TWEEDE BLAD Vloerzeilen Elck wat wils P. J. JANSSEN DE ODIILDG Allerlei. Men zegt Ernst en Luim. HAA8SCHE BRIEVEN. finegang h. Warmoesstr. WOENSDAG 18 AUGUSTUS 1915 LXVII. Het Haagsche gemeentebestuur W me irl de afgeloopen week herinaeren aan y^/s t p. Men kent allen dezen beroemden barbier-rente nier en het breede Sonh kend- Het geld is er, Goddank, voor üispom bel r vergezelde. Welnu, zoo was het jl. Maan dag in den Haagsdien Raad ook. Er was een zeer belangrijk voorste aanhangig gemaakt door Burgemeester en Wethouders. De bijzondere omstandigheden, waaronder wij leven, hebben B. en W. aanleiding gegeven den financiëelen toestand onzer gemeente onder de oogen te zien. Zij zijn daarbij tot de conclusie gekomen, dat deze er voor onze weeldestad niet zoo bijzonder gunstig uitziet. Sinds wij in 1914 10,000,000 leenden, is weer een nieuwe schuld gemaakt, die om dekking vraagt. Zij rekenen daarbij voor, dat, als alle uitgaven gedaan wor den, die tot en met 1917 op het program staan, wij aan het einde van dat jaar onze schuld met 28,000,000 zullen zien vermeerderd. In den laatsten tijd gewoon gemiddeld 5 millioen per jaar te leenen, zal dus het gemiddeld leenings- bedrag verdubbeld worden. En dat in een tijd, dai het leenen niet goedkoop en niet gemakkelijk is, en dat de burgerij, die voor rente en aflossing he'eft te zorgen, een moeielijke toekomst tegemoet gaat. Wij moeten ons in dezen vooral geen illusie maken. Het is dus waarlijk niet te verwonderen, dat B. en W. zich de vraag hadden gesteld of niet iets moest gedaan worden, om de dreigende stijging van onze gemeentelijke schuld te keeren. Zij zijn bij deze overweging tot de conclusie gekomen, dat men goed zou doen de verbetering van enkele verkeerswegen, die te zamen een tien millioen moeten kosten, uit te stellen. kip hun werkprogram voor de eerste jaren, stonden allerlei andere zeer nuttige en urgente dingen, die ook vele millioenen zullen kosten, zooals een tweede ziekenhuis, een tweede am bachtsschool enz. enz. Toch was hun voorstel tuin of meer een wanhoopsvoorstel. Men bedenke toch eens, dat voor de nieuwe verkeerswegen veel omvattende onteigeningswetten waren gemaakt, dat reeds voor tonnen huizen waren aangekocht, dat tal van huiseigenaren reeds allerlei plannen hadden gemaakt, sommigen reeds uitgevoerd tegen den tijd, dat het onteigeningsvonnis aan hun panden zou worden voltrokken B. en W. hadden vooraf -de Regeering gepolst, of deze bereid was, om een speciaal wetsontwerp in te dienen, om aen termijn van de reeds toe gestane onteigening met een viertal jaren te ver lengen. De hooge Regeering had op dit verzoek echter afwijzend beschikt. Zoo wilden B. en W. het er dan maar op wagen, meenden zij, dat later allicht nieuwe onteigeningswetten konden worden aangevraagd. Zij zullen nu niet noodig zijn, want de Raad van 's-Gravenhage heeft de zaken anders, meer optimistisch ingezien. Over het voorstel van B. en W. werd letterlijk geen enkel goed woord gezegd. Heftige verwijten kregen B. en W. te hooren, niet in de laatste plaats van den Wet houder der Publieke Werken, den heer Jurriaan Kokdie lijnrecht tegen zijne collega's inging. Zelfs een voorstel om de beraadslaging tot de as. begrooting uit te stellen, wekte de veront waardiging en met het bekende Janus-Tulp-ge- baar besloot de Raad met bijna algemeene stem men, om de doorbraak-plannen voort te zetten. „Het geld is er, Goddank, nog voor dispo nibel." He gevolgen zullen niet lang op zich laten wachten in den vorm van verhooging van het be astingcijfer. bet oogpunt van Haagsche gemeentepoli tiek verdient het boven gememoreerde votum nog een kleine nabetrachting. Men zou zoo meenen, dat dit voorstel, waar- li°or waartegen iets te zeggen is, 'n zeer objec- ve beoordeeling zou hebben gevonden, waarbij Vrj;^. Politieke overweging geen plaats is. De 7' n- nn,£e kiesvereenigingen, die bij de verkie rt.?611 200 wein'g beleid hebben getoond, hebben aarover echter anders gedacht. Zij hebben tegen uit zuiver financieel voorstel al van te voren een politiek relletje opgezet. Dwazer vertooning heeft men nog nooit gezien. Het voorstel is toch af komstig van een college van B. en W. waarvan 5 der 6 leden liberalen zijn. Met name zijn dit de burgemeester en de wethouder van Financiën. 't Goedkoopst adres voor is sissds TELEF. 2610. - HAARLEM. Het voorstel verwierf in een voltallige vergade ring der Commissie van Financiën de algemeene instemming. Later zijn wel een paar leden terug getrokken, maar zóó stond het in de stukken. In deze commissie hebben zitting vier liberalen, twee anti-liberalen en een socialist. Men beroept zich tegen het voorstel op Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, een college, dat slechts één libe raal telt, en op Rotterdam, waarvan het college van B. en W. in meerderheid anti-liberaal is. Indien er ooit aanleiding zou kunnen zijn, om dat voorstel tot een politiek voorstel om te too- veren, dan zou dat ten minste moeten gebeurd zijn door de rechterzijde, voor wie hier gelegen heid bestond, om politieke munt te slaan. De liberalen hebben zich echter niet alleen door deze beweging belachelijk gemaakt, maar ook zichzelven afgebroken, omdat alle hun grieven gaan tegen de liberale leden van het college van B. en W. en daarmede tegen de gehavende liberale meerderheid in den raad, die de liberale wethouders niet zonder verzet van rechterzijde en socialisten heeft gekozen. Min of meer belachelijk was ook de vertoo ning in de Raadsvergadering. Twee wethouders, beiden liberaal, stonden heftig tegenover elkaar te oreeren en van het college bleken ten slotte twee leden tegen en drie vóór het voorstel, terwijl de burgemeester den Raad voortdurend en drin gend zijn verantwoordelijkheid heeft voor oogen gehouden. Boven memoreerden wij reeds den uitslag, maar nu rijst toch de vraag, wat de teleurge stelde helft van het College van Dag. Bestuur zal doen. Blijven zitten? De burgemeester kan natuurlijk niet weggaan, maar de drie wethou ders, speciaal die van de financiën? Zij moeten dan toch maar een voorstel ten uitvoer leggen, waarmede de heele financiëele toestand der ge meente h. i. staat of valt. Hadden zij dezen uitslag vooruit voorzien, zij hadden de zaak zeker niet zoo hoog opgezet en niet zulke dikke woorden gebruikt. Nu zij dit echter eenmaal ge daan hebben, moesten zij ook de gevolgen kloek moedig dragen. Van zoodanig voornemen ver namen wij intusschen tot heden niets. Het merk waardigste is echter, dat geen der groote libe rale bladen in deze richting ook maar een kik gegeven heeft! Hemeltje-lief, als de partijverhoudingen in den Raad en in het College van Dag. Bestuur eens andersom waren geweest! Maar zóó zijn de manieren van de liberale heeren en hun verdedigers en woordvoerders in de liberale pers. 's-Gravenhage, 15 Aug. 1915. DE TOESTAND IN BELGIE. (Van onzen Brusselschen correspondent.) Brussel, 15 Aug. 1915. Als men het leven hier in Brussel, ook aan den buitenkant er van, zoo dagelijks gadeslaat, aan bemerkt men hoe de men schen zich aan den toestand hebben aan gepast en wel in dien zin, dat men ongemerkt in het alledaggsche doen in den geest van den tijd, den oorlog, is meegegaan. Wanneer men bijv. zoo eens door Brussel wandelt, dan ziet men hoe de oorlogstijd heeft ingewerkt op de fantasie der kleinere café-houders. Zoo vindt men café's, die herdoopt zijn in „de Geallieerden", „In het Machinegeweer", „In de shrapnell" enz. enz. Natuurlijk schuilt zoo af en toe in een naam ook wel eenige stille „oppositie", maar ook dit schijnt etil- aan wel te slijten. Dat nu en dan ook wel 'n amusante kant in 'de oppositie in 't alge meen wordt aangetroffen wordt bijv. niet onaardig geteekend door de drie dames, die wandelen gaan, terwijl elk een costuum draagt van een der Belgische kleuren. Naast of achter elkander vormen zij dan de kleu ren onzer nationale Belgische vlag. Wanneer 't niet te baf wordt, gunst men aan aardige dames wel zulk eene gracieuse agitatie. Waarom ook niet? Overigens vliegt deze „driekleur" gemakkelijk van elkander, zoo dat op een gegeven moment hier en daar een verwaaid stuk deze dames zullen me deze weinig gracieuse beeldspraak moeten vergeven kan worden waargenomen. Als aües in den oorlog bij zulke aardigheden door Belgische dames 'tentoongespreid bleef bepaald, dan zou alles er anders uitzien. In ieder geval geeft het eenige vriendelijke variatie en zoover de practijk dit toelaat, schijnen de Duitscha overheden dit sok te denken. Een ander gevolg van den oorlog schijnt hier te zijn, dat op vele plaatsen de wel dadigheidszin is aangegroeid bij menschen, die anders den buidel dicht gesloten hielden. Zoo moet er in Luik sinds eenigen tijd een vereeniging voor geheime hulp zijn opgericht. Eeze vereeniging verzend brieven, welke aan welgestelde burgers den weg aanwijzen, waar langs aan de armen hulp kan worden ver strekt. Dit geschiedt op zeer origineele wijze. Aan verwende dames wordt bijv. de raad gegeven, zich 'met wat meer ijver te wijden aan het lot van hare armere zusters. Zij moeten, zoo luidt de zachte aanmaning, welke wel doel moet treffen, hare naaisters niet aan den arbeid houden door kostbare kleederen te laten maken. Zij moeten wat anders, n.l. meer, ook meer in' aantal, eenvoudige klee deren bestollen en hiervan meedeelen aan armere zusters, die gebrek lijden en dringend in zoovele opzichten moeten worden gehol pen. De methode van deze hulp in 't alge meen lijkt wat erg eenvoudig, maar zij werkt zeer goed bij degenen, die gewoon zijn an ders niets te doen. Ook ten uwent zal wel veel verschrikkelijks de ronde hebben gedaan over „de gruwelijke wijze van optreden der Duitschers tegen zui gelingen". Dit toch is een van de vele hoofd stukken, welke in het. begin van den oorlog zoo gemakkelijk en zonder twijfel veel te lichtvaardig werden geschreven 1 De geschie denis zal la.ter wel definitief uitmaken of ze houdbaar zijn. Wij voor ons kunnen voor 't oogenbiik gelukkig eenige mededeelingen doen, en ze zijn evenzeer gelukkig positief, over de wijze waarop de bezetters van Bel gië van stonde af aan hebben geijverd en meegewerkt om ook voor de zuigelingen- voorziening maatregelen te treffen. Er waren reeds goede organisaties, welke 'vóór den oorlog nuttigen arbeid verrichtten in do zuigelingenzorg. Bij. het uitbreken van den oorlog is hiervan, én we zouden haast zeggen begrijpelijkerwijze, heel wat in het ongerede geradxt. Zoo om van geheel België een enkel voorbeeld te noemen, bestond tot aan den oorlog te Namen een uitstekende zuigelingenzorg. Ddt werk van liefdadigheid werd onderbroken tot aan het begin van dit jaar en eerst op aandringen en met steun van de Duitsche overheid kon het onmisbare werk wederom ter hand worden genomen. Onze Belgische wetgeving zelf doet niet veel voor do verzorging der kinderen. Zoo goed als alles wordt overgelaten aan den particulieren persoon en aan den privaten ondernemingsgeest. Maar van dezen kant is dan ook indprdaad zeer veel goeds voor de kleine kinderen gewrocht. Hoezeer dit noo dig was, kan blijken uit de wettelijke Im paling, dal een jonge moeder niet meer dan twee maanden, hiervan één voor en één nadat de jonge burger de wereld is ingetreden, uit de werkplaats moet blijven. Het is duidelijk, dat het particulier initiatief hier niet alleen noodzakelijk was, maar ook heel wat te doen vond. Met vreugde mag dan over 't algemeen worden gezegd, dat de Duitschers op vele plaatsen konden voortzetten en opwekken wat reeds goed gewerkt had en meest kon den volstaan met eenige meer pragtisch doel matige hervormingen. Dit is nu in vollen gang. Duitsche geneesheeren, die voor gewonde soldaten hebben te zorgen, wijden zicli in hun vrijen tijd gaarne aan lijdende kinderen. In Brussel bereiden op 't oogenbiik IJuitsche geneesheeren en eenige liefdadige personen de inrichting voor van een orèoha om de kleine kinderen van de arme bevolking op te nemen. Hierbij wordt uitgegaan van de grondge dachte, dat veel z'n oorzaak vindt in onkunde op het gejbied van kinderverpleging. Niet alleen op het platteland, maar ook in de dichtbevolkte wijken der groote steden. Naar Duitsch voorbeeld zal daarom een reizend museum worden ingericht om jonge moeders te toonen wa-t zij. tegenover hare kinderen verplicht zijn en hoe zij hieraan kunnen vol doen. Duitsche verpleegsters, die deskundig zijn, geven sinds eenigen tijd aan Belgische vrouwen en meisjes onderricht in de kinder verzorging, opdat deze haar kunnen bijstaan bij het werk, dat met kracht zal worden ondernomen. Gezamen ijk zal dan, op bizon der aandringen van den Gouverneur Generaal worden gewerkt onder bescherming van het „Roode Kruis", waarover ik reeds vroeger schreef. Ook hoopt men een fonds voor moe derzorg te kunnen stichten, zoodat met groot verhouwen, ook door Be g sche moeders, die steeds meer vertrouwen iu deze hulp gaan gevoelen, de resultaten van dit voor België nuttig, en steeds nuttig gebleken werk, wordt tegemoet gezien. Q.. RUSLAND s innerlijke kracht. De Köinische Zeitung bevat een artikel, waarin de vraag wordt besproken, wat aan Rusland zulk een kracht tot weerstand in den oorlog geeft. Rusland i3 dank 21J zijn ligging in het een toon lezer' ma« ik u eens °P het station. Onder ander© talrrt VaQ komt ook een vrouw binnenhijgea mpf80'"8 iedere hand een kind en achter haar een m^rf aan de eene hand een zware koffer torsend en op den anderen arm een kleine. „Jan, wacht jij maar zoolang, dan zal ih Wel kaartjes nemenl" „Goedi" knikt. Jan en zet de koffer neer. let vrouwtje zwaait om de lange file rei- lger« - die de een geduldig, de ander ^geduldig hun beurt afwachten voor el loket en rent op het loket derde klasse ',9 in den hoek, terwijl zij denkt: „Hoe lap k m dat, menschen? Wachten jullie maar, ltc heb de ruimte." De reizigers kijken nieuwsgierig toe, ter- Hw vrouwtJ'e tegen hot gesloten deurtje kt. Zij scharrelt al in haar portemonuaie naar het noodige geld, als een medelijdend reiziger haar toeroept: „Dat is gesloten, juffrouw 1" t Mensch kijkt verbaasd om: „Gesloten! «aar ik moet naar 'k heb nog maar vijf minuten tijd; 't is toch derde klasse hierl" „U moét hier wezenl Dat is geslotéul" Verontwaardigd kijkt het vrouwtje naar het bordje. „Gesloten" dat haar nu pas in het oog valt en wil met een ruk naar liet derde loket toe, waarvoor heel die menigte al staat te wachten. „Naar achteren," roepen ineens verschil lende stemmen. „Juffrouw, u moet in de rij gaan staan. U moet uw beurt afwachten." „Ja, maar, ik heb haast. Hier is toch het kaartjesloket. Ik moet met een trein meel" „Ja, dat moeten we allemaal, juffrouw. Gaaf u nu achteraan staan." „Dan kom ik er niet." „U moet maar denken, dat u plaatsen tf'oet bespreken bij ter Hall, dat gaat ook uk v'oor stuk," zegt ér een uit de file. w'n er ziin t°ch nog meer loketten? aarom geven ze dan maar bij één kaart- J Tn Het vrouwtje. „ua-, oat is -t 'm juist_ Dat is altijd 700y •aan het l°ket tweede klasse ontfermt zich eindelijk over hot derderangs- pubhek en loopt: „Kom maar hier." „Gaat u maar eerst," zegt de medelijdende reiziger en duwt het vrouwtje, dat bleek is van inspanning, naar het loket tweede klasse. Iedereen heeft zélf wel eens .zuike tooneel- tjas gezien: de toestand voor de loketten op drukke dagen is er een, die dringend ver betering behoeft! Waar er meerdere loket- ten zij n, moet er ook méér dan één ter be- schikking staan van het reizende pub'.iek, dat toch grootendeels derde klasse reist. We hopen, dat de stationsdirectie ten deze wat inschikkelijker zal worden. Men zegt... dat de wethouder van Pu blieke Werken in een der zaaltjes van liet Stadhuis een tentoonstelling zal organiseeren van keien en klinkers, teneinde bij het eerst volgende keien- en klinkerdebat in den ge meenteraad de besphikking te hebben over het noodige materieel. Men zegt... dat van rijkswege in den Haarlemmermeer een station zal worden opgericht voor den opfok van regeerings- vurkens, teneinde in den vleeschnood der provincie Noord-Holland te kunnen voorzien. Menzegt... dat geen vleeschwaren meer van den stempel der gemeentelijke keuring zullen worden voorzien, alvorens zij door de ambtenaren aangesneden en minstens voor de helft opgegeten zijn. Men zegt... dat in de sociëteit „Tróu moet blijeken" een plechtige rouwdienst zal worden gehouden voor br. Carpentier AI- ting onder leiding van br. Er. Lieftmek, tenvijl mr. P. Tideman de lijkrede zal uit spreken. Oost-Europeesche laagland bijna uitsluitend landbouwstaat. Ofschoon de Russische indu strie na de revolutie een bijna verwonderlijke vlucht heeft genomen en dé Russische groote steden op machtige wijze zijn gegroeid, wordt de kern der thans l'7() millioen tellende be volking toch nog altijd gevormd door de boeren. De millioenen op de dorpen vormen de bron van het schier onuitputtelijke rncn- sehen-materiaal, .waaruit de kolossale ver liezen van den wereldoorlog steeds weer worden aangevuld. Met den 'boer staat en valt ook elke poging om de binnenlandscke toestanden van hot énmetelijlco rijk op ge welddadige wijze te veranderen. Zoolang de millioenen-massa der boerenbevolking iraag en stompzinnig voortleefde, stond de troon van den tsaar onwrikbaar vast. Eerst toen de boeren door onhoudbare toestanden ge dwongen, het oor leenden aan rondreizende agitators als in 1905, nam de gisting, die reeds sedert tientallen van jaren in Rusland bestond, een dreigenden omvang en een ge vaarlijk karakter aan. Thans is de Russische boer geheel tot rust gekomen; hij i3 bereid de lasten van den oorlog, welke op hem het zwaarst drukken te dragen, en hij wil van een omverwerping van het bestaande niets weten. Hoe is dit te verklaren Het is het resultaat van den in grooten stijl ontworpen agrarische hervorming, die door'Stolypin, den in September 1911 te Kieff gedooden minister president, den overwinnaar der revolutie, be gonnen, en door den fcegenwoordigen minister van landbouw, Kriwoschin, een man met groot organisatorisch talent, krachtig werd doorgevoerd. De opheffing der lijfeigenschap door tsaar Alexander H op 19 Februari 1861 geprocla meerd, was een daad van wereldhistorisch belang. Maar bij. de invoering dezer hervor ming werden noodlottige fouten gemaakt. Het land, dat de' grondbezitters hun vroegeren lijfeigenen moesten afstaan, werd den boeren niet in persoonlijk eigendom gegeven, doch bleef in gemeenschappelijk bezit van de dorpsgemeente. De stukken grond, die aan elke boeienhofstede toevielen, moesten na een bepaalden tijd opnieuw worden verdeeld. De gemeente bepaalde het tijdstip van zaaien en oogsten en ook hoelang het vee op het land mocht weiden. Zoo had dan de boer er geen belang bij, dat het land goed bebouwd werd, daar toch na eenigen tijd een ander de vruchten van zijn vlijt zou plukken. Naar mate de bevolking toenam, werd het stuk, dat aan ieder werd toebedeeld kleiner, en het gevolg van dit alles was, dat de Russische xandbouw geen vooruitgang toonde, doch achteruitgang. Het duurde lang voordat men in de krin gen der Russische regeering de faut inzag van do Russische economische politiek, waar bij het gemeenschappelijk grondbezit der boe ren het palladium van den Russischen Staat werd geacht. De toenemende ontevredenheid onder de boeren, bracht eindelijk de regee ring tol het besluit het gemeenschappelijk grondbezit, door den particulieren eigendom te vervangen. Stolypin, die als adelsmaarsehalk van Kow- no en eigenaar van verscheiden landgoederen op de grens van Kurland gelegenheid had te zien, welke ongezonde toestanden er bij den Baltischen landbouw heerschten, maakte op energieko wijze een begin mot de hervor ming, die reeds vóór zijn optreden als Minis ter op 5 November 1906 kracht van wet had gekregen. Ofschoon de nieuwe toestand niet overal bereidwillig opgenomen werd en de boeren zich hier en daar er tegen verzetten, werd de hervorming toch met wonderbaarlijke snel heid doorgevoerd, voornamelijk door de krachtige hulp van den Staat, die met onbe krompen hand credieten verleende voor go- bouwen, machines, zaaikoren en vee. En reeds was het oogenbiik, waarop de geheelo her vorming haar beslag zou hebben gekregen niet ver meer, toen de oorlog uitbrak. De voornaamste beweegredenen, welke de regeering tot de hervorming had geleid, was gelegen in den wensch om de revolutie af breuk te doen; want de boer, die op zijn eigen land zit, is voor de argumenten der revolutionnaire propagandisten ontoeganke lijk. Deze verwachting is niet beschaamd. Óok begonnen nu de boeren, die thans grond eigenaars waren geworden, het land beter te bebouwen en de opbrengst van het land vermeerderde. De behoeften en levenseischeu der boeren werden grooter, hun koopkracht nam toe en de Russische industrie kwam tot bloei. Zoo beeft de agrarische hervorming Rus land krachtiger gemaakt en het ook in staat gesteld om zich beter toe te rusten voor den oorlog. Maar ook op politiek gebied waren de gevolgen der hervorming zeer gewichtig. Dé boer, wiens landhonger thans was ge stild, werd nu voor de nationale staatsge- dachte gewonnen. Al kon hij ook al de pan- slavische idee niet begrijpen, hij was vol belangstelling, wanneer men hem vertelde, dat door een oorlog land was te veroveren. Zoo werd de oorlog tegen db Duitschers en Oostenrijkers, waartoe de nationalistisciie pers en de orthodoxe popen hen ophitsten, po pulair. De Russische regeering legde allerlei moei lijkheden in den weg aan de landbezittend6 boeren 'van Duitschen stam in hot Westen; zij verbreidde de meening, dat de grond dezer lieden alleng3 moe3t overgaan in het bezit van de omwonende Russen. De Rus sische officieren beloofden hun soldaten, de meest boeren zijn, dat zij het aan gene zijde der grenzen veroverde land in eigendom zou den krijgen. Reeds een jaar vóór het uit breken van den oorlog mochten de boeren leenbanken in de Oostzee-prövinclën geen c e- diet tot aankoop van land meer verleenen aan de inlandsche boeren van Duitschen stam, doch alleen aan de boeren, die uit Groot-Rusland waren geïmmigreerd. En in de Doema eischten thans de bóeren-afgevaar digden, gesteund door alle andere reaetion- nairen, dat de regeering zou overgaan tot onteigening van 't geheele grondbezit van allo boeren van „vreemden stam" en niet uitsluitend zooals de wet van Maklakol'f eisc-ht van de boeren in enkele uit strate gische overwegingen gekozen deeie i van het gebied. Deze ontwikkeling, zoo gaat de schrij ver voort, welke niet alleen de Duitsche st&mgenooten in Rusland, maar ook co po--it ie van het Duitsche rijk bedreigt, zou nle. m.n- der dan noodlottig worden wanneer Rusland onverzwakt uit den oorlog mocht komen. De agrarische hervorming zou dan weer op gevat en verder doorgevoerd worden, en daardoor zou het zijn slechten financieelen toestand spoedig weer kunnen herstellen en de oude politiek van oorlogstoerustingen kun nen voortzetten. De oorlog heeft het groote werk, dat de daad van Alexander II eerst vru hthaar maakte, en dat wij oprecht zouden bewon deren, indien het uit economische en cul tureel© motieven zijn ontstaan dankte en bestemd ware den vrede en niet den oorlog te dienen, de oorlog heeft dit werk onder broken en vernield. Daarom waren de landbouwministers Kri- wocbin en Markof de leiders van de boeren- gezinde uiterste rechterzij le tegen den oor log, ten minste op het huidige oogenbiik. Op dezelfde gronden zijn de agrarische reac- tionnairen voor een spoed igen vrede. Van een verder voortzetten van den oorlog vreezen zij een volledige ineenstorting van do ag a i- sche hervorming, waarin zij een uitstekend wapen zien tegen den binnen! andsc'nen vijand. Daarom, zoo oordeelt de sch ijver in de K. Zlg., moeten wij den oorlog tegen Rusland zoolang voortzetten totdat zijn macht len volle gebroken is. Wanneer de vrede aan Rusland de mogelijkheid schenkt om weder in denzelfden omvang voort te ga ;n met het groote werk, waardoor de staat, d e door den oorlog met Japan en door dó binnenland se he onlusten zoo verzwakt was, binnen w i- ujge jaren zoo werd versterkt, da i s a m wij spoedig voor het verdubbelde en verdrie voudigde gevaar ora döor da overmacht van de Russische boeren, die steed3 honger naa. land hebben, te worden verdrukt. EEN ECONOMISCH OVERZICHT. Het volgende merkwaardige uittreksel ié ontleend aan een verslag van de Britsche Kamer van Koophandel te Genua. Onze markt biedt vooral uitnemend afzet gebied voor fabricaten, die alleen, twee lan den in staat zijn te leveren, n.l. Engeland en Dritschland. Het was dus begrijpelijk, dat. waar het laatste land met moeilijkheden heeft te kampen, Groot Brittannië een ge makkelijker terrein zou vinden. Toch is liet Duitsche doordringen in Italië een meesterstuk van geduld en bekwaam heid. De Duitschers deden alles, om hunne goederen in overeenstemming te brengen met de behoeften der markt. Hetzelfde deden ze met hun prijzen en hun betalingsvoor waarden. Hiervoor maakten ze gebruik van het geduchte vragen der lage prij zen en van het niet minder geduchte vra gen der betalingsvoorwaarden en dat niet al leen voor directe verbruiksartikelen, maar ook voor het breede veld der productiemidde len. Waar onze fabrikanten hunne inrichtin gen wenschten te vergrooten of te verbeteren vondn zij bij de Duitschers steeds practische hulp in het opstellen en het doen werken der machines. - De pogingen der Eugelsche fabrikanten en handelaars (om na het uitbreken van den Men zegt... dat de afdceling Haarlem van den Ne'derl. Kappersbond ook voor de stad Haarlem de ageheele Zondagsrust voor kappers zal invoeren. Men zegt... dat ten gerieve van het wandelend publiek al de primitieve bank jes in den Haarlemmer Hout zullen worden opgeruimd en door banken met leuningen zullen vervangen worden. Men zegt... dat in de eerstvolgende I raadszitting de heer van de Kamp een publieke verklaring zal afleggen nopens zijn „beginselen", die dan tot 'groote verwon- dering van een ieder toch waariijk zullen blijken aanwezig te zijnl „Waarom zijt ge zoo moe?" vroeg een abt eens aan een zijner kloosterlingen. Het an - woord, dat hij ontving, was wel een der zonderlingste. „Ik moet twee hazen na.oopen, twee valken vangen, twee sperwers africh ten, een eekhoren in toom houden, een zieke verplegen en een leeuw temmen. „En wie heeft u al die zonderlinge werk zaamheden opgedragen?" vroeg de abt ten hoogste verbaasd. i Daarop antwoordde de vrome kloosterbroe der: „De twee hazen zijn mijne voeten, die ik van overijlde stappen moet terughouden; de twee valken zijn mijn oogen, die altijd te hoog \yiilen viiegen; de twee sperwers zijn mijne handen, die niet in een ander mans goed mogen grijpen. De eekhoorn is mijn tong, de leeuw mijn hart vol nijd, haat en toorn en de zieke, die ik te verplegen heb, is mijn eigen lichaam. Zeg nu maar, dat ik het niet druk heb." G e rn o e d e 1 ij k. Twee kooplui, die te z.amen veel zalien doen, en met elkaar zeer bevriend zijn, laten hun kantoren door een telefoon verbinden. Op den eersten dag ver schijnt een hunner aan den tolefoon en roept: „Goeden morgen, collega!" „Goeden mor gen1" Hoe gaat hot?" „Uitstekend mag ik je een sigaar presenteeren?" Een compliment. Criticushet por tret is uitstekend geschilderd, de teekening zuiver en licht en schaduw voortreffelijk, maar waarom hebt ge zoo'n fameus leelijk mode! genomen?" Schilder: ,,'t Is mijn zuster." Criticus„O pardonneem mij niet kwalijkdat had ik ook dadelijk moe ten zienu gelijkt sprekend op haar." Daar was reden voor. Rechter: Ik kan niet begrijpen, waarom ge uw schuld- eischers niet betaalt. Beklaagde: Daarvoor heb ik negen ge gronde redenen: 1. een vrouw, 2. een schoon moeder, 3. zes kinderen c" A een leege porlemonnaie. NIEUWE HAARLE/ASCHE COURANT

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1915 | | pagina 5