TWEEDE BLfiD MATTEN Onze Ongelukkenverzekering Verhoogingen Uitkeeringen Madonna. P. J. JANSSEN STADSNIEUWS De Haarlemiche havenplannen aan het Noorder-Spaarne. Ansgang b. Warmoesstr. BINNENLAND FEUILLETON 't Goedkoopst adres voor Wij verzoeken onzen abonné's-polishouders de onderstaande verklaring uit te knippen en deze (in den linkerhoek bovenaan) vast te hechten aan hun polis, Voor de agentschappen waar de verhooging Iets later ingegaan is, gaan ook op den lateren datum deze verhoogingen in. DE ADMINISTRATIE. Met ingang van Juli 1915 is, tegelijk met de verhoo ging van den abonnementsprijs der NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT, een verhooging der uitkeeringen van de Onge lukken-verzekering ingevoerd, waardoor deze uitkeeringen thans als volgt zijn gewijzigd; De uïtkeering bij levenslange ongeschiktheid wordt ^erhoopcS van f iOOO op f 4000. De uitkeermg bij overlijden wordt srerhoofgd van f400 op f500. Bovendien zal in het vervolg bij Isi*eilk van een arm of'been tengevolge van een ongeluk een uïtkeering van f To geschieden. Eindelijk wordt bepaald dat bij ongelukken, die men beloopt als passagier reizende bij een spoor-, boot-, oi tramongeluk, het dubbele van de gewone uitkeeringer wordt betaald, met uitzondering alleen van de uitkeering bij levenslange ongeschiktheid. Verzoeke deze verklaring uit te knippen en aan uwe Polis te hechten, DINSDAG 24 AUGUSTUS 1915 is steeds NIEUWE haarlemsche courant 'De drukke opkomst ter gisterenavond ge houden vergadering m de bovenhal van de Kroon, waar de beer J. F. Hulswit sapdc over de havenplannen der gemeente Haar lem getuigde van veler belangstelling m drzó voor onze gemeente zoo belangrijke aangelegenheid. Van de talrijke aanwezigen noemen wij de beer en Dumont, diïecteur van openbare werken, de beeren Schram, Slingenberg,le den van den Raad, mr. Foek, lid der Tweede Kamer, mr. Heerkens Tliijesen, lid van den Raad, en Jbr. Mr. Boreel van Hogelanden, oud-burgemeester van Haarlem en lid van Ged. Staten, die op 'de eerste rii hadden, plaats genomen.- Verder merkten wij in de zaal op, behalve den wethouder Modoo, van de huidige raadsleden en de nieuw gekozen raadsleden, de lieeren: dr. Merens, Krelage, Elffers, La>- scliuit, Van de Kamp, Nagtzaam, Poppe, Timmer, Van Rossum, Visser, Bregonje, Van Liemt, Koen en Spiesz. Dan waren o.a. nog aanwezig de hoofden van gemeentebedrijven, hoofdambtenaren van den Rijks- en Provincialen waterstaat, eenige indnstrieelen en vele andere belang stellenden. De lieer Smit, voorzitter der Haarlem- sche Handelsvereeniging, die de vergadering leidde, heette allen welkom, in de eerste plaat» liet lid der Tweede Kamer, mr. Foek, en zeide dat de tegenwoordigheid van zoo- veleu getuigde van aller belangstelling in de gemeente Haarlem. Hij dankte den heer Hulswit. voor diens bereidwilligheid om hier te willen optreden en' gaf hem daarna het woord. De heer Hulswit zeide dat hii aanvan kelijk had geaarzeld om de uitnoodiging te aanvaarden om hier als spreker op te tre- heu, omdat het, als lid der raadscommissie inzake open spoor en overlaadliaven, niet op riin weg kon liggen om de verschillende ha» venplannen te critiseeren. Echter was hij beren, om een en ander aangaande deze be langrijke aangelegenheid mede te deelen. Daarmede beginnende, deed spr. eerst voor- an c^e verschillende bii den raad in- «LJiTtLni voorstellen en de dienaangaande f óf èor i ®luld<en> doende opmerken, dat bet eerste stuk reeds van 1912 dagteekent en uiteenzettende de verschillen der voorstellen. Hp 1 .etoogde uaarna aan de hand van rap porten op een m 1905 te Milaan gehouden scheepvaartcongres', dat er verband moet be staan tussehen de spoorwegen en de binnen- lai'deche scheepvaart. In Amerika bijv. had den gaandeweg de spoorwegen de hinnen- Jandsche scheepvaart geheel verdrongen, maar toeh geeft men daar de pogingen niet op om de binnenscheepvaart weder te ver heffen. Daar zullen nu kanalen komen met de meest moderne werktuigen voor overladin gen. Langs de kanalen is men van plan om electrische locomotieven te laten loopen om de schepen voort te trekken. In Rusland is men van oordeel, dat een waterweg met andere middelen van vervoer in verbinding moet staan en is een wet uit gevaardigd, waarhij de spoorwegen en de binnenscheepvaart maats, gedwongen zijn zich aangaande het vervoer te verstaan. Tus sehen heide is de samenwerking zoo groot, dat do goederen op eenzelfden vrachtbrief voortgaan op de spoor en op de boot. In Frankrijk is de toestand lang niet gun stig en is men overtuigd, dat iets moet ge beuren om den toestand te veranderen1. In Duitsdhland daarentegen is alles goed gere geld wat aangaat bet goederenvervoer. Ein delijk maakt in Frankrijk een der grootste spoorwegmaatschappijen in Rouaan eene verbinding, die maakte dat daar bet seheep- varrtverkeer zeer toenam met een belangrijk percentage. Vervolgens deelde spr. een eni ander mede aangaande een Duitsch standaardwerk aan gaande do binnenscheepvaart en de spoor wegverbindingen. Daarbij deed hii uitkomen, dat in Duitschland vele havens voor de bin- TELEF. 2610. - HAARLEM. nenscheepvaart meer en meer in bloei toe nemen. Komende op den toestand in Haarlem, schetste spr. Ihioedanig het eenige jaren ge leden ten opzichte van het lossen en over laden van goederen hier was gesteld en dat reeds in 1890 de Kamer van Koophandel klaagde over den toestand en aandrong op een spoorweghaven. Eenige jaren tevoren, in 1884, was reeds een havenplan ontworpen, grootsch van opzet, waarvan de kosten op 1,600,000 geraamd waren. In 1892 besloot de Raad een liavon te maken aan het Noorder Buitenspaarne, in gevolge een wenk van Ged. Staten, opdat de scheepvaartbeweging zich in voldoende mate kon uitbreiden. In 1912 kwam eindelijk een definitief voor stel van B. en W. en volgde de benoeming eerer havenplancommissie enz. Tussclhien haakjes stipte spr. nog aan, dat de haven aan de Westergracht eigenlijk geen spoor weghaven kan worden genoemd en dat die haven door eenige schepen slechts met moei te en door andere in het geheel niet kan worden bereikt. Die haven is ontoegankelijk en heeft verder nog een aantal andere ge breken, die spr. nader opsomde. O.m. komen wel eens goederen aan, die zwaarder zijn dan de kraan daar dragen kan en dan heeft men allerlei moeite en last om die te lossen. Allemaal toestanden, die in eene groote gemeente niet te pas komen. De industrie drong nu aan op een haven aan bet Noor der Buitenspaarne. Men denkt zich dien in den omtrek van bet Vuilrak. In verband met bet rapport der havencom missie, waarvan spr. een en ander aanhaal de, stipte spr. aan hoe het aanleggen van een haven en als een gevolg daarvan het begunstigen van handel en nijverheid van gunstigen invloed is op de welvaart der ge meente. Dienaangaande in eenige bijzonderheden tredende, deed spr. uitkomen, dat de vesti ging van nieuwe industrieën voor de ge meente van veel belang is, ook wegens de le vering van electrischen stroom door de ge meente. De Centrale kan met betrekkelijk kleine uitgaven een groot afzetgebied be dienen, zeide hij. Dan kunnen bij de totstandkoming der ha ven eni de vestiging van nieuwe indnstriën in de nabijheid der industrie-terreinen', uit nemende arbeiderswijken worden gesticht, gaf hij verder te kennen en kunnen doormid del van de spoorwegen nit de Meer, wanneer die lijnen verder zijn door-getrokken,' hier goederen van nit het buitenland rechtstreeks' worden aangevoerd. Ook dat is in t belang van de gemeente, daar de gemeente dan minder ten bate van de spoorlijnen in de Meer zal behoeven. te garandeeren. Voor haar is hier dus 'n finan- tieel voordeel in gelegen. Tenslotte is 't ook vror deri middenstand van belang, dat hier industriën tot bloei komen. Met deze ge dachten nog in 't kort nit te werken, eindig de spr. Na eene korte rustpooz'e werd nu gelegen heid gegeven tot Ib.et doen van vragen en op merkingen, waarvan echter niemand gebruik maakte. Daarna is de volgende motie onder algemeene instemming aangenomen, die aan den Raad zal worden gezonden: „De vergadering van genoodigden en leden der Haarlemsche Handelsvereeni ging, gehoord de uiteenzetting van den heer Hulswit en de daarop gevolgde be sprekingen, over den aanleg eenier open los- en overlaadhaven aan het Noorder Buitenspaarne, besluit te verzoeken aan den Raad der gemeente Haarlem de uitvoering dezer plannen te bevorderen en wel in dier voege, dat genoemde ha ven gereed is binnen den termijn, ge steld door eenige vertegenwoordigers van handel en industrie in verhand met 't door hen aan den raad gericht verzoek". Met een woord van dank aan den inleider en aan de aanwezigen voor hunne opkomst, sloot vervolgens te kwartier voor tienen de Leer Smit de vergadering. DE VONDEL-FAMILIE TE UTRECHT. In „Van Onzen Tijd" schrijft" onze stadgenoot de heer J. F. M. Storek eene hoogst interessante bijdrage over Utrecht, de eerste verblijfplaats van het Vondelgezin in Nederland. Wij. ont- leenen aan dit belangwekkende artikel^ dat de Vondel-kenners met genoegen zullen lezen het navolgende: „Vondel werd Amsterdammer, doordat zijn ouders als jongelieden, met een groot aantal Doopsgezinde -Antwerpenaren, eerst in 1571 naar Keulen zijn getrokken, om de gruwelijke vervolging van Alva te ontkomen, daar in 1585 in het huwelijk zijn getreden, en vervolgens in 1595, over Frankfort, Bremen en Utrecht, met hunne kinderen naar Amsterdam zijn gereisd. „Evenals nu, werden toen de Zuidelijke vluch telingen, na hun uitdrijving ook uit Keulen, met liefde in Noord-Nederland opgenomen. Mis schien is ook thans wel een Vondel met hen me- degekomen. „Het verblijf der Vondel-familie te Utrecht, waar Joost en ook Olementia schoolgingen, en dat niet lang, hoogstens één jaar, tot 1596, ge duurd heeft, ligt nog steeds in het duister. Waarom werd eerst in 't Sticht gepleisterd? „Dr. P. Lecndërtz Jr. heeft terecht veront waardigd, dat daar familie-leden gewoond heb ben, misschien reeds vroeger uitgeweken. In de Cattarijnekerk aldaar vond hij althans vermeld een gafkelder ten name van Evert van Vonde- len. Omtrent dezen is verder niets bekend. „Maar de aanleiding tot het verblijf te Utrecht, wordt wel nader toegelicht door een akte uit het protocol van den notaris Nicolaas Verduijn te Utrecht. Dit stuk, opgemaakt 3 No vember 1620, is het testament van een tante des dichters, een halve zuster van zijn moeder Sara Cranen. „Deze „Erentrijck© Joffrouwe" is genaamd Agneta Wielss, van Geulen/ weduwe van zaliger Dirck Cnobbe, wonende te Utrecht. Zij vermaakt in de eerste plaats, aan Sara Peter Cranen- dochtor, haars testatrices halve zustor, weduwe van zaliger Joost van den Vondel, wonende te Amsterdam: „drie go-ede goud© rozennobela in specie." „Uit het bestaan van deze halve zuster volgt dus, dat do vrouw van Peter Kraan, 's dichters grootvader, genaamd Olementia X, reeds een eerste huwelijk had gesloten en wel met zeke ren Wielss van Geulen, (vermoedelijk vóór haar echtverbintenis met Peter Kraan,) waaruit Ag- neta Wielss geboren is. Het eerste huwelijk moet ook te Antwerpeu zijn gesloten met den Keulenaar Wielss, die waarschijnlijk in die stad gevestigd wa3. Kan dit eerste huwelijk misschien de aanleiding zijn geweest, dat juist Keulen als verblijfplaats voor de vluchtelingen gekozen werd? Volgens Ver- sterman van Oijen, zou ook de oude Vondel, vóór zijn huwelijk met Sara Kranen, reeds ta Antwerpen gehuwd zijn .geweest. Zijn tweede huwelijk sloot hij te Keulen. Agneta Wielss, de halve zuster, was veel ouder dan Sara Granen, omdat alles or op wijst, dat Peter Kraan getrouwd is met de weduwe van Wielss. De familie-relatie is dus aangehouden, ook nadat Agneta naar Utrecht was uitgewe ken vóór do aankomst van Vondel met de zijnen, en daar was blijven wonen als weduwe van Dirck Cnobbe, die toen een broeder Herman had te Wesel, wat wijst op vermoedelijk Duit- sehe afkomst van de familie Cnobbe. „De akte vermeldt, dat Agneta in 1620 te Utrecht woonde, ten huize van Cornelia Wil- lemsz van den Vliet, bijgenaamd Cris, scheeps timmerman in het Kromhout. Het verblijf van deze tante kan dus de aanleiding zijn geweest der aanvankelijke vestiging: van hot Vondelgre- zïix to Utrecht, waar zij reeds woonde 1595, toen Sara Kranen mot man en kinderen in Holland kwam. „De akte vermeld verder, dat Agneta, na eenige legaten, tot haar universeele erfgename benoemt Geertruydt Dircxdochter, en tot haar voogd, den bovengenoemden broeder baars mans, Herman Cnobbe te Wesel. Agneta ligt ziek te bed, als zij baar testament maakt, ten huize van Oornelis W illemsz, in de achterkamer. Zij woonde dus bij dezen in buis, en was waar schijnlijk reeds op leeftijdIJ.em vermaakt zij een. nieuwen rouwmantel en rouwhoed. De ver dere legatarissen rijn Trijntgen, huisvrouw van den passementwerker Abraham Rutten- te Utrecht, een vak, dat ook in de Vondelfamilie beoefend werd, Het hierna volgende afschrift der akte zal iedereen in staat stellen de bewijs gronden te beoordeelen en misschien nog ver dere conclusies te trekken. «Op Vondels grootmoeder dementia is, in verband met 's dichters jeugd nog niet voldoen de de aandacht gevestigd. Een merkwaardige studie, die nog veel te weinig is opgemerkt, beeft dr. J. van der Valk, te Botte'rdam, aan deze vrouw gewijd. Hij beeft namelijk op zeer aannemelijke gronden bewezen uit de door dr. Genard uitgegeven archiefstukken, dat demen tia, de vrouw van Peter Kranen, in het Room- sche geloof is gebleven tijdens de vervolging in 1571, terwijl baar man met de kinderen naar Keulen was gevluftht en zij, te" Antwerpen was achtergelaten. „In de processtukken betreffende de vervol ging der Doopsgezinden toch wordt Peter Kraan steeds als de schuldige vermeld, en zijn vrouw niet als zoodanig genoemd. Zij werd blijkbaar, als gijzelaarster, te Antwerpen gevangen gehou den, om baar man tot terugkeer te noodzaken en hem zoo in handen te krijgen. Zij is toen op voorspraak van een neef, Hans Michiels, in vrijheid gelaten, op voorwaarde, dat zij voortaan trouw volgens do Katholieke leer zou blijven leven, en dat een der kinderen, een SVz-jarig, meisje, uit Keulen teruggebracht en nog ge doopt zoude worden. Dit geschiedde, en volgens dr. van der Valk is dementia verder, ook te Keulen, haar geloof getrouw gebleven. „Zou hierin niet de verklaring te vinden zijn van den Katholieken geest, die nog in enkele van Vondels vroegste gedichten doorstraalt? Waarom zou de jonge Joost, die zijn grootmoe der zeker nog te Keulen gekend heeft, niet reeds vroegtijdig Katholieke indrukken, van haar ont vangen hebben, waarvan bij later de herinne ringen nog in zich voelde opkomen? Het woord en het voorbeeld van grootmoeder Olementia kan de vroego jeugdindrukken hebben gegeven, de voren waarin het godsdienstig zaad zoude ontkiemen, om na ruim een halve eeuw den „boom des levens" voort te brengen die krachtig voor hem „bloeide dag aan dag." De Vondeliania zijn hiermede weder met een belangrijke bijdrage verrijkt. DE HEER DRION EN MINISTER POSTHUMA TE RIDDERKERK. Wij lezen in de „Rotterdammer": „Vrijdag 13 Augustus bracht de heer Drion met den Minister van Landbouw een bezoek aan een aantaL ondernemingen in het dis trict Ridderkerk en hij at er zalm. Het zalmeten is op zich zelf een volkomen eerbaar bedrijf en zou niet tot bijzondere vermelding aanleiding behoeven te geven. Het merkwaardige echter in dit geval is dat de heer Drion, in den namiddag van Vrijdag 13 Augustus zijn zalmdiner aanving en dat terzelfder ure van den zelfden dag „Nieuwe Rotterdamscho Courant", „Handels blad", „Telegraaf", „Nieuwe Courant", kort om alle persorganen den volke reeds kond schap brachten van 's beeren Drion's menu. Een bericht opgezonden aan de pers, meld de in de middagbladen van Vrijdag' 13 Augustus reeds wat glorieuse rondreis met toebehooren door Ridderkerk's dreven was volbracht. Ook de vroegere afgevaardigde, baron van den Borch van Verwolde, yertoefde somwijlen in bet district, hield dan in schoolloeaal ol particuliere woning zitting voor hen, die hem over districtsbelangen wilden spreken. Edoch, dat ging meer stil en bescheiden, het kwam niet in de krant, laat staan da* werd rondgekabeid wat hij gegeten had. Do tegenwoordige afgevaardigde van Rid derkerk mint ietwat luisterrijker optreden, en ook dat heeft ongetwijfeld bestaansrecht. Toch is .dat zoo vroeg en zoo breed uitge bazuinde zalm-diner wel wat vreemd. Gelijk er, zooals „Het Vaderlandt Ge trouwe" meldt, meer vreemde dingen in de Ridderkerksclie tournée zijn. De Minister werd behalve door den heer Drion door do voormannen der liberale kiesvereenigingea opgewacht; van den heer Drion, niet, gelijk behoorde, van den Minister, ging bij het bezoek leiding en stuurkracht uit. Voor wie niet beter wist had het allen schijn alsof de Minister rich leende voor een reclametocht,- door den en ten gerieve van den heer Da-ion op touw gezet. Intusschen zal dit slechts schijn wezen. De heer Drion wenscht op allerhande wijze voeling met zijn kiezers te houden: dat kost moeite en zorg en het zalmdiner was dan ook ten volle verdiend." Een „apen-streek". De „Delftsche Öt." vertelt: Augustus is de maan^d bij uitstek om vacantie te nemen en van die meening was ook een familie te Delft. Zij had alle maat regelen reeds getroffen om op reis te gaan en de muffe Delftsche stadsgrachten en an dere luchtjes voo-r een-paar weken te ont vlieden. Koffers en doozen stonden reeda klaar, en over enkele uren zou de reis be ginnen. De familie had onder haar huisdieren een aapje, de geliefde Jop, die als altijd vol s/Mm Naar den roman van W. COLLINS 43 (Uit het Engelsch.) Dp deze weinige regels en op den naam van Joshua Grice senior, houdt de eenzame lezer het langst zijn Mikken gevestgid; eeni ge malen prevelt hij de volgende woorden; „Hij is todh nog oud geworden); hij is toch nog oud geworden!" Er iö plaats genoeg op den steen overge- bleven voor nog twee of drie opschriften; en het schijnt dat_de heer Marksman ook ver wacht had er meer te lezen. Een paar mi nuten staart hij op de nog open plaats en meet de ruimte met zijn vingers en verge lijkt die daarop met de ruimte die door de "Woorden daarboven is ingenomen. „Daar niet, in elk geval daar niet!" zegt hii bij zich zelf, terwijl hij het kerkhof verlaat en we der den terugweg naar de stad aanneemt. Ditmaal treedt bij den dubbelen winkel, en wel dien der modiste, zonder aarzelen «innen. Niemand anders dan de winkelbe diende is er aanwezig. Men kan hem aan zien, dat deze jonge man blijde ie, dat er iemand binnentreedt, want den geheelen re- genachligen morgen heeft hij nog tot geen levende ziel bet woord kunnen richten; zelfs is een vreemdeling, met een zwart kalotje onder zijn hoed, zeer welkom. „Wat is er van uw dienst, mijnbeer?" Deze heer komt niet iets koopen. Hij wilde slechts weten of het jongemensch hem ook zeggen kan of Johanna Grice, die vroeger dezen Modewinkel had, nog in leven is. O zeker, het jongemensch kan hem dit ver tellen en zelfs nog veel meer, het doet hem goed, dat hij wed^r zijn eigen stem eens boe ren kan, daar de gelegenheid achter de toon bank zich daartoe zeldeü aanbiedt. Juffrouw Grice (het jongemensch spreekt op beleefder toon van haar dan de vreem- deling), juffrouw Grice, wier broeder eenB I eigenaar van de zaak was, die nu aan Brad- I lord en zoon behoort, leeft nog, geheel al- i j1 ln stad en is een zeer merkwaardige oude vtouw, die nooit uitgaat, maar ook nie- jmand bij zich ontvangt. Hare vrienden zijn meest allen dood en njet hen die nog leven, h-66ft &1ÏQ betrekking afgebroken. Zij is trotsch en driftig van aard; dikwijls zegt men dat ze zwakke geestvermogens heeft; en de straatjongens van Dibbledean 'schelden haar voor een oude cyperische kat. jHet jongeménsch denkt dat haar geest veel geleden heeft met iets in de familie, hetwelk lang voor zijn tijd moet zijn voorgevallen en dat allen veel leed berokkende, daar zij zul ke achtenswaardig0 menscben waren. Het baarde veel opzien, meende bij, in die dagen, het- was ongeveer Hier wordt een jongemensch in de rede gevallen op zonderlinge en onbeleefde wijze door den vreemdeling, die niets van. het schandaal weten wH en hem 'iets anders te vragen heeft. He^ schijnt een moeilijke vraag te zijn; want hij begint tot tweemaal toe, en telkenmaal met andere woorden, vóór dat hij baar gedaan heeft. Eindelijk vraagt hij, in het alg'emeen, of er nog ande re leden van die familie leven. Een oogenblik staaft het jongemensdhi hem verbaasd en verlegen aan en begrijpt niet, welke andere bloedverwanten hij nog bedoelen kan. De oude juffrouw Grice is eenige jaren geleden gestorven; ook waren er twee kinderen, die op zeer jeugdigen leef tijd stierven, en wier namen op het kerkhof vermeld stonden. Meent mijnheer ook soms? O, ja, zeker! dat bedoelt bij de tweede dochter, algemeen zegt men dat zij zeer schoon was opgegroeid en de oorzaak van al die ellende was. Zij was de ouderlijke wo ning onvtlncht en zeer rampzalig ergens ge storven, niemand weet hoe; men veronder stelt dat zij als een arme ergens begraven, ligt, niemand weet waar, behalve juffrouw Grice misschien. Maar dat ia alles reeds lang geleden en inderdaad.... Het jong- mersch zwijgt eensklaps en kijkt verlegen rond. Het gelaat van den vreemdeling heeft een plotselinge verandering ondergaan. Zijn verzengde kaken zijn marmerbleek gewor den en zijn twee litteekens schrijnen dieper dan ooit en gelijken op vurige strepen. Zijn krachtige arm en hand beefden een wéinig, toen hij die op de toonbank legde. Gevoelt hij zich onwel? Neen, bet is een man met ijzers terken wil, een vastberaden karakter; zijn lichaam is gewend aan zulke harde schokken en pijnlijke aandoeningen; en hij zal ziek spoediger herstellen dan anderen, die in denzelfden toestand verkeeren. Hij wankelt even, maar begeeft zich spoedig daarop naar de deur, keert zich even om, en vraagt waar .of Johanna Grice woont. Het jongemensch zegt: de tweede straat aan uw rechterband, die in een laan met hutten ein digt. Juffrouw Grice woont in de laatste hut aan de linkerzijde: maar hij kan mijnheer reeds vooruit verzekeren dat het hem niets zal helpen, daar zij todh niemapd binnen laat. De vreemdeling bedankt hem, maar richt er niettemin zijn scbredten heen. „Ik dacht niet dat bet mij zoo aangedaan zou hebben", zegt hii tot zichzelf, terwijl hij haastig voortloopt; neen, bepaald, dat zou het niet, zoo ik bet op een andere plaats ge boord Ibad. Maar ik ben niet zooals gewoon lijk, nu ik mü weder op deze oude plek be- jvind. Na twintig jaren steeds alleen rondge zworven te hebben, schijn ik toch nog niet tegen zulke dingen bestand te zijn", i Hij volgt den hem aangewezen weg zoo nauwkeurig mogelijk; eindelijk bereikt bij dan ook de laatste hut aan rijn linkerhand 'en beproeft het hek te openen. Het is geslo ten,; en geen hel is er te vinden. Maar het ia .een lage omheining en de heer Marksman ziet er geen bezwaar in om er overheen te stappen. Hij is er over en gaat recht op de deur af. Men opent deze evenals alle deuren op bet land door de klink op te lichten. Hij treedt zonder aarzelen binnen en begeeft zich in de eerste kamer de beste, die hij in 'de gang ziet. Het is een klein zijvertrek en bij bet venster, dat op den tuin uitziet, zit Johanna Grice, een magere kleine vrouw, die over een groot boek gebogen zit, dat er uitziet als een Bijbel. Zij staat van haar stoel op toen zij voetetappen hoort en gaaf den indringer waggelend tegemoet, met een anstigen en verwilderden blik en dreigende I hand. Hij laat haar naderbij komen; mon- pelt een naam en herhaalt dien tot tweemaal toe zeer duidelijk. Zij staat een oogenblik stil, baar gelaat is doodsbleek, haar mondi wijd geopen en. haar armen hangen gevoel- loos naast haar, alsof die naam en de toon waarop hij werd uitgesproken, het wemigje leven dat in haar was ook had uitgedoofd, j (Woedt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1915 | | pagina 5