Rijwielbanden EIck wat wils DE TOESTAND IN BELGIE. Goedkoopst adres H. J. v. d. HEER, Schachgeistraat 7-9 bij de Anigaig, Men zegt Nuttige wenken, Allerlei. Hh Juist Êadersom Er is weder eens een appeltje opgeworpen run samensmelting tnssclien vrijz.-dem. en Unie-liberalen. De „Vaderlander", het orgaan der Libe rale Unie, heeft daar wel ooren naar, mits daarmede niet wordt bedoeld om de concen tratie den doodsteek te geven en gezamenlijk tegenover de Vrije liberalen te gaan staan. Want, acht bet blad, „voor en boven alles moet de concentratie versterkt en befbouden blijven." Natuurlijk, alleen om rechts uit het bewind te kunnen blijven weren, naar het blad nader uiteenzet. Het noemt de concentratie dan ook „een comité van verweer en niets anders", met een mitsdien negatief en geen positief doel! Daarmede spreekt het blad echter tevens uit, dat in die concentratie geen regeerings- kracht zit. Al doet het dat dan niet openlijk, kenne lijk beseft het zeer goed, dat dit inderdaad het geval is! Immers het verklaart, dat „de concentratie zeer zeker hare bezwaren heeft". Doch, zoo gaat Ihet voort: De concentratie heeft ten minste dit voor, dat ze bestaat uit menschen, die fundamenteel staan op hetzelfde begin sel, en alleen over de toepassing daar van verschillen, terwijl de Coalitie aller- lei heterogenen elementen onderdak geeft, die principieel lijnrecht tegenover Dit lezende, wrijft men zich waarlijk de oogen uit en vraagt men zich af: hoe heb ik het nou? Is 't niet juist andersom dan het blad beweert? Bevat niet integendeel de concen tratie „allerlei heterogene elementen", vo gels van diverse pluimage, die wel tezamen de vrijzinnige idéé huldigen, maar overigens waar 't geldt, allerlei vraagstukken, waarbij beginselen te pas komen, hemelsbreed uit eengaan. De parlementaire geschiedenis der laatste jaren is ten dezen heel leerzaam. Denk maar aan de te voeren defensiepolitiek en meer andere kwesties van Staatsbeleid. Is niet gebleken, dat alleen waar er sprake yan is Cambetta'e leuze te huldigen en toe to passen: „le cléricalisme voilé l'ennemie" de vrijzinnigen van alle gading schouder aan schouder staan, maar dat zij anders in ve lerlei richting uiteengaan. Alleen dat nega tief beginsel is 't dat ben nog bijeenhoudt! Terwijl het daarentegen hooge en heilige positieve beginselen zijn, die de coalitie te- vamen doet zijn en bij de..etembus en in het parlement de partijen van rechts elkander doet vinden; beginselen, die, zooals Heems kerk 't eens uitdrukte, aan alle partuen van ^Dit* iTT^weSijk en waar onderscheid tusechen concentratie en coalitie! (Van onzen Brusselschen correspondent.) Brussel, 7 Augustus 1915. Aan vele Belgen wordt 't hevig verweten, dat zii zoo zelfzuchtig zijn om hun geld in Enge land Holland en elders te blijven verteren, ter- wiil 'in België zelf economische hulp noodig is, om het land en de bevolking te doen opstaan van den druk van den oorlog. Zoo langzamerhand begint men echter tot de overtuiging te komen, dat deze verwijten niet altijd even zwaar mogen zijn. Zij mogen gelden en ernstig blijven gelden voor de Belgen, die biiv in Holland zijn gebleven, maar voor de Beigen die in Engeland verblijf houden, mogen zij nade ondervinding, welke meer enmeer wordt opgedaan, niet in dezelfde zwaarte wor den afgewogen. En wel doodeenvoudig om deze reden, dat de Belgen daar niet met aen waren stand'van zaken cn den juisten toestand in Bel gië op de hoogte zijn en bovendien moeilijkheden ondervinden als zij naar hun land willen terug- keeren. De Engelschen gevoelen er natuurlijk niets voor om de rijke Belgen te laten vertrekken. Ten eerste om de duizenden francs, welke zij er verteren en ten tweede, omdat zij meenen de Duitschers moei lijkheden te kunnen bereiden door België zooveel mogelijk onder economischen druk te laten lijden. Dat de bevolking daarvan de grootste nadee- len ondervindt, schijnt secundair te zijn. Zoo zijn er. naar wat de Belgen, die Engeland eindelijk hebben weten te verlaten, meededen, zeer velen, die wel zouden willen terugkeeren, maar zich laten weerhouden, door de schilderingen in de Engelsche pers en de verhalen, welke de ronde doen en ook! in geschrift en in beeld in Engeland worden verspreid. Wanneer nu rijke Belgen van particuliere zijde vernemen dat het zoo erg niet is, en besluiten via Holland terug te gaan, duurt het geruimen tijd voor gehoor wordt gegeven aan hun verzoek om een reispas. Het gevaarlijke van zulk een onderneming als de terugkeer naar het vaderland, wordt dan in schrille kleuren nog maals voorgehouden, en vooral aan dames weet men zekere fcarbaarsche gruwelen als schrikbeeld te doen dienen. Dan weet men te vertellen van de duurte enz., enz., enz. Blijven de Belgen echter op hun stuk staan, dan krijgen ze ten slotte wel de reispas, maar niet het goud, dat zij uit België meebrach ten. Dat moet in een Engelsche Bank in bewaring worden gegeven. Als ze zoover zijn, moeten ze nog 25 francs oorlogsschatting betalen (buiten de kosten van de pas) om de boot te mogen betreden. Het behoeft wel niet verder uiteengezet, dat ve len zich door het bovengenoemde laten afschrik ken. De Belgen, die het hier vernemen, zijn alles behalve ingenomen met dit optreden van den En gelschen bondgenoot en redder in nood, en op nieuw wordt dan weer herinnerd aan de dagen, toen Antwerpen viel. Het gaat er dan mee als met de vragen, welke worden gesteld over de legers van Kitchener, die al maar op zich schijnen te wachten!!! En Mei is sinds lang voorbij Ge weet, dat voor het landbouwbedrijf op last van het Generaal Gouvernement een orgaan is opgericht, getiteld „De Landman" en dat ver schijnt in 'tVlaamsch, Duitsch en Fransch. Dit blad, dat hoofdzakelijk aan de boeren raad en voorlichting geeft, ten behoeve van hun bedrijf, heeft ten volle aan z'n doel beantwoord. De boe ren hebben er een gretig eri ook een dankbaar ge bruik van gemaakt. Op den 21 Juli 1915, d.i. vijf maanden, nadat het werd opgericht had het abonnementengetal de 25000 bereikt. Hierna worden er 11000 in het Fransch en 8500 in het Vlaamsch gedrukt. Het lijdt ook geen twijfel of, veel van het resultaat, dat de landbouw in Bel gië heeft bereikt, is voor een deel ook aan de uitgave van dit blad te danken. Voor Antwerpsche uitgewekenen, die wellicht ook mijne brieven onder de oogen krijgen, deel ik hier mede, dat er over gedacht wordt, om de Schoenmarkt te Antwerpen, welke voor een deel door de beschieting vernield werd, een groote verandering te doen ondergaan; Er wordt over gesproken om een straat aan te leggen, welke loopt van de Schoenmarkt naar de Groenplaats en wel zoo, dat, indien men op den hoek der Schrijnwerkersstraat zou staan men een zicht zou hebben op den ouden fieren toren. Voorwaar, een schoon gezicht! Het gemeentebestuur zal een perk midden op het kerkhof van Schaarbeek reserveeren, om er een gedenkteeken op te richten ter eere van de soldaten, die gesneuveld zijn, voor de verdedi ging van het vaderland. Men zal een grafkel der bouwen met onderaadsche gangen voor 150 graven, waarin het stoffelijk overschot der slachtofers van den oorlog zal worden bijgezet. Dezen rusten voorloopig in een zijlaan. Op het Kerkhof van Schaarbeek rusten reeds negen en twintig gesneuvelde soldaten. Hieronder zijn drie Franschen, een Turco en een Engelschman. De meesten stierven in het gasthuis te Schaar beek aan de bekomen wonden. EEN REIS DOOR OOST- PRUISEN. (Van onzen epecialen correspondent). Ons laatste reisdoel vormden de steden Thorn en Posen. Ik moet bekennen, dat onze impressies van het eigenlijke Oostpruisen, dat den oorlog had leeren kennen, nog te versch waren om wel die belangstelling te wijden aan de dingen die wij nu verder zagen, die we anders zeker voor oogen gehad zou den hebben. Weet men dat het einde eener reis nabij is, dan roept weer de stem der da gelijkse he bezigheden en het moeten diepe indrukken zijn die deze macht der gewoonte zonden kunnen hereiken. Doch de diepste in drukken lagen achter ons. Zoo waren Thorn en Posen voor ons baast als voorsteden van Berlijn. Wü voelden dat de oorlog er evenals in het centrum niet veel veranderd had. Wij zagen er oude Go- thische kerken en raadhuizen, depots en werkplaatsen voor legerbenood igd hedenste delijke abatoirs en waterwerken en stapels levensmiddelen, door de stad aangekocht, die zelfs een langdurigen hongersnood een flin- ken tijd zouden kunnen bezweren. Wij wer den er ontvangen op schitterende wijze, met de fijnste gerechten en keurigste wijnen, en Iket mag waar wezen dat een groote stad zich het voorrecht zulks te doen niet kan laten ontnemen. Ver lag de eenvoud en het primitieve van het land dat wij doorkruist hadden, ver de verscheidenheid der indruk ken daarvan. Thorn is een sterke vesting, die bij een veider oprukken der Russen zeker in actie getreden zou zijn. Doch nu dit na alle waar schijnlijkheid niet meer te gebeuren staat, hoeren wij medelijdend, hoe een vrouwtje dat hear man hier bezoeken wil, meedoogenloos niet van het perron gelaten wordt, omdat zij geen pas bezit.... Ja, een vesting in oor- logtijd! En wij zijn dankbaar voor ons mili tair geleide dat dat ons al deze moeilijkhe den overal bespaart. Thorn is een der grensstations waar dag en nacht vele soldaten op bun treinreis van en naar bet Oosten passeeren. En op welk uur het ook zij, steeds vinden zii er hulp vaardige vrouwenhanden die elk van hun kleine wenschen en verlangens als met een tooverstok vervullen. Alle kleine en groote dingen die nog aan hun persoonlijk comfort mochten ontbreken, zijn daar voorhanden en worden er met ijver onder de troepen ver deeld. Welk een som van arbeid en toewij ding vormt alleen deze onvermoeide vrou wenarbeid aan alle Duitsche stations! Nog als op den eersten mobielmakingedag loopen vrouwen en meisjes met koffie en boterham men langs alle treinen met militairen, en dit duurt nu al een jaar! En zij zullen het blijven doen, al duurt de oorlog tien jaar. De man, die den reuzenstrijd dien wij be leven, het eerst met den zevenjarigen oor log en de verdere omstandigheden ook met die uit den tijd van Frederik den Groote ver geleken heeft, generaal Von Bernkardi, wiens werken in het buitenland v£el aange haald en vaak verkeerd verstaan worden, zetelt thans in Posen. Langen tijd heeft hier ook veldmaarschalk Yen Hindenburg ver blijf gehouden. En het sterke garnizoen dat de stad herbergt, spreekt van het gewicht der plaats. Behalve deze zich door de stra ten bewegende troepenmassa's waardoor wij eens langer dan een kwartier op een kruis punt moesten blijven staan, en daarbij gele genheid hadden op te merken in welke goede condities deze manschappen zieh bevonden, zagen wij in Pasen dingen die verder van den oorlog aflagen. Zoo het oude beroemde raadhuis, een mengsel van gothiek, Italiaansche en Duit sche renaissance met zalen wier zolderingen nog door de naief vrome kunstenaars der middeleeuwen gebeeldhouwd zijn met figu ren van dieren en voorstellingen van pa- neten en dat door de restauratie minder ge leden heeft dan dit wel eens liet geval pleegt te zijn. Het pas voor korten tijd klaar gekomen keizerlijk slot, geweldig van bui ten, een kolos van grijs graniet, is vanbin nen met een pracht en praal ingericht die toch niet kunnen vergeten dat stemmingen nu eenanaal niét nagebootst kunnen worden. Er is geen stemming in de slotkapel, getrou welijk naar bet voorbeeld eener Italiaansche Ikerk geoopieerd, evenmin als deze te vinden was in het geïmiteerd Noorsche kerkje van het Romintener jachtslot. Imposant was in Polen behalve het leven en werken in de groote militaire werkplaat sen voor legerbenoodigdbeden (uniformen, schoenen en anderszins) een stedelijke inrich ting tegen den eventueelen woeker met le ven middelprijzen. De stad heeft zich zelve daartoe als- leverancier benoemd. Zij ver koopt en gros aan de winkeliers die slechts bepaalde prijzen mogen nemen bii den we derverkoop en zij heeft ook in de hallen waar haar enorme voorraden aan eetbare dingen van allerlei soort opgestapeld liggen, een hoekje voor een eigen detailverkoop aan de Pcsensche huisvrouwen gereserveerd. Too- ne el volk je zonder engagement fungeert daar als chef en verkoopster en zij spelen hun niet eens onaardige rol voortreffelijk en worden er tevens door voor nood bewaard. Hier in bet Oosten van Duitschland merkt men sterk het Poolsche element der bevol king. De Poolsche woorden en opschriften,, de Poolsche couranten zijn het niet alleen, ook geprononceerd Poolsche verschijningen ziet men. Gaarne hadden iets van het werk der colonisatiecommissie gezien, die hier sedert jaren tracht de Oostmark te ger- maniseeren. Doch de tijd daartoe ontbrak. Wij kwamen weer in Berlijn aan na een af wezigheid van 10 dagen. Het scheen wel of alle rozen nit de kweekerijen van Bntz over de straten der rijkshoofdstad verstrooid wa ren. En de Linden geurden overal in den volbloeienden zomer, wit gekleed gingen vrouwen en meisjes, en het leven verliep zoo gestadig of niet daarginds in Oost en West werelden van en staal op elkander botsten. RONDOM YPEREN. 't Was nog vroeg in den morgen, zoo ver haalt een correspondent der VL St. dato 81 Juli uit Breeten, toen ik met een afdeeiing pioniers naar de loopgraven toog. Zooals men weet, is er nu bijna een week onafge broken gestreden rondom Yperen. Het land goed „De Hooge" is meermalen genoemd, en rond deze heerlijkheid heeft zieh. dan ook weer een stuk van het oorlogsdrama afge speeld. Na zulke gevechten is er dan voor de pioniers veel te doen. Allereerst moeten de loopgraven voor zoover mogelijk gezuiverd worden van dooden, en waar noodig hersteld, 't Eerste werk is zeer luguber en droef. De meest hartroerende tooneelen ziet men hier. Sommige gedeelten van loopgraven zijn ge heel of grootendeels gevuld met lijken. Als een verwarde vleesehklomp liggen soms vriend en vijand dooreen. In een stuk loop graaf ten westen van Hooge vonden de op ruimers vandaag een twintigtal lijken op eenige vierkante meters grond. Wanneer de lijken bijeengebracht zijn op aanmerkelijken afstand van de vuurlijn, worden ze in groote kuilen neergelaten en een godsdienstplech tigheid besluit het werk. Wanneer de om standigheden het toelaten, wordt de teraar debestelling door eenige honderden solda)> ten bijgewoond. Men ziet ze dan staan met ongedekte hoofden aau de groeve. Hun strak ke gezichten worden zoo mogelijk dan nog ernstiger. Men vraagt zich dan eerst af, of dat nu dezelfde manuen zijn die, nog kort geleden, zingende en fluitende naar 't front gingen. Ik sprak na de plechtigheid met een ser geant, die reeds tot driemaal van bijna al zijn mannen beroofd, uit de loopgraven was gekomen. Het is wonderlijk hoe sommigen als door een wonder gespaard worden in den feilen vuurpoel. Ik zag soldaten uit de loop graaf komen met tientallen kogelgaten in hun uniform, en die toclhi ongedeerd waren gebleven. Terwijl anderen in het eerste uur, dat ze op het terrein kwamen, reeds den dood vonden. Terwijl dé dragers bezig waren een aantal docden weg te ruimen, hooiden ze plotse ling iemand roepen, 't Bleek dat onder een stapel lijken een gewonde lag. De man had zijn rechterbeen gebroken, en was daarna zijn bewustzijn kwijt geraakt. Gedurende zijn be wusteloosheid had het gevecht voortgang gehad en waren doode makkers over hem heen gevallen. Door zijn beenbreuk kon blij zich onmogelijk loswerken. Slechts enkele uren had gelukkig die toestand geduurd. Zoo te midden der dooden te liggen, onmachtig zieh van dien droeven last te ontdoen, moet ontzettend zijn. En naar eenige ervaren dra gers mij mededeelden komen zulke gevallen meermalen voor. De loopgraven zien er na een gevecht uit. alsof ze van bordpapier waren, vol kloven, scheuren, gaten enz. De geschutprojectielen en de handgranaten houden er in huis op een ontzettende wijze. Doch met enkele uren hard en gevaarlijk werken doet men de sporen van den Voorbij- geganen strijd verdwijnen. Maar ook komt het voor, dat terwijl men bezig is de geleden schade te herstellen, opnieuw de stelling on der vijandelijk vuur wordt genomen. Toch kunnen de mannen met het werk belast, dit dan niét opgeven. De terugtocht is dan vaak door het vijandelijk vuur onmogelijk. Men graaft zich dan maar zeer spoedig in._ De meegenomen reserve-voorraad levensmidde len moet dan gewoonlijk strekken tot er ver andering komt. Die verandering komt dan slechts, wanneer de eigen artillerie de vijan delijke tot zwijgen brengt, of deze om de een of andere reden haar vuur vermindert. Men kan zieh wel voorstellen welk een bedarde positie die lieden innemen, die aldus er tus- 6chen zitten. DE STAD CHOLM. In Duitsche bladen worden de volgende bijzonderheden medegedeeld over de dezer dagen door de centralen veroverde stad Cholm, de hoofdstad van. het gouvernement van denzelfden naam. De stad ligt eenige mijlen ten westen van den Bug, en telt ruim 20.000 inwoners, hoofd zakelijk Israëlieten. De minderheid vormen de oude afstammelingen uit de Oekraine, oor spronkelijk een provincie van het konink rijk PoLèn; het woord beteekent „grensge bied" maar is thans de naam van een groot deel van werkelijk Rusland; en verder Polen en Russen. De naam der stad, die tot de oudste van Oekraine behoort, beteekent zooveel als heuvel of. hoogte. Omstreeks het jaar 1245 werd Cholm door den toenmaligen vorst van Oekraine Danylo tot residentie stad verheven en gemaakt tot een middel punt van handel en beschaving. .Voor dit doel riep Danylo Duitsche kolonisten naar Cholm en verleende hun belangrijke rechten. Hij stichtte ook te Cholm een Oekrainisch Grieksch-Katholiek bisdom, dat nog bestaat 1 al is het nu een Russisch-orthodox. De schittering der stad duurde echte; slechts tot den dood van haar beschermheer Deze werd in het jaar 1255 door den pause lijken legaat Opiso tot koning der Ruthener gekroond en heerschte als zoodanig over dc landen van de Wjeprsj en San in het wester tot over den Dnjepr in het oosten. In 1284 stierf hij, nadat hij eerst nog een verschrik kelijke verwoesting van zijn land on vooral van zijn stad Cholm door de Tataren beleefd had. Door zijn zoon Leo I werd nu het gun stiger gelegen Lemberg tot hoofdstad ver beven en Cholm daalde af tot een provincie stad, wat het nog is in Polen, zij het een der grootere. Maar wel bleef de stad de zetel van een bisschop, had het een belangrijke geestelijke school, en zoo bleef het eeuwen door eerst een bolwerk van de Oekraine tegenover I eigenlijk Polen en later van de Griekseh- orthodoxe kerk tegen de Russische en be hield als zoodanig groote beteekenis. Maar omstreeks het midden der 19e eeuw werd de bisschop van Cholm Koesemskyj, door de Russisch wereldlijke macht, van zijn func tie ontheven en vervangen door een Rus- sisch-ortbodoxen bisschop. Toen begon ook het met geweld „bekeeren" der Oekrainers tot den Russischen godsdienst en van de; oorspronkelijke inwoners des lands werden velen uitgewezen, anderen zelfs naar Siberië gezonden. Cholm heeft toen een tijd vau on derdrukking gekend, dien het nu échter weer te boven is. Na de eerste deeling van Polen maakte de stad en het land van Cholm een deel uit van Galicië, van het Oostenrijksche gebied dus. VERSPREIDE BERICHTEN Prins Leopold van Beieren. Wie is de overwinnaar van Warschau? Wie is prins Leopold van Beieren? Hij is de één jaar jongere broeder van den Beier- sc-ben Koning Ludwig, de tweede zoon van prins Ruitpold van Beieren. De man, wiens leger Warschau het eerst binnenrukte, is nu bijna 70 jaar oud. Hij werd 2 Februari 1846 te München geboren; was op 15-jarigen leeftijd, 28 November 1861, reeds tweede- luitenant in het zesde bataljon jagers en werd, 20 December 1862 overgeplaatst naar het 2o Beiersche regiment infanterie. Op den leeftijd van 18 jaar werd hij in Juni 1864 bevorderd tot eerste-luitenant, nu bij een regiment rijdende artillerie. Als zoodanig nam hij in 1866 deel aan den veldtocht tegen Oostenrijk en onderscheidde zich in de ge vechten bij Rossdorf, Kissingen en Ross- brunn. In April 1867, dus 21 jaar oud, werd hij bevorderd tot kapitein en nam als zoodanig deel aan den oorlog tegen Frankrijk; hij deed mee in de veldslagen bij Artenay, Coul- miers en Villepion. In den laatsten slag werd hij gewond, maar hij herstelde spoedig en stond later met de Beiersche legers voor hot belegerde Parijs, zoo herinnert het N. v. d. D. Midden in dén oorlog 11 December 1870, werd hij bevorderd tot majoor. Den 27 Maart 1871 werd hij luitenant-kolonel bij de kuras siers en twee jaren later kolonel. Den 1 No vember 1875 zag hij zich benoemd lot ge- neraal-majoor en kreeg hij het commando over de eerste cavalerie-brigade. In 1881 werd hij luitenant-generaal en commandant der le divisie; in 1887 commandeerend ge neraal van het eerste legerkorps en generaal der cavalerie. In 1891 benoemde zijn vader hem tot inspecteur-generaal der 4e leger- inspectie; in 1896 kreeg hij den rang van generaal-veldmaarschalk, maar werd eerst in 1905 daartoe "benoemd. Prins Leopold van Beieren bezit het IJze ren Kruis le klasse van het jaar 1870 .we géns zijn heldhaftige deelneming aan vele veldslagen. De verovering van Warschau is dus. wel de bekroning van een zeer rijk soldatenleven. De prins is gehuwd met de oudste, dochter van Keizer Frans Jozef, aartshertogin Gisela, en heeft twee dochters en twee zoons; de laatste dienen eveneens in het Duitsche leger te velde, 't Is dus een Duitsch veldheer, die Warschau 't eerst is binnengetrokken, maar hij is tevens de schoonzoon van den Oosten- - rijkschen Keizer en de eere valt dus .voor een deel op de Donau-monarchie. Schrijvende Hohenzollerns. In de Nationaizeitung leest men: Prins Oskar van Pruisen heeft met zijn boekje over do winterslag in de Champagne een oude overlevering van zijn huis gevolgd, die zijn broeder de kroonprins reeds vroeger door zijn jachtverhalen uit Indiö in eere gehouden heeft. Het begint bij dc belangrijkste schrij vers die het Pruisische koningshuis heeft voortgebracht: Frederik den Groote met zijn Oden en blijspelen, zijn krijgswetenschappc- Als inen zoo de laatste dagen de stad heeft doorgewandeld, dan zou men onwille keurig het idee krijgen: „En de kei-mis gaat nooit verloren 1" Een Hollander is taai en al kijkt hij eerst de kat uit den boom, alvorens tot iets over te gaan, als hij' een maal iets aan de hand heeft, dan zal hij het niet spoedig meer laten glippen. Wij zien het hier weer aan onze ex-kermis; de kermis kan officiéél zijn uitgesteld; haar nagedach tenis blijft in eere, dat niet alleen zelfs, er wordt nog zooveel mogelijk de hand aan gehouden en de „kermisweek" blijft nog in zwang met zijn tradities. Ik heb zelfs al booreii zingen: „De kermis komt er boven- °P-" Ik zou zoo zeggen, ze is er nog niet onder. Zaterdagavond was de vermeerdering der drukte in de straten zeer goed merkbaar ien Zondagavond was het zelfs woelig, helaas jweer met de noodige uitwassen, at liepen gelukkig niet zoo erg in de gaten. Kermis- maandag moest natuurlijk ook „gevierd"; de ,f!eineentebedi*jjven hadden vrijaf en andere uongelui namen er ook oen blauwen Maandag van; op de Oude Gracht scheelde het Maan dagmiddag maar weinig of er waren weer vechtpartijen geweest. De vermakelijkheden hebben het niet min der druk gehad; onze oude vriend Consael is, alhoewel laat, toch ook nog op het tapijt verschenen en zijn bezoek scheen bij het publiek zeer in den smaak te vallen: pof fertjes-eten is ook nog een oud-Hollandsohe vermakelijkheid. Zelfs de maatschappijen van vervoer' hebben niet te klagen gehad en met name 4e Heemsteedsche tram zat telkens tjokvol. Van Heemstede gesproken, dat vrien delijke, in het groen verscholen dorp, heeft ook een merkwaardige Augustusdag gehad en al moet men in navolging van dien Franschen generaal, die zeide, dat' „oorlog geen kijk spelletje" is, een bezoek van de Koningin Sc°a kermis vermakelijkheid noemen, toch heeft dat bezoek, al was het onofficiëel; ont zettend veel bekijks getrokken. Ik geloof overigens dat Hare Majesteit veel meer ge noegen moét hebben van zoo'n eenvoudig bezoek dan van een oTficieele ontvangst en de tnenschen hebben er meer aan. Het spijt me, dat ik wegens mijn bezigheden verhinderd was dien koninklijken intocht bij te woneu, maar me dunkt, het moet een imposant ge zicht geweest zijn Hare Majesteit zoo fier te paard aan het hoofd der troepen het dorp zoo stormenderhand te zien veroveren. Nu is op het gemeentelijk wandelbosch „Groc- nendaal" ineens het stempel „koninklijk" ge drukt, al heeft het in de harten der "tailooze wandelaars allang bet praedicaat „konink lijk" gekregen. Nog eens te meer is bij dit bezoek uitgekomen, hoe eenvoudig Hare Ma jesteit kan optreden en hoe moederlijk zij zich jegens haar soldaten gedraagt, 't Zal wel altijd in de heugenis dér omstaanders blijven, hoe Hare Majesteit er op stond oen bord erwtensoep te proeven en dit btaande, te midden der soldaten, te verorberen en toen do soldaat, die haar het bord soep over reikte, eerbiedig opmerkte: ,,'t Is wel wat vol, Uwe Majesteit," kreeg hij voor ant woord: „O, dat is niets, 't smaakt zoo ook goed." Wij1, Nederlanders, kunnen toch maar met voilé borst uitroepen: „Oranje bovenal!" Men zegt.... dat in het wandelbosch Groenendaal bij het Ververschingshuis een gedenksteen zal worden opgericht ter ge dachtenis aan het Koninklijk Bezoek op .Vrij dag 6 Aug. 1915. Men zegt.... dat op het Stationsplein een vaste politiepost zal worden ingesteld om den aankomenden reizigers in het drukke jaargetijde voor wegwijzer te dienen in het doolhof van trammen en eventueele ongeluk ken te voorkomen. Men zegt.... dat Haarlem's Muziekkorps in het- tegenwoordige natte seizoen behalve de stoeltjes nu ook parapluie's gratis ter be schikking zal stellen van het kunstlievende publiek. Men zegt.... dat het gemeentebestuur plannen overweegt om den afgeknotten zuil in den Haarlemmerhout over te brengen naar het Kenaupark en er een standbeeld op te plaatsen van Kenau Hasselaar volgens het model op de groote schilderij in het Frans- Halsmuseum. Men zegt.... dat de socialistische ge meenteraadsleden aan de linksche fracties een compromis zullen voorstellen om bij de .wct- houdersbenoeming in September hunnerzijds den heer Schreudérs te steunen, wanneer alle linksche leden 3ch verbinden om den heer Nagtzaam als wethouder van onderwijs 'ge kozen te krijgen. Men zegt'.... dat do overkapping van het Stationsplein tusschen den ingang en den uitgang van het station gedeeltelijk zal wor den verwijderd. Het achterste gedeelte tegen den muur aan zal worden afgebroken, zoo dat licht en wind er vrijen toegang zullen hebben on ook do regen van tijd tot tijd de steenen eens zal kunnen afspoelen. Men zegt.... dat de athletiek-koorts nu ook ai den vrijwilligen landstorm heeft aan getast. Er zal een afstandsmarsch gehouden worden naar Amsterdam hoen en terug; bijzonderheden zijn nog niet bekend. Om concurrentie te vermijden, zal het plan strikt geheim worden gehouden. Hazelnoten te pellen is niet ieders werkde meesten maken er zich gemakkelijk af door de noten eenvoudig tusschen de deur te leg gen of probeeren er de kracht van hun tan den op; beide manieren zijn nu juist niet erg aanbevelenswaardig. Anderen hebben er wat geld voor over en koopen een notekraker. Maar men schijnt over 't algemeen niet te. weten, dat er een eenvoudig natuurlijk mid del bestaat om de pit te bereiken. De bast is gevormd uit twee vruchtbla- derén, die met de randen sterk aan elkaar gegroeid zijn. Wanneer men nu de noot met een mes even ontdoet van haar bovenst scherp puntje, een overblijfsel van den stem pel, clan .worat een spleet zichtbaar, die laat zien, hoe die twee vruchtbladeren zijn ver groeid. De punt van het mes wordt in die spleet gezet en de twee helften springen open. iVoorwaar een gemakkelijke manier om geen deuren öf tanden te beschadigen. NIEUWS HAARLEMSChE COURANT TSLÏÏD ftlllflfl.T fitftclll»

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1915 | | pagina 5