Voor het doode kindje.
M IN O L A.
WETENSWAARDIGHEDEN
„Dan helpe God tiaar, t arme kind?' sprak
Schot aangedaan.
De zware stap van een politieagent werd op
de steenen trappen vernomen. Schot aarzelde
een oogenblik, toen den revolver in zijn zak ste
kend, raapte hij de dicht beschreven vellen
papier van de taiel en scheurde ze in stukken.
„Zoo eindigt dus het spel," zei hij met een
ladi, de verscheurde stukjes papier in den bran
denden haard werpend. „Doe de deur open en
laat den man binnen."
Derwent aarzelde.
„Lafaard!" sprak Schot tusschen 3e tanden,
<n hij opende de deur zelf.
De dikke politieagent keek verbaasd van den
een naar den ander.
„Gij hier?" sprak hij feit Schot
„Ja," antwoordde deze. „Heeren, zooals deze
hiér, worden liefst niet door schooiers zooals ik,
lastig gevallen; het zal dus maar het beste zijn,
dat gij mij inrekent. Ik vind het ook niets erg,
een nacht zooals deze op het politiebureau door
te brengen."
„Waarvan wordt hij beschuldigd?" vroeg de
agent, zich tot Derwent wendend.
De man zei niets, maar zat nog steeds in zqn
stoel te beven.
„O, mijnheer zat stellig morgen de reden wei
opgeven," merkte Schot lachend aan. „Laat ons
nu gaan."
„Wat een akeKge man was dat?" sprak Lurie,
toen zij achter uit de gang naar haar vader
kwam en hare armen om zijn hals sloeg. „Wat
wilde hij van u?"
„Geld natuurlijk, kind," antwoordde haar va
der, heesch.
„Ik ben maar blij, dat u om een politieagent
getelefoneerd hebt, om hem mee te nemen."
In no. 10 op het politiebureau werd den vol
genden morgen een man dood gevonden. Thomas
Derwent kwam de kleine kamer binnenstappen,
en stond een oogenblik te kijken naar het bleeke
gelaat van den man, wiens lippen voor eeuwig
gesloten waren. Toen, zijn pelsjas toeknoopend,
verwijderde hg zkh, vrij ademhalend.
Am» van der A*t dicht in de „Maasbode*.:
Ze Zéggen, Je' woont ik een Wonderland,,
Hoog boven de stralende son:
Ze zeggen, je hebt daar allee zóó mooi.
Als je nooit gaven kon.
Ze neggen, ik moet niet schreien öm jotr,
Nw je God en de engelen ziet;
Ze neggen, je hebt er al wat je wenscht
En mist er. jer moedertje niet.
HrJn jongen, nnjn eigen hartekind,
(Voosr hun oogen verberg ik mijn pijn v'
En jubel mei hen om je eeuwig geluk;
lüjjn eigen met kindeke-klein,
- - -*
Maar als 3r 's nachts bjj je bedje kniel,
Dan roep en dan klaag ik om jou,
Dan is je moeder geen fiere heldin, -
Maar een zwakke, schreiende vrouw.
'il
M5jn jongen, mgn eigen hartektnd,
Niet voor altijd vraag ik hem weer,
Doch geef me mijn zoon één oogenblik nog,
Eén oogenblik maar, lieve Heer.
Hog éénmaal tgn armpjes rondom mpn hals
En zijn hoofdje tegen mjjn borst,
O God, op mijn knieën smeek ik 't TT,
Ifffl hongert naar hem «n mj dorst.
Xq hongert en dorst naar rijn stemmetje,
[Heer,
Haar rijn lijfje, zoo mollig en zoo warm.
Nog éénmaal mijn kind in mijn arm.
En ais hp dan rtm den hemel vertelt
En 1 zie hom zoo stralend en hlïj
Dan smeek ik: „mpn jongen, mpn hartekind,
Blijf ook nog een beetje van mij."
Er was iets bijzonders te doen in fief Heme
landstadje Stamford. Een kermistent was in
langen tijd niet meer gezien, en daarom was een
ieder opgetogen, toen den 18en Februari, een
groote, voorbijtrekkende menagerie, daar stil
hield en uitpakte.
Mark Travers bevond zich onder de talrijke
toeschouwers, die met belangstelling het opbou
wen der tent aanstaarden. Hij was een groote,
knappe man, een Adonis in de oogen van al de
mesjes van Stamford; deze voorrechten van Tra
vers werden verhoogd en bevestigd door de goede
hoedanigheid, die hij had van uit eene naburige
groote stad te zijn; voor hem waren dus de
zoetste glimlachjes, en de jongelui van Stam
ford mochten die gelaten aanzien. Travers scheen
zich deze onderscheiding niet erg aan te trek
ken; hij was hierheen gekomen om wat uit te
rusten van de stofwolken en. het geraas der groo
te stad. Zijn lieveiingsbezigheia was de litera
tuur; hij beminde het werk en zijn krachtige
mamnenziel stortte zich uit in een boek, dat hij
ondernomen had te schrijven, en waarvoor deze
korte, rustige vacantietijd hem de gunstige gele
genheid opende. Op den morgen van ons ver
haal, was hij voor een wandeling uitgegaan en
bijna onbewust bevond hij zich onder de menigte
voor de kermistent, die glanzend wit uitgespreid
werd onder den schitterenden zonneschijn.
Hij liep half droomend rond, toen hij zich her
innerde, dat het tijd werd terug te gaan, voor t
tweede ontbijt, naar 't buitenhuisje van mevrouw
Woods, waar hij zijn intrek genomen had. Daar
bij was Nelly Woods zoo'n allerliefst meisje,
schoon en bevallig, vrouwelijk en ernstig, en bui
tendien nog geestig en goed gekleed; in alles
wist zij smaak en gratie te brengen. Zij was uit
stekend opgevoed en had veel gelezen. Mark
Travers was ook tot de gevolgtrekking gekomen^
dat hij verliefd op haar was, en zij scheen hier
niets tegen te hebben hoe vreemd dan, dat
hij op deze wandeling geen enkelen keer aan zijn
meisje dacht. Hij keerde juist den hoek om, waar
de tent opgeslagen werd, toen hij eensklaps een
stemmetje hoorde een klein, klagend, snikkend
stemmetje het deed den jongen man stil staan.
„Ik kan," zei de stem droevig, „waarlijk, ik
kan niet door die hoepels springen. Ach! laat
het mij niet doen! Ik ben bang; alles wondt
zwart voor mijn oogen, en mijn hoofd is duizelig.
Mag ik met iets anders probeeren?"
„Neen!" bulderde een ruwe mannenstem,
„neen, waarachtig niet. Je bent er juist voor ge
schikt, mooi juffertje, en je moet er door, al zou
je het besterven! Pas op, ik sta adder je met
de zweep. Versta je welf?"
„Zeker, mijnheer." De stem had een toon van
waardigheid in zijn weemoed. „Zeker versta ik u,
maar u heeft geen recht mij te dwingen die
vreeselijke toeren te maken. U is een slechte,
wreede man, want u heeft mij uit mijn huis ge
stolen. Maar ik zeg u één ding: ik zal mama wel
terugvinden, daar ben ik zeker van, ik zal haar
alles vertellen, en zij zal mij van u redden en.-.,"
De woorden werden onderbroken door een re
gen van slagen, zware, ruwe slagen, die
slechts door vloeken afgewisseld werden.
Zonder een oogenblik te verliezen, drong Mark
Travers in het achtergedeelte van de tent, van
waar het weenen kwam, en zag daar een treurig
schouwspel. Een kind van negen of tien jaar
een klein meisje in een gescheurd katoenen
kleedje, stond daar, bet lang, rose haar in
wanorde over de magere schouders hangend, met
een droevig kinderlijk gezicht vol tranen en on
reinheid bij haar stond een groote ruwe man,
met een lange sweep, terwijl hg t arme kind bij
een arm hield en me+ de andere hand de zweep
sissend deed striemen langs het teere lichaam.
Mark vloog op den man los, hield den opgeheven
arm terug, en riep:
„Houd op, ellendeling, bond op! of ik geef je
aan het gerecht over
Voor een oogenblik stond de man verwonderd
stil, en toen weder daalde de zweep op het arme
kind neer.
Met een snelle beweging ontwrong Mark Tra
vers de zweep aan de vingers van dén man, brak
haar in tweeën en wierp de stukken weg. Toen
nam hg het bevende kind in zijn armen en zei
op uitdagenden toon:
„Kom nader, zoo gg durft! en ik zal n ver
nietigen, gelijk een dollen hond!"
De man boog het hoofd, want hg werd ang
stig, dat de politie er tusschen mocht komen;
toch knorde hg half in zijn baard:
„Waar bemoeit gg n mee? 1 Is uw toch
niet!"
„Ik maak het tot mijn zaak," antwoordde Tra
vers driftig, „ik zal je doen vastzetten, omdat je
deze arme kleine mishandelt Hoe is je naam,
lief meisje?" vroeg hg, zich tot het kind wen
dende.
„Minola," antwoordde zij snel, „Minola Wil
de. Die man heeft mij gestolen, toen ik in het
park speelde. Hij zond de meid even weg, nam
mg op en bracht mij hier."
„In welke stad woonde je?" vroeg Mart ver
der.
Het kind keek zeer verlegen. „Ik ik weet
het niet; het was een groote, mooie plaats en
daar was een park om in te spelen, ons huis was
groot en wit met een balkon en mama had een
paardje. Ik zou graag naar huis gaan."
Zij leunde haar hoofd op zijn schouder en
snikte
„Luister naar mij, man," zei-de Travers, „ik
wil dit kind uit je handen verlossen, i'k neem haar
mede, ik beschouw haar als mijn eigendom
De man bedacht zteh een oogenblik:
„Welnu, als je dat schaap wilt hebben, neem
het dan maar!"
„Zou je gaarne met mij medegaan, Minola?"
vroeg de jonge man.
„O zoo graag!" riep het meisje, haar hand in
de zijne leggende, en vóór dat Mark er veel over
nagedacht had, was alles besloten.
Hij was slechts een-en-twintig jaar en groot
moedig van harte. Aldus nam hij de arine, ver
laten wees mee naar 't huis van mevr. Woods en
vroeg Nellie of zij hem de gunst wilde bewijzen,
het kind te wasschen er te kleedem.
Een verachtelijke trek verscheen op het gelaat
van het jonge meisje.
„Waarlijk," zei-de zij, „ik bedank er voor iedere
voorbijgaande bedelares te bedienen. Ik kan daw
kind niet aanzienwat is zij haveloos."
De jonge Travers luisterde met verbazing, en
toen hij die woorden vernam en Nellie's koud,
hoogmoedig gezicht aanschouwde, veranderde
ineens zijn denkbeeld over de aantrekkelijkheid
van juffrouw Nell-ie.maar hij zeide niets.
Toen hij na 't ontbijt Minola terug zag, had
de oude mevrouw Woods er zelve voor gezorgd,
dat het kind er andeii uitzag. Minola was ge
wassdien en in wit piqué kleed gestoken de
goudgele haren met een Hauw lint naar achteren
gebonden. Travers was heel dankbaar, hij her
kende het kind bijna niet. Kort daarop moest de
jonge man Stamford verlaten, hij liet het meisje
achter aan de zorg van mevrouw Woods, en zond
jaarlijks een som gelds voor het onderhoud van
het kind.
Jaren vervlogen, voordat Mark Minola terug
zag.
In dien tijd was de naam van Mark Travers
in de letterkundige wereld zeer bekend gewor
den; hij was een van de meest gevierde schrij
vers, door velen benijd, door allen gezocht. Eeni
herdacht hij de rustige uren, die hg onder me-
vrouvf Wood's dak doorgebracht had, en ging
naar Stamford om deze dame en hare dochter
een bezoek te brengen Nellie was nog ongehuwd.
Zij was steeds wachtende. Maar of dit lange
wachtel indruk zon maken op *t gemoed van
den heer Travers was zeer twijfelachtig
Bij zijne aankomst in het buitenhuisje der
Woods, werd hij binnengelaten in de vriendelijke
hem zoo welbekende zijkamer. Eene tengere ge
stalte kwam hem tegemoet, een fijn gezichtje in
gouden haartjes gevat, glimlachte hem toe: hun
handen rustten in elkaar
Minola!" riep hij verheugd, „ik heb goede
tijding; eindelijk vond ik tnve moeder terug."
Vol geluk schitterden hem twee blauwe oogen
tegea
„Is het werkelijk waar?" riep zn uSL
_„Ja, eindelijk is het mij gelukt. Mijn pogingen
zijn bekroond; er bestaat geen twijfel meer; ge
durende weken lang heb ik gearbeid om tot
dezen heerlijken uitslag te komen: morgen zult
gij uwe moeder zien."
Minola verbleekte: „Gg zult mij dan wegzen
den? Nellie en gij zult samen trouwen, en ver
geten mij ooit gekend te hebben."
Hij nam haar in zijn armen
„Ik zal je nooit vergeten, Minola, want ik heb
jejief. Ik ben wel is waar ouder, maar gij bint
mp toch wat affectie teruggeven?"
Zij verborg haar gezicht tegen zijn schouder:
„Ik heb je altijd bemind ais een broeder, een
vriend, een vader
„Welnu, voltooi die opsonmring, en bemin mg
spoedig als uw man wilt ge?"
Zq antwoordde niets; maar haar blik zei hem
alles.
Den volgenden dag kwam Minola's moeder,
en na twaalf jaar scheiding was haar beider
geluk oneindig groot. Minola had hare moeder
innig Bef, maar Travers was voor haar meer
dan ieder ander: haar hoop, haar teven, haar
alles
Weldra stond zg als gelukkige bruid naast
hem voor het altaar.
Nellie Woods bleef ongehuwd en betreurde,
maar te laat, hare hardheid jegens armen.
(1. K.)
EEN KOSTBARE BOEKBAND.
Wij lezen in het N. v. d. B.:
Een rijke Amerikaan heeft zich voor
een lievelingsboek uit zijn verzameling
een band laten maken, die 25,000 Mark ge
kost heeft. Het boek heeft volgens de Duit
sche JBibliophilen Kalender" sléchts een
afmeting van 24 X 54 cM. De band bestaat
uit 4400 stukjes leder in verschillende kleu
ren, die rijk met goud en edelgesteenten ver
sierd zijn. Twee volle jaren heeft de kun
stenaar aan dien band gewerkt.
De voorzijde van het boek draagt in het
midden een monogram van den dichter, nit
paarlemoer gesneden en op een ondergrond
van rijk uitgesneden bloemen, die omgeven
zijn van een kunstigen lauwerkrans met 58
paarien, wélS 3e Ijasseö YötfnJfeUsrt: Wnfèr'T f¥*rfWern3warmt •meestal vts*, vtyflrrST, WSdWéf "W
dienen kringen uit granaten en paarlemoer
tot versiering. Voorts zijn voor de voorrijde
nog 224 granaten en vier opalen gebruikt.
Het motief voor de acbterzijdle ia de herfst
en hierbij zijn vele kostbare steenen: opalen,
maansteenen, kalzedonen, turmalinen, enz.
gebruikt. In de wijnranken, waarmede de
vlakken gevuld zijn» stellen amethyeten- de
druiven voor, terwijl voor het aanbrengen
van tarwe en gereten-halmen, die in de hoe
ken geteekend zijn, topazen verwerkt zijn.
Aan d» binnenzijde van den band is een mi
niatuur aangebracht van Keats ufft elpen
been in een gouden raam.
WAARUIT BESTAAT DE AARDE?
Waar bestaat de aarde uit? Uit aaide?
Dat zon een zeer oppervlakkig antwoord
zijn, want aan de aardoppervlakte is bet wa
ter overwegend: Het antwoord: nit water,
zon ook niet juist zijn en het derde ant
woord, dat men geneigd zou zijn te geven:
nit steenen, moet eveneens verworpen wor
den. Het tijdschrift „De Natur" geeft hierop
het antwoord: nit ijzer, hoe vreemd het ook
moge klinken. Bij de diepste horingen (2300
meter) is na weliswaar slechts op steen
gestooten, maar die diepte heteekent niets
vergeleken hij den halve diameter der aar
de, die 6370 K.M. lang is. Men is nog niet
dieper in de aarde gedrongen, maar er zijn
vele bewijzen, dat men daar ijzer aantreft:
de «tukken van sterren, die als meteoren o-p
de aarde vallen, bestaan voor het meeren-
déel nit ijzer met iets nikkel;; tweedons is de
aarde magnetisch, zoodat ril nit ijzer, mis-
schier nikkel bestaan kon; ten dérde zijn
de steenen, die door vulkanen in gesmolten
toestand nit de diepere lagen dér aarde naar
voren gebracht worden, rijker aan ijzer dan
de aardoppervlakte, vervolgens heeft Nor-
denskjöld op hei eiland Disko bij Groen
land enorme ijzerblokken gevonden, die hij
vulkaanuitbarstingen nit het binnenste der
aarde geslingerd moeten rijm en ten vijfde
en laatste heeft, volgens de natuurkundi
gen, de aarde een soortgelijk gewicht van
5.5, terwijl het soortelijk gewicht van
steen aan de oppervlakte tnsaphen 3 en 4 ligt.
Zuiver ijzer is 7K tot 8 maal zoo zwaar als
water, bijgevolg zou het binnenste der aar
de uit ijzer, de oppervlakte uit steen bestaan.
DE ENGELSCHEN EN HET ROOKEN.
Een Engelschman zonder pijp is geen En-
gelschman. Het rooken is in Engeland, zoo
mogelijk nog algemeener dan in Nederland.
De Anti-narcotic-liga heeft in het land der
Britten den strijd tegen het tabaksverbruik
aangebonden. Volgens de officieel© statistiek
wordt er jaarlijks 1,852,666 uit het buiten
land ingevoerd, hetgeen een waarde verte
genwoordigt van 28 millioen. De invoer van
ruwe tabak ter bewerking in Bngelsche fa
brieken beliep 92,646,084 met een waarde
van 315 millioen. Bij deze beidé getallen
moet men nog voegen een getal, dat de
waarde van bet aantal doorgerookte pijpen,
afgestreken lucifers en ander rookmateriaal
weergeeft, betgeen geschat moet worden op
een 7 millioen, dan krijgt men totaal 350 mil
ligers. Zij droegen in hun ransel tien band
granaten en een lont. Als wapen hadden zij
een pistooL Dikwijls werden de „granatie-
rex" door hun eigen granaten gedood en van
die noodlottigheden droegen meestal de
vuurwerkers de schuld, naar Michael Mieth.
een der knapste artilleristen der 17e eeuw,
zegt. Mieth was ook de eerste, die het wer
pen met handgranaten nit kleine, draagbare
mortieren aanbeval.
Den 22en October 1711 vertoonde de be
roemd© mechanicus Gartner, nit Dresden,
aan Peter d© Groote op zijn doorreis te
Karlsbad, een granaatwerper, die op een af
stand van 1300 pas granaten wegslingerde.
Het voordeel van dat toestel was, dat mem
het „als ©en geweer" op den schouder kon
dragen.
In Pmissen kwamen de laatste handgra
naten in 1855 voor. De Russische-Japansch
oorlog bracht het onde wapen weer in eere.
KUNSTMATIGE REGEN.
I-n de Voes. Ztg. beschrijft prof. Krüger
de in Oost-Prnisen reeds beproefd© toestel
len voor kunstmatigen regen. Andere lan
den hadden het voorbeeld gegeven en vooral
de ervaringen in het droge westen van de
Vereenigde Staten, waar tot nu toe onge
veer 5000 hectare woest en onbewoond land
op deze wijze in rijke, bloeiende kolonies
veranderd is, lokte tot nadenken nit.
In Duitschland, waar bijna iedere druppel
water met het een of andere Techt belast is,
moest men echter een ander systeem vol
gen, dan in Amerika, waar men minder
spaarzaam met wateT behoeft om te gaan.
In Amerika laat men de velden onderloo-
pen, terwijl men in DuitsChland tot den
spaarzamer werkenden regen overging.
Het Duitsche stelsel bestaat daarin, dat
men van de een of andere plaats, waar wa
ter is, het water in een net van huizen drukt,
dat wijde mazen heeft en dat dit water
naar alle deelen van het veld voert. Daar
aan worden vervoerhare en naar de behoef
te hoven den grond verlegbare zij-leidingen
aangesloten, die voor de verdere verdeeling n<Jg geheel onbezochte zeegebieden waren, zou de
eerste reiziger, die een dergelijk verschijnsel ont
moeite, waarschijnlijk dezelfde conclusie daaruit
treedt. Daalt de thermometer zeer langzaam, dan
kunnen de beestjes als het ware op de koude
rekenen, ze kunnen zich goed verbergen, en ze
blijven niet dood van den schrik
In verband hiermee is het duidelijk, dat na eer.
winter met korte, elkaar snel opvolgende warmte-
en koude-periodén in het algemeen een insecten,
arme zomer kwam. Motten worden reeds gedood,
wanneer ze een temperatuur van 0 gr. Cels. heb
ben te doorstaan, en eveneens kunnen zij niet
langer dan drie dagen 4 gr. Cels. boven het
vriespunt doorstaan.
Bacteriën z n gewoonlijk lastiger klanten,
maar toch hebben vele deskundigen goeden
moed, dat ook tegen deze nederige wezen de
koude-techniek opgewassen zal zijn.
EEN SUIKER-STATISTIEK.
De suiker-productie van Europa zal in 1915
ongetwijfeld belangrijk minder zijn dan in
andere jaren. In Duitschland waren in 1914 niet
minder dan 544000 H.A met suikerbieten be
bouwd, thans is dit c fer echter slechts 370,000.
Daar moeten de 333 suikerfabrieken in Duitsch
land maar genoeg aan hebben
In Oostenrijk is 30 pCt. land minder met beet
wortelen bebouwd dan het vorige jaar, in Hon
garije zelfs 43 pCt. In Bulgarijei s de suiker
bietenteelt eveneens afgenomen, en zooals men
weet wordt ook in ons land de suikerbiet al min
der verbouwd.
In Frankrijk, Rusland en Engeland is de bouw
van suikerbieten eveneens niet toegenomen. Al
leen in Italië is men zich op den bouw dit jaar
bijzonder gaan toeleggen; 16.6 pCt. wordt meer
met beetwortelen bebouwd.
De oogst van Europa wordt in buitenlandsche
vaktijdschriften geschat op 30 pCt. lager dan
het vorige jaar.
DE SORGASSOZEE.
De Sargassozee zou niet zoo algemeen bekend
zijn, als Columbus op zijn reis naar Amerika
zich niet door de drijvende plantenmassa's tot
de begrijpelijke dwaling had laten verleiden, dat
hij zich reeds in de onmiddellijke nabijheid van
een vasteland bevond. Wanneer er tegenwoordig
zorgen.
Hieraan rijn met een slang een aantal
eigenaardig geconstrueerde sproeiwagensHet is inderdaad buitengewoon, dat
verbonden, die m een lengte van tweenon- i mjdden in de wereldzee een groote oppervlakte
derd meter over het veld worden getrokken mej. ontzaggelijke massa's planten is gevuld, en
en. daarbij het water als een fuop regen ui - Sagassozee heeft daarom de wetenschap
gieten. De zaak klinkt ingewikkelder dan voorj-durend bezig gehouden, zoodat men tot ge-;
/.ie js ;en ze is reeds op -000 hectare in he Hjkluidende verklaringen heeft kunnen komen.!
droge oosten van Dnitscbland ingevoerd, na- Sargasso, waarnaar de zee genoemd is, be-1
dat men m 1907 de eerste proeven ffeMmen gtflat een bruine alge, die zich daar schijn-
had, die het voordeel van dit sproeiste baar in de open zee voortdurend voortplant,
bewezen. I Het verschil van meening gaat hoofdzakelijk
De berekening, die men vooruit had ge-over de Vraag, of deze alleen altijd opnieuw van1
maakt, bleek in de praktijk juist. Een - etn drijven en naar dit kustgebiedj
ven pfennig te staan, met inbegrip van alle yen en zjcb slechts dooi nieuwe loten vermeerdé-
arheidsloonen, rente, onderhond en afschry ren jn jecjer geval is een andere voortplanting'
vingen. Bij de genomen proeven bleek, dat tot dusver n0oit vastgesteld. De Deensche algen-
één kubieke meter kunstmatige regen e vorscj,er Börgesen heeft een nieuwe onderzoe-
verhooging van opbrengst ten gevo ge h ^fog over de Sargasst beëindigd en de uitslag
van elf tot vijftig pfennig. Naarmate het p
jaar meer of minder van
lioen. Rekent men dan de bevolking opwas. Ret resultaat was dus altijd bevredi
na tare vochtig °f"
schoon deze nog wonderlijker schijnt.
De algen, die daar in geweldige massa's
45,311.078, dan kost het tabaksgenot iederen gend en in vele gevallen was de opbrengst VOorkomen 'bestaan uit stecfoc twe wLj
Eneetecihman iarliiks niet minder dan 75 ornot "RPv.onder dankbaar bleek es°oren,
Engelschman jarlfiks niet minder dan 75 zelft. zeer groot Bijzonder dankbaar bleek weike beidé neheel versrhillend
gulden, en wekelyks ongeveer IK gulden. w w weuce oeiae geneei versenmena
OUDE HANDGRANATEN.
Handgranaten waren reeds in d© 15de- hectare
van de algen aan.
de aardappel voor >^«mropiid^ de Amerikaansche tust zooda(. ]ierkomt van
ruchte droge jaar 1911 bracht een sp daar reeds uit dien hoofde is uitgesloten Bcven-
664 mark meer op dan een onne- J;._ 0
ï-n UT» ;1 dien zijn de algen in de Sargassozee volkomen
éeuw hü d© Dnitsch© legerscharen bekend, sproeide, zoodat he v Jk, -u levenskrachtig en niet slechts zooiets als flarden
zoo blü'kt nit een onlangs in hot Hofmn- ^^s om de kosten van aanleg en brokstukken gelijk zij anders, wanneer ze
bel af te echnjven. ercrens afgerukt zijn, er uitzien. Ten slotte zou
Ln een groot boerenb^rijLzoozgt het ook niet ver*]:aard jannen worden, dat zoo
schrijver, zullen de verschillen natuurlijk hoeveelheden afgerukte afoen op één'
niet zoo poot zijn PgrfjjW;£,aats in de zee zoudei? kunnen sameXnen
Maar ook daar zijn de eigenaars revreaen
met bun hesproeiingsaanleg.
senm te Weenen gevonden document Zij
heston den toen nit twee bonten, halve ko
gels, die gevuld werden met kruit en steen-
splinters. De hekend© oorlogsdesknndige
Reinhard v. Solms beschreef in 1599 hand
granaten van klei vervaardigd en twee jaar
later vertoonde de Brechtel i'n een zijner
houtsneden hoe men die granaten met de
hand wegwerpen moest. Dat de breekbaar
heid der granaatomhnl6ete voor d© nawer
king van belang was, beschreef voor 't eerst
Boillot in het jaar 1598; hij wiet echter geen
ander materiaal dan dun klokkenmetaal aan
te hevelen. In 1600 maakte Sébastiaan Halle
handgranaten met valznnders. Graaf Joan
van Nassau beschreef in 1610 zeer uitvoerig
de fabricage van handgranaten. Hü deelt
o.a. mede, dat de meestgébruikelijke soort
de grootte van een granaatappel had en dat
men daarom aan die projectielen die naam
had gegeven. Het gewicht dezer handgrana
ten wisselde tusschen IK en 3 Duitsche pon
den. IJzer, brons, of glas vormden de om
hulsels. Vóór dat de granaat werd gewor
pen, werd de vlampüp aangestoken en de
granaat sprong wanneer de as verbrand was.
Een ander soort, door Joan van Nassau
beschreven, ontvlamde, als zü op den grond
neerkwam.
De granaatwerpers, destüds „granatierer"
DE KOEL-TECHNIEK IN DIENST DER
HYGIëNE.
daar zij ook aan de kusten Volstrekt niet zoo,
veelvuldig voorkomen. Ze drijven daar in het
algemeen ook niet in de volle zee uit. maar wor-
dén door de branding aan de kust geworpen.
Waar de algen nu eigenlijk vandaan komen, is
Over eikele jaren zullen er ongetwijfeld® de dus al{ijd m niet B5r?ecen meent; da]
meeste landen naast de gewone ontsmettmgs- ze missch;en in betrekkelük kalme zee moeien
0V^ °ok ontsme tmgs-koude-oyens zijn. Ver-: waarvan de dee, was
schillende hygiemstei loopen met het idee rond, veTZOnlcen vasteland, misschien van Atllantis
om dergelijke inrichtingen te stichten, en zoodra Waaromtrent zooveel legenden de ronde doen.
de oorlog voorbij is, zullen z wel verrijzen.
Men gaat uit van de veronderstelling, dat DE SPOORWEGEN IN DE VER. STATEN,
insecten en ook vete bacteriën en ander minder; Het gezamenlyk arbeidsvermogen, dat d©
welkom volkje minstens even makkelijk door locomotieven in de Ver. Staten kunnen ont-
koude als door warmte kan worden gedood. Of wikkelen, wordt geschat op 50 millioen P.K.
die veronderstelling juist is, is een andere zaak. Natuurlijk rijn nimmer alle locomotieven
Men zal eerst nog allerlei proefnemingen heb- op denzelfden tüd in actie. Gemiddeld zal
ben te doen. slechts, 30 pet. rijden, waarvoor dus 15 mil-
Met die proeven is men in Duitschland en lioen P.K. noodig is.
Engeland, en ook in de Vereen. Staten al lang; In deze statistiek is niet inbegrepen het
begonnen, en er zijn reeds verschillende resul- arbeidsvermogen der electrische foconiobie-
taten bereikt. Aangetoond is, dat insecten zelden ven. Zooals men weet, breidt ook Amerika
of nooit tegen kou van beteekenis bestand zijn, het eleefcrisch spoorwegnet nit, en reeds
tenzij de beestjes zich verbergen in het een of wordt voorspeld, dat over tien jaar de Ver.
ander warm hoekje. Reeds een temperatuur van Staten meer electrische spoorwegen zullen
8 gr. Cels. onder nuil is voor vele insecten doode- fcebben dan «/doorn-treinen".
-A
mnl/n» -r.i re/wnrf»D1 f TSTQ T AT u'WHTTl f>n 7/ft- 1 i i
niie n/vre kJ aU D i 1