van de Openbare Godsdienstoefeningen in de R.-K, Kerken te Haarlem en Omliggende plaatsen
leMaüdsÉs R. I. Votksbcsé voer
Baarlea eis Raiteniemüten.
DB HOOGSTE PRIJS.
De nadruk van de berichten en mededoedingcn in dit blad is verboden.
Dit nummer behoort bU de „Nieuwe Haarl. Courant» van 28 Augustus 1915.
VEERTIENDE ZONDAG NA PINK
STEREN.
Les uit den hrieï van den H. Apostel Paulus
aan de Galaten; V, 1624,
Broeders! Wandelt naar den geest, en gij
zult de begeerten des vleesches niet volbren
gen. Want het vleesck begeert tegen den
geest, en de geest tegen het vleesck; deze
toch wederstreven elkander, opdat gij niet
doét al wat gij wilt. Doch indien gij door den
Geest geleid wordt, zijt gij niet ó"rider de
Wet. Bekend nu zijn de werken des vleesehes,
welke zijn: ontucht, onreinheid, oneerbaar
heid, wellust, afgodendienst-, tooverijen, ^vij
andschappen, twist, afgunst, toorn, gekijf»
tweerdracht, scheuringen, nijd, moord, dron
kenschap, brasser ij en en dergelijke; den aan
zien waarvan ik n vooraf zeg, gelijk ik het
u vooraf g©z©g'd licl}, dat zij, di© zulk© Gin-
gen doen, het Rijk Gods niet zullen verwer-
ven.
Maar de vracht des Geestes is liefde, blyd-
schap, vrede, geduld, goedertierenheid, goed
heid, lankmoedigheid, zachtzinnigheid, trouw
bescheidenheid, ingetogenheid, kuischheid.
Tegen de zoodanigen is de Wet niet. Zij nu,
ciic Christus toebehoor en, hebben hun
vleesch met ondeugden en begeerlijkheden
gekruisigd.
Evang. volgens den H. Mattheus; VL 24—83.
In dien tijd sprak Jesus tot Zijne leerlin
gen: Niemand kan twee heer en dienen: im
mers zal hij of den eenen haten en den an
deren liefhebben, 6f den eenen aanhangen
en den anderen veronachtzamen. Gij kunt
niet God dienen en den Mammon. Daarom
zeg Ik u: Weest niet angstig bezorgd voor
uw leven, wat gij zult eten, noch voor uw
lichaam, waarmede gij u zult kleedeu. Is het
leven niet meer dan het voedsel en het li
chaam niet meer dan de kleedingf Aan
schouwt de vogelen des hemels, dat zij niet
zaaien nóch maaien noch in schuren verza
melen; en uw Hemelsche Vader voedt ze.
Zijt'gij niet veel voortreffelijker dan zijl En
wie van u kan, met peinzen, aan zijne lengte
één© el toevoegen? En wat zijt gij voor klee
ding bezorgd? B' bouwt de leliën des veld»,
hoe zij groeien; zij arbeiden en spinnen niet;
en toch zag Xk u, dat zelfs Salomon in al
zijne heerlijkheid niet gekleed was gelijk een
van deze. Indien nu God het gewas des velde,
dat heden is en morgen in den oven gewor
pen wordt, aldus kleedt, hoeveel te meer u.
kleingeloovigenWeest dan niet beangstigd,
zeggende; wat zullen wy eten, of wat zullen
wij drinken, of waarmede zullen wij ons
kleed en? Want om dit alles bekommeren
zich ile heidenen,; want uw Vader weet dat
gij dit alle® noodig hebt. Zoekt dan eerst het
Rijk Gods en Zijne gerechtigheid en) dit al
les zal u toegeworpen worden.
EVANGEEJE-VERKIARINQ
VEERTIENDE ZONDAG NA PINK
STEREN.
dp een zeer duidelijke wijze worden wij in
het Evangelie van dezen Zondag gewaar
schuwd tegen de dwaling dat twee hoeren,
God en de wereld, tegelijk kunnen gediend'
worden, en daaraan wordt de vermaning
verbonden, dat wij niet overdreven bezorgd'
moeten zijn voor onze tijdelijke belangen.
Door die tweo keeren worden verstaan
twee met elkander in strijd zijnde beginse
len, zooals de Zaligmaker Zelf er op laat
volgen: „gij kunt niet God dienen en den
mammon" (den geldgod der Syriër®). Door
dienen wordt hier verstaan, het zich toe
wijden aan een persoon, en de geestelijke
vermogens der ziel, zoowel als de krachten/
des Bekaams, hem ten dienste stellen. Nie
mand kan in dien zin God en den mammon
tegelijk dienen, want zij geven tegenstrijdige1
bevelen en beoogen een geheel verschil lend!
doel. Ons hart is zóó geschapen, dat het
noodzakelijk de voorkeur geeft aan derf
eenen boven den anderen, dat het onder dó
inwerking der genade naar God zich getrok-'
kon voelt, of den drang der natuur volgende1
naar liet zinnelijke overhelt. Wie God bo
venal liefheeft, zooals hij verplicht is, haat
do bedorven wereld; wie de bedorven wereld'
:/a i, at, veracht de .geboden van God. De
Zaligmaker waarschuwt eolitér alleen tegen
d© overdreven zuclit naard aarciselië
goederen, daar een gepaste zorg er voor niet'
alleen geoorloofd, .maar zelfs verplichtend'
xs. Overdreven echter is die zorg, vooreerst
wanneer wij haken naar het een of ander,
dat door 's memschen macht niet bèreikbaar
is, en diensvolgous alleen aan God moet
worden overgelaten. „Wie van u kan, vroeg
Jezus, met bezorgd te zijn één el aan zijn
lengte toevoegen?" Overdreven is di© zorg
vervolgens, wanneer zij als eenig doel van
alle werkzaamheid geldt, alsof geen Voor
zienigheid over den mensch waakte. Dit
noemde de Zaligmaker een zoeken als dat
der heidenen.
Vervolgens geeft Jcsus do beweegredenen
aan, die ons van zulk eeni overdreven) zorg
voor liet aardeche moeten vrijmaken. Voor
eerst God is goed, almachtig, even wijs als
alwetend. Hij heeft ons het meerdere gege
ven, Hij zal ons ook het mindere met ont
houden. Het lichaam is meer waard dan het
voedsel en de kleeding. Als Hij ons dus het
lichaam geschonken heeft, dan zal Hij ook
zorgen voor wat wij tot onderhoud) van dat
lichaam noodig hebben voor voedsel en Mee
ding. Om ons van di© gedachte nog meer te
doordringen, wijst Jesus ons op 't redclooze
schepsel, zooveel minder dan do mer.scken,
op do bloemen des velds en do vogelen des
hemel». Zij hebben geen zorg voor V.oed$el en)
kleeding en God zorgt voor hen op zulk een
schitterende wijze. Zou Hij dan minder (toen'
voor den mensch, Zijn uitverkoren schepsel?
Een tweede reden om ons niet aan óver
dreven zorg over te geven ie, dat da Chris
ten een veel verhevener bestemming heeft,
dan het verzorgen van tijdelijke belangen en
het najagen van rijkdommen! alleen. Dat is
goed voor de heidenen, die de liefde van God
niet kennen, maar wij weten, dat onze Va
der in den hemel daarin voor Ons zal voor
zien.
Eindelijk, al die overdreven zorg haat 0B6
toch niet, want zonder Gods hulp, door ofiize
eigen zorg alleen, zal het ons toch niet ge
lukken. Natuurlijk bedoelt Jeuea hier niet
alle zorg voor het tijdelijk© te veroordeelenl
maar alleen de overdreven zorg, dat geheel
daarin opgaan, en daarom laat Hii de woor
den er op volgen: „zoekt eerst het Rijk Gods
en Zijne gerechtigheid". Onder het Rijk God®
m.oeten wij hier verstaan de genade, gelijk'
wanneer wij in het Onze Vader bidden: ons
toekoine Uw rijk; onder Zijne gerechtigheid
moeten wij verstaan Gods rechtvaardigheid,
n.ï. die gerechtigheid, waardoor wij recht
vaardig zijn in de oog'en van God. door het
onderhouden Zijner geboden. En in dit alles;
alles wat voor het tijdelijke noodig m, zal u
wórden toegeworpen. God zal Zich in edel
moedigheid niet laten overtreffen'. Hij z&l
ons alles schenken' wat voor ons lichaam
nocdig ie, indien het niet in strijd ie met het
heil onzer ziel.
Het Evangelie van dezen Zondag kan met
alle recht het Evangelie der Goddelijke
Voorzienigheid genoemd Worden); het leert
ons hoe God steeds zorg draagt voor al het
geschapene, voor de redelooze, maar vooral
ook voor ons, de redelijks schepselen; hef
vermaant ons in al onze behoeften' hulp te
vragen van Hem, dis al onze nooden kent en'
machtig genoeg is om er in te voorzien, die
ons zoo bemint, dat Hij, als het noodig en'
voor ons nuttig ware, zelfs door een; won
der ons in onzen nood zal to hulp komen,
indien wij slechts op de eerste plaats Zijnen
Wil zoeken te volbrengen en Zijne gerechtig
heid zoeken.
Het geluk is toch iets zeer betrekkelijks.
Wat ons vandaag schoon en aantrekkelijk
schijnt, laat ons morgen koud, op wat ons
gisteren een gevoel van zaligheid zou heb
ben gebracht, zien wij heden met onverschil
ligheid neer» Deze waalheid werd den jongen
schilder Felix Baumann zeer duidelijk, toen
hij in diepe gedachten verzonken, de acade
mie verliet. Een half uur geleden had men'
hem in tegenwoordigheid van allen mede
gedeeld, dat he-m de eerste prijs in het histo-
rieschilderen was toegekend. En dengene,
wien deze onderscheiding was te beurt ge
vallen, zou, zooals bekend was een gedeelte
van de fresco's in het nieuwe Museum voor
geschiedenis worden opgedragen.
Dit werk moest den naam van den jongen
schilder hekend maken, zijne toekomst ver
zekeren. ï)e directeur der academie had het
hem zoo even bevestigd), dat hem een ge
wichtige opdracht zou worden gedaan.
Zijne kameraden hadden hem geluk go-
wenscht. Zijn gelaat drukte een zekere vol
doening uit, wat hij het behaalde succes ook
zeer natuurlijk was. Maar Felix Baumann
dacht, hoe gelukkig deze onderscheiding
hem zou hebben gemaakt, als ze hem voor
drie maanden t8 beurt was gevallen.
Met welk een vreugde zou hii ze toen be
groet hebben, en welk een ommekeer had ze
in zijn leven gebracht.
Eene wolk legde zich op bet voorhoofd van
den j ongein man. Hij; dacht en peinsde. Yoor
zijn zielsoog .rees het beeld op, van een jong
meisje, een bleek gezichtje, met groote,
oogen, en frischroode lippen.... Zij was een)
arme hloemenmaakster die met handenar
beid gevoegd bij het karig pensioen, dat haar
moeder als weduwe van een klein ambtenaar
genoot, in haar onderhoud meest voorzien.
Hij had het stille, bekoorlijke meisje lief ge
kregen en hoopte haar eenmaal z'n vrouw te
mogen noemen. Daarvoor waren zii het eens,
zonder dat zij het ooit in woorden hadden
uitgedrukt. Ook had) hij nog nooit bij de moe
der aanzoek gedaan om de hand der dochter.
„Als Ik den eersten prijs win ett eene op
dracht krijg voor het Nieuwe Museum" had
hij eëns gezegd dan wil ik eeni eigen huis
houden oprichten. Men erkende, dat hij!
gelijk had met tot zoo lang uit te stellen,
en wachtte. In de kleine huiskamer 'der
weduwe, voor de ronde tafel, bij het zachte
schijnsel der hanglamp werd dikwijls de
groote gebeurtenis besproken. En als Eelix
vertelde van de schilderij waarmee hij hoop
te den eersten pry® te winnen, en hoe elke
penseelstreek hem gelukte..,, dan trof hem
een stralende blik uit de blauwe oogen
Doch op zekeren dag ontmoette bil die moe-'
der op straat en de oude vrouw wees hem1
kortaf de deur.
„Ik moet u zéggen, mijnheer Baumann, dat
mijnheer Kasnltz uit d'e Theresiastraat, u
kent hem wel, de rijke huiseigenaar, aanzoek
gedaan heeft om de hand mijner 'dochter.
Marie heeft toegestemd de heer Kasnitz
Is rijk, zij mocht hem niet afwijzen, al was
het alleen) om hare moeder. Wat geeft al
dat waohten mieedhiep tot zij een oude
vrijster was géworden. Ge zult me dus niet
kwalijk nemen, al® u verzoek ons maar
niet te komen bezoekenMen'eer Kas
nitz zou natuurlijk niet gaarne zien,
een jongmenseh zoo bij ons in- en uitliep.'
„Ik zal mij wel wachten het geluk uwe*
dochter 'n den weg te staan," wilde de jonge
man zeggen. Maar het leek wel of zijn keel
was dichtgcsnoerd, hij kon geen geluid ge
ven. De oude vrouw «prak nog een© poos,
zonder dat hij hare woorden verstond en
ging toen verder*.
„Marie heeft toegestemd" deze woorden
klonken hem onophoudelijk in de ooren. Of
het waar we»? Na eenige dagen had hij' zich
een weinig hersteld en hij ging nit, om Ma
rie te ontmoeten
Teen zlij hem zag, wendde zii het hoofd af.
Was dat geen bewijs genoeg? Ja, zij had
indexdaad toegestemd! Zij zag er wel niet
vrcolijk uit, maar lieve hemel, het was na
tuurlijk dat zij1 den bejaarden Kasnitz niet
zoo gaarne nam als den jongen Baumann
maar toch had zij hem aangenomen: dit
bleek voldoencfo hieruit, dat zij den jongen
schild er niet eene had willen aanzien.
Aan dit allee daribt de jonge man, terwijl
hij door de straat ging. Nu had hij den eer
eten pi'ije gekregen, waarnaar hij tot nog
voor weinige maanden zoo vurig had ver
langd. Hoe gelukkig zou hem destijds dit
bericht gemaakt hebben!.... En nu was
hem de groote onderscheiding onverschillig.
Er was immers niemand, die in zijn geluk
kon deelen, niemand die zich -verheugen kon
met hem, niemand die belang stelde in zijn
toekomst....
Het was een sombere herfstdag, met re
genachtig weer guren wind en slijkerige
straten. Eelix Baumann ontwaakte nit zijn
gepeins, toen hij den hoek der straat bereik
te. Hij keek op naar den bewolkten hemel en
besloot gebruik te maken van den omnibus
die naar de afgelegen wijle reed, waar hij
woonde. Maar waarom woonde hii eigenlijk
zoo ver? In die kleinsteedsche wiiik der we
reld stad". En waar alles hem aan haar
herinnerde?
..Vandaag nog wilde hij de huur opzeg
gen. Zijn hetere vooruitzichten lieten hem
immers toe, in een beter gedeelte der stad te
wonen.... ook moest hij geheel breken met
zijn verleden....
Daar komt eindelik het logge gevaarte
aansukkelen „nog e®n plaats vrij!" roept
de conducteur, die hem kent, hem reeds van
verre toe. „Goed, dan stap ik in".
Had hij het maar niet gedaan! In den wa
gen zaten, behalve bij zelf nog vyf pensionen,
waaronder Marie! Ja» Jaar zat ze, in een
hoek gedoken, een mandje op den
schoot.... Wat, nu zij verloofd was, liet de
rijke Kasnitz haar tpch nog werken? Schan
delijk!.... Maar wat ging hem dat eigenlijk
aan....? Hij kon t°ch niet doen alsof hii
haar geheel vreemd was, Lij groette en zij
groette hem mot een lichte buiging van het
hoofd terug. Zifa hart bloedde, nu hij haar
zag, werd do nauwelijks gesloten wonde
weer opengereten. Hij wendde het hoofd
af keek naar buiten naar het druppen der
regenschermen, die over het trottoir langs
den wagen heenzeilden.
„Wat een naar weer! Hebt ge ook koude
voeten, Marie?" vroeg een meisje, dat naast
Marie zat. En zonder antwoord af te wach
ten vervolgde zij: „De omnibus maatschap
pij! Wat geeft zij om het publiek! Nog geen
boe etroo laat ze in den» wagen leggen! Nu,
gij zult bet gauw beter hebben. Marie....
Over een maand-rijdt ge als ge wilt, in een
equipage! Ja, de menschen die een rijtuig
bezitten, hebben het goed! Zy kunnen ge
makkelijk zitten met dikke reisdekens over
hunne beenen) en zoo hard rijden als ze wil
len. Men zegt wel eens, dat rijkdom alleen
niet gelukkig maakt, maar in de meeste ge
vallen brengt hü toch werkelijk het geluk
aan. Wat doet ons de armoede zoo pijnlijk
gevoelen?
En vooral voor de vrouw is rijkdom on
schatbaar. Mooie kleeren dragen, zich-tooien
met kostbare sieraden: bestaat er nog groo
te* geluk? Vergelijk daarmee eens het lot
van de vrouwen der armen. Voor al haar
slaven en Zwoegen hébben ze niets dan zorg
eni ontberingen. Daarbij zijn ze vroeg oud. En
de vrouw moet zoolang mogelijk jong blij
ven. Geloof me, Marie, de rijke vrouw kan
ook bare jeugd verlengen. Haar leven kent
geen zorgen, geen inspanning, zij kan zic'h
verstrooien, zich vermaken, zij kan vroolijk
zijn en lachen zooveel zij wil. Niets stoort
haar goede luim en dezé houdt haar frisdh
tot op hoogen leeftijd. Ja, en tot deze geluk
kigen' zult gij béhooren, Marie. Wolk een ge
lukkig lot wacht u toch! Ik wilde, dat ik het
half zoo goed had."
Het meisje zweeg, er was niemand die
blaar tegensprak. Een hittere glimlach speel
de om de lippen van den jongen man. Ja,
de rijken hebben het goed, zij kunnen zich
pok harten! koopeni, ale zij willen. Dat is juist
de vriendin, die Marie noodig heeft, zoo'n
ijverige lofredenaarster van den rijkdom!
Hoe dikwijls echter zou Marie tot zich zelve
reeds gezegd hebben, wat deze bier zoo lul
de in 't publiek uitsprak? En al ontbreekt
aan haar geluk misschien een deeltje, zij be
zit ten minste drie van de vier deelen en
zal het een wel niet te zeer missen. Nu,
moge zij gelukkig worden zooals ze verdientl
Zoo dacht de jonge man, terwijl hoj steeds
naar buiten) in den regen staarde. Hoe
gaarne had hij zijn geliefde gadegeslagen,
hoe gaarne had hij in haar oog willen lezen!
Slechts met een vluchtigen blik had hij haar
aangezien, toen hij was ingestapt, bijna ver
schrikt had hij zich snel afgewend. Hoe zag
zij er uit? Had het geluk haar nog schooner
gemaakt? Hij' wist het niet, hij durfde haar
niet aanzien1, hij keek niet naar den anderen
hoek van den wagen om. Hii bowonderde
nog altijd de regenschermen der mensehen,
die daar naast de omnibus door het slijk
trapten. Moge zii gelukkig worden geluk
kiger dan zij verdient!
Nu stond' de wagen stil. Alle passagiers
stapten uit behalve Felix en Marie. Ook
do praatzieke vriendin ging 'baars weegs. Nu
kon de jonge man het oog niet meer van»
haar afgewend houden hij wilde zien. Hij
keek haar aan en schrikte.
Welk eene diepe treurigheid lag over dit
gelaat. Het bleeke gezichtje was nog bleek er
geworden, diep treurig blikten ook de schoo-
ne oogen, om den bekoorlijken mond lag een
hittere trek van in stilte verduurd lijden.
Zij was vermagerd, het anders zoo sier
lijk geschikte haar was slordig opgemaakt.,
hü wilde baar toeroepen: ,jMarJe, Marie!
Do© afstand van al het valsehe geluk, al
den bedriegelij'ken glans der wereld, kom
in mfine armien! Ik wil n verzorgen en
koesteren; ik wil bloemen strooien op uwen
weg, elk et eentje verwijderen), waaraan go
den voet zondt kunnen' kwetsen.Op hon
derd doeken wil ik nwe bekoorlijkheid ver
eeuwigen, kom in mijne armen het zal u
nooit berouwen!" Dat wilde hü haar toeroe
pen maar evenals vroeger op straat was
hem ook nn de keel als toegewrongen.
Weder stond de wagen stil. De conducteur
wist dat nn ook deze twee moesten uitstap
pen. En zü stapten nit zonder een woord ge
wisseld te hebben. Zü hadden de plaats be
reikt waar zü schelden moesten. Hü zon
rechts gaan, zü links. Hü groette baar zon
der baar aan te zien en' stapte uit. Hü
deed eenige schreden en moest toen stil
staan een windvlaag hield hem tegen.
En op dit oogenhlik klampte zich iets
aan zyn arm.
Marie!" riep hü uit.
Zü zeide niets, zü verborg het gezicht
achter zijn arm en snikte snikte hartver
scheurend. En dan drukte zü zijnen arm
vaster tegen zicht aan, en zoo gingen zü ver
der, hü zalig glimlachend» zij steeds snik
kend zoo gingen zij verder, zonder zich
te bekommeren om de buren en de bekenden,
die hem ontmoetten en zich verbaasden, dat
de verloofde van den ouden Kasnitz daar
zoo met den jongen schilder liep.
Aan den hoek der straat kwam iemand op
hen toe, haar moeder» Zy kwam juist van
pas. Haar vooral wilde hü trotseeren,'nooit
weer zon hy zyne geliefde afstaan, al moest
het hem het leven kosten.
Doch de oude vrouw begon te hygen: „Ik
kom juist van nwe woning, mijnheer Bau
mann. Ik wilde n vragen, of gij den eersten
prijs nog altijd niet hebt behaald."
„De hoogste prys viel my heden ten deel",
riep de jonge man, den arm van hat meisje
teeder tegen zich aandrukkend.
„Nn, neem dan mijn kind, mijnheer Bau
mann. Tk kan het niet langer aanzien, dat
zy zwijgt en wegkwijnt van verdriet» Het
hart laat zich niet gebieden en het hart my-
ner Marie behoort u toe. Neem haar dus en
maak haar gelukkig!"
Afd. O VERVEEN EN OMSTREKEN.
Zaterdag 28 Aug., des avonds van half
8 tot half 9 zitting Spaarbank en Spaarkas in
het gewone lokaal. Tevens gelegenheid tot in
schrijven van nieuwe leden.
Da leden der spaarkas worden beleefd ver
zocht, niet met hun inlage te wachten tot den
laatsten avond, daar dit het bestuur onnoodige
drukte veroorzaakt.
Namens het Bestuur,
F. H. v. GALEN, waarn. secr.
Afd. VELZEN EN OMSTREKEN.
Bondsgebouw Rijksstraatweg H. 24 H.
St. Johannes de Deo.
Zondag 29 Aug. Vergadering 's avonds
7.80. Opening. Notulen. Ingekomen stukken-
Installatie nieuwe leden. Gewichtige mededee*
lïngen. Rondvraag.
Zonder uitzondering allen present!!
Namens het Bestuur,
P.. VAN 'T PADJE, Voorz.
B. WATERLANDER, Seer.
Afd. BEVERWIJK EN OMSTREKEN.
Zaterdag 28 Aug. van 7.45 tot 8.45 zit
ting der spaarkas St. Nicolaas (brandstoffen).
Van 8 totfi uur contributiebetaling der onder-
afdeellng land- en tuinbouw St. Jeroen en van
8 tot 9 uur contributiebetaling onderafd. ver-
eenigde bouwvakken, allen in het R. K. Ver-
eenigingsgebouw.
Namens het Bestuur,
J. DE GOEDE, Secr,
Af doding HOORN.
'Bondsgebouw West.
Zondag 29 Aug. „Eerbied in Gods Huis"
7 uur, 10, 8% uur 11-18, 11H uur 13-14-8-9.
Dinsdag 31 Aug. 7-8 Spaar- en Voorschot
bank, halfnegen repetitie Tooneel.
H.H. Secretarissen en Penningmeester»
worden herinnerd hun jaarverslagen in gereed
heid ta brengen in den maand September eq
tevens in te leveren bij de ondergeteekende.
Namens hst Bestuur,
G. F. VLEKKE Az., secr.
Afd. KROMMENIE EN OMSTREKEN.
Secretariaat: Van Hogendorpstraat 30.
Zaterdagavond van 7 tot 8 uur
Spaarkas.
Secretarissen van onze vakafdeelingen wor
den verzooht wanneer zij een nieuw lid krijgen
in hun rakvereeniging dit kenbaar te maken
aan 'ondergeteekende met vermelding of zy ai
reeds bondslid waren of niet.
Namens het Bestuur,
S. VROUWE, Secr.
Afdeeling ZAANDAM.
Aan de leden van het Ziekenfonds ,,St.' An-
toniua van Padua" wordt bekend gemaakt, dat
de halfjaarüiksohe vergadering zal gehouden
worden in het Bondsgebouw op Zondag 12
September a. s., des namiddags te 5 uur.
Voor de tnssehenty'ds aftredende drie be
stuursleden worden candidaten ingewacht tü
den Secretaris der vereeniging.
Namens het Bestuur,
J. S. VAN GELLEKOM, Secretaris.
Afdeeling LISSE.
Bondsgebouw Schoolstraat..
Zaterdag 28 Aug., 's avonds van 8 tot 9 uur,
zitting Spaarkas.
TREIN-IDYLLE.
Verder suisde de trein door de eindelooze
prairie. Aan den linkerkant verhieven zich de
rotskolossen van de Rocky Mountains, aan de
rechiefzijde strekte vich onafzienbaar ver de
eindelooze vlakte uit, een zee van verdroogd
gras. Wit-grijze hazen vluchtten voor het geratel
der wielen in het dichte gras, gevolgd door
scharen konijnen. Duizenden vette prairie-honden
hokten stijf op den vetstaart naast hun hoogge
welfde holen als welopgevoede buisbewaarders
en bewaakten den vrede tusschen de ratelslan
gen en kleine uilen, die vreedzaam met hen in de
éardholen huisden. In de lucht stond onbeweeg
lijk een adelaar en rustte majestueus op zijn
uitgespreide vleugels.
Reverend William Anderson, deken van de
Protestantsdie parochie van Stafford in Enge-
ha,«',,had het zidl gemakkelijk gemaakt in den
ounelieeren clubstoel van den Pullman-car en
belangstellend het pasgekochte boek uit
'IbftrP1'-2?,' we'ks titel: „Sketches of Protestant
trof i3!ï., jieui uitermate interesseerde. Daar
al lezend een belangwekkende passage.:
Wat's dat nu, mompelde hij, moeten we
nu gaan gelooven, dat er dri.e sacramenten
zijn, terwijl de Bijbel er toch maar twee ver
meldtWie had dat van dr. Clingsor ge-j
dacht, dat die ooit op de biecht zou terugkomen.
Eu i d wijdgeopende oogen over de zandige,1
zoutachtige wildernis starend, bleef zijn geest
met heel iets anders bezig, hij peinsde en mijmer-
de over de biecht.
Dat zou er spannen onder de parochianen j
van Stafford als ik hun vertelde, dat de biecht
voortaan verplicht was
In verdrietige stemming het boek weer weg-1
sluitend, dacht hij na over het gelezene, over den
schrijver en over godsdienst 't algemeen en
zuchtte:
- Treurig toch en inderdaad de Nachtseite
van. het Protestantismenooit vindt je er twee
onder ons, die het samen eens zijn.de eene
schrijver houdt het vlak anders dan de andere.
en dan alle anderen.Zoo ook in deze kwes
tie. de sacramenten, dat's toch geen kleinig
heid, dat is toch hoofdzaakep die manier
kom je tot je reinste individualisme....
Wrevelig bleef hij doorrooken, onverschillig
voor het van aanschijn veranderd landschap dat
ais een droomland nu zijn blikken voorbij trok,
golvende korenvelden, zwellende wijnbergen,
stralende boomgaarden en met goud doorwerkte
sinaasappel- en citroenbosschen.
Ik zou willen, besloot hij, dat het Protes
tantisme een vasten geloofsregel hadiets
ferms en massiefs, waar je een houvast aan
kreegeen gemeenschappelijk credo voor
alle geloovigendoch waar het te vinden.
waar.waar.
Daar hield de trein stil'. Haast zonder schok
ken stopte de Pullman-car onder de onmetelijke
glas-en-ijzerhal van een belangrijk station.
Zijn eerwaarde las in reuzenletters: „Pitts
burg".
Öm zijn stijfgeworden ledemateen wat te ont
spannen, liep hij verstrooid den zijgang op en
neder. Plotseling staarde hij in een bekend ge
zicht,
Heb ik het goed, wel John, jij hier"?
Kijk, William, dat noem ik nu eens geluk
hebben
Ik zal mijn valies in je coupé laten brengen
en kom dan bij je zitten. Wat toeval je in Pitts
burg aan te treffen. Maar wat ter wereld brengt
je hier?
Eerst toen de neger frissche kussens in hun rug
geschoven en voetbankjes aangedragen had, gaf
de nieuw gekomene Reverend John Oraham zijn
vriend 'n antwoord.
Je herinnert je toch, dat ik na onze Oxford-
sche studië naar Amerika vertrok?
Maar ik dacht je allang in Engeland
terug?
lessor geworden in
Welnee, ik ben gebleven en gevolglijk pro-
protestantsche Theologie
Chicauo.
op de terugreis ben.
0protestan
aan de universiteit van Chicago, waarheen ik nu
Kijk, dacht Reverend Anderson bij zich zei
ven, daar heb je mijn manProfessor in de
Theologie.Bij hem kan ik mijn licht ontste
ken en een waardevol oordeel over dat prulboek
inwinnen
En na een paar urbane vragen over gezond
heid werkkring, familie enz. stak de eerw. Deken
van 'wal en toonde het corpus delicti.
Ik heb me daar in New-York aan een boek
bekocht, waar ik je een en ander over vragen
wilde
Onderwijl de geleerde professor uit Chicago
zijn pince-nez opzette, zocht de Engelsche pas
toor de bewuste bladzijde op en toonde de hin
derlijke passage.
r Die man is gek, riep de eerwaarde Graham
na een minuut van aandachtige lezing.
Hij is gek, dacht ik het niet, echoode de
ander triomfantelijk.
Bepaald gek, herhaalde de professor, om
maar eventjes drie sacramenten aan te nemen,
terwijl het evident is dat er maar één bestap
r— Hoeveel zeg je.
Eén natuurlijk, één sacrament, het doopsel I
En waar blijft dan het Heilig Avondmaal^
Is geen sacrament, maar een symbool 1
i—Dus gelooft ge niet aan de wezenlijke Tt«
genwoordigheid
In de verste verte niet, louter fictie!
Ik wel, protesteerde de Deken, ik geloof «f
aan als aan mijn ziel!
Professor Graham's oogen schitterden achtet
de groote lorgnetglazen.
r- Maar wat zou dat nu, mijn waarde, u kunt
toch niet vergen, dat we het in alles eens zijn,
't is mijn persoonlijke meening
Persoonlijke opinie van mij eveneens, en
die geef ik niet op, om den dood niet
Zijn eenvaarde de Deken was bitter ontstemd.
Daar had je het weer, de auteur der Sketches
nam drie sacramenten aan, hij zelf maar
twee en professor Graham één Hij bromde
Inwendig:
EELE