NIEUWE NAARLEttSCHE COURANT tweede blad Rijwielbanden Elck wat wils De pers over de Troonrede. H. J. v. d. MEER, SchagcheSstraat 7-9 bij dg g. Allerlei. Nuttige wenken. Oorlogsvaria. Spreuken en gezegden. Lachhoekje. Raadsels. 0©eeiko©pst adres ■Be meeste bladen, zoowel van rechts als links, die zich over de Troonrede uitlaten, Zoeken inzonderheid daarin haar beteekenis, dat het kennelijk de wensch der Regee ring is, dat van nu af het politiek bestand *8n einde heeft, dat zij niet meer of minder inhoudt dan een vaarwel zeggen van den Godsvrede van de zijde van het ministerie. Immers in tegenstelling met verleden Jaar behelst hu de Troonrede weder \9at men noemt een aankondigend gedeelte, waaruit blijkt, dat de Regeering nu van voornemen is werk te maken van de ver wezenlijking van eenige punten op haar programma die heetten de beteekenis van het ministerie uit te maken. Aangekondigd wordt dat voorstellen tot Grondwetsherziening „weldra" en wetsont werpen tot herziening der sociale verzeke ringswetten „eerlang" zullen worden inge diend. Of men er echter in slagen zal om in deze wetgevende periode die beide pro grampunten te verwezenlijken? Be Tijd acht het heel onwaarschijnlijk. Ook indien, oordeelt ze, „de buitengewone omstandigheden zich niet te onzen nadeele wijzigen" heeft dit zaken-kabinet nog zoo veel loopende posten af te doen en zal het door de fout van twee jaar geleden, die het nog steeds médesleept, zich zóó mach teloos gevoelen, dat de grootscheepsche on dernemingen van het Staatspensioen en Al gemeen Kiesrecht de desiderata der ver- eenigde Linkerzijde weL als een schip van beloften en als nieuwe inzet aan een vol gende politieke periode zullen worden over geleverd. Die kans zoo vervolgt zij schijnt bij den tegenwoordigen toestand van on machtige liberale staatkunde te grooter, ;nu in de Troonrede zelfs een toespeling iwordt gemist op het desideratum der Rechterzijde, op wier toegevendheid in ihet belang van den Godsvrede voortdu rend een beroep wordt gedaan, maar wier tegemoetkomende houding men zelfs met de meest bescheiden inwilliging van hun redelijk verlangen wenscht te beantwoor den. Waar blijft het voorstel tot wijzi ging van artikel 192 der Grondwet? Is het compromis geslaagd, dat de Premier reeds in 1913 als mogelijk in uitzicht stelde, en is de bedoelde wijziging op genomen in de aangekondigde Grondwets herziening? Zoo dit laatste niet het geval is, zou deze Troonrede een ernstige te leurstelling voorbereiden, die voor de Rechterzijde meer dan een ontgoocheling zou beteekenen na de onafscheidelijke verbinding der oplossing van het kies recht- en onderwijsvraagstuk. En in elk geval zou de Rechterzijde van een onvol tooid voorstel tot Grondwetsherziening de aanvulling afwachten, aleer zij een be grijpelijke lijdzaamheid liet varen Voor ©en actieve deelneming aan het tot stand komen van het groote werk, dat dan toch altijd nog in liet teeken van den Gods vrede heet te staan, zelfs indien de „bui tengewone omstandigheden" van het oo genblik zijn opgeheven. Het blad is in verband hiermede de mee ning toegedaan, dat het voor de leiders van de partijen van de rechterzijde zaak zal worden bij de komenSe beraadslagingen over de richting onzer binnenlandsche poli tiek een duidelijk antwoord betreffende zij ne houding aan het ministerie te ontlokken. Terwijl besluit het blad de Rech terzijde zich voor het overige geen illu sie maakt over de geschenken, welke haar dit Ministerie van verzoening" zal brengen, heeft de Linkerzijde niet veel beters te doen. Of zij zelf nog ernstig gelooft in de spoedige invoering van het Staatspensioen, waarmee in 1913 de kie- zers moesten worden gepaaid, wagen wij te betwijfelen, nu de Minister van Fi nanciën onze Staatsschuld reeds tot zoo schrikkelijke hoogte heeft opgevoerd en 'de berooide Staatskas nauwelijks in méér deplorabelen toestand kan verkeeren. Maar aan de herziening der bestaande en de invoering van nieuwe belastingen zul len zij in elk geval moeten gelooven. En als dit Ministerie, over welks juiste benaming men lang heeft getwist, maar dat wellicht eenmaal het Ministerie tot bereddering van de oorlogsperiode en van niets meer zal worden genoemd, is heengegaan met als eenige erfenis deze nieuwe en ongekend schroevende belas tingboeien, dan zal het kiezersvolk ver moedelijk voorgoed genezen zijn van de zucht tot avonturen, welke tot de debacle van 1913 leidden! De Maasbode weidt meer inzonder heid uit over de gevolgen, die het vaarwel zeggen van den Godsvrede voor de Regee ring hebben kan. Dat de Regeering zulks deed is haar wel. Maar, zoo betoogt ze«, al dus staat de vraag niet. Niet moet onder zocht of het den politieken partijen, maar wel of het voor 's lands, belang nuttig we zen kan dat het partij leven weer in vollen omvang beginnen kan. En al zal het besluit der regeering waarschijnlijk door sommigen als kloek beleid begroet worden, het blad meent, dat de godsvrede geen waan ia ge weest en de hechte eendracht nog immer even noodzakelijk. Al aanstonds zal laat het daarop volgen de regeering de wrange vruchten plukken van haar blijkbaar onder linksche influenties genomen besluit, wanneer zij pogingen zal hebben af te wijzen, welke op gedeeltelijke demobilisatie doelen. Immers, kan het niet anders, of de regeering die tot voor kort den poli tieken strijd landsgevaarlijk achtte, maar thans wenscht, moet de overtuiging bezit ten, dat het buitenlandsch gevaar in we zen geheel veranderd is. Als die overtuiging zich nu niet in haar legerpolitiek afspiegelt, en op olk ander gebied van regeerbeleid, dan zul len ondenkbaar scheeve verhoudingen ontstaan. !W.aar vindt de regeering nu voortaan de redenen van overtuiging voor de man nen onder de wapenen, wier geduld en of fervaardigheid tot de uiterste grens ge spannen is alleen door de vaste meening, dat ijzeren noodzakelijkheid en plicht van vaderlandsliefde het aldus gebiedt? Evenmin kan nu voortaan de verwijzing naar de gevaarlijkheid der tijden gelden, waar het er om gaat, of een minister zijn zetel zal moeten ruimen. Niet meer dus zal de godsvrede, die in in het laats to jaar reeds meer dan een ministerieel leven redde, aan deze regeering zijn diensten bewijzen. Tenminste zal men, indien liet politiek regiem dan weer moet aanvangen, er voor te waken hebben niet meer onder den ban te geraken van dat allesbeheerschend argument uit het regiem van de vorige zitting; vermijding van ministercrisis a tout prix. Toch zal een betoog, dat bijvoorbeeld ©en crisis aan Oorlog of Marine in het buitenland ©en fatalen indruk teweeg moet brengen, zeer makkelijk geleverd kunnen worden. Aan wie de verantwoording in zulk een geval? Zelfs is niet uitgesloten, dat de regee ring als geheel zich zelf nu bloot geeft. Bleef zij in de nationale stelling, die zij tot heden heeft ingenomen, dan was aan kabinetscrisis zelfs niet t© den ken. Het blad bomt verder tot de conclusie, dat de regeering met te zeggen, dat thans de gewone wetgevende arbeid weder kan j ter hand genomen worden, zich begeeft, iwat de opperste leiding dea lands nu niet mocht in het vuur, in levensgevaar en dat men slechts, behoeft te denken aan de voorstellen tot grondwetsherziening, welke worden aangekondigd, om te verstaan in hoe vollen omvang de politieke strijd gaat heropend worden. Nadat het blad nog heeft verklaard, dat z.i. bij minister Treub'a sociale ontwerpen zijn ministerieel leven niet buiten gevaar zal zijn en na een verwijzing naar de aan gekondigde reeks van belastingontwerpen, zegt het ten slotte: [Wjj mogen dat alles afwachten voor ons zelf gerust en onzen tegenstandera de verzekering gevend, dat het door hen opgezegde bestand niet eenzijdig kan blij ven gelden om ons te binden, dus, dat wij thans geheel vrij zijn. Voor ons land bezitten wij diezelfde gerustheid niet. Ons land kan niet anders dan schade lijden, wanneer de regeering de bakens verzet, terwijl het getij niet is veranderd... Het Vaderland doet naar aanleiding van de zinsnede inhoudend, dat de gewone wetgevende arbeid weder kan ter hand ge nomen worden, opmerken, dat dus, ook vol gens de Regeering, het oogenblik daar ia om onzen gewonen gang weder te gaan. Het blad verheugt zich daarover dubbel, omdat eene regeering in deze tijden uit den aard der zaak de dingen zwarter ziet dan wie buiten de internationale besprekingen staat, en hare erkenning, dat de tijd om zooveel mogelijk weer tot ons gewone doen terug te keeren, dus dubbele waarde heeft. De aanstaande indiening der voorstellen tot Grondwetsherziening en van de sociale verzekeringswetten heeft dan ook, zegt het blad, niet alleen als zoodanig voor ons groo te waarde, maar ook als bewijs,, dat de schending van onze neutraliteit minder ge vaar loopt dan ooit. In verband daarmede waagt het de vraag of het nu nog noodig is, dat onze weermacht volledig gemobili seerd blijft. Wat wij dan gaat het voort zou den willen? Dat men de manschappen naar hui3 zond, en verder zorgeloos voortleefde? Dit natuurlijk allerminst. Maar wij zouden willen, dat men niet meer manschappen onder de wapenen hield dan strikt nood zakelijk is, en dat men de organisatie zóó maakte, dat men, de overigen naar huis zendend, er verzekerd van was, dat men ze, als er eens iets gebeurde, direct weer op de plaats had waar ze dan wezen moesten.. Men kan den wensch naar zulk een orga nisatie niet met breed gebaar als iets on mogelijks afwijzen; die dat zou doen zou te kennen geven dat het hem zeker aan het noodige -organisatorische talent ont breekt. En die wensch is voor ons eisch 'geworden, sinds wij uit zeer goede bron weten dat de door ons verlangde organi satie in Duitschland bestaat; zou wat in het groote, oorlogvoerende Duitschland mogelijk bleek, in het kleine Nederland, dat in vrede is, onmogelijk zijn? Dat er zooveel mogelijk gedemobiliseerd wordt is een nationaal belang, het is goed voor onze financiën, het is in het belanjg van den economischen toestand- van dui zenden gezinnen, het is vooral ook in het belang van liet leger zelf. Een te lang 'gemobiliseerd leger kan toch niet anders dan demoraliseeren; verveling is nu een maal des duivels oorkussen, en de verveling komt, zoodra de oefeningen niet meer die-' nen om te oefenen maar mn den tijd stuk te krijgen. Wij hopen dan oók van harte, dat, waar alle aanwijzing, dat men tot gedeeltelijke demobilisatie zal willen overgaan, in de Troonrede ontbreekt, dit de Staten-Gene- raal aanleiding zal geven zoo spoedig mo gelijk over dat punt met de Regeering van gedachten te wisselep. De weg1, dien de Regeering ton aanzien der belastingplannen kennelijk wil inslaan, lijkt aan het blad een zeer gelukkige. Het leidt n.l. uit de desbetreffende zinsnede fn da Troonrede af, dat minister Treub zijne verschillende belastingplannen niet achtereen volgens aan de goedkeuring der Staten- Generaal zal onderwerpen, vóór en aleer hij1 hunne1 uitspraak heeft gekregen over hot complex in het geheel, en dat men dienaan gaande dus een debat zal krijgen dat min of meer vergeleken kan worden met het debat indertijd gehouden over 'de sociale ver zekeringen van minister Talma, waarbij zeer principieel! de vraag onder de oogen zal kunnen .worden gezien, in welke richting ons belastingstelsel zich in de naaste toe komst. zal hebben te bewegen. De Nieuwe Ot. die de meening is toe gedaan, dat de Troonrede is gestemd in een toon van gedempte tevredenheid, constateert, dat de rede geen uitzicht opent op verlich ting van den druk, dien 'de voortdurende* mobilisatietoestand oplegt. Doch, zoo voegt zij daaraan toe en ten aanzien daarvan doet zij wel eenïg ander geluidhooren dan andere bladen, die met „Het Vad." op een gedeeltelijke demobilisatie aandringen wat de bestendiging ervan aangaat, moet aan de Regeering de volle maat worden toegemeten van het vertrouwen dat het land gezind gebleken is haar te schenken. En ze laat daarop volgen: De gansche weermacht onder de wapens hoe lang? Ziedaar een vraag, op dit oogenblik tenminste evenzeer van buiten- landsch-staatkundigen als van militairen aard, en derhalve uitsluitend ter beant woording aan hen die, zoolang de wereld oorlog duurt en zoolang Koningin en volk hen waardig keuren, de verantwoordelijk heid voor 's land3 staatkundig lot moeten dragen. Moge zich' ieder toch' daarvan door dringen: vertrouwen in de Regeering sluit than3 onderwerping van eigen meening en onlust in aan haar oordeel over hetgeen de gereedheid onzer weermacht eiScht. Het is ondenkbaar dat dit ministerie, saamge- steld gelijk het is, in dit opzicht langen tijd zou „overvragen". Voorts zegt het vrij-libërale orgaan, dat het zijne aandacht trok, dat do Troonrede van de zeer buitengewone regeeringszorg die in het verschaffen van goedkoop voedsel be staat, geen gewag maakt. Een teeken, vraagt het, van beginnend berouw wellicht, dat men zich ooit op dien weg heeft begeven? Met voldoening vernam Eet dat spoedig de voor stellen in zake Grondwetsherziening zullen worden ingediend; alleen hierdoor toch, geeft het te kennen, blijft de kans open dat dit belangrijke punt van het regeeringsprogram nog vóór het einde der loopende parlemen taire periode voor het tweede stadium van behandeling gereed zal te maken zijn. Het blad eindigt zijne beschouwingen: Verdiept men zich in de eischen die deze Troonrede stelt aan de samenwerking van Regeering en Sta ten-Generaal, en in de verwachtingen waartoe onze binnenlandsch- staatkundige toestand recht geeft, dan valt het moeilijk opgewekt te blijven. Moge de toekomst ook in dit opzicht onze Koningin gelijk geven, die, vertrouwende op de geest kracht van ons volk, haar hoopvol tege moet gaat. Hel „N. v. d. D." acht, dat uit den toon dezer troonrede wel is te hooren, „dat wij' de groote dagen van September 1914 lang achter den rug hebben: den tijd, waarbij Vorstin, Regeering en Volk waarlijk een drachtig' tezaam stonden, zoodat zelfs in het officieel© stuk, waarmee de nieuwe periode van parlementaire werkzaamheid wordt in geleid, klanken van echt-menschelijke aan doening trilden." Het blad noemt de rede „een mat stuk" en staat den verder o. m. stil biji de zinsnede, dat het in het voornemen ligt, in afwachting der indiening van eene Vlootwet, voort te gaan met geleidelijk© ver vanging van het oude materiaal. Ten aanzien daarvan verklaart het: "Wat beteekent dat nu, nadat de heer Rambonnet zijn kruisers en onderzeeërs 'gekregen heeft (en hoel)? Wil dat zeggen, dat we in plaats van een ouden „Korte- naer" een nieuwen „Van Galen" zullen krijgen en onze marine opnieuw in het zog van de groote mogendheden gaat aan zeulen? Dat ontbrak er nog maar aan. Wij willen ernstig hopen, dat d© bedoe ling finders is: dat da Rêgeering zeggen wil: voor een nieuw vlootplan hebben we nog meerdere lessen van den tegenwoor digen oorlog noodig; de oude sleur wordt in elk geval verlaten, en wie weet of de toestand over ©enigen tijd in het vernieuw de Europa niet zóó verbeterd zal zijn, dat de bewapenings-razernij (vooral on zinnig ten aanzien van kleine marines) ingetoomd zal kunnen wordenmet dat alles moeten wij rekening Louden. Maar men had dit dan wel wat duidelijker te verstaan mogen geven. D© „N. R. Ct." doet terzake van deze kwes tie ook een© opmerking, echter eene minder scherp gestelde. Ze getuigt: Er zullen dus waarschijnlijk weer een paar. schepen worden aangevraagd, zooals de Staten-Generaal er in het afgeloopan jaar reeds hebben bewilligd. Het systeem, waartoe de regeering gedwongen is haar toevlucht te nemen, heeft ontegenzeggelijk nadeelen. Aanbouw zonder vast plan, bij eene vlootwet omschreven, loopt bet ge vaar improvisatorisch, brokkelig te blijven, zonder dat een goed ineensluitend geheel wordt verkregen, doch zoolang de oorlog nog woedt, en de kans dus bestaat, dat van nieuwe belangrijke ondervinding met 'groot en klein materieel kan worden partij getrokken, zou bet roekeloos zijn, zich aan eene vlootwet te gaan binden. Nadat het Rotterdarnsche oud-liberale blad daarna verder de Troonrede nog in andere onderdeden heeft beschouwd, waarbij het uit eenzet, dat z. i. nu het psychologisch mo ment is, om tot nieuwe vaststelling van de financieel© verhouding tusschen Rijk en ge meenten over te gaan, nu het belastingstelsel van het Rijk in den smeltkroes zal komen, en dus het financieel stelsel van het Rijk en zijn onderdeden als één samenhangend geheel zal kunnen worden overzien, en be oordeeld en dat, gaat dit oogenblik voorbij, zonder dat er nut van getrokken wordt, dan de hervorming wellicht voor lange jaren, zoo niet onmogelijk, dan toch onwaarschijn lijk geworden zal zijn; vat het zijn eindoor deel aldus samen: De Troonrede geeft voor de naaste jaren een in woorden kort program: grondwets herziening, financieel© hervorming, sociale verzekering'. Maar zij opent een perspectief, 'gelijk wellicht nooit nog een kabinet aan de volksvertegenwoordiging heeft laten zien. Indien de regeering erin slagen mocht, haar plannen te verwezenlijken, zullen in politiek, oeconomisch en sociaal opzicht de grondslagen gelegd worden, waarop het Nederlandsche volk een nieuw leven zal kunnen beginnen. Het H b 1 d. gaat in den breede den inhoud der Troonrede na, zonder dienaangaande in velo beschouwende opmerkingen van criti- schen aard te treden, waarna het ten slotte verklaart: De Troonrede belooft dus veel van dit jaar. Niet in aantal wetten de lange lijst beloften van vredesjaren kent deze Troonrede niet. Maar wat beloofd wordt is zoo uiterst belangrijk. En, behalve dan de grondwetsherziening en de verdedigingswet ten, raakt het alles één minister, den minister van financiën. Neen, toch niet... wij' vergissen ons... de verzekeringswetten zullen niet boven de handteekening van minister Treub verschijnen. Wij wenschen der regeering kracht toe om veel van wat zij doen wil tot stand te brengen. Het „bestand" zal blijkbaar een einde nemen, de „godsvrede" zooals met een oneigenlijken naam de toestand werd genoemd, waarbij de oppositie-par tijen den uiterlijken vorm van haar oppo sitie wijzigden, Is afgeloopen. De regeering gaat weer aan het werk, de strijd om ons heen fen trots, om te trachten op wet gevend gebied ons land vooruit te helpen. Wij' kunnen naderhand eerst over de pogingen zelve oordeelen, maar reeds thans kunnen wij zeggen: wij verheugen ons van harte dat de regeering een voorbeeld geeft om niet meer allen stilstand, alle gebrek aan werkkracht en durf met een beroep op de „tijdsomstandigheden" te ver klaren en te verontschuldigen. Aan de beschouwingen van Het Cen trum ontleeneu wij het volgende: Een belangrijke plaats zullen straks ds financieele debatten innemen, en men kan .wel voorspellen, dait het daarbij aan ver schil van meening allerminst zal ontbre ken. De Minister van Financiën kanvoor heete vuren komen te zitten. Met zijne partij genooten of gewezen partij genooten zal hij harde noten te kraken krijgen, én niet alleen van hunne zijde heeft hij op positie t© wachten. Zeker is, dat de belas tingpassag© in deze Troonrede allerminst het effect maakt van een lichtpunt. Wij zullen er straks in de Millioenennota wel NUTTIG. GÉBRUIK VAN OUDE KRANTEN. Toen ten vorigea jare de oorlog was uit gebroken en de gure wintertijd weldra ons tegengrijnsde, dreigde in vele gezinnen de armoede ook daar haar intrede te doen, waar ze voorheen niet werd gekend. En in de gezinnen der minderbedeelden zag men met zorg het nijpende gebrek aan dekking in het koude jaargetijde tegemoet. Ieder herinnert zich, dat men toen door die omstandigheden gedreven heeft uit gezien naar middelen om in dit gemis aan dekking te voorzien. En met goeden uitslag bekroond, is er toen propaganda gemaakt voor bet gebruik van papieren dekens, waar voor bij de toepassing vooral veel gebruik werd gemaakt van oude kranten. Zoo .wer.d aanbevolen, om oude kranten in smalle strooken te. knippen en deze dan tusschen twee lakens in te naaien, op. de zelfde manier als gewatteerde dekens over het geheele oppervlak worden 'doorgenaaid. Minder bewerkelijk, maar dan ook minder practisch en duurzaam, kunnen oude kran ten tot dekking worden gebruikt, door ze tus schen de lakens of dekens uit te spreidon. Ook voor andere doeleinden zijn oude kran ten van onberekenbare waarde en kan liet gebruik daarvan in het huishouden met goed Succes worden aangewend. Welke echte huismoeder kent b.v. niet het gebruik van oude kranten, om het zomer- en wintergoed weg te bergen; de drukinkt houdt het best alle insecten verwijderd, volgens Sommigen zelfs nog oneindig beter dan kam- ■er °f dergelijke middelen tegen de mot. Oude kranten maken messen en vorken, dia men schoongemaakt heeft, glimmend. Kranten worden ook met het beste gevolg aangewend om kachels haar glans te geven. Een der beste eigenschappen van het papier voor de huishouding is, dat het ondoordring baar voor de lucht i8. Wikkelt men ijs zorg vuldig in krantenpapier, zoodat er geen lucht bij kan komen, dan blijft dit veel langer goed. En een pot met IJswater, waaromheen men een krant wikkelt, waarvan de punten zoo ineengedraaid zijn, dat ze geen lucht door laten, blijft den geheelen nacht ijskoud, hoe warm het overigens in de kamer ook moge wezen. Dit kan van groot nut zijn bij het oppassen van een zieke gedurende den nacht. Dezelfde eigenschap van het papier, na melijk: het niet, of maar zeer schaars door laten van lucht, kan ook in tegenovergestelde richting .worden aangewend en wel tot het warm-houden van spijzen. Wie wel eens heeft gehoord van een z.g.n. „hooikist", zal het niet bevreemden als wij' zeggen, dat papier dus ook oude kran ten op. gelijke wijze als het hooi en met zoo "goed als evenveel succes, kan wor den gebruikt. (Vele z.g.n. „hooikisten" bevat ten dan ook' al geen hooi meer, maar..,, oude kranten! En wie op geenerlei wijze, als bovenge noemd voor eigen gebruik oude kranten noodig' heeft, die geve ze aan hen, die or wel behoefte aan hebben, of.... nadat 'ge bleken zou zijn, dat ook dit niet meer noodig zou zijn, beware ze voor het Liefdewerk „Oud Papier't; opdat ze op. die wijze nog nut afwerpen. Werp dus nooit uw oude en weg; ze hebben daarvoor te groote n; ie. Een eenvoudig maar weinig bekend mid del' tegen muggebeten is met een stukje suiker over de vooraf vochtig gemaakte plek te wrijven. De suiker neutraliseert „muggegif"; da pijn verdwijnt en de huid zwelt niet pp. Bij picnics moest men altijd een paar klontjes suiker extra meenemen. Koop niet het eerste het beste prentje of beeldje, want er zijd op het gebied van vrome beelden een hoop leelijke dingen, mis schien meer leelijke dan mooie. Doe dus een verstandige keus, ©n geef liever enkele stuivers meer, voor wat moois. .Vooreerst w-ordfc het godsdienstig gevoel van iedereen daardoor eerder opgewekt dan door een foei-leelijk prulding, dat men niet zonder lachen kan bekijken; men moot hun, die met onzen heiligen godsdienst willen spot ten, geen wapen In de hand geven. Ten tweede zult ge het beter in eere houden, en uwe kinderen zullen zich wel wachten, het met hunne lieve, maar soms erg besmeurde vingertjes te betasten, als zij zien dat iedereen met een zekeren eerbied er naar kijkt En ten derde wordt uw goede smaak daardoor ontwikkeld; en al is dit maar een aardsoh' belang, het is toch ook wat waard. OPPERBURGEMEEÖTER .OBERKEULNEK. Een" afdeeliug: opgeroepen landstormers ver drong zich aan een station. Treffende af« scheidstooneelen werden er afgespeeld en menige afscheidsdronk werd geplengd. Voor het buffet stonden de dorstende landsver dedigers te .wachten op het hun te verstrek ken gerstenat, Slechts weinigen werden een Seidel machtig'. Dp, eens weerklonk .van een zij tafel' Bier, hierl Op, $e tafel lag een vat, waaruit een deftig gekleed heer glas op glas vulde en aan de véldgrauwen toereikte. Op de vraag hoeveel? klonk het antwoord: nie mendal. De nieuwe kellner verliet zjjn post 4èiet_tot_ hotJaatste klas.waa afgetapt Be_g©-_ dienstige bierschenker was niemand minder dan Geheimraad Glüssing Opperburgemeester van .Wiesbaden. Dat de soldaten hem een „hoch" brachten behoeft wel niet gezegd. Gezegden, waarmede men wil uitdrukken, boe iemand aan zijn eindje komt: De wandelaar „gaat het hoekje om." De houthakker „legt het bijltje er bij neer." De muzikant „blaast den kraaienmarsch." De matroos „gaat naar de haaien". De reiziger „reist naar de andere wereld af. De glasblazer „blaast den laatsten adem uit". De straatjongen springt „naar de andere zijde van het graf." De ruiter „bijt in het zand." De latinist „gaat ad patree." De waschvrouw „gaat om zeep." De lijntrekker „trekt er tusschen uit." De slager „wordt in de pan gehakt." De toerist „zegt dit tranendal vaarweL" De dhurwerker „gaat naar den bliksem." De tuinman „gaat de laan uit." De bankier „wisselt 't tijdelijke met het eeuwige." «De diehter „stijgt op naar het paradijs." De rechtvaardige „ontslaapt in den Heer." De hardlooper „legt het af." De doodgraver „daalt in het graf." De aviateur „gaat naar de maan." Een edelmoedige en vrijwillige bekentenis ontzenuwt het verwijt en ontwapent het" onrecht. DE STERKTE VAN ONS LEGER. Een Franschman vroeg eens aan een ste vigen grenadier; „Hoe sterk is wel een Hol landscb regimentl" Da urenadier hield hemt-voor. een scatter. en gaf Een Franschman zulk een geweldige oorveeg, dat hij ter aarde stortte. „Zie je," voegt hij hem toe, „zoo sterk ben ïk alleennu kan je eens nagaan hoe sterk een geheel Hollandsch regiment is.". VERKEERD BEGREPEN. Huisknecht: „Baron, neem mij niet kwalijk, maar ik heb in geen drie maanden loon gehad." Baron: „Ik neem 't je volstrekt niet kwa lijk hoorl' OOK 'N ONTMOETING. „Zeg, ben jij wel eens een sigaar tegen gekomen?" „Wat is dat nou? Hoe kan dat dan?" „Wel, wanneer je Big&ar uitgaat, net terwijl je thuiskomt." ONDER SCHOOLJONGENS. „Zeg, Jan, .vjie is bij: jelui de knapst» op, school?" Jan: „Hannes van dea schoenmaker, dl» komt met het puntje van zijn tong aan het puntj» vian zijn neus." OPGAVEN. 1. Lieflijk is mijn voedeal, zoet is de vruofc4 van mijn werk, gevaarlijk en pijnlijk mijn wraakt 8. Wat is da meeat doelmatige manier om vijf appels onder drie personen precies gelijk te verdoelen! 8. Ik ben slechts een arme Job, Zeer kalm alia dagen; Het wrijven op mijn kop Kan ik echter niet verdragen, Als men dat doet Wordt ik verwoed En kan ale men 't niet voorkomt Op. ataanden voet, Vernielenmensch, dier, huis en goed. iGplpssingen .de velgende week.)'

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1915 | | pagina 5