Als de verbondenen spre ken over de ontelbare zaken do talrijke voor zieningen, de sociale en industrieels organisatie betreffende, dan heeft men altijd het boorbeel der Duitsehers voor oogen. Wat zou Duitschland in dusdanig geval hebben gedaan of wat heeft Duitschland gedaan. Dat weerklinkt in alles en dat is de beste erkenning van de kracht van den vijand. Deze stilzwijgende bekentenis, die dikwijls nog !n! Eet binnenste wordt besloten gehouden, zal al méér toenemen en iedere keer sterker tot uiting komen. En dit heeft een zeer goede zijde. Want als eenmaal de vrede op handen is, zal een i voorbereiding van de openbare meening nood- l zakelijk zijn. Ala eerst de naam van Duitsch land met grooter achting wordt uitgesproken, dan beteekent dit de aankondiging van het einde van den oorlog. Voor den tijd, dat de vrede zal worden geslo ten, zijn in Frankrijk reeds heel wat plannen gemaakt. Vóór alles, zoo meent men, moet het vrije verkeer voor de Duiteohers worden afge sloten. De Duitsche handelsreiziger en de Duit sche gedachte zon de grenzen moeten gesloten vinden! Maar, zoo vraagt Salaverria, waardoor wil men Duitschland dan vervangen? Het is gelukkig, dat de vooroordeel en, welke nu de sociale atmosfeer verpesten, in vredestijd weer zullen verdwijnen! De Fransche zullen wederom zich wel degelijk moeten laten gelegen liggen aan wat de Duitsehers denken, doen, uitvinden. En dan zullen zij vrijmoediger dan nu, wanneer zij voor een moeilijke zaak staan, kunnen vra gen: Wij moeten eens zien wat de Duitsehers in zulk een geval doen, of doen zouden." Fransch krijgsgevangenkamp. In de „Nordd. Alg. Ztg." wordt een bericht uit Amerika gepubliceerd, waarin de toestan den in gevangenenkamp te St. Nazaire in Frankrijk, worden besproken- De toestanden in dit kamp waren evenals in alle tot dusver (door Amerikanen) geïnspec teerde gevangenenenkampen zeer bevredi gend. (In hoeverre dit woord „bevredigend" met de waarheid overeenkomt blijkt verder wel uit het bericht.) De toestanden, die er niet in orde waren, wer den onmiddellijk ter kennis gebracht van het Fransche departement van buitenlandsche zaken. Daar werd aan den betreffenden Amerikaan verzekerd, dat dadelijk een onderzoek zou wor den ingesteld om in de bestaande misstanden verbetering te brengen. Het gevangenenkamp te St. Nazaire in het departement van de Beneden-Loire is een strenge militaire gevangenis met 400 gevange nen allen Duitsehers waaronder er zijn, die reeds in September daar vertoeven. Het gevangenenkamp is sterk overbevolkt. Het is onmogelijk dat deze overbevolktheid aan leiding geven zal tot ziekten. De rogeling is slecht. De gevangenen zijn ondergebracht in een oud fabrieksgebouw aan het uiterste einde van de stad. Ook klagen de gevangenen over den arbeid waartoe zü gedwongen worden, en die bestaat nit het laden en lossen van kolen schepen. Zij verklaren dat zij reeds sinds drie maanden voor dat werk geen betaling meer ontvangen. Juist waren zeventien man wegens arbeidsweigering in arrest. Zij waren in een kleine, diep gelegen, slecht geventileerde don kere kamer ondergebracht ran ongeveer 16 vt. lang bij 10 vt. breed. Op het ©ogenblik wordt echter gewerkt aan een vergrooting van het gevangenisgebouw, om 100 nieuwe gevangenen, wier komst dagelijks wordt verwacht, te herbergen. Een insigne voor de gewonden. Maurice Barrès bepleit in de Fransche bladen de instelling van een insigne voor de gewonden. Hij schrijft daarmee niet te bedoelen een decoratie met de beteekenis van het Legioen van Eer, het „Oorlogs- kruis" of de „Mitilaire Medaille", maar een bewijs van een volbrachte daad, die den dra ger kenmerkt als bereid te zijn geweest zijn leven voor 't vaderland te hebben gewaagd. Zulk een insigne zegt niet: „hier is een held", zooale de andere oorlogsonderschei dingen, maar „hier ie een man wienis invali diteit, wiens wonden, wiene ziekte veroor zaakt zijn door een oorlogsdaad". Aan oude dienstbaren, arbeiders, enz. wordt voor zoo- veel-jarigen dienst een medaille uitgereikt. Dat ie uitstekend* maar ook zulk een me daille verhoogt niet de professioneele waar de van den drager; het constateert alleen een feit. Zoo behoeft ook het insigne voor de gewonden de dragers daarvan niet ho ven de niet-gewonden te verheffen, maar het kan duidelijk in 't licht stellen op een officieele en eervolle wijze de oorzaak van hun lichamelijke minderheid. Barree wenscht dat begonnen zal worden om zulk een insigne te verleen en aan allen die met bet zgn, „Congé No .1" naar bui6 zijn gegaan d.w.z. die door hun wonden on geschikt zijn geworden, voor verderen dienst. De geamputeerden, de blinden, de gepara- lyseerden en al die ongelukkigen die dan later in het publiek verschijnen, zijn dan herkenbaar en kunnen met die onderschei ding behandeld worden waarop zij volko men recht hebben, zegt Barrès. Engeland en Rusland. De vroegere Duitsche gezant te Rome, gtaaf Monts, 'deelt inde „Muncïïcner Ncue- ste Nachriehten" een en ander mede over een verdrag tueedhen Engeland en Rusland ten opzidbte van de Bardanellen, waaraan het volgende ie ontleend; „Inderdaad ie reeds lang vóór het begin van de Dardanellen-actie een overeenkomst tusschen Engeland en Rusland over de zee straat tot stand gekomen. De inhoud van deze overeenkomst deelt de Levant zoo goed als in twee helften. Rusland behoudt geheel de vrije band in den geheelen Balkan en in Hongarije en Galicië. De Czaar zal elik van de Balkankoningen naar gelang van ver dienste tegenover de Entente, een aandeel in den buit geven. Galicië en de Boekowina worden Russisch en evenzoo de heele West kust van de Zwarte Zee tot aan denj Bos porus, met inbegrip van de mondingen van den Donan, die niet langer internaionaal blijven. In Klein-Azië breidt Rusland zijn Trans- Kaukasische provincies nit met Armenië. De Zwarte Zee wordt een Russische gesloten zee, Engeland krijgt het recht de zaken in Klein-Azië, Syrië, Arabië en Mesopotamië te regelen. Voor o zover nog een Turks ch rijk bestaan blijft, zon het onder bescher ming van Engeland en Rusland staan. De Zwarte Zeejsust valt in de Russisch© en de kust van de Middellandsche zee in de En- gelsche machtsfeer. Engeland behoudt zich het recht voor om zijn gebied rechtstreeks in te lijven en vooral om zijn Egyptisch rijk te vergrooten om voor het Suez-kanaal naar het Oosten een glacis te verkrijgen dat het Siiez-kanaal heter beschermt. OveT de eilan den in de Egeïsche zee zal Engeland vrij kunnen beschikken. Rusland geeft echter uitdrukkelijk zijn toestemjming dat Imibros, Lemnos en Tenedog onmiddellijk door En geland worden ingelijfd. De schrijver is reeds bij voorbaat op een tegenspraak voorbereid, maar, zegt bij, hoe zorgvuldig dit verdrag ook geheim gehou den i6, iets lekt toch altijd uit. Indiscreties, gepaard met zekere aanduidingen!, zijn een waarborg, dat het bovenstaande in hoofd zaak jist is. De Engelsche couranten spreken 't verhaal tegen en het moet ook eerlijk erkend wor den, dat de bijzonderheden zeer onwaar schijnlijk zijn. Van den Balkan. Het Tageblatt verneemt uit Athene, dat het thans bekend geworden feit, dat Enge land bereid is, zoodra Venizelos weer het heft in handen heeft, nieuwe voorstellen te doen, welke desnoods zelfs tegen de wen- schen van Bulgarije zullen ingaan, algemeen wordt opgevat als een teeken, dat de En gelsche onderhandelingen te Sofia slecht staan. Niettemin ziet men in kalmdenken- de kringen, met wantrouwen de aangekon digde voorstellen tegemoet omdat daarmede getracht wordt de Balkanstaten in den we reldoorlog te betrekken, te beginnen bij het Grieksche eincle, nadat pogingen aan het Buigaarsche einde mislukt zijn. Het regeeringsblad „Embros" zegt, dat Engeland thans zoogenaamd bereid is, het eerst door Griekenland gedane en door En geland zelf afgewezen voorstel tot gemeen schappelijke operatie in Bulgaarsch Tracië, thans zelf aan Venizelos te doen. Voorloopig zullen zulke dreigende voor stellen te Sofia slechts ontnuchterend wer ken. Wij voor ons, zoo schrijft het blad verder, hebben reeds gezegd, dat het voor Griekenland telaat is, zich in den wereld- strijd te mengen; allerminst om als chan tagemiddel te dienen tegenover derden. Een symboliek minister. Naar aan de „Vossische Zeituug gemeld wordt, is Barzilai benoemd tot lid van het Italiaansche kabinet en niet als vertegenwoor diger der uiterste linkerzijde (Barzilai was republikein), doch als Minister van Triest en van het verder veroverde of nog te ver overen gebied. Baar .Triest echter, evenals het grootste deel van dit gebied voorloopig nog niet Italiaansch ïs. wordt dit nieuwe lid van het kabinet door do Italiaansche bladen een symboliek minister genoemd. Bit is nog zoo kwaad niet, waar het naar alle waar schijnlijkheid een symbool zal blijven. Deze benoeming beeft bij de Linkerzijde wei be vrediging gewekt en zij is dan ook voor de binnenlandsche politiek van de grootste beteekenis. De repubiikemsche partij, telt ia da Italiaansche Kamer nauw.lij.ks meer dan een dozijn leden, doch haar belangrijkheid is tengevolge van haar geschiedenis veel groo ter dan haar aantal zou doen vermoed: u. Zij zijn de directe politieke nakomelingen van de Mazzinaners, die aan het ontstaan van de eenheid van Italië krachtig hebben mede gewerkt. Barzilai zal dezer dagen in het hoofdkwar tier voor den koning den eed afleggen. Hij. was voorzitter van de Romeinsche Pers-ver- eeniging en het Verbond van Italiaaasche Persvereenigingen. Dit ambt zal hij ueder- leggen, doch voordat hij dit doet, zal hij met de regeering in overleg treden om journalisten aan het front toa te laten. Dan zal hij zijn symboliek ambt aanvaarden. iVerschillende feestelijkheden Ësdden plïata ter eere van Barzilai. Onlusten te St. Petersburg. De „Lokal-Anzeiger" verneemt uit Stock holm, dat ook te St.-Petersburg, zooais tban^ bekend werd, onlusten en programs voorvie* len, wélke vooral gericht waren tegen fabrieken op den Wiberg-oever. De gummi" wapenfabriek Bchlegei werd volkomen ver woest het Petersburgsche depot der Fran sche gummifabriek „Prowodnik" leeggeplun derd, en do IJzerwarenfabriek Sie'gel in brand gestoken. De verwoestingen en branf* stichtingen breidden zich ook uit tot daarachter liggende viilastad. Be dochter val een Russischen onderdaan. Kreuschma, werï verbrand. De oorzaak der uitspattingen h tot-nu-toe on*oekend. Een besluit van cleö oppercommandant is thans in alle fabrieken1 aangeplakt: hierin wordt c. a. ter algemeen®, kennis gebracht, dat aüe in fabrieken werk zame Buitschers noodig zijn voor de landsver dediging. Alle programs, ook die welke uit pa triottische gevoelens voortspruiten, benade len niet alleen de getroffenen, doch geheel' Rusland, omdat de werklieden van hun dare- lijksch Werk worden afgehouden e i oen st-a-. gnatie in de productie ontstaat. Het Russisch! volk moest rustig blijven en 'doorwerken. 3 TWEEDE KAMER. (Zitting van gisteren). In de zitting van gisteren, die, daar d| heer Goeman Borgesius door eene lichte on-! gesteldheid verhinderd was aanwezig te zijn, door den heer Van Nispen tot Sevenaer ge presideerd werd, kwam aan de ox*de het w.o. inzake het langer in dienst houden van dienstplichtigen by de landweer. De heer K. TER LAAN, die de beraadsla gingen dienaangaande opende, klaagde over de weinige verloven, die voor de stemmin gen^ voor den gemeenteraad zijn verleend en drong bij den minister er op aan om eens meer te preeiseeren hoe het staat met do vrijheid van beweging der militairen in ver hand met hunne organisaties. De heer DE JONG handelde meer inzon derheid over de kwee tie der verloven en deed opmerken, dat hij het beter had geacht in stede van dat het departement van Oorlog de verloven-aanvragen behandelde, dat een, zelfstandig bureau was gesticht ,öat zich speciaal bezig hield met de verloven-kwestie in verband mot de economische belangen. - Spreker erkende dat de Minister in veel; opzichten aan de economische belangen is tegemoetgekomen; hij vroeg echter nogmaals' of het niet mogelijk is de landweermannen dichter bij hun woonplaats te detacheeren,. om nog meer aan die belangen tegemoet te komen. De heer MARCHANT besprak den min der goeden geest onder de landweermannen en meende dat in vele gevallen de oorzaken daarvan liggen bij de legerautoriteiten. Spe ciaal klaagde spreker over bet overbrengen, van ingekwartierden naar kampen, die, zoo- al® dat te Apeldoorn bleek, niet in orde zijn. Een incident. Toen spr. daarna zeide, dat deskundigen hem hadden verzekerd, dat de discolatie der' troepen, de veiligheid der troepen, niet ver zekert, verzocht de MINISTER VAN OOR LOG het woord, die deed opmerken, dat hij eene bespreking der diseolatie dhr troepen niet in het algemeen belang van het land achtte. De heer MARCHANT zeide aan des minis ters verzoek om hierover te zwijgen niet te; kunnen voldoen. Hij achtte het in 's lands' belang openlijk te zeggen wat er van onze; mannen zal terecht komen als onverhoopt morgen aan den dag one land in den oorlog; wordt betrokken. De VOORZITTER zeide van meening te zijn, dat de Minister van Oorlog bet beet in staat is te beoordeelen wat in 'e lande belang is. Hij deed een beroep op den spreker om het onderwerp te laten rusten. De heer MARCHANT hernam dat hij dan aan het verzoek zal voldoen, mite hem de gelegenheid worde gegeven om op andere wijze deze aangelegenheid te behandelen. HU achtte het zijn plicht uiteen te zetten dat de leiding niet voldoende is om ons land tegen overrompeling te beveiligen. Hii hoopte dat de Minister spr.'s bezwaren zal kunnen weer leggen. Thans deed de heer LOHMAN met 10 an dere leden van onderscheidene richting een voorstel om de deuren te sluiten, om, met het oog op '«lands belang, de opmerkingen over het beleid van den Minister van Oor log te behandelen. Aangezien volgens 't Reglemont van Orde de deuren gesloten moeten worden als min stens tien leden het vragen, worden de deu ren gesloten. Na een half nnr werden ze heropend en kwam de minister van oorlog, de heer BOS BOOM aan het woord om eenige gedane op merkingen te beantwoorden. Hij zette uiteen hoe moeilijk het is de ver- lo venkwee tie te regelen. Met voorbeelden; Naar de roman van W. COLLINS. 18 (Uit het Engelsch). „Maar waarlijk, wij moeten u verlaten, mijnheer, en zijn u recht dankbaar dat gij ons nog langer houden wilt", zeide juffrouw Beckover. „Wat ik u daareven wilde vertel len is niet veel-, bet doet er niets toe, al hoordet gij het nooit; en geloof mij, me vrouw, wij moeten terstond gaan. Ik heb het reeds aan den beer Blytlh gezegd, toen ik hier kwam* dat ik onbemerkt was uitge gaan, onder voorwendsel van met de kleine Mary een wandeling te doen. Zoo wij niet thuis zijn vóór het eten, dat om twee uur plaats heeft, dan weet ik niet wat Jubber doen zal. Hij is de wreedaardigste tiran die heer zal u wel vertellen hoe schandelijk hij gisterenavond dit arme schepsel behan deld heeft wij moeten gaan, mijnheer, om harentwil, of anders...." „Blijf!" riep Valentijm uit, en al zijn be dwongen opgewondenheid barstte ineens los; hij greep juffrouw Beckover bij baar arm en duwde haar in haar stoel. „Blijf! hoor mii aan! Ik moot spreken. Gij behoeft uw hoofd niet te schudden, dokter, en mij bedenkelijk aan te zien. Ik moet spreken, of ik zal nog krankzinnig worden! Val mij nu niet in de rede, juffrouw Beckover; gij zult nog niet opstaan, neen, gij goedhartige en beste ziel. gij zult nog niet opstaan! Hoor eens: gij moet dat engeltje van een kind nooit weer bij dien Jubber brengen neen, neen! Bij den hemell Zoo wist ik dat bij baar ooit weer. durfde aanraken, zou ik gek worden, en hem vermoorden! Laat mij alleen, dokter! Ik vraag mevrouw Joyce om vergiffenis, dat ik mij zoo gedraag; ik zal bet nooit weer doen. Laten allen nu zwijgen. Ik moet het kind met mij naar huis nemen o, juf frouw Beckover, zeg toch geen neen! Ik zal haar al haar leven lang gelukkig maken. Ik heb zelf geen kind. Ik zal voor haar zorgen, haar liefhebhen en haar onderwijzen. Ik heb een ongelukkig# zieke vrouw, die bedlegerig is, die zulk een gezelschap als de kleine Ma ry het grootste geluk zou achten .dat God haar geven ikon. Mijn eigen lieve, gedul dige Lavinia! O, dokter, doktor, denk eens hoe goed Lavinia voor dat ongelukkige kind zou willen zijn, en beproef gij eens of juf frouw Beckover er niet in zou willen toe stemmen. Ik kan nn niets meer zegg en— ik weet dat ik verkeerd doe, om op deze wijze mijn hart lucht te geveni en ik vraag allen om vergeving! Spreek gij eens met baar, dokter toe, spreek terstond eens met haar, zoo gij mij mijn leven lang niet ongelukkig wilt maken." Met deze woorden ijlde Valentijn naar den tuin en liep recht op d» plaats aan, waar de kleine meisjes nog steeds op dezelfde lommerrijke plek onder den boom zaten. De vrouw van den clown was onder de zen vloed van woorden doodsbleek gewor den, maar rustig blijven zitten. Zij scheen niet in staat te zijn een woord te uiten, en toen hij goed en wel heen was gegaan, zag zij den rector aan, terwijl op haar goedig, welvarend gelaat, zoowel vrees als verbazing te lezen stond. „Stel u gerust, juffrouw Beckover", zeide dokter Joyce, „en wees zoo goed om naar hetgeen ik u ga zeggen, te luisteren. Laat ik in de eerste plaats bet zonderling gedrag van den heer Blyth verontschuldigen, daar ik zie dat dit u zeer verrast. Hii heeft een buitengewoon, opgewonden karakter, waar door hij verhinderd wordt zich te beheer- schen, wanneer zijn gevoel tegen iets op komt Maar, hoewel hij opgewonden spreekt, vei zeker ik u toch dat hij alles wat hij zegt eerlijk en oprecht meent. Giï zult mij beter begrijpen ais ik u het voorstel, dat hij daar even in zulke verwarde en korte woorden deed, duidelijk uitleg." „Een voorstel, mijn lieer", vroeg juffrouw Beckover bijna onhoorbaar, en keek ver baasder dan ooit. .Hen voorstel! O, mijn heer, gij wilt mij toch niet vragen of ik van de kleine Mary wel afstand wil doen?" „Ik wil u niets vragen, waartegen uw goed hart en gezond verstand op zon ko men", antwoordde de rector. „In ronde woor den, en om geen tijd te verliezen door on- noodige uitweidingen, wil ik u dan mede- deelen, dat de heer Blyth zulk een bewon dering voor de kleine Mary gevoelt, en zulk een verlangen koestert om alles voor haar te doen wat in zijn macht is, in haar diep ongelukkigen toestand, dat hij niets liever wil dan haar toekomst voor zijn rekening nemea en haar als zijn dochter te beschou wen. Dit aanbod, ofschoon, ik erken het gaarne, het van een vreemde komt, kan u niet zoozeer verbazen, denk ik, als gij na gaat welk een buitengewone aanspraak het kind heeft op het medelijden van al haar medemenschen. Andere vreemdelingen heb ben, zooals gij ons verteld hebt, altijd het grooiste belang, bij vele aangelegenheden, in haar gesteld; het is daarom volstrekt zoo vreemd niet, dat een heer, wiens gevoelige natuur en wiens christelijke rechtschapen heid ik meermalen gelegenheid heb gehad om te erkennen gedurende de twintig jaren, dat bij mijn vriend is, zulk een oprechte^ be wondering gevoelt voor het kleine meisje, en zulk een angst om haar toekomst te ver zorgen, door zulk een voorstel te doen als ik u daareven mededeelde." „Vraag mij niet. om daar ja op te zeggen, mijnheer!" smeekte juffrouw Beckover met tranen in de oogen. „Vraag mii niet om dat te doen! Allee wil ik anders doen om n mijn dankbaarheid te betuigen voor deze ont vangst; maar hoe zou het mij mogelijk zijn om afstand te doen van de kleine Mary? Gij kunt het niet meenen om zoo iets te vragen! „Ik meen het inderdaad, juffrouw Beck over, en ik heb diep medelijden met uwe smart bij de gedachte, dat gij van het kind zoudt moeten scheiden; maar om karentwD moet ik u nogmaals verzoeken, nw harts tocht te beheerscken. En meer dan dat, ik moet een beroep doen op uwe liefde voor baar, om een welwillend oor te leenen aan de vraag, die ik u namen® den heer Blyth doen zal." M „TV zou het wel doen, mijnheer, zoo ik hei- maar kon. Maar het is juist, omdat ik zoo veel van haar houd, dat. ik het niet kan» Bovendien, is hij, zooals gij zelf gezegd hebt» mij geheel vreemd." „Ik stem volkomen de kracht van uez tegenwerping toe, juffrouw Beckover, ma'1 laat ik u herinneren, dat ik u borg stel voo de rechtschapenheid van zijn k&ru .ter, •- zijn geschiktheid om het kind aan hem te vertrouwen, na een omgang van 1!' jic jaren. Gij kunt bier op antwooraen, dat

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1915 | | pagina 6