Een groot zanger. WETENSWAARDIGHEDEN VAN OVERAL Ts liet. -waar, meneer de controleur, heeft men in de Kreuzbergerstrasso een jongen overreden? De controleur antwoordde zonder om te zien: Ja, Konrad een kleine jonge! Ie hij dood? De controleur knikte slechts. En toen hoorde hij achter zich een kreet, die niets mensche- lijks had en omziende, zag hij den grooten ster ken. man onbeweeglijk op het platform liggen. Do controleur overlegde een oogenblik. Zou hij stilhouden? Zou hij verder rijden? Een blik in den wagen overtuigde hem, dat er geen passagiers meer in zaten. In een minuut kon hij hert eindstation bereiken. Dus verder! Met geforceerde kracht verder! De wagen stopte voor het station. De con troleur wenkte een paar wagenbestuurders en conducteurs van de andere wagens en men maakte toebereidselen om het zware lichaam van den bewustelooze in het station te dragen, toen een kleine jongen tussehen de mannen doordrong. Met een luiden kreet wierp hij zich op het schijnbaar levenloos lichaam en doeg zijn armpjes er om heen. Vader! Vader! Mijn lieve, goede vader! Ma sioeg de man zijn oogen op. Hij richtte zich een weinig op, streek zich met de handen een paar malen over het gezicht en wreef zich hot voorhoofd. Daarna vroeg hij, alsof hij uit een diepen slaap ontwaakte: Wat is er toch met mij gebeurd? Waar ben ik? En toen plotseling, toen hij volkomen tot bewustzijn was teruggekeerd, sprong hij op, pakte den jongen met reuzenarmen, hief hem op, drukte hem tegen zich aan en kuste hem hartstochtelijk. Fritz! Mijn jongen! Mijn jongen! Jij jij leeft? Je bent niet overreden? Ik? Overreden vroeg de jongen ver baasd. Ik kom juist' van moeder. Daar binnen ligt er een een kleine jongen, zoo groot als die van jon, Kernrad, die is straks onder den wagen gekomen hij is dood. Maar jouw Fritz is het niet. Met oo'gen vol tranen zag Peter op zijn klei nen. jongen neer. Fritz, mijn jongen, en ik daefet dat jij het was! En terwijl hij den jongen nog eenmaal tegen zijn borst drukte, kwam het onder snikken over "djn lippen: Hemd, aan deren laatsten rit zal ik mijn bede Leven denken! Peter Konrad vertoeft nu al sedert een jaar ia! zijn geboortestadje en beheert nauwgezet de erfenis, die hem! tot een der voornaamste bur gers van de plaats gemaakt heeft. Zijn Therese hiondt als degelijke huisvrouw de huishouding uitstekend in orde, en Fritz, zijn jongen, weet in! de stallen en in al de hoekjes van huis en hof en tinu beter den weg dan in zijn schoolboe ken. Een tijdschrift op muzikaal gebied ver haalt omtrent de jeugd en het leven van den kunstenaar der Groote Opera !e Parijs en onderwijzer aan het Conservatoire Faure de Volgende bijzonderheden: In de maand Februari 1843 ontmoetten twee eenvoudige muziekmeesters van weinig naam maar van veel kunstkennis, eikander in de buurt van de kerk Si Severinus te Parij6. Eén van de muziekmeesters was de heer Collet, kapelmeester in bovengenoem de kerk en de andere de heer Loisel, kapel meester in l'Abbaye-aux-Bois, eveneens een kerk te Parijs. Ik zoek een koorknaap» zeide de heer Collet, tot- zijn collega. Ik ken een allerliefsten kleinen jongen, antwoordde de heer Loisel die n mis schien zal bevallen. Hij kent nog geen noot. muziek, maar hij zingt nit instinct als de nachtegaal, met de schoonste stem ter we reld. Dat is werkelijk een geschenk, 't welk g« mij aanbiedt. Mag ik wel zijn naam en zijn adres weten? De heer Loisel schreef op een kaart wat hem gevraagd werd. De kapelmeester van de St. Severinusikerk begaf zich daarop onmiddellijk naar een huis in de straat Massi lion, waar de moeder vam den gewenschten nachtegaal woonde, en zeide tot deze: Juffrouw» 'k weet dat gij een zoon hebt die een mooie stem heeft. O, mijnheer, spreek mij daar nooit van, antwoordde de moeder hij doet niets nan zingen en als hij eenmaal eeu wijs ge hoerd heeft, zingt hij ze na, hier, op straat en in de school zelfs, waar hij meer dan eens gestraft is, omdat liij altijd zong onder de les Indien gij mij uw zoon wilt toevertrou wen, juffrouw, zal ik hem muziek leeren; ik zal er een koorknaap van maken en hij zal in mijn kerk zingen, zooveel hij wil, zon der dat hij bang behoeft te zijn voor straf. Dat is onmogelijk, mijnheer, mijn zoon is des Zondags altijd bezet. Hij is als orgel trapper aan het kleine orgel van de kerk Notre-Dame geplaatst en verdient daar 15 francs per maand. Ik ben weduwe, wij zijn niet rijk en ik zou het zekere niet voor het onzekere willen laten -loopen. Ik zal hem ook vijftien francs per maand geven, juffrouw. Dat is zeer wel, hernam de moeder, maar welk een vooruitzicht heeft hij in de muziek? Als hij zijn stem verliest, kunt gij hem niet meer gebruiken en. zendt gij- hem terug, terwijl hij alsdan zijn haantje van orgeltrapper heeft verloren, een haantje dat hij zijn leven kan behouden, als hij: wiL De kapelmeester ging, daar hij begon te wanhopen of bij die goede eni misschien wat al te voorzichtige moeder wel zou kunnen overreden, teleurgesteld heen. De fraaie kin derstemmen toch zijn even zeldzaam als de fraaie mannen- en vrouwenstemmen en voor het koor van den kapelmeester was eene goede sopraan een dringend vereisebte. Eenige diagen later beproefde de theer Ooi- let andermaal of hij de moeder van den veel- belovenden knaap niet kon verteederen en zeide: Juffrouw, ik bied u twintig fr. per maand en binnen vier of vijf maanden, als hij eenig verstand van muziek beeft, zal hij vijf ,en twintig fr. per maand verdienen. Dat is beter voor hem naar mij dunkt, dan om or geltrapper te blijven een ambacht, dat nooit iemand rijk gemaakt heeft. —Rijkdom is toch niet voor ons weggelegd antwoordde de vrouw en ik zie niet in hoe de muziek dien aan mijn zoon zal bezor gen. —Dat kan men niet weten, juffrouw. Er zijn veel groote schilders, dichters en zan gers, die zeer nederig begonnen zijn. Welnu, mijnheer, neem mijn jongen, als gij hem volstrekt hebben wilit, maar ik geef hem n niet dan met een beklemd: hart. De heer Collet vond, dat het kind, gelijk hem zijn vriend Loisel gezegd had, een heer lijk orgaan had, frisch, helder, vol uitdruk king en buitengewoon buigzaam. Den kapel meester van de Stüeverinus-kerk viel het volstrekt niet zwaar om hem muziek te lee ren eni weldra kwam men in die kerk om den „engel der melodie" te hooren, gelijk een bejaarde gravin den knaap noemde. Elf maanden nadat de jongen in het koor was opgenomen, kwam de heer Loisel eens hooren of hij vorderingen had gemaakt, en nauwelijks had hij hem in een „O Salutaris" gehoord, of ook hij snelde naar de moeder van den melodieusen knaap en zieide: Juffrouw! Ik hen het., die uw zoon aan mijn collega van de St. Severinuskerk heb aanbevolen. Ik heb dnisi oudere redhten1 op liem dan hij. Uw zoon gaat een schoone toe komt tegemoet, juffrouw. Ik stel u voor om hem in mijn kerk als koorknaap te nemen en zal hem veertig francs per maand geven. Veertig francs! zeide de moeder in verrukking; neem hem. Ik zie da.t hij bii u even! goed zal zijn als bij den heer Collet. De knaap zong daarop in een jaar in het koor van de kerk l'Abbaye-aux-Bois. Toen hoorde op zekeren -dag de heer Tre- veanx, de kapelmeester der Madeleinekerk -en chef der koren aan de Groote Opera van den kleinen1 zanger spreken en ging hem hoo ren, waarna ook hij naar de rue Massifflon wandelde en bij de moeder van den „engel der' melodie" aanklopte. Juffrouw zeide de heer Treveaux ik ben kapelmeester van de Madeleine. Ik heb uw zoon gehoord en bied n tachtig francs per maand als bij onder mijn leiding in de kerk en in de koren der Opera wil zingen-. Neemt n dat aanbod aan? De goede vrouw meende te droomen. Zij kon niet gelooven, dat zooveel geluk wer kelijkheid was, maar begon eindelijk te be grijpen, dat haar zoon toch nog zoo verkeerd niet gedaan had door het orgeltrappen in de Nótre-Dame vaarwel te zeggen en zich te wijden aan de 6tudie van de schoone zang kunst. Zoolang de knaap zijn stem bleef helhon den, ging alles goed, maar toen zijn stem wisselde, moest hij de Madeleine eu de ko ren der Opera verlaten. Helaas! zeide nu de bedroefde moe der, die door haar vrees van vroeger weer bevangen werd ik wist wel dat de muziek geen toekomst was voor mijn zoon. Hoe spijt het mij thans, dat hij maar geen orgeltrap per gebleven ie. Vrees niets zeide de jongen vol moed! en hoop tot zijn moeder, die hij altijd zoo innig Liefhad. Mijn stem zal als schooner terngkeeren als zij geweest is en de theater directeurs zullen mij, als ik een man zal zijn, niet. minder zoeken dan de kapel meeri te is mij gezocht hebben, toen ik een kind was. Ik heb op de violoncel en op het orgel leeren spelen. Wij zulilen dus niet van honger sterven gedurende den beproe- vingstüd, die wij moesten doorleven. nE metterdaad: de zanger in raste werd violoncellist en organist en speelde in de week in een orkest van liet een of andere bal in de buitenwijken van Parijs, en des Zondags in een klein kerkje, St. Nicolas-du- Oliardonnet. Eerige jaren daarna schelde een onbe kende aan de deur van een prachtig hotel in de Rue Neuve-des-Mathurius te Parijs, en vroeg den knecht, die opendeed: Li de beer Faure, van de Opera, te spreken? Mijnheer is niet zeer wel heden en- kan niemand ontvangen, antwoordde de knecht. Zeer wel, dan kom ik morgen of zoo wel eens terug, ihernam de bezoeker en wil de zich reeds verwijderen, toen hij een stem hoorde, die hem toeriep: Wel, mijn beste heer Collet, zijt gij bet? Welke goede genius heeft u hierheen ge dreven, u, dien ik in zooveel jaren niet ge zien heb? Waarlijk, mijn vriend, gij hebt welgedaan, dat gij mij van bet orgeltrappen in Notre-Dame hebt afgeibaald, om mij mu ziek te leeren. Ja, ja, ik heb op goeden grond geplant. De twintig francs per maand, die ik u gaf. zijn thans veranderd in een honorarium van twintig duizend francs per maand en de kunstenaarsroem kan n reed;-: niets meer schenken, dan bij n reeds geschonken heeft. Laten wij niet meer van mij spreken, maar spreken wij van u. Wat voert n tot mij? Ziehier het geval. Ik heb een zoon, die heeft moeten loten. Hij is op 't oogenblik in Engeland en ik heb voor hem getrokken maar een slecht nommerno. 10. Dat is ongelukkig, zooals gij begrijpen zult, en nn ben ik vam plan om, ten einde een plaatsi- vervanger voor mijn zoon te kunnen k-oo- pen, een concert te geven. Uitstekende ar- tisten hebben mij hun medewerking beloofd en nu kom ik n verzoeken, of gij dat concert wel aan nw vrienden wilt aanbevelen. Faure keek zijn ouden leermeester welwil lend aam, gaf hem glimlachend de band en zeide: Neen, beste vriend, jok maar niet; dat is het eigenlijk niet, wat gij mij komt vra gen, is het wel? Zoudt gij meenen, dat Gij komt mij vragen of ik op uw con cert wil zingen? Beken het! Ik had het n niet durven vragen, y zeide nu de grijze kapelmeester maar, als gij mij aanbiedt om slechts eenmaal uw naam op Ibet programma te plaatsen,dan isi er geen twijfel meer aan, of de zaal zal eivo.l zijn en ik zal niet genoodzaakt zijn mijm zoon in dienst te zien gaan Wel, mijn waarde Collet wais het ant woord plaats mijn naam niet alleen een maal, maar tweemaal en driemaal zelfs op het programma, als mijn zang n en uw zoon van rut kan zijn. Dank ik iet aa u mijn eerste vorming en is het niet pleizierig voor mij, te denken dat ik eindelijk mijn schuld aan u althans gedeeltelijk kwijten kan? O, Faure, riep de kapelmeester aange daan nit, ik heb u alst koorknaap uit het oog verloren, en vind u als een braaf man terug. Een week later had het bewuste concert plaats en beantwoordde natuurlijk ruim schoots aan -Je verwachting van den kapel meester, terwijl zij, die het hebben bijge woond, verklaarden, dat de beroemde kun stenaar nooit met meer ziel en sdhooner ge zongen heeft dan op dien dag. DE SNELHEID DER STERREN. Nergens in het heelal heerscht eene vol strekte rust: elke atoom is een bewerktuigd geheel, de zetel van duizenden krachten. Niet alleen de aarde en de planeten spoeden zich voort met ontzettende snelheid door hel oneindige, ook de millioenen sterren van het firmament, die wondervolle kogelen, die ko lossen van louter vuur, bewegen zich door de oeverlooze ruimten in snelle vaart. Sneller dan de bliksem schieten ze door de trillende golven eener onmetelijke aether- zee, beschrijvend hunne ontzagwekkende ba nen, reusachtige parabolen, rond hunne cen tra, te «amen vormend het geheimzinnig raderstelsel eens hemelschen chronometers. Arcturus, de helderste ster van den noor delijken hemel, eene schoone gele zon van geweldigen omvang in het beeld Ossen hoe der, doorklieft njet eene snelheid van 670 K.M. in eene seconde het wereldruim. Aldobaran, het oog van den Stier, de vol geling der Pleiaden, verwijdert zich elke se conde 48 K.M. van onze aarde, terwijl Sirius ons in eene seconde, 17 K.M. naderkomt. De ster mu-Cassiopeia heeft eene seconde snelheid van 50 K.M., de dubbelstar o-in Perseus het dubbele daarvan. De zon zelve beweegt zich met 6t/2' K.M. (volgens anderen met 16,20 of 21 K.M.) per seconde voort naar een punt, gelegen tus sehen de luisterrijke Wega in den Lier en het starrenbeeid Hercules. Haar tijd van omloop bedraagt 22.268.000 jaren. Welk een weg, in dat onmetelijk tijd perk afgelegd! In het beeld Orion snelt eene geheele nevel vlek door de ongemetene ruimten, ieder uur zijnen afstand van ons met 25.000 mijlen vergrootend. Niettegenstaande deze onbegrijpelijke snel heden schijnen ons de sterrenbeelden on veranderlijk. Evenwel veranderen de sterren van een beeld in stand ten opzichte van elkander voortdurend; sommige dier zonnen naderen ons, andere verwijderen zich van onze planeet; zulks geschiedt voor ons oog echter onopmerkbaar. Maar over enkele tienduizenden van jaren zou de sterrenhemel zich geheel anders voor doen dan nu. De dissel van den Grooten Beer vormt dan een gestrekten hoek, het. trapezium, gevormd door de overige 4 heldere sterren, ligt dan geheel uit elkaar. Slechts de sterren van weinige sterrenbeelden, zooals het Zevenge- Starnte en de Hvaden behooren werkelijk bij elkaar; ze zijn even oud en hebben eene gelijke richting van beweging, zoodat hun stand ten opzichte van elkander steeds de zelfde blijft i Vele sterrengroepeeringen, thans groote op pervlakten beslaande, zullen zich, na zich vele millioenen jaren van ons te hebben ver wijderd, van de aarde uit gezien, voordoen als kleine slerrenhoopen of nevelvlekken, slechts enkele vierkante seconden in vlakken inhoud. Maar ook het omgekeerde zal plaats vinden. Als men de werkelijke eigen beweging der sterren op gemiddeld 20 K.M. per seconde stelt, hoe geweldig is die afstand, door haar in zulk een tijdperk volbracht! Jac. van Diemen Wz. Haarlem. EEN KOSTBAAR REGIMENTSARCHIEF. Het Pommersche Kurassiersregiment „Königin zu Pasewalke" heeft het kostbaarste archief van alle Pruisische regimenten. Het bezit o.a, een schrijven van Frederik den Groote, waarin deze het vergunt den grena- diersmarsch op hun tochten te spelen en op de pauken den marsch der kurassiers te slaan. Alle documenten zijn veilig bewaard in een koffer. In oorlogstijd heeft het regiment het recht dien koffer aan het geheime staats archief te Berlijn in bewaring te geven. Voor het vertrek naar het front, werd de koffer naar Berlijn overgebracht, de archivarissen ontvingen de deputatie uit het regiment en de bevelvoerende officier telde de stukken voor. Toen werd het kostbare archief in bezit ge nomen. GEKAAPTE SCHILDERIJEN. Napoleon vernielde geen kunstschatten, maar nam ze mee. Gedurende de regeering van Napoleon I zijn talrijke kostbare schil derijen en andere kunstwerken vanuit de musea der veroverde landen naar Parijs over gebracht. Denon, inspecteur-generaal der musea, was speciaal belast met het uitzoeken van de schilderijen. Drie beroemde Holland- sche doeken, voorstellend „De Kruisafname" van Rembrandt en van Potter „de Verkeerde Wereld" en „Meijerhof", zijn door Napoleon aan Josephine de Beauharnais gegeven. Deze liet ze naar haar slot „Malmaison" vervoeren. Later kocht Alexander van Rusland ze, en liet ze naar Petersburg overbrengen, waar ze nu nog onder de kostbaarste schilderstukken 'gerekend worden. DE WERELDHAVEN VAN PETER DEN GROOTE. „De Baltische Poort" is in den oorlog ver scheidene malen genoemd. Deze haven, aan de Noordkust van Estland gelegen, was door Peter den Groote bestemd voor een groote oorlogshaven. Hij stierf nog voor er met den bouw begonnen was en Catharina II droeg de uitvoering van zijn plannen op aan haar veldmaarschalk, graaf Münnich. Zij zelf ver scheen eens met haar jacht in de Oostzee óm de haven te zien. Van toen af kreeg de plaats den naam van Port-Baltique. Het werk heeft niet kunnen slagen, de strooming van het water was er te sterk en het ijs vernielde er alles. De bouw werd gestaakt en het stadje werd vergeten. Nu is het een kleine visschers- plaats, waar de hoofdbezigheid ansjovisvangst is. De Baltische Poort is een van de .wei nige Russische havens, die L winters niet dicht vriezen. KUNSTOOGEN Een van ae afschuwelijkste gevolgen van den oorlog is wel het groote percentage blin den onder de soldaten. Om deze ongeluk- kigen slachtoffers, wien het gemis van het licht, al zwaar genoeg valt, hun lijden door een afstootend uiterlijk nog niet te verzwa ren, heeft men kunstoogen gemaakt, die uiter lijk met gewone oogen volkomen overeen stemmen. Wanneer het oog nog in de kas is, en alleen het gezichtsvermogen verstoort, wordt een dunne glaswand over den oogappel heen ge schoven. Ook wanneer de oogappel scheel is, gebruikt men dit glas. Het wordt dan aan de wanden van de oogkas gehecht. Wanneer de oogkas geheel leeg is, gebruikt men het z.g. reformoog, een hol, aan alle kanten ge sloten voorwerp. Dit oog moet van zeer houd baar materiaal zijn, opdat de verschillende oog vochten het niet aantasten. Men neemt hiervoor cryoüet, een mineraal, bestaande uit fluornatrium en aluminiumfluoride. Deze cryo- liet-glasöogen'behouden jarenlang hun glans. Men maakt het kunstoog ongeveer op de volgende wijze: Een witte kogel stelt de leer- huid voor. Hierop laat men een druppel glas vallen, die tot een ring van ongeveer 8 m.M. middellijn uitgeblazen wordt. Op die rondte wordt met dunne geverfde glasstaafies de iris gemaakt. Een druppeltje zwart glas in 't midden ^telt de pupil voor. De. adertjes op de leerhuid worden door middel van een gloei end gemaakt puntig rood glass laaf je. nage bootst. Eindelijk wordt over de iris kristal glas gesmolten, wat de indruk van een hoorn vlies en oogkamer maakt. ONBEKENDE INDIANEN-STAMMEN ONTDEKT. De Engelsche majoor Fawcett, die terug gekeerd is van eene tweejarige ontdekkings reis in het Caupolican-gebied ten Oosten van Bolivia (Zuid-Amerika), bericht zijne ontmoe ting mett interessante Indianen-stammen, dis tot dusverre nog niet met blanken in aan raking kwamen. Zij wonen in het bronnen- gebied van den Madidi-stroom en hun aantal' bedraagt ongeveer 100.000. Deze stammen leven in groote, gezamelijke huizen, Maloea's genaamd, welke conisch gevormd zijn en ongeveer 100 voet doorsnede bij 70 voet hoog te hebben. Ieder der twintig en meer families, die zulk een huis gemeenschappelijk bewonen, heeft haar eigen vuurplaats en haar eigen woonplaats, waar zij haar oogst opstapelt. De eerste stam, die Fawcett aantrof, telde onge veer 3000 zielen; in de omgeving woonden nog drie andere stammen van ongeveer 5000 man. Zij leefden in voortdurenden onderlin- gen strijd en waren menscheneters. Drie a vier dagreizen verder stiet Fawcett op een anderen stam van ongeveer 3000 zielen. Hun ne taal heeft op enkelè woorden na met geen enkele der bekende talen overeenkomst. HOE DE RUSSISCHE BOEREN REKENEN Het is een bekend verschijnsel, dat een voudige lieden, wien het aan behoorlijk onderwijs ontbroken heeft, soms zelf tot vernuftige oplossingen komen om hun ge brek aan kennis goed te maken. Zoo hebben Russische boeren op afge legen dorpen bij de vermenigvuldiging van getallen een zeer bijzondere methode, die we door een voorbeeld verklaren willen. Moeten zij bijv. 74 X 21 .uitrekenen, dan halveeren zij het eerste getal 74 zoolang tot zij op de eenheid komen. Dan krijgen zij! dus de getallen 7437189~421, waarbij de halven verwaarloosd worden. Vervolgens maken zij een evenlange rij van 21 en dat door verdubbeling: 21—42 84168336672~1344. Deze twee rijen schrijven zij naast elkander: 74,... 21 37..,, 42 18.... 84 9.... 168 4.... 336 2.... 672 1.1344 .Van de tweede rij schrappen zij nu de getallen weg, die naast even getallen in de eerste rij staan, dus naast 379 en 1. Dus houden zii over: 42 168 1344 hu dje samengeteld, geeft 155-1 of het pro duct van 74 en 21. Neem nu bjj*, 59 X 38 5192 dn met- zelfde resultaat ontstaat: 5988 29.... 176 14.... 352 7704 3....1408 1....2816 waarvan het getal 352, dat naast 14 staat, vervalt. En de som der overblijvende ge tallen is 5192. Een verklaring van dit schijnbaar spel van het toeval zullen .wiskunstenaars wel kunnen geven. DE BULGAREN. De eerste bewoners van Bulgarije waren de Thraken, een groot, blond, blauwoogig en krijgszuchtig volk. 280 v. Chr. vermeng den ze zich met Keltische stammen. Zoo als men weet werd Bulgarije daarna een Romeinsche provincie. Met de volksverhui zing kwamen de Gothen, Hunnen en Ava ren in het land, later de Slaven. In 679 kwamen de Bulgaren, een krijgszuchtig volk van Turksche afkomst. In 1353 deden de Turken invallen. De anthropologische waar nemingen toonen duidelijk deze vermenging van volken aan: De Bulgaren mot lange schedels, smalle neuzen en bruine haren zijn van Finsche afstamming. Blonde Bulgaren komen uit Noordelijker gewesten. Een an der type, veel in de omstreken van Sofia voorkomend, is de kleine Bulgaar met breed gezicht, korten schedel, donker haar en uit stekende jukbeenderen. Naast het Slavische element zijn veel Bulgaren van Russisch- Finschen oorsprong. APPARAAT VOOR HET OPVANGEN VAN DE GELUIDSRICHTING. Een Amerikaan heeft een instrument uit gevonden, waardoor het mogelijk gemaakt wordt, de richting van een geluidssignaal precies vast te stellen. Wanneer dit apparaat in de practijk voldoet, is het een uitstekend hulpmiddel bij het varen in den mist. Het toestel is van een zeer eenvoudige construc tie en neemt weinig plaats in. BEETHOVEN AAN HET FRONT. Het „Journal de Geneve" bevat den volgen den brief van een Franschen korporaal aan het front in Champagne: Gisteravond was ik in een dorpje op wacht. De Pruisen waren er in den storm pas door getrokken. Ik had mij met vier man ingekwar tierd in een verlaten huis, of liever gezegd in de puinhoopen er van. De noodige bevelen wa ren aan mijn wakkere manschappen gegeven en ik was op het punt, bij een ouden schoorsteen in te sluimeren, toen ik plotseling naast mij de' wondermooie Mondsekein-Sonate van Beetho-' ven hoorde spelen. In dit uitgestorven dorp, temidden van al de ze puinhoopen, deed het mij zonderling aan, de! heerlijke muziek te hooren. Ik stond dadelijk op om te gaan zien, vanwaar de klanken kwamen. Weldra stelde ik vast, dat zich naast mijn schuilplaats een ander bouwvallig vertrek be vond waaruit de muziek kwam. Ik klopte op da deur een vrouwenstem antwoordde mij. Ik verontschuldigde mij, dat ik stoorde en merkte op, dat ik zeer mooi had hooren pianospelen.: De vrouw noodigde mij uit, binnen te komen en zeide: Het is mijn blinde zoon, die speelt en als u hem een genoegen wilt doen, houd hem dan: een beetje gezelschap. Ik liet mij dat geen tweemaal zeggen. Toen zag iets merkwaardigs. In een kamer, waar in alle vernielde teekenen van den oorlog zicht baar waren, bevond zich een ongedeerd geble ven klavier en daarvoor zat een groote, blonde, jonge man,.een blinde. Moeder en zoon had den, in weerwil van de voortdurende inslaande granaten, die ook nn hnn verwoestend werk nog! niet hadden gestaakt, hun woning niet willen1 verlaten. De moeder stelde mij voor, de jongeman kwam naar mij toe en strekte de handen naar mij nit. Toen ging hü weer aan zijn geliefde piano zit ten. Ik hoorde Wagner, Schubert, Beethoven, Mozart, Chopin, Saint-Saëns, Maasenet e.s., op twee kilometer afstand van de vuurlinie. Ik kon mijn blikken niet afwenden van de groote, wezenlooze oogen van dezen knappen jongen man. Ten slotte speelde de blinde nog iets nit zijn eigen prachtige composities. Welk een onbe kend genie in dit armelijk, verlrten dorp! Nooit zal ik de herinnering aan deze mensehen ver- F~-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1915 | | pagina 8