TWEEPE BLAD
Tafelkleeden
Madonna.
Zaanlander Brieven.
F. J. JANSSEN
HE ÖOiïLOSi
Anegang h. Warmoes*tr.
FEUILLETON
DE TOESTAND IN BELG IE
DONDERDAG 16 SEPTEMBER 1915
't Goedkoopst adres voor
is ttieds
VERSPREIDE BERICHTEN
OORLOGS- A L L E R LEI,
„Do© dat niet, waarde hoer! Ik verzoek u
i.aobsned si-el .nslsb Ril sb xibA msssgtml èösicjis nsnmcheiH,, Jeumwuoüoissa snomny sw».
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
VI.
Getrouw aan mijn eenmaal gegeven woord,
wil ik in deze en mijn eerst-volgende. brieven
een en ander bespreken met betrekking tot ons
openbaar katholiek vereenigingsleven. IV el zijn
er weer enkele andere onderwerpen, die óók
onze aandaebt waard zijn; maar dit wil ik nu
niet weer voor een reden laten gelden om aan
de uitvoering van mijn toezegging „uitstel" te
verleenen.
Het was in mijn schrijven van den 2Qsten
Augustus dat ik er op wees, hoe het politieke
leven hier als lamgeslagen ligt; hoe weinig de
K. S. A. nog van zich doet spreken; hoe in het
algemeen op sociaal terrein bij meer intensieve
activiteit, vooral van de groote massa, veel
meer kon worden tot stand gebracht; in één
woord: hoe het roomsche organisatieleven hier
voor een groot gedeelte als op het doode punt
staat!
Deze en meerdere redenen, leiden mij er toe,
de katholieken hier weder op te wekken tot een
krachtdadige werkzaamheid; vooral nu wij weer
zoo kort staan voor het z.g. vergader-seizoen,
der wintermaanden.
En zoo wil ik allereerst de aandacht vestigen
op het bestaan van het Plaatselijk comité der
K. S. A.
Het moge dan waar zijn, dat de K. S. A, hier
weer is ingedut en niet meer van zich doet spre
ken; het is ook waar, dat het Plaatselijk comité
in de dagen dat het zijn grootste kracht ont
wikkelde, zich een monument heeft geschapen,
waarnaar heden ten dage en ook in de toekomst
met welgevallen en trots kan worden opgezien.
Wie toch zal het vergeten zijn dat het stichters
van de Woningbouwvereeniging „Leo XIII"
geheel het werk is geweest van liet Plaatselijk
comité dor Katholieke Sociale Actie alhier?
Aan dit comité komt dus de eer toe, dat het
initiatief werd genomen tot den bouw van onze
volkswoningen, welke nu gezamenlijk een blij
vend monument vormen ter herinnering aan de
dagen dat het comité voor de K. S. A. zoo krach
tig werkte in het belang van het Katholieke
volk.
En zou dit comité nu weer ten doode zijn
opgeschreven?.... Dat mag toch niet!
Zeker, ook liet comité werd ernstig in zijn
formatie getroffen door den oorlogstoestand.
Verschillende vooraanstaande mannen in liet
sociaal-organisatieleven werden verleden jaar
opgeroepen om het vaderland hun diensten te
bewijzen. Niettegenstaande de organisaties en
do comités voor If. S. A. in de nieuwgescliapen
omstandigheden des te dringender behoefte
hadden aan goede krachten, aan mannen van
initiatief en durf, moesten zij velen dier werk-
dadige mannen afstaan aan het leger en een
beroep doen op de achtergeblevenen, dat zij zich
meer dan tot nog toe zouden interesseeren voor
het werk der organisaties.
Dit beroep is echter grootendeels zonder uit
werking gebleven. Zeker, liier en daar hebben
wij kennis gemaakt met nieuwelingen in een
of ander bestuur; maar over hot algemeen wér
den de plaatsen der gemobiliseerden niet door
anderen ingenomen, hoe dringend zulks ook
dikwijls noodig was.
Zóó is het ook met ons Plaatselijk Comité
voor de K. S. A. gegaan. Al eerder begon het
teekenen van minder krachtig leven te open
baren en toen de oorlog uitbrak, en verschil
lende leden uit het comité uit het bestuur naar
de grenzen en forten werden gecommandeerd,
geleek het of de K. S. A. hier geheel was uitge
storven,
Die toestand is nu hier meer dan lang genoeg
overheerschend geweest en het wordt hoog tijd,
dat daaraan een einde wordt gemaakt. Daarom
doe ik nu ook mijnerzijds nog eens een beroep
op onze katholieke plaatsgenooten om de han
den aan den ploeg te slaan en het Plaatselijk
comité der Katholieke Sociale Actie nieuw"
TELEF. 2610. HAARLEM
leven in te blazen.
Er i3 nog werk genoeg hier voor het comité
te doen. Denken wij maar eens aan het gemis,
al zoovele jaren, van een katholieken dokter of
arts te dezer plaatse; aan de stichting van een
ziekenhuis; een goed beheerde instelling tot het
circuleeren van goede tijdschriften; een oordeel
kundig opgezette actie tot verbetering van het
katholieke onderwijs voor onze jongens; de
verspreiding van de goede pers; enz. enz.
Ik heb wel eens gehoord, dat zich vroeger een
katholiek dokter hier heeft willen vestigen,
doch dat hem van zeer geachte zijde werd ont
raden om aan zijn plannen gevolg te geven.
Zaandam en deszelfs omgeving leenden zich er
niet toe, zoo heette het en het gevolg daarvan
was dan ook, dot hij van dit. plan verder afzag
en dat de katholieken van Zaandam nog jaren
lang bleven verstoken van het bezit van een
katholieken dokter of arts. Kijk, dacht ik zoo,
dit was weer iets voor het Plaatselijk comité.
Misschien kon er in de toekomst wel eens reke
ning mee worden gehouden en zou zich een
katholiek arts hier wel eens willen vestigen,
wanneer het plaatselijk comité daarvoor het
terrein eerst eens zóu willen bewerken. Het zou
zeker Ook en vooral van godsdienstige zijde
bezien een nuttig werk zijn.
Een ander onderwerp, waarover ik nog iets
zou willen zeggen, heeft betrekking op het be
sluit van onzen rooden gemeenteraad; om in het
vervolg op de verjaardagen van H. M. de Konin
gin niet meer van gemeentewege te laten vlagr
gen.
Ik vind het, om u mijn meening eens rond uit
te zeggen, allerkinderachtigst van die groote
mannen daar om op die wijze uiting te geven
van hun haat jegens het Koningshuis. Vooral
trof mij weer do onbeschoftheid van den heer
Duys, die het in dit debat weer niet kon laten
om op de meest ergerlijke en grievende wijze te
spreken over een „rare God" enz.
Wanneer zal die man er toch eens blijk van
geven, de elementaire begrippen van fatsoen in
acht te nemen?
Wat mij hierbij ook frappeerde, was dat de
burgemeester, den heer Duys hier niet tot de
orde riep en wel den heer Baas er een verwijt
van maakte; dat deze het gedrag van de socia
listen „klein" had genoemd.
Wanneer die socialistische voorzitter, onze
burgemeester Ter Laan, om zulke „kleinighe
den" een raadslid op de vingers durft tikken,
omdat „men toch ieder, in zijn waarde moet
laten" - zooals liij tor motiveering van zijn
klacht aan het adres van den heer Baas, dezen
toevoegde, dan mag men consequent van hem
verlangen, dat hij den lieer Duys, wanneer die
zich zoo ergerlijk tebuiten gaat, tot de orde
roept,
Of staan de socialisten in onzen raad, boven
de wetten, zelfs van burgerlijke beleefdheid
Zijn deze heeren soms onschendbaar?.
Nog een kleinigheidje uit dit debat, dat toch
ook wel teekenend is.
De heer Prins, die dank zij den Godsvrede,
dank zij het politiek bestand, dus dank zij de
beslissingen van de Anti-revolutionaire en Ka
tholieke kiesvereenigingen niet uit den1 raad
gewipt is, durfde hatelijk genoeg te zijn om te
zoggen, dat liet jammer was voor de heeren-
voorstanders-van-het-vlaggen, dat zij in da min
derheid waren en dat ze de vlag maai* weer
moeten uitsteken, wanneer zij in de meerder
heid zijn.
De uitslag dor verkiezing in Krommenie is
me leelijk tegengevallen en toen ik dan ook
's avonds reeds vernam dat die meneer Oaro,
die zich door zoo'n eigenzinnig troepje liet caii-
didaat stellen en wiens candidatuur door de
„eigenzinnige propagandaolub" werd gesteund,
gekozen was, verbeeldde ik mij zoowaar dat ze
bij mij aan huis ketelmuziek kwamen maken!....
Gelukkig bleek mij spoedig, dat het maar ver
beelding was en dat de kinderen in de buurt
bezig waren soldaatje te spelen, waarbij een
blikken roffeltrom onbarmhartig werd afge
ranseld.
Da uitslag is me echter hard tegengevallen
en wel in hoofdzaak hierom, dat nit die heele
beweging is gebleken, hoe weinig vertrouwen
hier in de kiezers is te stellen en hoe sterk anti-
clericaal liier de menschen nog zijn.
Ik kan in het minst niet aannemen, dat de
persoonlijke sympathieën voor den heer Caro
en de anti-pathieën jegens onzen candidaat
Molenaar van sterken invloed zijn geweest op
den gang van zaken; integendeel meen ik, dat
juist de sympathie welke men algemeen den
heer Molenaar toedraagt, er toe zou hebben
moeten medewerken om hem boven den heer
Caro te verkiezen.
De nederlaag, welke wij hebben geleden, moet
dus op rokening worden gesteld van het anti-
clericalisme, het anti-papisme, dat hier ter
plaatse onder de socialisten en de vrijzinnigen
nog zoo welig tiert.
En dat in de dagen van.Godsvrede!
Het geeft wel reden tot ernstig nadenken.
PETER.
„DOOR VERSCHRIKKING
TOT OVERWINNING."
Het boek, waarin de redevoeringen van Lloyd
George, welke hij sinds het uitbreken van den
oorlog heeft gehouden, zijn verzameld, heeft
tot titel „Doof verschrikking tot overwinning."
In zijn voorrede tot de uitgave van dit boek
werk, waaromrent wij reeds in het kort iets
mededeelden, doet de En gelach a minister uit
komen, dat de toestand voor Engeland hoog
ernstig is.
Wij laten uit zijn inleiding liier meer uitvoe
rig' nog een en ander volgen:
„Na twaalf maanden oorlog" aldus begint
minister George zijn geschrift „is mijn over
tuiging sterker dan ooit, dat dit land niet bui--
ten den oorlog had kunnen blijven, zonder zijn
veiligheid en zijn eer in gevaar te brengen.
Wij hadden niet cynisch kunnen blijven toekij
ken, met de armen over elkaar, terwijl het land,
dat wij onze bescherming hadden toegezegd,
verwoest en vertreden werd.
Al wat sinds de oorlogsverklaring gebeurd
is heeft duidelijk aan het licht gebracht, dat
een militair systeem, dat zoo in het geheel geen
rekening houdt met goede trouw, met eerlijke
verplichtingen en met de meest elementaire
beginselen der humaniteit, een bedreiging
vormt van de beschaving en ondanks den ver-
schrikkelijken prijs die betaald moet worden
om 't te onderdrukken, eisclit het welzijn der
menschheid dat zulk een stelsel vernietigd
wordt.
Mijn vertrouwen in de eind-overwinning is
door de tegenslagen van dezen oorlog nog niet
geschokt. Als da geallieerden maar al haar
krachten inspannen eer het te laat is. Al wat
mndor gedaan wordt moet tot een nederlaag
leiden. De geallieerden hebben een verplette
rend overwicht in ruw materiaal en grondstof
fen waaruit de legers worden samengesteld
mannen, geld, metalen en machines. Maar dit
materiaal moet gemobiliseerd en gebruikt wor
den.
Hot zou dwaas zijn te zeggen dat de eerste
12 maanden van dc-v-u oorlog in dit opzicht
bevredigend geweest zijn.
Hoe is do tegenwor-rdige toestand? Die is
bekend genoeg. Ondanks de hulpbronnen van
Groot-Brit'tannië, Frankrijk, Rusland, ja, on
danks dio van do geheele industrieele wereld,
waarover de geallieerden de beschikking heb
ben, blijven de centrale mogendheden de meer-
doren, wat betreft oorlogsmateriaal en bewa
pening. Het resultaat van dit bedroevende feit
is"juist dat wat men had kunnen verwachten.
De ijzeren hiel van Duitscliland is dieper dan
ooit in den bodem van Frankrijk en België ge
zakt. Polen is geheel Duitsch. Russische forten
die onneembaar geacht werden vallen als
kasteelen van zand voor den onweerstaanbaren
vloed van den Duitschen inval. Wanneer zal die
vloed gestuit worden? Zoodra de geallieerden
voorzien, zijn van een overvloed van oorlogsma
teriaal.
En ik breng deze onaangename ïeiten in
herinnering, omdat ik mijn landgenooten er
toe wil aanzetten al hun krachten in te span
nen om in dien toestand verbetering te bren
gen.
Begrijpt ieder hier te lande wel de juiste be-
teekenis van den Russischen terugtocht? Meer
dan twaalf maanden heeft Rusland, ondanks
tekortkomingen in de bewapening, de krach
ten van het halve Duitsche leger en van vier
vijfden van 't Oostenrijkscha leger in beslag
genomen. Begrijpt men wel dat Rusland het
zijne1 heeft bijgedragen en welk een held
haftig© bijdrage! in de worsteling voor de
Europeesche vrijheid en dat wij voor vele maan
den niet meer zullen kunnen rekenen op dezelf
de werkdadige liulp van de Russische legers?
Wie moet Ruslands aandeel in hot gevecht
overnemen, terwijl die legers opnieuw uitger
rust worden? Wie moet den last opnemen, die
tot nu too door de Russische schouders ge
dragen is? Men kan niet van Frankrijk ver
wachten dat het nog veel zwaardere lasten zal
torsehen dan die welke het reeds draagt met
een rustigen moed, die de geheele wereld ver
baasd heeft. Italië spant al haar krachten in.
Wat kan het meer doen? Alleen Engeland blijft
nog over. Is Engeland gereed om de bres te
vullen wanneer Rusland zich teruggetrokken
heeft? Is Engeland gereed om het hoofd te bie
den aan alle mogelijke gebeurtenissen van de
komende maanden in het westen, zonder het
oosten, te vergeten?"
Lloyd George eindigt zijn voorwoord aldus:
„Als wij onze fabrieken en werkplaatsen niet
mogen inrichten voor het werk dat voor de
oorlogsbehoeften vcreischt is, omdat wij niet
mogen breken met voorschriften, die gemaakt
zijn met het oog op normale toestanden; als
gebruiken worden gehandhaafd die de pro
ductie van oorlogsmateriaal beperken; als de
natie aarzelt, op het oogenblik dat de nood
tastbaar is, om de noodzakelijke maatregelen
te treffen om baar mannen op te roepen voor
de verdediging van eer en bestaan: als beslui
ten, waarvan het levensbelang des lands af
hangt, worden uitgesteld tot het te laat is;
als wij verzuimen ons gereed te maken voor
alle mogelijke gebeurlijkheden; als wij inder
daad reden geven voor de besehuldiging dat wij
slungelig naar een afgrond loopen, alsof wij
langs de gewone wegen van den vrede gaan,
zonder dat een vijand in zicht is dan heb ik
geen hoop meer; maar als wij alles wat wü
bezitten en liefhebben ten offer brengen voor
ons land; als onze toebereidselen gekenmerkt
worden door vastbeslotenheid en bereid willig
heid in elk opzicht, dan is de overwinning ver
zekerd."
Berlijusche Statistiek.
In Juli 1914 werden te Berlijn 1433 huwe
lijken voltrokken tegen 3.209 in Juli 1914; a'zoo
een vermeerdering van 224 of ongeveer 20
De aan de spaarbank gestorte gelden zijn van
7.0 millioen (Juni 1914) tot 9.5 millioen (Juni
1915) gestegen. De terugbetalingen bedroegen
slechts 4 millioen, wat ongeveer gelijk is aan
Juli 1914.
In Juli 1915 verbleven 80.000 reizigers in
de hotels en herbergen van Berlijn, waaronder
meer dan 40.000 vreemdelingen.
Niettegenstaande den staat van beleg werden
in Juli j.l. 30 openbare vergaderngen gehou
den tegen 18 in Juli 1914.
Vergissingen.
In Engeland zijn, naar de Western Mail
mededeelt, een groot aantal vergissingen voor
gekomen naar aanleiding van het feit, dat
vele soldaten die denzelfden naam droegen,
op de verlies] ij sten voorkwamen. Zoo werd
bijv. iemand, die gewond naar Engeland was
teruggekeerd en zich bij zijn gezin bevond,
als vermist opgegeven. Men begrijpt, dat zulke
vergissingen kunnen voorkomen, indien men
leest, dat op één verlieslijst, die de namen
bevat van soldaten van de Montgomeryshire
en Merionethshire regimenten 32 Jones' voor
kwamen, 19 Williams' 16 Evans', 13 Ro
berts' en 12 Davies'.
(Van onzen Brusselschen Correspondent.)
Brussel, 12 Sept. 1915.
Er zijn en blijven in het bezette België nog
steeds van die averechtsche patriotten, die den
toestand op allerlei wijze trachten uit te buiten
en daarbij er geen been in zien om zelfs 'n schan
delijk misbruik te maken van wat zij vaderlands
lievende gevoelens plegen te noemen. Woeker en
afpersing gaan hieronder zelfs schuil. Voor rus
tige en eerlijke burgers dreigt het niet minder
dan een verschrikking te zullen worden. Het be
treft o.a. de practijken van roofzuchtige specu
lanten en woekeraars, die op de meest brutale
wijze hun slag willen slaan en daarbij spotten
met recht en wet. Wanneer bijv. een, die al heel
erg in het nauw gedreven is, den moed heeft om
met de tusschenkomst van het gerecht te dreigen,
dan wordt teruggedreigd in den trant, waarop
ik reeds vroeger eenig licht liet vallen.
Met de beruchte zwarte lijst wordt dan ge
ducht geparadeerd. Niet het feit, dat men iemand
op de grofste wijze heeft beet geomen, mag n.l.
als het zwaarste gelden, maar wel de omstandig
heid, dat men zich opde Duitsche recht
spraak wil beroepen om tegenover gewetenlooze
medeburgers recht en billikheid te verkrijgen,
„Gij, een Belg, durft u beroepen op de Duitsche
rechtspraak en op Duitsche hulp," zoo wordt uit
geroepen, „wacht maar tot na den oorlog clan
zullen wij u dat wel betaald zetten."
Dit is het valsche patriotisme wel ten top ge
voerd en toont wel duidelijk wat moet worden
gedacht van den aard der ophitsingen, waaraan
sommigen zich nog steeds te buiten gaan.
Niemand zal zoo aanstonds maar willen, dat
de Belgen alles wat den huidigen toestand be
treft koek en ei moeten vinden, doch een weinigje
gezond verstand mag men toch wel van allen
verlangen. Het eenige meest betreurenswaardige
is nog, dat degenen, die hun verstand absoluut
niet weten te gebruiken, het de groote massa al
les behalve gemakkelijk maken. Maar ook hierin
zal men nog wel ervaring moeten opdoen.
De volgende meededeelingen mogen een klein
overzicht geven van wat hier in Groot-Brussel
voor de armste bevolking wordt gedaan. De §tad
Brussel met de voorsteden telt 175.000 inwoners.
Eiken dag worden 57.000 porties levensmidde
len in de 21 wijken der stad verdeeld. De perso
nen van beiderlei geslacht, die voor de verdeeling
der rantsoenen zijn aangesteld, ontvangen als
loon 40 centimen per uur. Elke behoeftige krijgt
een halve liter soep en 250 gram brood. Boven
dien worden elke week door bemiddeling van het
algemeen bestuur der Brusselsche hospitalen,
aan eiken bedeelde uitgereikt een pond aardap
pelen, 50 gram koffie en 50 gram cichorei. Om
nog een klein beeld te geven, zij gemeld, dat voor
de bereiding der soep per dag minstens noodig
zijn 9.000 kilo aardappelen, 800 kilogram vleesch
200 kilogram spek, 600 kilogram rijst,, 300 kilo
gram zout en 200 kilogram gekookte groente.
Of dus, bij dit soort werk alleen, niet al die
zoogenaamde patriotten heel wat beter en meer
vaderlandslievend werk zouden kunnen verrich
ten! En dan is er nog zoo oneindig veel meer te
doen! Als men maar eens verstandig vaderlands
lievend wilde zijn; dan zou zooveel het vader-*
land werkelijk ten goede komen.
Eenige andere cijfers ontleenen we aan den
toestand te Gent. Het verslag over de maand Ju
li 1915 is van het Stedelijk Werk der Voeding.
De algemeene uitgaven sinds 13 Augustus 1914
bedroegen 1.494.186 frank; de ontvangsten wa
ren 872.072 frank. De uitgaven overtroffen dus
de ontvangsten met 622.113 frank. In Gent doet
zich het verschijnsel voor, dat de rantsoenen
steeds stijgen. De laatste week van Juli bedroeg
dit 18.640 of totaal 9200 liters. Het aantal on
dersteunde gezinnen bedroeg einde Juli 9050,wat
als men elk gezin op drie of vier personen bere
kent 31.675 ondersteunden beteekent. Dat te
Gent zoovelen onderstand genieten, vindt zijn
oorzaak in de omstandigheid, dat de bevolking
bijna uitsluitend bestaat uit personen, die door
handenarbeid in hun onderhoud moeten voor
zien.
Hoe op alle mogelijke wijzen gezocht wordt
om den toestand het hoofd te bieden, moge blij
ken uit een nieuw soort werk, dat te Gent van
gemeentewege in het leven is geroepen. Het lijkt
zoo gewoon en zoo simpel! Het is het werk der
aardappelschil. Dit werk heeft ten doel werk te
verschaffen aan de werkeloozen, terwijl de win
sten zullen worden gestort in de kas van het
Stedelijk Voedingskomiteit. De bewoners zijn ver
zocht de aardappelschillen niet meer weg te
werpen, maar ze te bewaren en mee te geven aan
de bepaalde personen, die ze, van gemeentewege
gezonden, zullen komen ophalen. Het lijkt zoo
simpel. Vooral misschien voor vele Hollanders
en met name voor Amsterdammers. Ik herinner
me tenminste uit den tijd, dat ik nog te Amster
dam op studie lag en woonde in de volkrijke
buurt, die men toen de Pijp noemde, dat ik eiken
morgen werd opgeschrikt door den schillenboer,
die luidkeels de gang in schreeuwde: Hebt u nog
schillen, juffrouw? De stad Gent maakt van de
aardappelschillen meel voor beestenvoeder, dat
aan gegadigden wordt verkocht. Verschillende
huismoeders weigerden hare aardappelschillen
af te geven, omdat zij er meel van maakten om
brood te bakken!
O.
DE BESTORMING VAN
NO WO GEORGIEWSK,
Het „Berliner Tagehlatt" bevat den brief van.
een. soldaat, die aan de bestorming van Nowo
Georgiewsk heeff deel genomen.
Hij schrijft: „Het waren harde dagen, die van
de belegering en bestorming van Nowo Georg
iewsk. Pikdonkere mis en regennachten moes
ten we in donkere loopgraven doorbrengen.
Dagelijks kwamen we een stukje dichter bij de
veldversterkingen. Dan moesten we in den
meestal harden grond nieuwe loopgraven en
woonholen bouwen, terwijl de vijand ons met
artillerie en infanterie beschoot. Nauwelijks
was de loopgraaf eenigszins bruikbaar of we
gingen weer verder. Eenige landstormmannen
moesten hier in het gras bijten.
Toen kwam een dag, waarop onze gemid-
dolde en lichte artillerie de vijandelijke stel-
Naar den roman van W. COLLINS.
(Dit het Engelsch).
„Misschien vervolgde Blyth, met een be-
;leef(l lachje, „had ik gorg behooren te zeg
ge®."
„Maar dit ia geen grog," hernam Mat, thans
itwee tik ja* op het glas gevende.
„Maar mijn hemel," hervatte Valentijn. ver
baasd, „wat is het dan?"
„Een Amerikaansch mengsel, equawsdrank,"
hervatte Marksman, en tikte driemaal op
het glas, tot bevestiging zijner woorden.
De heer Blyth en Jack lachten, in de mee-
uing dat hun zonderlinge vriend miet hen
todber&te. Mat zag hen beurtelings met de
Sootete verbazing aan en herhaalde met bij-
Éiomberen ernst: „squawsdrank."
„Welk een onbekende naam! Boe maakt
dien?" vroeg Valentijn.
„Genoeg brandewijn om aan het water een
imif 'u 6maa'c tegevecq. Genoeg rum om den
►toni wa^er en den brandewijn te
«uetigien. Genoeg citroensap om den
a vam den rum, den brandewijn en het
water weg te nemen. Genoeg suiker om alles
smakeloos te maken. Dat is nu squawsdrank,"
antwoordde Marksman met groote bedaard
heid en op etelligen toon.
Jack schaterde het uit van lachen. Mat
werd kalmer dan ooit. De heer Blyth begon
hoe langer hoe meer'behang te stellen in dit
mengsel. Hij roerde onophoudelijk met zijn
lepeltje in het glas, en was nieuwsgierig te
weten hoe Marksman het eerst geleerd had
dezen drank te bereiden.
„Toen ik mij daar in het Noordwesten op
hield," begon Mat, ©n knikte veelbeteeke-
nend met zijn hoofd in de aangegeven rich
ting.
„Wanneer hij noordwest zegt en met zijn
leelijk oud lboofd knikt naar de sehoorstee-
nen, in die richting, dan bedoelt hij Noord-
Amerika", zeide Jack, tot nadere ophelde
ring.
„Toen ik mij daar in het Noordwesten op
hield," herhaalde Mat, zonder zich aan de
verklaring te storen, „en aan een verken
ningstocht deelnam, verminderde onze voor
raad eterken drank ten lash to zeer aanmer
kelijk, en wij hadden tegen de koude slechte
een druppeltje sterken drank en een ons sui
ker, wat wij dan met meer heet water' aan
mengden dan ooit een van ons gedronken
had. Wij doopten dit brouwsel: „drank der
Squaws", omdat hpt zoo vreeseliik slap was,
dat zelf» een vrouw er niet dronken van zou
worden. Squaw beteekent vrouw, in dat gei
deelte der "wereld, zooate ge weet, en drank
is datgeen wat gij nu voor u hebt. Dat gij
niet van grog houdt, wist ik, daarom heb ik
dit voor u klaargemaakt. Zit er nu niet zoo
met uw lepeltje in te roeren, want gij zoudt
er nog allen smaak uitroeren. Proef het nu
eens."
„Kom, laat ik het een» proeven, laat ik
eens zien 'hoe het is, riep Jack uit, vóór Va
lentijn lieen reikènde.
„Roer niet met je lepeltje in eens anders
glas", zeide Marksman, en wipte Jack het le
peltje uit de hand, juist toen deze het glas
aanraakte. „Gij blijft bij uw grog en ilc bij
den mijnen, evenals hij bij den zijnen".
Met deze woorden zette hij zijn bloote elle
bogen op tafel en sloeg aandachtig Valen
tijn gade, toen deze de eerste teug uit zijn
glas nam.
De uitslag was niet zeer gelukkig. Toen de
heer Blyth zijn glas nederzette, scheen al
het water dat er in was, in zijn oogen te
zijn gevloeid en de spiritus in zijn longen.
Hij schudde slechts met ihet hoofd, hoestte
en kon nauwelijks het woord „te sterk" uit
brengen.
„Te heet, meent ge?" zeide Mat.
„Neen, waarlijk", klaagde Blyth, „te sterk".
„Proef het nog eens", hernam Jack, „proef
het nog eens."
„Misschien wat meer suiker," zeide Marks
man, en wierp er nog twee scheppen suiker
in. „Meer citroen (perste een citroen boven
zijn glas uit). Meer water (wierp er een lepel
vol water in) en proef bet thans nog eens."
„Dank je, dank je duizenmaal. Waarlijk,
bet smaakt veel beter nu," zeide de beer
Blyth, en begon voorzichtigheidshalve met
een lepeltje den sqliawsdrank te proeven.
De heer Marksman scheen op dit gezegde
weder in een vroolijker stemming te gera
ken. Hij stak zijn pijp aan nam daarop zijn
glas grog in de hand, knikte Valentijn en
j Thorpe eens toe, juist als toen hij met znjn
hoofd de noordwestelijke richting aanduidde,
mompelde op plechtigen toon: „Op nos aller
gezondlieidl" en dronk in één teug zijn gla»
half leeg.
„Op ons aller gezondheid!" herhaalde Blyth
beleefd en proefde weder eens uit zijn glas,
ditmaal zonder hulp van zijn lepeltje.
„Op ons aller gezondheid!" stemde Jack in,
en dronk zijn glas leeg. „Waarlijk, Mat, Ihet
is een genot om te zien, hoe je verborgen
gezellige aard langzamerhand ontwaakt, nu
gü met den roem der maatschappij in aanra
king komt. Wat zoudt gij er van denken, zoo
wij hier eens eeni hal gaven? Gij zijt er juiisit
de man naar, om u met dames bezig te hou
den, als gij maar geen glas behoefdet te dra
gen en uw verbrande armen maar niet be
hoefdet te bedekken."
'uitdrukkelijk om dat niet te doen!" riep Va
lentijn uit, toen Marksman schijnbaar ge
neigd scheen om aan Jack's voorstel gehoor
te geven, daar hij zijn opgerolde mouwen
reeds naar beneden begon, te strijken. „Houdt
toch uw gemak en laat uw mouwen zooaLa
gij ze Ihet liefst draagt och toel Als artist
heb ik, zoolang gij hier aan tafel zit, uwo
armen reeds bewonderd, uit het oogpuunt
van kunst. Ik herinner mij niet neen, ik
verzeker u, in mijn langjarige ondervinding
van het levend model heb ik hooit zulk
een prachtigen arm gezien als de uwe."
Met deze woorden hield de heer Blyth zijn
handen op versdhillende afstanden van
Marksman's arm en sloeg dezen gade, nu
eens het eene oog sluitende, dan weder het
andere, eu met zijn hoofd naar eene zijde ge
bogen, zooals hij dit placht te doen wanneer
hij een schilderij beschouwde. De heer Marke
man staarde hem onafgebroken aan, bliea
onophoudelijk dikke rookwolken uit, kruiste
de voorwerpen van Valentjjn's bewondering
over de borst en wTeef bescheiden met de
eene Ihand over den elleboog, terwijl hij oen
verbaasden blik op Thorpe wierp.
„Ja, dit is de prachtigste, meest gespierde
arm, dien ik ooit in mijn leven zag", her,
haalde Blyth, met zijn vingers op tafel trom
melende, en eloot het eene oog om in het
andere voorwerp van zijn kritisch onderzoek
te concentreereh.
MVL&ÏVJV. CJiiU MiklZVi*A4(( 4W4HV