TWEEDE BLAD
Voor de Dames
I
DE OORLOQ
DE TOESTAND IN BELGiE,
VRIJDAG 30 JULI 1915
(Van onzen Brus^elschen correspondent).
BRUSSEL, 28 Juli 1915.
„Wat alles toch betrekkelijk ie", zoo dacht
ik, toen ik eenige dagen in Holland was en
met lichtverklaarbare nieuwsgierigheid de
BoUantltdhe bladen doorlas om te zien wat
daarin wel over België en het leven in het
bezette gebied gesebreven werd.
tiet viel me op hoe van enkele gegevens,
welke zeer nauwkeurig zijn uit te pluizen en
na te gaan, een bericht en dan nog een ten-
'enz-bcricht natuurlijk geformuleerd wordt-
V! ïger is dan nog, dat die berichten veelal
an eerige slappe geruchten afkomstig, in
Holland dienst moeten doen en ook doen om
den „waren toestand" in België weêr te ge
ven. .,.1-1
Volgens die berichten is t er bizonder
slecht. De menschen verhongeren, de Dutsen
zijn tirannen, en weet ik wat al meer. Het
is maar zooals men het nemen wil en naar
gelang van de bril, welke die eenzijdige be
richte a nbrengers hebben opgezet. Ik zal wel
de laatste zijn om te zeggen, dat alles hier
bij ons rozengeur en maneschijn is. Verre
van daar! Maar dit is 't bij u al evenmin. Er
zijn hier wel stellig menschen, die medelij
den verdienen en dit waard zijn, zonder dat
hun terzelfder tijd een terechtwijzing van
noode is. Eveneens zijn er gemeente- en arm
besturen die er niet goed voorstaan en veel.
zeer veel hulp noodig hebben. Dat alles is
zeer ernstig, maar ook in Holland wordt
daaraan steeds de aandacht gewijd. Zou men
meenen, dat het in een oorlogvoerend en be
zet land beter zou zijn? Natuurlijk niet. Maar
alles moet daarom nog niet naar den slech
ten kant worden uitgelegd. En hiertoe zijn
vooral de vijandiggezinden zoo licht, en gaar
ne geneigd. Bij dezen is er geen toestand die
deugt en geen maatregel kan genade vin
den in hunne oogen. Zij schelden op de Bel
gische regeering in Le Havre en op die van
het bezette gebied. Men zou baast zeggen,
dat zii zelf niet weten hoe zii het zonden
werecben.
Veel rumoer is er bijvoorbeeld over de
maatregelen der Duitscbe overheid: om een
doelmatige en eerlijke verdeeling van den
oogst onder de Belgische bevolking te doen
plaats hebben. De pachters en landbouwers
maken groot kabaal en als men daarnaar
concludeerde, zou men weer moeten melden,
dat de tcestand één groote tyrannie is. En
toch gaat dit immers niet aan. Die land
bouwers schreeuwen, dat zij allen, met de
tusscbenopkoopers er hij, nu van honger zul
len moeten omkomen. En toch weten zij zeer
goed dat deze maatregelen gebeurtenissen als
van 'tvorige jaar zullen voorkomen. Dezelf
de schreeuwers van nu hebben toen hum koren
liever in den grond laten verstikken, dan
dat zfi het voor een normalen en goeden
prijs aan de armen en noodlijdenden_ belief
den af te staan. Zij kwamen toen niet van
honger om, maar gunden anderen geen voe
ding, omdat zij groote overwinsten hadden
gedacht te maken. Dat wil de Duitscbe over
heid nu voorkomen en ieder zal dit moeten
billijken. Het is toch in België gebeurd, dat
landbouwers zijn ontdekt, die nu hun bedor
ven koren voor een appel en een ei aan mo
lenaars hebben van de hand gedaan, en naar
datzelfde koren is zoo langen tijd gesmacht!
Dit alles wordt niet altijd even eerlijk ver
meld hij de berichten over België.
En even erg is het als' men weet, dat er
landbouwers in 1914 zijn geweest, die in De
cember hun koren en tarwe met groote winst,
(die op zichzelf in deze omstandigheden,
waarin ieder den mond vol heeft van naas
tenliefde, een schandaal is( hebben verkocht,
en toch nog onbeschaamd genoeg waren om
tarwemeel en bloem te gaan halen hij....
de Amerikaansdhe voedingskomiteiten. An
deren zijn er, die met de rest van hun eigen
voorraad, na eerst enorme overwinsten te
hebben gemaakt, de varkens en het vee vet
mestten, en terzelfder tijd om hulp aanklop
ten bij de Steun- en Voedingskomiteiten.
Zelf vroegen zjj wel hulp, maar ontzagen
zicb niet datgene, waarmee zij zelf zoo ruim
schoots konden helpen, voor de zwijnen te
werper. Is dan do hulpbehoevendheid van
deze niet even betrekkelijk als die van de
„werkloozen", die opzettelijk geen werk zoe
ken, omdat niet werken en steun ontvangen
hen gemakkelijker uitkomt?
Het zij me vergund, hier over te brengen,
wat iemand uit ons Belgisch-Limburg van
uit z'n dorp ons schrijft:
„Hier wordt men absoluut geen oorlog ge
waar! Des Zondags in de Mis is de hoovaar-
dij weer als vroeger. De dorpsmeisjes ste
ken van top tot teen in 't nieuws en „kon-
I kureeren" de een op de andere al meer en
meer om zich het gekst mogelijk op te zet-
ten en uit te stoffeeren. 't Is weer dezelfde
j modekoorts als vóór den oorlog en reisjes
per fiets en per rijtuig die aan de orde van
den dag staan.
Na de Mis in de herbergen rond de kerk:
volop! Daar wordt bier en jenever vertapt,
met de kaart gespeeld en gekegeld en
zelfs gekegeld vcor geld pot in gezet en
voor* frank en mark gewed.
,,'sNamiddags na Vespers en Lof tutti
quanti op de kegelbanen, of destijds,
d.i. vóór enkele weken hanengevechten en
zuippartijen op de vier hoeken van ieder
dorp.
's Avonds heel laat aan boek en kant, ja
ook al in 't midden der dorpen, nog berber
gen, die openblijven en waar de waardinne
tjes, in 't wit of in 't bont uitgeetoffeerd,
de late verbruikers ophouden, om nog een
glasje meer te kunnen vertappen, waarop,
als die late klanten huiswaarts trekken, zang
en straatlawaai volgen, zoo er soms nog
geen kloppartijen bet onvermijdelijk gevolg
van zijn.
„Voor dezulken bestaat er geen oorlogs
gruwel: zij leven als God in Frankrijk, laten
Gods water over Gods akker loopen en 'heb
ben de tasch vel geld, want wat ze niet heb
ben, dat pakken ze: eigendom is voor ben
van geen tel meer.
„Ook in de boven, duinen en velden wordt
gestolen.
„Het zijn maar kleinigheden zoo wordt
er gezegd maar 't is toch diefstal! En van
't klein komt men tot bet groot!
„Op drie of vier plaatsen bij mij in het
dorpen werden kersen uit de geslotens ho
ven weggehaald, en nogal veel kersen
En weet ge wie op enkele plaatsen de die
ven waren: de zonen van de grootste land
bouwers uit de gemeente, kerels van twaalf
tot dertien jaar, van de.gegoede burgerij!
„Zeg mij ook niet, dat er bier honger
wordt geleden, want ik vernam van een kern
nis, die tegenover een bakker woont, dat als
er daar aan der winkefcii totalling eenige
kersentaarten verschijnen, deze op een uur
tijde meestal door geringe burgermenseben
worden weggehaald en bij ontvangst be
taald".
Oók hierin moet men niet generaliseeren.
Zeer waar. Maar als men bij alles in aan
merking neemt, hoe ook bijv. het honger
lijden aan de betrekkelijkheid moet worden
getoetst, dan kan men zoo ongeveer weten
wat van meldingen over België moet wor
den gehouden1.
sten. Zij hadden stellig weinig verwachting, dat
zij spoedig in deze streek nog eens weer heeren
en meesters zouden zijn
De Russen kwamen niet tot het offensief: zij
moesten voor de aanvallen der Duitschers hun
stellingen aan de Wenta opgeven. Den 14en Juli,
des morgens om 3 uur, begon de opmarsch der
Duitsche troepen over de geheele linie. De Rus-
punt van den Roemeenschen grensboom af de
zich in de loopgraven bewegende Russische sol
daten als van een toeschouwersplaats bekeken
kunnen worden.
Op dit gebied heerscht op het oogenblik rust.
Iedere tien minuten barst aan weerszijde een
granaat. Het bliksemt, spoedig daarop wordt
een zware aardwolk zichtbaar, dan weer stilte,
sen, zoo gaat de schrijver voert, boden geen1 De Roemeensche soldaat is reeds aan dit
IN DE OMGEVING
VAN MITAU.
In de Vorwarts schrijft een correspondent, die
voor ongeveer 14 dagen geleden zich bij
de Duitsche treepen aan de Wenta bevond, dat
verschillende teekenen er op wijzen, dat de Rus
sen zich voorbereiden tot een offensief in de. rich'
ting van Libau.
l'en zuiden van de Wenta trokken zij strijd
krachten bijeen: landweer, cavalerie, infanterie.
Voor de Wenta-linie lieten zich in de laatste
dagen maar zwakke strijdkrachten zien, die voor
de Duitsche patrouilles gewoonlijk snel terug
weken. Op den terugtocht behandelden zij een
deel der bevolking als yijanden en hun eigendom
als allemansgoed.
Hoe verder men naar 't oosten doordringt in
Kurland, des te liefelijker wordt er het land
schap; overal merkt men de welige vruchtbaar
heid op. Het heuvelige terrein is als bezaaid met
heerlijke bosschen. Goedverzorgde bouwlanden,
groene weilanden getuigen zoowel van den
vruchtbaren grond, die veel voortbrengt, als van
de cultuur der bewoners. Men komt hier in het
rijk der Kurlandsche ridders.
De meeste groote landgoederen zijn verlaten.
De uitgestrekte oofttuinen en de warmoezerijen
dragen reeds de sporen van verwaarloozing. Een
deel der eigenaars van Duitsche afkomst is reeds
lang gevlucht; van hen, die bleven, zit een aan
tal in de gevangenis.
In de landhuizen ziet het er ongeveer even erg
uit als in de Oost-Pruisische woningen, na den
aftocht der Russen.
Overal vindt men stukgeslagen kasten, wat
van den inhoud niet is meegenomen, ligt ver
nield, gebroken en bevuild op den vloer. In alle
vertrekken, van den kelder tot den zolder, het
zelfde beeld van verwoesting.
Van de gevangenen vernam de correspondent,
dat de Russen aan de inwoners hadden bevolen,
vóór zij vertrokken, het onrijpe koren te maaien,
opdat de Duitschere het later niet zouden oog
weerstand aan de onzen, die bij Arigranden de
Wenta overtrokken. Onze cavalerie stormde op
den weg naar Kampeln de vluchtenden na. Hier
schenen de Russen eerst stand te willen houden,
maar de druk der Duitschers werd zoo sterk,
dat zij verder terugtrokken en de terugtocht op
Korsitten ontaarde in een wilde vlucht
Ofschoon om half drie de trommel ons opriep
en wij reeds om vier uur te Nelsen aankwamen,
troffen we van de troepen, die ons voorgegaan
waren, geen man meer aan deze zijde der Wenta.
De infanterie had gebruik gemaakt van een voet
brug, die onze pionniers in twintig minuien
•klaar hadden. Tafels en banken dienden tot
steunsels onder de bruggen. Paarden en wagens
trokken over een waadbare plek in de rivier.
Maar heel gauw had de afdeeling voor bruggen
bouw van onze pontonniers een pontonbrug in
orde, waarover de bagagecolonnes zoo snel moge
lijk de voorwaarts rukkende troepen konden vol
gen.
Volgens verklaring van een gevangene hebben
de Russen in de laatste weken alle mannen in
den dienstplichtigen leeftijd tot den militairen
dienst geprest, als ze niet verlamd of in ander
opzicht volkomen onbruikbaar waren. Daardoor
is het verklaarbaar, dat we in de dorpen alleen
nog, behalve vrouwen en kinderen, kreupelen en
oude mannen zagen. Of gebrek aan soldaten,
•dan wel de lust om de Kurlanders te kwellen,
aanleiding gaf tot deze harde en onverstandige
recruteering, heeft de correspondent niet kunnen
vernemen.
een historisch
VESTINGSTADJE.
Onder de Poolsche vestingen, die in de laatste
dagen in handen der bondgenooten zijn geval
len, behoort ook Pultusk, een belangrijk steun
punt der Naref-linie.
Het is een der steden in Polen, wier snelle
opkomst voor een groot deel is te danken aan de
strategische beteekenis dier plaatsen. Door den
bouw der versterkingen en het garnizoen is geld
en leven in deze steden gebracht en zoo heeft
ook Pultusk in de laatste 25 jaren zijn bevolking,
die in 1890 slechts 9200 zielen bedroeg, ver
drievoudigd gezien. Toch moet men zich Pultusk
niet voorstellen als een Westersche plaats van
30,000 inwoners. Wat den bezoeker allereerst in
't oog valt, is de voorbeeldelooze vuilheid dei-
straten en pleinen en de ellendige toestand der
meeste woonhuizen. Toch is er ook in Pultusk een
groot en mooi gebouw: het groote slot, waarin
vroeger de bisschoppen van Plotsk resideerden.
Ook de Russische kerk met haar vergulden
koepel steekt af bij de meeste andere armzalige
huizen der stad.
Pultusk is de hoofdstad van een district. De
inwoners drijven veel handel en daarbij is de
graanhandel verreweg het belangrijkst. De stad
aan de Naref is overigens reeds oud; zij werd
gesticht in het jaar 956. Niet voor den eersten
keer komt haar naam in de oorlogsgeschiedenis
voor. In 1703 overwon hier Karei XII van Zwe
den een Saksisch leger onder generaal Steinau en
nam het bijna geheel gevangen. En ruim hon
derd jaren later woedde weer krijgsrumoer in de
straten van Pultusk; den 26sten December 1806
streden in de nabijheid de Russen met de Fran-
schen, die den overgang over de Naref trachtten
te forceeren. De Russen onder Benmigsen be
proefden het leger van Napoleon tegen te houden,
maar zij werden geslagen en moesten terugtrek
ken.
DE HONGAARSCH-ROE-
MEENSCHE GRENS.
Uit Czernowitz wordt aan het Berliner Tage-
blatt gemeld: Anderhalf uur rijdt men met een
wagen om Marmomitza te bereiken. Daar is de
grens van Roemenië. Het geheel aaneengebouw-
de Oostenrijksche en Roemeensche Marmomitza
is gescheiden door een beek van een meter
breedte en een grensboom* die voortdurend ge
sloten is. Aan dezen kant houden Oostenrijksche
douanebeambten met den Hongaarschen man
van den landstorm de wacht met de bajonet, ter
wijl aan den anderen kant een gehelmde Roe
meensche soldaat zonder wapen zich staat te
vervelen. Daar is het beroemde punt waar de
uiterste rechtervleugel van het eenige duizende
kilometers lange Duitsch-Oostenrijksche front
eindigt. In de buurt is Bojam, waar men de ver
nielde huizen over de smalle Proeth van zeer
nabij ziet.
Aan de overzijde bij de Proeth eindigt de
Russische linkervleugel, zoodat van het neutrale
schouwspel gewoon en kijkt er niet meer naar.
Een levendige dag was het toen onze artillc
overvoer met een pont, die de Russen eerst met
stad meer. Wat de eerste groote brand bij de
bestorming er van op 30 April nog overgelaten
had, is thans, op enkele overblijfselen na, ten
offer gevallen aan de gevechten der laatste
dagen.
De kerk met den spitsen toren, waar men in
de verte Sjawli reeds aan herkende, bestaat nog,
maar haar dak is weg.
Dicht er naast heeft een zwaar projectiel een
ontzaglijk gat in den grond geslagen. De straat-
steenen zijn ver weggeslingerd. In de lange
stratenrijen om de kerk is geen hui3 blijven
steenen geladen, hadden laten zinken. Met bo- staan,
vemnenschelijke inspanning speelde men hetj Rookzwarte stukken van muren en verkoolde
transport in een nacht klaar, zoodat de artille- balken getuigen nog alleen, dat hier ^ens dui-
rie op het juiste oogenblik beneden Bojam aanzenden werkzame-menschen hun vreedzaam be-
het werk kon gaan. Deze groep moe,sf ook heden roep uitoefenden,
weer een hevigen aanval afslaan.
DE GEVAREN ,TER ZEE.
In een veldpostbrief, welke is opgenomen
in de Frankf. Ztg., vertelt een Duitsche
machinist, het een en ander van wat hij
ondervond aan de Dardanellen.
Alvorens zijn verhaal te beginnen, merkt
de schrijver op, dat het één, misschien ook
ver scheidenen, Engelsche onderzeeërs is ge
lukt, door do Dardanellen de Zee van Mar
mara binnen te dringen.
„Wij voeren, d.w-.z. het Turksche stoom
schip en wij, onder begeleiding van een
torpedoboot, naar de Dardanellen. De zee
was zoo glad als een spiegel, en de zon
scheen heerlijk. Aan boord hadden wij 200
man, 200 paarden en vele .transportwagens,
's Middags om 6 uur passeerden we een ei
land. Geen mensch dacht aan onderzeeërs.
Plotseling, het was 6.40 uur, zag de ka
pitein echter aan stuurboordzij, op een af
stand van 600 M., een zilveren scbuim-
streep, met razende snelheid op ons afko
men.
Een torpedo!
Onmiddellijk gierde de sirene het alarm
signaal. LWjj werpen zoo snel mogelijk het
roer om en nauwelijks 5 M. van ons af
bruiste het ding langs onzen achtersteven.
Ik stond juist op het achterdek en kon
nauwkeurig waarnemen welke richting de
torpedo uitging.
Het was een oogenblik van eigenaardige
spanning. Zou het een treffer zijn?
Neen, gered. Maar toch... een vreese-
lijke knal en aan den boeg van de achter
ons varende stijgt een huizenhooge (wa
terzuil omhoog. We vreezen het ergste, maar
reeds geeft het getroffen schip het signaal:
„Doorvaren. Slechts lichte beschadiging!"
Geen periscoop was te zien, maar nu
springt onze machine-telegraaf op: „Let op,
sluit do schotten." Ik op post. Het uur, dat
ik daarna aan de machine heb doorgebracht,
zou ik niet graag nog eens beleven. De
hand aan de keerkoppeling, het oog op de
telegraaf gericht, zoo sta je daar, mot het
bewustzijn: „Een paar honderd meter van
me af vaart de dood mee, en je kunt er niets
tegen doen."
Do paarden, die in de ruimen zijn gestald,
slaan af en toe met de hoeven tegen de
ijzeren schotten, dat het dreunt. Dan krimp
je onwillekeurig even in elkaar. Maar tan
den op elkaar, en er niet aan denken.
Het gelukt me, met mijn (Turksche siokers
en smeerders een gesprek aan te knoopen.
Ik maak ze met een grap aan het lachen, en
vergeten is, dat daarbuiten, nint ver van ons
vandaan, de dood loert.
Eindelijk is de nacht voorbij, en 's morgens
zijn we in Gallipoli. In de lucht hangt een
voortdurend gegrom als een ver verwijderd
onweer. Dat is de donder van het geschut
der Engelsch-Fransche vloot, die blijkbaar
aan overvloed van munitie lijdt. Ahders
kunnen wij ons ten minste niet verklaren,
waarvoor al dat doellooze geschiet goed is.
Spoedig waren we onze lading kwijt en
twee dagen later lagen we weer voor Kon-
stantinopel. Overmorgen gaat het er weer
op Los. Ik hoop maar, dat ik weer het geluk
heb er door te rollen."
SJAWLI NA DEN SLAG.
Een oorlogscorrespondent van het Berl. Tbl.
heeft aan zijn blad een en ander geschreven over
het Russische stadie Sjawli, dat hij bezocht toen
Het reeds gedurende eenige dagen door de Duit
schere was bezet.
Reeds op den weg naar Sjawli, zoo schrijft hij,
vielen de sterke vestingwerken en verschansingen
op, waarmee de Russen deze plaats zochten te
verdedigen tegen de Duitschere. Maar tegenover
den gelijktij'digen druk van het zuiden en het
noorden konden zij geen stand houden en hun
bleef niets anders over dan naar 't oosten uit te
wijken.
Sjawli zelf is thans bijna niets meer dan een
ruïne. De ruim gebouwde stad, die vóór den een kruitfabriek, die op korten afstand van
oorlog ongeveer 20,000 inwoners telde, is geen j een weg lag, maar 2p wisten onopgemerkt langs
Toen wij in den .nacht door de straten van
Sjawli wandelden, maakte de stad, door geen
lantaren verlicht en slechts door, de bloedrood
ondergaande maan in een zwakke schemering
gehuld, een vreeselijken indruk.
Hier en daar zag men nog glimmende vonken
aan de balken en overal bespeurde men een
scherpe, prikkelende brandlucht. Nu en dan
schoot een kat over de straat en bij de verlaten
puinhoopen huilden de handen. Maar geen
mensch was er te zien. Alleen klonk in de dood-
sche stilte nu en dan de zware stap van een
schildwacht. Zoo kon men wel een uur door de
stad loopen.
Overal hetzelfde tooneel van ellende, van ont
zetting.
Wie weten wil, wat de oorlog werkelijk betee-
kent, moet zulk een ruïne van een stad bezoeken,
hij moet die in den nacht zien, in de duisternis,
die den indruk van verlatenheid verhoogt. Dan
blikt uit al die ledige vensterruiten de verschrik
king ons aan.
VERSPREIDE QERICHTEN
Een ontsnapping.
Twee jong© Engelschen, die beiden als bur
ger-gevangenen een tijd en geen aangenamen
in het interneeingskamp van Ruhleben niet
ver van Berlijn, hebben doorgebracht, zijn weten
te ontsnappen, en hebben na een moeilijken
tocht Hollandsch grondgebied bereikt.
Den Amsterdamschen correspondent van de
„Times" hebben zij bun avonturen verteld.
De twee lotgenooten waren een journalist en
een ambtenaar van bet Engelscb koloniaal be
stuur. Mr. Pyke, die nog maar 21 jaar is, was
in bet begin van den oorlog Reuter's correspon
dent to Kopenhagen, maar had in bet laatst
van September 1914 de brutaliteit gehad van
kalm naar Berlijn to gaan om vandaar uit voor
do „Daily Chronicle" den economischen toe
stand te bestudeeren.
Den avond na zijn aankomst werd bij echter
reeds, terwijl bij in zijn hotelkamer een artikel
zat te schrijven, gearresteerd. Vier maanden
moest bij in een gewone strafgevangenis door
brengen, tusschen allerlei misdadigers, en bad
bet er bar slecht. O.a. kwam bij bijna aan zijn
eind door een door den gevangenisdokter ver
waarloosde bloedvergiftiging. Daarna werd bij
naar Ruhleben gebracht, waar bij nog weer
eens bijna dood ging nu aan longontsteking.
In Ruhleben leerde bij mr. Falk kennen, bur
gerlijk districtsambtenaar in de Engelsche
kolonie Nigeria. Deze was bij bet uitbreken
van den oorlog in- Duitschland op een vacantie-
resje.
In het interneeringskamp werden deze twee
vrienden en besloten te ontsnappen. Den 9ea
Juli, op klaarlichten dag, ontsnapten zij uit
Ruhleben, wisten door een cordon van gewa
pende schildwachten, en vier stevige prikkel
draadversperringen been en in het vrije veld te
komen. Den nacht brachten zij door in een zand
kuil, en bereikten" den volgenden dag Berlijn.
Daar kochten ze tocwistenkleeren on gingen op
weg, zoogenaamd voor een wandeltocht door
den Harz, maar na por trein tot Biolefeld to
zijn gekomen, zetten zij koers naar Holland.
Deze wandeling kostte hun veertien dagen. Zij
liepen alleen 's nachts, en zochten den weg op
een kompas mot lichtgevenden naald. Zij ver
meden de wegen en liepen dwars door bosschen
en veld.
Het weer was uist dien tijd duchtig in do
was en bijna eiken avond 11a zonsondergang
kregen zij een hevig onweer, zoodat zij 's nachts
tot op bun huid nat waren.
Zij leefden van wortelen, aarappelen, rapen
en suikerbieten, die zij op de akkers vonden.
Eens kwamen zij bij ongeluk op het terrein van
V.
ZOMER.
t Is zomer! Heerlijke tijd van bloemen
geur en zonneschijn! Zomer voor iedereen,
vcor rijk en arm: bet eenvoudig moedertje
toet haar naaiwerk achter op bet bleek-
veldje geniet evenveel als de voorname
dame van uit baar villa, begroeid met fijroe
planten en omringd van prachtige bloem
perken.
't Is zomer, ook voor 011e, stadsmenschen,
en als we 's morgens onze balcondeuren
openslaan en we aanschouwen dan dat
prachtig vergezicht, dan is 't, of de zorgen
lichter worden, want de natuur is zoo
schoon. Dan voelen we ons zoo dankbaar
gestemd, 't Is of de dagtaak vlugger gaat,
want we willen zoo graag nog even er uit,
wandelen in de vrije natuur, en dat mogen
tvel, als de bezigheden volbracht zijn. Kóm,
huismoeders, neem bet toch niet al te streng;
ge behoeft heuech uw huishouden niet te
Verwaarloozen, al neemt ge een uurtje er af
voor een wandeling in de heerlijke buiten>-
tf 'i'k ver**erkt lichaam en geest, dat
f t nieuwe kracht voor de dikwijls zware
c'io °P u rust.
li. elncsmei iseben, we hebben niet eens
met een weinig zout water opgekookt.
Dan wordt ze in zorgvuldig schoonge
maakte flesschen gedaan, die gesloten wor
den met een kurk, met ijzer dra ad of touw
kruiselings dichtgebonden en in hooi of
stroo gewikkeld.
De bodem van een grooten ketel, groot ge
noeg tot berginê der flesschen, wordt be
dekt met oude doeken of hooi, daarna
plaatst men de flesschen er voorzichtig op,
opdat ze niet met elkaar in aanraking ko
men, en vult den ketel met kond water tot
aan den bals van de flesschen.
Dan brengt men het water langzaam aan
de kook en steriliseert dan nog een uur. Dan
GROENTEN-INMAKEN. laat men de flesschen in den ketel afkoelen
De practice! e huismoeder zorgt, als iederen dompelt den kop van iedere flesch in
practicus, niet alleen voor het heden, maar j vloeibare paraffine of in lak en bewaart de
een bleekveld je om ons naaiwerk er bij te
verrichten, maar we hebben onze mooie om
streken, en boe spoedig zijn we buiten.
Wij, Haarlemmers, we z«n trotsch op onze
mooie omgeving, onze stad, onze omstreken.
Laat ook uw kinderen toch veel genieten
van de buitenlucht en zet uw deuren en ra
men open, opdat de heerlijke zomerlucht
naar binnen kome! Weest niet te bevreesd,
dat do lieve zon uw meubels zal verkleuren,
maar laat het volle daglicht binnenkomen.
Dat toovert rozen op de wangen van uw
kinderen. Want 't is zomer!
Haarlem. L.
jDan wordt de kokend heete brei langzaam
in flesschen gedaan. Bovenop legt men een
stukje perkament ter grootte van een cent,
laat er eenige druppels salicielether of wijn
geest op loopen, steekt deze aan en sluit
I vlug, terwijl de ether nog brandt, de flescb
met een stop, die men dan in vloeibare pa
raffine of lak dompelt om de lucht af te
sluiten. Op een donkere luchtige plaats te
bewaren. De rabarber blijft op deze wijze
lang goed.
ook voor morgen, voor de toekomst.
En nu wij than6 een ruimen en kostbaren
voorraad vruchten en groenten hebben ge
oogst, nu is het tijd van inmaken.
Nn gaan we voor den komenden winter
zorgen en onze maatregel an nemen, om ook
straks, in het koude jaargetijde, de vroch-
flesschen op een donkere luchtige plaats.
Af en toe nazien en indien noodig over-
6teriliseeren.
(Men baaste zich.; de spinazie is al wel
haast gedaan!)
Rabarber in flesschen zonder suïker. Deze
wordt in stukjes gesneden, gewasseken en
Postelein in flesschen. De postelein goed
waescben. Dan gaan koken en koud laten
worden en. vervolgens in flesschen.doen. De
fle.'schen goed afsluiten met een kurk en
tenslotte dichtlakken.
vtldig van granaten bevrijde viscb, waar
voor ook visebrestjes kunnen worden aange
wend; A liter zure room, 2 A 3 lepels zoete
melk, 4 eierdooiers, 250 gram verkruimeld
brood, een weinig nootmuskaat, peper, ge
hakte peterselie en eenige druppels citroen
sap roert men dooreen en voegt er dan het
tot schuim geklopte wit dpr vier eieren aan
toe. Men doet vervolgens de massa in een
puddingvorm en laat ze ongeveer twee urea
koken.
ten te kunnen plukken van een welverzorg-langzaam met weinig water tot brei ge-
den ingeuiaakten groentenvoorraad. j kookt. Dan wordt ze beet in sdhoongemaatj-
Steriliseeren is mooi en goed, maar voorte fletse hen gedaan, die gesloten worden
velen nog te duur.
Het leek ons daarom goed, Ihier eenige
recepten te geven voor bet inmaken van
groenten.
Spinazie in flesschen. Deze wordt uitge
zocht, gewasscben, even opgeweld, gebakt en
met een kurk, zooals bij spinazie vermeld is
Daarna in hooi gewikkeld en 20 minuten
(gerekend van bet tijdstip van bet koken
van het water) gekookt.
Rabarber in flesschen. De rabarber wordt
eerst behandelt zooals boven is aangewezen.
ONS RECEPTENBOEKJE.
Vleesclikoekjes. Benoodigdheden: 50 gram
vleesckresten, 1 ei, peper, zout, nootmus
kaat, 1 eetlepel gebakte peterselie, een ge
hakt uitje, 50 gram broodkruim, A deciliter
jus of melk, 2 theelepels (ongeveer 6 gram)
Maggi's aroma, en 50 gr. boter of vet van jus.
Hak of maal bet -vleesch met den ui en de
peterselie fijn, vermeng het met bet ei, de
kruiden en bet fijngewreven broodkruim-
Vorm van dit mengsel 8 balletjes, druk ze
met de band wat plat, wentel ze in geklopt
ei en daarna in paneermeel en bak ze in de
ïkoekenpan met bet heete vet of boter aan
beide zijden bruin.
Vischpudding. 700 gram gekookte en; zorg-
BRIEVENBUS
Mej. W.:
Een recept voor Moscoviscli gebak is dit:
2 A ons suiker wordt goed dooreengeroerd
met 13 eierdooiers, wat kaneel en nootmus
kaat; bet wit van de eieren wordt zeer stijf
geslagen en er dan langzaam bij iugeroerd.
Vervolgens werkt men het dooreen met 2A
ons bloem, dat met 2A ons boter, 2A ona
krenten en 2A ons snippers of 1 ona sucade
vermengd is. Men bakt het Jn heemeer do
vormjes in een niet al te wartn gestookten
oven.
Mej. N. V. te H.:
Hoeveel gelatine voor vruchtensap?
Probeer u 't eerst eens met 5 lood.
Vragen voor recepten, middeltjes tegen
vlekken en bijdragen voor deze rubriek, to
zenden aan de Redactie van de Nieuwe
Haarlemscho Courant (Dameerubriek) Km-
derhuisvest 2938, Haarlem.
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT