Voor het doode kindje. M IN O L A. WETENSWAARDIGHEDEN „Dan helpe God tiaar, t arme kind?' sprak Schot aangedaan. De zware stap van een politieagent werd op de steenen trappen vernomen. Schot aarzelde een oogenblik, toen den revolver in zijn zak ste kend, raapte hij de dicht beschreven vellen papier van de taiel en scheurde ze in stukken. „Zoo eindigt dus het spel," zei hij met een ladi, de verscheurde stukjes papier in den bran denden haard werpend. „Doe de deur open en laat den man binnen." Derwent aarzelde. „Lafaard!" sprak Schot tusschen 3e tanden, <n hij opende de deur zelf. De dikke politieagent keek verbaasd van den een naar den ander. „Gij hier?" sprak hij feit Schot „Ja," antwoordde deze. „Heeren, zooals deze hiér, worden liefst niet door schooiers zooals ik, lastig gevallen; het zal dus maar het beste zijn, dat gij mij inrekent. Ik vind het ook niets erg, een nacht zooals deze op het politiebureau door te brengen." „Waarvan wordt hij beschuldigd?" vroeg de agent, zich tot Derwent wendend. De man zei niets, maar zat nog steeds in zqn stoel te beven. „O, mijnheer zat stellig morgen de reden wei opgeven," merkte Schot lachend aan. „Laat ons nu gaan." „Wat een akeKge man was dat?" sprak Lurie, toen zij achter uit de gang naar haar vader kwam en hare armen om zijn hals sloeg. „Wat wilde hij van u?" „Geld natuurlijk, kind," antwoordde haar va der, heesch. „Ik ben maar blij, dat u om een politieagent getelefoneerd hebt, om hem mee te nemen." In no. 10 op het politiebureau werd den vol genden morgen een man dood gevonden. Thomas Derwent kwam de kleine kamer binnenstappen, en stond een oogenblik te kijken naar het bleeke gelaat van den man, wiens lippen voor eeuwig gesloten waren. Toen, zijn pelsjas toeknoopend, verwijderde hg zkh, vrij ademhalend. Am» van der A*t dicht in de „Maasbode*.: Ze Zéggen, Je' woont ik een Wonderland,, Hoog boven de stralende son: Ze zeggen, je hebt daar allee zóó mooi. Als je nooit gaven kon. Ze neggen, ik moet niet schreien öm jotr, Nw je God en de engelen ziet; Ze neggen, je hebt er al wat je wenscht En mist er. jer moedertje niet. HrJn jongen, nnjn eigen hartekind, (Voosr hun oogen verberg ik mijn pijn v' En jubel mei hen om je eeuwig geluk; lüjjn eigen met kindeke-klein, - - -* Maar als 3r 's nachts bjj je bedje kniel, Dan roep en dan klaag ik om jou, Dan is je moeder geen fiere heldin, - Maar een zwakke, schreiende vrouw. 'il M5jn jongen, mgn eigen hartektnd, Niet voor altijd vraag ik hem weer, Doch geef me mijn zoon één oogenblik nog, Eén oogenblik maar, lieve Heer. Hog éénmaal tgn armpjes rondom mpn hals En zijn hoofdje tegen mjjn borst, O God, op mijn knieën smeek ik 't TT, Ifffl hongert naar hem «n mj dorst. Xq hongert en dorst naar rijn stemmetje, [Heer, Haar rijn lijfje, zoo mollig en zoo warm. Nog éénmaal mijn kind in mijn arm. En ais hp dan rtm den hemel vertelt En 1 zie hom zoo stralend en hlïj Dan smeek ik: „mpn jongen, mpn hartekind, Blijf ook nog een beetje van mij." Er was iets bijzonders te doen in fief Heme landstadje Stamford. Een kermistent was in langen tijd niet meer gezien, en daarom was een ieder opgetogen, toen den 18en Februari, een groote, voorbijtrekkende menagerie, daar stil hield en uitpakte. Mark Travers bevond zich onder de talrijke toeschouwers, die met belangstelling het opbou wen der tent aanstaarden. Hij was een groote, knappe man, een Adonis in de oogen van al de mesjes van Stamford; deze voorrechten van Tra vers werden verhoogd en bevestigd door de goede hoedanigheid, die hij had van uit eene naburige groote stad te zijn; voor hem waren dus de zoetste glimlachjes, en de jongelui van Stam ford mochten die gelaten aanzien. Travers scheen zich deze onderscheiding niet erg aan te trek ken; hij was hierheen gekomen om wat uit te rusten van de stofwolken en. het geraas der groo te stad. Zijn lieveiingsbezigheia was de litera tuur; hij beminde het werk en zijn krachtige mamnenziel stortte zich uit in een boek, dat hij ondernomen had te schrijven, en waarvoor deze korte, rustige vacantietijd hem de gunstige gele genheid opende. Op den morgen van ons ver haal, was hij voor een wandeling uitgegaan en bijna onbewust bevond hij zich onder de menigte voor de kermistent, die glanzend wit uitgespreid werd onder den schitterenden zonneschijn. Hij liep half droomend rond, toen hij zich her innerde, dat het tijd werd terug te gaan, voor t tweede ontbijt, naar 't buitenhuisje van mevrouw Woods, waar hij zijn intrek genomen had. Daar bij was Nelly Woods zoo'n allerliefst meisje, schoon en bevallig, vrouwelijk en ernstig, en bui tendien nog geestig en goed gekleed; in alles wist zij smaak en gratie te brengen. Zij was uit stekend opgevoed en had veel gelezen. Mark Travers was ook tot de gevolgtrekking gekomen^ dat hij verliefd op haar was, en zij scheen hier niets tegen te hebben hoe vreemd dan, dat hij op deze wandeling geen enkelen keer aan zijn meisje dacht. Hij keerde juist den hoek om, waar de tent opgeslagen werd, toen hij eensklaps een stemmetje hoorde een klein, klagend, snikkend stemmetje het deed den jongen man stil staan. „Ik kan," zei de stem droevig, „waarlijk, ik kan niet door die hoepels springen. Ach! laat het mij niet doen! Ik ben bang; alles wondt zwart voor mijn oogen, en mijn hoofd is duizelig. Mag ik met iets anders probeeren?" „Neen!" bulderde een ruwe mannenstem, „neen, waarachtig niet. Je bent er juist voor ge schikt, mooi juffertje, en je moet er door, al zou je het besterven! Pas op, ik sta adder je met de zweep. Versta je welf?" „Zeker, mijnheer." De stem had een toon van waardigheid in zijn weemoed. „Zeker versta ik u, maar u heeft geen recht mij te dwingen die vreeselijke toeren te maken. U is een slechte, wreede man, want u heeft mij uit mijn huis ge stolen. Maar ik zeg u één ding: ik zal mama wel terugvinden, daar ben ik zeker van, ik zal haar alles vertellen, en zij zal mij van u redden en.-.," De woorden werden onderbroken door een re gen van slagen, zware, ruwe slagen, die slechts door vloeken afgewisseld werden. Zonder een oogenblik te verliezen, drong Mark Travers in het achtergedeelte van de tent, van waar het weenen kwam, en zag daar een treurig schouwspel. Een kind van negen of tien jaar een klein meisje in een gescheurd katoenen kleedje, stond daar, bet lang, rose haar in wanorde over de magere schouders hangend, met een droevig kinderlijk gezicht vol tranen en on reinheid bij haar stond een groote ruwe man, met een lange sweep, terwijl hg t arme kind bij een arm hield en me+ de andere hand de zweep sissend deed striemen langs het teere lichaam. Mark vloog op den man los, hield den opgeheven arm terug, en riep: „Houd op, ellendeling, bond op! of ik geef je aan het gerecht over Voor een oogenblik stond de man verwonderd stil, en toen weder daalde de zweep op het arme kind neer. Met een snelle beweging ontwrong Mark Tra vers de zweep aan de vingers van dén man, brak haar in tweeën en wierp de stukken weg. Toen nam hg het bevende kind in zijn armen en zei op uitdagenden toon: „Kom nader, zoo gg durft! en ik zal n ver nietigen, gelijk een dollen hond!" De man boog het hoofd, want hg werd ang stig, dat de politie er tusschen mocht komen; toch knorde hg half in zijn baard: „Waar bemoeit gg n mee? 1 Is uw toch niet!" „Ik maak het tot mijn zaak," antwoordde Tra vers driftig, „ik zal je doen vastzetten, omdat je deze arme kleine mishandelt Hoe is je naam, lief meisje?" vroeg hg, zich tot het kind wen dende. „Minola," antwoordde zij snel, „Minola Wil de. Die man heeft mij gestolen, toen ik in het park speelde. Hij zond de meid even weg, nam mg op en bracht mij hier." „In welke stad woonde je?" vroeg Mart ver der. Het kind keek zeer verlegen. „Ik ik weet het niet; het was een groote, mooie plaats en daar was een park om in te spelen, ons huis was groot en wit met een balkon en mama had een paardje. Ik zou graag naar huis gaan." Zij leunde haar hoofd op zijn schouder en snikte „Luister naar mij, man," zei-de Travers, „ik wil dit kind uit je handen verlossen, i'k neem haar mede, ik beschouw haar als mijn eigendom De man bedacht zteh een oogenblik: „Welnu, als je dat schaap wilt hebben, neem het dan maar!" „Zou je gaarne met mij medegaan, Minola?" vroeg de jonge man. „O zoo graag!" riep het meisje, haar hand in de zijne leggende, en vóór dat Mark er veel over nagedacht had, was alles besloten. Hij was slechts een-en-twintig jaar en groot moedig van harte. Aldus nam hij de arine, ver laten wees mee naar 't huis van mevr. Woods en vroeg Nellie of zij hem de gunst wilde bewijzen, het kind te wasschen er te kleedem. Een verachtelijke trek verscheen op het gelaat van het jonge meisje. „Waarlijk," zei-de zij, „ik bedank er voor iedere voorbijgaande bedelares te bedienen. Ik kan daw kind niet aanzienwat is zij haveloos." De jonge Travers luisterde met verbazing, en toen hij die woorden vernam en Nellie's koud, hoogmoedig gezicht aanschouwde, veranderde ineens zijn denkbeeld over de aantrekkelijkheid van juffrouw Nell-ie.maar hij zeide niets. Toen hij na 't ontbijt Minola terug zag, had de oude mevrouw Woods er zelve voor gezorgd, dat het kind er andeii uitzag. Minola was ge wassdien en in wit piqué kleed gestoken de goudgele haren met een Hauw lint naar achteren gebonden. Travers was heel dankbaar, hij her kende het kind bijna niet. Kort daarop moest de jonge man Stamford verlaten, hij liet het meisje achter aan de zorg van mevrouw Woods, en zond jaarlijks een som gelds voor het onderhoud van het kind. Jaren vervlogen, voordat Mark Minola terug zag. In dien tijd was de naam van Mark Travers in de letterkundige wereld zeer bekend gewor den; hij was een van de meest gevierde schrij vers, door velen benijd, door allen gezocht. Eeni herdacht hij de rustige uren, die hg onder me- vrouvf Wood's dak doorgebracht had, en ging naar Stamford om deze dame en hare dochter een bezoek te brengen Nellie was nog ongehuwd. Zij was steeds wachtende. Maar of dit lange wachtel indruk zon maken op *t gemoed van den heer Travers was zeer twijfelachtig Bij zijne aankomst in het buitenhuisje der Woods, werd hij binnengelaten in de vriendelijke hem zoo welbekende zijkamer. Eene tengere ge stalte kwam hem tegemoet, een fijn gezichtje in gouden haartjes gevat, glimlachte hem toe: hun handen rustten in elkaar Minola!" riep hij verheugd, „ik heb goede tijding; eindelijk vond ik tnve moeder terug." Vol geluk schitterden hem twee blauwe oogen tegea „Is het werkelijk waar?" riep zn uSL _„Ja, eindelijk is het mij gelukt. Mijn pogingen zijn bekroond; er bestaat geen twijfel meer; ge durende weken lang heb ik gearbeid om tot dezen heerlijken uitslag te komen: morgen zult gij uwe moeder zien." Minola verbleekte: „Gg zult mij dan wegzen den? Nellie en gij zult samen trouwen, en ver geten mij ooit gekend te hebben." Hij nam haar in zijn armen „Ik zal je nooit vergeten, Minola, want ik heb jejief. Ik ben wel is waar ouder, maar gij bint mp toch wat affectie teruggeven?" Zij verborg haar gezicht tegen zijn schouder: „Ik heb je altijd bemind ais een broeder, een vriend, een vader „Welnu, voltooi die opsonmring, en bemin mg spoedig als uw man wilt ge?" Zq antwoordde niets; maar haar blik zei hem alles. Den volgenden dag kwam Minola's moeder, en na twaalf jaar scheiding was haar beider geluk oneindig groot. Minola had hare moeder innig Bef, maar Travers was voor haar meer dan ieder ander: haar hoop, haar teven, haar alles Weldra stond zg als gelukkige bruid naast hem voor het altaar. Nellie Woods bleef ongehuwd en betreurde, maar te laat, hare hardheid jegens armen. (1. K.) EEN KOSTBARE BOEKBAND. Wij lezen in het N. v. d. B.: Een rijke Amerikaan heeft zich voor een lievelingsboek uit zijn verzameling een band laten maken, die 25,000 Mark ge kost heeft. Het boek heeft volgens de Duit sche JBibliophilen Kalender" sléchts een afmeting van 24 X 54 cM. De band bestaat uit 4400 stukjes leder in verschillende kleu ren, die rijk met goud en edelgesteenten ver sierd zijn. Twee volle jaren heeft de kun stenaar aan dien band gewerkt. De voorzijde van het boek draagt in het midden een monogram van den dichter, nit paarlemoer gesneden en op een ondergrond van rijk uitgesneden bloemen, die omgeven zijn van een kunstigen lauwerkrans met 58 paarien, wélS 3e Ijasseö YötfnJfeUsrt: Wnfèr'T f¥*rfWern3warmt •meestal vts*, vtyflrrST, WSdWéf "W dienen kringen uit granaten en paarlemoer tot versiering. Voorts zijn voor de voorrijde nog 224 granaten en vier opalen gebruikt. Het motief voor de acbterzijdle ia de herfst en hierbij zijn vele kostbare steenen: opalen, maansteenen, kalzedonen, turmalinen, enz. gebruikt. In de wijnranken, waarmede de vlakken gevuld zijn» stellen amethyeten- de druiven voor, terwijl voor het aanbrengen van tarwe en gereten-halmen, die in de hoe ken geteekend zijn, topazen verwerkt zijn. Aan d» binnenzijde van den band is een mi niatuur aangebracht van Keats ufft elpen been in een gouden raam. WAARUIT BESTAAT DE AARDE? Waar bestaat de aarde uit? Uit aaide? Dat zon een zeer oppervlakkig antwoord zijn, want aan de aardoppervlakte is bet wa ter overwegend: Het antwoord: nit water, zon ook niet juist zijn en het derde ant woord, dat men geneigd zou zijn te geven: nit steenen, moet eveneens verworpen wor den. Het tijdschrift „De Natur" geeft hierop het antwoord: nit ijzer, hoe vreemd het ook moge klinken. Bij de diepste horingen (2300 meter) is na weliswaar slechts op steen gestooten, maar die diepte heteekent niets vergeleken hij den halve diameter der aar de, die 6370 K.M. lang is. Men is nog niet dieper in de aarde gedrongen, maar er zijn vele bewijzen, dat men daar ijzer aantreft: de «tukken van sterren, die als meteoren o-p de aarde vallen, bestaan voor het meeren- déel nit ijzer met iets nikkel;; tweedons is de aarde magnetisch, zoodat ril nit ijzer, mis- schier nikkel bestaan kon; ten dérde zijn de steenen, die door vulkanen in gesmolten toestand nit de diepere lagen dér aarde naar voren gebracht worden, rijker aan ijzer dan de aardoppervlakte, vervolgens heeft Nor- denskjöld op hei eiland Disko bij Groen land enorme ijzerblokken gevonden, die hij vulkaanuitbarstingen nit het binnenste der aarde geslingerd moeten rijm en ten vijfde en laatste heeft, volgens de natuurkundi gen, de aarde een soortgelijk gewicht van 5.5, terwijl het soortelijk gewicht van steen aan de oppervlakte tnsaphen 3 en 4 ligt. Zuiver ijzer is 7K tot 8 maal zoo zwaar als water, bijgevolg zou het binnenste der aar de uit ijzer, de oppervlakte uit steen bestaan. DE ENGELSCHEN EN HET ROOKEN. Een Engelschman zonder pijp is geen En- gelschman. Het rooken is in Engeland, zoo mogelijk nog algemeener dan in Nederland. De Anti-narcotic-liga heeft in het land der Britten den strijd tegen het tabaksverbruik aangebonden. Volgens de officieel© statistiek wordt er jaarlijks 1,852,666 uit het buiten land ingevoerd, hetgeen een waarde verte genwoordigt van 28 millioen. De invoer van ruwe tabak ter bewerking in Bngelsche fa brieken beliep 92,646,084 met een waarde van 315 millioen. Bij deze beidé getallen moet men nog voegen een getal, dat de waarde van bet aantal doorgerookte pijpen, afgestreken lucifers en ander rookmateriaal weergeeft, betgeen geschat moet worden op een 7 millioen, dan krijgt men totaal 350 mil ligers. Zij droegen in hun ransel tien band granaten en een lont. Als wapen hadden zij een pistooL Dikwijls werden de „granatie- rex" door hun eigen granaten gedood en van die noodlottigheden droegen meestal de vuurwerkers de schuld, naar Michael Mieth. een der knapste artilleristen der 17e eeuw, zegt. Mieth was ook de eerste, die het wer pen met handgranaten nit kleine, draagbare mortieren aanbeval. Den 22en October 1711 vertoonde de be roemd© mechanicus Gartner, nit Dresden, aan Peter d© Groote op zijn doorreis te Karlsbad, een granaatwerper, die op een af stand van 1300 pas granaten wegslingerde. Het voordeel van dat toestel was, dat mem het „als ©en geweer" op den schouder kon dragen. In Pmissen kwamen de laatste handgra naten in 1855 voor. De Russische-Japansch oorlog bracht het onde wapen weer in eere. KUNSTMATIGE REGEN. I-n de Voes. Ztg. beschrijft prof. Krüger de in Oost-Prnisen reeds beproefd© toestel len voor kunstmatigen regen. Andere lan den hadden het voorbeeld gegeven en vooral de ervaringen in het droge westen van de Vereenigde Staten, waar tot nu toe onge veer 5000 hectare woest en onbewoond land op deze wijze in rijke, bloeiende kolonies veranderd is, lokte tot nadenken nit. In Duitschland, waar bijna iedere druppel water met het een of andere Techt belast is, moest men echter een ander systeem vol gen, dan in Amerika, waar men minder spaarzaam met wateT behoeft om te gaan. In Amerika laat men de velden onderloo- pen, terwijl men in DuitsChland tot den spaarzamer werkenden regen overging. Het Duitsche stelsel bestaat daarin, dat men van de een of andere plaats, waar wa ter is, het water in een net van huizen drukt, dat wijde mazen heeft en dat dit water naar alle deelen van het veld voert. Daar aan worden vervoerhare en naar de behoef te hoven den grond verlegbare zij-leidingen aangesloten, die voor de verdere verdeeling n<Jg geheel onbezochte zeegebieden waren, zou de eerste reiziger, die een dergelijk verschijnsel ont moeite, waarschijnlijk dezelfde conclusie daaruit treedt. Daalt de thermometer zeer langzaam, dan kunnen de beestjes als het ware op de koude rekenen, ze kunnen zich goed verbergen, en ze blijven niet dood van den schrik In verband hiermee is het duidelijk, dat na eer. winter met korte, elkaar snel opvolgende warmte- en koude-periodén in het algemeen een insecten, arme zomer kwam. Motten worden reeds gedood, wanneer ze een temperatuur van 0 gr. Cels. heb ben te doorstaan, en eveneens kunnen zij niet langer dan drie dagen 4 gr. Cels. boven het vriespunt doorstaan. Bacteriën z n gewoonlijk lastiger klanten, maar toch hebben vele deskundigen goeden moed, dat ook tegen deze nederige wezen de koude-techniek opgewassen zal zijn. EEN SUIKER-STATISTIEK. De suiker-productie van Europa zal in 1915 ongetwijfeld belangrijk minder zijn dan in andere jaren. In Duitschland waren in 1914 niet minder dan 544000 H.A met suikerbieten be bouwd, thans is dit c fer echter slechts 370,000. Daar moeten de 333 suikerfabrieken in Duitsch land maar genoeg aan hebben In Oostenrijk is 30 pCt. land minder met beet wortelen bebouwd dan het vorige jaar, in Hon garije zelfs 43 pCt. In Bulgarijei s de suiker bietenteelt eveneens afgenomen, en zooals men weet wordt ook in ons land de suikerbiet al min der verbouwd. In Frankrijk, Rusland en Engeland is de bouw van suikerbieten eveneens niet toegenomen. Al leen in Italië is men zich op den bouw dit jaar bijzonder gaan toeleggen; 16.6 pCt. wordt meer met beetwortelen bebouwd. De oogst van Europa wordt in buitenlandsche vaktijdschriften geschat op 30 pCt. lager dan het vorige jaar. DE SORGASSOZEE. De Sargassozee zou niet zoo algemeen bekend zijn, als Columbus op zijn reis naar Amerika zich niet door de drijvende plantenmassa's tot de begrijpelijke dwaling had laten verleiden, dat hij zich reeds in de onmiddellijke nabijheid van een vasteland bevond. Wanneer er tegenwoordig zorgen. Hieraan rijn met een slang een aantal eigenaardig geconstrueerde sproeiwagensHet is inderdaad buitengewoon, dat verbonden, die m een lengte van tweenon- i mjdden in de wereldzee een groote oppervlakte derd meter over het veld worden getrokken mej. ontzaggelijke massa's planten is gevuld, en en. daarbij het water als een fuop regen ui - Sagassozee heeft daarom de wetenschap gieten. De zaak klinkt ingewikkelder dan voorj-durend bezig gehouden, zoodat men tot ge-; /.ie js ;en ze is reeds op -000 hectare in he Hjkluidende verklaringen heeft kunnen komen.! droge oosten van Dnitscbland ingevoerd, na- Sargasso, waarnaar de zee genoemd is, be-1 dat men m 1907 de eerste proeven ffeMmen gtflat een bruine alge, die zich daar schijn- had, die het voordeel van dit sproeiste baar in de open zee voortdurend voortplant, bewezen. I Het verschil van meening gaat hoofdzakelijk De berekening, die men vooruit had ge-over de Vraag, of deze alleen altijd opnieuw van1 maakt, bleek in de praktijk juist. Een - etn drijven en naar dit kustgebiedj ven pfennig te staan, met inbegrip van alle yen en zjcb slechts dooi nieuwe loten vermeerdé- arheidsloonen, rente, onderhond en afschry ren jn jecjer geval is een andere voortplanting' vingen. Bij de genomen proeven bleek, dat tot dusver n0oit vastgesteld. De Deensche algen- één kubieke meter kunstmatige regen e vorscj,er Börgesen heeft een nieuwe onderzoe- verhooging van opbrengst ten gevo ge h ^fog over de Sargasst beëindigd en de uitslag van elf tot vijftig pfennig. Naarmate het p jaar meer of minder van lioen. Rekent men dan de bevolking opwas. Ret resultaat was dus altijd bevredi na tare vochtig °f" schoon deze nog wonderlijker schijnt. De algen, die daar in geweldige massa's 45,311.078, dan kost het tabaksgenot iederen gend en in vele gevallen was de opbrengst VOorkomen 'bestaan uit stecfoc twe wLj Eneetecihman iarliiks niet minder dan 75 ornot "RPv.onder dankbaar bleek es°oren, Engelschman jarlfiks niet minder dan 75 zelft. zeer groot Bijzonder dankbaar bleek weike beidé neheel versrhillend gulden, en wekelyks ongeveer IK gulden. w w weuce oeiae geneei versenmena OUDE HANDGRANATEN. Handgranaten waren reeds in d© 15de- hectare van de algen aan. de aardappel voor >^«mropiid^ de Amerikaansche tust zooda(. ]ierkomt van ruchte droge jaar 1911 bracht een sp daar reeds uit dien hoofde is uitgesloten Bcven- 664 mark meer op dan een onne- J;._ 0 ï-n UT» ;1 dien zijn de algen in de Sargassozee volkomen éeuw hü d© Dnitsch© legerscharen bekend, sproeide, zoodat he v Jk, -u levenskrachtig en niet slechts zooiets als flarden zoo blü'kt nit een onlangs in hot Hofmn- ^^s om de kosten van aanleg en brokstukken gelijk zij anders, wanneer ze bel af te echnjven. ercrens afgerukt zijn, er uitzien. Ten slotte zou Ln een groot boerenb^rijLzoozgt het ook niet ver*]:aard jannen worden, dat zoo schrijver, zullen de verschillen natuurlijk hoeveelheden afgerukte afoen op één' niet zoo poot zijn PgrfjjW;£,aats in de zee zoudei? kunnen sameXnen Maar ook daar zijn de eigenaars revreaen met bun hesproeiingsaanleg. senm te Weenen gevonden document Zij heston den toen nit twee bonten, halve ko gels, die gevuld werden met kruit en steen- splinters. De hekend© oorlogsdesknndige Reinhard v. Solms beschreef in 1599 hand granaten van klei vervaardigd en twee jaar later vertoonde de Brechtel i'n een zijner houtsneden hoe men die granaten met de hand wegwerpen moest. Dat de breekbaar heid der granaatomhnl6ete voor d© nawer king van belang was, beschreef voor 't eerst Boillot in het jaar 1598; hij wiet echter geen ander materiaal dan dun klokkenmetaal aan te hevelen. In 1600 maakte Sébastiaan Halle handgranaten met valznnders. Graaf Joan van Nassau beschreef in 1610 zeer uitvoerig de fabricage van handgranaten. Hü deelt o.a. mede, dat de meestgébruikelijke soort de grootte van een granaatappel had en dat men daarom aan die projectielen die naam had gegeven. Het gewicht dezer handgrana ten wisselde tusschen IK en 3 Duitsche pon den. IJzer, brons, of glas vormden de om hulsels. Vóór dat de granaat werd gewor pen, werd de vlampüp aangestoken en de granaat sprong wanneer de as verbrand was. Een ander soort, door Joan van Nassau beschreven, ontvlamde, als zü op den grond neerkwam. De granaatwerpers, destüds „granatierer" DE KOEL-TECHNIEK IN DIENST DER HYGIëNE. daar zij ook aan de kusten Volstrekt niet zoo, veelvuldig voorkomen. Ze drijven daar in het algemeen ook niet in de volle zee uit. maar wor- dén door de branding aan de kust geworpen. Waar de algen nu eigenlijk vandaan komen, is Over eikele jaren zullen er ongetwijfeld® de dus al{ijd m niet B5r?ecen meent; da] meeste landen naast de gewone ontsmettmgs- ze missch;en in betrekkelük kalme zee moeien 0V^ °ok ontsme tmgs-koude-oyens zijn. Ver-: waarvan de dee, was schillende hygiemstei loopen met het idee rond, veTZOnlcen vasteland, misschien van Atllantis om dergelijke inrichtingen te stichten, en zoodra Waaromtrent zooveel legenden de ronde doen. de oorlog voorbij is, zullen z wel verrijzen. Men gaat uit van de veronderstelling, dat DE SPOORWEGEN IN DE VER. STATEN, insecten en ook vete bacteriën en ander minder; Het gezamenlyk arbeidsvermogen, dat d© welkom volkje minstens even makkelijk door locomotieven in de Ver. Staten kunnen ont- koude als door warmte kan worden gedood. Of wikkelen, wordt geschat op 50 millioen P.K. die veronderstelling juist is, is een andere zaak. Natuurlijk rijn nimmer alle locomotieven Men zal eerst nog allerlei proefnemingen heb- op denzelfden tüd in actie. Gemiddeld zal ben te doen. slechts, 30 pet. rijden, waarvoor dus 15 mil- Met die proeven is men in Duitschland en lioen P.K. noodig is. Engeland, en ook in de Vereen. Staten al lang; In deze statistiek is niet inbegrepen het begonnen, en er zijn reeds verschillende resul- arbeidsvermogen der electrische foconiobie- taten bereikt. Aangetoond is, dat insecten zelden ven. Zooals men weet, breidt ook Amerika of nooit tegen kou van beteekenis bestand zijn, het eleefcrisch spoorwegnet nit, en reeds tenzij de beestjes zich verbergen in het een of wordt voorspeld, dat over tien jaar de Ver. ander warm hoekje. Reeds een temperatuur van Staten meer electrische spoorwegen zullen 8 gr. Cels. onder nuil is voor vele insecten doode- fcebben dan «/doorn-treinen". -A mnl/n» -r.i re/wnrf»D1 f TSTQ T AT u'WHTTl f>n 7/ft- 1 i i niie n/vre kJ aU D i 1

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1915 | | pagina 8