fepuntujoe pus ft" a 6(j ^ooqossq 'StpjaAs'S trsSaij daarop zijn voorste stellingen. Hij overstelpte ons met een hagel van projectielen. Dat was in den nacht van tien tot twee uur. De onzichtbare, maar daarom des te duidelij ker voelbare hand van het legerbestuur voerde ons van het westen der vijanden naar het noor den, in het dal van de Wrka. Tot gisteren had de vijand zich hier goed verdedigd- Thans ont ruimde hij zijn stellingen. En wat voor stellin gen 1 Hoog op den rand van den oever lagen de loopgraven met nauwelijks zichtbare schietga ten met geweldige draadversperringen, twee achter elkaar. Zelfs de rivier is met- draadver sperringen bespannen. Yoor een taaien verde diger zou deze stelling bijna niet te veroveren geweest zijn. Nu gaat het verder. Waar de in fanterie gevlucht is, kan de artillerie moeilijk alleen standhouden. De Russen verlaten hun kanonnen, die zij eerst licht beschadigden en rennen naar de vesting. Zes-en-twintig zware stukken met ontzaglijk veel schietvoorraad blij ven in handen van twee landstormbataljons. In den nacht vreesde men een tegenaanval. Alles bleef echter rustig. Slechts zelden klonk een scliot. t Het was 's morgens om vijf nur, toen ver achter ons een geweldig kanon het eerste schot loste. Het waren de Oostenrijksche 30.5 centi meter mortieren. De andere vielen mede in. Nu wisten we, dat de groote beschieting begon. Daar tusschendoor geweervuur. De tirailleurs linies kropen st :ds dichter op de forten aan. De Russen scl.e n, maar met weinig suces. AH zij'onze reser oepen wilden treffen, schoten zij er overheen. Van den '-••• ig van den 19en af waren de wegen vol ivrt troepen gevangenen. Eerst weinige, dan meer. Allen goed gekleede en goed gevoede mannen. Vele jongens van' niet ouder dan zestien of zeventien jaar waren erbij, 's Avonds zwollen deze troepen tot ontzaglijke stoeten aan. Hot was den 19en Augustus, zeven uur 's avonds. Het bericht van de capitulatie vliegt van mond tot mond. Maar nog moest het drama tische slot volgen. Hoog stijgen de vlammen en rookzuilen op uit het geweldige front van kazer nes -en magazijnen, die rechts van de Xa/ef liggen. Do eene ontploffing na de andere wer pen een rossen gloed tegen de donkere avond lucht. En spoedig sloegen dan ook roode vlam men uit. De horizon stond in gloed. Het fort, dat wij voorbijkwamen was weinig beschadigd. Vele, bijna nieuwe kanonnen, keken nit do schietgaten. De bruggen over Weichsel en Xaref hadden de Russen laten springen. Alleen over de Xaref lag nog een pontonbrug. De wegen waren vol terugkeerende vluchtelingen, die op hun hoog opgestapelde wagens zaten. In Xowi Dwor, een voorstad in de richting van Warschau openden de kooplie den weer hun winkels. Wat de Russen voor de capitulatie hebben kunnen vernielen cf ver branden, hebben ze niet ontzien. Ze zijn er ech ter te laat mee begonnen, want nog veel is over gebleven. Een kolossaal magazijn stond voor ons gevuld met- koren, rijst en bergen van blik jes met vleesch. Elders lag weer spoorwegma teriaal, cement en hooi in menigte. Zoo zal het •>ok nog wel op andere plekken zijn. DE VEROVERING VAN GRODNO. Dr. Stephan Steiner verhaalt nog het vol gende over de verovering van Grodno in den Eerliner Lokalanzeiger: Nog lang nadat de meeste forten waren genomen, woedden in Grodno hevige etraat- gcvechten. Een uur geleden barstte voor mijn kamer in het Slavische hotel, waar ik zooeven een onderkomen gevonden Ibeb, een ehrapnel! De kogels hebben alle ruiten stuk geslagen, zoodat ik door het «open venster duidelijk het huilen der granaten en 't flui ten der kogels kan hooren. Vierhonderd pas van dit huis wordt nog gevochten. En ter wijl een gedeelte van den stationsweg door onze troepen-bezet is, liggen aan het andere einde de Kus.-en nog achter hun barricaden en aan weerszijden zijn machinegeweren en artillerie ijverig aan het werk. Gisterochtend om zeven uur waren de heide reusachtige Njemenbruggen door de Russen vernield en onze pontonniers hebben er tot nu toe niet aan kunnen denken een noodbrug te slaan, daar de geheele bpurt onder het hevigste artillerievuur van de Russen ligt, die van hoogte 138 uit het slaan der bruggen ver hinderen. Slechts zooveel weet men, dat onze troepen bij Adamowit6ehi nog door deze forten wor den beschoten en dat ook de toegangswegen naar de Njemen en de hoofdweg onder he vig shrapnellvuur liggen. Tegen den rood- gloeienden hemel teekenen zich de hreede, plompe silhouetten van de oude forten 2 en 8 donker en dreigend af en in het tusschen- terrein van de forten brandt .een gedeelte van de ontzaglijke schuren met hooge vlam men. Langs den weg sluipt een bataljon in- „Zeg eens, Blyth," zeide Jack, „ge moet niet naar die armen van Mat zien, alsof z!ij biefstuk waren! Gij moogt zooveel over zijtn fraaie armen praten als ge maar wilt, maar gij kunt er u toch geen denkbeeld van ma ken, zoolang ge ze niet gevoeld hebt. Kom, Mat, sta eens op en laat liij eens voelen hoe sterk gjj zijt. Liclht hem eens op, zoo a is gij mij gedaan hebt. (Jack beurde zonder verde re plichtplegingen Marksman van zijn stoel op.) Kom, Elyth! Ga eens voor hem 6taan, geeft hem uw hand, ga op zijn rechter voet etaan, spartel nu niet tegen, houdt je arm en Rand stijf en ziezoo! Wat zegt ge np van Bulk een krach tl" besloot Jack met een zege- pralenden blik, toen Marksman zonder ©eni ge moeite zijn voet, waarop Blyth stond» op tilde en, met zijn eenen voet op den grond, den verbaasden schilder een halve el in de hoogte hief. Al wie van deze proeve van spierkracht getuige was geweest en Marke mans houding had gade geslagen, zou geen dwazer voorstelling hebben kunnen bijwo nen, dan hij thans aanschouwde. Mat met sijn kalotje, dat een weinig scheef was ge schoven, en zoodoende een stukje zijn kaal hoofd te zien gaf, met zijn norsch rood ge laat, dat nog rooder was geworden door de inspanning, stond met zijn dik lichaam op één heen. De (heer Blyth echter was ontegen zeggelijk de belachelijkste persoon van de twee, toen hi; bevend op Mat's voet naar bo- fanterie langzaam en voorzichtig voorwaarts. Het heeft de taak, met ponton® het tegen over gelegen gedeelte van de stad te berei ken, om een bataljon, dat reeds overgestoken is, versterking te brengen» Ik volg het ba taljon en ben spoedig tueschen de huizen rijen van Grodno. In de lucht huilen de shrap- nells en bestrijken het geheele gebied der voorstad. Boven mijn hoofd gonzen de ge weerkogels en slaan met korten, harden slag tegen de huizen. Hier en daar galoppeert een eenzame ordonnans door de straten en ver dwijnt weer spoedig om oen hoek. Het is een ongure weg, deze tocht door de verlaten stad. De meeste ruiten stuk ges-lagen en de scherven gloeien in den rooden weerschijn van den brandenden hemel. Alleen uit de kelderwoningen blinkt hier en daar door een smalle spleet en dunne lichtstreep. Men ziet in kleine kamers een bont mengelmoes van mannen, vrouwen en kinderen, die sa mengedrongen zitten en met angstige, doffe gezichten afwachten, wat deze helsche nacht nog brengen zal. Ik sla links af en ga naar de rivier. Op een draagbaar wordt een officier voorbij ge bracht, die zooeven in deze straat doodeiijk gewond is» Een maehinegeweer-afdeeling sluipt langs de huizen naar een heuvel, aan deze zijde van de Njemen. Zij moet de Rus sen, die aan de overzijde hij de kazerne® wan- hopigen tegenstand bieden, beschieten. Ik kan niet over de rivier komen, omdat de pon tons achthonderd meter meer westelijk lig gen en de tussclienruimte zoo hevig onder het vuur staat, dat men het ongedekte ter rein niet betreden kan. Het gezicht op de breede rivier is overweldigend woest. De lange huizenrijen aan den veertig meter hoo- gen oeverrand liggen in gloeiend rood, als feestelijk geïllumineerd. In deze vuurzee ©te ken talrijke kerktorens en gouden koepels met kruisen omhoog, omkranst door ontel bare shrapnell-wolkjes. Op den anderen oever schiet plotseling een geweldige vuur zuil omhoog. Het regent vuur als uit een reusachtigê fontaine lumineuse. Dan volgt een geweldige ontploffing, die tusschen de hooge oevers heen en. weer gekaatst wordt en in een honderdvoudig gedreun wegsterft. Zóó geweldig is het geluid van deze ontplof fing, dat het kanongedonder,, dat tot nu toe zoo schrikwekkend door den nacht sidderde, nauwelijks meer hoorbaar wordt. Een am- munitie-depot vam-de Russen is in de lucht gevlogen. Nu brandt bet daar ook overal en de reusachtige vlammen, die ten hemel stij gen, verlichten helder de twee reusachtige Njemenbruggen, wier machtige ijzerconstruc- tie in liet midden gebarsten, half in het wa ter liggen. Ik overnacht in een open loods, waar bloedige uniformen, opengesneden schoenen en bloedige lappen rond liggen van de Russen, die hier gisteren nog geheerscht hebben. 's Morgens om vijf uur, nog in de scheme ring, reed ik weer naar de stad. Overal langs den weg lagen de lijken van "gevallen soldaten. Le verstijfde lichamen van neergemaaide paarden versperden den weg en in de lucht suisden onophoudelijk granaten, filirapnells en geweerkogels. Ongeveer driehonderd meter vóór me valt een ruiter neer; man en paard wentelen zich in bloed. Een shrapnell heeft hen getroffen en stervend liggen zij in het vuil van den weg. Ik tref een mij onbekend officier, die met zijn zware artillerie naar de overzijde moet, om de kazernes en bet station, waar de Rus sen zich wanlhopig vastbonden en den onzen hevige verliezen toebrengen onder vuur te ne men. Ik ga met hem me© over de brug. Nu ben ik in de eigenlijke stad, waar alle stra ten en pleinen vol soldaten zijn. Landweer soldaten zoeken de buizen af en vinden overal Russen, die zich verborgen hadden! Juist vat een koepeltoren van een Russische kerk vuur, aangestoken door een shrapnell. De vlammen grijpen snel om zich heen. Spoe dig is de heele, mooie kerk eenl vlammenzee. Bij de groote orthodoxe kerk rijdt een lichte ammunitie-colonne. Een granaat valt er in, en drie man, alsmede de vier paarden, zijn dood. Op straat is geen enkel burger te zien. Slechts uit de keldervensters kijken bleeke gezichten. In de domkerk verdringt zich de bevolking. De menscben liggen of zitten ge knield op den grond, menigeen houdt het ge zicht tegen de aarde gedankt. Twintig minu ten geleden is in deze on de, eerwaardige kerk juist bij het hoogaltaar, een zware granaat binnengevlogen, heeft den driehonderd jaar ónden, dikken muur doorboord en is dan krachteloos voor de altaartafel neergevallen zonder te ontploffen. De aanwezige vluchte lingen hebben dit als een wonder beschouwd en toen bet in de andere kerken bekend werd» ijlden velen hierheen. Tegen 6 uur des avonds boorde ik uit de richting der forten 5 en 6 eenige ontploffin gen en de hemel werd in die richting door vtiurznilen verlicht. De commandant had zijn forten laten springen en de nog overgeble ven kanonnen onbruikbaar gemaakt. De laatste forten van Grodno Waren in handen! van de Duitschers. Nn ie alleen nog eèh klein gedeelte van de stad, het station en de kazernes, in handen der Russen De zware ven rees, zenuwachtig onder den krach tigen gieep, waarmede hij aangevat werd, ter- wijl hij van den top van zijn krullend zwart haar tot het onderste puntje van zojn rok sid derde. Wat de uitdrukking betreft van zijn rond blozend gelaat met de heldere oogen, die nu straks op Marksman waren gericht, en de bolle wangen, waarop een gedwongen glimlachje te lezen stond, die wa® zoo buiten gewóón belachelijk, dat, toen de jonge Thor pe dit rijzen zag, boven het zwarte kalotje van zijn vriend, hij bijna omviel van laohen en uitriep; „O, Mat, Mat! Mat zie hpm toch eens aan! Zie dat gezicht toch eens, dat ge daar in de hoogte hebt geheven". Maar Marksman weid. door deze woorden in het minst niet getroffen. Hij had geen aandach t dan voor de horlogeketting van den heer Blyth. Daar hing het kleine schitteren de sleuteltje van des schilders lessenaar op zijn vest hengelen. En als Mat langzaam zijn rechter voet in de hoogte hief, hengelde het sleuteltje verleidelijk tueschen hem en Blyth', en het was of het hem toeriep: „Och, neem mij! Och, neem mijl" „Wonderbaarlijk! Wonderbaarlijk!" riep de heer Blyth nit, en was innig blijde dat hij wedeT veilig op den grond stond. „Dit beteekent niets, in vergelijking met hetgeen hij doen kan, zeide Jack. „Zoo ge maar op den grond wilt gaan liggen, en niet DuitseKé kanonnen schieten schot na schot in deze zoo taai en dapper verdedigde steun punten. Acht nur '6 avonds. Bij helder schijnsel van de brandende stationsgebouwen en .de ver zich uitstrekkende kazernes bezichtig ik de laatste verdedigingspunten van Grodno, die een half uur geleden genomen zijn. Het gou vernementsgebouw is intusschen een gloeien de puinhoop geworden en in het glimmende vuur liggen de lijken der gevallen Russen. De drie paxalleïbruggen naar bet station zijn overal met lijken bedekt. De aanvallen der Russen, met groote doodsverachting uit gevoerd, hadden schrikwekkende offers ge kost. Het station is slechts een bonte men! gelmoes van ingestorte muren en verborgen rails en achter de muren, tusschen de rails, tegen de helling van den spoorweg, liggen overal slechte lijken en nog eens lijken, grie zelig verlicht door de vlammen van de bran dende kazernes.... INGEZONDEN. Voor den inhoud dezer rubriek stelt de Re dactie zich niet aansprakelijk. EEN WONDERLIJKE MORAAL. Over liet Volkszangorgel. De Redactie heeft naar aanleiding van hetgeen door H. F. A. in do Nieuwe Haar- lemsche Courant van 11 September tegen bet Volkszangorgel is ingebracht, den schrijver reeds door een kort woord doen begrijpen» dat met zoo'n bravourstukje de zaak niet is uitgemaakt. Het lijkt er niets naar; en er moet, dunkt mij, verzet worden aangeteekend tegen uitspraken, die, hoe boud en laatdun kend ook losgelaten, heel den Cliristelijken leefregel eenvoudig onderstboven koeren. Ons volk, over welks ruwheid en baldadig heid de klachten met den dag hooger rijzen, zou, zoo lazen we, „zooveel gemeene liedjes „niet zingen," en men zou „bet zijn eigen ple- „zier moeten laten, zijn eigen vrije uitingen „van zijn gevoelens," omdat „in het hart van ,,'tvolk het groote bruischende levenslied is, „en het dit uitzingt in de ruwe kernachtige „nelodietjes, met de soms trefïend-geestige „rytinnenJa wel! „En wat we van de draai orgels hooren, is meestal verbazend ainu- „sant!" Toe maar! Ja, de schrijver „houdt van „draaiorgelmuziek als de ware volksmuziek, „en wanneer hij zoo'n week-platte melodie „met zoo'n verleidelijk Tythme boort, dan „vraagt hij. niet, of dat nu wel zeer fatsoen lijk is, maar dan kan hij zich verplaatsen „in de gevoelens van het volk, die ruw, maar „natuurlijk, brutaal maar oprecht zijn, en die „onbewust, bruusk geuit worden in een we- „lige melodie en een dansend rytkme Wie „zou zulke natuurlijke primitieve bekoorlijk heden willen aantasten." Wie? Wel, wie het met Christelijke eer en deugd ernstig meent, moet naast den dan senden „liefhebher" wel treuren en klagen. Of zijn het niet juist de schrijvers en kom- ponisten van ons liederlijk tooueel, die aan het volk dat „verbazend amusante" leveren, hetwelk dan bij voorkeur naar „tingeltan gels" en straatorgels verhuist, en zóó aan dat lieve volk wordt ingetoeterd en ingedraaid? En wat kunnen dan die vrindj es van den heer A. dén nog van het gehoorde weerge ven? Meestal slechts vernnchterde en ver basterde deunen, en een onsamenhangend lallen en brullen, met woorden zonder zin of beteekenis. „Voor den „Leeuwerk" zijn we niet bang", zegt de heer A. Och neen, evenmin als de ontuchtige wereld zich bang zal maken voor de pogingen door de Vereeniging „Voor Eer en Deugd" aangewend. Maar daarom zullen de predikers onzer Christelijke moraal op missies en retraite® blijven begrijpen, dat het niet aangaat „aan het volk zijn eigen plezier te laten", en zullen zij blijven betoo- gen, dat deze en gene dingen „niet zeer fat- „soenlijk" zijn. En niemand zegge nu, dat ik me hier aan overdrijving bezondig. Ik wil daarom uit het getal dergenen, die, zooals de Redactie al gezegd heeft, „mannen: zijn met grooter „naam, grooter muzikale begaafdheden, bree der kijk op ons vólk en zijn moreel e be hoeften, ouder in jaren en in ondervinding" dan de beer A., een tweetal getuigen naar voren brengen, den een katholiek, den ander protestant. De eerste is Franz Witt, de ma an ti ge strijder tegen de wereldsche Kerkmu ziek, en die op de - algemeen© vergadering der Katholieke Vereen;gingen, in 1857 te Irugi- brück gehouden als volgt gesproken heeft: „De muziek heeft bare spraak, ja is spraak in de tweed© macht. De muziek spreekt tot d© harten. Wanneer alzoo de muziek zinne lijk, plat en onzedelijk is, w©rkt zij als zin nelijke, platte en onzedelijke gesprekken; ja, zij werkt nog krachtdadiger wegenis d© macht die in haar woont om ia bet binnenste van den mensch te dringen; zij werkt ook gevaar lijker, want bij een' onzedelijk gesprek be grijp ik op slag bet verderfelijke, het wekt afschuw in mij op; onzedelijke muziek echter [komt altijd gesluierd voor den dag en wordt bang zijt, dat uw broeksband scheuren zal, dan zar hij u wel met zijn tanden opheffen." „Dank je, Jack, ik ben zeer voldaan en ver lang niets meer," was bet antwoord van Va lentijn, terwijl hij zoo spoedig mogelijk aan tafel ging zitten. „De grog wordt koud," bromde Mat „Smaakt bet je thans beter?" vroeg Ihdj» Blyth beleefd het glas overhandigende. „Heerlijk!" antwoordde Valentijn en nam ditmaal een even groote teug er uit als Jaek. „Nu het wat kouder ie, proef ik beter de suiker. Zoo dikwijls ik bet eenls beproefd heb om grog te drinken, -heeft men het men nog nooit zoet genoeg kunnen maken. Ik vind. de suiker er juist het lekkerste in. En boven dien heeft dit nog voor (wat wezenlijke grog volstrekt niet heeft) dat het zoo onschadelijk is. Het smaakt wel heel sterk, dat verzeker ik u (hij dronk met kleine teugen zijn glas leeg); want lk ben niet gewoon aan sterken drank. Volgens hetgeen gij mij verteld hebt, moet het echter wel zeer onscholdig zijn zeer onschuldig, daar twijfel ik niet aan." Weder nam bij er eene teug uit, als om zieh- zelven van de onschadelijkheid t van den quawsdrank te overtuigen. Terwijl de heer Blyth zoo zat te praten, was de hand van Markeman al dieper en dieper in zijn zak gedaald, totdat zijn wijs vinger, en duim in aanraking kwamen met een hard .voorwerp, juist op het oogenblik juist daarom niet zoo spoedig berk end" (Flieg. Blatter f. Kath. klus. 1867 blz. 67). De andere is Anton T h i b a u t, die door zijn beroemd boekje: Ueber Rein heit der Tonkunst. Heidelberg 1851 (in de Voor rede) reeds 16 jaren dus vóór Witt, de mu- ziekale wereld verwees naar de Palestryn- tche School, en uitdrukkelijk en herhaalde lijk als zijn gevoelen uitsprak „clat er eene muziek is, die in plaats van beschavend» rei nigend en versterkend op bet gemoed te werken, misvormend en verslappend werkt, die geschikt is, om gemoedstemmingen en gemoedsridbtingen in bet leven te roepen, welke geheel met dezulke overeenkomen, die door een onreine, bedorvene, meer of minder onzedelijke en slechte lectuur worden opge wekt." Maar als nu deze twee mannen zulke be schouwingen in bet gelid brachten tegen de wereldsche kerkmuziek hunner dagen, dan zal de lezer gemakkelijk beseffen, hoe ster ker zij gelden moeten tegen onze hedendaag- sehe s t r a a tmuziek. En wat zij spraken of schreven is degelijker kost dan de bravades waarmee de heer A. eene beweging die hij uit de hoogte „misleidend" noemt, in den hoek wil duwen. En om die „misleiding" is liij „per 6lot van rekening dan ook niet bang „dat er verwarring in 't volk zal komen," want „zoo'n verzameling snertproducten" (dit woord lijkt me echt van Het Volk afge keken) „streft zijn eigen dood; en al zouden „er tien van die plecbtig-fatsoenlijke orgels „komen draaien in iedere stad, het volk laat „zich niet in zijn gevoelsuitingen onderwij len!" Ook hier zeg ik: och neen! De Veree niging voor den R.-K. Volkszang denkt daar 'zelfs heel niet aan. Zij weet al te goed dat zij schrijvers „natuurlijke, primitieve be hoorlijkheden" niet nit de wereld zal helpen. Het vae mundo a scandalis van on zen Heer zal tot aan het eind der dagen zijn vervulling vinden. Maar wat de Vereeniging wèl bedoelt, dat is: ons goed volk tegen de besmetting te vrijwaren, en, in de plaats van Ihet liederlijke en schunnige, te geven wat eerzaam, luimig, opwekkend en verheffend is. Zij wil in het bijzonder de jeugd ten goe de opleiden, en daarom steunt bare hoop vooral op de scholen, want altijd zal zij blij ven waarschuwen: Slechte gesprokken en slechte muziek bederven de goede zeden. J. J. GRAAF. Overveen, 18 September 1915. Naschrift Wij hebben, met goedvin den van Mgr. Graaf, dit tsituk voorgelegd aan den heer H. F. A., die ons nu verzoekt het volgende hier te willen plaatsen: Naar aanleiding van dit ernstige stuk kan ik,zeggen, dat Ihet natuurlijk nooit mijn bedoeling is geweest iets te beweren wat in strijd is met de Christelijke moraal. Dat bet zoo s c b ij n t, komt door den waarlijk t e feilen toon, dien ik Leb gebezigd. Compo nisten van liederlijke dingen heb ik nit mo reel oogpunt nooit verdedigd. H. F. A. RUMOR IN CASA IN HET ROOIE DORP. In de laatste dagen der vorige maand werden de bewoners van Schoten verblijd door de ont vangst van een aanslagbiljet der Plaatse! dir. Bel. d.d. 18 Aug., waaruit zij vernamen dat zij over 1915 de helft meer moesten offeren dan over 1914. Men, vooral de huismoeders die dagelijks ondervinden hoe alles duurder en veel ook slech ter wordt, stak de hoofden bij elkaar, klaagden hun nood aan elkander, schudden het hoofd, pinkten misschien een traan weg, maar in de noodzakelijkheid berustende, zon men reeds dadelijk op middelen om nog meer te bezuinigen ten einde het geld bij elkaar te sparen. Maar als een donderslag bij helderen hemel viel hun 1.1. Vrijdag 10 September reeds een waarschuwing, van vijf cent, door den deurwaar der bezorgd, op het lijf, dat zij binnen zes dagen moesten betalen. Die-deurwaarder, de man is ei geheel onschul dig aan, heeft wat moeten hooren, doch maakte er zich bij vele verontwaardigde huismoeders van af door te zeggen dat het op last was van B. en W. Dus de gemeente-ontvanger, wiens naam onder de waarschuwing staat, heeft er geen schuld aan. Is 't dus de eerste zegen door de rooie over- heersching van het Schoterkwartier over ons vreedzaam dorp gebracht? In herbergen, bijeenkomsten enz. op 1.1. Zon dag gistte het dan ook niet weinig, en terecht. Nu een ieder er op uit is door inkoop enz. van het in den winter benoodigde, zich te wapenen tegen de duurte, zenden B. en W. den deurwaar der met een boodschap, die weer een half brood kost, dat zij vóór alles de belasting moeten beta len, terwijl zij zelf tegen den winter eerst aan slagbiljetten zenden over een jaar dat ingaat 1 Januari en dus zelf de oorzaak zijn dat de bewoners in de gunstiger zomermaanden niet aan hun verplichtigen gemakkelijker kunnen voldoen. De vraag is ook, hebben B. en W. het recht in het laatst van Augustus aanslagbiljetten te laten bezorgen, waarop staat dat de eerste ter mijn reeds vervallen is den len dier maand, en toen Valentijn zweeg. „Kom laten wen nog eens klinken!" riep Mat plotseling uit, ternauwernood Valentijn den tijd latende om zijn volziu te voleinden. „Kom, drink gij nu een van beiden eens op iemands gezondheid", herbaalde hij met ^wa ren stem, in een bui van uitbundige vroolijk- beid, terwijl hij het glas in zijn rechterhand nam en zijn linker in zijn zak hield. „Öp iemands gezondheid drinken, oude wilde?" herbaalde Jack, „ik zal er op vijf te gelijk drinken! Mijnheer Blyth, Madonna, Columbus en de Gouden Eeuw; drie uitne mende menschen en twee onvolprezen schil derijen; laten wij te tezamen voegen en op hun lang leven en welslagen drinken," schreeuwde de jongeling, terwijl hij een ge duchte teug nit zijn glas nam. „Hoor eens, ik geloof dat ik van plaats zal moeten veranderen, zoo gij er niets tegen 'hebt," zeide de beer Blyth, „want Ihet vuur hier achter mij wordt me te „Ruil met mij van plaats," zed.de Mat. Het is mij nooit te warm, noch te koud." Valentijn nam dit aanbod dankbaar aan, „Weet ge, Jack," zeide bij, terwijl hij zich met welbehagen in zijn gastheers stoel vlijde, „ik wilde juist een gunst aan onzen uitnemen- den vriend vragen, toen gij mij plotseling overhaaldet om de proef te nemen van die wonderlijke en weergalooze kracht. Gij Ihebt mij reeds eenmaal een onwaardeerbaren pl.m. 14 dagen later reeds 5 cents kosten den ingezetenen op den hals te jagen? Bij de Rijksbelastingen komt het ook wel vooij dat bij de uitreiking reeds termijnen verschenen', zijn, doch vóór 6 a 8 wéken later wordt nooit, vervolgd, 3 of 4 kw. kohieren uitgezonderd, doch' de daarop aangeslagenen kunnen die voldoen door de teruggave van de gemeenten welke zffl verlieten. De invordering der hoofde! omslag heeft plaats en wordt goedgekeurd omdat zij geschoeid is op die der Rijksbelastingen, in Schoten is daarvan afgeweken, deze vervolging kan dus niet anders dan onwettig zijn. Het zal toch, hoop ik en vertrouw ik ook geen nieuwe hak zijn die den ontvanger gezet wordt? Mij dunkt onze algemeen geachte Burgemeester zou zich daartegen verzet hebben. Welaan dan, nieuwe Edel Achtbare hoeren Bies, Boeree en Magendans, aan u is liet te toonen dat ge begrijpt de belangen van allen voor te staan, van u verwachten uw kiezers voor al dat ge een protestmeeting zult beleggen tegen hen die op ongelegen tijd arbeiders- en burger- gezinnen de centen uit den zak willen kloppen,' die zij nu zoo hoog noodig hebben voor de be hoeften van vrouw en kinderen in het komende barre seizoen. B. DE TOESTAND IN HET BOLLENBEDRIJF. Mijnheer de Redacteur. .Verleen mij s.v.p. eenige plaatsruimte in uw blad naar aanleiding van bot stuk van „een bollenkweeker" in uw blad van 9 dezer, waarin deze zegt zich te ergeren aan do mis leidende berichten in uw blad en andere bladen over het bollenbedrijf, waardoor do verstandhouding tusschen arbeider en patroon nog' meer gespannen zou kunnen worden. En hij klaagt over de a Igemeene minder gunstige beoordeeling over de bloem'.st-werkgevers en komt ten slotte aan zijn doel, n.l. tracht stemming te maken tegen de door do arbei ders gevraagde toeslag van f 1.per week. Door „een bollenkweeker" is met zijn stuk de stemming onder de arbeiders niet ver beterd, want door deze wordt met spanning naar den uitslag uitgezien, en ze denken niet alleen, maar zeggen thans: „Ze komen weer met hetzelfde smoesje, het kan er niet af." Het is toch een ieder nog goed bekend, hoe in Aug. 1914 den toestand veel te donker werd ingezien, hoe onder dien eersten indruk de loonei! werden teruggebracht op 2 3 of 3 4, door sommige werkgevers met opzegging, doch door velen maar met. een: „ik weet niet wat het worden zal, ik kan niet meer geven, of ik kan thabs geen geld krijgen" en zoo al meer. Na van den eersten schrik wat bekomen te zijn, is door de organisaties der werklieden getracht daarin verbetering te brengen, wat mede door dat de toestand zich beter liet overzien en aanmerkelijk ver- beterde, tot gevolg had, dat sommige werk gevers weer het volle loon uitkeerden, en kelen zelfs met het ingehouden over die eer ste weken er bij. Doch over het algemeen werd minder loon uitgekeerd, door enkele werkgevers met de vaste, andere met eene vage belofte er bij: „als de toestanden ver beteren krijg je het andere er bij," maar ook vele pertinent: „voor dit loon kun je blijven, anders kunt gij gaan." Vóór men wist wat het zou worden, werden de arbeiders alvast, gekort. Men .weet de pogingen om een syndikaat te vormen, ook om een crediet te krijgen van 10 millioen gulden, waarvoor de steun van 'de Regeering werd gevraagd. Hiermede zou men dan de bollen, welke niet verzonden konden en daarom vernietigd, kunnen vergoe den, wat dan over eenige jaren afbetaald zau kunnen worden. Daar is niets van terecht gekomen, grootendeels omdat de toestand veel gunstiger bleek te zijn als men verwacht had. Want was de uitvoer in 1913 24,960,900 K.G. geweest, over 1914 is nog 24,593,900 K.G. bereikt; over da maand Aug. 1913 was dit 10.837.500 en in Aug. 1914 nog 9.328.100 K.G. Wel zijn vele bollen 1914 voor minderen pi ijs verkocht, en ook op aucties, publieke verkoopingen voor te lagen prijs opgeruimd, maar toch drukte de heer Krelage op de jaarvergadering van de Algem. Vereeniging voor Bloembollencultuur op 21 Dee. 1914 z'ch aldus uit: Niemand heeft dan ook kunnen worden uitgevoerd en de toestand zooveel worden uitgevoerd en den toestand zooveel gunstiger zou zijn op het einde van het jaar als men in begin Augustus mocht verwachten. Ennoemde het optreden tegenover de arbeiders door die werkgevers, welke niet noemenswaardig waren getroffen en toch de Ioonen hadden gekort, niét gelukkig. Van het voorjaar is door het aandringen der .werkliedenorganisaties door vele werkge vers het z.g.n. achterstallige uitgekeerd, dit vooral te Hillegom en naaste omgeving, doch te Haarlem e. o. niet. Mede door het aan dringen dier organisaties is toen het loon weer op peil gebracht, wel met wat horten en stooten, maar was dit met 1 Juni algemeen; weer ingevoerd. Door de meeste werkgevers is tegenover de arbeiders het geheele jaar geklaagd en 0! al3 die oorlog moest duren tot- Sept. 1915, was alles reddeloos verloren. 'Toen de reiz - dienst bewezen, waarde heer," vervolgde hij tot Mat op dien vertrouwelijken toon, die ge woonlijk door den invloed van sterken drank opgewekt wordt; „gij hebt mij in zulk eenq boog© mate verplicht door mijne schilderij te redden, dat ik niet dan zonder eenige aar zeling u deze tweede gunst zoo spoedig d-urf te vragen; maar waarlijk „Het zou mij aangenaam zijn, dat gij mij zonder omslag zeidet wat ge wilt," viel Mat hem in de rede. „Es ben te weinig ontwik keld en, te onbeschaafd om al die woorden te begrijpen. Zij doen mij geen pleizier, ik zweet er veeleer van." En Marksman wreef, toen hij zijn mouwen had neergestreken, deze bij herhaling over zijn voorhoofd, ten be wijze van de inspanning die ze hem reeds, gekost hadden. „HeCl goed» heel goed!" riep Blyth uit en klopte hem goedhartig op den schouder. „Welnu dan, toen ik daareven uw kraclH tige armen zoo bewonderde, was ik op he^ punt u te verzoeken ze tot model te mogen, nemen» om ze te gebruiken voor groote schiet derijen die ik later van plan ben te gaan schilderen. (Wordt vervolgd!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1915 | | pagina 6