HE OÖRLOI3
Nabij en vèraf.
XXI.
„GEBOREN HAARLEMMERS!"
Nu, onze redactie lieeft zich wat op den
hals gehaald, toen zei de vorig© week in,
een „Alledagje" op de zonderlinge adverten
tie inging, die in dit blad lieeft gestaan, en
waarin iemand penision en gemeubeleerde
kamers vroeg, bii voorkeur hij mensehen die
géén „geboren Haarlemmers" waren!
We vroegen toen onzen lezers, of ze durf
den bevroeden wat die klaarblijkelijke tegen
zin tegen „geboren Haarlemmers" w|«il te
beteekenen zou hebben, of er werkelijk
zoo iets bestaat, en zoo ja, wat daarvan de
reden zou zijn
Welnu: we hebben antwoorden gekregen
bij dozijnen!
Korte en lange brieven, heel© verhandelin
gen zelfs, booze en goedmoedige, aa,rdige en
vervelende, onderhoudende en zakelijke brie
veneen collectie die niet een rood bandje
saam gebonden, ons het prettige denkbeeld
geeft van den advocaat, die met welbehagen
z'n „dossier" over de een of andere zaak
heeft bij mekaar gebundeld.
Maar als ik nu eerlijk zeggen motet
want ik heb het heele dossier doorgele
zen van a tot z of de kwestie, bovenge
steld, voor mij zou zijn opgelost, dan moet
ik bekennen: neen.
Ik heb nog steeds geen bewijzen gelezen
voor de stelling, dat „geboren Haarlemmers!"
werkelijk zulke relatief-onaangename lui
zouden wezen!
Ocli ja, de algemeens opinie is zoo, en
in een publiek geval als dit, kan meni aan de
publieke opinie wel kracht van bewijs toe
voegenMaar is daarmee de kwestie op
gelost1?
Al onze beantwoordingen komen in hoofd
zaak neer op deze bewering: de „geboren
Haarlemmer©" zijn stijf en gesloten en
stuursich tegenover niet-Haarlemmer©, en in
den „kring" van de geboren Haarlemmers
komt iemand van buiten nooit met dezelfde
hartelijkheid binnen.
Blijkbaar zijn al die brieven die we kre
gen, vanniet-Haarlemmers van geboor
te, 'en de Haarlemmer,s-zèlf Ibebben gezwe
gen, wat dan, als de publieke opinie der an
deren waar zon wezen, als een bevestiging
daarvan kan worden opgenomen.
Er zijn in die brieven wel lioogst-interes-
sante dingen medegedeeld! Zoo vertelt ons
een moeder, die nu al 35 jaren hier ter stede
woont, dat haar oudst© zoon, die géén Haar
lemmer is, een keel ander karakter heeft
dan haar .jongste, die „op-en-top een Hsar-
"lc,miner is (zoo schrijft ze), dus stug en op
„z'n eigen en afgetrokken en eenzelvig"..,.
Een vader daartegenover, die met een
Haarlemsche dame is gehuwd, schrijft dat
al zijn kinderen „de stijfheid van de Haar
lemmers in hun bloed sidbrijnen te hebben,"
wat hem als Amsterdammer maar matig
schijnt te bevallen.
„Amicaal wordt je nooit met de Haarlem-
mei©", zoo schrijven er woordelijk hetzelfde
zeven briefschrijvers, het zou inderdaad
verwonderlijk zijn als die zeven, die precies
dezelfde woorden gebruiken, het nu allen
evenzeer mis hadden, en alle zeven zieli iets
verbeeldden wat niet waar was.
Is derhalve in die brieven een direct be
wijs niet gelevérd, toch moeten we aanne
men, dat de „geboren Haarlemmers" van
nature gesloten zijn, eenzelviger, dan ande
reu. Er wordt echter .te dezen opzichte veel
overdreven. Een der briefschrijvers b.v., die
nogal liard van leer trekt, wil ons wijsma
ken dat een „geboren Haarlemmer" die een
niet-Haarlemmer-eollega op straat ^tegen-
komt, precies altijd „een vuiltje in zu oog
krijgt" of iets dergelijks, zoodat bij hem niet
ziet.... Hat is toch, naar onze ondervinding
althans, wel wat sterk!
Ernstiger is, wat door een werkman, die
in bet sociale leven van'onze stad een gxre-
den naam beeft, ons wordt verteld. Deze
deelt als zijn ondervinding mede, dat men
in de sociale vereenigingen goed moet uitko
ken, om liefst niet aan de „gelboren Haarlem
mers" de leiding te geven, want dan loopt de
zaak, naar zijn ondervinding (die hij met
voorbeelden zoowaar staaft) glad in het hon
derd: de „amiealiteit" steeds hetzelfde
woord! is er dan weg, de geest van cri-
tiek en afbreken wordt dan overheerschend,
en vereeniging kwijnt!....
Als dat waar zou zijn maar het is dunkt
ons al heel gevaarlijk, om het als regel te
stellen! dan zou het er waarlijk met de
ras-kwaliteiten van onze inheemscbe stad-
genooten niet goed uitzien!
Een ander, óók een werkman, die een
klacht uit in denzelfden gin, maakt het uit
zijn ondervinding nog erger. Een 25 jaar ge
leden zoo schrijft hij werd in Haarlem-
selre fabrieken, kantoren, magazijnen en
werkplaatsen de niet-Haarlemmer die er in
dienst kwam, door de edbte Haarlemmers
zooveel mogelijk geplaagd en getreiterd. Men
deed alles om den, niet-Haarlemmer eruit
te werken, hulp kreeg hij van niemand, en
de „geboren Haarlemmers" vormden een ge
sloten kring, die beslist vijandig stond tegen
den „indringer." Zelfs op de groot© werk
plaatsen der Holl. Spoor was dat het geval,
zoo deelt deze schrijver mede. De reusachtige
vlucht echter, die in de laatste jaren ook
bier de industrie nam, was oorzaak dat dia
„Haarlemsche Nurksen" niet meer voldoen
de waren en dat er meer menscken van bui
ten moesten komen. En zoo schrijft
deze beoordeelaar „vooral in -de ijzer-in-
„dustrie werd door hepren patroon® ingezien
„dat het zelfs aanbeveling verdient voor
„sommige vakken beslist werklieden te ne-
„men uit andere streken en plaatsen"Of
het waar is, kunnen wij niet héoordeelen,
nu?ar teekenend is dit oordeel wel!
Het spreekt vanzelf, dat zoo goed als alle
antwoorden op onze vraag de zinsnede inlriel-
den, dat er uitzonderingen zijn op den re-
£©1, dat er ook onder de nieb-Haarlemmers
SJenoeg narige, stuursche sehepseljen ronid-
«>open
Ja, hoe zou hot anders!
En wel merkwaardig is ook de bede, door
'Jtaekwsrt onzer briefschrijvers geuity om
asjeblieft hun naam toch niet in de krant
te zetten, want dan zou de ruzie met de
vrienden, zelfs met de huisgenooten, niet te
voorkomen zijn!
Dat het Volkszangorgel zoowaar er óók
wordt bijgehaald door menigeen, is te begrij-
pen, maar die niet-Haarlemmers dan, die
zoo klaagden over niet-meezingen op straat,
waarom hebben die bun mond niet openge
daan?....
Een "winkelier, die óók al zooals bijna
alls briefschrijvers niet onaardig de feiten
constateert, maar ze niet verklaart, schrijft
ons dat hij beslist geen winkeljuffrouw aan
neemt, die een „geboren Haarlemsche" is,
omdat zijn ondervinding hem beeft geleerd,
dat zoo eene stuursch ia en niet vriendelijk
genoeg, en voor zijn zaak dus niet geschikt!..
't ls wel een bard oordeel, en naar het
ons voorkomt in zijn algemeenheid zeker
overdreven.
Ten slotte geven we weer wat een onder
wijzer ons schreef:
Zijn oordeel is, dat men op de school reeds
de Haarlemsche kinderen uit oude Haar-
lensche families kan onderscheiden van de
andere. En hij is de eenige die dat zoekt te
verklaren: hij zoekt de„stijfheid en de
„stugge geslotenheid" waar ook hij van
spreekt, in de historische afstamming onzer
ge westgen oo ten, die West-Friezen zijn, de
Friesche koelheid en de Friesehe koppigheid
nog in hun karakter hebben, doch de Frie
sche deugd van hartelijke genegenheid voor
eikander hebben verloren door de inmen
ging van zooveel anderen, niet-Friezen, die
de zuiverheid van het ras hebben bedorven.,
Is de oplossing juist?
In ieder geval is Th et een verklaring, en
omdat die blijk geeft van opmerking en
studie, hebben we hem den prijs gegund.
Maar heelemaal voldaan zijn we nog niet.
en de kwestie of de man die de oorzaak is
van deze heele twistvraag door z'n adverten
tie, waarin hij kamer© vroeg liefst niet bij ge
boren-Haarlemmers, nu gelijk had of niet,
is nog bij lange niet uitgeput en opgelost!
F. S,
EEN OORDEEL OVER DEN CZAAR
EN HET CZARENRIJK.
In de Kreuzztg. schrijft professor Hoetzsch
dit keer een ^rondi§,e studie over R/UbltHiUj
die in vele opzichten oen meening' weergeeft,
welke van de gebruikelijke opvattingen af
wijkt.
In de eerste plaats bestrijdt bij de voor
stelling, als zouden de jongste gebeurtenissen
in Rusland het gevolg zijn van den strijd tus-
schen de „hofpartij" en de „grootvors'partij
Hoetzsch schrijft:
„Het is een verkeerde voorstelling, dat in
dezen strijd aan het hof thans do oorlogs
partij het tegen ©en andere heelt moeten
afleggen en de willooae Czaar van deze ver
der de leiding', ontvangt. Men heeft de per
soonlijkheid van NikOlaus II hij' ons steeds
onderschat. Hij heeft altijd een grooter aan
deel in de gebeurtenissen gehad, dan de ver
halen overhem in Europa wisten te be
richten en hij zal het ditmaal des te eerder
gehad hebben, daar liet thans ging om liet
behoud van de dynastie en hij' zeker kon zijn
van een krachtigen steun bij zijn eigen
familie. Hij wordt gesteund door grootvorst
Cyril, ©en man van groot© wilskracht en een
verbitterd tegenstander van grootvorst Niko-
laj en bovenal is de band iusschen zijn moe
der en grootvorst Nikolaj, die anderhalf de
cennium geleden den Czaar zelfs op. den troon
heeft bedreigd, nu verbroken. De keizerin-
moeder vormt met de Czarina ©n grootvorst
Cyril een gesloten groep, die volkomen in
staat is, tegenover den tot dusver almach-
tigen oom besluiten van den Czaar te be
palen en te ondersteunen."
Belangwekkend zijn de vermoedens, die
Hoetzsch uitspreekt aangaande de redenon,
die den 'Czaar er toe hebben gebracht, het
opperbevel op Zich te nemen. Men mag. niet
gelooVwii, zegt de schrijver, dat de Czaar
dezen stap heeft ondernomen als gevolg van
een druk, door de Doema uitgeoefend. De
Doema heeft totnogtoe niets gepresteerd; zij
is dMik bezig' doch" zonder werkelijk de lei
ding van de gebeurtenissen te hebben. Veel
van do verhandëlingen is niets dan ij del
gepraat. Een bewijs daarvoor is reeds de
terughouding van de sterke mannen in Rus
land, als Kriwosjin.
tVan meer beteekenis is de energie, die de
groote handels- en nijverheidskringen te Mos
kou en de aldaar vereenigde Semstwo-bonden
hebben getoond. Zij slechts waren* in staat,
een besüssenden druk op den Czaar te oefe
nen en in de bekende besluiten hebben zij
dit ook gedaan. Zij hebben zich' tegen den
invloed der Doema gekeerd en de rögeering
tot nu toe streng gelaakt. Moskou is het hart
van Rusland, is Rusland zelf. Dientengevolge
heeft cló Czaar gehoor gegeven aan de won-
schen van deze Moskousche groepen en het
wachtwoord uitgesproken: „Alles voor het
leger." Daarmee werd de politieke kritiek
de wapens uit de hand geslagen. Het ver
langen naar een verantwoordelijk ministerie,
de wensch, het plaatselijk bestuur verder te
hervormen, zijn op den achtergrond gedron
gen, zoolang de Czaar zijn krachten uitslui
tend aan het lieger wijdt.
Professor Hoetzsch gaat nog een schrede
verder in zijn onderzoekingen met de vraag,
welke omstandigheden pen der gelijken na
druk hebben verleend aan do voorstellen van
do Moskousche kooplieden en do Semstwo's.
Hij1 meent deze te vindon in do onmogelijk
heid, den terugtocht voort to zetten op de
tot dusver gevolgde wijze, gepaard gaande
met de vernietiging van een reusachtige oeeo-
nomische en industrieel© waarde. Men kan
niet langer loochenen, dat hierin de oor
sprong' ligt van da revolutionaire stroomin
gen in geheel' Rusland. Een verdere terug
tocht zou deze slechts nog meer versterken
en daarom, meent Hoetzsch, heelt de Czaar
den voorkeur gegeven aan ©en groot-en, be-
slissenden strijd, hetgeen thans ongetwijfeld
in zijn bedoeling ligt, boven een slepende
crisis, die het gevolg van de taktiok van den
grootvorst zou zijn geweest. Het besluit, deze
beslissing te zoóken, dringt gelijktijdig 'liet
streven van de genoemde politieke lichamen
terug en verhinderd, dat een verder voort
schrijden van cTe vernietiging der oecono-
mische kracht van het land hét gevaar van
een revolutie vergroot.
Hoetzsch vat zijn beschouwingen samen
in de volgende woorden:
„Het inzicht dus, dat een beslissing nadert
en de .wil, deze te aanvaarden, wat ook het
gevolg daarvan mag zijn, schijnen het besluit
van dón Czaar te hebben bepaald."
VERSPREIDE BERICHTEN
Be Eirgolsclre financiën,
Br. Charles Ferguson, die in 1913 als
bizondere afgevaardigde van president Wilson
een reis maakte door Europ.a ter bestudeering
van zekere financieel© vraagstukken, schrijft
in het September nummer van het tijdschrift
„International" een artikel, dat tot titel voert:
„De Engelscho financiën in Gevaar". Het
volgende is er aan ontleend: J. A. Hobson,
een 5p den voorgrond tredend Engelsch
nationaal-econoom, stelde onlangs vast, dat
de Engelscho regeering van da vrij willige lee
ning tot cje dwang-leening zou moeten over
gaan, wanneer het den oorlog tot aan April
1916 zou willen voortzetten. 'Bovendien zou
het de belastingschroef zóó vast moeten aan
schroeven, dat alle luxe en alle gewoonten
van het Engelscho leven— automobielen, we-
kelijksche tochten, alcohol, theaters ter
zijde zoude moeten .worden gesteld. Op grond
van deze uitlatingen en ook aan do hand van
andere gegevens, is dus aan de financieel®
weerstand van Groot- Britanntë een tijdgrens
gesteld van nog geon twee jaren. Reeds nu
wordt aan het krediet-vermogen van het land
een zoo zware toet3 gelegd, dat de krach
ieder oogenblik kan uitbreken. De gevolgen
zouden in principe dezelfde zijn, - al ware
zij ook veel grooter - als bij een finan
cieel bankroet van een bizondere bankin
stelling zooals bijv. van 'tiet huis Baring
Brothers.
Om do oorlogsvlam verder gaande te hou
den, moet Engeland zooveel van zijne rente
dragende buitenlandsche papieren op de
Amerikaansche markt werpen eena andere
heeft 't immers' niet als w;ij maar geneigd
zijn te koopen. Iedere waarnemer van do
New-Yorksche beurs kan weten, dat tot nu de
Engelscho bezitters van vreemde papieren
slechts geringen ijver aan den dag hebben
gelegd ten opzichte van deze aangelegenheid
en dat wat in deze richting werd gedaan
meer een uiting was van patriottisme dan van
de Engelscho neigin'g om zaken te willen
doen. 'Van zelf rijst dan ook 'de vraag of
Engeland zich op dit p'atriottisme zal kunnen
verlaten, wanneer het er om gaat, de laatste
„100 millioen pond sterling" op te brengen,
welke volgens het gezegde -van Lloyd George
den oorlog1 zullen doen winnen. De Engelsch-
man begeeft zich uit vaderlandsliefde gaarne
in levensgevaar, maar schijnt volgens de er
varing, weiko de iïnancieele geschiedenis
leert, bijzonder te worden bekoord de vlucht
te nemen om zich zelf in veiligheid te bren
gen, wanneer een financieel gebouw dreigt
ineen te storten 1 Wanneer oen Londensch
vaktijdschrift als de „Statist" schrijft: „De
dag nadert, dat de natie do geweidige oor
logskosten niet meer zal kunnen bestrijden
uit de spaargelden noch uit de ter beschikking
staande kapitalen," dan zou het van den kant
van een 'Amerikaanschen financieelen waar
nemer een daad van verraad zijn, als hij zijne
landslieden niet wees op het gevaar, dat hen
dreigt bij een altijd mogelijke ineenstorting
van de Engelscho financiën. De reusachtige
boog naar den hemel opstrevenden toren
bouw van de Engelscho financiën is rc-eds
aan het wankelen te midden van den grooten
wereldorkaan.
Do moderne wijze van oorlogvoeren is niet
anders dan een soort omgekeerde industrie.
De natie, welke het beste is toegerust tot
den arbeid, ïs ook het beste toegerust tot den
oorlog. Maar eerst moet natuurlijk de finan
cieel© sterkte aanwezig zijn. Het is wel moge
lijk om een groote scheppende natie in eenige
weken in een oorlogs-organisatie te veran
deren, maar niet omgekeerd. Tevergeefs zijn
daarom alle voornemens en besluiten een volk
•op te voeren tot de hoogten van industrieele
meesterschap, enkel, omdat men zich heeft
voorgenomen „tot aan het bittere einde" te
strijden!
Een Engelscho leugen-illustratie.
Een sterk staaltje, op, welke wijze in som
mige landen de publieke opinie misleid en
vergiftigd wordt, vond de Limb. IC- door
vergelijking van een tweetal geïllustreerde
bladen.
Het eene blad is de (Nederlandsche) ICath.
Illustratie van 3 Juli 1915. Op bldz. 611
zien we een aardige l'oto, voorstellende een
kath. priester, die vreedzaam bij can lezen-
den Duiischeu onderofficier staat, terwijl ter
zijde twee Euiische officieren lafchend en op
geruimd toeluisteren. Het dnderschrift luidt:
„Uit het "door de Duitschers bezette België;
Passen-onderzoek van een Belgisch pastoor
door Duitsche posten." We herkennen dè
plaats en den geestelijke zeor goed, zegt het
blad: het is de ons persoonlijk bekende
pastoor Pekel, van OudVroenhoven, een Ne
der Jandsch priester, sinds jaren in België
werkzaam, cn de plaats is de grens bij
(Belgisch) Vroonhoven. Vermoedelijk is de
foto in de onmiddellijke nabijheid, op het
gebied van 'Oud-Vroenhoven (grensgemeente
in Ned. Limburg', bij Maastricht) genomen.
Het andere blad is de Londcnsche illustra
tie The Daily Mirror. In het no. van 8 Juli
1915 treffen we op pag;. 8 een gedeelte aan
van bovengenoemde foto, nl. dat waarop de
pastoor en de onderofficier voorkomen. De
gemoedelijke officieren zijn eraf gesneden,
de foto is vergroot, en eronder staat nu:
„German soldier examining a Belgian priest's
papers, the Huns hinder the priests in their
work in every possible way." D. w. z.
„Duitsche soldaat, do papieren van oen Bel
gisch priester onderzoekend. De Hunnen"
(scheldwoord voor de Duitschefs) „hinderen
do, priesters in hun arbeid op alle mogelijke
manieren."
Ziedaar wel ©en truc, waar tegen elk eerlijk
voelend journalistiek gemoed in opstand komt,
onverschillig; te wiens nadeelo hij ge
richt is.
OORLOGS-ALLERLEI,
DE WERKEN VAN
FRIEDEICHSTADT.
Een oorlogscorrespondent van de Voss.
Ztg. schrijft: Wie voor de eerste maal een
veldbeveetiging als het bruggenhoofd van
Friedrichötadt van de Dnna ziet, kan niet
begrijpen, dat een dergelijke stelling in stornr
genomen kan worden. Eén tot anderhalf
kilometer van de stad loopt een linie van
bevestigingen in den vorm van een lialven
cirkel achter sterke draadversperringen, De
loopgraven zijn met schietgaten onder een
stevige dekking van halken! en plaggen. Vijf
tig pas daarachter schuilplaatsen met een
anderhalf meter dikke, viervoudige balken
en aardlaag, die ook tegen zware granaten
bescherming bieden. Nadat dagen lang ver
kenningen plaats' gevonden hadden en het
plan tot in die kleinigheden bepaald was1,
begon de beschieting 3 September, 's mor
gens om zes uur. Het veldgeschut was ge
deeltelijk in de loopgraven, driehonderd me
ter voor het vijandelijk front opgesteld, om
bij do vijandelijke machinegeweren met suc
ces te kunnen bestrijden.
De waarnemers der artillerie moesten tus
schen heuvels en kreupelhout zeer ver naar
voren onder lret hevigste vuur hun werk
doen. De uitwerking der artillerie was schit
terend, bijna alle schoten van de zware mor
tieren lagen in een strook van twintig meter
voor en achter de loopgraven, die vele ma
len getroffen waren. Onder een pauze van
het vuur snelden de Russen uit hun schuil
plaatsen in de loopgraven, omdat zij dacht©:'-,
dat de aanval beginnen zou. Op eenmaal
echter begon het vuur weer. Een groot ge
deelte van de vijanden kon niet- meer terug
in de schuilplaatsen en werden nu door een
vuur dat anderhalf uur duurde, gedeeltelijk
vernietigd, gedeeltelijk gedemoraliseerd. Om
tien uur zou de bestorming beginnen. Een
kwartier vroeger ziet de commandant van
een compagnie, dat rechts en linke van hem
reserve sprongsgewijze naar voren getrok
ken wordt. Hp denkt, dat 'bet reeds begint en
dringt met zijn troep in eens over den 350
meter langen afstand tot de vijandelijke
loopgraven door. De draadhindernrseen wa
ren op verschillende plekken door zware gra
naten vernield en zoo konden verschillend©
groepen onmiddellijk in de loopgraven sprin
gen. De gedemoraliseerde Rus-en boden geen
tegenstand meer, en ook de mannen uit de
schuilplaatsen kwamen met de handen om
boog te voorschijn. Meer dan 3300 gevange
nen en 37 officieren en 5 machinegeweren
vielen in onze banden.
DE BESCHIETING VAN UTö.
De „Elbinger Zeitung" bevat een brief
van een matroos, waarin bijzonderheden
vermeld worden over de beschieting van
Utö, een steunpunt voor kruisers en torpe
dobooten in de Finsehe golf. Een Duitsch
linieschip en een kleine kruiser namen aan
deze onderneming aan de klippenrijke kust
deel.
Do matroos"vertelt: Den morgen van den
tienden Augustus verkeerden wij allen in
spanning, wien de taak zou opgedragen
worden, het linieschip of den kruiser. Tot.
ons aller teleurstelling valt de keuze op,
dezen laatste. Hij zet koers naar het eiland,
welles vuurtoren scherp tegen den horizon
afsteekt, ziet echter onmiddellijk daarop,
vijandelijke torpedojagers, waarop hij jacht
begint te maken. Nu gaat plotseling op, ons
vlaggeschip het signaal omhoog. ,Utö be
schieten. Groote vreugde, aan boord. Klaar
tot het gevecht, wordt aangeslagen en met
groote snelheid varen wij op het eiland
toe. Wij komen voorbij een mijnversper-
ring en vervolgens in het moeilijke en klip
penrijke vaarwater, waar wij den koers on
middellijk naar den vuurtoren nemen. In-
tusschen heeft de kleine kruiser de torpe-
dobooton tegen de kust gejaagd. Achter
het eiland wordt tegelijkertijd een pantser
kruiser van de Bajanklasse zichtbaar. Dui
delijk teekenen de vier schoorsteenen ziclr
tegen de ruiten van het eiland af. Door alle
spreekbuizen gaat nu het bericht: Een vij
andelijke kruiser in zicht. Op zeven duizend
meter afstand draaien wij bij en onmiddel
lijk worden de eerste salvo's door de zware
en gemiddelde artillerie op den pantser
kruiser en de torpedooooten gelost. Deze
geven ziclr niet eens do moeite het vuur te
beantwoorden. De booten verdwijnen ach
ter het eiland. De kruiser loopt snel verder
in het door klippen en rotsen versperde
vaarwater. Spoedig bedraagt de afstand
veertien tot zestien kilometer, slechts-
sohoorsteenen én masten blijven nog eeni-
gen tijd zichtbaar. De waterlinie is door de
tusschenliggènde klippen voortdurend ge
dekt. In plaats van den pantserkruiser ope
nen nu plotseling verdekt gebleven land-
batterijen op, het eiland een hevig vuur
tegen ons.
Aan Jret. mondingsvuur herkennen wij niet
minder dan drie batterijen. Een verdekt op
gestelde houwitser-batterij schijnt daar ach
ter te liggen. Men moet het den Russen na
geven, zij schieten niet slecht. Want spoe
dig hagelen de goed gerichte salvo's om
ons schip. De vaart wordt vergroot, de koers
veranderd en ook onze artillerie houdt zich
niet stil. Onze zware granaten vinden haar
weg in de vijandelijke batterijen, waar de
kanonnen met hoog opspuitende ontploffin
gen buiten gevecht worden gesteld. De
Russen verdedigen zich dapper, maar lang
zaam sterft hun vuur weg en weinige mi
nuten later weten we, dat de vijandelijke
batterijen tot zwijgen zijn gebracht. Slechts
één granaat trof ons. Zij barstte in den
voorsten schoorsteen en zond naar allo kan
ten splinters zonder echter iemand te kwet
sen of belangrijke schade aan te richten.
Terwijl onze artillerie zich weer aan den
pantserkruiser wijdt, dien wij zoo gaarne
wat nader waren gekomen, wordt een nieu
we vijand gemeld. Een vijandelijke duik
boot heeft ons beslopen. Door snel draaien
ontgaan wij haar torpedo. Twee torpedo
booten, die tot nog toe trouw onze zijde
hadden gehouden, werpen zich op den ge
vaarlijken vijand. Als het vlaggeschip, dan
nog een tweede duikboot' rapporteert, die
ons naar het schijnt bij den uitgang beloert,
wordt lret voor ons lroog tijd lret gevaarlijke,
vaarwater te verlaten. Onze taak is boVcn*
dien vervuld. De batterijen zijn tot zwij«
gen gebracht en de Russische kruiser is
niet meer te genaken. In zigzagkoers en
met de grootste snelheid stoomeu wij uit
het moeilijke vaarwater, steeds den vijand
onder vuur houdend. Zoo bereiken wij de
rest van het eskader.
HET BOMBARDEMENT.
Een medewerker van de „Frankfurter Zei*
tung" vertelt:
De fabrieken met de omringende weiden, in
een dal tusschen heuvels met boseh begroeid,
lag in de vuurlinie en was niet alleen een punt,
dat de vijandelijke artillerie beheeiseirfe, maar
was zelfs een kruispunt van haar vuur. Heel
dikwijls dreunden aan den eenen cant de scho
ten van een Duitsche baterij als de toornig©
uitdagende drieslag van een reu/.enhamer, en
als antwoord daarop raasden en ratelden, van da
andere zijde de vijandelijke granaten voorbij als
onzichtbare strijdwagens. Zij reden, zoekend
naar onze batterij, donderend den heuvel op eu
wierpen een fontein van aarde en takken en
stukken van boomstammen hoog in de luelit.
De troepen, die in rust of als reserve in da
fabriek lagen, bekommerden zich niet. om dit
artillerieduel; het stoorde hen, die 's naalits in
de loopgraven waren geweest, niet in hun sisap;
overdag. Meestal begon trouwens het gedonder
van 't geschut ook eerst in den avond, als zij,
reeds weer -in de loopgraven waren terugge
keerd. Maar ook de achtergeblevenen zagen op;
zijn hoogst een enkele maal van het. voorplein
uit, om het spel met de granaten na te gaan,
elkaar te wijzen waar die insloegen; overigen*
deden zij hun werk, drenkten de paarden, zo:g<
den voor de veldkeukens, schreven op ho; bu
reau of arbeidden in de, werkkamers, vooiakin da
timmerwerkplaats, waar zij alle mogelijke werk,
tuigen vonden en van alles maaktennu eeni
kruis voor 't graf van een gevallen kameraad,
dan een aanreohtbank voor den kok, of een
kastje voor thuis. Ezels, met volle of leege man
den en zakken beladen, draafden naar do heuvel*
of van daar i-cug, en het aardigste en vroolijk-
ste dier daaronder was een bijna witte ezel-
Maar liet zich een schot hooren van het kanon,
dat tegen vliegers was opgesteld en werd een
klein, zwart punt aan den hemel zichtbaar, wek
dra door ronde, uiteenwaaiende shrapnell-wolk,
jes omringd, of ging een vijandelijke balloiw
captif aan den verren horizon in de hoogte,
plotseling lag het plein als uitgestorven en verr
toonde geen hoofd zich voor de vensters.
Op zekeren dag nu, laat in den middag, nadaï
het eenige dagen bijzonder rustig was geweest,
hoorden wij plotseling slag op slag, schoten;
vallen, met zulk een gekraak, alsof de aard*
barstte en spleet. De muren der fabriek trilden,
en de nagalm van elk schot klonk alsof ijzeren
platen op een steenen vloer werden geworpen,
of als het geratel en gediuïsok van ze are snel,
treinen. Toch was ook nu niemand ongerust,
men merkte alleen ,op, dat de brojectielen bij,
zonder zwaar moesten zijn en op het bureau
stonden de schrijfmachines niet stil. Eerst na
een poosje gingen de administrateur en zijn,
schrijvers uit nieuwsgierigheid eens naar heti
plein en keken daar, met vele anderen, toe, lio®
de granaten in den heuvel sloegen en dan Imv,
schen den heuvel en de fabriek neerploften op
straat.
Toen echter viel de eerste treffer op het plein,
andere volgden en dó modder vloog den solda,
ten, dié in groepen stonden, reeds cm de ooren,
De fabriek, zoo lang op ©begrijpelijke wijs© ge*
spaard, scheen nu platgeschoten te zullen wor,
den. Men snelde weg om hot naakte leven t*
redden, men liet alles, zelfs het ongesloten
bureau, in den steek. In liet helsch spektakel
worden de gezichten bleek. Een geleiding»,
draad knapt af en valt neer langs de hoofdeut
vele vensterruiten der fabriek springen door
den luchtdruk. Een deel der vluchtelingen stclti
zich op in een doodloopend slop tusschen twee
stallen. Bij de pomp stond een nieuweling op
't oorlogsveld, met bloed en schuim voor den.
mond. Dan vluchten wij allen weg, over de wei,
den. Eén blijft er achter, schreeuwend van pijn."
en angst, een granaatsplinter heeft hem getrof
fen: gelukkig komen op den sraatweg twea
hospitaalsoldaten voorbij, die naar hem toesnel,
len, hem helpen. De straatweg loopt langs da
achterzijde van 't gebouw, welke minder bescho
ten wordt. Daar kan men in veiligheid komen,
als men den greppel er naast als dekking ge,
bruikt en bij elk nieuw schot plat op den buik?
gaat liggen.
Wij komen op de helling aan de overzijde en
daar kunnen we afwachten en onderusschen
uitkijken. Iq den rustigen zomeravond zitten
voor do open huisdeuren de bewoners van het
dorp en de militairen bijeen. Maar als de sche
mering dichter wordt, voelen do vluchtelingen,
ook de angatigen onder hen, zich gedreven door
nieuwsgierigheid, en ofschoon het vuur nog
niet geheel zwijgt, keeren wij terug naar de
fabriek.
En alles gaat weldra in liet oord van ver,
schrikking weer zijn gewonen gang. Men leest'
weer zijn krant of boek, of zit in den avond
ondor do groene stuiken. De beschieting was
als een koortsaanval, die, als bij voorbij is, oolÈ
dadelijk vergeten wordt. In het slop tusschen.
do stallen is een hom gevallen. Van een muni,
tiewagen, die evengoed geheel -Tl de lucht bad
kunnen vliegen, zijn de wielen verbrijzeld,
Do veldkeuken is doorboord door granaatspiin,
ters, doch er naast zitten reeds weer soldaten
en babbelen en rooken en pakken postzakken'
uit, en van hot bureau klinkt het getik dei?
schrijfmachines. Men zegt, dat er een aantal
gewonden zijn. In een stal werden drie rijpaar
den gedood. De grond op het plein is omga,'
woeld en er is menige trechter te zien. En mid,,
den op het plein ligt, met gebroken poot en eea'j
bloedplas de witte ezel.
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT t^p^bl«p