BINNENLAND maar deze manoeuvre had geenerlei resultaat De toestand ontwikkelde zich daar zelfs ten voor- deele van de Russen. De deskundige medewerker van de „N'owoje Wremja" acht de operatie tot bezetting van Riga volkomen mislukt. De Duit- sche afdeelingen, die in die richting opereerden, zijn naar Mitau teruggeworpen. Onmiddellijk na dat echec keerde de vijand zich tegen Kowno. De bladen melden, dat de Duitschers uit Bauske zijn verdreven en vervolgd worden. Aangezien Mitau in handen der Russen is (Geen enkel Rus sisch legerbericht heeft hiervan tot dusverre mel ding gemaakt. Red.) is het vijandelijk offen- si^wtegir» Riga ongetwijfeld tot staan gebracht. Deze uiteenzetting rechtvaardigt de meening der bladen, dat de kansen voor den vijand zeer zwak staan. Volgens de „Rjetsj" is men in Rus sische deskundige kringen van meening, dat de vijand ter bevestiging van zijn succes binnenkort een reeks aanvallen zal doen tegen het centrum van de Weichselstelling, indien zijn pogingen op de vleugels mislukken. Het blad meent echter, dat het vijandelijk front een smal cordon vormt en dus voor den vijand het gevaar oplevert ge makkelijk doorbroken te kunnen worden, zoodra het Russische leger tot het offensief overgaat. VERSPREIDE BERICHTEN Aan de Dardanelles Een correspondent van de „Times" beschrijft de vijandelijkheden op het Gallipoli-schiereiland en zegt o. a., dat de geallieerde troepen zich, op een kleinen uitlooper na, nog op dezelfde plaats bevinden als zes weken geleden. Daarentegen is er nu alles prachtig georganiseerd; een stelsel van onneembare loopgraven is aangelegd, zoo- dat de ondergrondsche troepen-bewegingen nu bijna gevaarloos kunnen plaats hebben. Omtrent de Nieuw-Zeelanders en Australiërs vertelt hij eenige interessante bijzonderheden. Het zijn, zegt hij, prachtige, sterke kerels, waar bij geen enkel Europeesch leger te vergelijken is wat lichaamsbouw betreft. Zij werken in kleine, zelfgevormde groepen van vrienden, die elkaar van vroeger kennen of in de loopgraven genegenheid voor en vertrouwen in elkaar hebben opgevat. Die groepen hebben haar eigen manier van werken. Moeten zij bijv. pro viand van de kust of water uit een bron voor de troepen halen, dan marcheeren ze niet netjes achter een onderofficier aan, en volgen zijn beve len op, maar gaan ergens een pijp zitten rooken en bespreken dan met elkaar hoe zij het werkje zullen doen. Die groepjes zijn dikwijls een merk waardig mengelmoes en het is niet vreemd een millionair, een cowboy, een doctor en een klerk bij elkaar te vinden. Iedere groep heeft haar officieusen aanvoerder, die door de kameraden zelf wordt gekozen. Na een poosje overdenken zal hij bijv. zeggen: „Nou, jongens, we moeten het-doen, dus hoe eerder het gedaan is, hoe beter. Dan trekken ze op, werken als paarden, zonder ophouden tot het werk ge daan is. Onlangs was een groep van vier millio- nairs bezig aan het maken van een mijngang. Het werk was nog niet af toen het regiment, waartoe zij behoorden, door een ander werd af gelost. De vier mannen weigerden met hun batal jon mede te gaan vóór het werk af was. Het was hun mijngang en zoo moest die dan ook bekend staan. Nog een merkwaardigheid van den kolonialen soldaat is zijn afkeer van kleeding. Men ziet tegenwoordig bijna nooit een Australiër die iets anders aan heeft dan een kort broekje. Eerst gingen de jassen weg, toen de hemden, toen de onderkleeren, nu hebben zelfs velen hun schoenen en puttees uitgelaten, en alleen uit een soort van fatsoens-instinct, houden zij een zeer kort broekje aan, dat op zeer promitieve wijze uit een oorspronkelijk lange broek is ge maakt en tot midden op de dijen reikt. In deze zeer eenvoudige kleeding leven, werken en vech ten de Australiërs en Nieuw-Zeelanders. Hunne krachtige lichamen zijn nu door de zon tot een dof steenrood gebrand. Do terugtocht der Russen tusschen Weichsel en Rug. De oorlogscorrespondent van de ,,'Az Est" meldt: Ik ben sedert eenige dagen bij de troepen die tusschen den Weichsel en den Bug vechten. Het Russische legerbestuur heeft deze buurt geheel ontruimd, heeft de men- Bchen gedwongen hun dorpen te verlateD en het vee weggedreven. De dorpen, die niet verbrand zijn, staan leeg. Er zijn hoog stens twee of drie menschen achtergebleven, die zich hebben kunnen verbergen. Do be volking werd verteld, dat de Duitsche sol daten de bewoners de hoofden afsloegen en op palen staken. De oogst kon echter niet meegenomen, worden. De ontruiming heeft geen bijzon dere uitwerking op onze troepen en hun bewegingen; alleen de slechte wegen zijn hin derlijk. De ontruiming is alleen een ramp voor de ongelukkige bewoners. Do toekomst van Albanië. In een artikel van de Neue Freie Presse bespreekt graaf Julius Andróssy de toe komst van Albanië. Wegens den oorlog, zoo zegt hij ,en met name door het ophouden van het samengaan tusschen Oostenrijk- Hongarije en Italië, is een zelfstandig Al banië nïef meer mogelijk. De monarchie moet nu in Albanië nog slechts haar eigen belang in het oog houden. Albanië mag niet aan Italië komen, want dit zou dan den weg naar de Middellandsche Zee voor haar kun nen versperren. Ook mag het niet bij een vijandigen Balkanstaat worden ingelijfd. Aan de.Entente mag Albanië's lot niet wor den toevertrouwd. Het voordeeligst zou het nog zijn, meent Julius Andrassy, Albanië geheel of althans het zuidelijk deel aan Griekenland af te staan. Dit land zou met zijn geld- en weer macht het best het land kunnen ontwikke len. In dit verband hekelt de schrijver Ve- nizelos om zijn Entente-politiek. Hij werpt de mogelijkheid op, dat Servië, Albanië zal krijgen in ruil voor Macedonië, dat het aan Bulgarije afstaat. Andrassy beveelt voorts ter overweging aan, het .Noordelijke, Ka tholieke deel van Albanië rechtstreeks on der protectoraat van de Monarchie te stel len, en in Middel-Albanië een Mohamme- daansch prinsdom te vestigen. Toekomst, en Vooruitzichten, j .Veel hoort men bereids over den .vrede spreken en ook over wat het leven dan bren gen zal. Tusschen het vele, dat men hier over zoo al leest, is het belangwekkend ken nis te maken met wat de „Deutsche Arbeit- geben-Ztg," schrijft 'over de toekomstige ont wikkeling van het Duitsche economische leven in den oorlog. Het blad keert zich beslist tegen het pessimisme op economisch gebied en wil niets weten van de vrees, dat Duitschland door den oorlog op de wereld markt verdrongen of ook maar teruggedron gen zou zijn of worden. Veeleer mag er op worden gerekend, dat na den oorlog een op leving zal kunnen worden waargenomen. Dit wordt door overvloedig materiaal uiteengezet. We vatten het in 't kort als volgt samen: Niet alleen de industrieele werkzaamheid van Duitschland heeft onder den oorlog geleden, maar die van alle landen en die van En geland nog meer als die van Duitschland, daar de Duitsche industrie met haar natuur lijk aanpassingsvermogen zich sneller in de nieuwe banen wist te bewegen dan de En gelsche. Het kan dus in waarheid niet juist zijn, dat de industriën der met Duitschland oorlogvoerende staten tegenover Duitschland krachtiger zouden zijn geworden. Hier komt nog bij, dat de landen der Entente er nog niet in zijn geslaagd om de goederen, welke anders door Duitschland werden ingevoerd, door andere te vervangen. De vijanden van Duitschland zijn meer op de Duitsche markt aangewezen dan omgekeerd, zoodat geen vrees behoeft te bestaan, dat deze landen zich van de Duitsche industrie zullen afwen den, waarbij toch ook nog de mogelijkheid blijft bestaan, dat Duitschland handelsvoor- waarden zal kunnen bepalen, naar gelang van het einde van den oorlog. De financieele toe stand zal na den oorlog voor Duitschland beter zijn dan die der andere staten, en ten gevolge van nieuwe kapitaalvorming uit de oorlogsleeningen van het rijk, zullen ook voor den handel nog wel gelden te vinden zijn, zelfs wanneer Duitschland geen oor lógsschatting zou ontvangen. Een ingrijpen de verandering in de verhouding der Duit sche industrie ten opzichte der concurrentie in andere landen wordt dan ook. niet ver wacht. Men is daarentegen wel van meening, dat gedurende den oorlog in de neutrale lan den een goed denkbeeld is verkregen van de geweldige kracht van vele takken der Duitsche industrie tegenover hare concur renten. De Jezuïeten op het slagveld. Een Duitsch officier, bij de gevechten in Noord-Frankrijk gewond en thans ln Nederland vertoevend, schrijft pan de „N. Tilb,. Ot.": In talrijke gevechten, welke ik mede- maakte, had een even moedige als aristo cratische priester ons als aalmoezenier ge volgd. Midden onder den kogelregen zag men hem in de voorste liniën de zwaar gewonden weghalen, om hen te verplegen. Hij gaf letterlijk niets om granaten en ko gels, zij lieten hem volmaakt onverschillig. Niemand kende den naam van den priester, maar allen bewonderden hem. Hij was een der dappersten onder de dapperen. Het eenige wat ons bevreemdde, was, dat wij hem nooit hoorden prediken. Eerst later begrepen wij, hoe dit in die dagen onmoge lijk was geweest door het snelle heen- en weertrekken en de ontzaglijke moeilijkheden van den aalmoezeniersdienst. iWij lagen bij Somne-Puy. .Vóór ons de ruïnen van het stadje, waarvan nog maar hier en daar een huis rechtop stond. Het was avond, toen de Katholieke manschappen plots werden samengeroepen. Tot carré ge- vormd stonden wij daar, vol verwachting i wat er wel gebeuren ging. Een hooge go- stalte in eenvoudig veldgrijs en de houding van een officier, treedt in ons midden. Het is de door ons bewonderde priester. Op zijn borst draagt hij twee kruisen. Het eerste van hout met een zilveren Christus beeld erop, 't andere van ijzer; 't eerste als teeken zijner priesterlijke waardigheid, het tweede als teeken van zijn verdiensten. Hoe. dikwijls zagen wij hem te midden van het fluiten der kogels en het ontploffen der gra naten zijn taak verrichten. Hoe vele gewon den had hij, ook dank zijn forsche lichaams kracht, uit de vuurlinie gedragen. En nu ging hij voor ons een predikatie houden. „Ik ben zoo begon hij zijn rede in vredestijd één van hen, die dan niet in Duitschland mogen verblijven, één van hen wier namen in Duitschland .wantrouwen ver wekken. En toch ben ik een Duitscher; gij zijt mijn kameraden. Kameraden niet alleen als strijders van Ohristus, maar ook als strijders voor hetzelfde vaderland. Ook ik heb vroeger den rok des konings gédra- gen; ik was jaren geleden een Duitsch offi cier. Nu ben ik een pater Jezuïet. Mijn naam was vroeger graaf.... En nu volgde een der best klinkende namen van den Duit- schen Katholieken adel, een naam, ook in Nederlandsch Limburg bekend, waar deze aristocratische familie bezittingen heeft. Met verbazing vernamen de meesten onzer dit alles. Langen tijd sprak de priester ons toe. tW,oorden van liefde voor God en land; woorden, die zoowel door hun inhoud ais door de omgeving, waarin ze werden gesproken, diepen indruk maakten. Ten slotte gaf hij ons allen de generale absolutie, want de kanonnen vlak vóór ons waren een nieuw, artilleriegevecht be gonnen en aanstonds zou onze infanterie stormloopen. Katholieken, Protestanten en Joden, ja zelfs ongeloovigen knielden neer vol eerbied en tot tranen geroerd door het tooneel. Zal de oorlog, die met zooveel heeft afge daan, ook den Jezuïetenhaat in Duitschland doen opheffen? galmende heldhaftige kloos terlingen niet enkel toelaten op het slagveld, maar ook tot het vaderland Duitschland heeft thans in hen opnieuw een van zijn beste, nederigste en heroische zonen leeren kennen, hun deugd zal het onverstand en blinde vooroordeel, hopen .wij, in het einde overwinnen. En als zij Duitschland ,weer voorgoed bin nentrekken, zal hen met eeuwige dankbaar heid het kleine, maar edelmoedige Nederland bijblijven, dat hen te .Valkenburg, Baexem en 's-Heerenberg zooveel jaren met gast vrijheid opnam. i DE EEDSKWESTIE. In de „Rotteraammer" herinnert mr TI. W. Hovy, aan de wijze waarop volgens wij- len zijn vader, een oplossing zou kunnen ge- vonden worden voor de eedskwestie. Hü schrijft: ,,De heer Hovy wilde aansturen op eene zoodanige regeling, waarbij de actie uitging van hem, die als magistraat zit. De magi straatspersoon toch zit met macht van Gods wege bekleed. Hij legt, daartoe door de wet geroepen, den burger de verplichting op, de gebeele waarheid en niets dan de waarheid te zeggen. Hij doet dit, daarbij den geci teerde wijzende op het feit, dat hü staat in de tegenwoordigheid van den Almachtigen God, die straffen zal, wanneer hij va Lelie lijk verklaart. „Wanneer men- dezegrondgedachte nader uitwerkt in een wetsontwerp, dat zéér be knopt kan zijn, worden alle moeilijkheden, tot 'dusver ondervonden, afgesneden.' „De Overheid is geholpen, doordat de waarborg, in den eed gelegen, blijft bestaan. Of de voer den rechter geroepene zich ver beeldt, niet aan een Almachtigen God te ge- locven, doet evenmin ter zake als het nu reeds zweren door iemand, die wèl aan dien God, maar niet aan een. oordeel na dit leven gelooft. „De bedenking dat de rechter, de magi straatspersoon allicht ongeloovig is, mist mijns inziens allen grond. Want de rechter, in bet algemeen iedere met Overheidsgezag bekleede, doet niets dan de wet uitvoeren. Een (allicht wat banaal) voorbeeld moge dit ophelderen, De wet bepaalt (art. 161 Wetb. van Strafr.) dat de president der rechtbank den getuige afvraagt (o.m.) zijnen ouderdom, zijne voornamen. Wanneer nu een rechter het minder hoffelijk vindt iemand naar. zijn leeftijd te vragen, moge dit voor zijn per soonlijk leven niet voor de terechtzitting gel den. Wanneer de wet hem gebiedt, die vra gen te stellen, voert hij eenvoudig uit. Heeft hij tegen het vragen naar iemands leeftijd principieel bezwaar, dan moet hü zich niet voor het rechtereambt aanmelden, maar een andere betrekking vervullen. Natuurlijk is het denkbeeld, dat ik vaak met den thans ontslapene besprak, nader uit te werken. Hier geef ik enkel de hoofdbe doeling weer. „Allicht zou eene niet te groote, nochtans veelzijdige samengestelde commissie door de Kroon of door den minister kunnen worden in het leven geroepen met opdracht om bin nen een bepaalden tijd een voorstel tot op lossing te doen. „Want de zaak is in hooge mate urgent." DE CACAO-INDDSTRljBi De caeao-industrie in ons land verkeert thans, gedeeltelijk, in de moeilijke omstan digheid, dat Engeland weigert boonen uit te voeren, bestemd voor die fabrikanten, welke onder denzelfden firma-naam ook cacaofa brieken gevestigd hebben in landen, welke thans met Engeland in oorlog zijn. Het eigen aardige van het geval is nn, dat de Engel sche afnemers dier cacaofabrieken, op aller lei wijzen op levering aandringen, waaraan echter geen gevolg kan gegeven worden, om dat hun eigen regeering weigert de grond stoffen door te laten, welke voor onze fabrie ken bestemd zijn. Van de zijde van laatstge noemden is alle mogelijke zekerheid aange boden, dat de uit Engeland ontvangen boo nen niet zullen verzonden worden naar de. in met Engeland vijandige landen gevestigd de cacaofabrieken, doch" tot hu toe zonder re sultaat. AFSCHEID VAN Dr. HENDRIK MULLER. Op recht hartelüke wijze had plaats het afscheid van dr. Hendrik Muller, als regee- ringecommissaris van het kamp te Nunspeet. De scheidende regeeringscommieearis ont haalde 1800 kinderen, die onder leiding van hun leermeesters keurige gymnastische oefe ningen hadden uitgevoerd, op chocolade en krentenbroodjes. Op den voorlaateten avond werd hem een serenade gebracht door het muziekgezelschap uit het kamp en werd den heer Muller als aandenken door de kant werksters een eigengemaakt pussen aange boden. EEN ZONDERLINGE VERKIEZING. Te Wyk-bij-Duurstede heeft zich in de jon- ste raadszitting een weinig-verheffend tooneel afgespeeld, dat, zegt de „Msbd." vroeger naar wij meenen te weten zich reeds elders voordeed doch gelukkig tot heden geen navolging vond. Mr. Paul J. Reijmer schrijft er over in „De Stichtscke Post". Een der wethouders, die als raadslid moest aftreden, zag bij de periodieke raadsverkiezin gen zijn mandaat niet vernieuwd. De niet-her- kiezing van den wethouder als raadslid was oorzaak dat de partijverhoudingen in den Raad zich in dier voege wyzigden, dat de Ka tholieke raadsfractie van minderheid tot meer derheid ward gebracht. Na den uitslag van de stembus nam de gevallen wethouder ontslag als wethouder. Als raadslid bleef hij evenwel zitting houden tot den eersten Dinsdag van September, op welken datum zijn opvolger pas zitting neemt in den Raad. De afgetreden functionaris moest als wethouder over twee jaren aftreden, maar door het feit zijner niet- hexkiezing tot Raadslid werd in September van zelf een einde gemaakt aan zijn wetkou- derlijke loopbaan, daar de wethouders door en uit den Raad moeten worden gekozen. Het niet herkozen raadslid-wethouder wachtte evenwel, tegen alle gebruiken in, de zen datum niet af, maar dient thans zijn ont slag in. Het gevolg is, dat niet de raad in Sep tember, maar de raad in zijne oude samenstel ling een nieuwen wethouder heeft te kiezen. Immers volgens artikel 84 der gemeentewet moest de vacature binnen 14 dagen worden aangevuld. Hetgeen natuurlijk geschiedde met gevolg dat de oude niet-Katholieke raads- meerderheid met medewerking van den wet houder, die ontslag nam, een anderen niet-Ka- tholieken wethouder benoemde. Deze Wethou der, die in de vacature van zijn voorganger treedt, heeft thans nog twee jaren zitting. Te gen dit bedrijf staat de nieuwe raadsmeerder- heid machteloos. Het wil mij voorkomen dat deze handelwij ze allerminst in overeenstemming is met den uitgesproken wil der kiezers. Bovendien mis kent deze handelwijze alle tot op heden gelden de gebruiken, die zich in het publieke leven met even groote kracht doen gelden als regels van geschreven recht. Die gebruiken toch be- heerschen voor een deel het publieke leven. Het is dan ook zeer begrijpelijk dat de ka tholieke raadsleden bij wijze van protest bij de ze stemming waren weggebleven. Waarheen liedt het voorbeeld van Wük bij Duurstede? Een voorbeeld uit de plaats van mijne in woning biedt zich hier aan. Do raadsverkiezin gen te Hilversum hadden tot gevolg dat de als raadslid aftredende katholieke wethouder niet werd herkozen. Tevens kwam er wijziging in de samenstelling van den raad. Van rechts werd de raad naar links omgezet. Het gevallen raadslid moest immers als wethouder pas over twee jaren aftreden. Werd het voorbeeld van Wijk by Duurstede te Hilversum gevolgd, dan zou na ingediend ontslag van den wethouder binnen veertien dagen door den ouden raad in nu nog reebtsebe meerderheid een nieuwe wet houder moeten worden gekozen. Wel niemand zou zulk een handelwijze kunnen billijken. Men moet beboorlü'k wachten wie door de nieuwe raadsmeerderheid als .vertrouwensman zal worden aangewezen. Een wijze van behandeling van zaken en eene wijze van wetstoepassing als te Wijk by Duurstede geschiedt» kan allerminst geacht worden bevorderlik te zyn voor vruchtbare on derlinge samenwerking. MR. REGOUT NAAR ROME. De heer mr. L. H. W. Regout, buitenge woon gezant en gevolmachtigd minister in tij delijke en bijzondere zendingen by den Pause- lyken Stoel, is gisteren naar Rome vertrok ken. KLACHTEN OVER DE N. O. T. De Londensehe correspondent 'van het „Hbid. maakt zich tot het orgaan van bit tere klachten over de werking van den maat regel dat uitvoer van artikelen, van welken aard ook, uit Engeland naar ons land uit- sluitend door bemiddeling van de Ned. Over zee Trust kan plaats hebben. ■vooreerst moeten borgstellingen gestort worden, wat voor vele kleine kooplieden een poot bezwaar is. En dan klaagt men over het lange wachten op de aflevering der goe deren. En welke goederen? Van welken niet het minste vermoeden bestaat dat zij naar Duitschland zullen worden uitgevoerd. „Wat ter wereld heeft het voor zin," dus schreef een boekhandelaar, „dat Engelsche tijdschriften, boeken, e. d. door de Trust naar Nederland moeten komen? Wat doet het er toe of wij die zelfs aan Duitschland zouden kunnen leveren? De schade, die ons door deze bepalingen berokkend wordt is enorm. Wanneer onze afnemers in Nederland via de Trust de Engelsche tijdschriften en weekbla den eerst een paar weken na de publicatie er van kunnen ontvangen, krijgen zij daar natuurlijk spoedig genoeg van en zeggen ons hun abonnement op." Over een en ander heeft nu de corr. een onderhoud gehad met een hooggeplaatst per soon, die over het werken van de Trust tot oordeelen bevoegd is. Hij begreep zeer wel dat deze onnatuur lijke toestand om niet direct met Engeland te kunnen bandelen, voor velen schadelijk is, maar de klagers dienen in het oog te houden dat wij nu eenmaal in abnormale tijden leven. „Niets ïs volmaakt, zeide 's corr.'s zegs man, en dus ook niet de Trust, die anders is dan een palliatief, dat uw land voorloopig uit d.0 moeilijkheid moest helpen. A.1 mogen enkelen in Nederland meenen er minder goed aan toe te zijn ten gevolge van de Trust, daartegenover staan zeker tientallen, die be grijpen aan de Trust verschuldigd te zijn dat de Nederlandsehe handel en scheepvaart zich, niettegenstaande de moeilijke positie van hun land, bijna normaal konden staande houden, buiten beschouwing gelaten nog het zeker niet onaanzienlijk aantal Nederlanders, die grooten voorspoed in hun zaken hadden." Do zegsman schetst dan het ontstaan van de N. O. T„ die den door Engeland verlang den waarborg dat geen goederen uit dat land naar Duitschland zullen worden doorgevoerd met niet minder zekerheid geeft dan wanneer do Ned, regeering zelve, daarvoor borg stond. Toen de corr. de opmerking maakte dat toch, vóór de Britsche proclamatie, nog veel export-artikelen van hier naar Nederland konden verzonden worden op een eenvoudige „licence" en zonder dat zij via do Trust moesten 'gaan, en dat de proclamatie den schijn gaf dat de Britsche regeering blijkbaar den Nederlandschen handel .was gaan wan trouwen en daarom strenger bepalingen had gemaakt, zeide zijn zegsman dat die procla matie een soortgelijke meening niet wettigde, „Integendeel," zeide hij, „zij is veel meer een bewijs van vertrouwen dan van wantrou wen door de Britsche regeering in den Neder landschen handel gesteld en tevens een bewijs dat men hier Nederland zooveel mogelijk ter wille heeft willen 'zijn. Die Proclamatie ver anderde den feitelijken toestand geenszins, be vestigde dien slechts. In werkelijkheid werd reeds sedert geruimen tijd niets naar Neder land uitgevoerd, tenzij geconsigneerd aan de Trust. Mochten inderdaad enkele artikelen onmogelijk aan de Trust geconsigneerd kun nen worden dan twijfelde de zegsman niet, of daarvoor zou een uitweg te vindon zijn, hij vermeende stellig te weten dat o.a. voor de tijdschriften en geïllustreerde bladen reed3 een uitweg gevonden was. tVan eenig discrimineeren tegen Nederland is geen sprake, omdat naast de geschreven bepaling staat: „voor andere landen alleen, wanneer de importeur vertrouwenswaardig is," wat in da praktijk bijkans gelijk staat met een absoluut verbod van uitvoer, tenzij da Regeering van de geconsigneerde zelve de garantie verschaft, en zelfs dan nog gaat dergelijke uitvoer gepaard met de ernstigste moeilijkheden." Ten slotte meende de zegsman, dat men in Nederland zal moeten toegeven dat men zich over het bestaan van de Trust slechts kan verheugen en dat de Nederlandsehe han del ouder den oorlogs-toestand, en trots de fouten die de Trust mogen aankleven, in on eindig betere verhouding staat dan die van andere neutrale staten. Het kunstmatig verouderen van kaas: Een Rotterdamsch kaashandelaar heeft voor Jack zag verschrikt op, en vroeg wat deze woorden te beteekenen hadden. „O, het doet er niet toe," zeide mevrouw Blyth, op denzelfden toon, „zij zyn geen na dere verklaring waard. Hebt ge ooit meer geboord, dat een heer meer om een schotel broodjes geeft dan om een geschenk van een. dame? Ik geloof het niet. Ik tenminste nooit. Het is ook te belachelyk (ftn te gelooven, dat het waar zou zyn, vindt ge niet? Neen, spreek maar niet tot mij, ik heb hier een boek, dat ik uit moet hebben. Neen, het helpt u niets; ik wil niets meer zeggen." „Wat heb ik dan toch verkeerd gedaan?" vroeg Jack, en was geheel terneergeslagen, toen hij bemerkte, dat hü iu het begin van den avond een onvergeeflijke fout begaau had. „Ik weet wel, dat ik een broodje heb laten verbranden; maar wat heeft dat te ma ken met Madonna's geschenk? (Mevrouw Blyth schudde baar hoofd en opende het boek, waarin zy een oogenblik verdiept scheen te zün). Heb ik er baar niet voor bei- dankt? Ik weet toch zeker dat ik het van plan was. 11% zou een ondier of een dwaas moeten zyn, als ik niet dankbaar en trotsch was met 'hegeen zij voor my gedaan beeft." (Hij zweeg plotseling, maar mevrouw Blyth sloeg niet; de minste acht op hem). „Ik go- loof, dat ik er leelük ben ingeloopen. Doe "wat gü wilt, maar zeg mij ten minste wat ik gedaan heb. Wilt gij niet? Nu, dan zal ik het van Madonna te weten komen. Zy weet het natuurlyk, en zy zal het my ook zeggen. Hoor eens, mevrouw Blyth, ik ga hier niet vandaan vóór gy mij alles liebt verteld." En Jack viel met een dwaze smeekende bewe ging op zyn knieën naast Mary's stoel, haar weerhoudende om op te 6taan, toen zü dit 'wilde doeD, door terstond het leitje te gry- pen dat aan hare zijde hing. Terwül Thorpe zyn vragen, betuigingen, en uitbundigen lof snel achter eenvolgens op bare lei krabbelde en terwyl Madonna met een half lachend, half droevig gelaat en gevoelende dat by "haar zag las wat hy geschreven bad, eerst haar best doende 'om niet te spoedig te voldoen aan zyn ver zoek om hem alles te verklaren, en hem niet te welwillend aan te zien, toen hü er haar om smeekte, eindigde zy ten laatste, niette genstaande mevrouw Blyth's teekens om bet tegenovergestelde te doen, met hem zijn on achtzaamheid te vergeven en hem haar band als gewoonlyk te reiken, ten bewyze dat zy het meende. Terwül dit kleine huiselijke too neel in bet eene gedeelte der kamer plaats greep, viel er een tooneel van anderen aard een gesprek dat fluisterend gevoerd werd aan bet ander gedeelte voor tusschen den "beer Blyth en zyn gast. De tüd had in geen opzichten Valentijn's bezorgdheid verminderd ten aanzien van de 6tipte geheimhouding van alles wat in ver band stond, met de eerste bekendmaking van juffrouw Beckover met Madonna en Madon na's moeder. De jaren die verloopen waren, en hem in 't onbetwist bezit hadden gelaten van zün pleegkind, hadden zyn buitenspori ge voorzichtigheid om alles wat van hare jeugd bekend was, geheim te houden, niet verzwakt; en bet bad er hem zelfs toe ge bracht den beer en mevrouw Joyce schier onder eede te doen beloven, om hetgeen by ben aan huis verteld was» nooit bekend te maken. Toch kon hü niet nalaten te vreezen dat men plotseling baar spoor mocht ont dekken, en de rechten die men op baar had zou doen gelden, en haar van hem verwyde- Ten, zoo dit weinig beteekenend verhaal aan andere ooren werd toevertrouwd, dan aan die, welke er het eerst naar hadden geluis terd. Hü had den armband en den zakdoek zorg vuldig in zün lessenaar bewaard; en altijd, toch koesterde hy nog denzelfden angst voor juffrouw Beckover's tong, evenals in de lang verleden dagen, toen het kleine meisje pas by hem aan buis was. Terwyl hy voorwendde haar de teekeningen. te laten zien, welke dien avond begonnen waren, leidde de beer Blyth baar lustig naar het andere gedeelte der kamer. „Wel," zeide hü, geheel onnoodig fluiste rend, daar hü op een te ver verwyderden af stand was, dat bet door Jack geboord zou kunnen worden; zoodat geen enkel woord van hetgeen hy sprak kon worden afgeluis terd, zelfs niet door iemand die zyn best mocht doen om bet gesprek op te vangen. „Gü hebt zeker niet» verteld, sedert wü el kander bet laatst zagen geen buurpraat jes van ge weet wel boe ge onze kleine lieveling het eerst ontmoet hebt? Of van ha re moeder? Of?" „Wat, begint ge daar weder over, myn heer! viel juffrouw Beckover hem in de re ide, en liet baar stem evenals de heer Blyth 'een weinig dalen, „Zulk een verstandig man, als gül Hemel, hemel! boe dikwyls heb ik u reeds moeten vertellen, dat ik oud genoeg ben om te weten wanneer ik zwijgen of spre ken moet. Hoe lang zult ge u zelf nog wel plagen, met datgeen te verbergen wat nie mand zoekt". „Beste juffrouw, gij weet wel, dat ik over tuigd ben, dat gy' zwijgen kunt," hernam Va- lenty'n vleiend," maar daareven wildet gy toch in het byzyn van Thorpe iets vertéllen nit die vroegere dagen, en wat gü u nog van jaren herwaarts berinnerdet van ons kind, zoo ik u niet bytyds in de rede was ge vallen". „Ik was volstrekt niet van plan zoo iete te zeggen, mijnheer; en het verwondert mij dat gy zoo iets gedacht hebt", antwoordde juffrouw Beckover snel en stellig. „Ik vergiste my dus, en vraag er u vet- schooning voor". Hij zweeg plotseling en wierp een blik op Jack; maar toen hy zag, dat deze te veel zyn aandacht aan Madonna wydde, om ergens anders op te letten voegde hy er bü: En uw man? En de dokter en mevrouw Joyce? Geen van hen heeft ooit zeker iets van het voorgevallene verteld?" „Zoudt gy niet beter doen bun te schrijven en hét te vragen", antwoordde juffrouw Beckover spottend. „Het zou u veel meer overtuigen, dan de praatjes van een oude oude vrouw, zooals ik, die geen geheim, be waren kan". „Still stil" zeide Valentijn hare hand grij pende. „Gy wilt toch geen ongenoegen met my maken! Wij hebben altyd zoo'n kiemen woordentwist daarom er, dat weet ge wel. Maar wü zijn »°S no°it boos geworden o neen, nooit! Daarvoor zijn wij te oude vrienden". Mevrouw Beckover glimlachte en was het geheel ihet rijn gevoelen eene, zij keerde zich om en wilde naar het andere gedeelte der kamer gaan. De heer Blyth echter hield haar hiervan terug; en vervolgde op ernsti- gen schier treurigen toon; -• (Wordt vervolgd.); -I

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1915 | | pagina 6