NIEUWE NAARLEttSCHE COURANT tweede blad
Rijwielbanden
Elck wat wils
De pers over de Troonrede.
H. J. v. d. MEER,
SchagcheSstraat 7-9 bij dg g.
Allerlei.
Nuttige wenken.
Oorlogsvaria.
Spreuken en gezegden.
Lachhoekje.
Raadsels.
0©eeiko©pst adres
■Be meeste bladen, zoowel van rechts als
links, die zich over de Troonrede uitlaten,
Zoeken inzonderheid daarin haar beteekenis,
dat het kennelijk de wensch der Regee
ring is, dat van nu af het politiek bestand
*8n einde heeft, dat zij niet meer of minder
inhoudt dan een vaarwel zeggen van den
Godsvrede van de zijde van het ministerie.
Immers in tegenstelling met verleden
Jaar behelst hu de Troonrede weder \9at
men noemt een aankondigend gedeelte,
waaruit blijkt, dat de Regeering nu van
voornemen is werk te maken van de ver
wezenlijking van eenige punten op haar
programma die heetten de beteekenis van
het ministerie uit te maken.
Aangekondigd wordt dat voorstellen tot
Grondwetsherziening „weldra" en wetsont
werpen tot herziening der sociale verzeke
ringswetten „eerlang" zullen worden inge
diend. Of men er echter in slagen zal om
in deze wetgevende periode die beide pro
grampunten te verwezenlijken?
Be Tijd acht het heel onwaarschijnlijk.
Ook indien, oordeelt ze, „de buitengewone
omstandigheden zich niet te onzen nadeele
wijzigen" heeft dit zaken-kabinet nog zoo
veel loopende posten af te doen en zal het
door de fout van twee jaar geleden, die
het nog steeds médesleept, zich zóó mach
teloos gevoelen, dat de grootscheepsche on
dernemingen van het Staatspensioen en Al
gemeen Kiesrecht de desiderata der ver-
eenigde Linkerzijde weL als een schip van
beloften en als nieuwe inzet aan een vol
gende politieke periode zullen worden over
geleverd.
Die kans zoo vervolgt zij schijnt
bij den tegenwoordigen toestand van on
machtige liberale staatkunde te grooter,
;nu in de Troonrede zelfs een toespeling
iwordt gemist op het desideratum der
Rechterzijde, op wier toegevendheid in
ihet belang van den Godsvrede voortdu
rend een beroep wordt gedaan, maar wier
tegemoetkomende houding men zelfs met
de meest bescheiden inwilliging van hun
redelijk verlangen wenscht te beantwoor
den. Waar blijft het voorstel tot wijzi
ging van artikel 192 der Grondwet? Is
het compromis geslaagd, dat de Premier
reeds in 1913 als mogelijk in uitzicht
stelde, en is de bedoelde wijziging op
genomen in de aangekondigde Grondwets
herziening? Zoo dit laatste niet het geval
is, zou deze Troonrede een ernstige te
leurstelling voorbereiden, die voor de
Rechterzijde meer dan een ontgoocheling
zou beteekenen na de onafscheidelijke
verbinding der oplossing van het kies
recht- en onderwijsvraagstuk. En in elk
geval zou de Rechterzijde van een onvol
tooid voorstel tot Grondwetsherziening de
aanvulling afwachten, aleer zij een be
grijpelijke lijdzaamheid liet varen Voor
©en actieve deelneming aan het tot stand
komen van het groote werk, dat dan toch
altijd nog in liet teeken van den Gods
vrede heet te staan, zelfs indien de „bui
tengewone omstandigheden" van het oo
genblik zijn opgeheven.
Het blad is in verband hiermede de mee
ning toegedaan, dat het voor de leiders
van de partijen van de rechterzijde zaak
zal worden bij de komenSe beraadslagingen
over de richting onzer binnenlandsche poli
tiek een duidelijk antwoord betreffende zij
ne houding aan het ministerie te ontlokken.
Terwijl besluit het blad de Rech
terzijde zich voor het overige geen illu
sie maakt over de geschenken, welke
haar dit Ministerie van verzoening" zal
brengen, heeft de Linkerzijde niet veel
beters te doen. Of zij zelf nog ernstig
gelooft in de spoedige invoering van het
Staatspensioen, waarmee in 1913 de kie-
zers moesten worden gepaaid, wagen wij
te betwijfelen, nu de Minister van Fi
nanciën onze Staatsschuld reeds tot zoo
schrikkelijke hoogte heeft opgevoerd en
'de berooide Staatskas nauwelijks in méér
deplorabelen toestand kan verkeeren.
Maar aan de herziening der bestaande en
de invoering van nieuwe belastingen zul
len zij in elk geval moeten gelooven.
En als dit Ministerie, over welks juiste
benaming men lang heeft getwist, maar
dat wellicht eenmaal het Ministerie tot
bereddering van de oorlogsperiode en
van niets meer zal worden genoemd,
is heengegaan met als eenige erfenis deze
nieuwe en ongekend schroevende belas
tingboeien, dan zal het kiezersvolk ver
moedelijk voorgoed genezen zijn van de
zucht tot avonturen, welke tot de debacle
van 1913 leidden!
De Maasbode weidt meer inzonder
heid uit over de gevolgen, die het vaarwel
zeggen van den Godsvrede voor de Regee
ring hebben kan. Dat de Regeering zulks
deed is haar wel. Maar, zoo betoogt ze«, al
dus staat de vraag niet. Niet moet onder
zocht of het den politieken partijen, maar
wel of het voor 's lands, belang nuttig we
zen kan dat het partij leven weer in vollen
omvang beginnen kan. En al zal het besluit
der regeering waarschijnlijk door sommigen
als kloek beleid begroet worden, het blad
meent, dat de godsvrede geen waan ia ge
weest en de hechte eendracht nog immer
even noodzakelijk.
Al aanstonds zal laat het daarop
volgen de regeering de wrange vruchten
plukken van haar blijkbaar onder linksche
influenties genomen besluit, wanneer zij
pogingen zal hebben af te wijzen, welke
op gedeeltelijke demobilisatie doelen.
Immers, kan het niet anders, of de
regeering die tot voor kort den poli
tieken strijd landsgevaarlijk achtte, maar
thans wenscht, moet de overtuiging bezit
ten, dat het buitenlandsch gevaar in we
zen geheel veranderd is.
Als die overtuiging zich nu niet in
haar legerpolitiek afspiegelt, en op olk
ander gebied van regeerbeleid, dan zul
len ondenkbaar scheeve verhoudingen
ontstaan.
!W.aar vindt de regeering nu voortaan
de redenen van overtuiging voor de man
nen onder de wapenen, wier geduld en of
fervaardigheid tot de uiterste grens ge
spannen is alleen door de vaste meening,
dat ijzeren noodzakelijkheid en plicht van
vaderlandsliefde het aldus gebiedt?
Evenmin kan nu voortaan de verwijzing
naar de gevaarlijkheid der tijden gelden,
waar het er om gaat, of een minister zijn
zetel zal moeten ruimen.
Niet meer dus zal de godsvrede, die in
in het laats to jaar reeds meer dan
een ministerieel leven redde, aan deze
regeering zijn diensten bewijzen.
Tenminste zal men, indien liet politiek
regiem dan weer moet aanvangen, er voor
te waken hebben niet meer onder den
ban te geraken van dat allesbeheerschend
argument uit het regiem van de vorige
zitting; vermijding van ministercrisis a
tout prix.
Toch zal een betoog, dat bijvoorbeeld
©en crisis aan Oorlog of Marine in het
buitenland ©en fatalen indruk teweeg moet
brengen, zeer makkelijk geleverd kunnen
worden.
Aan wie de verantwoording in zulk een
geval?
Zelfs is niet uitgesloten, dat de regee
ring als geheel zich zelf nu bloot geeft.
Bleef zij in de nationale stelling,
die zij tot heden heeft ingenomen, dan
was aan kabinetscrisis zelfs niet t© den
ken.
Het blad bomt verder tot de conclusie,
dat de regeering met te zeggen, dat thans
de gewone wetgevende arbeid weder kan
j ter hand genomen worden, zich begeeft,
iwat de opperste leiding dea lands nu niet
mocht in het vuur, in levensgevaar en
dat men slechts, behoeft te denken aan de
voorstellen tot grondwetsherziening, welke
worden aangekondigd, om te verstaan in
hoe vollen omvang de politieke strijd gaat
heropend worden.
Nadat het blad nog heeft verklaard, dat
z.i. bij minister Treub'a sociale ontwerpen
zijn ministerieel leven niet buiten gevaar
zal zijn en na een verwijzing naar de aan
gekondigde reeks van belastingontwerpen,
zegt het ten slotte:
[Wjj mogen dat alles afwachten voor
ons zelf gerust en onzen tegenstandera
de verzekering gevend, dat het door hen
opgezegde bestand niet eenzijdig kan blij
ven gelden om ons te binden, dus, dat wij
thans geheel vrij zijn.
Voor ons land bezitten wij diezelfde
gerustheid niet.
Ons land kan niet anders dan schade
lijden, wanneer de regeering de bakens
verzet, terwijl het getij niet is veranderd...
Het Vaderland doet naar aanleiding
van de zinsnede inhoudend, dat de gewone
wetgevende arbeid weder kan ter hand ge
nomen worden, opmerken, dat dus, ook vol
gens de Regeering, het oogenblik daar ia
om onzen gewonen gang weder te gaan. Het
blad verheugt zich daarover dubbel, omdat
eene regeering in deze tijden uit den aard
der zaak de dingen zwarter ziet dan wie
buiten de internationale besprekingen staat,
en hare erkenning, dat de tijd om zooveel
mogelijk weer tot ons gewone doen terug
te keeren, dus dubbele waarde heeft.
De aanstaande indiening der voorstellen
tot Grondwetsherziening en van de sociale
verzekeringswetten heeft dan ook, zegt het
blad, niet alleen als zoodanig voor ons groo
te waarde, maar ook als bewijs,, dat de
schending van onze neutraliteit minder ge
vaar loopt dan ooit. In verband daarmede
waagt het de vraag of het nu nog noodig
is, dat onze weermacht volledig gemobili
seerd blijft.
Wat wij dan gaat het voort zou
den willen? Dat men de manschappen naar
hui3 zond, en verder zorgeloos voortleefde?
Dit natuurlijk allerminst. Maar wij zouden
willen, dat men niet meer manschappen
onder de wapenen hield dan strikt nood
zakelijk is, en dat men de organisatie zóó
maakte, dat men, de overigen naar huis
zendend, er verzekerd van was, dat men
ze, als er eens iets gebeurde, direct weer
op de plaats had waar ze dan wezen
moesten..
Men kan den wensch naar zulk een orga
nisatie niet met breed gebaar als iets on
mogelijks afwijzen; die dat zou doen zou
te kennen geven dat het hem zeker aan
het noodige -organisatorische talent ont
breekt. En die wensch is voor ons eisch
'geworden, sinds wij uit zeer goede bron
weten dat de door ons verlangde organi
satie in Duitschland bestaat; zou wat in
het groote, oorlogvoerende Duitschland
mogelijk bleek, in het kleine Nederland, dat
in vrede is, onmogelijk zijn?
Dat er zooveel mogelijk gedemobiliseerd
wordt is een nationaal belang, het is goed
voor onze financiën, het is in het belanjg
van den economischen toestand- van dui
zenden gezinnen, het is vooral ook in het
belang van liet leger zelf. Een te lang
'gemobiliseerd leger kan toch niet anders
dan demoraliseeren; verveling is nu een
maal des duivels oorkussen, en de verveling
komt, zoodra de oefeningen niet meer die-'
nen om te oefenen maar mn den tijd stuk
te krijgen.
Wij hopen dan oók van harte, dat, waar
alle aanwijzing, dat men tot gedeeltelijke
demobilisatie zal willen overgaan, in de
Troonrede ontbreekt, dit de Staten-Gene-
raal aanleiding zal geven zoo spoedig mo
gelijk over dat punt met de Regeering van
gedachten te wisselep.
De weg1, dien de Regeering ton aanzien
der belastingplannen kennelijk wil inslaan,
lijkt aan het blad een zeer gelukkige. Het
leidt n.l. uit de desbetreffende zinsnede fn
da Troonrede af, dat minister Treub zijne
verschillende belastingplannen niet achtereen
volgens aan de goedkeuring der Staten-
Generaal zal onderwerpen, vóór en aleer hij1
hunne1 uitspraak heeft gekregen over hot
complex in het geheel, en dat men dienaan
gaande dus een debat zal krijgen dat min
of meer vergeleken kan worden met het
debat indertijd gehouden over 'de sociale ver
zekeringen van minister Talma, waarbij zeer
principieel! de vraag onder de oogen zal
kunnen .worden gezien, in welke richting
ons belastingstelsel zich in de naaste toe
komst. zal hebben te bewegen.
De Nieuwe Ot. die de meening is toe
gedaan, dat de Troonrede is gestemd in een
toon van gedempte tevredenheid, constateert,
dat de rede geen uitzicht opent op verlich
ting van den druk, dien 'de voortdurende*
mobilisatietoestand oplegt. Doch, zoo voegt
zij daaraan toe en ten aanzien daarvan
doet zij wel eenïg ander geluidhooren dan
andere bladen, die met „Het Vad." op een
gedeeltelijke demobilisatie aandringen wat
de bestendiging ervan aangaat, moet aan de
Regeering de volle maat worden toegemeten
van het vertrouwen dat het land gezind
gebleken is haar te schenken. En ze laat
daarop volgen:
De gansche weermacht onder de wapens
hoe lang? Ziedaar een vraag, op dit
oogenblik tenminste evenzeer van buiten-
landsch-staatkundigen als van militairen
aard, en derhalve uitsluitend ter beant
woording aan hen die, zoolang de wereld
oorlog duurt en zoolang Koningin en volk
hen waardig keuren, de verantwoordelijk
heid voor 's land3 staatkundig lot moeten
dragen.
Moge zich' ieder toch' daarvan door
dringen: vertrouwen in de Regeering sluit
than3 onderwerping van eigen meening
en onlust in aan haar oordeel over hetgeen
de gereedheid onzer weermacht eiScht. Het
is ondenkbaar dat dit ministerie, saamge-
steld gelijk het is, in dit opzicht langen
tijd zou „overvragen".
Voorts zegt het vrij-libërale orgaan, dat
het zijne aandacht trok, dat do Troonrede
van de zeer buitengewone regeeringszorg die
in het verschaffen van goedkoop voedsel be
staat, geen gewag maakt. Een teeken, vraagt
het, van beginnend berouw wellicht, dat men
zich ooit op dien weg heeft begeven? Met
voldoening vernam Eet dat spoedig de voor
stellen in zake Grondwetsherziening zullen
worden ingediend; alleen hierdoor toch, geeft
het te kennen, blijft de kans open dat dit
belangrijke punt van het regeeringsprogram
nog vóór het einde der loopende parlemen
taire periode voor het tweede stadium van
behandeling gereed zal te maken zijn.
Het blad eindigt zijne beschouwingen:
Verdiept men zich in de eischen die deze
Troonrede stelt aan de samenwerking van
Regeering en Sta ten-Generaal, en in de
verwachtingen waartoe onze binnenlandsch-
staatkundige toestand recht geeft, dan valt
het moeilijk opgewekt te blijven. Moge de
toekomst ook in dit opzicht onze Koningin
gelijk geven, die, vertrouwende op de geest
kracht van ons volk, haar hoopvol tege
moet gaat.
Hel „N. v. d. D." acht, dat uit den toon
dezer troonrede wel is te hooren, „dat wij'
de groote dagen van September 1914 lang
achter den rug hebben: den tijd, waarbij
Vorstin, Regeering en Volk waarlijk een
drachtig' tezaam stonden, zoodat zelfs in het
officieel© stuk, waarmee de nieuwe periode
van parlementaire werkzaamheid wordt in
geleid, klanken van echt-menschelijke aan
doening trilden." Het blad noemt de rede
„een mat stuk" en staat den verder o. m. stil
biji de zinsnede, dat het in het voornemen
ligt, in afwachting der indiening van eene
Vlootwet, voort te gaan met geleidelijk© ver
vanging van het oude materiaal. Ten aanzien
daarvan verklaart het:
"Wat beteekent dat nu, nadat de heer
Rambonnet zijn kruisers en onderzeeërs
'gekregen heeft (en hoel)? Wil dat zeggen,
dat we in plaats van een ouden „Korte-
naer" een nieuwen „Van Galen" zullen
krijgen en onze marine opnieuw in het
zog van de groote mogendheden gaat aan
zeulen? Dat ontbrak er nog maar aan.
Wij willen ernstig hopen, dat d© bedoe
ling finders is: dat da Rêgeering zeggen
wil: voor een nieuw vlootplan hebben we
nog meerdere lessen van den tegenwoor
digen oorlog noodig; de oude sleur wordt
in elk geval verlaten, en wie weet of de
toestand over ©enigen tijd in het vernieuw
de Europa niet zóó verbeterd zal zijn,
dat de bewapenings-razernij (vooral on
zinnig ten aanzien van kleine marines)
ingetoomd zal kunnen wordenmet dat alles
moeten wij rekening Louden. Maar men
had dit dan wel wat duidelijker te verstaan
mogen geven.
D© „N. R. Ct." doet terzake van deze kwes
tie ook een© opmerking, echter eene minder
scherp gestelde. Ze getuigt:
Er zullen dus waarschijnlijk weer een
paar. schepen worden aangevraagd, zooals
de Staten-Generaal er in het afgeloopan
jaar reeds hebben bewilligd. Het systeem,
waartoe de regeering gedwongen is haar
toevlucht te nemen, heeft ontegenzeggelijk
nadeelen. Aanbouw zonder vast plan, bij
eene vlootwet omschreven, loopt bet ge
vaar improvisatorisch, brokkelig te blijven,
zonder dat een goed ineensluitend geheel
wordt verkregen, doch zoolang de oorlog
nog woedt, en de kans dus bestaat, dat
van nieuwe belangrijke ondervinding met
'groot en klein materieel kan worden partij
getrokken, zou bet roekeloos zijn, zich aan
eene vlootwet te gaan binden.
Nadat het Rotterdarnsche oud-liberale blad
daarna verder de Troonrede nog in andere
onderdeden heeft beschouwd, waarbij het uit
eenzet, dat z. i. nu het psychologisch mo
ment is, om tot nieuwe vaststelling van de
financieel© verhouding tusschen Rijk en ge
meenten over te gaan, nu het belastingstelsel
van het Rijk in den smeltkroes zal komen,
en dus het financieel stelsel van het Rijk
en zijn onderdeden als één samenhangend
geheel zal kunnen worden overzien, en be
oordeeld en dat, gaat dit oogenblik voorbij,
zonder dat er nut van getrokken wordt, dan
de hervorming wellicht voor lange jaren,
zoo niet onmogelijk, dan toch onwaarschijn
lijk geworden zal zijn; vat het zijn eindoor
deel aldus samen:
De Troonrede geeft voor de naaste jaren
een in woorden kort program: grondwets
herziening, financieel© hervorming, sociale
verzekering'. Maar zij opent een perspectief,
'gelijk wellicht nooit nog een kabinet aan
de volksvertegenwoordiging heeft laten zien.
Indien de regeering erin slagen mocht,
haar plannen te verwezenlijken, zullen in
politiek, oeconomisch en sociaal opzicht de
grondslagen gelegd worden, waarop het
Nederlandsche volk een nieuw leven zal
kunnen beginnen.
Het H b 1 d. gaat in den breede den inhoud
der Troonrede na, zonder dienaangaande in
velo beschouwende opmerkingen van criti-
schen aard te treden, waarna het ten slotte
verklaart:
De Troonrede belooft dus veel van dit
jaar. Niet in aantal wetten de lange
lijst beloften van vredesjaren kent deze
Troonrede niet. Maar wat beloofd wordt is
zoo uiterst belangrijk. En, behalve dan de
grondwetsherziening en de verdedigingswet
ten, raakt het alles één minister, den
minister van financiën. Neen, toch niet...
wij' vergissen ons... de verzekeringswetten
zullen niet boven de handteekening van
minister Treub verschijnen.
Wij wenschen der regeering kracht toe
om veel van wat zij doen wil tot stand
te brengen. Het „bestand" zal blijkbaar
een einde nemen, de „godsvrede" zooals
met een oneigenlijken naam de toestand
werd genoemd, waarbij de oppositie-par
tijen den uiterlijken vorm van haar oppo
sitie wijzigden, Is afgeloopen. De regeering
gaat weer aan het werk, de strijd om ons
heen fen trots, om te trachten op wet
gevend gebied ons land vooruit te helpen.
Wij' kunnen naderhand eerst over de
pogingen zelve oordeelen, maar reeds thans
kunnen wij zeggen: wij verheugen ons
van harte dat de regeering een voorbeeld
geeft om niet meer allen stilstand, alle
gebrek aan werkkracht en durf met een
beroep op de „tijdsomstandigheden" te ver
klaren en te verontschuldigen.
Aan de beschouwingen van Het Cen
trum ontleeneu wij het volgende:
Een belangrijke plaats zullen straks ds
financieele debatten innemen, en men kan
.wel voorspellen, dait het daarbij aan ver
schil van meening allerminst zal ontbre
ken. De Minister van Financiën kanvoor
heete vuren komen te zitten. Met zijne
partij genooten of gewezen partij genooten
zal hij harde noten te kraken krijgen, én
niet alleen van hunne zijde heeft hij op
positie t© wachten. Zeker is, dat de belas
tingpassag© in deze Troonrede allerminst
het effect maakt van een lichtpunt. Wij
zullen er straks in de Millioenennota wel
NUTTIG. GÉBRUIK VAN OUDE KRANTEN.
Toen ten vorigea jare de oorlog was uit
gebroken en de gure wintertijd weldra ons
tegengrijnsde, dreigde in vele gezinnen de
armoede ook daar haar intrede te doen,
waar ze voorheen niet werd gekend. En in
de gezinnen der minderbedeelden zag men
met zorg het nijpende gebrek aan dekking
in het koude jaargetijde tegemoet.
Ieder herinnert zich, dat men toen door
die omstandigheden gedreven heeft uit
gezien naar middelen om in dit gemis aan
dekking te voorzien. En met goeden uitslag
bekroond, is er toen propaganda gemaakt
voor bet gebruik van papieren dekens, waar
voor bij de toepassing vooral veel gebruik
werd gemaakt van oude kranten.
Zoo .wer.d aanbevolen, om oude kranten in
smalle strooken te. knippen en deze dan
tusschen twee lakens in te naaien, op. de
zelfde manier als gewatteerde dekens over
het geheele oppervlak worden 'doorgenaaid.
Minder bewerkelijk, maar dan ook minder
practisch en duurzaam, kunnen oude kran
ten tot dekking worden gebruikt, door ze tus
schen de lakens of dekens uit te spreidon.
Ook voor andere doeleinden zijn oude kran
ten van onberekenbare waarde en kan liet
gebruik daarvan in het huishouden met goed
Succes worden aangewend.
Welke echte huismoeder kent b.v. niet het
gebruik van oude kranten, om het zomer- en
wintergoed weg te bergen; de drukinkt houdt
het best alle insecten verwijderd, volgens
Sommigen zelfs nog oneindig beter dan kam-
■er °f dergelijke middelen tegen de mot.
Oude kranten maken messen en vorken,
dia men schoongemaakt heeft, glimmend.
Kranten worden ook met het beste gevolg
aangewend om kachels haar glans te geven.
Een der beste eigenschappen van het papier
voor de huishouding is, dat het ondoordring
baar voor de lucht i8. Wikkelt men ijs zorg
vuldig in krantenpapier, zoodat er geen lucht
bij kan komen, dan blijft dit veel langer goed.
En een pot met IJswater, waaromheen men
een krant wikkelt, waarvan de punten zoo
ineengedraaid zijn, dat ze geen lucht door
laten, blijft den geheelen nacht ijskoud, hoe
warm het overigens in de kamer ook moge
wezen. Dit kan van groot nut zijn bij het
oppassen van een zieke gedurende den nacht.
Dezelfde eigenschap van het papier, na
melijk: het niet, of maar zeer schaars door
laten van lucht, kan ook in tegenovergestelde
richting .worden aangewend en wel tot het
warm-houden van spijzen.
Wie wel eens heeft gehoord van een z.g.n.
„hooikist", zal het niet bevreemden als wij'
zeggen, dat papier dus ook oude kran
ten op. gelijke wijze als het hooi en
met zoo "goed als evenveel succes, kan wor
den gebruikt. (Vele z.g.n. „hooikisten" bevat
ten dan ook' al geen hooi meer, maar..,,
oude kranten!
En wie op geenerlei wijze, als bovenge
noemd voor eigen gebruik oude kranten
noodig' heeft, die geve ze aan hen, die or
wel behoefte aan hebben, of.... nadat 'ge
bleken zou zijn, dat ook dit niet meer noodig
zou zijn, beware ze voor het Liefdewerk
„Oud Papier't; opdat ze op. die wijze nog
nut afwerpen.
Werp dus nooit uw oude en weg; ze
hebben daarvoor te groote n; ie.
Een eenvoudig maar weinig bekend mid
del' tegen muggebeten is met een stukje suiker
over de vooraf vochtig gemaakte plek te
wrijven. De suiker neutraliseert „muggegif";
da pijn verdwijnt en de huid zwelt niet pp.
Bij picnics moest men altijd een paar
klontjes suiker extra meenemen.
Koop niet het eerste het beste prentje of
beeldje, want er zijd op het gebied van
vrome beelden een hoop leelijke dingen, mis
schien meer leelijke dan mooie. Doe dus
een verstandige keus, ©n geef liever enkele
stuivers meer, voor wat moois.
.Vooreerst w-ordfc het godsdienstig gevoel
van iedereen daardoor eerder opgewekt dan
door een foei-leelijk prulding, dat men niet
zonder lachen kan bekijken; men moot hun,
die met onzen heiligen godsdienst willen spot
ten, geen wapen In de hand geven. Ten
tweede zult ge het beter in eere houden, en
uwe kinderen zullen zich wel wachten, het
met hunne lieve, maar soms erg besmeurde
vingertjes te betasten, als zij zien dat iedereen
met een zekeren eerbied er naar kijkt En
ten derde wordt uw goede smaak daardoor
ontwikkeld; en al is dit maar een aardsoh'
belang, het is toch ook wat waard.
OPPERBURGEMEEÖTER .OBERKEULNEK.
Een" afdeeliug: opgeroepen landstormers ver
drong zich aan een station. Treffende af«
scheidstooneelen werden er afgespeeld en
menige afscheidsdronk werd geplengd. Voor
het buffet stonden de dorstende landsver
dedigers te .wachten op het hun te verstrek
ken gerstenat, Slechts weinigen werden een
Seidel machtig'. Dp, eens weerklonk .van een
zij tafel' Bier, hierl Op, $e tafel lag een vat,
waaruit een deftig gekleed heer glas op glas
vulde en aan de véldgrauwen toereikte. Op
de vraag hoeveel? klonk het antwoord: nie
mendal. De nieuwe kellner verliet zjjn post
4èiet_tot_ hotJaatste klas.waa afgetapt Be_g©-_
dienstige bierschenker was niemand minder
dan Geheimraad Glüssing Opperburgemeester
van .Wiesbaden. Dat de soldaten hem een
„hoch" brachten behoeft wel niet gezegd.
Gezegden, waarmede men wil uitdrukken,
boe iemand aan zijn eindje komt:
De wandelaar „gaat het hoekje om."
De houthakker „legt het bijltje er bij neer."
De muzikant „blaast den kraaienmarsch."
De matroos „gaat naar de haaien".
De reiziger „reist naar de andere wereld af.
De glasblazer „blaast den laatsten adem uit".
De straatjongen springt „naar de andere
zijde van het graf."
De ruiter „bijt in het zand."
De latinist „gaat ad patree."
De waschvrouw „gaat om zeep."
De lijntrekker „trekt er tusschen uit."
De slager „wordt in de pan gehakt."
De toerist „zegt dit tranendal vaarweL"
De dhurwerker „gaat naar den bliksem."
De tuinman „gaat de laan uit."
De bankier „wisselt 't tijdelijke met het
eeuwige."
«De diehter „stijgt op naar het paradijs."
De rechtvaardige „ontslaapt in den Heer."
De hardlooper „legt het af."
De doodgraver „daalt in het graf."
De aviateur „gaat naar de maan."
Een edelmoedige en vrijwillige bekentenis
ontzenuwt het verwijt en ontwapent het"
onrecht.
DE STERKTE VAN ONS LEGER.
Een Franschman vroeg eens aan een ste
vigen grenadier; „Hoe sterk is wel een Hol
landscb regimentl"
Da urenadier hield hemt-voor. een scatter.
en gaf Een Franschman zulk een geweldige
oorveeg, dat hij ter aarde stortte.
„Zie je," voegt hij hem toe, „zoo sterk
ben ïk alleennu kan je eens nagaan hoe
sterk een geheel Hollandsch regiment is.".
VERKEERD BEGREPEN.
Huisknecht: „Baron, neem mij niet kwalijk,
maar ik heb in geen drie maanden loon
gehad."
Baron: „Ik neem 't je volstrekt niet kwa
lijk hoorl'
OOK 'N ONTMOETING.
„Zeg, ben jij wel eens een sigaar tegen
gekomen?"
„Wat is dat nou? Hoe kan dat dan?"
„Wel, wanneer je Big&ar uitgaat, net terwijl
je thuiskomt."
ONDER SCHOOLJONGENS.
„Zeg, Jan, .vjie is bij: jelui de knapst»
op, school?"
Jan: „Hannes van dea schoenmaker, dl»
komt met het puntje van zijn tong aan het
puntj» vian zijn neus."
OPGAVEN.
1. Lieflijk is mijn voedeal, zoet is de vruofc4
van mijn werk, gevaarlijk en pijnlijk mijn wraakt
8. Wat is da meeat doelmatige manier om
vijf appels onder drie personen precies gelijk
te verdoelen!
8. Ik ben slechts een arme Job,
Zeer kalm alia dagen;
Het wrijven op mijn kop
Kan ik echter niet verdragen,
Als men dat doet
Wordt ik verwoed
En kan ale men 't niet voorkomt
Op. ataanden voet,
Vernielenmensch, dier, huis en goed.
iGplpssingen .de velgende week.)'