Een echt Amerlkaansche
zitting van een rechtbank.
Een ideale Keukenmeid.
WETENSWAARDIGHEDEN
„O, integendeel, het bevalt me bijzonder] Daarop ging een groote man, die in een
goed. Als men aan het station zoo in 't honderd der voorste banken gezeten was, op den
weg een boek koopt, treft men zelden zulk een reebier af, haalde een" kolossale Navy-revol-
goede keus als ik nu gemaakt heb, en toch ken
de ik het boek eerst niet. Ik ben wel geen bijzon
dere romanlezer, maar toch „de zoon der
der Abruzzen," zei de hij, na op het titelblad te
hebben gekeken
„De zoon der Abruzzenriep de oude dame
levendig; maar plotseling bedwong zij zich
voor de vermanende blikken van Lucie en Hu-
go; om het onbevangen oordeel van den reizi
ger uit te lokken, moest natuurlijk iedere onbe
scheidenheid worden vermeden.
Inderdaad, er zit kracht en leven in dit boek",
vervolgde de heer, men vergeet, een roman voor
zidi te hebben en men behoeft de oogen maar te
sluiten om de toestanden mee te leven. Je moet
het eens lezen, mijnheer, zoo wendde zich de
volleerde huichelaar tot Hugo Federling.
„Ik ken het al," antwoordde deze, ,,'t Is een
mooi boek, doorgaans flink en mannelijk van
stijl en opvatting."
„Dat bedoel ik niet," antwoordde hij snel, ,,'t
is krachtig, mannelijk van taal, maar er straalt
toch een diep gevoel, een teederheid in door, en
een kennis van vrouwelijke karakters, dat ik
haast zou denken, dat het door een vrouwelijke
hand is geschreven."
Tante zat met groote oogen te kijken: Lucie
kan haar vroolijkheid niet bedwingen en hield
ha ar mof voor het gelaat.
Hugo was doodsbenauwd, dat de oude heer
zijn mood voorbij zou praten, maar hij moest
spoedig uitstappen aan een tusschenstation.
„Ik moest hier anderhalf nur wachten." zeide
lig, „en ik ken hier geen sterveling, maar de tijd
zal mij niet te lang vallen nu ik dit boek bij mij
heb."
Taafe was heelemaal verbluft. „Hugo, je hebt
hem todi niet gezegd, dat jij dat boek geschre
ven hebt?" vroeg zij, toen de trein verder stoom
de.
„Neen, op mqn eerewoord," antwoordde Fe
derling.
„Hoe kwam hij er dan op om er zoo over te
spreken?"
„Dat wed; ik niet, maar ik verzeker u nog
maals, dat ik mij niet als de schrijver er van
heb bekend gemaakt"
Tante keek hem schuin aan.
„Neen, heusch niet," bevestigde hij opnieuw.
„Tot zoo iets zou ik niet in staat zijn."
„Daar ben ik van overtuigd," zeide Lucie.
„Maar ik moet bekennen, het onbevangen oor
deel van dien heer heeft mij volkomen voldaan,
ik twijfel nu niet meer of Hugo zal zijn doel
bereiken."
„Mijn doel bereiken!" riep deze, terwijl hij
de hand van het jonge meisje greep en haar
lachend in de oogen zag.
Lucie Leehorst kreeg een kleur acht dagen
tater was ze verloofde van Hugo Federling.
(N. K-)
In Georgia bestaal. een zeer strenge wet,
.waarbij op het in 't geheim dragen van pistolen
en revolvers een boet» van 50 dollars en,
naar goedvinden van 'den rechter, een ge
vangenisstraf van dertig dagen alsmede ver
beurdverklaring van het wapen, gesteld is.
Kort nadat die wet van kracht was ge
worden, hield de kantonrechter Lester in een
der graafschappen van het gebergte in Noor
delijk. Georgia een zitting. Terwij 1 nu de be
handeling eener zaak in vollen gang was
stolde hij, met toestemming van het Open
baar Ministerie, een kleine pauze in en droeg
den sheriff op om alle uitgangen van de
rechtszaal te sluiten en er niemand uit te
laten. Daarop, stond de rechter op. en zeide
met luide stem:
Mijne heeren, ik heb zooeven 'gezien,
dat een der hier aanwezigen een pistool bij
zich1 heeft, en mijn. positie als lid der rechter-
llja macht veroorlooft mij niet, dat voorval
onopgemerkt te laten. Eigenlijk zou het mijn
pdicht zijn, den overtreder der wet voor een
grooten Jury te brengen en hem volgens
alle gestrengheid te doen veroordeelen, maar
ifc wil genade voor recht laten gelden, als
de .man tot mij komt en zijn pistool en een
dollar hier op den lessenaar legt; zoo niet,
dan zal ik hem terstond laten arresteeren
en proces-verbaal tegen hem opmaken.
Nauwelijks had de rechter die toespraak
geëindigd, of een der advocaten, die juist
.voor hem zat, stak de hand in zijn borstzak,
baalde er een Smith Westiansctien revolver
met ivoren kolf uit en legde dien met een
dollar voor den rechter neêr.
Dat is zeer braaf van u zeide de
rechter maar gij. rijt niet de man, dien
ik op het oog heb.
ver uit zijn borstzak en legde hem, met een
dollar op den lessenaar.
Kijk ereis aan riep de rechter, zicht
baar verrast dat gaat allerliefst. Gij zijt
een zeer braaf man en hebt wel gedaan,
maar de'persoon, dien ik meen, zijt gij niet.
Zoo ging het voort tot 19 revolvers en 19
dollars op den lessenaar lagen. Daarop volg
de een pauze en nu scheen het, dat het ge-
heele gezelschap ontwapend was. Waren er
echter nog pistolen in de rechtszaal, dan
schenen de bezitters niet zeer gezind om er
zich van te ontdoen.
Mijne heeren, zoo sprak toen de
rechter er zijn hier 19 personen, die zich
als flinke mannen hebben gedragen, maar
de man, in wiens bezit ik een pistool heb ge
zien, heeft het nog niet doen kennen en
thans hier haalde hij zijn horloge uit den
zak en keek scherp naar den anderen kant
der zaal geef ik hem nog een minuut tijd,
om mijn voorstel aan te nemen; komt hij in
die minuut niet, dan zal ik hem aan den
strafrechter overleveren.
Nauwelijks had hij dat gezegd of twee man
nen uit het achterste gedeelte der zaal komen
op hem afloopen. Eerst bleven zjj staan en
keken elkaar aan, maar vervolgens gingen
zij' weer langzaam voort en legden de revol
vers en hun dollars neer.
Toen zij zich omkeerden om weg te 'gaan,
zeide de rechter
De man met den zwarten knevel is
deg een, dien ik bedoeld heb.
De kantonrechter Lester hield daarop tot
do aanwezigen een kleine toespraak over de
gewoonte van *t dragen van wapens en maakte
de opmerking, dat de wet in het vervolg
streng door hem zou worden toegepast.
Of de rechter zelf wel een goed 'geweten
bij5 die geheelë zitting zou gehad hebben?
Zij was het snoezigste vrouwtje, dat er op
onzen aardbodem te vinden was een schat
van een wijfje en Edwin was dol op haar,
eiken dag .meer.
Zij kon nu juist niet handig met de naald om
gaan, ook kon zij niet koken, en boekjes bijhou
den, ach, dat viel haar zoo zwaar, zij kreeg er
steeds hoofdpijn van, dat kon zij, en blij zijn als
Edwin van zijn kantoor terugkwam en klaar
staan voor alle mogelijke pretjes voor hen sa
men, en aan mannea-oogen bewonderende blik
ken ontloken
Neen, Edwin twijfelde geen oogenbiik, hij
vond dat hij kolossaal geboft had met zoo'n
wijfje te bezitten!
Het verstand zou wel met de jaren komen,
meende hij. Wat kon je nu van een vrouwtje
van twintig verwachten!
Edwin, luister eens, zei zij op zekeren
morgen tegen haar man, toen zij nog aan de
ontbijttafel zaten, er is gisteren een man hier
geweest om een complete encyclopedie te ver-
koopen. Het werk kostte per deel, slechts één
dollar, de geheele collectie vijf-en-twintig, het
werk zou dan den volgenden dag bezorgd wor
den, maar daar ik mijn laatsten dollar aan drie
mandjes aardbeien uitgaf
Eén doller voor drie mandjes aardbeien?"
viel hij in, verrast.
Toe, lach mij niet uit! Maggie deed het
al zoo flink en heeft mij duidelijk doen begrijpen
hoezeer ik was beetgenomenIk had ook
heelemaal geen plan je er iets van'te vertellen,
maar het ontviel mij. Ik heb Maggie beloofd,
haar voortaan te raadplegen. Maar weet je, de
man zei me, dat ze uit de broeikas waren.
Uit de broeikas, in Juli? Maar, Adina,
hoe heb ik het nu
Daarom waren zij duurder, ging Adina
voort met met een veelzeggend, knikkend hoofd
gebaar. Hij zei, hij kwam vooreerst dezen weg
niet meer uit, doch hij had ze maar eens even
willen vertoonen.
Kind, kind, je ruïneert mij nog eens, zei
Edwin, haastig zijn thee opdrinkende. Maar,
wat deedt ge met die encyclopedie?
O, ik zei den man, dat ik wel geloofde, dat
jij er op inteekeneit zou; ik gaf hem jou adres.
--- Doe dat niet'weer, lief kind, sprak Edwin,
opstaande, met het horloge in de hand. Ik koop
nooit iets van tusschenpersonen. Rak mijn bo
terhammetjes gauw in, de tram zal zoo gaan.
Hij kuste haar op de punt van haar neusje en
holde weg. 1
Ik wou, dat hij mij niet altijd als een kind
behandelde, zuchtte Adina, naar het -aam
schietend, om nog even iets van hem te zien.
Ik ben overtuigd, dat, als ik de aardbeien niet
had gekocht, hij wat blij met al die boeken zou J
zijn geweest. Ik vraag mij zelf af, waarom fruit 1
zooveel duurder is dan boeken?
Na deze diepzinnige overpeinzing zette zij
zich aan haar morgenbezigheden. Zij kon
prachtig stof afnemen, maar gauw was dit ge
daan, en toen begon zij zich af te vragen hoe
haar moeder toch den geheeien dag steeds had
kunnen bezig zijn.
Dien morgen, om elf uur, ging de telefoon.
Adina liet haar piano in den steek en luisterde.
Bent u daar, mevrouw Riggs?
Ja, met wien spreek ik?
Uw man vroeg mij u een boodschap over
te brengen. Ik 4>en de boekhouder der firma
Langley.
Langley was de naam van de 4ssuraQhe-
maatschappij, waarbij Edwin werkzaam was.
Goed, én wat is er?
Mr. Riggs Iaat weten, is u daar nog
laat weten, dat hij vergeten had u te zeggen.i
Ja?
Vergeten te zeggen, dat er een meneer bij
u zal komen, een klein iemand, met bruinen
knevel, om het schilderijtje van Badeau op te
halen, dat dienen moet op de a.s. tentoonstel
ling. Hij zal groot elf uur ten uwent zijn. Hij
zei
-Ja?
Hij zei nog, dat u het hem geven moest eft
vooral vriendelijk moest zijn, want die meneer
was Dubois zelf, de kunstcriticus; doch, u
moest niet vergeten, een bewijs van ontvangst
van hem te vragen.
O, heel goed, dank u voor uwe moeite,
adieu.
Adieu.
Adina hing den hoorn weer op en Rep naar
het schilderijtje toe, dat een landschap voor
stelde. Zij bekeek het aandachtig en verdiepte
zich even in den neveligen zonsopgang, waar
van zij de atmosfeer scheen te voelen. Zij hield
van dat doek, hoewel zij in 't geheel geen ver
stand van schilderijen had. Adina wist, dat
haar man het werkje zeer hoog schatte in waar
de, en dat hij een aanbod van eenige honderden
dollers reeds eens had afgeslagen.
De bel weerklonk en Adina, zich omdraaien
de, zag een man in de huisdeuropening staan.
Hij was klein van gestalte en had een bruinen
snor. Zij begreep dadelijk dat hij de man van
het schilderijtje was. Zij twijfelde geen oogen
biik.
En inderdaad, het was de man, die om het
schilderijtje kwam. Hij had zijn telefoonlisten
reeds vele keeren met groot succes in de voor
steden aangewend, juist die vrouwtjes uitpik
kend, die zijn flair en zijn kijk op de menschen
opspeurde.
Adina wilde naar de deur toeloopen, maar
Maggie, de oude keukenmeid, was haar vóór,
en liet den bezoeker op zijn vraag mevrouw te
kunnen spreken, de kamer binnen.
Maggie schommelde terug naar haar keuken,
mompelde iets van dat het nu dit keer geen
aardbeien waren. Zij liet echter haar deur
open en hield zich bezig met het geluidlooze
werk van aardappelen schillen.
Mevrouw Riggs, u kent mij niet, maar ik
ben een vriend van uw man. ik ben Dubois.
Ja, ja, mijn echtgenoot heeft mij reeds op
gebeld, viel Adina vlug in. Wilt u niet gaan
zitten?
Waar heb ik die stem meer gehoord vroeg
Maggie in haar keukentje aan een droevig-uit-
gepikten aardappel.
Dat maakt mijn taak gemakkelijker, zei
Dubois beminnelijk. Dus dan weet u ook, waar
voor ik kom?
Om onze Badeau even te leenen, nietwaar?
Ja juist. Wij zetten een tentoonstelling op
van werken van de jonge schilders en wij weten,
dat onze collectie onvolledig zou zijn, indien uw
heerlijke Badeau ontbrak. Ik zag het doek een
maal bij den schilder zelf in zijn atelier. Mag
ik het nog eens even zien? Staat u mij toe
Maggie gaf een stom aardappeltje een venij
nige prik. Zij mompelde opnieuw: Ja, ja, zien]
mag je, er aan komen niet, meenemen nog min
der. Drommels, waar hoorde ik deze stem toch
meer?
Zeker, bekijkt u het gerust, 's Morgens
heeft het 'tbeste licht. Vindt u het niet mooi?
U zult mij wel een ontvangbewijs willen geven,
in ruil, nietwaar? Mijn man, mr. Riggs, is een
uiterste zakenman!
Meneer Dubois boeg op de meest hoffelijke
manier.
O, zeker, zeker, daarop heeft u alle recht.
Ik kwam expres persoonlijk hier, op grond van
de hooge waarde die het doek heeft.
Dat zal waar zijn, zei Maggie tegen haar
aardappeltjes en was de knol eenigszins scherp
zinnig geweest, dan had hij zeker de keuken
prinses een oogje gegeven
Vraag ik te veel, als ik u voorstel mij ook
dit kleine pastelletje af te willen staan? Er
komt n.l. in een aangrenzend zaaltje ook een
tentoonstelling van pastels. Dit werkje is een
pracht-exemplaar
Mevrouw Riggs keek pathetisch. Zij vond het
ellendig om neen te zeggen, maar zij herinner
de zich de aardbeiengeschiedenis en zij ant
woordde, heldhaftig:
Ik geloof, dat ik beter doe met het niet
af te staan, als u niet met mijn man iets mocht
hebben afgesproken. Ik moet wat oppassen,
weet u, ik heb nog zoo weinig ervaring.
Meneer Dubois boog opnieuw zeer beminne
lijk en zette nu wat spoed achter de zaak. Kon
hij met dien Badeau. verdwijnen, dan was zijn
morgenwerk niet te vergeefs geweest, want vijf
tig dollar kon hij er gemakkelijk voor ontvan
gen. Liever vijftig zeker dan de kans er in te
vliegen door een te hoogen priis bij verkoop te
bedingen.
Het schilderij werd van den muur afgenomen
en mevrouw Riggs ging even naar boven om
papier en touw te halen. Meneer Dubois had
alle gelegenheid een kleiner modelletje van
schilderijtje weg te kapen, maar hij was in zijn
soort een sportman en hield ervan naar de re
gelen zijn spel te spelen. Wat hem werd gege
ven op zijn aanvraag, behoorde hem toe en
daarover kon hij verder beschikken; een schilde
rij op slinksche wijze van den muur afnemen,
was „stelen" en zou hem gelijk stellen met een
zeker soort oneerlijke lui, waar hij een minach
ting voor gevoelde.
Hij was voor de piano gaan zitten, en speel
de zacht de melodie van een of ander Fransch
liedje hij was inderdaad een echte Fransch-
man, en inderdaad een echte kunstcritiker.
Intusschen lagen eenige stomme aarappels in
een kuiltje op elkaar, onmachtig hun blanke
huidje te vertoonen, want Maggie had haastig
het huis verlaten om ongemerkt bij de buren te
kunnen telefoneeren.
Maggie was een ouwe trouwe ziel, en hoewel
zij de jonge mevrouw Riggs slechts sedert vier
maanden kende, hield zij van haar als ware
zij haar eigen kind.
Een gelukkig toeval wilde dat Maggie in
haar voorlaatste betrekking getuige was ge
weest, dat deze Dubois toen heette hij Videu
een dergelijken diefstal had bedrijven. Mag
gie wist wat er te doen viel. De man moest ge
arresteerd worden, maar haar mevrouwtje
mocht niet ermee geplaagd worden, zooals mr.
Riggs haar kon doen, en waardoor zij huilen
zou.
Zij vroeg den chef der politie te spreken,
legde de zaak uit en verzocht hem direct te ko
men, daar anders de vogel gevlogen zou zijn.
Daarop belde zij meneer Riggs op en zette
hem, pardoes in woorden, voor het feit, dat zou
gaan gebeuren. Zijn vragen om ophelderingen
werden met een haastig afgebeld stop gezet.
Gedurende dit alles was mevrouw Rigs naar
beneden gekomen met touw en papier en met
een inwendige, vriendelijke gewaarwording, dat
zij den critiker aangenaam ter zijde stond en
dat deze daad haar aankoop der dure aardbeien
weer goed maakte.
Meneer Dubois stond van de piano op.
Gaat de tram binnenkort van hier, vroeg
hij haar kalm.
Over drie minuten, de vorige is juist weg.
Als u vlug loopt, haalt u hem nog juist.
Met blije vingers pakte meneer Dubois het
landschap in en knoopte liet touw vast. Juist
was hij klaar, toen de voordeurbel overging en
Maggie de aardappelen liet buitelen, erheen
snelde, en den chef der politie binnen liet.
Bij het verschijnen van dezen man stiet
meneer Dubois een onbeleefde vloek uit en pro
beerde om door de eetkamer en de dessertkamer
te ontkomen, maar de man der wet was hem te
ving af en wist hem te arresteeren.
Ik heb serert gisteren al naar u uitgeke
ken in 't belang van uw soort van handwerk.
Dit zal wel 't laatste stukje zijn dat n heeft
geleverd, voor langen tijd
Pardonik geloofhier heeft een
eige vergissing plaats, kwam Adina verbijsterd
en stotterend tusschenbeide.
Neen, neen, mijn goeie mevrouwtje, het is
heelemaal geen vergissing, bracht Maggie nu
in. Deze man is dezelfde, die bij meneer Hitch-
ley ook een schilderij kwam halen, wat achter
na diefstal bleek te zijn
Inderdaad, bevestigde de chef der politie,
als wij niet tijdig erbij geweest waren, had u
uw landschapje voor 't laatst gezien!
Arresteer dan dien man direct, barstte
plotseling de zich vermannende Adina uit. Ik
vind het een schande dat een jong vrouwtje,
puur en alleen omdat zij zoo kert getrouwd is,
wordt beetgenomen. Eerst waren het die lamme
aardbeien, toen was het die vervelende encyclo
pedie, en nu zouden het bijna schilderijen ge
worden zijn.
Wat een dapper vrouwtje heb ik toch, zei
Edwin een uurtje later, toen hij thuis was ge
komen. Hoe flink, daf je dien man liet arres
teeren.
't Was heel toevallig, dat de chef der
politie hier moest eijn En toen ik de zaak van
Dubois doorzag, verzocht ik hem om in te grij
pen. Ik denk dat het nu eindelijk wel gedaan
zal zijn met al dat bedrieg om me heen.
En Maggie, de goeierd, diende haar aard
appeltjes op, en hield haar mondMr.
Riggs mocht mevrouw Riggs niet uitlachen.
DE GEVOELIGHEID VAN PLANTEN
VOOR LICHT.
Vroeger werd algemeen geloofd, dat plan
ten geen zintuigen hebben. Men beschouwde
dit als een karakteristiek onderscheid tus
schen dieren en planten. Latere onderzoe
kingen hebben echter het tegendeel bewe
zen en dit leidde tot de ontdekking van ver
schillende zintuigen.
Een Berlijnsch physioloog heeft de ge
voeligheid voor licht aangetoond. Het be
kende verschijnsel, dat bladen zich steeds
naar het licht toe wenden, is hij nader gaan
onderzoeken. Hierbij merkte hij op, dat bla
den, bedekt met zwart papier, onverschil
lig blijven voor licht. Hieruit volgt, dat in
het blad organen zijn, die licht opnemen.
De bladsteel reageert hierop, door zich naar
het Licht te wenden.
Dat voor licht gevoelige orgaan is de op
perhuid van het blad, bestaande, uit een
aantal kleurlooze bollen cellen. Iedere op
perhuidcel is dus een kleine convexe lens. De
voor licht gevoelige stof bevindt zich in het
protoplasma. Daar wordt dus bet onder
scheid tusschen licht en donker waarge
nomen.
EENE BELANGRIJKE VONDST.
Oostelijk van den Romeinschen weg, die
loopt op het bekende Romeinsche Limas
kasteel bij Eining in Beieren is bij een uit
graving een belangrijke vondst gedaan. Er
is een hofstede van ruimen omvang bloot
gelegd, welke ten tijde van Christus moet
zijn gebouwd en, naar blijkt uit tal van
wapenvondsten en de gebrande leemmassa's,
in het midden van de derde eeuw na Chris
tus verbrand is geworden door de Alleman-
nen, die ia het jaar 259/260 de provincie
Rhetia binnenvielen. De ontdekte boerenhof
stee is goed bewaard gebleven en toont o.a.
een groote woonruimte, waaronder een mans-
hooge proviandskelder met wandvakken ligt,
een grooten, ruwgepleisterden hof en een aan
tal overdekte huishoudruimten met houten en
leernen wanden, rustend op een eenvoudiger
steenen voetstuk. Onder do vondsten zijn een
fraaie blankmetaien luchter op bronzen voe
ten, eenige ijzeren staikettingen, spangen uit
brons met geplet tin, beslag van sloten en
sleulels, verder het loodgewicht en de deur
sluiter bijzondere aandacht waard. Opgedol
ven mislukte gebakken tegels duiden op het
bestaan van een nog niet ontdekte nog veel
oudere Romeinsche tegelbakkerij in de buurt
van het Limeskasteel.
DE GRAFKELDER DER LAATSTE
BOURBONS.
De grafkelder der Bourbons bevindt zich
ie Görz, in de Franciskanerkerk. De eer
ste, die er bijgezet werd, was Karei X. Tot
1883 rustten Koning Karei, de hertog en
de hertogin van Angoulème en de hertogin
van Par ma in het linksche zijschip in de
z.g. „Ludwigskapelle". Toen echter de klein
zoon van Karei X, de graaf van Chambord
stierf, was er in die kapel geen ruimte meer
en werden alle lijken onder het altaar ge
bracht In de 'donkere grafkapel, waarvan
de wanden met verdroogde kransen versierd
zijn, staat in het midden een Christusfiguur
in Cararisch marmer, aan welks voeten de
Fransche leliën, de insignes van de orde
van den Heiligen Geest en de overige tee
kenen van het Fransche Koningshuis in
gemetseld zijn. Rechts ervan liggen de kis
ten van Karei X en de hertog en hertogin
van Angoulème, links de graaf van Cham
bord, zijn vrouw en de hertogin van Par ma.
De sarcophagen der beide koningen zijn
kostbaarder en hooger dan de andere. Zwarte
marmeren platen bevatten de geboorte- en
sterf-data. Op uitdrukkelijken wenseh van
den graaf van Chambord waait boven diens
giaf het vaandel met de lelies der Fransche
koningen.
DE HOOFDDÖOEZAKEN VAN DEN
KANKER.
Volgens het Ehgelsche geneeskundige Wad
„The Lancet" zijn er vier hoofdoorzaken van
den kanker.
In de eerste en voornaamste plaats: zout
in de voeding. Te zoute voeding acht „The
Lancet" beslist en in hooge mate schadelijk;
beperkt toch het gebruik van zout in aw
eten, zegt hij. Verder vindt hij gebruik van
te veel vleesch één der ernstige kanker-
oorzaken. Over het a'gemeen is de vleesch -
voeding veel te sterk in de beter bedeelde
kringen: men deukt daar, dat bet vleesch
het lichaam versterkt, en dat ie in zekeren
zin ook wel het geval, maar zoo gauw men
er te veel van neemt, brengt men daarmee
tevens een der gevaarlijkste kankeroorzaken
in bet lichaam. Beperkt dus het gebruik van
vleesch.
Do derde oorzaak is een overvoede toe
stand van het lichaam door gebruik van
meer voedsel ïn 't bijzonder van vleesch
dan strikt noodig is, de onzuivere con-',
ditie van het lichaam als gevolg van het;
niet verteren van het voedsel' dat genomen-
is. Zoo komt kanker zeer veef voor op
hoogeren leeftijd bij lieden, die een lui, ge
makkelijk leven hebben geleid, gepaard met
zware voeding met veelal moeilijk te ver
teren spijzen.
De vierde oorzaak eindelijk is het in he*
lichaam dringen van microben.
Het allermeest komt volgens „The Lan
cet" de eerste oorzaak, het zout, voor.
Men houde dras, op aansporing van de
beste Engelsche geneeskundigen, een be
hoorlijk dieet, maar vooral van zout. „If
salt were absent, cancer would be absent"
(als zout. afwezig is, zal kanker afwezig zijn)
.Wilden hebben zelden of nooit kanker
omdat zij zelden of nooit zout gebrui
ken, dit spreekt boekdoelen. Alle dieren/
behalve het varken, liiden aan kanker, en
zout wordt gegeven aan schapen, koeien,
paarden, doch nooit aan varkens.
Wilde dieren lijden aan kanker, alléén
in dierentuinen, waar zij1 zout in hun voe
ding krijgen een Afrikaansche hippopo
tamus stierf te Londen aan kanker, door
zoutvoeding
In hoogere standen, waar veel vleesch'
en dus veel zout gegeten wordt, sterven
meer menschen aan kanker dan in lagere,,
waar minder vleesch en dus minder zout
op tafel komt
Het blad wijst er nog op dat bij Joden
in Engeland kanker zoo weinig voorkomt
en zooveel bij Christenen, die hun ham en
hun worst eten, niet omdat varkens-
vleesch de ziekte veroorzaakt (bij het var
ken werd nimmer kanker geconstateerd),]
maar omdat het steeds zoo zwaar gczcuten
is. Het zout is hier kankeroorzaak.
DE ONTDEKKING VAN JUPITER'S 9e
MAAN.
Do vier grootste manen van Jupiter zijn'
ontdekt spoedig na de constructie van den]
verrekijker. De vijfde werd eerst in 1892 en'
de 9e den vorigen zomer ontdekt. In den
nacht van den 21sten op den 22sten Juli
zou naar de achtste maan gezocht worden.
De genomen fotografieën toonden behalve
die maan nog een zwaksehijnende ster, waar-,
aan duidelijk beweging was waar te nemen.j
Er werden verscheidene platen genomen,
die allen overeenstemden. Om echter uit te
maken of het een wachter van Jupiter of
een nieuwe kleine planeet was, moest men'
een grooter deel van de baan kennen. Den
21sten September was dat voldoende bekend.
De 9e maan heeft zooveel punt van over
eenkomst met de 8e, dat dit wel op een
samenhang wijst. De omloopstijd van de 8c
maan is 2,155 jaar, die van de 9e 3,125 jaar.
De nieuwe Jupiter-sabelliet hoort tot de 19c
grootte-klasse.
IS MIJNWEBKEN ONGEZOND?
In het Fransche tijdschrift „Revue scientb
fique" kwam een artikel voor over het be-j
roep van mijnwerker, waardoor men tot de'
slotsom zou komen, dat dit vak nog zoo
kwaad niet. is. Het tijdschrift geeft volko
men toe, dat het zeer vermoeiend is, maar
ongezond is het niet. De arbeiders werken
niet langer dan acht uur achtereen in de
mijnen, waar zij weliswaar het daglicht moe-'
ten missen, maar daartegenover staat, dat
zij niet blootgesteld zijn aan den invloed'
van weer en wind. Immers in de mijnen)
heersebt een constante .temperatuur, terwijl
door verschillende machines voor luchtver-1
versching wordt gezorgd. Het mijnstof is!
betrekkelijk weinig hinderlijk, het dwingt!
alleen de arbeiders tot groote zindelijkheid,)
en zij raken hieraan too gewend, dat zij die!
ook tot hunne woningen uitstrekken. In mijiU
districten komen dan ook weinig besmettelijke'
ziekten voor.
De mijnwerker 'gaat vroeg in de mijn,
maar is ook vroeg klaar, zoodat hij tijd;
genoeg heeft om in zijn tuin te werken en
voor zijn gezin te leven. Door het tuinwerk-
en de beweging buitenshuis geniet hij een'
goede gezondheid. Er komen onder dit beroep
dan ook weinig tuberculose en andore chro
nische riekten voor. Bij de keuring voor do
militie werden er in Frankrijk dan ook min
der mijnwerkers dan landbouwers afgekeurd.
De arbeiders in Noord-Frankrijk of Pas du
Calais krijgen gemiddeld 7 francs voor een]
aebturenwerkdag. De coöperatie zorgt, dat
do levensmiddelen betrekkelijk goedkoop zijn,