Een groot zanger.
WETENSWAARDIGHEDEN
VAN OVERAL
Ts liet. -waar, meneer de controleur, heeft
men in de Kreuzbergerstrasso een jongen
overreden?
De controleur antwoordde zonder om te zien:
Ja, Konrad een kleine jonge!
Ie hij dood?
De controleur knikte slechts. En toen hoorde
hij achter zich een kreet, die niets mensche-
lijks had en omziende, zag hij den grooten ster
ken. man onbeweeglijk op het platform liggen.
Do controleur overlegde een oogenblik. Zou
hij stilhouden? Zou hij verder rijden? Een blik
in den wagen overtuigde hem, dat er geen
passagiers meer in zaten. In een minuut kon
hij hert eindstation bereiken. Dus verder!
Met geforceerde kracht verder!
De wagen stopte voor het station. De con
troleur wenkte een paar wagenbestuurders en
conducteurs van de andere wagens en men
maakte toebereidselen om het zware lichaam
van den bewustelooze in het station te dragen,
toen een kleine jongen tussehen de mannen
doordrong.
Met een luiden kreet wierp hij zich op het
schijnbaar levenloos lichaam en doeg zijn
armpjes er om heen.
Vader! Vader! Mijn lieve, goede vader!
Ma sioeg de man zijn oogen op. Hij richtte
zich een weinig op, streek zich met de handen
een paar malen over het gezicht en wreef zich
hot voorhoofd. Daarna vroeg hij, alsof hij uit
een diepen slaap ontwaakte: Wat is er toch
met mij gebeurd? Waar ben ik?
En toen plotseling, toen hij volkomen tot
bewustzijn was teruggekeerd, sprong hij op,
pakte den jongen met reuzenarmen, hief hem
op, drukte hem tegen zich aan en kuste hem
hartstochtelijk. Fritz! Mijn jongen! Mijn
jongen! Jij jij leeft? Je bent niet overreden?
Ik? Overreden vroeg de jongen ver
baasd. Ik kom juist' van moeder.
Daar binnen ligt er een een kleine
jongen, zoo groot als die van jon, Kernrad,
die is straks onder den wagen gekomen hij is
dood. Maar jouw Fritz is het niet.
Met oo'gen vol tranen zag Peter op zijn klei
nen. jongen neer. Fritz, mijn jongen, en ik
daefet dat jij het was!
En terwijl hij den jongen nog eenmaal tegen
zijn borst drukte, kwam het onder snikken over
"djn lippen:
Hemd, aan deren laatsten rit zal ik mijn
bede Leven denken!
Peter Konrad vertoeft nu al sedert een jaar
ia! zijn geboortestadje en beheert nauwgezet de
erfenis, die hem! tot een der voornaamste bur
gers van de plaats gemaakt heeft. Zijn Therese
hiondt als degelijke huisvrouw de huishouding
uitstekend in orde, en Fritz, zijn jongen, weet
in! de stallen en in al de hoekjes van huis en hof
en tinu beter den weg dan in zijn schoolboe
ken.
Een tijdschrift op muzikaal gebied ver
haalt omtrent de jeugd en het leven van den
kunstenaar der Groote Opera !e Parijs en
onderwijzer aan het Conservatoire Faure de
Volgende bijzonderheden:
In de maand Februari 1843 ontmoetten
twee eenvoudige muziekmeesters van weinig
naam maar van veel kunstkennis, eikander
in de buurt van de kerk Si Severinus te
Parij6. Eén van de muziekmeesters was de
heer Collet, kapelmeester in bovengenoem
de kerk en de andere de heer Loisel, kapel
meester in l'Abbaye-aux-Bois, eveneens een
kerk te Parijs.
Ik zoek een koorknaap» zeide de heer
Collet, tot- zijn collega.
Ik ken een allerliefsten kleinen jongen,
antwoordde de heer Loisel die n mis
schien zal bevallen. Hij kent nog geen noot.
muziek, maar hij zingt nit instinct als de
nachtegaal, met de schoonste stem ter we
reld.
Dat is werkelijk een geschenk, 't welk
g« mij aanbiedt. Mag ik wel zijn naam en
zijn adres weten?
De heer Loisel schreef op een kaart wat
hem gevraagd werd.
De kapelmeester van de St. Severinusikerk
begaf zich daarop onmiddellijk naar een
huis in de straat Massi lion, waar de moeder
vam den gewenschten nachtegaal woonde, en
zeide tot deze:
Juffrouw» 'k weet dat gij een zoon hebt
die een mooie stem heeft.
O, mijnheer, spreek mij daar nooit van,
antwoordde de moeder hij doet niets
nan zingen en als hij eenmaal eeu wijs ge
hoerd heeft, zingt hij ze na, hier, op straat
en in de school zelfs, waar hij meer dan eens
gestraft is, omdat liij altijd zong onder de les
Indien gij mij uw zoon wilt toevertrou
wen, juffrouw, zal ik hem muziek leeren;
ik zal er een koorknaap van maken en hij
zal in mijn kerk zingen, zooveel hij wil, zon
der dat hij bang behoeft te zijn voor straf.
Dat is onmogelijk, mijnheer, mijn zoon
is des Zondags altijd bezet. Hij is als orgel
trapper aan het kleine orgel van de kerk
Notre-Dame geplaatst en verdient daar 15
francs per maand. Ik ben weduwe, wij zijn
niet rijk en ik zou het zekere niet voor het
onzekere willen laten -loopen.
Ik zal hem ook vijftien francs per
maand geven, juffrouw.
Dat is zeer wel, hernam de moeder,
maar welk een vooruitzicht heeft hij in
de muziek? Als hij zijn stem verliest, kunt
gij hem niet meer gebruiken en. zendt gij-
hem terug, terwijl hij alsdan zijn haantje
van orgeltrapper heeft verloren, een haantje
dat hij zijn leven kan behouden, als hij: wiL
De kapelmeester ging, daar hij begon te
wanhopen of bij die goede eni misschien wat
al te voorzichtige moeder wel zou kunnen
overreden, teleurgesteld heen. De fraaie kin
derstemmen toch zijn even zeldzaam als de
fraaie mannen- en vrouwenstemmen en voor
het koor van den kapelmeester was eene
goede sopraan een dringend vereisebte.
Eenige diagen later beproefde de theer Ooi-
let andermaal of hij de moeder van den veel-
belovenden knaap niet kon verteederen en
zeide:
Juffrouw, ik bied u twintig fr. per
maand en binnen vier of vijf maanden, als
hij eenig verstand van muziek beeft, zal hij
vijf ,en twintig fr. per maand verdienen. Dat
is beter voor hem naar mij dunkt, dan om or
geltrapper te blijven een ambacht, dat nooit
iemand rijk gemaakt heeft.
—Rijkdom is toch niet voor ons weggelegd
antwoordde de vrouw en ik zie niet in
hoe de muziek dien aan mijn zoon zal bezor
gen.
—Dat kan men niet weten, juffrouw. Er
zijn veel groote schilders, dichters en zan
gers, die zeer nederig begonnen zijn.
Welnu, mijnheer, neem mijn jongen, als
gij hem volstrekt hebben wilit, maar ik geef
hem n niet dan met een beklemd: hart.
De heer Collet vond, dat het kind, gelijk
hem zijn vriend Loisel gezegd had, een heer
lijk orgaan had, frisch, helder, vol uitdruk
king en buitengewoon buigzaam. Den kapel
meester van de Stüeverinus-kerk viel het
volstrekt niet zwaar om hem muziek te lee
ren eni weldra kwam men in die kerk om
den „engel der melodie" te hooren, gelijk een
bejaarde gravin den knaap noemde.
Elf maanden nadat de jongen in het koor
was opgenomen, kwam de heer Loisel eens
hooren of hij vorderingen had gemaakt, en
nauwelijks had hij hem in een „O Salutaris"
gehoord, of ook hij snelde naar de moeder
van den melodieusen knaap en zieide:
Juffrouw! Ik hen het., die uw zoon aan
mijn collega van de St. Severinuskerk heb
aanbevolen. Ik heb dnisi oudere redhten1 op
liem dan hij. Uw zoon gaat een schoone toe
komt tegemoet, juffrouw. Ik stel u voor om
hem in mijn kerk als koorknaap te nemen
en zal hem veertig francs per maand geven.
Veertig francs! zeide de moeder in
verrukking; neem hem. Ik zie da.t hij bii
u even! goed zal zijn als bij den heer Collet.
De knaap zong daarop in een jaar in het
koor van de kerk l'Abbaye-aux-Bois.
Toen hoorde op zekeren -dag de heer Tre-
veanx, de kapelmeester der Madeleinekerk
-en chef der koren aan de Groote Opera van
den kleinen1 zanger spreken en ging hem hoo
ren, waarna ook hij naar de rue Massifflon
wandelde en bij de moeder van den „engel
der' melodie" aanklopte.
Juffrouw zeide de heer Treveaux
ik ben kapelmeester van de Madeleine. Ik
heb uw zoon gehoord en bied n tachtig francs
per maand als bij onder mijn leiding in de
kerk en in de koren der Opera wil zingen-.
Neemt n dat aanbod aan?
De goede vrouw meende te droomen. Zij
kon niet gelooven, dat zooveel geluk wer
kelijkheid was, maar begon eindelijk te be
grijpen, dat haar zoon toch nog zoo verkeerd
niet gedaan had door het orgeltrappen in
de Nótre-Dame vaarwel te zeggen en zich te
wijden aan de 6tudie van de schoone zang
kunst.
Zoolang de knaap zijn stem bleef helhon
den, ging alles goed, maar toen zijn stem
wisselde, moest hij de Madeleine eu de ko
ren der Opera verlaten.
Helaas! zeide nu de bedroefde moe
der, die door haar vrees van vroeger weer
bevangen werd ik wist wel dat de muziek
geen toekomst was voor mijn zoon. Hoe spijt
het mij thans, dat hij maar geen orgeltrap
per gebleven ie.
Vrees niets zeide de jongen vol moed!
en hoop tot zijn moeder, die hij altijd zoo
innig Liefhad. Mijn stem zal als schooner
terngkeeren als zij geweest is en de theater
directeurs zullen mij, als ik een man zal zijn,
niet. minder zoeken dan de kapel meeri
te is mij gezocht hebben, toen ik een
kind was. Ik heb op de violoncel en op
het orgel leeren spelen. Wij zulilen dus niet
van honger sterven gedurende den beproe-
vingstüd, die wij moesten doorleven.
nE metterdaad: de zanger in raste
werd violoncellist en organist en speelde in
de week in een orkest van liet een of andere
bal in de buitenwijken van Parijs, en des
Zondags in een klein kerkje, St. Nicolas-du-
Oliardonnet.
Eerige jaren daarna schelde een onbe
kende aan de deur van een prachtig hotel
in de Rue Neuve-des-Mathurius te Parijs, en
vroeg den knecht, die opendeed:
Li de beer Faure, van de Opera, te
spreken?
Mijnheer is niet zeer wel heden en- kan
niemand ontvangen, antwoordde de knecht.
Zeer wel, dan kom ik morgen of zoo
wel eens terug, ihernam de bezoeker en wil
de zich reeds verwijderen, toen hij een stem
hoorde, die hem toeriep:
Wel, mijn beste heer Collet, zijt gij bet?
Welke goede genius heeft u hierheen ge
dreven, u, dien ik in zooveel jaren niet ge
zien heb? Waarlijk, mijn vriend, gij hebt
welgedaan, dat gij mij van bet orgeltrappen
in Notre-Dame hebt afgeibaald, om mij mu
ziek te leeren.
Ja, ja, ik heb op goeden grond geplant.
De twintig francs per maand, die ik u gaf.
zijn thans veranderd in een honorarium van
twintig duizend francs per maand en de
kunstenaarsroem kan n reed;-: niets meer
schenken, dan bij n reeds geschonken heeft.
Laten wij niet meer van mij spreken,
maar spreken wij van u. Wat voert n tot mij?
Ziehier het geval. Ik heb een zoon, die
heeft moeten loten. Hij is op 't oogenblik
in Engeland en ik heb voor hem getrokken
maar een slecht nommerno. 10. Dat is
ongelukkig, zooals gij begrijpen zult, en nn
ben ik vam plan om, ten einde een plaatsi-
vervanger voor mijn zoon te kunnen k-oo-
pen, een concert te geven. Uitstekende ar-
tisten hebben mij hun medewerking beloofd
en nu kom ik n verzoeken, of gij dat concert
wel aan nw vrienden wilt aanbevelen.
Faure keek zijn ouden leermeester welwil
lend aam, gaf hem glimlachend de band en
zeide:
Neen, beste vriend, jok maar niet; dat
is het eigenlijk niet, wat gij mij komt vra
gen, is het wel?
Zoudt gij meenen, dat
Gij komt mij vragen of ik op uw con
cert wil zingen? Beken het!
Ik had het n niet durven vragen, y
zeide nu de grijze kapelmeester maar, als
gij mij aanbiedt om slechts eenmaal uw naam
op Ibet programma te plaatsen,dan isi er
geen twijfel meer aan, of de zaal zal eivo.l
zijn en ik zal niet genoodzaakt zijn mijm zoon
in dienst te zien gaan
Wel, mijn waarde Collet wais het ant
woord plaats mijn naam niet alleen een
maal, maar tweemaal en driemaal zelfs op
het programma, als mijn zang n en uw zoon
van rut kan zijn. Dank ik iet aa u mijn
eerste vorming en is het niet pleizierig voor
mij, te denken dat ik eindelijk mijn schuld
aan u althans gedeeltelijk kwijten kan?
O, Faure, riep de kapelmeester aange
daan nit, ik heb u alst koorknaap uit het oog
verloren, en vind u als een braaf man terug.
Een week later had het bewuste concert
plaats en beantwoordde natuurlijk ruim
schoots aan -Je verwachting van den kapel
meester, terwijl zij, die het hebben bijge
woond, verklaarden, dat de beroemde kun
stenaar nooit met meer ziel en sdhooner ge
zongen heeft dan op dien dag.
DE SNELHEID DER STERREN.
Nergens in het heelal heerscht eene vol
strekte rust: elke atoom is een bewerktuigd
geheel, de zetel van duizenden krachten.
Niet alleen de aarde en de planeten spoeden
zich voort met ontzettende snelheid door hel
oneindige, ook de millioenen sterren van het
firmament, die wondervolle kogelen, die ko
lossen van louter vuur, bewegen zich door
de oeverlooze ruimten in snelle vaart.
Sneller dan de bliksem schieten ze door
de trillende golven eener onmetelijke aether-
zee, beschrijvend hunne ontzagwekkende ba
nen, reusachtige parabolen, rond hunne cen
tra, te «amen vormend het geheimzinnig
raderstelsel eens hemelschen chronometers.
Arcturus, de helderste ster van den noor
delijken hemel, eene schoone gele zon van
geweldigen omvang in het beeld Ossen hoe
der, doorklieft njet eene snelheid van 670
K.M. in eene seconde het wereldruim.
Aldobaran, het oog van den Stier, de vol
geling der Pleiaden, verwijdert zich elke se
conde 48 K.M. van onze aarde, terwijl Sirius
ons in eene seconde, 17 K.M. naderkomt.
De ster mu-Cassiopeia heeft eene seconde
snelheid van 50 K.M., de dubbelstar o-in
Perseus het dubbele daarvan.
De zon zelve beweegt zich met 6t/2' K.M.
(volgens anderen met 16,20 of 21 K.M.) per
seconde voort naar een punt, gelegen tus
sehen de luisterrijke Wega in den Lier en
het starrenbeeid Hercules.
Haar tijd van omloop bedraagt 22.268.000
jaren. Welk een weg, in dat onmetelijk tijd
perk afgelegd!
In het beeld Orion snelt eene geheele nevel
vlek door de ongemetene ruimten, ieder uur
zijnen afstand van ons met 25.000 mijlen
vergrootend.
Niettegenstaande deze onbegrijpelijke snel
heden schijnen ons de sterrenbeelden on
veranderlijk. Evenwel veranderen de sterren
van een beeld in stand ten opzichte van
elkander voortdurend; sommige dier zonnen
naderen ons, andere verwijderen zich van
onze planeet; zulks geschiedt voor ons oog
echter onopmerkbaar.
Maar over enkele tienduizenden van jaren
zou de sterrenhemel zich geheel anders voor
doen dan nu.
De dissel van den Grooten Beer vormt dan
een gestrekten hoek, het. trapezium, gevormd
door de overige 4 heldere sterren, ligt dan
geheel uit elkaar. Slechts de sterren van
weinige sterrenbeelden, zooals het Zevenge-
Starnte en de Hvaden behooren werkelijk bij
elkaar; ze zijn even oud en hebben eene
gelijke richting van beweging, zoodat hun
stand ten opzichte van elkander steeds de
zelfde blijft i
Vele sterrengroepeeringen, thans groote op
pervlakten beslaande, zullen zich, na zich
vele millioenen jaren van ons te hebben ver
wijderd, van de aarde uit gezien, voordoen als
kleine slerrenhoopen of nevelvlekken, slechts
enkele vierkante seconden in vlakken inhoud.
Maar ook het omgekeerde zal plaats vinden.
Als men de werkelijke eigen beweging der
sterren op gemiddeld 20 K.M. per seconde
stelt, hoe geweldig is die afstand, door haar
in zulk een tijdperk volbracht!
Jac. van Diemen Wz.
Haarlem.
EEN KOSTBAAR REGIMENTSARCHIEF.
Het Pommersche Kurassiersregiment
„Königin zu Pasewalke" heeft het kostbaarste
archief van alle Pruisische regimenten. Het
bezit o.a, een schrijven van Frederik den
Groote, waarin deze het vergunt den grena-
diersmarsch op hun tochten te spelen en
op de pauken den marsch der kurassiers
te slaan.
Alle documenten zijn veilig bewaard in een
koffer. In oorlogstijd heeft het regiment het
recht dien koffer aan het geheime staats
archief te Berlijn in bewaring te geven. Voor
het vertrek naar het front, werd de koffer
naar Berlijn overgebracht, de archivarissen
ontvingen de deputatie uit het regiment en de
bevelvoerende officier telde de stukken voor.
Toen werd het kostbare archief in bezit ge
nomen.
GEKAAPTE SCHILDERIJEN.
Napoleon vernielde geen kunstschatten,
maar nam ze mee. Gedurende de regeering
van Napoleon I zijn talrijke kostbare schil
derijen en andere kunstwerken vanuit de
musea der veroverde landen naar Parijs over
gebracht. Denon, inspecteur-generaal der
musea, was speciaal belast met het uitzoeken
van de schilderijen. Drie beroemde Holland-
sche doeken, voorstellend „De Kruisafname"
van Rembrandt en van Potter „de Verkeerde
Wereld" en „Meijerhof", zijn door Napoleon
aan Josephine de Beauharnais gegeven. Deze
liet ze naar haar slot „Malmaison" vervoeren.
Later kocht Alexander van Rusland ze, en
liet ze naar Petersburg overbrengen, waar ze
nu nog onder de kostbaarste schilderstukken
'gerekend worden.
DE WERELDHAVEN VAN PETER DEN
GROOTE.
„De Baltische Poort" is in den oorlog ver
scheidene malen genoemd. Deze haven, aan de
Noordkust van Estland gelegen, was door
Peter den Groote bestemd voor een groote
oorlogshaven. Hij stierf nog voor er met den
bouw begonnen was en Catharina II droeg
de uitvoering van zijn plannen op aan haar
veldmaarschalk, graaf Münnich. Zij zelf ver
scheen eens met haar jacht in de Oostzee
óm de haven te zien. Van toen af kreeg de
plaats den naam van Port-Baltique. Het werk
heeft niet kunnen slagen, de strooming van
het water was er te sterk en het ijs vernielde
er alles. De bouw werd gestaakt en het stadje
werd vergeten. Nu is het een kleine visschers-
plaats, waar de hoofdbezigheid ansjovisvangst
is. De Baltische Poort is een van de .wei
nige Russische havens, die L winters niet
dicht vriezen.
KUNSTOOGEN
Een van ae afschuwelijkste gevolgen van
den oorlog is wel het groote percentage blin
den onder de soldaten. Om deze ongeluk-
kigen slachtoffers, wien het gemis van het
licht, al zwaar genoeg valt, hun lijden door
een afstootend uiterlijk nog niet te verzwa
ren, heeft men kunstoogen gemaakt, die uiter
lijk met gewone oogen volkomen overeen
stemmen.
Wanneer het oog nog in de kas is, en alleen
het gezichtsvermogen verstoort, wordt een
dunne glaswand over den oogappel heen ge
schoven. Ook wanneer de oogappel scheel is,
gebruikt men dit glas. Het wordt dan aan
de wanden van de oogkas gehecht. Wanneer
de oogkas geheel leeg is, gebruikt men het
z.g. reformoog, een hol, aan alle kanten ge
sloten voorwerp. Dit oog moet van zeer houd
baar materiaal zijn, opdat de verschillende
oog vochten het niet aantasten. Men neemt
hiervoor cryoüet, een mineraal, bestaande uit
fluornatrium en aluminiumfluoride. Deze cryo-
liet-glasöogen'behouden jarenlang hun glans.
Men maakt het kunstoog ongeveer op de
volgende wijze: Een witte kogel stelt de leer-
huid voor. Hierop laat men een druppel glas
vallen, die tot een ring van ongeveer 8 m.M.
middellijn uitgeblazen wordt. Op die rondte
wordt met dunne geverfde glasstaafies de iris
gemaakt. Een druppeltje zwart glas in 't
midden ^telt de pupil voor. De. adertjes op
de leerhuid worden door middel van een gloei
end gemaakt puntig rood glass laaf je. nage
bootst. Eindelijk wordt over de iris kristal
glas gesmolten, wat de indruk van een hoorn
vlies en oogkamer maakt.
ONBEKENDE
INDIANEN-STAMMEN ONTDEKT.
De Engelsche majoor Fawcett, die terug
gekeerd is van eene tweejarige ontdekkings
reis in het Caupolican-gebied ten Oosten van
Bolivia (Zuid-Amerika), bericht zijne ontmoe
ting mett interessante Indianen-stammen, dis
tot dusverre nog niet met blanken in aan
raking kwamen. Zij wonen in het bronnen-
gebied van den Madidi-stroom en hun aantal'
bedraagt ongeveer 100.000. Deze stammen
leven in groote, gezamelijke huizen, Maloea's
genaamd, welke conisch gevormd zijn en
ongeveer 100 voet doorsnede bij 70 voet hoog
te hebben. Ieder der twintig en meer families,
die zulk een huis gemeenschappelijk bewonen,
heeft haar eigen vuurplaats en haar eigen
woonplaats, waar zij haar oogst opstapelt. De
eerste stam, die Fawcett aantrof, telde onge
veer 3000 zielen; in de omgeving woonden
nog drie andere stammen van ongeveer 5000
man. Zij leefden in voortdurenden onderlin-
gen strijd en waren menscheneters. Drie a
vier dagreizen verder stiet Fawcett op een
anderen stam van ongeveer 3000 zielen. Hun
ne taal heeft op enkelè woorden na met geen
enkele der bekende talen overeenkomst.
HOE DE RUSSISCHE BOEREN REKENEN
Het is een bekend verschijnsel, dat een
voudige lieden, wien het aan behoorlijk
onderwijs ontbroken heeft, soms zelf tot
vernuftige oplossingen komen om hun ge
brek aan kennis goed te maken.
Zoo hebben Russische boeren op afge
legen dorpen bij de vermenigvuldiging van
getallen een zeer bijzondere methode, die we
door een voorbeeld verklaren willen.
Moeten zij bijv. 74 X 21 .uitrekenen, dan
halveeren zij het eerste getal 74 zoolang
tot zij op de eenheid komen. Dan krijgen
zij! dus de getallen 7437189~421,
waarbij de halven verwaarloosd worden.
Vervolgens maken zij een evenlange rij
van 21 en dat door verdubbeling: 21—42
84168336672~1344. Deze twee rijen
schrijven zij naast elkander:
74,... 21
37..,, 42
18.... 84
9.... 168
4.... 336
2.... 672
1.1344
.Van de tweede rij schrappen zij nu de
getallen weg, die naast even getallen in de
eerste rij staan, dus naast 379 en 1. Dus
houden zii over:
42
168
1344
hu dje samengeteld, geeft 155-1 of het pro
duct van 74 en 21.
Neem nu bjj*, 59 X 38 5192 dn met-
zelfde resultaat ontstaat:
5988
29.... 176
14.... 352
7704
3....1408
1....2816
waarvan het getal 352, dat naast 14 staat,
vervalt. En de som der overblijvende ge
tallen is 5192.
Een verklaring van dit schijnbaar spel
van het toeval zullen .wiskunstenaars wel
kunnen geven.
DE BULGAREN.
De eerste bewoners van Bulgarije waren
de Thraken, een groot, blond, blauwoogig en
krijgszuchtig volk. 280 v. Chr. vermeng
den ze zich met Keltische stammen. Zoo
als men weet werd Bulgarije daarna een
Romeinsche provincie. Met de volksverhui
zing kwamen de Gothen, Hunnen en Ava
ren in het land, later de Slaven. In 679
kwamen de Bulgaren, een krijgszuchtig volk
van Turksche afkomst. In 1353 deden de
Turken invallen. De anthropologische waar
nemingen toonen duidelijk deze vermenging
van volken aan: De Bulgaren mot lange
schedels, smalle neuzen en bruine haren zijn
van Finsche afstamming. Blonde Bulgaren
komen uit Noordelijker gewesten. Een an
der type, veel in de omstreken van Sofia
voorkomend, is de kleine Bulgaar met breed
gezicht, korten schedel, donker haar en uit
stekende jukbeenderen. Naast het Slavische
element zijn veel Bulgaren van Russisch-
Finschen oorsprong.
APPARAAT VOOR HET OPVANGEN
VAN DE GELUIDSRICHTING.
Een Amerikaan heeft een instrument uit
gevonden, waardoor het mogelijk gemaakt
wordt, de richting van een geluidssignaal
precies vast te stellen. Wanneer dit apparaat
in de practijk voldoet, is het een uitstekend
hulpmiddel bij het varen in den mist. Het
toestel is van een zeer eenvoudige construc
tie en neemt weinig plaats in.
BEETHOVEN AAN HET FRONT.
Het „Journal de Geneve" bevat den volgen
den brief van een Franschen korporaal aan het
front in Champagne:
Gisteravond was ik in een dorpje op wacht.
De Pruisen waren er in den storm pas door
getrokken. Ik had mij met vier man ingekwar
tierd in een verlaten huis, of liever gezegd in
de puinhoopen er van. De noodige bevelen wa
ren aan mijn wakkere manschappen gegeven en
ik was op het punt, bij een ouden schoorsteen
in te sluimeren, toen ik plotseling naast mij de'
wondermooie Mondsekein-Sonate van Beetho-'
ven hoorde spelen.
In dit uitgestorven dorp, temidden van al de
ze puinhoopen, deed het mij zonderling aan, de!
heerlijke muziek te hooren. Ik stond dadelijk op
om te gaan zien, vanwaar de klanken kwamen.
Weldra stelde ik vast, dat zich naast mijn
schuilplaats een ander bouwvallig vertrek be
vond waaruit de muziek kwam. Ik klopte op da
deur een vrouwenstem antwoordde mij. Ik
verontschuldigde mij, dat ik stoorde en merkte
op, dat ik zeer mooi had hooren pianospelen.:
De vrouw noodigde mij uit, binnen te komen
en zeide:
Het is mijn blinde zoon, die speelt en als
u hem een genoegen wilt doen, houd hem dan:
een beetje gezelschap.
Ik liet mij dat geen tweemaal zeggen. Toen
zag iets merkwaardigs. In een kamer, waar
in alle vernielde teekenen van den oorlog zicht
baar waren, bevond zich een ongedeerd geble
ven klavier en daarvoor zat een groote, blonde,
jonge man,.een blinde. Moeder en zoon had
den, in weerwil van de voortdurende inslaande
granaten, die ook nn hnn verwoestend werk nog!
niet hadden gestaakt, hun woning niet willen1
verlaten.
De moeder stelde mij voor, de jongeman kwam
naar mij toe en strekte de handen naar mij nit.
Toen ging hü weer aan zijn geliefde piano zit
ten. Ik hoorde Wagner, Schubert, Beethoven,
Mozart, Chopin, Saint-Saëns, Maasenet e.s., op
twee kilometer afstand van de vuurlinie. Ik
kon mijn blikken niet afwenden van de groote,
wezenlooze oogen van dezen knappen jongen
man.
Ten slotte speelde de blinde nog iets nit zijn
eigen prachtige composities. Welk een onbe
kend genie in dit armelijk, verlrten dorp! Nooit
zal ik de herinnering aan deze mensehen ver-
F~-