BINNENLAND
maar deze manoeuvre had geenerlei resultaat
De toestand ontwikkelde zich daar zelfs ten voor-
deele van de Russen. De deskundige medewerker
van de „N'owoje Wremja" acht de operatie tot
bezetting van Riga volkomen mislukt. De Duit-
sche afdeelingen, die in die richting opereerden,
zijn naar Mitau teruggeworpen. Onmiddellijk
na dat echec keerde de vijand zich tegen Kowno.
De bladen melden, dat de Duitschers uit Bauske
zijn verdreven en vervolgd worden. Aangezien
Mitau in handen der Russen is (Geen enkel Rus
sisch legerbericht heeft hiervan tot dusverre mel
ding gemaakt. Red.) is het vijandelijk offen-
si^wtegir» Riga ongetwijfeld tot staan gebracht.
Deze uiteenzetting rechtvaardigt de meening
der bladen, dat de kansen voor den vijand zeer
zwak staan. Volgens de „Rjetsj" is men in Rus
sische deskundige kringen van meening, dat de
vijand ter bevestiging van zijn succes binnenkort
een reeks aanvallen zal doen tegen het centrum
van de Weichselstelling, indien zijn pogingen op
de vleugels mislukken. Het blad meent echter,
dat het vijandelijk front een smal cordon vormt
en dus voor den vijand het gevaar oplevert ge
makkelijk doorbroken te kunnen worden, zoodra
het Russische leger tot het offensief overgaat.
VERSPREIDE BERICHTEN
Aan de Dardanelles
Een correspondent van de „Times" beschrijft
de vijandelijkheden op het Gallipoli-schiereiland
en zegt o. a., dat de geallieerde troepen zich, op
een kleinen uitlooper na, nog op dezelfde plaats
bevinden als zes weken geleden. Daarentegen is
er nu alles prachtig georganiseerd; een stelsel
van onneembare loopgraven is aangelegd, zoo-
dat de ondergrondsche troepen-bewegingen nu
bijna gevaarloos kunnen plaats hebben.
Omtrent de Nieuw-Zeelanders en Australiërs
vertelt hij eenige interessante bijzonderheden.
Het zijn, zegt hij, prachtige, sterke kerels, waar
bij geen enkel Europeesch leger te vergelijken is
wat lichaamsbouw betreft.
Zij werken in kleine, zelfgevormde groepen van
vrienden, die elkaar van vroeger kennen of in de
loopgraven genegenheid voor en vertrouwen in
elkaar hebben opgevat. Die groepen hebben haar
eigen manier van werken. Moeten zij bijv. pro
viand van de kust of water uit een bron voor de
troepen halen, dan marcheeren ze niet netjes
achter een onderofficier aan, en volgen zijn beve
len op, maar gaan ergens een pijp zitten rooken
en bespreken dan met elkaar hoe zij het werkje
zullen doen. Die groepjes zijn dikwijls een merk
waardig mengelmoes en het is niet vreemd een
millionair, een cowboy, een doctor en een klerk
bij elkaar te vinden.
Iedere groep heeft haar officieusen aanvoerder,
die door de kameraden zelf wordt gekozen. Na
een poosje overdenken zal hij bijv. zeggen: „Nou,
jongens, we moeten het-doen, dus hoe eerder het
gedaan is, hoe beter. Dan trekken ze op, werken
als paarden, zonder ophouden tot het werk ge
daan is. Onlangs was een groep van vier millio-
nairs bezig aan het maken van een mijngang.
Het werk was nog niet af toen het regiment,
waartoe zij behoorden, door een ander werd af
gelost. De vier mannen weigerden met hun batal
jon mede te gaan vóór het werk af was. Het
was hun mijngang en zoo moest die dan ook
bekend staan.
Nog een merkwaardigheid van den kolonialen
soldaat is zijn afkeer van kleeding. Men ziet
tegenwoordig bijna nooit een Australiër die iets
anders aan heeft dan een kort broekje.
Eerst gingen de jassen weg, toen de hemden,
toen de onderkleeren, nu hebben zelfs velen hun
schoenen en puttees uitgelaten, en alleen uit een
soort van fatsoens-instinct, houden zij een
zeer kort broekje aan, dat op zeer promitieve
wijze uit een oorspronkelijk lange broek is ge
maakt en tot midden op de dijen reikt. In deze
zeer eenvoudige kleeding leven, werken en vech
ten de Australiërs en Nieuw-Zeelanders. Hunne
krachtige lichamen zijn nu door de zon tot een
dof steenrood gebrand.
Do terugtocht der Russen tusschen
Weichsel en Rug.
De oorlogscorrespondent van de ,,'Az Est"
meldt:
Ik ben sedert eenige dagen bij de troepen
die tusschen den Weichsel en den Bug
vechten. Het Russische legerbestuur heeft
deze buurt geheel ontruimd, heeft de men-
Bchen gedwongen hun dorpen te verlateD
en het vee weggedreven. De dorpen, die
niet verbrand zijn, staan leeg. Er zijn hoog
stens twee of drie menschen achtergebleven,
die zich hebben kunnen verbergen. Do be
volking werd verteld, dat de Duitsche sol
daten de bewoners de hoofden afsloegen en
op palen staken.
De oogst kon echter niet meegenomen,
worden. De ontruiming heeft geen bijzon
dere uitwerking op onze troepen en hun
bewegingen; alleen de slechte wegen zijn hin
derlijk. De ontruiming is alleen een ramp
voor de ongelukkige bewoners.
Do toekomst van Albanië.
In een artikel van de Neue Freie Presse
bespreekt graaf Julius Andróssy de toe
komst van Albanië. Wegens den oorlog, zoo
zegt hij ,en met name door het ophouden
van het samengaan tusschen Oostenrijk-
Hongarije en Italië, is een zelfstandig Al
banië nïef meer mogelijk. De monarchie moet
nu in Albanië nog slechts haar eigen belang
in het oog houden. Albanië mag niet aan
Italië komen, want dit zou dan den weg
naar de Middellandsche Zee voor haar kun
nen versperren. Ook mag het niet bij een
vijandigen Balkanstaat worden ingelijfd.
Aan de.Entente mag Albanië's lot niet wor
den toevertrouwd.
Het voordeeligst zou het nog zijn, meent
Julius Andrassy, Albanië geheel of althans
het zuidelijk deel aan Griekenland af te
staan. Dit land zou met zijn geld- en weer
macht het best het land kunnen ontwikke
len. In dit verband hekelt de schrijver Ve-
nizelos om zijn Entente-politiek. Hij werpt
de mogelijkheid op, dat Servië, Albanië zal
krijgen in ruil voor Macedonië, dat het aan
Bulgarije afstaat. Andrassy beveelt voorts
ter overweging aan, het .Noordelijke, Ka
tholieke deel van Albanië rechtstreeks on
der protectoraat van de Monarchie te stel
len, en in Middel-Albanië een Mohamme-
daansch prinsdom te vestigen.
Toekomst, en Vooruitzichten, j
.Veel hoort men bereids over den .vrede
spreken en ook over wat het leven dan bren
gen zal. Tusschen het vele, dat men hier
over zoo al leest, is het belangwekkend ken
nis te maken met wat de „Deutsche Arbeit-
geben-Ztg," schrijft 'over de toekomstige ont
wikkeling van het Duitsche economische
leven in den oorlog. Het blad keert zich
beslist tegen het pessimisme op economisch
gebied en wil niets weten van de vrees,
dat Duitschland door den oorlog op de wereld
markt verdrongen of ook maar teruggedron
gen zou zijn of worden. Veeleer mag er op
worden gerekend, dat na den oorlog een op
leving zal kunnen worden waargenomen. Dit
wordt door overvloedig materiaal uiteengezet.
We vatten het in 't kort als volgt samen:
Niet alleen de industrieele werkzaamheid van
Duitschland heeft onder den oorlog geleden,
maar die van alle landen en die van En
geland nog meer als die van Duitschland,
daar de Duitsche industrie met haar natuur
lijk aanpassingsvermogen zich sneller in de
nieuwe banen wist te bewegen dan de En
gelsche. Het kan dus in waarheid niet juist
zijn, dat de industriën der met Duitschland
oorlogvoerende staten tegenover Duitschland
krachtiger zouden zijn geworden. Hier komt
nog bij, dat de landen der Entente er nog
niet in zijn geslaagd om de goederen, welke
anders door Duitschland werden ingevoerd,
door andere te vervangen. De vijanden van
Duitschland zijn meer op de Duitsche markt
aangewezen dan omgekeerd, zoodat geen
vrees behoeft te bestaan, dat deze landen
zich van de Duitsche industrie zullen afwen
den, waarbij toch ook nog de mogelijkheid
blijft bestaan, dat Duitschland handelsvoor-
waarden zal kunnen bepalen, naar gelang van
het einde van den oorlog. De financieele toe
stand zal na den oorlog voor Duitschland
beter zijn dan die der andere staten, en ten
gevolge van nieuwe kapitaalvorming uit de
oorlogsleeningen van het rijk, zullen ook
voor den handel nog wel gelden te vinden
zijn, zelfs wanneer Duitschland geen oor
lógsschatting zou ontvangen. Een ingrijpen
de verandering in de verhouding der Duit
sche industrie ten opzichte der concurrentie
in andere landen wordt dan ook. niet ver
wacht. Men is daarentegen wel van meening,
dat gedurende den oorlog in de neutrale lan
den een goed denkbeeld is verkregen van
de geweldige kracht van vele takken der
Duitsche industrie tegenover hare concur
renten.
De Jezuïeten op het slagveld.
Een Duitsch officier, bij de gevechten
in Noord-Frankrijk gewond en thans ln
Nederland vertoevend, schrijft pan de „N.
Tilb,. Ot.":
In talrijke gevechten, welke ik mede-
maakte, had een even moedige als aristo
cratische priester ons als aalmoezenier ge
volgd. Midden onder den kogelregen zag
men hem in de voorste liniën de zwaar
gewonden weghalen, om hen te verplegen.
Hij gaf letterlijk niets om granaten en ko
gels, zij lieten hem volmaakt onverschillig.
Niemand kende den naam van den
priester, maar allen bewonderden hem. Hij
was een der dappersten onder de dapperen.
Het eenige wat ons bevreemdde, was, dat
wij hem nooit hoorden prediken. Eerst later
begrepen wij, hoe dit in die dagen onmoge
lijk was geweest door het snelle heen- en
weertrekken en de ontzaglijke moeilijkheden
van den aalmoezeniersdienst.
iWij lagen bij Somne-Puy. .Vóór ons de
ruïnen van het stadje, waarvan nog maar
hier en daar een huis rechtop stond. Het
was avond, toen de Katholieke manschappen
plots werden samengeroepen. Tot carré ge-
vormd stonden wij daar, vol verwachting i
wat er wel gebeuren ging. Een hooge go-
stalte in eenvoudig veldgrijs en de houding
van een officier, treedt in ons midden. Het
is de door ons bewonderde priester. Op
zijn borst draagt hij twee kruisen. Het
eerste van hout met een zilveren Christus
beeld erop, 't andere van ijzer; 't eerste als
teeken zijner priesterlijke waardigheid, het
tweede als teeken van zijn verdiensten. Hoe.
dikwijls zagen wij hem te midden van het
fluiten der kogels en het ontploffen der gra
naten zijn taak verrichten. Hoe vele gewon
den had hij, ook dank zijn forsche lichaams
kracht, uit de vuurlinie gedragen. En nu
ging hij voor ons een predikatie houden.
„Ik ben zoo begon hij zijn rede in
vredestijd één van hen, die dan niet in
Duitschland mogen verblijven, één van hen
wier namen in Duitschland .wantrouwen ver
wekken. En toch ben ik een Duitscher;
gij zijt mijn kameraden. Kameraden niet
alleen als strijders van Ohristus, maar ook
als strijders voor hetzelfde vaderland. Ook
ik heb vroeger den rok des konings gédra-
gen; ik was jaren geleden een Duitsch offi
cier. Nu ben ik een pater Jezuïet. Mijn
naam was vroeger graaf.... En nu volgde
een der best klinkende namen van den Duit-
schen Katholieken adel, een naam, ook in
Nederlandsch Limburg bekend, waar deze
aristocratische familie bezittingen heeft.
Met verbazing vernamen de meesten onzer
dit alles. Langen tijd sprak de priester
ons toe. tW,oorden van liefde voor God en
land; woorden, die zoowel door hun inhoud
ais door de omgeving, waarin ze werden
gesproken, diepen indruk maakten.
Ten slotte gaf hij ons allen de generale
absolutie, want de kanonnen vlak vóór
ons waren een nieuw, artilleriegevecht be
gonnen en aanstonds zou onze infanterie
stormloopen. Katholieken, Protestanten en
Joden, ja zelfs ongeloovigen knielden neer
vol eerbied en tot tranen geroerd door het
tooneel.
Zal de oorlog, die met zooveel heeft afge
daan, ook den Jezuïetenhaat in Duitschland
doen opheffen? galmende heldhaftige kloos
terlingen niet enkel toelaten op het slagveld,
maar ook tot het vaderland Duitschland
heeft thans in hen opnieuw een van zijn
beste, nederigste en heroische zonen leeren
kennen, hun deugd zal het onverstand en
blinde vooroordeel, hopen .wij, in het einde
overwinnen.
En als zij Duitschland ,weer voorgoed bin
nentrekken, zal hen met eeuwige dankbaar
heid het kleine, maar edelmoedige Nederland
bijblijven, dat hen te .Valkenburg, Baexem
en 's-Heerenberg zooveel jaren met gast
vrijheid opnam. i
DE EEDSKWESTIE.
In de „Rotteraammer" herinnert mr TI.
W. Hovy, aan de wijze waarop volgens wij-
len zijn vader, een oplossing zou kunnen ge-
vonden worden voor de eedskwestie. Hü
schrijft:
,,De heer Hovy wilde aansturen op eene
zoodanige regeling, waarbij de actie uitging
van hem, die als magistraat zit. De magi
straatspersoon toch zit met macht van Gods
wege bekleed. Hij legt, daartoe door de wet
geroepen, den burger de verplichting op, de
gebeele waarheid en niets dan de waarheid
te zeggen. Hij doet dit, daarbij den geci
teerde wijzende op het feit, dat hü staat in
de tegenwoordigheid van den Almachtigen
God, die straffen zal, wanneer hij va Lelie lijk
verklaart.
„Wanneer men- dezegrondgedachte nader
uitwerkt in een wetsontwerp, dat zéér be
knopt kan zijn, worden alle moeilijkheden,
tot 'dusver ondervonden, afgesneden.'
„De Overheid is geholpen, doordat de
waarborg, in den eed gelegen, blijft bestaan.
Of de voer den rechter geroepene zich ver
beeldt, niet aan een Almachtigen God te ge-
locven, doet evenmin ter zake als het nu
reeds zweren door iemand, die wèl aan dien
God, maar niet aan een. oordeel na dit leven
gelooft.
„De bedenking dat de rechter, de magi
straatspersoon allicht ongeloovig is, mist
mijns inziens allen grond. Want de rechter,
in bet algemeen iedere met Overheidsgezag
bekleede, doet niets dan de wet uitvoeren.
Een (allicht wat banaal) voorbeeld moge dit
ophelderen, De wet bepaalt (art. 161 Wetb.
van Strafr.) dat de president der rechtbank
den getuige afvraagt (o.m.) zijnen ouderdom,
zijne voornamen. Wanneer nu een rechter
het minder hoffelijk vindt iemand naar. zijn
leeftijd te vragen, moge dit voor zijn per
soonlijk leven niet voor de terechtzitting gel
den. Wanneer de wet hem gebiedt, die vra
gen te stellen, voert hij eenvoudig uit. Heeft
hij tegen het vragen naar iemands leeftijd
principieel bezwaar, dan moet hü zich niet
voor het rechtereambt aanmelden, maar een
andere betrekking vervullen.
Natuurlijk is het denkbeeld, dat ik vaak
met den thans ontslapene besprak, nader uit
te werken. Hier geef ik enkel de hoofdbe
doeling weer.
„Allicht zou eene niet te groote, nochtans
veelzijdige samengestelde commissie door de
Kroon of door den minister kunnen worden
in het leven geroepen met opdracht om bin
nen een bepaalden tijd een voorstel tot op
lossing te doen.
„Want de zaak is in hooge mate urgent."
DE CACAO-INDDSTRljBi
De caeao-industrie in ons land verkeert
thans, gedeeltelijk, in de moeilijke omstan
digheid, dat Engeland weigert boonen uit te
voeren, bestemd voor die fabrikanten, welke
onder denzelfden firma-naam ook cacaofa
brieken gevestigd hebben in landen, welke
thans met Engeland in oorlog zijn. Het eigen
aardige van het geval is nn, dat de Engel
sche afnemers dier cacaofabrieken, op aller
lei wijzen op levering aandringen, waaraan
echter geen gevolg kan gegeven worden, om
dat hun eigen regeering weigert de grond
stoffen door te laten, welke voor onze fabrie
ken bestemd zijn. Van de zijde van laatstge
noemden is alle mogelijke zekerheid aange
boden, dat de uit Engeland ontvangen boo
nen niet zullen verzonden worden naar de.
in met Engeland vijandige landen gevestigd
de cacaofabrieken, doch" tot hu toe zonder re
sultaat.
AFSCHEID VAN Dr. HENDRIK MULLER.
Op recht hartelüke wijze had plaats het
afscheid van dr. Hendrik Muller, als regee-
ringecommissaris van het kamp te Nunspeet.
De scheidende regeeringscommieearis ont
haalde 1800 kinderen, die onder leiding van
hun leermeesters keurige gymnastische oefe
ningen hadden uitgevoerd, op chocolade en
krentenbroodjes. Op den voorlaateten avond
werd hem een serenade gebracht door het
muziekgezelschap uit het kamp en werd den
heer Muller als aandenken door de kant
werksters een eigengemaakt pussen aange
boden.
EEN ZONDERLINGE VERKIEZING.
Te Wyk-bij-Duurstede heeft zich in de jon-
ste raadszitting een weinig-verheffend tooneel
afgespeeld, dat, zegt de „Msbd." vroeger naar
wij meenen te weten zich reeds elders voordeed
doch gelukkig tot heden geen navolging vond.
Mr. Paul J. Reijmer schrijft er over in „De
Stichtscke Post".
Een der wethouders, die als raadslid moest
aftreden, zag bij de periodieke raadsverkiezin
gen zijn mandaat niet vernieuwd. De niet-her-
kiezing van den wethouder als raadslid was
oorzaak dat de partijverhoudingen in den
Raad zich in dier voege wyzigden, dat de Ka
tholieke raadsfractie van minderheid tot meer
derheid ward gebracht. Na den uitslag van de
stembus nam de gevallen wethouder ontslag
als wethouder. Als raadslid bleef hij evenwel
zitting houden tot den eersten Dinsdag van
September, op welken datum zijn opvolger
pas zitting neemt in den Raad. De afgetreden
functionaris moest als wethouder over twee
jaren aftreden, maar door het feit zijner niet-
hexkiezing tot Raadslid werd in September
van zelf een einde gemaakt aan zijn wetkou-
derlijke loopbaan, daar de wethouders door en
uit den Raad moeten worden gekozen.
Het niet herkozen raadslid-wethouder
wachtte evenwel, tegen alle gebruiken in, de
zen datum niet af, maar dient thans zijn ont
slag in. Het gevolg is, dat niet de raad in Sep
tember, maar de raad in zijne oude samenstel
ling een nieuwen wethouder heeft te kiezen.
Immers volgens artikel 84 der gemeentewet
moest de vacature binnen 14 dagen worden
aangevuld. Hetgeen natuurlijk geschiedde
met gevolg dat de oude niet-Katholieke raads-
meerderheid met medewerking van den wet
houder, die ontslag nam, een anderen niet-Ka-
tholieken wethouder benoemde. Deze Wethou
der, die in de vacature van zijn voorganger
treedt, heeft thans nog twee jaren zitting. Te
gen dit bedrijf staat de nieuwe raadsmeerder-
heid machteloos.
Het wil mij voorkomen dat deze handelwij
ze allerminst in overeenstemming is met den
uitgesproken wil der kiezers. Bovendien mis
kent deze handelwijze alle tot op heden gelden
de gebruiken, die zich in het publieke leven
met even groote kracht doen gelden als regels
van geschreven recht. Die gebruiken toch be-
heerschen voor een deel het publieke leven.
Het is dan ook zeer begrijpelijk dat de ka
tholieke raadsleden bij wijze van protest bij de
ze stemming waren weggebleven. Waarheen
liedt het voorbeeld van Wük bij Duurstede?
Een voorbeeld uit de plaats van mijne in
woning biedt zich hier aan. Do raadsverkiezin
gen te Hilversum hadden tot gevolg dat de als
raadslid aftredende katholieke wethouder niet
werd herkozen. Tevens kwam er wijziging in
de samenstelling van den raad. Van rechts
werd de raad naar links omgezet. Het gevallen
raadslid moest immers als wethouder pas over
twee jaren aftreden. Werd het voorbeeld van
Wijk by Duurstede te Hilversum gevolgd, dan
zou na ingediend ontslag van den wethouder
binnen veertien dagen door den ouden raad in
nu nog reebtsebe meerderheid een nieuwe wet
houder moeten worden gekozen. Wel niemand
zou zulk een handelwijze kunnen billijken. Men
moet beboorlü'k wachten wie door de nieuwe
raadsmeerderheid als .vertrouwensman zal
worden aangewezen.
Een wijze van behandeling van zaken en
eene wijze van wetstoepassing als te Wijk by
Duurstede geschiedt» kan allerminst geacht
worden bevorderlik te zyn voor vruchtbare on
derlinge samenwerking.
MR. REGOUT NAAR ROME.
De heer mr. L. H. W. Regout, buitenge
woon gezant en gevolmachtigd minister in tij
delijke en bijzondere zendingen by den Pause-
lyken Stoel, is gisteren naar Rome vertrok
ken.
KLACHTEN OVER DE N. O. T.
De Londensehe correspondent 'van het
„Hbid. maakt zich tot het orgaan van bit
tere klachten over de werking van den maat
regel dat uitvoer van artikelen, van welken
aard ook, uit Engeland naar ons land uit-
sluitend door bemiddeling van de Ned. Over
zee Trust kan plaats hebben.
■vooreerst moeten borgstellingen gestort
worden, wat voor vele kleine kooplieden een
poot bezwaar is. En dan klaagt men over
het lange wachten op de aflevering der goe
deren. En welke goederen? Van welken niet
het minste vermoeden bestaat dat zij naar
Duitschland zullen worden uitgevoerd.
„Wat ter wereld heeft het voor zin," dus
schreef een boekhandelaar, „dat Engelsche
tijdschriften, boeken, e. d. door de Trust naar
Nederland moeten komen? Wat doet het er
toe of wij die zelfs aan Duitschland zouden
kunnen leveren? De schade, die ons door
deze bepalingen berokkend wordt is enorm.
Wanneer onze afnemers in Nederland via de
Trust de Engelsche tijdschriften en weekbla
den eerst een paar weken na de publicatie
er van kunnen ontvangen, krijgen zij daar
natuurlijk spoedig genoeg van en zeggen ons
hun abonnement op."
Over een en ander heeft nu de corr. een
onderhoud gehad met een hooggeplaatst per
soon, die over het werken van de Trust tot
oordeelen bevoegd is.
Hij begreep zeer wel dat deze onnatuur
lijke toestand om niet direct met Engeland te
kunnen bandelen, voor velen schadelijk is,
maar de klagers dienen in het oog te houden
dat wij nu eenmaal in abnormale tijden leven.
„Niets ïs volmaakt, zeide 's corr.'s zegs
man, en dus ook niet de Trust, die anders is
dan een palliatief, dat uw land voorloopig uit
d.0 moeilijkheid moest helpen. A.1 mogen
enkelen in Nederland meenen er minder goed
aan toe te zijn ten gevolge van de Trust,
daartegenover staan zeker tientallen, die be
grijpen aan de Trust verschuldigd te zijn dat
de Nederlandsehe handel en scheepvaart zich,
niettegenstaande de moeilijke positie van hun
land, bijna normaal konden staande houden,
buiten beschouwing gelaten nog het zeker
niet onaanzienlijk aantal Nederlanders, die
grooten voorspoed in hun zaken hadden."
Do zegsman schetst dan het ontstaan van
de N. O. T„ die den door Engeland verlang
den waarborg dat geen goederen uit dat land
naar Duitschland zullen worden doorgevoerd
met niet minder zekerheid geeft dan wanneer
do Ned, regeering zelve, daarvoor borg stond.
Toen de corr. de opmerking maakte dat
toch, vóór de Britsche proclamatie, nog veel
export-artikelen van hier naar Nederland
konden verzonden worden op een eenvoudige
„licence" en zonder dat zij via do Trust
moesten 'gaan, en dat de proclamatie den
schijn gaf dat de Britsche regeering blijkbaar
den Nederlandschen handel .was gaan wan
trouwen en daarom strenger bepalingen had
gemaakt, zeide zijn zegsman dat die procla
matie een soortgelijke meening niet wettigde,
„Integendeel," zeide hij, „zij is veel meer
een bewijs van vertrouwen dan van wantrou
wen door de Britsche regeering in den Neder
landschen handel gesteld en tevens een bewijs
dat men hier Nederland zooveel mogelijk ter
wille heeft willen 'zijn. Die Proclamatie ver
anderde den feitelijken toestand geenszins, be
vestigde dien slechts. In werkelijkheid werd
reeds sedert geruimen tijd niets naar Neder
land uitgevoerd, tenzij geconsigneerd aan de
Trust. Mochten inderdaad enkele artikelen
onmogelijk aan de Trust geconsigneerd kun
nen worden dan twijfelde de zegsman niet,
of daarvoor zou een uitweg te vindon zijn,
hij vermeende stellig te weten dat o.a. voor
de tijdschriften en geïllustreerde bladen reed3
een uitweg gevonden was.
tVan eenig discrimineeren tegen Nederland
is geen sprake, omdat naast de geschreven
bepaling staat: „voor andere landen alleen,
wanneer de importeur vertrouwenswaardig
is," wat in da praktijk bijkans gelijk staat
met een absoluut verbod van uitvoer, tenzij
da Regeering van de geconsigneerde zelve
de garantie verschaft, en zelfs dan nog gaat
dergelijke uitvoer gepaard met de ernstigste
moeilijkheden."
Ten slotte meende de zegsman, dat men
in Nederland zal moeten toegeven dat men
zich over het bestaan van de Trust slechts
kan verheugen en dat de Nederlandsehe han
del ouder den oorlogs-toestand, en trots de
fouten die de Trust mogen aankleven, in on
eindig betere verhouding staat dan die van
andere neutrale staten.
Het kunstmatig verouderen van kaas:
Een Rotterdamsch kaashandelaar heeft voor
Jack zag verschrikt op, en vroeg wat deze
woorden te beteekenen hadden.
„O, het doet er niet toe," zeide mevrouw
Blyth, op denzelfden toon, „zij zyn geen na
dere verklaring waard. Hebt ge ooit meer
geboord, dat een heer meer om een schotel
broodjes geeft dan om een geschenk van een.
dame? Ik geloof het niet. Ik tenminste nooit.
Het is ook te belachelyk (ftn te gelooven, dat
het waar zou zyn, vindt ge niet? Neen, spreek
maar niet tot mij, ik heb hier een boek, dat
ik uit moet hebben. Neen, het helpt u niets;
ik wil niets meer zeggen."
„Wat heb ik dan toch verkeerd gedaan?"
vroeg Jack, en was geheel terneergeslagen,
toen hij bemerkte, dat hü iu het begin van
den avond een onvergeeflijke fout begaau
had. „Ik weet wel, dat ik een broodje heb
laten verbranden; maar wat heeft dat te ma
ken met Madonna's geschenk? (Mevrouw
Blyth schudde baar hoofd en opende het
boek, waarin zy een oogenblik verdiept
scheen te zün). Heb ik er baar niet voor bei-
dankt? Ik weet toch zeker dat ik het van
plan was. 11% zou een ondier of een dwaas
moeten zyn, als ik niet dankbaar en trotsch
was met 'hegeen zij voor my gedaan beeft."
(Hij zweeg plotseling, maar mevrouw Blyth
sloeg niet; de minste acht op hem). „Ik go-
loof, dat ik er leelük ben ingeloopen. Doe
"wat gü wilt, maar zeg mij ten minste wat
ik gedaan heb. Wilt gij niet? Nu, dan zal ik
het van Madonna te weten komen. Zy weet
het natuurlyk, en zy zal het my ook zeggen.
Hoor eens, mevrouw Blyth, ik ga hier niet
vandaan vóór gy mij alles liebt verteld." En
Jack viel met een dwaze smeekende bewe
ging op zyn knieën naast Mary's stoel, haar
weerhoudende om op te 6taan, toen zü dit
'wilde doeD, door terstond het leitje te gry-
pen dat aan hare zijde hing.
Terwül Thorpe zyn vragen, betuigingen,
en uitbundigen lof snel achter eenvolgens op
bare lei krabbelde en terwyl Madonna
met een half lachend, half droevig gelaat
en gevoelende dat by "haar zag las wat
hy geschreven bad, eerst haar best doende
'om niet te spoedig te voldoen aan zyn ver
zoek om hem alles te verklaren, en hem niet
te welwillend aan te zien, toen hü er haar
om smeekte, eindigde zy ten laatste, niette
genstaande mevrouw Blyth's teekens om bet
tegenovergestelde te doen, met hem zijn on
achtzaamheid te vergeven en hem haar band
als gewoonlyk te reiken, ten bewyze dat zy
het meende. Terwül dit kleine huiselijke too
neel in bet eene gedeelte der kamer plaats
greep, viel er een tooneel van anderen aard
een gesprek dat fluisterend gevoerd werd
aan bet ander gedeelte voor tusschen den
"beer Blyth en zyn gast.
De tüd had in geen opzichten Valentijn's
bezorgdheid verminderd ten aanzien van de
6tipte geheimhouding van alles wat in ver
band stond, met de eerste bekendmaking van
juffrouw Beckover met Madonna en Madon
na's moeder. De jaren die verloopen waren,
en hem in 't onbetwist bezit hadden gelaten
van zün pleegkind, hadden zyn buitenspori
ge voorzichtigheid om alles wat van hare
jeugd bekend was, geheim te houden, niet
verzwakt; en bet bad er hem zelfs toe ge
bracht den beer en mevrouw Joyce schier
onder eede te doen beloven, om hetgeen by
ben aan huis verteld was» nooit bekend te
maken. Toch kon hü niet nalaten te vreezen
dat men plotseling baar spoor mocht ont
dekken, en de rechten die men op baar had
zou doen gelden, en haar van hem verwyde-
Ten, zoo dit weinig beteekenend verhaal aan
andere ooren werd toevertrouwd, dan aan
die, welke er het eerst naar hadden geluis
terd.
Hü had den armband en den zakdoek zorg
vuldig in zün lessenaar bewaard; en altijd,
toch koesterde hy nog denzelfden angst voor
juffrouw Beckover's tong, evenals in de lang
verleden dagen, toen het kleine meisje pas
by hem aan buis was.
Terwyl hy voorwendde haar de teekeningen.
te laten zien, welke dien avond begonnen
waren, leidde de beer Blyth baar lustig naar
het andere gedeelte der kamer.
„Wel," zeide hü, geheel onnoodig fluiste
rend, daar hü op een te ver verwyderden af
stand was, dat bet door Jack geboord zou
kunnen worden; zoodat geen enkel woord
van hetgeen hy sprak kon worden afgeluis
terd, zelfs niet door iemand die zyn best
mocht doen om bet gesprek op te vangen.
„Gü hebt zeker niet» verteld, sedert wü el
kander bet laatst zagen geen buurpraat
jes van ge weet wel boe ge onze kleine
lieveling het eerst ontmoet hebt? Of van ha
re moeder? Of?"
„Wat, begint ge daar weder over, myn
heer! viel juffrouw Beckover hem in de re
ide, en liet baar stem evenals de heer Blyth
'een weinig dalen, „Zulk een verstandig man,
als gül Hemel, hemel! boe dikwyls heb ik u
reeds moeten vertellen, dat ik oud genoeg
ben om te weten wanneer ik zwijgen of spre
ken moet. Hoe lang zult ge u zelf nog wel
plagen, met datgeen te verbergen wat nie
mand zoekt".
„Beste juffrouw, gij weet wel, dat ik over
tuigd ben, dat gy' zwijgen kunt," hernam Va-
lenty'n vleiend," maar daareven wildet gy
toch in het byzyn van Thorpe iets vertéllen
nit die vroegere dagen, en wat gü u nog
van jaren herwaarts berinnerdet van ons
kind, zoo ik u niet bytyds in de rede was ge
vallen".
„Ik was volstrekt niet van plan zoo iete
te zeggen, mijnheer; en het verwondert mij
dat gy zoo iets gedacht hebt", antwoordde
juffrouw Beckover snel en stellig.
„Ik vergiste my dus, en vraag er u vet-
schooning voor". Hij zweeg plotseling en
wierp een blik op Jack; maar toen hy zag,
dat deze te veel zyn aandacht aan Madonna
wydde, om ergens anders op te letten voegde
hy er bü: En uw man? En de dokter en
mevrouw Joyce? Geen van hen heeft ooit
zeker iets van het voorgevallene verteld?"
„Zoudt gy niet beter doen bun te schrijven
en hét te vragen", antwoordde juffrouw
Beckover spottend. „Het zou u veel meer
overtuigen, dan de praatjes van een oude
oude vrouw, zooals ik, die geen geheim, be
waren kan".
„Still stil" zeide Valentijn hare hand grij
pende. „Gy wilt toch geen ongenoegen met
my maken! Wij hebben altyd zoo'n kiemen
woordentwist daarom er, dat weet ge wel.
Maar wü zijn »°S no°it boos geworden
o neen, nooit! Daarvoor zijn wij te oude
vrienden".
Mevrouw Beckover glimlachte en was het
geheel ihet rijn gevoelen eene, zij keerde
zich om en wilde naar het andere gedeelte
der kamer gaan. De heer Blyth echter hield
haar hiervan terug; en vervolgde op ernsti-
gen schier treurigen toon; -•
(Wordt vervolgd.);
-I