TWEEDE BLAD
Opruiming
Madonna.
Zaanlander Brieven.
P. J. JANSSEN
DE" OORLOG
BOND DE LITURGIE
FEUILLETON
SATERDAG 7 AUGUSTUS 1915
Anegang h. Warmoesstr.
Goedkoopst adres.
Ik geloof niet, dat één der lezers of leze
ressen vreemd zal opkijken, als ze zien, dat
Ik het weer over de kermis heb; temeer om
dat bij de behandeling van het kennisvraag-
6tuk in den gemeenteraad zaken aan bet
licht zijn gebracht, waarover men wel vreemd
zal opzien, waarover men „paf zal staan.
Eerst echter over iets anders: Het was
In de laatste dagen van de vorige maand
dat ik van de redactie uit Haarlem per cou
vert een briefkaart kreeg toegezonden met
de klacht dat er zoo weinig Zaandamsch
nieuws in de krant stond.
De redactie had er een briefje bijgevoegd,
hondende het verzoek, mijn oordeel te willen
zeggen of de klacht reden van bestaan had
en mede te deelen of naar mijn weten die
klacht meer werd gehoord.
Nu weet ik niet of de bedoeling van de
redactie is, dat ik haar vragen publiek be
antwoord, dan wel in een aan haar particu
lier gericht schrijven.
Ik kies echter den eersten weg; aan de re
dactie overlatend al of niet dit gedeelte van
mijn brief onder de oogen der lezers te bren-
C Van achteraf beginnend, moet ik eerlijk
bekennen, nog nimmer da klacht te hebben
vernomen, hoewel ik toch veelvuldig onder
de lezers van onze krant verkeer.
En wat da tweede vraag aangaat, durf ik
te verzekeren, dat in het algemeen de klacht
geen grond heeft.
Sedert mij het briefkaartje van mijn vriend
V. (tusschen twee haakjes: ik geloof dat wij
©lkaar heel goed kennen) in handen is ge
komen, heb ik mij da moeite eens getroost,
de berichten in de Nieuwe Haarlemsehe Cou
rant te controleeren, door de plaatselijke
fels den na te gaan, en ik ben tot do eonolusie
gekomen, dat verscheidene berichten soms
©en, twee. en drie of meer dagen eerder in
de Nieuwe Haarlemmer stonden, dan dat ze
In onze plaatselijke kranten te vinden waren!
Bovendien bleek mij, dat er in do Nieuwe
Haarlemmer veel meer berichten uit da
^aanstreek worden opgenomen, dan In welk
dagblad ook. Men vergelijke het zelf maar
eens; ik hen er zeker van, dat iedereen tot
deze zelfde conclusie zal komenl
Hiermede meen ik aan het verlangen van
de redactie te hebben voldaan en nn wil ik
het verder nog eens hebben over de kermis
en.... de socialisten.
Aan'het slot van mijn vorigen brief schreef
ik, hoewel het mij onverschillig was of de
kermis al of niet zou doorgaan dat ik toch
benieuwd was naar de behandeling van dit
mderwerp in den raad, vooral m^t het oog
op „de houding der socialisten onder-
1 ^k^sloeg dus den volgenden avond dadelijk
de kranten, die ter mijner beschikking wa
ren op, om van het verhandelde nader ken
nis te nemen.
Ja: „nader" kennis te nemen, want na
tuurlijk! de uitslag der stemming was mli
des morgens al hekend. Waar of ie kwana^
overal hoorde je: „De kermis gaat door, hét'
„Wagenaar heeft al in de draaimolen go-
zeten!" „Ze hebben aardig ruzie gehad, hé!
enzoovoort.
Nu dit prikkelde mij nog meer em des
avonds genoot ik van de raadsverslagen.
Stel je voor: een raadslid heeft een voor
stel aan den raad gedaan. Daarna komt hij
in de fractievergadering en beginnen ze alle
maal tegen hem' uit te pakken: „Kerel, hoe
kon je zoo dom zijn, snap je dan niet, dat je
er in geloopen bent" „Waarom vraag je niet
eerst aan ons, hoe wij er over denken!" „Je
had toch wel alvorens te teekenen eeni-
gen bedenktijd kunnen vragen." „En, wat zal
je nu doen!" Je moet toch begrijpen, dat wU
socialistisch gemeentebestuur dia 10 tot
12 duizend gulden inkomen voor de gemeente
niet kunnen missen. De boel loopt toch al
in het honderd!" enz.
Nu, als je dat allemaal te hooreni krijgt,
word je natuurlijk gevoelig voor al die ar-
fgumenten en wordt het je groen en geel
voor de oogen.
Nn wat zal je nu doen, wanneer Donder-
iag het voorstel ter tafel komt!"
En zoo kwam het, dat de socialistische
voorsteller in de raadsvergadering kwam
getuigen, dat hij toch ook rekening had te
houden met zijn fractie en dat, toen het on
derwerp daar ter sprake kwam, deze be
sprekingen hem van zijn voorstel hebben
doen afzien.
Maar nu vraag ik een iecTër toch eens af:
Is dit nu niet in den volsten zin van het
woord: loopen aan den „leihand"!
Hebt je ooit zoo'n sterk staaltje van „aan-
deu-loiband-looperij" gezien!
Welnu, in dien geest ongeveer moet het
gegaan zijn met hetraadslid Wagenaarl
Volgens het verslag in de „ZL Ct." heeft
de heer Wagenaar bij de behandeling van
het vooretel-Baas-Wagenaar e.a-, in den raad
gezegd, dat hij het voorstel heeft geteekend,
omdat hij het toen inderdaad wenscbe-
lijk oordeelde de kermis niet te laten door
gaan. Hij heeft zich tegenover den heer Baas
echter vrij gehouden en hem te verstaan ge
geven, dat hJJ rekening had te houden met
de fractie.
En volgens het „Zl. Nws. en Adv.blad"
heeft hij er nog aan toegevoegd, dat er sedert
het onderteekenen van het voorstel nog al
wat ia gebeurd en dat het „overleg met de
fractie de rest heeft gedaan."
Zoo loopen dus de socialistische arbeiders-
raadsleden hier aan den leihand van de
groote heeren.
Wagenaar aan den leiband! De man, van
wien ik eens uit de meest zekere bron ver
nam, dat hij op verkiezingshuisbezoek rond
strooide, dat een katholiek raadslid in den
raad niets vermocht te doen, zonder eerst
ruggespraak te hebben gehouden met
den pastoor!
En och, wat moet die man een figuur heb
ben geslagen, toen hij trachtte zijn houding
goed te praten. Uit het verslag in dit blad
bleek dit al zoo duidelijk. Maar daar miste
ik toch, wat ik in het „Advertentieblaadje"
las, namelijk, dat zijn geklets den heer Felst-
sen begon te vervelen en dat deze hem in
de rede viel met hem te zeggen: „Neem je
draai nu maarl"
De man zat dan ook compleet in een
draaimolen.
Welk een indruk zijn draaierij heeft ge
maakt bij de burgerij, blijkt wel uit de „mop
pen", welke sinds dien opgang maken.
De een heeft het over vrijkaarten voor do
carousel, de ander over een Vrij ritje in de
hippodrome; een derde over een gratis por
tret op blik, enz. enz.
Ook den beer Prins, die door het Steun
comité dubbele nitkeeringen zou willen zien
geven, wordt daarom druk besproken. Zoo
hoorde ik dezer dagen nog de opmerking
maken, dat de heer Prins nu hij ten
minste in zoover zijn zin heeft, dat de ker
mis doorgaat van zijn zoete oorlogswin
sten, die hij in Amsterdam en hier heeft we
ten te maken, maar eens een bedoeling moet
houden onder de werkloozen.
Neen, dan heeft de heer van Bohemen zich
beter gedragen, door zij bet dan onder de
zweep van Duys wel dralend zijn voorstel
niet in de steek te laten. Het principe der
drankbestrijding dat hij voorstaat, bleek
sterker dan do materieel© argumenten van
zij n partijgenooten-wethouders.
Ten slotte nog een enkel woord over de
„gootkeid", de „beschaafdheid" van den heer
Duys.
„grootheid", de „beschaafdheid" van den heer
het Advertentieblaadje, gezegd, dat hij wel
iets voelde voor het denkbeeld-Prins, om
maar een extra-uitkeering te geven voor de
kermis."
Nu vraag ik mij toch af: waar zitten de
hereens toch van zoo'n man! Dat Prins zoo
iets zei, zou nog te billijken zijn, maar van
een man van opvoeding als Duys, niet alleen
raadslid, maar ook wethouder, lid van de
Provinciale Staten, lid van do Tweede Ka-
mer, enz. enz. is zulks toch in het minst niet
te plaatsen.
Dat heet nu te ziju de man, die het volk
kent, die met het arbeidersvolk meeleeft.
Toen het Steuncomité in het leven werd
geroepen, waren het overal de socialisten, die
schreeuwden, dat de steunbeweging niet het
karakter mocht hebben van een „bedoeling'
en wij, katholieken hoewel niet schreeu
wend, maar practisch in die richting werk
zaamwaren het met de gedachte, welke
daaraan ten grondslag lag, volkomen eens.
Maar ik vraag n in gemoed©: Wis willen
nu van de „ondersteuning" eeni „bedoeling"
en nog wel een bedeeling van de meest be-
leedigende soort maken!
Ja, waarlijk, van je „vrienden" moet je
het hebben)
PETER»
UITZICHT OP VREDE?
.Van een harer buitenlandsche correspon
denten ontvangt de N. E. öt. de volgende
beschouwing Van diplomatieke zijde:
Sinds eea jaar woedt de wereldoorlog; en
de staatslieden der oorlogvoerende landen,
in het bewustzijn van hun groote verant
woordelijkheid, trachten het bewijs te le
veren, aat de oorlog niet hun schuld ia,
maar van de anderen, die hen gedwongen
hebben naar het geweer te grijpen tot ver
dediging van de heilige belangen van land
en volk. Hij die, verblind door zelfbewust
zijn of eenzijdige opvatting, het zou wagen,
de schuld van dit groote ongeluk toe te
schrijven aan de fouten van een enkelen
staatsman of van een enkele natie, zou ver
keerd doen. Daarentegen zal de objectieve
beschouwer veeleer tot de slotsom komen,
dat de jarenlange en met groote intensiteit
voorbereide oorlog noodwendig op een cón-
flict moest uitloopen, waartoe de moord op
den Oostenrijkschen troonopvolger een in
cident was, dat slechts in los verband stond
met de dieper liggende oorzaken.
Niet de eerzucht van een enkeling en
ook niet het „quidquid delirant regea"
draagt de schuld, maar veeleer de sinds
lang opgehoopte brandstof, die door een
overgewaaide vonk vanzelf ontvlamd is. Ik
wensch in deze korte beschouwing mij vrij
te houden van elke eenzijdige opvatting,
maar ben toch van meening, dat als Enge
land in de laatste jaren een man van hel
der politiek verstand of van staatkundig
inzicht had gehad als Bord Salisbury of
Lord Baoonsfield het zeer onwaarschijnlijk
zou geweest zijn, dat die niet in de hand
had geslagen welke Duitschland vriend
schappelijk aan Sir E. Grey heeft aange
boden. Jammer dat het niet zoo heeft mogen
wezen, want dan hadden we nu een ander
Europa gehad en het vraagstuk der ont
wapening ware inplaats van een schoonen
droom van edele menschen, misschien reeds
op den weg der verwezenlijking geweest.
Maar om op den oorlog terug te komen,
de aanval op Neuve Dhapell© heeft Enge
land grooter verliezen gekost, dan de heele
oorlog tegen de Boeren. Gevechten, waar
van da namen aan velen reeds zijn ont
schoten, waren bloediger dan de slag van
Waterloo, Königgratz of Sedan, die toch van
zoo grooten invloed geweest zijn op het lot
van volken en landen. En waartoe, zal
menigeen vragen, moeten dagelijks zulke
bloedige offers gebracht worden? ,Wat is
het doel van den oorlog?. Is er wol een?
In het begin van den oorlog werd in
Londen gezegd, dat men de wapens niet
zo uneorleggen voordat de Goerkha's hun
intocht in Berlijn hadden gedaan. Wie
vandaag nog zoo zo uwillen bluffen, zou men
allicht rijp voor het gekkenhuis houden.
En op de andere zijde? Daar kon men in
een groote Duitsche krant lezen, dat met
den duikbootenoorlog en dat nog wel precies
op den 18en Februari om 12 uur 's middags,
het met de Engelsche heerschappij ter zee
gedaan was. Het eene is evengoed een ba
kersprookje als het andere.
Jammer maar, dat ernstige menschen, zon
der misschien er van overtuigd te zijn, zul
ke uitspraken doezx om den moed er in te
houden of aan te wakkeren. ,Wie tegen
woordig de waarheid spreekt komt al heel
gauw in verdenking van een slecht patriot
te zijn, die niets voor zijn land over heeft.
Hoeveel te erger is het dus met hem gesteld
dia de onoverwinnelijkheid der zijnen in
twijfel trekt of zelfs maar het vermoeden
wekt, dat hij voor een spoedigen vrede
is? Dat de regeeringen der oorlogvoerenden
in dit opzicht in oen gedwongen positie zijn
en zij nagenoeg verplicht zijn om te bluffen,
ligt voor de hand.
Maar anders staat de zaak b.v. voor de
pers van die landen, welke ,dank zij de
wijsheid hunner regeering koelbloedig
heid hunner bewoners, den vrede hebben
weten te bewaren. In die landen is voor de
pers de schoone taak weggelegd om te be
middelen, te verzoenen ea dwalingen op te
helderen.
De loop van den oorlog ia tot dusver vol
verrassingen geweest. Niet het minst wat
betreft het weerstandsvermogen van de Do-
nau-monarchie. Dit was misschien wel de
grootste verrassing. Niemand zal willen be
twisten, dat de kansen der centrlen beter
zijn dan ooit tevoren in den oorlog, maar
ook deze gunstige toestand geeft nog niet
het recht daaruit af te leiden dat binnen
afzienbaren tijd Rusland zoo verslagen zal
zijn, dat het om vrede zal smeeken. Dit
zelfde geldt van den toestand op het Weste
lijke oorlogsterrein. Ook daar geen resul
taten, welke den tegenstander machteloos
maken.
De oorlog heeft alleen dan reden van
bestaan als het einddoel, dat men bereiken
wil, namelijk den vijand den vrede voor
te schrijven, mogelijk is. Maar de overtui
ging dat dit niet zoo is, dat de oorlog wordt
voortgezet zonder een bepaald doel, is smar
telijk en er behoort sterke wilskracht toe
om zich dit voor oogen te houden. Maar toch
zal het betere inzicht op den duur baan
breken, zij het niet bij de regeeringen dan
toch bij de volken. Het gezonde verstand
van den Engelschman heeft voor het vol
houden van een onderneming zonder gun
stig vooruitzicht de typische uitdrukking
van „goed geld naar kwaad geld gooien",
eu het is niet uitgesloten dat dit volk, welks
leger en vloot niet verslagen zijn, ten slot
te aan de stem van het verstand en niet aan
die van het chauvinisme gehoor zal geven.
En er is geen enkele reden dat de tegen
partij voorwaarden zal stellen, die de moge
lijkheid van toenadering uitsluiten en den
oorlog al te zeer verlengen.
De kansen om den vrede te verkrijgen
door den vijand te laten doodbloeden, zijn,
als men den Btaat van zaken onbevooroor
deeld beschouwt, voor alle oorlogvoerenden
gering. De lievellngswensoh van den gene-
ralen staf der verschillende landen om den
vij and een vrede op te leggen, die het hem
een of twee menschengeslachten onmoge
lijk maakt de vijandelijkheden te hervatten,
heeft weinig kans op verwezenlijking. Daar
entegen heeft de wensch van de socialisten
der verschillende landen, dat de overwin
nende partij geen volk van ander ras en
taal zal inlijven, meer kans den grondslag
van toekomstige onderhandelingen te vor
men. Zulks echter met inachtneming der
verkregen resultaten op het oorlogsterrein.
Ik geef toe, dat op den eersten blik deze
twee eischen moeilijk te vereenigen zijn,
maar er zijn behalve veroveringen in Eu
ropa nog talrijke andere compensatie-ob
jecten, waardoor het evenwicht zou kunnen
worden hersteld. De voorteekenen, dat de
internationale haat aan. het minderen ls,
nemen toe. Geen twijfel, dat die kinderach
tige uitingen van dien haat door de staats
lieden van alle landen wordt afgekeurd.
Ia do verwachting dan zoo ongegrond dat
in een niet al te ver verwijderden tijd do
volken van Europa eenstemmig zullen uit
roepen: Quousque tandem? Hoe lang nog!
DE VEROVERING VAN PUTULSK
EN DE DAAROP VOLGENDE OP-
MARSOH.
•Van de verovering van Pultusk, in de
laatste dagen van Juli, vertelt de correspon
dent der „T&gl. Rundschau" op het Oostelijk
oorlogstooneel. De Russische stellingen voor
Pultusk, vertelt hij, liepen in eeu zwakke
bocht van Tsjarnópof naar Gsy en daarna
precies noord-zuid. Op twee punten, ten zui
den van Tsjamopof, braken de Duitaeho aan-
valkolonnes door de Russische stellingen; er
had een bloedig bajonetgevecht plaats binnen
in de loopgraaf, maar na een hardnekkigen
strij d werd de linie genomen. Intusachen
stonden er reserves gereed ora van 't noorden
in te grijpen en de Russische linie „op te
rollen", wat geen licht werk, maar waar
van het succes zeker was.
In'den avond van 23 Juli stonden deze
strijdkrachten in 't noord-westen voor Pul
tusk; tegelijkertijd hadden andere troepen-
doelen het bruggehoofd van Chmjelwo be
stormd en den overgang over do Naref met
grooten moed geforceerd. Den volgenden mor
gen hadden ae Russen Pultusk ontruimd.
Na de herstelling van verschillende schip
bruggen, de Russen hadden natuurlijk
de nieuwe, onlangs voor 800,000 roebel ge
bouwde, brug en de oude vernield, trok
ken onze troepen in een lang front op tegen
den BugNaref-aector en de posities daar
voor. De Russen deden tegenaanvallen, om
dezen opmarsch tegen te houden. Steeds
brachten »ij nieuwe bataljons in 't vuur; zij
spaarden hun mannen niet. Een Duitsch regi
ment had zes aanvallen aohtereen afgeslagen,
zoodat het terrein voor zijn stellingen bezaaid
was met lijken. Maar nog heviger gevechten
werden verwacht. Wij stonden nu ongeveer
40 K.M. ten Noorden voor Warschau
De Russen hebben Pultusk zonder strijd
ontruimd, £aarom is het begrijpelijk, dat de
stad niets geleden heeft. Ik zou gaarne in
den avond of liever in den nacht, verder
naar de Naref getrokken zijn, maar de „Rus
sische zomerziekte" overviel me zoo afschu
welijk, dat ik terugkeerde eu in de kleine
vuile kamer te Makof twee dagen gelegen
heid had om te bemerken hoe de vliegen bij
't uur vermeerderden. Te Makof was het eens
een hartewensch van oen jong officier om
eens weer zonder vliegen to zijn. Slechts hij
kan dezen wensch begTijpen, die de miljoe
nen vliegen heeft gezien, die elk meubelstuk,
elk stuk keukengerei en ieder mensch, die
graag slapen wil, overdekken, zoodat ze vol
zwarte punten lijken.
Toen ben ik naar Pultusk gegaan. Als men
de dingen niet te nauw bekijkt, ziet de stad
er heel aardig uit. Een mooie Russische kerk
DCLXXn.
Het ambt van Acoliet of Lichtdrager.
De wijding tot Acoliet is de vierde en
laatste der Mindere Orden. Het woord aco
liet is een Grieksch woord, en beteekent
iemand, die een ander volgt en vergezelt,
dus een begeleidende knecht of dienaar.
Toen de ambtsverrichtingen der Diakens en
Subdiakens zich vermenigvuldigden, stelde
de Kerk een nieuwen wijdingsgraad in, die
men eenvoudigweg de Orde der Acolieten
noemde. Hun geestelijk dienstwerk was niet
nauwkeurig omschreven, doch zij werden
al3 „dienaars" met alle mogelijke onderge
schikte bedieningen belast. In de Oostersche
Kerk heeft deze Orde niet bestaan; zij bleef
beperkt tot het Westen en ontstond hoogst
waarschijnlijk te Rome. De voornaamste be
diening, die den Acolieten werd opgedragen,
bestond in het overbrengen van het H. Sa
crament. Duidelijk blijkt dit uit de ge
schiedenis van den H. Tarsicius, die tijdens
de vervolging onder de keizers Valerianus
en Gallienus als acoliet en martelaar gestor
ven is. Toen hij n.l. het H. Sacrament in
een beursje op de borst dragend door de
straten van Rome ging, hielden de heidenen
hem aan en eischten, dat hij zeggen zou, wat
hij bij zich droeg. Maar- hij, geen paarlen
voor de zwijnen willende werpen, weigerde
de H.H. Geheimen te verraden; daarop heb
ben zij hem zoolang geslagen en gesteo-
nigd, dat hij den geest gaf. De Christenen
slaagden erin zich van het lijk meester te
maken, begroeven hem op den Appischen
weg en Paus Damasus vervaardigde een
roerend gedichtje ,dat hij op. zijn graf liet
beitelen.
In latere eeuwen ontvingen de Acolieten
te Rome de opdracht het licht te drgaen, in
de Gallicaansche Kerk om de lichten bij de
godsdienstoefeningen te ontsteken en het
water en den wijn in orde te brengen voor
het H. Misoffer. Zij zorgen ook voor het
onderhouden der Godslamp, voorzien het
wierookvat van vuur en bieden den wie
rook aan, dienen bij de plechtige Mis den
subdiaken en bij een gelezen Mis den pries
ter zelf. Behalve in de kloosters en op de
seminaries worden hun bedieningen thans
meestal verricht door den koster en de
misdienaars.
mot kobaltblauwe torens brengt een krach-
tige, opwekkende kleurschakeering in het
stadsaspect.
Tooverachtig schoon Inderdaad, ziet het
marktplein er uit in den laten avond. De
volle maan kwam donkergeel op boven de
huizen aan de linkerzijde, waar zij met de
roode pan endaken en lichte vensterkozij
nen eeu lange rij vormden. Maar hoe meer
zij den ouden burcht naderen, het palels
vroeger der bisschoppen van Plock, te
schooner en voller worden de boomen voor
hen. De oude zeshoekige stadstoren verhef!
zich Jcrachtig, zwartrood, In het matte licht,
dat echter al zijn glans schijnt te geven
aan het verre oude witte slot op de hoogte.
In het groote langwerpige vierkant van he!
marktplein staan lange reeksen legerwagens
en dichtbij de Katholieke Kerk, wier klokke-
toren de andore zijde van het plein afsluit,
houdt een bataljon appèl. Men ziet een lan
ge donkere lijn van mannen.
„Haltl"Ik hoor anders niets, ik weet
niet, wat daar gaande is, maar na eenigen
tijd zie Ik Hele gloeiende punten, de maonaq
rooken. De maan rijst hooger, de stad ligt
heel stil; ook uit het zuiden is geen kanon
gebulder, geen gedruisch te hooien. Alleen
de wind ruisoht door de boomen en apee!(
met de kleeden der bagagewagens.
Maar men moet de dingen niet te nauw.
bekijken. De mooie burcht, waarin een
paar granaten zijn gevallen, is van bin
nen woest en ledig, slechts twee marmeren
badkuipen getuigen nog van vroegere heer
lijkheid. Uit de tweede verdieping kunnen
onze blikken den loop der Naref volgonj in
het zuiden ziet men Warschau liggen.
Op andere zomerdagen reed men in twee-
en-een-half uur met een auto-omnibus, disi
eiken dag dien tocht maakte, naar de hoofd
stad van Polen. Dat was de verbinding van
Pultusk met de beschaafde wereld. In den
winter sliep men er den slaap der kleine
Russische steden.
Voor ik naar Pultusk ging, wa3 ik ook
oen paar uren in Rozan, dat juist de laatste
Russische granaten had gekregen. Door den
verrekijker had ik voor een paar weken'
nog huizen herkend, nu stonden or op zijn
hoogst nog een dozijn hutten. Eerst had dd
vesting onder Duitsch vuur gestaan, toen'
onder Russisch van den hoogen oever aan
de overzijde der Naref. Nu zijn onze troepen
Naar de roman van W. COLLINS.
BI (Uit het Engelsch.)
„Maar wie heeft die lijst er om gemaakt!"
vroeg Valentijn. „Zij wilde vroeger nooit
hebben dat er een lijstje om haar teekeninr
gen kwam. Ik 'begrijp niet wat dit nu be
duidt".
„En ik niet minder", hernam Jack, en liet
1 zich weder lusteloos in zijn stoel vallen. „Is
het een raadsel, mevrouw Blijth! Welke
overeenkomst er is tusschen Madonna en
de Venus do Medici®, niet waar! Zoo het dat
is, dan heb ik dit op het raadsel aan te mer
ken, dat zij veel mooier is, dan eenig pleis
terbeeld dat men ooit gemaakt heeft. Uw ge-
.laat overtreft dat van do Venus", vervolgde
Jack, en deelde dit onnoozele maar oprecht
gemeende kompliment aan Madonna mede,
'met behulp van het doofstommen alphabet.
Zij glimlachte terwijl zij de bewegnig zij
ner vingers volgde misschien hij de fou-
jten die hij maakte, .want hij maakte er twee
dien kleinen zin, welke slechts, vijf woor
den bevatte; misschien ook om het kompli-
mentje, dat toch zeer alledaagscb was.
„O, gij mannen, hoe vreeselijk dom kunt gij
soms zijn!" riep mevrouw Blyth uit. „Wel,
beste Valentijn, het is toch zoo gemakkelijk
om te raden, waarom zij een lijstje om die
teekening gemaakt heeft. Natuurlijk om het
aan iemand ten geschenke te geven. En wien
denkt gij, dat zij het toegedacht heeft!"
„Ja. aan wien!" viel Jack haar in do rede,
en rekte zioh behagel ijk in zijn stoel, met zijn
hoofd, tegen de leuning en zijn beenen in hun
volle lengte uitgestrekt.
„Ik heb grooten lust om de teekening naar
uw hoofd te gooien, in plaats van haar u te
geven!" riep mevrouw Blyth uit, alle geduld
verliezende.
..Gij bedoelt toch niet dat de teekening
een geschenk voor mij is!" riep Jack uit enJ
sprong van zijn stoel op van verbazing.
Va Terc^en"t dat men u flink de ooren
wasclit, omdat gij dit al niet reeds lang ge
raden hebt!" zeido mevrouw Blyth. „Zijt gij
dan vergeten» hoe gij die teekening gepre
zen hebt, toen gij het begin er van zaagt op
•het atelier! Zeidet gij niet tot Madonna...."
„O, dat lieve, goede, edelmoedige schep
seltje," riep Jack, de teekening van het bed
grijpende, toen de waarheid hem plotseling
duidelijk werd. „Zeg haar op uwe vingers,
mevrouw Blyth, hoe trotsch ik op dat ge
schenk ben! Ik kan het met de mijne niet
doen, want ik kan de teekening niet losla
ten. Hier, zie hier laat zij hier naar toe
zien en zich overtuigen hoe ik er mede in
mijn schik hen." En Jaek drukte de teeke
ning van de Venus tegen zijn jas, om te ken
nen te geven hoezeer hij haar op prijs stelde.
Bij deze uitbarsting van gevoel door zijn
pantomime weergegeven, beurde Madonna
haar hoofd op en wierp een blik op den jon
gen Thorpe. Haar gebogen angstig gelaat
dat zich zelf» van mevrouw Blyth gedurende
de laatste oogenblikken had afgekeerd (alsof
j zij elk woord, dat haar verdriet kon doen, en
alles wat er in haar tegenwoordigheid ge
zegd was, gegist had) schitterde weder van
geluk toen zij opkeek van onschuldig, kin-
jderlijk genot, dat geen achterhoudendheid
I kende, geen verkeerde opvatting vreesde,
noch teleurstelling duchtte. Haar blik dwaal-
ide van Jack af en bleef vroolijk op Valen-
'tijn gevestigd; er stond zooveel triumf op
(te lezen toen hij naar de teekening wees, en
lachend zijn handen vol bewondering ophief,
.ten teeken dat hij aangenaam verrast was
'door het geschenk, dat zij zijn nieuwen leer
ling gaf. Mevrouw Blyth voelde de hand,
die zij nog steeds in de hare hield en die
'to-t nog toe nu en dan gebeefd had, vaster en
I warmer worden en liet haar los. Zij vreesde
'niet meer dat Madonna nu het bed zou ver-,
laten en ongemerkt naar de kachel zou slui
pen-
„Ga voort, mevrouw Blyth, gij vergist u
nooit als gij op uwe vingers spreekt, zooals
ik altijd ga voort als-je-hlieft en zeg haar
hoe dankbaar ik haar ben," vervolgde
Jack en hield de teekening op een armlengte
afstand en beschouwde haar met zijn hoofd
op zijde gebogen, zooal» Valentijn gewend
was zijn eigen schilderijen te keuren. „Zeg
haar, dat ik het op mijn slaapkamer zal han
gen, zoodat ik het eiken ochtend hij mijn
ontwaken zien kam Hebt gü het haar gezegd,
zal ik het op haar lei schrijven! Maar ver
tel het haar maar eerst; niet dst het er veel
toe doet; want zij begrijpt-wat ik bedoel (dat
verstandige lieve meisje) als ik haar maar
aanzie; maar vertel het haar maar eerst
hola! Daar komt de thee. Hemel! wat een
heerlijke broodjes. Gauw, Patty, geef mij de
roostervork. Ik mag beginnen. Ik heb nog
nooit zulk een heerlijk vuur gezien om deze
broodjes te roosteren." En Jack knielde LH
do kachel, terwijl hij het Engelscho volks
lied zong en roosterde zegevierend zijn eer-
ste foropdjo en vergat in zijn opgewonden-
jheid dat hij Madonna's teekening omgekeerd
■op liet rustbed van mevrouw Blyth had la
ten liggen.
Valentijn, die in de onschuld zijns harten
niets vermoedde, schaterde het uit van la-
[chon hij dit nieuw bewijs van Jack's inge-
jworte loszinnigheid, maar zijne goedhartig
heid leidde op hetzelfde oogenblik zijn hand
naar de teekening. Hij lichtte haar „voorzich
tig op en plaatste haar op een klein boeken
kastje aan het andere gedeelte der kamer.
Zoo zijn vrouw nog meer genegenheid voon
hem zou kunnen gevoelen, zou zij hem nog
liever gehad hebben op het oogenblik, toen)
hfj dit deed.
Toen haar echtgenoot de teekening weg^
nam, wierp mevrouw Blyth een blik op Man
donna. Het arme meisje stond bevend naasf
hare zijde en hield hare handen vast in elk
kander geklemd; er was geen spoor overga*
bleven van haar liefelijke kleur die anders^
op hare wangen was. Haar blik volgde om
verschillig Valentijn naar het boekenkastje,'
daarop richtte zij haar oogen op Jack, niet
verwijtend noch boos, zelfs niet neerslachtig,
maar weder dezelfde geduldige blik, waarin
zoo duidelijk te lezen stond, dat zij tegen*
spoed met onderwerping wist te dragen, en
die haar gelaat altijd kenmerkte in die dagen
toen zij zich bij het paardenspel bevond. Zoo
6tond zij daar, met haar blik gevestigd op
de kachel en den persoon die er naast ge
knield lag, haar teleurstelling dragende zoo
als zij zoovele kwellingen had gedragen, die
haar zoo smartelijk hadden aangedaan toen
zij nog een kind was. Met hoeveel zorg had
zij gewerkt aan die verwaarloosde teekening,
die zij in stilte op haar kamer had afge.
maakt! Hoe gelukkig had zij zich gevoeld,
als zü aan het oogenblik dacht, waarop deze
NIEUWE MAARLEMSCHE COURANT
IIL i
w sS X MU MVi* SAW