Vrouwenmoed.
GELUK.
WETENSWAARDIGHEDEN
ALLERLEI
VAN OVERAL
Tteze TSap tier Tctax <"te! sfca.mta.Tei, terwijl Tnj
de aanwezigen met doordringende blikken
aankeek.
Het was onwillekeurig stil geworden en
1© aanwezigen wachtten in spanning wat er
nu 'gebeuren ging.
Mijnheer Le Noble wachtte even. Hij voel
de! dat zijd optreden imponeerde en genoot
even van het succes.
Toen begon hij te spreken en op vrij
luiden toon vroeg1 hij zijn medestamgasten
d© reden van hun eigenaardig; optreden.
Eten pijnlijke stilte volgde.
Blijkbaar durfde niemand zeggen wat rde
oorzaak eigenlijk was.
iIs het, hernam mijnheer Le Noble het
woord, is het naar aanleiding! van bepaalde
gjaruchten, die ten mijnen opzichte zijn rond
gestrooid
i Dan, vervolgde mijnheer Le Noble, en
zijn stem en bük werden dreigend, dan
eüsch ik dat men mij aanwij ze, wie deze
geruchten verspreidde, want het blijkt, dat
zelfs mannen, die ik voor menschen met
hersens had aangezien, aan dergelijke on
zinnig© aan'tijgingen gehoor schenken.
D© hatelijkheid .werd zonder protest ge
dikt.
Men begon te twijfelen aan mijnheer Le
Noble'S schuld, want slechts iemand die
zich! zijn onschuld bewust is, zou zoo kun
nen en durven optreden.
D© heer Le Noble voelde zijn aanzien
stijgen en hij genoot van dezen voorloo-
pigen triomf.
Ik zon, vervolgde hij als een belee-
digde Majesteit -wel eens willen weten, wie
die leugens verspreid, maar meer nog wie
ze verzonnen heeft; ik heb daar recht op
en denk een aanklacht in te dienen, zei
hij waardig.
Nog steeds sprak er niemand. Toen richt
te mijnheer Le Noble zich tot den ex-
schoolopziener omdat, die altijd het beste
bekend was met de chronique-scandaleuse
en vroeg hem of hij wist, wie deze geruch
ten in de wereld gestuurd had.
De ex-,schoolopziener wist zelfs niet dat
er, geruchten bestonden
De heer Le Noble ondervroeg ook de
anderen en kreeg ontwijkende antwoorden;
niemand wist eigenlijk precies, wat er aan
de hand was.
Eindelijk vroeg mijnheer De Noble den
dikken van Balen.
Een grijns van genoegen, kwam op diens
gelaat en bracht verbinding tot stand tus
schen het rechter en linkeroor. De man ge
noot van die algemeene belangstelling en
wachtte even voor hij begon.
Ja Le Noble (mijnheer Le Noble er
gerde zich inwendig aan 'smans onbe
schaamdheid om zoo maar zonder meer De
Noble te zeggen doch hij zei niets) er
liepen hier werkelijk geruchten waaraan ik
natuurlijk geen geloof hechtte. Iemand heeft
een onderzoek daarnaar ingesteld en toe
vallig kwam het resultaat daarvan mij ,ter
oore
Dit was, dat een zekere mijnheer De
Noble zich had schuldig gemaakt aan een
daad, die niet nader te omschrijven is...
.Van Balen zei die laatste woorden op een
toon, die het O. M. zou aanslaan bij de
ooncludeering tot vader- en moedermoord
of zooiets.
Mijnheer Le Noble hield zich kalm, of
schoon hij zeer, bloeddorstige neigingen
kreeg.
En wie was het die dat gerucht over
bracht en onderzocht.
Ik ben helaas door geheimhouding ge
bonden, antwoordde de ander op den meest
weiwillenden toon.
Dan zei mijnheer Le Noble, zal ik
genoodzaakt zijn een aanklacht in te die
nen tegen Van Balen ex-kruidenier (en op
deze woorden legde hij een specialen na
druk) .wegens smaad, want dan neem ik
aan, dat die de verspreider is van deze
geruphten.
Van Balen werd bleek, doch: zei, niets.
'e Avonds laat zag men Van Balen op
bezoek gaan bij mijnheer Le Noble en dat
.wekte algemeene verbazing.
Den volgenden avond verscheen mijnheer
De Noble .wederom in het café cn aan ieder
die het lezen .wilde toonde hij een brief,
van den volgenden inhoud:
„Bij deze verklaar ik dat ik den [Wel-
Ed. heer De Noble valsch beschuldigde
van alles wat in de laatste dagen gezegd
werd, welke geruchten, ik de wereld in--
geetuurd heb, om mij té wreken over de
onwelwillende behandeling welke de
ÖVelEd. Heer, De Noble mij steeds deed
ondergaan.
Van alle geruchten is absoluut niets
waar,"
VAN BALEN.
DU, was bet resultaat van de conferentie
's avonds tusschen den heer De Noble en
Van Balen gehouden, waarin Van Balen
uit angst voor gerechtelijke vervolging al
les bekend had, meer vertelde de heer De
Noble niet, omdat liij dat beloofd had.
Den ex-kruidenier zag men weldra niet
meer in het stadje, doch hij zocht om ge
zondheidsredenen een beter oord op.
(O. N.)
Men wacht het zoo dikwijls van. rijkdom cn
eer,
Men zoekt het bij opschik en praal,
Toch woont het zoo zelden in 't vorstlijk
poleis
En schaars in de feestljjke zaal.
Men zoekt het op reis, bij de pracht der
natuur;
Maar, wat ons het reizen ook biedt,
Het schenkt wel genot, het verrukt,, het
verstrooit,
Maar 't ware geluk schenkt het niet.
Men zoekt het te ver, en toch is het nabij,
't Blijft met ons, in vreugd en in druk,
Gelukkig is hij, die dien schat heeft ontdekt,
Die schat is: het huislijk geluk.
Het was jaarmarkt in een stadje, omtrent een
halve mijl van de woning des houtvasteons P..
gelegen; en de houtvester, eerst sedert acht
maanden met eene juffrouw uit dit stadje in
den echt getreden, had hij zich terwijl hij op
jacht ging en te gelijker tijd zjjn jachtdistrict
bezocht, in den vroegen morgenstond daarheen
op weg hegeven.
De jonge vrouw bevond zich geheel alleen te
huis en verwachtte, toert het middaguur, nader
de, met het grootste verlangen haar echtgenoot
terug. Door angstige 'gewaarwordingen gepij
nigd en zich tevens niet wel bevindende, had zij
zich nu, gekleed zooals zij was, voor eenige
oogenblikken te bed gelegd, toen eensklaps een
vreemdeling van een verdacht voorkomen in de
kamer trad, en voorgaf, door den houtvester,
die zich op de jaarmarkt bevond, en daar een
koop wilde sluiten, tot dat oogmerk om 15 daal
ders te zijn gezonden]
De slimme Houtvestersvrouw, die terstond in
den bode een bedrieger vermoedde, zoeht iets
voor te wenden. Toen de vreemdeling dit voor
wendsel afwees en eindelijk zelfs op een bar-
sohen toon verklaarde dat hij den houtvester tot
het overbrengen van de 15 daalders zijn woord
gegeven had en hij, zoo de jonge vrouw hem
de som langer bleef weigeren, geweld zoude ge
bruiken, herkende zij geheel den roover in hem
en zag dat, slechts eene list, als middel ter red
ding overbleef. „Gij ziet het immens", zeide zij
tot den vreemdeling, dat ik aan het gansche
lichaam verlamd, het bed niet verlaten kan. In
gindsche tafellade liggen echter de sleutels;
met den kleinst© gaat de kast open welke zich
hier naast in de zijkamer bevindt. Vooraan in de
kast zult ge een kistje met geld vinden; breng
het mij hier dan zal ik u de 15 daalders daaruit
geven."
De roover greep schielijk naar den sleutel
bosch en spoedde zich in de kamer. Met de snel
heid van den blisem sprong de houtvestersvrouw
nu van ht bed op, trok de kamerdeur dicht die ze
sloot en grendelde; toen verliet zij nog meer
sehrik tooneelen vreezende, hare kamer, deed
de wél van sluiting voorziene huisdeur toe,
scÊoof de twee zich daaraan bevindende gren
dels er voor, waarop zij rustig in hare kamer
terugkeerde. De schurk in de kamer zag zich nu
door vrouwenlist in de val gebracht.
De woning van den houtvester was nieuw ge
bouwd en dus de stevige kamerdeur zonder
breekijzers, moeilijk te openen; het kleine ven
ster der kamer, bevond zich zes voet hoog van'
den grond en was niet. tot ontvluchten geschikt.
Nadat de roover tevergeefs beproefd had, het
slot vnn de deur te doen springen, nadat hij de
moedige vrouw met moord en brand bedreigd
en de vaste overtuiging bekomen had dat voor
de terugkomst van den houtvester aan geene be
vrijding te denken was, hield hij zich eindelijk
stil.
Zoo was ten naasten bij een uur voorbijgegaan
toen eerst zachtjes, vervolgens heviger aan de
"huisfleocr geklopt werd. "Boven de woonkamer
was een provisiekamer; daar begaf de houtvee]
tersvrouw zich heen en opende een venster.
Voor de deur stond een groot plomp wijf, vaal
woest uitzicht, dat thans naar boven zag en met
ontstuimige woorden verlangde binnen gelaten'
te worden.
Toen de houtvestersvrouw dat weigerde, werd!
het wijf woedend en zeide, terwijl zij een bijl
van onder haar voorschoot haalde en dreigend'
daarmede zwaaide: „Ik weet met zekerheid dat
mijn man zich hier in hnis bevindt en door jou;
slang! is opgesloten. Doet gij niet goedwillig!
open, dan sla ik de deur aan stukken; en dan
zal het zonder moord niet afloopen."
De woning lag in het boSch, verre van den
straatweg af en geroep om hulp koude dus wei
nig baten. Doch de moedige vrouw had besloten,
hare have tot den dood toe te verdedigen en vol
hardde in dit besluit. Reeds klonk de blinkende
bijl der feeks met vermorselende slagen op de
deur en tevergeefs wierp de vrouw alle voorwer
pen van eenige zwaarte die zij op het oogenblik
onder haar bereik had, haar op het. hoofd; be
hendig wist de rooversvrouw eiken worp te ont-
wijken. j
Eindelijk nn gelukte het de heldhaftige ver
dedigster, door het werpen van een ond hakmes,
hare aanvalster de rechterwang en den schou-
dr dermate te bezeeren dat het bloed stroomde.
Doch daardoor wrd het wijf nog woedender en
zwoer met een vreeaelijken eed, de jonge vtouw
met eigen hand te zullen verworgen! De laatste
had reeds gebrek aan voorwerpen van eenig ge
wicht en verliet nn hare verdedigingsplaats.
Toen zij weder in de gang kwam vond zij de
deur reeds doorgehakt, en nog slechts door het
ijzerbeslag der benedenste dwarsplank te zamen
gehouden. Nog eenige slagen en de deur moest
instorten. De kamer, welke de houtvestersvrouw
toen binnentrad, bood baar een even dreigend
gevaar; het was den roover door de stem van
zijn vrouw, die hij buiten hooide met nieuwen
moed vervuld, reeds gelukt, het slot aan de ka-'
merdeur los te makenalleen door den zwakken
grendel werd de deur nog tegengehouden. Elk
naderend oogenblik dreigde hier de vrouw bet
gevaar van verschrïkkelijken dood. Thans tot
allen mogelijken tegenweer genoodzaakt, rukte
de houtvestersvrouw eeu geweer met dubbelen'
loop van den muur en snelde naar de huisdeur.'
Juist stortte deze in.
Reeds wilde het rooverswijf door de opening
binnen dringen. „Terug, riep nu de jonge vrouw
of ik schiet je neer!" „Gekheid!" zeide het
wijf grijnzende. „Ik zal je d© lust tot schieten
wel benemen!" Hierbij zwaaide de woedends de'
bijl vooruit, en wilde juist binnenkomen toen
tijdig genoeg een schot nit het geweer haar ont
zield ter aarde deed neerstorten.
Op hetzelfde oogenblik had de roover den'
grendel nit de kamerdeur geslagen en trad reed»
binnen. De houtvestersvrouw' vernieuwde spoe
dig haar moed en hield hem het geweer tegen.-
„Waag je nog een stap verder te doen, dan stuur
ik je je vrouw achterna." De roover verbleekte
en bleef onbeweeglijk staan. De houtvesters
vrouw bleef zonder te sprken, gereed om los te)
branden, met een vasten blik haar doel in het"
oog houdende.
Weinige oogenblikken daarna kwain de hout
vester te huis. De roover werd gevangen geno
men en ondrging zijn al te wel verdiende straf.
(N. K.)
DE DIERENWERELD EN DE OORLOG.
Dr. Knauer doet in het tijdschrift „Unsere
Welt" mededeelingen over den invloed van
den oorlog' op de dierenwereld.
In de Karpathen vonden hospitaalsoldaten
in het dichtste kreupelhout een jammerlijk
kreunenden beer, die door een kartetsschot
gewond was. Deze ontdekking is ook daarom
van beteekenis, omdat ze licht werpt op hetN
vaak behandelde vraagstuk, wat er wordi
van de dieren der wildernis, die een natuur
lijken dood gestorven zijn, daar men zelden
hun lijken vindt. Het zal wel juist zijn, dat.
zij' als zij hun dood voelen naderen zichJ
evenals deze beer in het dichtste kreupel-,'
hout terugtrekken.
Wilde zwijnen, die in de Ardennen opge
jaagd zijn, zijn gevlucht tot in het oorlogs
gebied tusschen Duinkerken en Calais. Piet-
is mogelijk dat de vele mij nontplof ringen in
de Noordzee noodlottig worden voor de
visscherij, omdat zij de haring in het,
kustwater kunnen afschrikken.
Da herfsttrek van de trekvogels heeft
reeds onder invloed, 'gestaan van Hen oor- y
log. Bun hoofddoel lag in het moerasgebied
van de Masoerische meren, terwijl' de drie
hoofdwegen die zij door Europa gebruiken,
langs den Weichsel, naar de Karpathen en
verder langs de Theiss naar de Donau-
vlakte en langs de Klein-Aziatische kust in
het bijzonder, door den oorlqg getroffen zijn.
De bonte en zwarte kraaien hebben in ont
zaggelijke scharen den loop van de slag
velden gevolgd, zooals ook in den Balkan
oorlog alle aasgieren van Bosnië en Herze-
gowinanaar het oorlógsterrein vertrokken
waren.
Het lot van de bisons in het Bialowitsjer
boscb is nog niet bekend. De laatste bisons
in den Kaukasus, die in het Bjellaja en
Laba-gebied onder strenge bescherming staan,
worden door den strijd tusschen Turken en
Russen in hun bestaan bedreigd. Men west
ook uit het verleden gevallen, dat een 'dier
soort. het slachtoffer van den oorlog werd.
In den strijd in Tirol in het begin van de
vorige eeuw werden de Alpensteenbokken
uitgeroeid, die in het boschachtig gedeelte
van het park van Hellbrunn gehouden wer
den. De Boerenoorlog vernietigde de laatste
burchells, zebra of dauw. De flibustier-
oorlogen van de 17e en 18e eeuw hebben op
de Galapagos-eilanden en elders de reuzen-
landschildpad gedecimeerd. De dieren wer
den als proviand meegenomen. Thans zijn
nog maar een paar exemplaren over. Wel
ken "invloed de oorlog gehad heeft op het
kleine wild in Rusland en Frankrijk is nog
niet te overzien.
CAOUTCHOUC UIT WOLFSMELK.
(Volgens de „Voss. Ztg." heeft Dr. Sch eer-
fttesser te Dessau een middel ontdekt, om uit
wolfsmelk caoutchouc te bereiden. De pogin
gen, caoutchouc uit wolfsmelk te bereiden,
zijn tot dusver niet 'geslaagd, hoewel het
reeds bekend was, dat de plant tot 3f>£
caoutchouc bevat.
Dr. Scheermesser heeft de planten 'ge
droogd en ontdekte nu een weg, die belooft
naar het doel te voeren. De methode wordt
geheim gehouden. Een morgen tuinland levert
volgens de onderzoekingen 10 K.G. caout
chouc of> en 30 K.G. vet
DE CHIRURG ALS KUNSTENAAR.
Wanneer we de geschiedenis der chirurgie
van. het allereerste begin tot de tegenwoor
dige volmaaktheid bestudesren, dan treden
steeds die personen op den voorgrond, die
geprobeerd hebben na te maken, wat de
natuur aan het lichaam geschapen had. We
zouden die menschen de „plastici" onder de
chirurgen kunnen noemen. De eerste chirur
gische kunstenaars zijn wel' de oude Indi
sche géneesneeren 'geweest; zjj wisten reeds
da afgesneden ooren en neuzen van hun
landgenooten door nieuwe i» vervangen.
De moderne wondbehandeling heeft door
de toepassing der narcose een groote ver
andering ondergaan. De meerdere kennis van
het menscheiïjk lichaam heeft er verder toe
geleid, dat dé chirurg van heden een uwer
conservatieve neiging aan den dag legt, d.
w. z. "dat hij' tracht te behouden wat te be
houden is.
De tijden, dat een bloedbad op het slag
veld nog eens gevolgd werd door een bloed
bad in de operatiezaal, zij'n voorbij. Natuur
lijk blijven bij het ontzettend aantal ver
wondingen van dezen oorlog altijd nog men
schen over, die één of twee armen of boe
nen missen, maar ook dan is de techniek zoo
ver gevorderd, dat de nieuwe ledematen in
vorm en gemakkelijkheid niet voor de ver
lóren hoeven onder te doen en de verminkte
zijn gemis niet zoo zwaar voelt.
CONSERVEN VAN VROEGER.
Nu er in verband met de behoeften der groote
legers zoo dikwijls sprake is van geconserveerde
levensmiddelen is het misschien wel interessant
mede te deelen wat de „Allgem. Hotel Rund
schau" weet te vertellen over dergelijk voedsel in
vroeger tijd. Uit de Indianenverhalen van
Aimard herinnert de lezer zich nog wel de sap
pige buffel-lende, die in reepen gesneden en tot
pemmican gedroogd werd.
Deze behandeling is al zeer oud, want de
Romeinsche geschiedschrijver Pomponius Mela
uit de derde eeuw onzer jaartelling verhaalt
reeds hoe de Germanen op hun krijgstochten in
de zon of bij het vuur gedroogd vleesch plachten
mede te nemen, dat voor het gebruik gestampt
of fijngewreven moest worden. Precies hetzelfde
dus als de Roodhuiden gewoon waren te doen.
De Afrikareiziger Nachtigal vertelt van de
Tippo Rechad Arabieren in de Sahara, dat,
wanneer zij onderweg een kameel komen te ver
liezen, zij het vleesch in lange dunne reepen
snijden, het op de geblakerde rotsen drogen tot
het zoo hard als leer wordt en het dan als pro-
wand meenemen.
JAoTüatgne zegt, "dat de Tufkscbe soldalen 'der y
16e eeuw alleen water drinken en rijst eten met
tot poeder gestampt vleesch, waarvan elk soldaat
gemakkelijk de voorraad voor een maand mede
kan dragen.
Nog heden ten dage wordt gedroogd vleesch-
poeder in Amerika op groote schaal als conserve
gefabriceerd en de laatste Duitsche Zuidpool
expeditie onder Filchner nam er bijvoorbeeld een
belangrijke hoeveelheid van mede.
Het tweede geconserveerde levensmiddel is het
bouillonblokje. In zijn „Herinneringen aan
1815" verhaalt Alexis, dat hij op.den veldtocht,
waaraan hij als knaap van zestien jaar deelnam,
een paar blokjes „tafelbouillon" uit Berlijn had
medegekregen en dat die hem uitstekend te pas
waren gekomen. Toentertijd was dat blijkbaar
iets zeer nieuws en bijzonders voor Duitschland.
Maar op de tweede Zuidzeereis van kapitein
Cook, die in 1772 plaats had, nam men ze ook
mede. Althans een der deelnemers daaraan ver
telt, dat de goede gezondheidstoestand der ma
trozen op dien langen toch grootendeels te dan
ken was aan het gebruik van tot gelei ingekookte
bouillon.
De schrijver voegt er aan toe: Zulke „bouil-
lonkoek" of „draagbare soep" wordt in Londen
en andere Engelsche zeehavens in groote hoe
veelheden uit rundvleesch, beenen en vleeschaf-
val bereid en tot gelei- of lijmachtige dikte in
gekookt en in vormen gegoten. Het krijgt dan
vorm en hardheid van timmermanslijm, „waar
voor het eventueel ook te gebruiken is" (sic!!),
liet blijft jarenlang goed, mits tegen vodlt en
schimmel beveiligd en is op lange zeereizen,
waarbij het onmogelijk is versch vleesch te krij
gen, van het grootste gewicht. Een of twee lood
fijn gesneden en in kokend water opgelost geven
een krachtige soep voor een persoon. Verder
kende men in dien tijd nog alleen chocolade als
geconserveerd levensmiddel.
WAAROM ZIJN DE PANAMA-HOEDEN
DUUR?
In een Amerikaansch consulair bericht leest
men het volgende omtrent de vervaardiging van
Panamahoeden
Wanneer de palm ongeveer 5 voet hoog is,
worden de zachtste bladeren er af gehaald en
in vezels gescheiden. Deze worden verscheidene
keeren in kokend water gedompeld en in de
zon gelegd, om te drogen en wit te worden. Om
het wit worden van het stroo te bevorderen,
wordt kalkwater aan het kokende water toege
voegd.
Dan wordt het stroo vochtig gemaakt, om
het buigzaam te maken en in sfrooken van de
vereischte breedte gespleten. Een bundel stroo
wordt op de helft samengebonden en in het
midden van een houten vorm gelegd.
De vezels worden op gelijke afstanden ge
plaatst en het weven begint in het bovenste deel
van den bal en gaat in cirkels regelmatig door
tot de hoed gereed is. De toevoeging van vezels,
terwijl de bol geweven wordt, wordt zorgvuldig
vermeden. De waarde en duurzaamheid van den
hoed hangen grootendeels of van de nauwkeu
righeid, waarmede de vezels ingeweven worden.
Eenmaal gereed, wordt de hoed in schoon,
koud water afgewasschen, bestreken met een
gomlaag en ten slotte gepolijst met droge
zwavel.
Het weven van een fijnen hoed vereischt van
3 tot 6 maanden, bij een werkdag van 4 tot 5
uur. Twee hoeden van mindere kwaliteit en van
gewoon stroo, kunnen in één dag geweven wor
den. Prima qualiteit hoeden van toquilla worden
op buitenlandsche markten verkocht tot prijzen
variëerend van 25 tot 100 dollar.
HET SPELDEGELD VAN EEN AMERÏ-
KAANSCHE MILLIONNAIRSVROUW
De bekende Amerikaansche oliemagnaat
Sead geeft maandelijks 3000 gulden nit voor
de toiletten van zijn vrouw, die bovendien
nog een „zakgeldje" van 400 gulden ont
vangt. Sead kan met dit bedrag echter niet
rondkomen, de rekening van den kleermaker
en juwelier bedraagt jaarlijks een ton, welke
som de eigenaar weigert te betalen. Dé
rechtbank, waarbij de leverancier zich be
klaagde,' oordeelde, dat de heer Sead niet
verplicht was dergelijke buitensporige reke
ningen te voldoen. Bovendien verklaarde een
zuster van Mrs. Sead, dat de boeTag© groot
genoeg was.
Een andere bewoonster van de Fifth Ave
nue, de onlangs gestorven Mrs. Price, had
een even groot talent voor geld uitgeven.
Deze gaf elk jaar 300,000 gulden uit voor
het veranderen van haar juweelen. Ook had
ze oen waren hartstocht voor bonten man
tels. Het gebeurde b.v. dat ze den eeneu dag
een chiuchillamantel van 30,000 francs kocht
en die een volgenden dag voor een anderen
inruilde, natuurlijk met ©en aanzienlijke
oriisverbooginc.
•BfiGfBKB.
JE en der grootste steden vap 'AsantSeeS
Turkije, dat nu ook al in de zone van den
wereldoorlog is betrokken, en waar gestre
den wordt tusschen de Engelseben en d©
Turken, is, Bagdad, welks bezit de Turken)
zicik thans tusschen de zonen Albions betwist
zien-
In vredestijd is een bootreis op de rivier
naar de oude hoofdstad der Khalifa een
heerlijk uitstapje, want de rivier is dan vol
leven en bedrijvigheid.
Schilderachtige inlanders-dorpen bezetten
haar oevers, terwijl men in den vroegen
morgen daar de herders ziet, die hun kudden
naar het water brengen om ze te drenken
en met een bad te verfrie6chen.
Steden, bouwvallen en grafmonumenten)
passeert men, die meerendeele belangwek
kend zijn door de historische herinneringen,
er aan verbonden, terwijl de rivier bezaaid!
is met vreemdsoortige ronde booten, de vaajw'
tuigen der inlanders; die met geitenvel over
trokken zijn en waarin zij bun landbouw
producten vervoeren.
Ook drijven groote vlotten van pijniboo-
menhout den stroom af, die aan zijn mond!
worden overgeladen in stoomschepen, welke'
dit voor de meubelfabricage zeer gewilde'
hout naar alle hemelstreken vervoeren.
Met zijn schipbrug, zijn moskeeën en mi
narets, zijn smalle kronkelende straten en!
zijn Oostersche bazaars, bevolkt met men
schen van allerlei nationaliteit en van ver
schillende talen en tongvallen, gekleed in
een bont mengelmoes van nationale eos-
tuums, gelijkt Bagdad geheel op een stad
nit de Dnizend-en-een-Naeht.
Rijke stadskooplieden in lange gewaden
van zijde en bontgekleurde overkleeren, het
hoofd steeds gedekt door den tulband, zitten
met de beenen kruiselings onder zich voor
de deur van bun huis om de klanten te ont
vangen. Hier ontmoet men den waterdra
ger met zijn zakken van geitenvel aan een
stok, gehangen over zijn schouder en ginds
weer den stoeren Kurdischen sjouwer. Reek
een van Perzische en Indische bedevaartgan-j
gers bewegen zich langzaam voort en daar-j
tusschen gaan de vrouwen, het gelaat met
een dichten sluier bedekt.
Het is ook geen zeldzaamheid al® men in)
de straten van Bagdad geheele karavanen!
van met koopwaren beladen kameelen lang
zaam en statig ziet voorbijtrekken, die
zooeven uit de woestijn zijn gekomen om!
allerlei schatten van natuur en kunst uit'
verafglegen streken te voeren naar de groo-,
te stad, waar immer, gretige koopers er voor!
te vinden zijn.
Men ziet hier zeden en gewoonten zoowel
als kleederdrachten, die zoo oud zijn als de'
geschiedenis en telkens treft men in de stra
ten nog bijzonderheden aan, die berinneren
aan den tijd, toen hier de Khali fe regeerden.'
De omgeving van Bagdad is rijk aan
bouwvallen en monumenten.
Hier treft men nog de traditioneel© over
blijfselen aan van den toren van Babel, zoo
wel al® de grafgesteeneen van Ezra en Eze-
chië), benevens ontelbare Mobammedaan-
sche heilige plekken, terwijl Babyion zelf
slechts op een afstand van omstreek© 60 mij
len van Bagdad moet gelegen geweest zijn.
HIJ HAD HET WED GEZEGD-
Al een poos lang verontrustte een Russische
veldwacht onze voorposten op een vervelende
manier", vertelde een huzaren-luitenant- „Wij
besloten de Russen nn eens voor goed onschade
lijk te maken, en met de veldwacht af te reke
nen.
Op een morgen ging ik met ongeveer 10 12
huzaren op patrouille, met het raste voornemen
den Russisch en veldpost in de pan te hakken of
gevangen te nemen. Mijn mannen drongen de
Russen van hun verdedigingsbasis af. Ik over
legde even hoe ik de kerels zoo snel mogelijk op
hun lijf zon kunnen vallen, en bemerkte opeens,
dat een hunner opvallend overredend tegen zijn'
kameraden stond te praten en hen blijkbaar ar-1
gena van wilde overtuigen. Ik liet hem echter
geen tijd meer. De Russen werden omringd esni
moesten zich overgeven, wilden ze niet allen bet!
leven er bij inschieten.
Reeds steken ze de handen omhoog en
zwaaien met een witte vlag. Ik laat ze naderen.
Aarzelend komen ze dichterbij, de ©en na den
ander, en gaan op oen rij staan.
„Jullie bent mijn gevangenen."
Daar komt er een nit <U rij, saltwort eortwci
en zegt; „Bitte gehorswrost, cvüt u oom .riot
fusilleer en? Wij hebben toch geen schok! san
den oorlog. Wat kunnen wij daaraan dceaP
i
J
fc| p &0.Q -3 N-O t3 fa Q. O -is co - 5- O S-OJ3 M fi O. EJ3—EJS 3 _C "O |S SS
t-, >- .3 O t-, QC cu brtLJf-i zC/>