her schoonste Rozen Bede
Het geheim van een
veroordeelde.
VAN OVERAL
ALLERLEI
ANECDOTEN
SCHAKEN.
BIJVOEGSEL VAN DE >NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT*
reizende schoolklintek.
DE HOND VAN HOOGE AFKOMST.
Oplossing van Probleem no. 4.
Wit Zwart
Ha2 onverschillig
D, P of pion geeft mat.
Probleem no. fi.
alph. m. voortinó.
(Eerste publicatie.)
Mat in twee zetten,
Stand der stukken.
Wit: Ke8, Ta4, TcG, Pc3, Pdf^ Lg5, pion: b3,,
15, f7 en g4.
Zwart: Ke5, Lf8, Lhö, pion: b4 en c5.
MAANDAG 26 JULI 1915
TWEEDE SERIE
40ste JAARGANG No. 8806
De regen viel zonder ophouden neer; de wind,
gierend door de straten, maakte het doordrin-
f gend koud, en de arme sukkel, die zich met
moeite over het asphalt voortbewoog, wankelde
als hij liep en moest zoo nu en dan eens stil
staan om zich aan de huizen, die hij voorbij
ging, vast te houden. Zijn bevlekte, morstige klee-
ren waren van het nat doortrokken, en zijn ma
gere gelaatstrekken waren zoo bleek als van een
doode. Toen hij een lantaarnpaal bereikt had,
bleef hij staan, en sloeg er zijn arm om, op die
wijze steun zoekend voor zijn zwak lichaam. Een
haastige opgewekte stap klonk op het plaveisel.
„Geef mij om 's hemels wil wat geld om voed-
,-sel te koopen," sprak de stumperd.
De ander hield zijn stap in.
„Waarom zeg je niet om drank te koopen?
Spreek liever de waarheid," sprak de man, ter
wijl hij zijn gehandschcende hand in den zak
van zijn pelsjas liet verdwijnen.
Het schijnsel van het licht der lantaarn viel
op zijn knap, blozend gelaat. De arme man hield
zijn adem in en deed een stap voorwaarts. Het
geld, dat de rijkaard hem in de uitgestoken hand
stopte, glinsterde een oogenblik in de bevende
palm, maar werd vervolgens op den grond ge
worpen en rolde een heel eind de straat in.
„Ik heb jou geld niet noodlg," sprak de arme
man, met eene kracht, die zijn geheele lichaam
deed beven. „Mond jij zelf je goud, Hendrik
Mason."
De man schrikte, zijn blozend gelaat werd
aschgratrw.
„Wie durft mij Hendrik Mason noemen? Mijn
naam is Derwent, Thomas Derwent," zei de man
heesch, terwijl hij woest voor zich uit in het
duister staarde.
„Gij zult nu geen hulp kunnen krijgen, Hen
drik Masonde politieagent is juist bier op zijn
ronde geweest. Het uur der wraak heeft eindelijk
voor mij geslagen.'
„Wie zijt gij
„Twintig jaar geleden kendet gij mij wel," ant
woordde de arme man.
„Eduard Schot?" riep de man uit.
„Ja, ik wist wel, dat je mij zoudt herinne
ren," en de ellendige lachte.
„War wil je van mij vroeg de man, terwijl
hij zijn jas losmaakte.
Zijn stem was onvast en zijn hand beefde.
„Je geld, noch je leven, Hendrik Mason," zei
de arme bitter. „Het kan mij geen van beide meer
van nut zijn. Gij woont hier dichtbij, ik weet in
welk huis. Het is mij onverklaarbaar, dat ik je
niet eer herkend heb. Maar ik denk, dat het
meer je harde, koude stem was, dan je gezicht,
dat mij je deed terugvinden."
Schot haalde een revolver uit den zak, de
ander zag dien in het licht van de lantaarn
glinsteren en deed een paar passen achteruit.
„Schrik maar niet," zei Schot kalm. „Gij zijt
het niet waard en bovendien ik heb mijn troef
1 niet uitgespeeld. Wijs mij den weg naar je huis;
ik heb een stil warm plekje noodig om wat
schrijfwerk te verrichten. Misschien weet je niet,
dat ik nog een ambacht heb uitgeoefend, nadat je
mij geruïneerd en al mijn geld afhandig ge
maakt hebt. Ik ben correspondent geweest, en al
ken ik niet veel, ik kan in elk geval schrijven."
„Als je geld noodig hebt, zeg dan maar hoe
veel," zei Derwent heesch.
„Ik zei je,immers al, d'at ik je goud niet noo
dig had," zei Schot een stap nader komend. Ik
verlang niets anders dan wraak en de kans om
mijzelf in de oogen van de wereld te rechtvaar
digen. Gij zijt ook de oorzaak van mijn vroegen
dood; mijn leven kunt gij mij niet teruggeven.
Gij hebt mijn geld gestolen, zooals je d'at van
zooveel anderen deedt, en ie hebt mij beladen
met oneer, die op je eigen schouders had moeten
rusten. Jij was het die den wissel vervalschte,
en niet ik, en ik heb er de straf voor ondergaan.
Gij noemt je nu een heer, Hendrik Mason, en ik
hen ellendiger dan een hond; maar 't is nu mijn
beurt. Ga mee naar je huis."
De arme man had zijn stem bijna tot schreeu
wen uitgezet, en zwaaide nu met zij revolver in
de lucht. De ander liep mee, angstig rondziende.
„Ik zei je zoo even, dat ik niet zou trachten je
te dooden, of je moest willen ontsnappen," sprak
Schot; „maar wanneer je tot een der voorbij
gangers het woord durft richten, ben je even
goed een kind des doods.Ga mee."
Het overige van den weg werd zwijgend afge
legd. Schot volgde Derwent op de hielen, toen
hij de marmeren' stoep van zijn prachtig huis
opging en den sleutel omdraaide. Binnen was
alles in rust. De arme man had daarop gere
kend; het was reeds na middernacht. Het zwakke
schijnsel der ganglantaarn en de warmte van
het hui? bedwelmden hem bijna, maar Derwent
zag den revolver nog in zijn hand en opende
dus de deur van de bibliotheek.
„Dit is dun je huis, Hendrik Mason," sprak
Schot, in het rond ziende.
„Spreek in 's hemels naam niet zoo hard,"
verzocht Derwent.
„Dit is dus je huis?" herhaalde Schot, zonder
op het verzoek acht te slaan. „Het lijkt niet veel
op de cel, waarin ik door jou toedoen, tien jaren
doorbracht, en ook niet op de ellendige holen,
waar ik tegenwoordig verblijf houd."
„Wat verlang je toch man?" vroeg Derwent,
met de hand in zijn zak tastend:.
„Pen en papier," zei Schot trotsch, zich op
heffend, en zich daarna weder in zijn stoel voor
de schrijftafel latende vallen. „Je zit nu een heel
eind van mij af, maar je weet wat er bij de min
ste beweging gebeurt.
Dit zeggend, had Schot den revolver in zijn
linkerhand genomen, terwijl hij met de rechter
schreef, zoo nu en dan van zijn werk naar Der
went opkijkend. Na eenigen tijd' las hij hardop
„Ik Hendrik Mason, alias Thomas Derwent,
verklaar dat ik twintig jaar geleden aan de
bank te New-York een wissel vervalschte, waar
van Eduard Schot beschuldigd werdè Genoemde
Schot is onschuldig. Ik heb alleen het misdrijf
gepleegd."
„Kom nu teekenen, ik ken nog best je hand
schrift."
„Ik zal je vijf, vijftien, twintig duizend gul
den geven," begon Derwent angstig.
„Teeken!"
„Vijftig duizend.
„Teeken, of ik schiet!"
Derwent boog zich over het papier.
„Honderd duizend, alles wat je maar
„Schrijf, Hendrik Mason alias Thomas Der
went," sprak Schot.
De man schreef, waarna hij met een kreet van
tafel opstond.
„Nu dat gedeelte van de zaak afgehandeld: is,
kunt ge wei weer gaan zitten," sprak Schot.
„Ik heb nog 't een en ander te schrijven, en ik
zit hier zeer op mijn gemak. Je huis is goed be
kend, Hendrik Mason, en het zal zeker mijn be
richten nog belangrijker maken, als men bemerkt,
dat ze in je eigen, goed ingerichte bibliotheek
geschreven zijn. Als ik klaar ben met schrijven,
zal ik even van je telefoon gebruik maken. De
menschen aan het bureau kennen mij heel goed.
Een correspondent maakt met heel veel menschen
kennis, en het zal mij al heel weinig moeite kos
ten, iemand hier te krijgen die je arresteert. Wat
zij ook voor kwaads van mij weten, zij zijn over
tuigd, dat ik geen leugenaar ben. En daarmee is
het spel uit."
Gedurende een uur schreef hij onafgebroken
door. Ten laatste raapte hij de losse velletjes bij
elkaar en las het geschrevene hardop voor. De
geschiedenis, zooals hij die vertelde, van zijn
eigen lijden voor een misdaad,- welke een ander
bedreven had, zou hem beroemd maken, zoo vol
was ze van allerlei ellende. Schot stoorde er zich
niet aan of zijn slachtoffer al zat te steunen, en
ging onverbiddelijk voort.
Derwent zat met het hoofd in de handen te
luisteren. Hij deed niet eens de moeite het op te
heffen, toen Schot van de telefoon gebruik maakte
en iemand van het politiebureau ontbood. Het
kaartenhuis dat hij zich gedurende twintig jaar
gebouwd had, stortte nu boven zijn hoofd in. De
oogenblikken, die hij doorleefde, schenen hem
uren van angst en wanhoop toe. Te midden van
al die ellende hoorde men plotseling op de gang
iets ritselen, en de deur werd voorzichtig ge
opend.
„Zoo, lieve vader, bent u "daar?" vroeg een lief
stemmetje, en opziende zag Schot een jong
meisje in de deur staan. Zij was een mooi, lief,
jong kind, en haar goudblond haar hing los
over hare schouders, terwijl zij slaperig uit hare
blauwe oogjes keek. „Ik ben zoo blij, dat u thuis'
bent, beste vader," ging zij voort. „Ik was naar
bed gegaan en sliep, maar ik hoorde de telefoon
en dacht wel dat u het zoudt zijn. Ik ben zoo blij
u te zien, lieve, goede papa."
Dement meende, dat hij den revolver zag,
schitteren, en keek op. Maar Schot had er een'
courant over geworpen en kuchte zacht achter
zijn hand.
„Neem mij niet kwalijk, vader," sprak het
meisje verschrikt, „maar ik wist niet dat ef
iemand bij u was."
Zij keek zelfs niet naar Schot, toen zij zich
omkeerde en de kamer verliet. Deiwent uitte een
zachten kreet, toen zij de deur achter zich sloot.
„Lucie!"
Maar Schot naderde hem, en den revolver;
onder zijn neus houdend, sprak hij:
,,'t Is zeker je dochter?"
„Ja," mompelde Derwent. -
„Hoe oud is zij?" .i
„Achttien jaar."
„Dus zij weet niets van je schandelijk ver-)
reden?"
„Niets!"
„En zij stelt vertrouwen in je?*
„Ja!" En de man kreunde.
In Australië bezit men tegenwoordig een
ei zeilde echcoLkJiniek, die zich naar plaat-
en begeeft, waar geen arts of tandmeester
s gevestigd. Twee geneèsbeeren, een tand
meester en een verpleegster honden zicth. in
zulke afgelegen scholen gedurende eenüge
dagen met het onderzoeik van de kinderen
bezig en konden op deze wijze in den tijd
van vier maanden 2558 gevallen van raad
en voorlichting diénen. Geleid door de on
dervinding op deze wijze vergaard, is ook
een vliegende oogheelkundige kliniek sa
mengesteld.
HUISVLIEGEN EN DE GEZONDHEID.
Het Engelsehe weekblad „N ature" heeft een
opstel van C. Cordon Hewitt over het verband
tusschen hmsrvliegen en ziekte. Reeds in 1886
hebben Tizzoni en Caltani de cholera-spirillen
verkregen van vliegen, die in Cholera barakken
waren gevangen. In hetzelfde jaar vond Hoff
man tuberkel-bacillen in de uitwerpselen van
vliegen in een kamer, waar kort te voren een
herin glijder had vertoefd. Sedert is de akte van
beschuldiging tegen de bxrisvlieg, hoe langer hoe
'grooter geworden.
De buitengewone sterfte van tyïenze koorts
in den Spaansch.sAmerkaanschen oorlog is
door ernstige onderzoekers (Yaughan en Vee
der) met de vliegenplaag in verband gebracht.
Het verband ligt voor de hand als men aan de
levensgewoonten van de vliegen denkt: zij zit
ten veel op allerlei vuilnis, faecaliën en rotten
de stoffen, hoofdzakelijk om eieren te leggen en
vliegen van daar op ons voedsel af.
Ook het verband tassehen de vliegenplaag en
zomerdiarrhee is bekend. Stijgt de temperatuur,
dan ontwikkelen de vliegen 'n buitengewone be
drijvigheid, zij vermeerderen zich snel en ook
de sterftestatietiek wordt ongunstiger. Met da
ling van de temperatuur gaat de openbare ge
zondheidstoestand weer vooruit en worden de
vliegen, hoe talrijk rij ook mogen zijn, „luier."
Men kan de vliegen niet uitroeien, maar wel
ban men allerlei voorzorgen nemen, opdat zij
ziektekiemen niet vrijelijk oreral heen kunnen
voeren.
HET NEUTRALE DINER.
Naar aanleiding van het overlijden van den
vroegeren president van Mexico, Porfirio Diaz,
mag in herinnering worden gebracht de eige
naardige manier, waarop deze bewindvoerder
eens een in ingewikkelde diplomatieke be
spreking voerde met rijn collega, den president
der Vereen. Staten,
Men schreef het jaar 1909; de verhouding tas-
schesa Maxioo en de Vereen. Staten van Noord-
Amerika was toen niet van de beste. Om tot
«en toenadering te komen, besloten de weder-
rijdeche regeeringen de diplomatie tijdelijk uit
te schakelen, en. eens te zien, of door een geza
menlijk gesprek geen regeling te vinden ware.
De grondwetten van bedde landen, verzetten er
dch even wei tegen, dat het staatshoofd het land
verliet gedurende zqn ambts-duur, zoodat
een persoonlijke ontmoeting tusachen beide pre-
swlenten uitgesloten schoen. Doch men kwam op
«en goeden inval, en van uit Washington werd
voorgesteld, de moeilijkheid aldus op te lossen,
dat de twee presidenten elkaar zonden ontmoe
ten, elk verblijvende op eigen grondgebied.
Voor ds bijeenkomst koos men dan uit de stad
El paso in Texas, en. als plek van samenkomst
de brug over de grens-riview Rio Grande del
Norte.
Op het madden van de brag werd een tsïel
gedekt, terwijl een slinger van roeen om de
tafel gewonden, de grens aangaf. De Ameri-
fcaansohe en de Mexicaansche president zaten
aan maar eik nam op zijn eigen grondgebied
plaats aan de gedekte tafel, en zoo bespraken rij
brj het nuttigen van het diner de belangrijkste
politieke aangelegenheden.
Ten einde niet de geringste afwijking van
de protocol-regeling toe te laten, werd elk der
bedde presidenten bediend door zijn eigen per
soneel dus Mexicaansche lakeien den
eenen kant en Amerikaansche tafelbedienden
aan den anderen; en de beide eere-wachten, op
de brug opgesteld, bestonden aan den eenen
kant van de rivier uit „boys in blue" en aan den
anderen kant uit „rurales".
Een gedenksteen is later op deze historische
plaats gemetseld, teneinde de herinnering aan
Ht bijzondere diner vast te leggen,
.CFThld.)
OVER VLIEGMACHINES.
He/É aantal vliegmachines, dat gedurende <fe
enkele jaren, waarin de aviatiek zich ontwikkel
de, is afgeleverd, wordt getaxeerd op niet min
der dan 15000. Volgen# een Amerikaansch vak
tijdschrift zijn van deze 15000 machines min
stens 4000 nimmer in actie geweest, doordat
bleek, dat bij hun constructie belangrijke fouten
waren gemaakt Minstens 5000 rijn reeds ver
nieuwd. Het aantal vliegmachines, waarvan
dagelijks gebruik wordt gemaakt, kan op 1100
worden geschat
DE VOORRAAD PETROLEUM.
De petrol mum-productie neemt iederen dag
toe. Sedert 1860 is er meer dan 600 mïllioen ton
olie aan de aarde onttrokken, en er moet eens
een dag komen, dat de olievoorraad op is.
Prof. Engler te Karlsruhe schatte voor enkele
jaren den petrolumvoorraad nog op 5000 mil-
lioen ton, maar verschillende deskundigen heb
ben Engler een optimist genoemd, ea noemden
geheel andere bedragen.
Een Amerikaansch vaktijdschrift laat die ver
schillende schattingen de revue passeeren, en
berekent dat het gemiddelde der schattingen op
4.300 millïoen ton.
Stellen wij het jaarlpksch petroleumgebruik
op 60 millioen ton, dan zou, na 70 jaar den pe-
troleumvoorraad dus vrijwel zijn uitgeput.
WANNEER SNEUVELEN DE MEESTE
MENSCHEN?
"V olgens het officieele onderzoek van het
Duitsche legerbestuur sneuvelden de meeste
manschappen des morgens tusschen 7 en 10.
Voorts is Maandags voor velen een ongeluks
dag. De meeste belangrijke gevechten begon
nen Maandag, dus bjj bet begin van de week.
Togen het einde van de week neemt, naar het
schijnt, de vechtlust af, althans, Vrijdags en
Zaterdags waren doorgaans kalme dagen.
Daarentegen was Zondag zelden een rnstdag.
Maar al te vaak was het onderscheid tusschen
den Zondag en den bloedigen Maandag zeer
klein.
VINGERAFDRUKKEN AAN HET ERONT.
Voor drie jaar werd door de banken te Ncw-
Torfc de bepaling gemaakt, dat de chëqne een
vingerafdruk van den ontvanger zou moeten
dragen; zij, die chèque's hadden aan te bieden,
kregen een met inkt gedrenkte spons en een
kaart,^ en hadden do vingers zwart te maken,
om drie vingers en den duim op de kaart te doen
afdrukken welke afdrukken dan vergeleken
werden met die, welke do kassier in zijn bezit
had. Dezelfde methode van indent!teitsvaststel-
ling wordt nu ook aan het front toegepast, al
thans door de Engelschen en Franschen. Het is
meermalen voorgekomen, dat iemand een order
gaf„ zonder daartoe het recht te hebben, en
herhaalde malen gaf een sergeant zich uit voor
z'n gesneuvelden officier (bij een ander leger
corps natuurlijk). Fotografieën vond men niet
de beste methode; hoe licht konden twee men
sehen niet op elkaar lijken. Bij do vingerafdruk
ken meende men echter baat te vinden.
SïGAREN-PSY CHOLOGIE.
Aam t rooken. van een sigaar kam men
iemands karakter kennen.
Wie zijn sigaar diep in den mond steekt is
een vastberaden natuur.
Wie z'n sigaar met de tanden afbijt is gelijk
moedig en onbezorgd.
Wie zich van een barnsteentje bediend, is een
delicate, verwende persoon.
Wie Echte sigaren rookt, is een bomimraar
van de vreugde, muziek, dan en wijn.
Wie sigaren rookt, houdt ook van sterke
dranken- Wie een sigaar geheel oprookt is een
bezadigd en verstandig echtgenoot.
Wie z'n sigaar half oprookt en dam weggooit,
is een geblaseerde verkwistende natuur.
Wie zijn sigaar laat uitgaan, heeft een slecht
geheugen.
WEL HOFFELIJK.
Eemge geleerde hoeren deden onderzoekin
gen in een bergstreek, die met veel moeilijkhe
den gepaard gingen. Hoe hoffelijk zij onder el
kaar waren, toont het volgende voorval ««.n.
„Is u ergens mee bezig?" riep op zekeren dag
professor M. uit.
„Ja, ik ben erg druk bezig," klonk het haas
tige antwoori
.Ala n één oogenblik den tijd hebt, zoudt V
rnjj verplichten mij even te hulp te komen."
Do geroepene ging en vond professor M. aan
een pand vn zijn jas boven een afgrond hangen.
Dame; Heeft die hond een geslachteboom!
Verkooper: Of-ie! Als dat beest kon spro-
ken, zou-ie tegen geen van ons beiden z'n mond
open doen. -
GETROEFD.
De heer Booms vraagt in het restaurant aan
den heer die naast hem zit even de mosterd ta
wlHen aangeven,
U houdt me misschien bij vergissing rooi
een kelner, zegt de heer.
Pardon. Ik hield n bij vergissing voor een
heer, antwoordde Booms. i-* i
MEER.
Ik dacht dat je besloten hadf niet meer tel
drinken. i
Dat doe ik ook.
Maar jo drinkt net zoo veel als vroeger.
Nn.is dat dan „meer"?
ONVERWACHT BESCHEID.
Advocaat Favor, een Amerikaansch rechtsge-
j leerde, vertelde eens dat een zijner eerste cliën
ten een boer was, voor wien hij een nog al moei
lijk zaakje tot een goed eind had gebracht, en
waarin slechts één stuk met maar weinig regels
erop had behoeven geschreven te worden.
T°en hij den boer zijn rekening overhandigde,
riep deze uit:
Wel meneer, heb je 't daar!! en wees
naar zijn hoofd. Tien dollars!! Voor een paar
minuten schrijven
Maar vriend, antwoordde Mr, Favor, om
dat dingetje te kunnen schrijven ben ik drie
jaar op het Grovemont-college geweest tegen
200 dollars por jaar, toen studeerde ik vijf jaar
in het West-Philadelphia-Instituut dat per jaar
2o0 dollar méér kost en toen op de Unisersiteit
van Pennsylvanië één jaar, en dat kostte 500
dollar. Zoo zie je, boste man, om dat te kunnen
schrijven.
Hemel, riep de boer, wat moet jij dan een
I stommerik zijn geweest toen ze in dat eerste
college met jou begonnen!
GEEN GEKHEID.
Een heer, die zijn koetsier reeds lang verdacht'
had, dat deze zich aan sterken drank te buiten
ging, vond hem weer eens een keer in den paar
denstal in een benevelden toestand en onderhield
hem ernstig over zijn gebrek.
De koetsier protesteerde en zeide alles te
willen doen om te bewijzen, dat hij broodnuchter
was.
De heer trok met krijt een streep op de bin
nenplaats en daagde den schuldige nit, die te
volgen.
De schuldige staarde er naar en zei: .,Nee,
geen gekheid hoor, meneer, over welke van de
twee strepen wil u nou, dat ik loop?"
bed e i g n
VOOR DE HUISKAMER
Als rustige zomernacht verdwijnt,
Door gouden zonnegloed verdreven;
Verschijnt oen bloem- en plantenpracht,
Haast eind-loos saamgeregen.
ri
Hot schoonheict minnend menschenoog,
Aanschouwt der vredige velden lach,
Ontroert het hart, dat zucht:
Wanneer, wanneer overal zoo'n vrededag?
Met 't hooger rijzen van de zon,
Wordt grooter, de natuur haar pracht.
Het dankbaar Christenhart looft God,
Dio zooveel hem heeft toebedacht.
En verder gaand, langs veld en tuin,
Zoekt het menschenoog zoo klein,
Wat of toch wel de mooiste bloem,
De schoonste roos mag zijn.
Uur na uur verdwijnt daarheen,
Vanwaar niets weer zal keeren.
Het bijna zoekensmoede oog vindt niet,
De roos van zijn begeeren.
Totdat.een verschijnende kinderstoet,
Die deugd en schittering had gekozen,
Het oog verrukt, het hart zeggen doet:
Ziedaar do schoonste rozen!
e 'e~«l
i
O, gij, die in den Echtelijken tuin,
Door reine liefde onderhouden,
Die schoone rozen hebt gekweekt,
Door God U voorbehouden
Strengel die rozen,
Tot tuiltjes te zaam,
En met alle deugden geur,
Laat hen tot 's Heeren Altaar gaan.
I
En dan geurend en kleurend door Godde
lijke gena.
Tn hunne zielen der Engelen lach,
Stijg' nit reine rozen monden,
Op schoonen Communiedag.
Deez' beê: Om wille Uwer lief do tot ons 0,
[Heer,
Vorkoor onze dringende bede.
Verzoen U God met d' Aarde weer,
Schenk spoedig aan allen en ieder den Vrede!
(Ons Noorden.) H. E. B.