HE OÖRLOI3 Nabij en vèraf. XXI. „GEBOREN HAARLEMMERS!" Nu, onze redactie lieeft zich wat op den hals gehaald, toen zei de vorig© week in, een „Alledagje" op de zonderlinge adverten tie inging, die in dit blad lieeft gestaan, en waarin iemand penision en gemeubeleerde kamers vroeg, bii voorkeur hij mensehen die géén „geboren Haarlemmers" waren! We vroegen toen onzen lezers, of ze durf den bevroeden wat die klaarblijkelijke tegen zin tegen „geboren Haarlemmers" w|«il te beteekenen zou hebben, of er werkelijk zoo iets bestaat, en zoo ja, wat daarvan de reden zou zijn Welnu: we hebben antwoorden gekregen bij dozijnen! Korte en lange brieven, heel© verhandelin gen zelfs, booze en goedmoedige, aa,rdige en vervelende, onderhoudende en zakelijke brie veneen collectie die niet een rood bandje saam gebonden, ons het prettige denkbeeld geeft van den advocaat, die met welbehagen z'n „dossier" over de een of andere zaak heeft bij mekaar gebundeld. Maar als ik nu eerlijk zeggen motet want ik heb het heele dossier doorgele zen van a tot z of de kwestie, bovenge steld, voor mij zou zijn opgelost, dan moet ik bekennen: neen. Ik heb nog steeds geen bewijzen gelezen voor de stelling, dat „geboren Haarlemmers!" werkelijk zulke relatief-onaangename lui zouden wezen! Ocli ja, de algemeens opinie is zoo, en in een publiek geval als dit, kan meni aan de publieke opinie wel kracht van bewijs toe voegenMaar is daarmee de kwestie op gelost1? Al onze beantwoordingen komen in hoofd zaak neer op deze bewering: de „geboren Haarlemmer©" zijn stijf en gesloten en stuursich tegenover niet-Haarlemmer©, en in den „kring" van de geboren Haarlemmers komt iemand van buiten nooit met dezelfde hartelijkheid binnen. Blijkbaar zijn al die brieven die we kre gen, vanniet-Haarlemmers van geboor te, 'en de Haarlemmer,s-zèlf Ibebben gezwe gen, wat dan, als de publieke opinie der an deren waar zon wezen, als een bevestiging daarvan kan worden opgenomen. Er zijn in die brieven wel lioogst-interes- sante dingen medegedeeld! Zoo vertelt ons een moeder, die nu al 35 jaren hier ter stede woont, dat haar oudst© zoon, die géén Haar lemmer is, een keel ander karakter heeft dan haar .jongste, die „op-en-top een Hsar- "lc,miner is (zoo schrijft ze), dus stug en op „z'n eigen en afgetrokken en eenzelvig"..,. Een vader daartegenover, die met een Haarlemsche dame is gehuwd, schrijft dat al zijn kinderen „de stijfheid van de Haar lemmers in hun bloed sidbrijnen te hebben," wat hem als Amsterdammer maar matig schijnt te bevallen. „Amicaal wordt je nooit met de Haarlem- mei©", zoo schrijven er woordelijk hetzelfde zeven briefschrijvers, het zou inderdaad verwonderlijk zijn als die zeven, die precies dezelfde woorden gebruiken, het nu allen evenzeer mis hadden, en alle zeven zieli iets verbeeldden wat niet waar was. Is derhalve in die brieven een direct be wijs niet gelevérd, toch moeten we aanne men, dat de „geboren Haarlemmers" van nature gesloten zijn, eenzelviger, dan ande reu. Er wordt echter .te dezen opzichte veel overdreven. Een der briefschrijvers b.v., die nogal liard van leer trekt, wil ons wijsma ken dat een „geboren Haarlemmer" die een niet-Haarlemmer-eollega op straat ^tegen- komt, precies altijd „een vuiltje in zu oog krijgt" of iets dergelijks, zoodat bij hem niet ziet.... Hat is toch, naar onze ondervinding althans, wel wat sterk! Ernstiger is, wat door een werkman, die in bet sociale leven van'onze stad een gxre- den naam beeft, ons wordt verteld. Deze deelt als zijn ondervinding mede, dat men in de sociale vereenigingen goed moet uitko ken, om liefst niet aan de „gelboren Haarlem mers" de leiding te geven, want dan loopt de zaak, naar zijn ondervinding (die hij met voorbeelden zoowaar staaft) glad in het hon derd: de „amiealiteit" steeds hetzelfde woord! is er dan weg, de geest van cri- tiek en afbreken wordt dan overheerschend, en vereeniging kwijnt!.... Als dat waar zou zijn maar het is dunkt ons al heel gevaarlijk, om het als regel te stellen! dan zou het er waarlijk met de ras-kwaliteiten van onze inheemscbe stad- genooten niet goed uitzien! Een ander, óók een werkman, die een klacht uit in denzelfden gin, maakt het uit zijn ondervinding nog erger. Een 25 jaar ge leden zoo schrijft hij werd in Haarlem- selre fabrieken, kantoren, magazijnen en werkplaatsen de niet-Haarlemmer die er in dienst kwam, door de edbte Haarlemmers zooveel mogelijk geplaagd en getreiterd. Men deed alles om den, niet-Haarlemmer eruit te werken, hulp kreeg hij van niemand, en de „geboren Haarlemmers" vormden een ge sloten kring, die beslist vijandig stond tegen den „indringer." Zelfs op de groot© werk plaatsen der Holl. Spoor was dat het geval, zoo deelt deze schrijver mede. De reusachtige vlucht echter, die in de laatste jaren ook bier de industrie nam, was oorzaak dat dia „Haarlemsche Nurksen" niet meer voldoen de waren en dat er meer menscken van bui ten moesten komen. En zoo schrijft deze beoordeelaar „vooral in -de ijzer-in- „dustrie werd door hepren patroon® ingezien „dat het zelfs aanbeveling verdient voor „sommige vakken beslist werklieden te ne- „men uit andere streken en plaatsen"Of het waar is, kunnen wij niet héoordeelen, nu?ar teekenend is dit oordeel wel! Het spreekt vanzelf, dat zoo goed als alle antwoorden op onze vraag de zinsnede inlriel- den, dat er uitzonderingen zijn op den re- £©1, dat er ook onder de nieb-Haarlemmers SJenoeg narige, stuursche sehepseljen ronid- «>open Ja, hoe zou hot anders! En wel merkwaardig is ook de bede, door 'Jtaekwsrt onzer briefschrijvers geuity om asjeblieft hun naam toch niet in de krant te zetten, want dan zou de ruzie met de vrienden, zelfs met de huisgenooten, niet te voorkomen zijn! Dat het Volkszangorgel zoowaar er óók wordt bijgehaald door menigeen, is te begrij- pen, maar die niet-Haarlemmers dan, die zoo klaagden over niet-meezingen op straat, waarom hebben die bun mond niet openge daan?.... Een "winkelier, die óók al zooals bijna alls briefschrijvers niet onaardig de feiten constateert, maar ze niet verklaart, schrijft ons dat hij beslist geen winkeljuffrouw aan neemt, die een „geboren Haarlemsche" is, omdat zijn ondervinding hem beeft geleerd, dat zoo eene stuursch ia en niet vriendelijk genoeg, en voor zijn zaak dus niet geschikt!.. 't ls wel een bard oordeel, en naar het ons voorkomt in zijn algemeenheid zeker overdreven. Ten slotte geven we weer wat een onder wijzer ons schreef: Zijn oordeel is, dat men op de school reeds de Haarlemsche kinderen uit oude Haar- lensche families kan onderscheiden van de andere. En hij is de eenige die dat zoekt te verklaren: hij zoekt de„stijfheid en de „stugge geslotenheid" waar ook hij van spreekt, in de historische afstamming onzer ge westgen oo ten, die West-Friezen zijn, de Friesche koelheid en de Friesehe koppigheid nog in hun karakter hebben, doch de Frie sche deugd van hartelijke genegenheid voor eikander hebben verloren door de inmen ging van zooveel anderen, niet-Friezen, die de zuiverheid van het ras hebben bedorven., Is de oplossing juist? In ieder geval is Th et een verklaring, en omdat die blijk geeft van opmerking en studie, hebben we hem den prijs gegund. Maar heelemaal voldaan zijn we nog niet. en de kwestie of de man die de oorzaak is van deze heele twistvraag door z'n adverten tie, waarin hij kamer© vroeg liefst niet bij ge boren-Haarlemmers, nu gelijk had of niet, is nog bij lange niet uitgeput en opgelost! F. S, EEN OORDEEL OVER DEN CZAAR EN HET CZARENRIJK. In de Kreuzztg. schrijft professor Hoetzsch dit keer een ^rondi§,e studie over R/UbltHiUj die in vele opzichten oen meening' weergeeft, welke van de gebruikelijke opvattingen af wijkt. In de eerste plaats bestrijdt bij de voor stelling, als zouden de jongste gebeurtenissen in Rusland het gevolg zijn van den strijd tus- schen de „hofpartij" en de „grootvors'partij Hoetzsch schrijft: „Het is een verkeerde voorstelling, dat in dezen strijd aan het hof thans do oorlogs partij het tegen ©en andere heelt moeten afleggen en de willooae Czaar van deze ver der de leiding', ontvangt. Men heeft de per soonlijkheid van NikOlaus II hij' ons steeds onderschat. Hij heeft altijd een grooter aan deel in de gebeurtenissen gehad, dan de ver halen overhem in Europa wisten te be richten en hij zal het ditmaal des te eerder gehad hebben, daar liet thans ging om liet behoud van de dynastie en hij' zeker kon zijn van een krachtigen steun bij zijn eigen familie. Hij wordt gesteund door grootvorst Cyril, ©en man van groot© wilskracht en een verbitterd tegenstander van grootvorst Niko- laj en bovenal is de band iusschen zijn moe der en grootvorst Nikolaj, die anderhalf de cennium geleden den Czaar zelfs op. den troon heeft bedreigd, nu verbroken. De keizerin- moeder vormt met de Czarina ©n grootvorst Cyril een gesloten groep, die volkomen in staat is, tegenover den tot dusver almach- tigen oom besluiten van den Czaar te be palen en te ondersteunen." Belangwekkend zijn de vermoedens, die Hoetzsch uitspreekt aangaande de redenon, die den 'Czaar er toe hebben gebracht, het opperbevel op Zich te nemen. Men mag. niet gelooVwii, zegt de schrijver, dat de Czaar dezen stap heeft ondernomen als gevolg van een druk, door de Doema uitgeoefend. De Doema heeft totnogtoe niets gepresteerd; zij is dMik bezig' doch" zonder werkelijk de lei ding van de gebeurtenissen te hebben. Veel van do verhandëlingen is niets dan ij del gepraat. Een bewijs daarvoor is reeds de terughouding van de sterke mannen in Rus land, als Kriwosjin. tVan meer beteekenis is de energie, die de groote handels- en nijverheidskringen te Mos kou en de aldaar vereenigde Semstwo-bonden hebben getoond. Zij slechts waren* in staat, een besüssenden druk op den Czaar te oefe nen en in de bekende besluiten hebben zij dit ook gedaan. Zij hebben zich' tegen den invloed der Doema gekeerd en de rögeering tot nu toe streng gelaakt. Moskou is het hart van Rusland, is Rusland zelf. Dientengevolge heeft cló Czaar gehoor gegeven aan de won- schen van deze Moskousche groepen en het wachtwoord uitgesproken: „Alles voor het leger." Daarmee werd de politieke kritiek de wapens uit de hand geslagen. Het ver langen naar een verantwoordelijk ministerie, de wensch, het plaatselijk bestuur verder te hervormen, zijn op den achtergrond gedron gen, zoolang de Czaar zijn krachten uitslui tend aan het lieger wijdt. Professor Hoetzsch gaat nog een schrede verder in zijn onderzoekingen met de vraag, welke omstandigheden pen der gelijken na druk hebben verleend aan do voorstellen van do Moskousche kooplieden en do Semstwo's. Hij1 meent deze te vindon in do onmogelijk heid, den terugtocht voort to zetten op de tot dusver gevolgde wijze, gepaard gaande met de vernietiging van een reusachtige oeeo- nomische en industrieel© waarde. Men kan niet langer loochenen, dat hierin de oor sprong' ligt van da revolutionaire stroomin gen in geheel' Rusland. Een verdere terug tocht zou deze slechts nog meer versterken en daarom, meent Hoetzsch, heelt de Czaar den voorkeur gegeven aan ©en groot-en, be- slissenden strijd, hetgeen thans ongetwijfeld in zijn bedoeling ligt, boven een slepende crisis, die het gevolg van de taktiok van den grootvorst zou zijn geweest. Het besluit, deze beslissing te zoóken, dringt gelijktijdig 'liet streven van de genoemde politieke lichamen terug en verhinderd, dat een verder voort schrijden van cTe vernietiging der oecono- mische kracht van het land hét gevaar van een revolutie vergroot. Hoetzsch vat zijn beschouwingen samen in de volgende woorden: „Het inzicht dus, dat een beslissing nadert en de .wil, deze te aanvaarden, wat ook het gevolg daarvan mag zijn, schijnen het besluit van dón Czaar te hebben bepaald." VERSPREIDE BERICHTEN Be Eirgolsclre financiën, Br. Charles Ferguson, die in 1913 als bizondere afgevaardigde van president Wilson een reis maakte door Europ.a ter bestudeering van zekere financieel© vraagstukken, schrijft in het September nummer van het tijdschrift „International" een artikel, dat tot titel voert: „De Engelscho financiën in Gevaar". Het volgende is er aan ontleend: J. A. Hobson, een 5p den voorgrond tredend Engelsch nationaal-econoom, stelde onlangs vast, dat de Engelscho regeering van da vrij willige lee ning tot cje dwang-leening zou moeten over gaan, wanneer het den oorlog tot aan April 1916 zou willen voortzetten. 'Bovendien zou het de belastingschroef zóó vast moeten aan schroeven, dat alle luxe en alle gewoonten van het Engelscho leven— automobielen, we- kelijksche tochten, alcohol, theaters ter zijde zoude moeten .worden gesteld. Op grond van deze uitlatingen en ook aan do hand van andere gegevens, is dus aan de financieel® weerstand van Groot- Britanntë een tijdgrens gesteld van nog geon twee jaren. Reeds nu wordt aan het krediet-vermogen van het land een zoo zware toet3 gelegd, dat de krach ieder oogenblik kan uitbreken. De gevolgen zouden in principe dezelfde zijn, - al ware zij ook veel grooter - als bij een finan cieel bankroet van een bizondere bankin stelling zooals bijv. van 'tiet huis Baring Brothers. Om do oorlogsvlam verder gaande te hou den, moet Engeland zooveel van zijne rente dragende buitenlandsche papieren op de Amerikaansche markt werpen eena andere heeft 't immers' niet als w;ij maar geneigd zijn te koopen. Iedere waarnemer van do New-Yorksche beurs kan weten, dat tot nu de Engelscho bezitters van vreemde papieren slechts geringen ijver aan den dag hebben gelegd ten opzichte van deze aangelegenheid en dat wat in deze richting werd gedaan meer een uiting was van patriottisme dan van de Engelscho neigin'g om zaken te willen doen. 'Van zelf rijst dan ook 'de vraag of Engeland zich op dit p'atriottisme zal kunnen verlaten, wanneer het er om gaat, de laatste „100 millioen pond sterling" op te brengen, welke volgens het gezegde -van Lloyd George den oorlog1 zullen doen winnen. De Engelsch- man begeeft zich uit vaderlandsliefde gaarne in levensgevaar, maar schijnt volgens de er varing, weiko de iïnancieele geschiedenis leert, bijzonder te worden bekoord de vlucht te nemen om zich zelf in veiligheid te bren gen, wanneer een financieel gebouw dreigt ineen te storten 1 Wanneer oen Londensch vaktijdschrift als de „Statist" schrijft: „De dag nadert, dat de natie do geweidige oor logskosten niet meer zal kunnen bestrijden uit de spaargelden noch uit de ter beschikking staande kapitalen," dan zou het van den kant van een 'Amerikaanschen financieelen waar nemer een daad van verraad zijn, als hij zijne landslieden niet wees op het gevaar, dat hen dreigt bij een altijd mogelijke ineenstorting van de Engelscho financiën. De reusachtige boog naar den hemel opstrevenden toren bouw van de Engelscho financiën is rc-eds aan het wankelen te midden van den grooten wereldorkaan. Do moderne wijze van oorlogvoeren is niet anders dan een soort omgekeerde industrie. De natie, welke het beste is toegerust tot den arbeid, ïs ook het beste toegerust tot den oorlog. Maar eerst moet natuurlijk de finan cieel© sterkte aanwezig zijn. Het is wel moge lijk om een groote scheppende natie in eenige weken in een oorlogs-organisatie te veran deren, maar niet omgekeerd. Tevergeefs zijn daarom alle voornemens en besluiten een volk •op te voeren tot de hoogten van industrieele meesterschap, enkel, omdat men zich heeft voorgenomen „tot aan het bittere einde" te strijden! Een Engelscho leugen-illustratie. Een sterk staaltje, op, welke wijze in som mige landen de publieke opinie misleid en vergiftigd wordt, vond de Limb. IC- door vergelijking van een tweetal geïllustreerde bladen. Het eene blad is de (Nederlandsche) ICath. Illustratie van 3 Juli 1915. Op bldz. 611 zien we een aardige l'oto, voorstellende een kath. priester, die vreedzaam bij can lezen- den Duiischeu onderofficier staat, terwijl ter zijde twee Euiische officieren lafchend en op geruimd toeluisteren. Het dnderschrift luidt: „Uit het "door de Duitschers bezette België; Passen-onderzoek van een Belgisch pastoor door Duitsche posten." We herkennen dè plaats en den geestelijke zeor goed, zegt het blad: het is de ons persoonlijk bekende pastoor Pekel, van OudVroenhoven, een Ne der Jandsch priester, sinds jaren in België werkzaam, cn de plaats is de grens bij (Belgisch) Vroonhoven. Vermoedelijk is de foto in de onmiddellijke nabijheid, op het gebied van 'Oud-Vroenhoven (grensgemeente in Ned. Limburg', bij Maastricht) genomen. Het andere blad is de Londcnsche illustra tie The Daily Mirror. In het no. van 8 Juli 1915 treffen we op pag;. 8 een gedeelte aan van bovengenoemde foto, nl. dat waarop de pastoor en de onderofficier voorkomen. De gemoedelijke officieren zijn eraf gesneden, de foto is vergroot, en eronder staat nu: „German soldier examining a Belgian priest's papers, the Huns hinder the priests in their work in every possible way." D. w. z. „Duitsche soldaat, do papieren van oen Bel gisch priester onderzoekend. De Hunnen" (scheldwoord voor de Duitschefs) „hinderen do, priesters in hun arbeid op alle mogelijke manieren." Ziedaar wel ©en truc, waar tegen elk eerlijk voelend journalistiek gemoed in opstand komt, onverschillig; te wiens nadeelo hij ge richt is. OORLOGS-ALLERLEI, DE WERKEN VAN FRIEDEICHSTADT. Een oorlogscorrespondent van de Voss. Ztg. schrijft: Wie voor de eerste maal een veldbeveetiging als het bruggenhoofd van Friedrichötadt van de Dnna ziet, kan niet begrijpen, dat een dergelijke stelling in stornr genomen kan worden. Eén tot anderhalf kilometer van de stad loopt een linie van bevestigingen in den vorm van een lialven cirkel achter sterke draadversperringen, De loopgraven zijn met schietgaten onder een stevige dekking van halken! en plaggen. Vijf tig pas daarachter schuilplaatsen met een anderhalf meter dikke, viervoudige balken en aardlaag, die ook tegen zware granaten bescherming bieden. Nadat dagen lang ver kenningen plaats' gevonden hadden en het plan tot in die kleinigheden bepaald was1, begon de beschieting 3 September, 's mor gens om zes uur. Het veldgeschut was ge deeltelijk in de loopgraven, driehonderd me ter voor het vijandelijk front opgesteld, om bij do vijandelijke machinegeweren met suc ces te kunnen bestrijden. De waarnemers der artillerie moesten tus schen heuvels en kreupelhout zeer ver naar voren onder lret hevigste vuur hun werk doen. De uitwerking der artillerie was schit terend, bijna alle schoten van de zware mor tieren lagen in een strook van twintig meter voor en achter de loopgraven, die vele ma len getroffen waren. Onder een pauze van het vuur snelden de Russen uit hun schuil plaatsen in de loopgraven, omdat zij dacht©:'-, dat de aanval beginnen zou. Op eenmaal echter begon het vuur weer. Een groot ge deelte van de vijanden kon niet- meer terug in de schuilplaatsen en werden nu door een vuur dat anderhalf uur duurde, gedeeltelijk vernietigd, gedeeltelijk gedemoraliseerd. Om tien uur zou de bestorming beginnen. Een kwartier vroeger ziet de commandant van een compagnie, dat rechts en linke van hem reserve sprongsgewijze naar voren getrok ken wordt. Hp denkt, dat 'bet reeds begint en dringt met zijn troep in eens over den 350 meter langen afstand tot de vijandelijke loopgraven door. De draadhindernrseen wa ren op verschillende plekken door zware gra naten vernield en zoo konden verschillend© groepen onmiddellijk in de loopgraven sprin gen. De gedemoraliseerde Rus-en boden geen tegenstand meer, en ook de mannen uit de schuilplaatsen kwamen met de handen om boog te voorschijn. Meer dan 3300 gevange nen en 37 officieren en 5 machinegeweren vielen in onze banden. DE BESCHIETING VAN UTö. De „Elbinger Zeitung" bevat een brief van een matroos, waarin bijzonderheden vermeld worden over de beschieting van Utö, een steunpunt voor kruisers en torpe dobooten in de Finsehe golf. Een Duitsch linieschip en een kleine kruiser namen aan deze onderneming aan de klippenrijke kust deel. Do matroos"vertelt: Den morgen van den tienden Augustus verkeerden wij allen in spanning, wien de taak zou opgedragen worden, het linieschip of den kruiser. Tot. ons aller teleurstelling valt de keuze op, dezen laatste. Hij zet koers naar het eiland, welles vuurtoren scherp tegen den horizon afsteekt, ziet echter onmiddellijk daarop, vijandelijke torpedojagers, waarop hij jacht begint te maken. Nu gaat plotseling op, ons vlaggeschip het signaal omhoog. ,Utö be schieten. Groote vreugde, aan boord. Klaar tot het gevecht, wordt aangeslagen en met groote snelheid varen wij op het eiland toe. Wij komen voorbij een mijnversper- ring en vervolgens in het moeilijke en klip penrijke vaarwater, waar wij den koers on middellijk naar den vuurtoren nemen. In- tusschen heeft de kleine kruiser de torpe- dobooton tegen de kust gejaagd. Achter het eiland wordt tegelijkertijd een pantser kruiser van de Bajanklasse zichtbaar. Dui delijk teekenen de vier schoorsteenen ziclr tegen de ruiten van het eiland af. Door alle spreekbuizen gaat nu het bericht: Een vij andelijke kruiser in zicht. Op zeven duizend meter afstand draaien wij bij en onmiddel lijk worden de eerste salvo's door de zware en gemiddelde artillerie op den pantser kruiser en de torpedooooten gelost. Deze geven ziclr niet eens do moeite het vuur te beantwoorden. De booten verdwijnen ach ter het eiland. De kruiser loopt snel verder in het door klippen en rotsen versperde vaarwater. Spoedig bedraagt de afstand veertien tot zestien kilometer, slechts- sohoorsteenen én masten blijven nog eeni- gen tijd zichtbaar. De waterlinie is door de tusschenliggènde klippen voortdurend ge dekt. In plaats van den pantserkruiser ope nen nu plotseling verdekt gebleven land- batterijen op, het eiland een hevig vuur tegen ons. Aan Jret. mondingsvuur herkennen wij niet minder dan drie batterijen. Een verdekt op gestelde houwitser-batterij schijnt daar ach ter te liggen. Men moet het den Russen na geven, zij schieten niet slecht. Want spoe dig hagelen de goed gerichte salvo's om ons schip. De vaart wordt vergroot, de koers veranderd en ook onze artillerie houdt zich niet stil. Onze zware granaten vinden haar weg in de vijandelijke batterijen, waar de kanonnen met hoog opspuitende ontploffin gen buiten gevecht worden gesteld. De Russen verdedigen zich dapper, maar lang zaam sterft hun vuur weg en weinige mi nuten later weten we, dat de vijandelijke batterijen tot zwijgen zijn gebracht. Slechts één granaat trof ons. Zij barstte in den voorsten schoorsteen en zond naar allo kan ten splinters zonder echter iemand te kwet sen of belangrijke schade aan te richten. Terwijl onze artillerie zich weer aan den pantserkruiser wijdt, dien wij zoo gaarne wat nader waren gekomen, wordt een nieu we vijand gemeld. Een vijandelijke duik boot heeft ons beslopen. Door snel draaien ontgaan wij haar torpedo. Twee torpedo booten, die tot nog toe trouw onze zijde hadden gehouden, werpen zich op den ge vaarlijken vijand. Als het vlaggeschip, dan nog een tweede duikboot' rapporteert, die ons naar het schijnt bij den uitgang beloert, wordt lret voor ons lroog tijd lret gevaarlijke, vaarwater te verlaten. Onze taak is boVcn* dien vervuld. De batterijen zijn tot zwij« gen gebracht en de Russische kruiser is niet meer te genaken. In zigzagkoers en met de grootste snelheid stoomeu wij uit het moeilijke vaarwater, steeds den vijand onder vuur houdend. Zoo bereiken wij de rest van het eskader. HET BOMBARDEMENT. Een medewerker van de „Frankfurter Zei* tung" vertelt: De fabrieken met de omringende weiden, in een dal tusschen heuvels met boseh begroeid, lag in de vuurlinie en was niet alleen een punt, dat de vijandelijke artillerie beheeiseirfe, maar was zelfs een kruispunt van haar vuur. Heel dikwijls dreunden aan den eenen cant de scho ten van een Duitsche baterij als de toornig© uitdagende drieslag van een reu/.enhamer, en als antwoord daarop raasden en ratelden, van da andere zijde de vijandelijke granaten voorbij als onzichtbare strijdwagens. Zij reden, zoekend naar onze batterij, donderend den heuvel op eu wierpen een fontein van aarde en takken en stukken van boomstammen hoog in de luelit. De troepen, die in rust of als reserve in da fabriek lagen, bekommerden zich niet. om dit artillerieduel; het stoorde hen, die 's naalits in de loopgraven waren geweest, niet in hun sisap; overdag. Meestal begon trouwens het gedonder van 't geschut ook eerst in den avond, als zij, reeds weer -in de loopgraven waren terugge keerd. Maar ook de achtergeblevenen zagen op; zijn hoogst een enkele maal van het. voorplein uit, om het spel met de granaten na te gaan, elkaar te wijzen waar die insloegen; overigen* deden zij hun werk, drenkten de paarden, zo:g< den voor de veldkeukens, schreven op ho; bu reau of arbeidden in de, werkkamers, vooiakin da timmerwerkplaats, waar zij alle mogelijke werk, tuigen vonden en van alles maaktennu eeni kruis voor 't graf van een gevallen kameraad, dan een aanreohtbank voor den kok, of een kastje voor thuis. Ezels, met volle of leege man den en zakken beladen, draafden naar do heuvel* of van daar i-cug, en het aardigste en vroolijk- ste dier daaronder was een bijna witte ezel- Maar liet zich een schot hooren van het kanon, dat tegen vliegers was opgesteld en werd een klein, zwart punt aan den hemel zichtbaar, wek dra door ronde, uiteenwaaiende shrapnell-wolk, jes omringd, of ging een vijandelijke balloiw captif aan den verren horizon in de hoogte, plotseling lag het plein als uitgestorven en verr toonde geen hoofd zich voor de vensters. Op zekeren dag nu, laat in den middag, nadaï het eenige dagen bijzonder rustig was geweest, hoorden wij plotseling slag op slag, schoten; vallen, met zulk een gekraak, alsof de aard* barstte en spleet. De muren der fabriek trilden, en de nagalm van elk schot klonk alsof ijzeren platen op een steenen vloer werden geworpen, of als het geratel en gediuïsok van ze are snel, treinen. Toch was ook nu niemand ongerust, men merkte alleen ,op, dat de brojectielen bij, zonder zwaar moesten zijn en op het bureau stonden de schrijfmachines niet stil. Eerst na een poosje gingen de administrateur en zijn, schrijvers uit nieuwsgierigheid eens naar heti plein en keken daar, met vele anderen, toe, lio® de granaten in den heuvel sloegen en dan Imv, schen den heuvel en de fabriek neerploften op straat. Toen echter viel de eerste treffer op het plein, andere volgden en dó modder vloog den solda, ten, dié in groepen stonden, reeds cm de ooren, De fabriek, zoo lang op ©begrijpelijke wijs© ge* spaard, scheen nu platgeschoten te zullen wor, den. Men snelde weg om hot naakte leven t* redden, men liet alles, zelfs het ongesloten bureau, in den steek. In liet helsch spektakel worden de gezichten bleek. Een geleiding», draad knapt af en valt neer langs de hoofdeut vele vensterruiten der fabriek springen door den luchtdruk. Een deel der vluchtelingen stclti zich op in een doodloopend slop tusschen twee stallen. Bij de pomp stond een nieuweling op 't oorlogsveld, met bloed en schuim voor den. mond. Dan vluchten wij allen weg, over de wei, den. Eén blijft er achter, schreeuwend van pijn." en angst, een granaatsplinter heeft hem getrof fen: gelukkig komen op den sraatweg twea hospitaalsoldaten voorbij, die naar hem toesnel, len, hem helpen. De straatweg loopt langs da achterzijde van 't gebouw, welke minder bescho ten wordt. Daar kan men in veiligheid komen, als men den greppel er naast als dekking ge, bruikt en bij elk nieuw schot plat op den buik? gaat liggen. Wij komen op de helling aan de overzijde en daar kunnen we afwachten en onderusschen uitkijken. Iq den rustigen zomeravond zitten voor do open huisdeuren de bewoners van het dorp en de militairen bijeen. Maar als de sche mering dichter wordt, voelen do vluchtelingen, ook de angatigen onder hen, zich gedreven door nieuwsgierigheid, en ofschoon het vuur nog niet geheel zwijgt, keeren wij terug naar de fabriek. En alles gaat weldra in liet oord van ver, schrikking weer zijn gewonen gang. Men leest' weer zijn krant of boek, of zit in den avond ondor do groene stuiken. De beschieting was als een koortsaanval, die, als bij voorbij is, oolÈ dadelijk vergeten wordt. In het slop tusschen. do stallen is een hom gevallen. Van een muni, tiewagen, die evengoed geheel -Tl de lucht bad kunnen vliegen, zijn de wielen verbrijzeld, Do veldkeuken is doorboord door granaatspiin, ters, doch er naast zitten reeds weer soldaten en babbelen en rooken en pakken postzakken' uit, en van hot bureau klinkt het getik dei? schrijfmachines. Men zegt, dat er een aantal gewonden zijn. In een stal werden drie rijpaar den gedood. De grond op het plein is omga,' woeld en er is menige trechter te zien. En mid,, den op het plein ligt, met gebroken poot en eea'j bloedplas de witte ezel. NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT t^p^bl«p

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1915 | | pagina 5