fepuntujoe pus ft" a 6(j ^ooqossq 'StpjaAs'S trsSaij
daarop zijn voorste stellingen. Hij overstelpte
ons met een hagel van projectielen. Dat was in
den nacht van tien tot twee uur.
De onzichtbare, maar daarom des te duidelij
ker voelbare hand van het legerbestuur voerde
ons van het westen der vijanden naar het noor
den, in het dal van de Wrka. Tot gisteren had
de vijand zich hier goed verdedigd- Thans ont
ruimde hij zijn stellingen. En wat voor stellin
gen 1 Hoog op den rand van den oever lagen de
loopgraven met nauwelijks zichtbare schietga
ten met geweldige draadversperringen, twee
achter elkaar. Zelfs de rivier is met- draadver
sperringen bespannen. Yoor een taaien verde
diger zou deze stelling bijna niet te veroveren
geweest zijn. Nu gaat het verder. Waar de in
fanterie gevlucht is, kan de artillerie moeilijk
alleen standhouden. De Russen verlaten hun
kanonnen, die zij eerst licht beschadigden en
rennen naar de vesting. Zes-en-twintig zware
stukken met ontzaglijk veel schietvoorraad blij
ven in handen van twee landstormbataljons.
In den nacht vreesde men een tegenaanval.
Alles bleef echter rustig. Slechts zelden klonk
een scliot. t
Het was 's morgens om vijf nur, toen ver
achter ons een geweldig kanon het eerste schot
loste. Het waren de Oostenrijksche 30.5 centi
meter mortieren. De andere vielen mede in.
Nu wisten we, dat de groote beschieting begon.
Daar tusschendoor geweervuur. De tirailleurs
linies kropen st :ds dichter op de forten aan.
De Russen scl.e n, maar met weinig suces. AH
zij'onze reser oepen wilden treffen, schoten
zij er overheen.
Van den '-••• ig van den 19en af waren de
wegen vol ivrt troepen gevangenen. Eerst
weinige, dan meer. Allen goed gekleede en goed
gevoede mannen. Vele jongens van' niet ouder
dan zestien of zeventien jaar waren erbij,
's Avonds zwollen deze troepen tot ontzaglijke
stoeten aan.
Hot was den 19en Augustus, zeven uur 's
avonds. Het bericht van de capitulatie vliegt
van mond tot mond. Maar nog moest het drama
tische slot volgen. Hoog stijgen de vlammen en
rookzuilen op uit het geweldige front van kazer
nes -en magazijnen, die rechts van de Xa/ef
liggen. Do eene ontploffing na de andere wer
pen een rossen gloed tegen de donkere avond
lucht. En spoedig sloegen dan ook roode vlam
men uit. De horizon stond in gloed.
Het fort, dat wij voorbijkwamen was weinig
beschadigd. Vele, bijna nieuwe kanonnen,
keken nit do schietgaten. De bruggen over
Weichsel en Xaref hadden de Russen laten
springen. Alleen over de Xaref lag nog een
pontonbrug. De wegen waren vol terugkeerende
vluchtelingen, die op hun hoog opgestapelde
wagens zaten. In Xowi Dwor, een voorstad in
de richting van Warschau openden de kooplie
den weer hun winkels. Wat de Russen voor de
capitulatie hebben kunnen vernielen cf ver
branden, hebben ze niet ontzien. Ze zijn er ech
ter te laat mee begonnen, want nog veel is over
gebleven. Een kolossaal magazijn stond voor
ons gevuld met- koren, rijst en bergen van blik
jes met vleesch. Elders lag weer spoorwegma
teriaal, cement en hooi in menigte. Zoo zal het
•>ok nog wel op andere plekken zijn.
DE VEROVERING VAN
GRODNO.
Dr. Stephan Steiner verhaalt nog het vol
gende over de verovering van Grodno in den
Eerliner Lokalanzeiger:
Nog lang nadat de meeste forten waren
genomen, woedden in Grodno hevige etraat-
gcvechten. Een uur geleden barstte voor
mijn kamer in het Slavische hotel, waar ik
zooeven een onderkomen gevonden Ibeb, een
ehrapnel! De kogels hebben alle ruiten stuk
geslagen, zoodat ik door het «open venster
duidelijk het huilen der granaten en 't flui
ten der kogels kan hooren. Vierhonderd pas
van dit huis wordt nog gevochten. En ter
wijl een gedeelte van den stationsweg door
onze troepen-bezet is, liggen aan het andere
einde de Kus.-en nog achter hun barricaden
en aan weerszijden zijn machinegeweren en
artillerie ijverig aan het werk. Gisterochtend
om zeven uur waren de heide reusachtige
Njemenbruggen door de Russen vernield en
onze pontonniers hebben er tot nu toe niet
aan kunnen denken een noodbrug te slaan,
daar de geheele bpurt onder het hevigste
artillerievuur van de Russen ligt, die van
hoogte 138 uit het slaan der bruggen ver
hinderen.
Slechts zooveel weet men, dat onze troepen
bij Adamowit6ehi nog door deze forten wor
den beschoten en dat ook de toegangswegen
naar de Njemen en de hoofdweg onder he
vig shrapnellvuur liggen. Tegen den rood-
gloeienden hemel teekenen zich de hreede,
plompe silhouetten van de oude forten 2 en
8 donker en dreigend af en in het tusschen-
terrein van de forten brandt .een gedeelte
van de ontzaglijke schuren met hooge vlam
men. Langs den weg sluipt een bataljon in-
„Zeg eens, Blyth," zeide Jack, „ge moet
niet naar die armen van Mat zien, alsof z!ij
biefstuk waren! Gij moogt zooveel over zijtn
fraaie armen praten als ge maar wilt, maar
gij kunt er u toch geen denkbeeld van ma
ken, zoolang ge ze niet gevoeld hebt. Kom,
Mat, sta eens op en laat liij eens voelen hoe
sterk gjj zijt. Liclht hem eens op, zoo a is gij
mij gedaan hebt. (Jack beurde zonder verde
re plichtplegingen Marksman van zijn stoel
op.) Kom, Elyth! Ga eens voor hem 6taan,
geeft hem uw hand, ga op zijn rechter voet
etaan, spartel nu niet tegen, houdt je arm en
Rand stijf en ziezoo! Wat zegt ge np van
Bulk een krach tl" besloot Jack met een zege-
pralenden blik, toen Marksman zonder ©eni
ge moeite zijn voet, waarop Blyth stond» op
tilde en, met zijn eenen voet op den grond,
den verbaasden schilder een halve el in de
hoogte hief. Al wie van deze proeve van
spierkracht getuige was geweest en Marke
mans houding had gade geslagen, zou geen
dwazer voorstelling hebben kunnen bijwo
nen, dan hij thans aanschouwde. Mat met
sijn kalotje, dat een weinig scheef was ge
schoven, en zoodoende een stukje zijn kaal
hoofd te zien gaf, met zijn norsch rood ge
laat, dat nog rooder was geworden door de
inspanning, stond met zijn dik lichaam op
één heen. De (heer Blyth echter was ontegen
zeggelijk de belachelijkste persoon van de
twee, toen hi; bevend op Mat's voet naar bo-
fanterie langzaam en voorzichtig voorwaarts.
Het heeft de taak, met ponton® het tegen
over gelegen gedeelte van de stad te berei
ken, om een bataljon, dat reeds overgestoken
is, versterking te brengen» Ik volg het ba
taljon en ben spoedig tueschen de huizen
rijen van Grodno. In de lucht huilen de shrap-
nells en bestrijken het geheele gebied der
voorstad. Boven mijn hoofd gonzen de ge
weerkogels en slaan met korten, harden slag
tegen de huizen. Hier en daar galoppeert een
eenzame ordonnans door de straten en ver
dwijnt weer spoedig om oen hoek. Het is een
ongure weg, deze tocht door de verlaten
stad. De meeste ruiten stuk ges-lagen en de
scherven gloeien in den rooden weerschijn
van den brandenden hemel. Alleen uit de
kelderwoningen blinkt hier en daar door een
smalle spleet en dunne lichtstreep. Men
ziet in kleine kamers een bont mengelmoes
van mannen, vrouwen en kinderen, die sa
mengedrongen zitten en met angstige, doffe
gezichten afwachten, wat deze helsche nacht
nog brengen zal.
Ik sla links af en ga naar de rivier. Op
een draagbaar wordt een officier voorbij ge
bracht, die zooeven in deze straat doodeiijk
gewond is» Een maehinegeweer-afdeeling
sluipt langs de huizen naar een heuvel, aan
deze zijde van de Njemen. Zij moet de Rus
sen, die aan de overzijde hij de kazerne® wan-
hopigen tegenstand bieden, beschieten. Ik
kan niet over de rivier komen, omdat de pon
tons achthonderd meter meer westelijk lig
gen en de tussclienruimte zoo hevig onder
het vuur staat, dat men het ongedekte ter
rein niet betreden kan. Het gezicht op de
breede rivier is overweldigend woest. De
lange huizenrijen aan den veertig meter hoo-
gen oeverrand liggen in gloeiend rood, als
feestelijk geïllumineerd. In deze vuurzee ©te
ken talrijke kerktorens en gouden koepels
met kruisen omhoog, omkranst door ontel
bare shrapnell-wolkjes. Op den anderen
oever schiet plotseling een geweldige vuur
zuil omhoog. Het regent vuur als uit een
reusachtigê fontaine lumineuse. Dan volgt
een geweldige ontploffing, die tusschen de
hooge oevers heen en. weer gekaatst wordt
en in een honderdvoudig gedreun wegsterft.
Zóó geweldig is het geluid van deze ontplof
fing, dat het kanongedonder,, dat tot nu toe
zoo schrikwekkend door den nacht sidderde,
nauwelijks meer hoorbaar wordt. Een am-
munitie-depot vam-de Russen is in de lucht
gevlogen. Nu brandt bet daar ook overal en
de reusachtige vlammen, die ten hemel stij
gen, verlichten helder de twee reusachtige
Njemenbruggen, wier machtige ijzerconstruc-
tie in liet midden gebarsten, half in het wa
ter liggen. Ik overnacht in een open loods,
waar bloedige uniformen, opengesneden
schoenen en bloedige lappen rond liggen van
de Russen, die hier gisteren nog geheerscht
hebben.
's Morgens om vijf uur, nog in de scheme
ring, reed ik weer naar de stad.
Overal langs den weg lagen de lijken van
"gevallen soldaten. Le verstijfde lichamen
van neergemaaide paarden versperden den
weg en in de lucht suisden onophoudelijk
granaten, filirapnells en geweerkogels.
Ongeveer driehonderd meter vóór me valt
een ruiter neer; man en paard wentelen zich
in bloed. Een shrapnell heeft hen getroffen
en stervend liggen zij in het vuil van den
weg.
Ik tref een mij onbekend officier, die met
zijn zware artillerie naar de overzijde moet,
om de kazernes en bet station, waar de Rus
sen zich wanlhopig vastbonden en den onzen
hevige verliezen toebrengen onder vuur te ne
men. Ik ga met hem me© over de brug. Nu
ben ik in de eigenlijke stad, waar alle stra
ten en pleinen vol soldaten zijn. Landweer
soldaten zoeken de buizen af en vinden
overal Russen, die zich verborgen hadden!
Juist vat een koepeltoren van een Russische
kerk vuur, aangestoken door een shrapnell.
De vlammen grijpen snel om zich heen. Spoe
dig is de heele, mooie kerk eenl vlammenzee.
Bij de groote orthodoxe kerk rijdt een lichte
ammunitie-colonne. Een granaat valt er in,
en drie man, alsmede de vier paarden, zijn
dood. Op straat is geen enkel burger te zien.
Slechts uit de keldervensters kijken bleeke
gezichten. In de domkerk verdringt zich de
bevolking. De menscben liggen of zitten ge
knield op den grond, menigeen houdt het ge
zicht tegen de aarde gedankt. Twintig minu
ten geleden is in deze on de, eerwaardige kerk
juist bij het hoogaltaar, een zware granaat
binnengevlogen, heeft den driehonderd jaar
ónden, dikken muur doorboord en is dan
krachteloos voor de altaartafel neergevallen
zonder te ontploffen. De aanwezige vluchte
lingen hebben dit als een wonder beschouwd
en toen bet in de andere kerken bekend werd»
ijlden velen hierheen.
Tegen 6 uur des avonds boorde ik uit de
richting der forten 5 en 6 eenige ontploffin
gen en de hemel werd in die richting door
vtiurznilen verlicht. De commandant had zijn
forten laten springen en de nog overgeble
ven kanonnen onbruikbaar gemaakt. De
laatste forten van Grodno Waren in handen!
van de Duitschers. Nn ie alleen nog eèh
klein gedeelte van de stad, het station en de
kazernes, in handen der Russen De zware
ven rees, zenuwachtig onder den krach tigen
gieep, waarmede hij aangevat werd, ter-
wijl hij van den top van zijn krullend zwart
haar tot het onderste puntje van zojn rok sid
derde. Wat de uitdrukking betreft van zijn
rond blozend gelaat met de heldere oogen,
die nu straks op Marksman waren gericht,
en de bolle wangen, waarop een gedwongen
glimlachje te lezen stond, die wa® zoo buiten
gewóón belachelijk, dat, toen de jonge Thor
pe dit rijzen zag, boven het zwarte kalotje
van zijn vriend, hij bijna omviel van laohen
en uitriep;
„O, Mat, Mat! Mat zie hpm toch eens aan!
Zie dat gezicht toch eens, dat ge daar in de
hoogte hebt geheven".
Maar Marksman weid. door deze woorden
in het minst niet getroffen. Hij had geen
aandach t dan voor de horlogeketting van den
heer Blyth. Daar hing het kleine schitteren
de sleuteltje van des schilders lessenaar op
zijn vest hengelen. En als Mat langzaam zijn
rechter voet in de hoogte hief, hengelde het
sleuteltje verleidelijk tueschen hem en
Blyth', en het was of het hem toeriep: „Och,
neem mij! Och, neem mijl"
„Wonderbaarlijk! Wonderbaarlijk!" riep
de heer Blyth nit, en was innig blijde dat hij
wedeT veilig op den grond stond.
„Dit beteekent niets, in vergelijking met
hetgeen hij doen kan, zeide Jack. „Zoo ge
maar op den grond wilt gaan liggen, en niet
DuitseKé kanonnen schieten schot na schot
in deze zoo taai en dapper verdedigde steun
punten.
Acht nur '6 avonds. Bij helder schijnsel van
de brandende stationsgebouwen en .de ver
zich uitstrekkende kazernes bezichtig ik de
laatste verdedigingspunten van Grodno, die
een half uur geleden genomen zijn. Het gou
vernementsgebouw is intusschen een gloeien
de puinhoop geworden en in het glimmende
vuur liggen de lijken der gevallen Russen.
De drie paxalleïbruggen naar bet station
zijn overal met lijken bedekt. De aanvallen
der Russen, met groote doodsverachting uit
gevoerd, hadden schrikwekkende offers ge
kost. Het station is slechts een bonte men!
gelmoes van ingestorte muren en verborgen
rails en achter de muren, tusschen de rails,
tegen de helling van den spoorweg, liggen
overal slechte lijken en nog eens lijken, grie
zelig verlicht door de vlammen van de bran
dende kazernes....
INGEZONDEN.
Voor den inhoud dezer rubriek stelt de Re
dactie zich niet aansprakelijk.
EEN WONDERLIJKE MORAAL.
Over liet Volkszangorgel.
De Redactie heeft naar aanleiding van
hetgeen door H. F. A. in do Nieuwe Haar-
lemsche Courant van 11 September tegen bet
Volkszangorgel is ingebracht, den schrijver
reeds door een kort woord doen begrijpen»
dat met zoo'n bravourstukje de zaak niet is
uitgemaakt. Het lijkt er niets naar; en er
moet, dunkt mij, verzet worden aangeteekend
tegen uitspraken, die, hoe boud en laatdun
kend ook losgelaten, heel den Cliristelijken
leefregel eenvoudig onderstboven koeren.
Ons volk, over welks ruwheid en baldadig
heid de klachten met den dag hooger rijzen,
zou, zoo lazen we, „zooveel gemeene liedjes
„niet zingen," en men zou „bet zijn eigen ple-
„zier moeten laten, zijn eigen vrije uitingen
„van zijn gevoelens," omdat „in het hart van
,,'tvolk het groote bruischende levenslied is,
„en het dit uitzingt in de ruwe kernachtige
„nelodietjes, met de soms trefïend-geestige
„rytinnenJa wel! „En wat we van de draai
orgels hooren, is meestal verbazend ainu-
„sant!" Toe maar! Ja, de schrijver „houdt van
„draaiorgelmuziek als de ware volksmuziek,
„en wanneer hij zoo'n week-platte melodie
„met zoo'n verleidelijk Tythme boort, dan
„vraagt hij. niet, of dat nu wel zeer fatsoen
lijk is, maar dan kan hij zich verplaatsen
„in de gevoelens van het volk, die ruw, maar
„natuurlijk, brutaal maar oprecht zijn, en die
„onbewust, bruusk geuit worden in een we-
„lige melodie en een dansend rytkme Wie
„zou zulke natuurlijke primitieve bekoorlijk
heden willen aantasten."
Wie? Wel, wie het met Christelijke eer en
deugd ernstig meent, moet naast den dan
senden „liefhebher" wel treuren en klagen.
Of zijn het niet juist de schrijvers en kom-
ponisten van ons liederlijk tooueel, die aan
het volk dat „verbazend amusante" leveren,
hetwelk dan bij voorkeur naar „tingeltan
gels" en straatorgels verhuist, en zóó aan dat
lieve volk wordt ingetoeterd en ingedraaid?
En wat kunnen dan die vrindj es van den
heer A. dén nog van het gehoorde weerge
ven? Meestal slechts vernnchterde en ver
basterde deunen, en een onsamenhangend
lallen en brullen, met woorden zonder zin of
beteekenis.
„Voor den „Leeuwerk" zijn we niet bang",
zegt de heer A. Och neen, evenmin als de
ontuchtige wereld zich bang zal maken voor
de pogingen door de Vereeniging „Voor Eer
en Deugd" aangewend. Maar daarom zullen
de predikers onzer Christelijke moraal op
missies en retraite® blijven begrijpen, dat
het niet aangaat „aan het volk zijn eigen
plezier te laten", en zullen zij blijven betoo-
gen, dat deze en gene dingen „niet zeer fat-
„soenlijk" zijn.
En niemand zegge nu, dat ik me hier aan
overdrijving bezondig. Ik wil daarom uit het
getal dergenen, die, zooals de Redactie al
gezegd heeft, „mannen: zijn met grooter
„naam, grooter muzikale begaafdheden, bree
der kijk op ons vólk en zijn moreel e be
hoeften, ouder in jaren en in ondervinding"
dan de beer A., een tweetal getuigen naar
voren brengen, den een katholiek, den ander
protestant.
De eerste is Franz Witt, de ma an
ti ge strijder tegen de wereldsche Kerkmu
ziek, en die op de - algemeen© vergadering
der Katholieke Vereen;gingen, in 1857 te Irugi-
brück gehouden als volgt gesproken heeft:
„De muziek heeft bare spraak, ja is spraak
in de tweed© macht. De muziek spreekt tot
d© harten. Wanneer alzoo de muziek zinne
lijk, plat en onzedelijk is, w©rkt zij als zin
nelijke, platte en onzedelijke gesprekken; ja,
zij werkt nog krachtdadiger wegenis d© macht
die in haar woont om ia bet binnenste van
den mensch te dringen; zij werkt ook gevaar
lijker, want bij een' onzedelijk gesprek be
grijp ik op slag bet verderfelijke, het wekt
afschuw in mij op; onzedelijke muziek echter
[komt altijd gesluierd voor den dag en wordt
bang zijt, dat uw broeksband scheuren zal,
dan zar hij u wel met zijn tanden opheffen."
„Dank je, Jack, ik ben zeer voldaan en ver
lang niets meer," was bet antwoord van Va
lentijn, terwijl hij zoo spoedig mogelijk aan
tafel ging zitten.
„De grog wordt koud," bromde Mat
„Smaakt bet je thans beter?" vroeg Ihdj»
Blyth beleefd het glas overhandigende.
„Heerlijk!" antwoordde Valentijn en nam
ditmaal een even groote teug er uit als Jaek.
„Nu het wat kouder ie, proef ik beter de
suiker. Zoo dikwijls ik bet eenls beproefd heb
om grog te drinken, -heeft men het men nog
nooit zoet genoeg kunnen maken. Ik vind.
de suiker er juist het lekkerste in. En boven
dien heeft dit nog voor (wat wezenlijke grog
volstrekt niet heeft) dat het zoo onschadelijk
is. Het smaakt wel heel sterk, dat verzeker
ik u (hij dronk met kleine teugen zijn glas
leeg); want lk ben niet gewoon aan sterken
drank. Volgens hetgeen gij mij verteld hebt,
moet het echter wel zeer onscholdig zijn
zeer onschuldig, daar twijfel ik niet aan."
Weder nam bij er eene teug uit, als om zieh-
zelven van de onschadelijkheid t van den
quawsdrank te overtuigen.
Terwijl de heer Blyth zoo zat te praten,
was de hand van Markeman al dieper en
dieper in zijn zak gedaald, totdat zijn wijs
vinger, en duim in aanraking kwamen met
een hard .voorwerp, juist op het oogenblik
juist daarom niet zoo spoedig berk end"
(Flieg. Blatter f. Kath. klus. 1867 blz. 67). De
andere is Anton T h i b a u t, die door zijn
beroemd boekje: Ueber Rein heit der
Tonkunst. Heidelberg 1851 (in de Voor
rede) reeds 16 jaren dus vóór Witt, de mu-
ziekale wereld verwees naar de Palestryn-
tche School, en uitdrukkelijk en herhaalde
lijk als zijn gevoelen uitsprak „clat er eene
muziek is, die in plaats van beschavend» rei
nigend en versterkend op bet gemoed te
werken, misvormend en verslappend werkt,
die geschikt is, om gemoedstemmingen en
gemoedsridbtingen in bet leven te roepen,
welke geheel met dezulke overeenkomen, die
door een onreine, bedorvene, meer of minder
onzedelijke en slechte lectuur worden opge
wekt."
Maar als nu deze twee mannen zulke be
schouwingen in bet gelid brachten tegen de
wereldsche kerkmuziek hunner dagen, dan
zal de lezer gemakkelijk beseffen, hoe ster
ker zij gelden moeten tegen onze hedendaag-
sehe s t r a a tmuziek. En wat zij spraken of
schreven is degelijker kost dan de bravades
waarmee de heer A. eene beweging die hij
uit de hoogte „misleidend" noemt, in den
hoek wil duwen. En om die „misleiding" is
liij „per 6lot van rekening dan ook niet bang
„dat er verwarring in 't volk zal komen,"
want „zoo'n verzameling snertproducten" (dit
woord lijkt me echt van Het Volk afge
keken) „streft zijn eigen dood; en al zouden
„er tien van die plecbtig-fatsoenlijke orgels
„komen draaien in iedere stad, het volk laat
„zich niet in zijn gevoelsuitingen onderwij
len!" Ook hier zeg ik: och neen! De Veree
niging voor den R.-K. Volkszang denkt daar
'zelfs heel niet aan. Zij weet al te goed dat
zij schrijvers „natuurlijke, primitieve be
hoorlijkheden" niet nit de wereld zal helpen.
Het vae mundo a scandalis van on
zen Heer zal tot aan het eind der dagen zijn
vervulling vinden. Maar wat de Vereeniging
wèl bedoelt, dat is: ons goed volk tegen de
besmetting te vrijwaren, en, in de plaats van
Ihet liederlijke en schunnige, te geven wat
eerzaam, luimig, opwekkend en verheffend
is. Zij wil in het bijzonder de jeugd ten goe
de opleiden, en daarom steunt bare hoop
vooral op de scholen, want altijd zal zij blij
ven waarschuwen: Slechte gesprokken en
slechte muziek bederven de goede zeden.
J. J. GRAAF.
Overveen, 18 September 1915.
Naschrift Wij hebben, met goedvin
den van Mgr. Graaf, dit tsituk voorgelegd
aan den heer H. F. A., die ons nu verzoekt
het volgende hier te willen plaatsen:
Naar aanleiding van dit ernstige stuk
kan ik,zeggen, dat Ihet natuurlijk nooit mijn
bedoeling is geweest iets te beweren wat in
strijd is met de Christelijke moraal. Dat bet
zoo s c b ij n t, komt door den waarlijk t e
feilen toon, dien ik Leb gebezigd. Compo
nisten van liederlijke dingen heb ik nit mo
reel oogpunt nooit verdedigd.
H. F. A.
RUMOR IN CASA IN HET ROOIE DORP.
In de laatste dagen der vorige maand werden
de bewoners van Schoten verblijd door de ont
vangst van een aanslagbiljet der Plaatse! dir.
Bel. d.d. 18 Aug., waaruit zij vernamen dat zij
over 1915 de helft meer moesten offeren dan
over 1914.
Men, vooral de huismoeders die dagelijks
ondervinden hoe alles duurder en veel ook slech
ter wordt, stak de hoofden bij elkaar, klaagden
hun nood aan elkander, schudden het hoofd,
pinkten misschien een traan weg, maar in de
noodzakelijkheid berustende, zon men reeds
dadelijk op middelen om nog meer te bezuinigen
ten einde het geld bij elkaar te sparen.
Maar als een donderslag bij helderen hemel
viel hun 1.1. Vrijdag 10 September reeds een
waarschuwing, van vijf cent, door den deurwaar
der bezorgd, op het lijf, dat zij binnen zes dagen
moesten betalen.
Die-deurwaarder, de man is ei geheel onschul
dig aan, heeft wat moeten hooren, doch maakte
er zich bij vele verontwaardigde huismoeders
van af door te zeggen dat het op last was van
B. en W.
Dus de gemeente-ontvanger, wiens naam
onder de waarschuwing staat, heeft er geen
schuld aan.
Is 't dus de eerste zegen door de rooie over-
heersching van het Schoterkwartier over ons
vreedzaam dorp gebracht?
In herbergen, bijeenkomsten enz. op 1.1. Zon
dag gistte het dan ook niet weinig, en terecht.
Nu een ieder er op uit is door inkoop enz. van
het in den winter benoodigde, zich te wapenen
tegen de duurte, zenden B. en W. den deurwaar
der met een boodschap, die weer een half brood
kost, dat zij vóór alles de belasting moeten beta
len, terwijl zij zelf tegen den winter eerst aan
slagbiljetten zenden over een jaar dat ingaat
1 Januari en dus zelf de oorzaak zijn dat de
bewoners in de gunstiger zomermaanden niet aan
hun verplichtigen gemakkelijker kunnen voldoen.
De vraag is ook, hebben B. en W. het recht
in het laatst van Augustus aanslagbiljetten te
laten bezorgen, waarop staat dat de eerste ter
mijn reeds vervallen is den len dier maand, en
toen Valentijn zweeg.
„Kom laten wen nog eens klinken!" riep
Mat plotseling uit, ternauwernood Valentijn
den tijd latende om zijn volziu te voleinden.
„Kom, drink gij nu een van beiden eens op
iemands gezondheid", herbaalde hij met ^wa
ren stem, in een bui van uitbundige vroolijk-
beid, terwijl hij het glas in zijn rechterhand
nam en zijn linker in zijn zak hield.
„Öp iemands gezondheid drinken, oude
wilde?" herbaalde Jack, „ik zal er op vijf te
gelijk drinken! Mijnheer Blyth, Madonna,
Columbus en de Gouden Eeuw; drie uitne
mende menschen en twee onvolprezen schil
derijen; laten wij te tezamen voegen en op
hun lang leven en welslagen drinken,"
schreeuwde de jongeling, terwijl hij een ge
duchte teug nit zijn glas nam.
„Hoor eens, ik geloof dat ik van plaats zal
moeten veranderen, zoo gij er niets tegen
'hebt," zeide de beer Blyth, „want Ihet vuur
hier achter mij wordt me te
„Ruil met mij van plaats," zed.de Mat. Het
is mij nooit te warm, noch te koud."
Valentijn nam dit aanbod dankbaar aan,
„Weet ge, Jack," zeide bij, terwijl hij zich met
welbehagen in zijn gastheers stoel vlijde, „ik
wilde juist een gunst aan onzen uitnemen-
den vriend vragen, toen gij mij plotseling
overhaaldet om de proef te nemen van die
wonderlijke en weergalooze kracht. Gij Ihebt
mij reeds eenmaal een onwaardeerbaren
pl.m. 14 dagen later reeds 5 cents kosten den
ingezetenen op den hals te jagen?
Bij de Rijksbelastingen komt het ook wel vooij
dat bij de uitreiking reeds termijnen verschenen',
zijn, doch vóór 6 a 8 wéken later wordt nooit,
vervolgd, 3 of 4 kw. kohieren uitgezonderd, doch'
de daarop aangeslagenen kunnen die voldoen
door de teruggave van de gemeenten welke zffl
verlieten.
De invordering der hoofde! omslag heeft
plaats en wordt goedgekeurd omdat zij geschoeid
is op die der Rijksbelastingen, in Schoten is
daarvan afgeweken, deze vervolging kan dus
niet anders dan onwettig zijn.
Het zal toch, hoop ik en vertrouw ik ook geen
nieuwe hak zijn die den ontvanger gezet wordt?
Mij dunkt onze algemeen geachte Burgemeester
zou zich daartegen verzet hebben.
Welaan dan, nieuwe Edel Achtbare hoeren
Bies, Boeree en Magendans, aan u is liet te
toonen dat ge begrijpt de belangen van allen
voor te staan, van u verwachten uw kiezers voor
al dat ge een protestmeeting zult beleggen tegen
hen die op ongelegen tijd arbeiders- en burger-
gezinnen de centen uit den zak willen kloppen,'
die zij nu zoo hoog noodig hebben voor de be
hoeften van vrouw en kinderen in het komende
barre seizoen.
B.
DE TOESTAND IN HET BOLLENBEDRIJF.
Mijnheer de Redacteur.
.Verleen mij s.v.p. eenige plaatsruimte in
uw blad naar aanleiding van bot stuk van
„een bollenkweeker" in uw blad van 9 dezer,
waarin deze zegt zich te ergeren aan do mis
leidende berichten in uw blad en andere
bladen over het bollenbedrijf, waardoor do
verstandhouding tusschen arbeider en patroon
nog' meer gespannen zou kunnen worden. En
hij klaagt over de a Igemeene minder gunstige
beoordeeling over de bloem'.st-werkgevers en
komt ten slotte aan zijn doel, n.l. tracht
stemming te maken tegen de door do arbei
ders gevraagde toeslag van f 1.per week.
Door „een bollenkweeker" is met zijn stuk
de stemming onder de arbeiders niet ver
beterd, want door deze wordt met spanning
naar den uitslag uitgezien, en ze denken niet
alleen, maar zeggen thans: „Ze komen weer
met hetzelfde smoesje, het kan er niet af."
Het is toch een ieder nog goed bekend, hoe
in Aug. 1914 den toestand veel te donker
werd ingezien, hoe onder dien eersten indruk
de loonei! werden teruggebracht op 2 3 of 3 4,
door sommige werkgevers met opzegging,
doch door velen maar met. een: „ik weet
niet wat het worden zal, ik kan niet meer
geven, of ik kan thabs geen geld krijgen"
en zoo al meer. Na van den eersten schrik
wat bekomen te zijn, is door de organisaties
der werklieden getracht daarin verbetering
te brengen, wat mede door dat de toestand
zich beter liet overzien en aanmerkelijk ver-
beterde, tot gevolg had, dat sommige werk
gevers weer het volle loon uitkeerden, en
kelen zelfs met het ingehouden over die eer
ste weken er bij. Doch over het algemeen
werd minder loon uitgekeerd, door enkele
werkgevers met de vaste, andere met eene
vage belofte er bij: „als de toestanden ver
beteren krijg je het andere er bij," maar ook
vele pertinent: „voor dit loon kun je blijven,
anders kunt gij gaan." Vóór men wist wat
het zou worden, werden de arbeiders alvast,
gekort.
Men .weet de pogingen om een syndikaat
te vormen, ook om een crediet te krijgen
van 10 millioen gulden, waarvoor de steun
van 'de Regeering werd gevraagd. Hiermede
zou men dan de bollen, welke niet verzonden
konden en daarom vernietigd, kunnen vergoe
den, wat dan over eenige jaren afbetaald zau
kunnen worden. Daar is niets van terecht
gekomen, grootendeels omdat de toestand veel
gunstiger bleek te zijn als men verwacht had.
Want was de uitvoer in 1913 24,960,900 K.G.
geweest, over 1914 is nog 24,593,900 K.G.
bereikt; over da maand Aug. 1913 was dit
10.837.500 en in Aug. 1914 nog 9.328.100 K.G.
Wel zijn vele bollen 1914 voor minderen
pi ijs verkocht, en ook op aucties, publieke
verkoopingen voor te lagen prijs opgeruimd,
maar toch drukte de heer Krelage op de
jaarvergadering van de Algem. Vereeniging
voor Bloembollencultuur op 21 Dee. 1914 z'ch
aldus uit: Niemand heeft dan ook kunnen
worden uitgevoerd en de toestand zooveel
worden uitgevoerd en den toestand zooveel
gunstiger zou zijn op het einde van het jaar
als men in begin Augustus mocht verwachten.
Ennoemde het optreden tegenover de
arbeiders door die werkgevers, welke niet
noemenswaardig waren getroffen en toch de
Ioonen hadden gekort, niét gelukkig.
Van het voorjaar is door het aandringen
der .werkliedenorganisaties door vele werkge
vers het z.g.n. achterstallige uitgekeerd, dit
vooral te Hillegom en naaste omgeving, doch
te Haarlem e. o. niet. Mede door het aan
dringen dier organisaties is toen het loon weer
op peil gebracht, wel met wat horten en
stooten, maar was dit met 1 Juni algemeen;
weer ingevoerd.
Door de meeste werkgevers is tegenover de
arbeiders het geheele jaar geklaagd en 0!
al3 die oorlog moest duren tot- Sept. 1915,
was alles reddeloos verloren. 'Toen de reiz -
dienst bewezen, waarde heer," vervolgde hij
tot Mat op dien vertrouwelijken toon, die ge
woonlijk door den invloed van sterken drank
opgewekt wordt; „gij hebt mij in zulk eenq
boog© mate verplicht door mijne schilderij
te redden, dat ik niet dan zonder eenige aar
zeling u deze tweede gunst zoo spoedig d-urf
te vragen; maar waarlijk
„Het zou mij aangenaam zijn, dat gij mij
zonder omslag zeidet wat ge wilt," viel Mat
hem in de rede. „Es ben te weinig ontwik
keld en, te onbeschaafd om al die woorden
te begrijpen. Zij doen mij geen pleizier, ik
zweet er veeleer van." En Marksman wreef,
toen hij zijn mouwen had neergestreken, deze
bij herhaling over zijn voorhoofd, ten be
wijze van de inspanning die ze hem reeds,
gekost hadden.
„HeCl goed» heel goed!" riep Blyth uit en
klopte hem goedhartig op den schouder.
„Welnu dan, toen ik daareven uw kraclH
tige armen zoo bewonderde, was ik op he^
punt u te verzoeken ze tot model te mogen,
nemen» om ze te gebruiken voor groote schiet
derijen die ik later van plan ben te gaan
schilderen.
(Wordt vervolgd!