TWEEDE BLAD
¥la»erzeiSen
Madonna.
DE OORLOG
P. J. JANSSEN
FEUILLETON
Anegang h. Warmoesstr.
PiNSDAG 3i AUGUSTUS 1815
MW-
DE WIL TAN HET RUS
SISCHE VOLK.
De bijzondere oorrespondent van de Matin
in Rusland, de heer Jean Crappi, ie door
den Czaar in audiëntie ontvangen en geeft
van zijn bezoek nu het volgende .verslag in
a n blad:
Het Alexandria-paleie te St. Petersburg,
waar de Czaar gehoor verleent, ia van mid
delmatige afmetingen en met «maak gemeu
beld. Het kabinet ven den Ozaar maakt den
indruk van een bureau van een harden wer
ker, die eiken dag lange uren bezig ie met
de verpletterende taak van een souverein, die
self alle telegrammen en rapporten least en
fan aanteekernngen voorziet.
Nikolaas H is weinig veranderd sedert het
reeds verwijderde tijdstip, waarop Parijs hem
toejuichte. Deze vorst ziet er na een regee
ring van «on-en-twintig jaar heel jong uit
in zijn bescheiden uniform, de officierskiel.
Zijn eenvoud is groot, de ontvangst is wel
willend en zacht. Maar zijn stem is vast en
duidelijk, wanneer hij spreekt over zijn wil,
den wil van het geheele Russische volk om
den oorlog voort te zetten tot aan het einde,
tot aan de overwinning, die noodig is om
Europa te bevrijden en de overwinning van
het recht te verzekeren. „De boeren tutoyee-
ren mij", zegt de Czaar, „eiken dag ontving
k tal van adressen. Voorwaarts en wees
flink, schrijven zij; wij staan achter je." De
keizer is ontroerd, wanneer hij mij hij her
haling spreekt over Frankrijk, ons heldhaf
tige leger, over de gevoelens van wederkee-
rig vertrouwen, die de twee verbonden na
ties bezielen. Terwijl de Czaar aldus spreekt,
gaat de deur open en er komt een mooi kind
binnen. De'Czaar glimlacht en stelt mij aan
den troonopvolger voor, die bij zijn vader
blijft. Dit tooneel doet mij raden welk een
eenvoudig hartelijk familieleven er op Tsars-
koje Selo geleid wordt.
Aan het einde der audiëntie wekt de Czaar
op vriendschappelijke wijze herinneringen
op aan de reis van Poincaré. Dat was het
tragische uur, waarin de Duitsche ijverzucht
den oorlog ging ontketenen. „Ik herinner mij
steeds, zeide de keizer, de flinke taal, die de
president van de Republiek tot mij gespro
ken heeft op 22 Juli, op het oogenblik, waar
op hij Rusland verliet. Frankrijk, zeide de
Czaar nog, kan op mijn onwrikbaren wil re
kenen, om te strijden tot aan de eindover
winning."
DE KATHEDRAAL VAN
SOISSONS.
In de Eoho de Paris komt een beschrijving
voor van een bezoek aan het door het bombar
dement geteisterde Soissons en de kathedraal
aldaar, aan welk verhaal het volgende is ont
leend:
Iemand, die Soissons niet heeft verlaten, een
winkelier wiens winkel weer geopend is, ver
telt aan het blad, dat er met de vijandelijke
troepen, die Soissons binnenvielen, zes Duit-
schors mee kwamen, die langen tijd in verschil
lende beroepen te Soissons gewoond hadden en
die, zonder iemand te waarschuwen, acht dagen
vóór de mobilisatie naar hun land terugkeerden.
Zij, die natuurlijk de stad door en door kenden,
hebben de plundering der verlaten huizen ge
leid, zware belastingen opgelegd, en zij hebben
de plaatsen aangewezen, waar voor het gemak
der Duitsche troepen op muren en hoeken van
straten met roode verf in het Duitsch aandui
dingen en groote, de richting van bruggen en
wogen aanwijzende pijlen, aangebracht werden.
Als men de groote verwoestingen van het
bombardement wil zien, moet men naar do wijk
van de kathedraal gaan en de kerk binnengaan.
Wanneer wij de bouwvallen van de markt voor
bij gaan, die in deze wijk ligt en die door een
straat-van de kathedraal gescheiden is, dan flui
ten de granaten over onze hoofden heen en waar
ze neerslaan jagen ze wolken stof en rook op
uit de puinhoopen van reeds ingestorte huizen.
Deze wijk is geheel verlaten en door do stille
straten, straten van een doode stad, ziet men
slechts enkele soldaten onder het fluiten der
't Goedkoopst adres voor
is steads
TELEF. 2610. - HAARLEM.
granaten langs de muren aohuiven, die nog
overeind staan.
Er is geen twijfel, er kan geen twijfel bestaan
voor ons, die bet imposante schouwspel aanzien:
de kathedraal is Steeds het doel der Duitsche
kanonnen, zonder eeniga plausiebele reden ove
rigens, zonder eenig excuus, want het is onmo
gelijk vol te houden, dat er óp, het monument
zich eeu Fransche .waarnemingspost bevindt.
Soissons ligt n.l. in een ketel en op twee pas
afstands bevinden zioh de door de Franschea
bezette heuvels, de steengroeven, ten zuiden van
de stad, waar alle noodige waarnemingsposten
gevestigd kunnen worden, die uitzicht geven op
de heuvels aan de overzijde, waar de vijande
lijke stellingen zijn. Rond de kathedraal ligt het
puin op hoopen, dat op verschillende plaatsen
den doorgang belet. Wij klimmen er overheen,
het gefluit der granaten vervolgt ons, en vin
den 'een deur, die toegang geeft op oen binnen
plaats. En daar, waar wij volkomen verlaten
heid dachten te vinden, staat de strenge figuur
van een priester tegen den muur van den tempel
geleund, als wilde hij dien verdedigen.
Het is de pastoor van de kathedraal, die, ver
getende, dat alle bewoners den wijk verlaten
hebben, dié onder de beschieting der Duitechers
sterft, rustig op zijn post blijft, onwetend van
wat zijn lot zal zijn.
Bewogen toont hij ons do verwoestingen, die
zij in zijn kathedraal, in zijn kerk aangericht
hebben. Het lage gedeelte van den tempel is
verwoest. In het middenschip vormen neerge
storte steenen en puin een hooge pyramide.
De heilige man, die ons vergezelt, heeft
eenige beelden in zakken zand begraven, in de
hoop ze weer te zullen vinden. Op vele plaatsen
dient de hemel tot dak van de kathedraal en
op den grond ligt, verdraaid en gesmolten, het
lood, waarin de artistieke vensters gevat waren.
Hoewel de kathedraal van Soissons niet de
beteekenis heeft van die van Reims, is zij toch
een schoone gothische tempel uit de 11e eeuw,
een kunstwerk, dat levendig belang inboezemt.
De herstelling zal hier gemakkelijker zijn dan te
Reims, omdat ze meer van de bekwaamheid
van den bouwmeester afhangt, terwijl de kathe
draal te Reims niet langer het prachtige beeld
houwwerk bezit van den voorgevel en bet schip.
EEN AANVAL IN DE
MORGENUREN.
Een peloton-commandant doet in de West
minster Gazette een vorhaal over een Engel-
schen aanval in den vroegen morgen
Ik had nog niet lang geslapen, toen ik
werd gewekt door een voet, die. zachtjes
tegen m'n rug drukte.
Toen ik opkeek, zag ik Evans, die voor
me stond.
„Matley heeft ie noodig," zei hij „hij is
hier in de buurt. Evans wees naar een don
keren hoek van een loopgraaf, waarin de
compagnie den nacht doorbracht.
Ik stónd op uit het stroo, waarin ik had
geslapen en volgde hem. Matley hurkte op
den grond bij eon kaart en bestudeerde die
met een e'ectriache zaklantaarn, waarvan het
licht door zijn overjas werd afgedekt. Hij
was juist teruggekeerd van het hoofdkwartier
van het bataljon, waar hij zijn orders had
gekregen.
„Wij gaan bij 't eerste licht aanvallen,"
begon hij, zoo gauw als de 4 commandanten
om hem heen zaten. „We moeten déze linie
zien ie bereiken" hij' wees de punten aan
op de kaart. „Do Dorchesters hebben order
X. te nemen" hij wees een dorp aan op
den linkervleugel ,-,en de (zooveelste) bri
gade moet Z. veroveren" hij duidde een
ander dorp aan op. den rechtervleugel. De
aanval begint, zoo gauw het licht is, dus
ongeveer 5 uur. Ga nu eens kijken of de
pelotons hun werktuigen terugbrengen." (Wij
hadden vroeger in den nacht gegraven) „en
zorg, da.t ieder man zijn munitie heeft en
dat elk peloton 25 reserve-bandeliers met
patronen krijgt. De mist zal ons in het eerst
dekken en niemand mag schieten voordat ik
het bevel daartoe geef."
Wij gingen de bevelen uitvoeren en legden
ons daarna nog evèn neer om het daglicht
af te wachten.
Misschien sliepen Evans en de andere com
mandanten. Ik weet 't niet. Ik weet alleen,
dat ik niet. sliep. De gedachte, dat we in
den morgen zouden aanvallen, verdreef den
slaap. Ik keek op m'n horloge 3 uur
binnen een uur zou het licht worden. Hoe
zou de dag eindigen? Wat zou het lot zijn
van den aanval? Ik was nieuwsgierig of
Matley wakker was en wilde naar hem toe
gaan. Ik speurde in het hoekje van de loop
graaf, waar ik wist, dat hij' lag. Een don
kere massa lag in volle lengte uitgestrekt en
ik hoorde een zacht gesnork. Weer ging ik
liggen.
Na een poosje, kijkende to de richting van
den vijand, zag ik een zwak schijnsel, laag
aan lucht. ïk keek er naar. Het schijnsel
groeide tot een rooden sohijh. Ik maakte
Matley .wakker. Even keken we naar bet
licht, dat rood als bloed over de velden
dreef, waarop we zouden vechten. Toen gin
gen we elk naar een kant de mannen
wakker maken.
Zij1 gaapten, rekten zich uit en wapenden
zich. Hun bajonetten, die altijd gedurende
den nacht geveld zijn, glommen zwak in het
vroege licht. De roode schijn werd gebroken
en Strepen geel en helder wit schoten door
dén hemel.
Matley greep nnjn krm. r-
Laag aan dén horizon kwam de top, Vftö
een gelen kogel boven de boomen. „De
zon," zei hij).
Krak! boem, boem; krakl boem! Wij luis
terden naar onze kanonnen achter ons, die
de plechtigheid openden met een salvo. Ze
vuurden snel of 10 minuten achtereen.
„De Dorchesters rukken Links op," meldde
een boodschap, aan Matley.
Hij gal' een teeken aan de compagnie om
eveneens te vertrekken. De mannen kropen
uit de loopgraaf en slopen over het land in
een dunne linie. Evans was links van me,
met Edwards, nummer 8 was rechts.
Dan beschrijft hij het naar voren sluipen,
tot zij' komen aan een groep, hutten. Nog
steeds vuurde de vijand piet. Men komt aan
een :weg en daarnaast ia een sloot met een
heg,
„Zoo gauw als ik m'n peloton zag opge
steld langs dat deel van de heg, ging ik
terug naar een hoeve daarachter om een
onderzoek in te stellen. Ik vond daar Jenkins,
mijn oppasser, bezig de hoeve door te snuf
felen om een ontbijt samen te stellen. Hij
had zes pas-gelegde eieren gevonden in een
schuurtje, een vuurtje aangelegd en was nu
bezig de eieren te koken. Eigenlijk was hem
niet gezegd dit te doen, maar oppassers vor
men een bevoorrechte klasse en Jenkins was
de meest tactvolle Van alle oppassers, Toen
ik kwam kijken, wat hij uitvoerde, wees hij
triomfantelijk op de eieren en zei, dat ze
voor mij waren. Iaplaats van hem te zeggen,
dat hij zich bij zijn compagnie moest voegen,
bleet' ik bij hem staan kijken. Nog geen twee
minuten was ik daar, toen plotseling hevig
in de loopgraaf werd gevuurd.
Ik snelde weg en liet Jenkins achter, die
dood kalm op. zijn eieren bleef letten. Onze
mannen vuren verwoed. Toen er echter jgeen
antwoord kwam op. bet vuur, boval ik, dat
niemand zou schieten, voordat hij1 iets zag;
toen werd 't kalmer.
Plotseling floot een granaat over onze
hoofden. Achter mij kijkende, zag ik, dat hij
in het dak sloeg van de boerderij, waar ik
Jenkins had achtergelaten. Arme Jenkinsl
Ik was nieuwsgierig of hij zijn eieren nog
kookte.
Den heelen dag werd er geschoten. Tegen
den avond nam een andere compagnie onze-
plaats in. Bij de hoeve vond Ik Mulligan,
een collega van me. Zacht greep hij mij bij
den arm en bracht me naar de keuken der
boerderij door een achterdeur en langs een
keidertrapje. Ik stak m'n lantaarn aan en
keek rond. De vloer van den kelder lag vol
gebroken en leege flesschen. Op. een plank
stonden half-uitgedronken glazen wijn. Eenige
Duitsche soldaten jsaren klaarblijkelijk daar
ai eens geweest. Een paar flesschen echter
waren niet opengebroken; Mulligan en ik
dronken elk 'n goed glas rooden wijn; ik
hoop, dat de eigenaar, als hij terugkomt, ons
dat zal vergeven.
Toen ik de boerderij] weer verliet, kwam
ik Jenkins tegen, in levenden lijve, het gra-
riaat-vuur ten' spijt. In mijn handen legde
hij twee koude, harde voorwerpen.
„Waar jieb je die vandaan gehaald?"
vroeg; ik.
„Dat zijn 'de eieren, die ik vanmorgen
stond te iïpken," antwoordde hij. „To3n die
eerste granaat kwam, moest ik ermee uit
scheiden, bijna was Mies er aan gegaan.
Maar ik kwam later terug. Het vuurtje was
uitgegaan, maar ze waren goed gekookt, als
u 't ten minste niet erg vindt, dat ze een
beetje hard zijn geworden 1"
VERSPREIDE BERICHTEN
De val van Nowo-Gcorgicwsk.
De bijzondere correspondent van het Berliner
Tageblatt dr. Wilhelm ï'eldmann, heeft de ver
overing van Nowo Georgiewsk meegemaakt.
Hij geeft daarvan een beschrijving, die opnieuw
bewijst, dat de Duitechers vooral door hun over
macht van kanonnen en munitie erin konden
slagen, de vesting binnen zoo betrekkelijk kor
ten tijd in te nemen. De overgave zelf geeft
de correspondent op treffende wijze weer.
Toen een parlementair met de witte vlag was
verschenen, reden Duitsche officieren per auto
mobiel naar den kern van de vesting, Russische
soldaten kusten hun sabels en mantels en gaven
op deze wijze hun eerbied voor den overwinnaar
te kennen. Toen de poorten, werden geopend,
stroomden dadelijk honderden Russen naar bui
ten om zioh over te geven.
De Russen wilden eerst over de voorwaarden
onderhandelen, maar de Duitsche offioieren
gaven te kennen, dat slechts sprake kon zijn
van een onvoorwaardelijke oapitulatie, waarin
dan ook werd toegestemd. Toen de Duitschere
de vesting bezetten, werd echter uit de nog niet
veroverde forten het vuur op den kern geopend
totdat de kommandeerende Russische generaal
daar een eind aan maakte. Een gedeelte van
de dappere verdedigingstroepen, een kompagnie
met 22 officieren, weigerde zich gevangen te
geven. Zij bleven schieten en moesten met ge
weld ontwapend worden, waarbij dramatische
tooneelen voorkwamen. Een officier schoot zioh
voor het hoofd, liever dan zich over te geven;
e;en ander kreeg een aanval van woede, waarbij
hem het schuim op den mond stond.
Toen de vesting was overgegeven, brachten
de Russische offioieren hun laatsten nacht in de
bomvrije kasematten door ónder bewaking van
een Duitschen luitenant, die, zijn monokei in
het oog geklemd, als een der eersten de vesting
heeft betreden. Dadelijk werd goede kameraad
schap gesloten. De Duitscher gaf cigaretten, de
Russen gaven als gasiheeren voor hun bewaker,
wat zij nog bezaten en weldra werd er druk over
politiek gesproken.
De oorrespondent is ook zelf in de gelegen
heid geweest, de vesting te bezoeken. Hij, zag
daar Russen en Duitechers door elkaar loopen,
als behoorden zij tot één leger. De wegen waren
als bezaaid met lijken van paarden, daar de
Russen bijna alle 1500 aanwezige dieren had
den doodgeschoten. Bij sommige versterkingen
lagen nog een* groot aantal lijken van gesneu
velde Russen; ook hier en daar Duitschers, een
lap zeildoek op de beenen, het doode hoofd be
dekt door de helm.
Doch lange rust werd den soldaten niet ge
gund om de dooden te begraven en de krachten
te herstellen. Weldra ging het weer verder, oost
waarts.
Reuter deelt nog mede, dat genearal Bobyn
de kommandant van het garnizoen van, Nowo
Georgiewsk, zwaar gewond was, toen hij de
vesting overgaf.
Het geluid der granaten.
De vraag, of men een granaat kan hooren;
aankotoen en1, daardoor gewaarschuwd, ge
legenheid kan vindeni om het projectiel te
ontwijken, wordt in de Frankf. Ztg. door een
soldaat, aan de hand zijner ervaringen, al
dus behandeld:
Wij helbben Franeche veldartilerle en
zwaar Engelseh scheepsgeschut tegenover
one gehad. De Engeleehe artillerie, zoo
schrijft hij, schoot met granaten van SOA
cM. en was due om technische redenen het
verste van one verwijderd. Toch hebben wij
deze Engel&cke granaten alleen dén van to
voren hooren aankomen, wanneer zij hoog
over onze hoofden vlogen en eeni paar hon
derd meter of een kilometer achter onze
loopgraven insloegen. Wij (hoorden dan een
helklinkend gefluit, reeds in dit gedeelte
van een seconde, dat de granaat nog op een
afstand van twee ii vijfhonderd meter was,
en (bet fluiten hield aan tot het projec
tiel insloeg.
Hoe dichter de granaat echter achter ons
barstte, des te minder hoorden wij haar
voorhij vliegen en des te doffer was liet
geluid. De granaten, die, goed gericht,
in onze loopgraven insloegen, hoorden wij',
ondanks den grooten afstand van (het ge
schut, hoogstens één of twee seconden van te
voren, zoodat slechts zij, die de meeste te
genwoordigheid van geest hadden, zich in
tijds konden bnkken of het hoofd in veilig
heid konden brengen.
Trouwens, wanneer men lang onder artil
lerievuur in een loopgraaf heeft gelegen,
maakt men die hoofdbeweging vanzelf en
onwillekeurig. Bij de eerste ontploffing wijkt
men instinctief opzij, en daar men aan de
toonhoogte precies kan onderscheiden of 3e
naderende granaat dichterbij dan wel ver
deraf zal inslaan, voelt men zich bii een hel
len, hoogen toon meer op zijn gemak, om
dat men dan weet, dat de granaat hoog
voorhij zal vliegen.
Merkwaardig noemt hij ook de "door hem
opgedane ondervinding, dat het geluid van
een voorbijsuizende granaat hij helder weer
veel hooger, fluitender en schriller is dan
bij regenachtig of dof weer, in welk geval
de toon veel doffer is.
Nachtmerrie ran een kranteulweenden
Engelschnmn.
Een Engelech tijdschrift heeft het volgende
ingezonden stuk van oen Engelechmau, die
gaarne de waarheid zou willen weten:
„Mijnheel1 de Redacteur 1 .Veroorloof aan een
onontwikkeld burgerman eenige vragen door
middel van uw blad te richten tot den minieter-
preeident.
Sinda twaalf maanden zijn we in oorlog met
Duiteohland en eiken dag hebben we twee over
winningen behaald, één in de ochtendbladen en
een in de avondbladen. Daarbij worden de Duit-
eoher* voortdurend teruggeworpen. Volgen»
mijne berekeningen kunnen er thana niet meer
dan twee Duitschere over zijn. En deze moeten
reed» zoover tot over den uitersten rand der
aar do zijn teruggedreven, dat zij er zioh nog
slechts met hun wenkbrauwen aan kunnen
vastklemmen.
Meneer de minister-president moge daarom
de goedheid hebben mij te verklaren hoe het
komt, dat do Duitschers nog altijd België en een
deel van Frankrijk bezet houden. In de bladen
heb ik meerdere malen artikelen gelezen, waarin
met vele letters werd verklaard, dat het Duit
sche leger in een ijzeren ring was ingesloten.
Maar steeds hoor ik nieta van een voortzetting.
Wat helpt de ijzeren ring, als het ingesloten
leger in staat is weer te ontsnappen! Waartoe
dient hij eigenlijk?
Hoe is 't mogelijk, dat alle» in Duitschland
en Oostenrijk nog gesteld ia, zooai* het altijd
gesteld geweest is, wanneer deze landen voort
durend van hongersnood en oproer hebben to
lijden gehad en zioh maanden lang reed» in een
bedenkelijken toestand bevinden? Of hebben do
Duitschers een methode gevonden om Van lucht
te kunnen leven? Als dit zoo ia, zou het dan niet
aanbevelenswaardig zijn; dat wij ook deze kunst,
leeren verstaan? Als we „nog eenige overwin*
ningen behalen" zouden we deze kunst waar
schijnlijk heel goed kunnen gebruiken.
Hoe komt het verder, dat het Oostenrijksohe
leger nog steeds vecht, nadat het reeds meer
dere malen door de Serviërs ia vernieigd? En
hoe is 't mogelijk, dat de doodskophuzaren nog
steeds aan het front zijn, nadat zij bij het uit
breken van den oorlog door de Belgen allen
werden gedood, door de verbondenen in October
nogeens volkomen werden uitgeroeid en ten
slotte door de Russen algeheel werden neerge
sabeld? Dusdanige hardnekkigheid schijnt gelijk
te staan met de methode van den kroonprins,
die z'n dood steeds weeraan overleeft. Of be
staat het feit, dat de Duitschers weigeren hun
eigen dood te eerbiedigen, alleen in onze ver
beelding?
En hoeis 't toch met den Duitschen keizer?
Hoe kan hij steeds herleven, nadat hij zenuw
beroerten, koortsaanvallen, kou en longontste
kingen heeft gehad! En ho© kan hij aan het
front staart op hetzelfde oogenblik, dat bij een
zware operatie moet ondergaan en terzelfdertijd
aan een ongeneeselijke goesteszwakte lijdt?
Vooral zou ik echter willen weten hoe de
kathedraal van Reims weer is opgebouwd. Da
Duitschers moeten ze nu andermaal hebben be-
sohoten, nadat ze haar reeds yóor maanden met
den grond hadden gelijk gemaakt"....
Een te zeldzaam verschijnsel!
In de „New York Sun" deelt de directeur van
do Driggs Seaburg Ordnance-Company, een
Amerikaansoho fabriek, mede, dat zijn maat
schappij niet meedoet aan do levering van oor
logsmateriaal. In de laatste vier a vijf maanden
heeft deze fabriek, naar de directeur John. L.
Stevenson meedeelt, voor een bedrag van mil-
lioenen aan opdrachten voor de levering van
oorlogsmateriaal van de hand gewezen.
„Onze fabriek zou, zoo zegt hij, werk hebben
kunnen krijgen, dat haar dag en nacht in uiter
ste spankracht zou hebben bezig gehouden.
Maar dan zou ze het bloedbad hebben bevorderd,
dat thans in Europa millioenen menschen ver
nietigt."
Als er zoo eens meer hadden gedacht en nog
dachten, dan was de oorlog al uitl
Een voermanszoon op hef oorlogspad.
In het „Berl. Tagebl." vertelt een te velde
staand soldaat: Toen de ordonnans van den staf
de divisievlag plantte kwam er een kleine jongen,
huilend door het gedrang naar hem toe en trok
hem aan zijn jas. Iedere poging om van hem af
te komen, verergerde den tranenstroom, zoodat de
officieren zich spoedig met hem bemoeiden.
Duitsch spreken kon hij niet en een Russischen
tolk verstond hij niet. Alleen de oppasser van
Naar den roman van W. COLLINS.
48 (Uit het Engelseh.)
„En ik zal hem daarna zien te troosten",
dacht Madonna, terwijl zij haar hoofd af
wendde, uit vrees dat de uitdrukking van
haar gelaat haar mocht verraden.
Men boorde weder schellen. „Daar is hij
misschien," hervatte mevrouw Blyth, en
knikte niet haar hoofd naar het venster,
toen zij deze woorden spelde.
Madonna snelde er heen om te zien, keer
de zich vervolgens om en met een houding
waarin teleurstelling te lezen lag, trok zij
haar armen een weinig naar de hoogte en
stak Baar duimen in de armsgaten van een
denkbeeldig vest.
Het was de heer Gimble, de kunstkooper,
die alle werken der kunst altijd met zijne
handen in deze houding kritiseerde.
Op dit oogenblik hoorde men od mevrouw
Ulyths deur een zacht tikken en haar vader
trad binnen, steeds kampende met do ver
koudheid, die hij nooit genezen kon en hoog
om haar hand te kussen. Hij was uit verle
genheid voor het gezelschap naar boven ge
komen, evenals zijn dochter voors/peld had.,
„O, Lavinia, de douai'ière is benoden en
deze dame vindt de schilderijen zeer mooi,"
riep de oude man uit, al niezende en glim
lachende van zenuwachtige vreugde.
„Kom hier naast mij zitten, vader, en zie
Madonna eens de bezoekers aankondigen.
Het is de aardigste coinedie die gij u kunt
voorstellen.
„En de oude vindt de schilderijen mooi",
herhaalde de graveur, en zijn waterige
oogen schitterden van genot, toen hij deze
blijde tijding nog eens kon vertellen en rus
tig bij zijn liefste kind mocht zitten.
De bel ging thans zonder ophouden. Ma-
kon geen oogenblik aan het venster
stilstaan, want de bezoekers die het hek bin
nentraden, waren zoo talrijk, dat zii moeite
allen na te bootsen. In het atelier
waven spoedig alle stoelen bezet, en de min
der aanzieulijkè bezoekers, die een weinig
achteraan stonden, vormden twee rijen.
De couairieie Bramhledown, wier bezoeken
gewoonlijk een gansehen ochtend duurden,
zat in het midden op de eereplaats, steeds
snuivende en hare gevoelens lucht gevende,
en schijnbaar opgetogen over de eerbied
waardige verbazing, waarmede andere ach-
tenswaardige families naar haar stort- j
den te luisteren. Twee professoren der Ivo- I
ninklijke Akademie waren er een zwaar
moedige professor, die in een groote jas ge
wikkeld was en voortdurend, zonder een
woord te spreken, op 3e schilderijen stond te
staren, alsof hij de kunstwerken daarmede
wilde vernietigen en een welwillende pro
fessor met een parapluie, die niet in staat
was om „Columbus" noch „De gouden Eeuw"
te prijzen en te veel van Valentijn hield om
ze te laken, bedierf de zaak, door steeds zijn
hand voor (het schilderij heen en weer te la
ten gaan, en van tijd tot tijd te zeggen: „ja,
ja, zoo! ja, ja, ja." Daarop kwam de dokter
en zijn vrouw, die in ééne bewondering wa
ren over de massieve lijst van Coluinbusy
maar geen woord over het schilderij zelf rep
ten. Vervolgens de beer Bullivant, de beeld
houwer, en de heer Hemlock, de letterkun
dige, die beurtelings op pleehtigen toon een
soort van kritiek uitspraken, waarin de
woorden: gevoelsvol, aesthetiscb. objectief
en subjectief de voornaamste plaats bekleed
den en waaruit geen schepsel ooit een ge
dachte heeft kunnen opmaken of zal kunnen
opmaken.
Ook was er een zekere mijnheer Gimble,
wiens lofrede paal noch perk keilde en die
bet geheele alphabet der kunsttermen op
zijn duimpje kende, maar die geen flauw be
grip had van de zaak, van de theorie zoomin
als van de practijk.
Eindelijk nog eenige achtenswaardige fa-
f milies, die beproefden de schilderijen te be-
grijpen, maar er niet in slaagden. Er waren
ook nog andere families, die het ook tracht-
i ten, maar zioh geheel aan de douarière hiel
den. Bij andere bezoekers van minderen
1 rang maakte de geestdrift goed, wat aan hun
kennis tekort schoot. Eindelijk was er de
democratie of het mindere publiek, thans
vertegenwoordigd door den tuinman en den
vader der keukenmeid van den- heer Blyth;
deze stonden beseheiden1 buiten de deur en
bekenden elkander op geheimzinnig fluiste-
renden toon, dat de „Gouden Eeuw" een
smaakvol ding was en „Columbus in het ge-
zicht der Nieuwe Wereld" een mooi stuk.
I Valentijn's onrust, vóór dat de bezoeker»
er waren, beteekende niets, vergeleken met
[zijn ongelooflijke bedrijvigheid, nu zij allen
'tegenwoordig waren. Geen oogenblik had hij
'stilgezeten of gezwegen sedert de eerste toe-
schouwer binnen was getreden. En zeker zou
hij geen oogeniblik no oh zijn beenon noch
zijn tong veroorloven stil te wezen; zoolang
jer nog een toeschouwer in het atelier was.
I behalve wanneer lady Bramhledown, 't eeni-
1 ge nooit falende middel bezigde om zijn aan
dacht op een punt te vestigen en hem be
trekkelijk rustig op zijn plaats te doen blij-
ven.
,Eeg, Blyth," riep de dame (zij gebruikte
het woord „mijnheer" nooit tegen eeni barer
'mannelijke bekenden) „zeg Blyth, ik kan
dat schilderij van Columibus volstrekt niet
begrijpen. Gij zeidet onlange, dat gij het mij
eens in vele bijzonderheden zoudt uitleggen.
Wanneer zult ge dat doen?"
„OogenblikkeHjk. mevrouw, ©ogenblikke
lijk: ik wachtte tot alle bezoekers er waren",
antwoordde Valentijn, terwijl hij zijn stokje
in de hand nam eni Zijn manuscript te voor
schijn haalde, dat met blanw lint wan dicht
gemaakt. „Eigenlijk begrijp li niet, wat
gij meent. Ik heb eenige mijner gedachten
over de kunst verzameld ais een eoort van
inleiding voor.... voor Columbus, die ik ge
voel dat meer uitlegging behoeft dan andere
schilderijen. Ik heb ze op dit papier geschre
ven welke mijne gedachten zijn. Wil een
onder u zoo vriendelijk wezen, ze voor te le
zen, terwijl ik op het schilderij aanwijs wat
er mede bedoeld wordt? Ik vraag dit, omdat
het misschien een weinig verwaand lijkt,
wanneer ik mijn idéé over mijn eigen werk
voorlees. —-Wil iemand zoo vriendelijk we
zen", herhaalde de (heer Blyth, terwijl hb den
halven kring langs liep, en beleefd zijn ma
nuscript een ieder aanbood, die het maar
wilde nemen.
Geen hand werd er uitgestoken. Verlegen,
heid is dikwijls aanstekelijk; en dit was hier
ook het geval.
Wordt wrvolgd
NIEUWE
COURANT