Vrouwenmoed. GELUK. WETENSWAARDIGHEDEN ALLERLEI VAN OVERAL Tteze TSap tier Tctax <"te! sfca.mta.Tei, terwijl Tnj de aanwezigen met doordringende blikken aankeek. Het was onwillekeurig stil geworden en 1© aanwezigen wachtten in spanning wat er nu 'gebeuren ging. Mijnheer Le Noble wachtte even. Hij voel de! dat zijd optreden imponeerde en genoot even van het succes. Toen begon hij te spreken en op vrij luiden toon vroeg1 hij zijn medestamgasten d© reden van hun eigenaardig; optreden. Eten pijnlijke stilte volgde. Blijkbaar durfde niemand zeggen wat rde oorzaak eigenlijk was. iIs het, hernam mijnheer Le Noble het woord, is het naar aanleiding! van bepaalde gjaruchten, die ten mijnen opzichte zijn rond gestrooid i Dan, vervolgde mijnheer Le Noble, en zijn stem en bük werden dreigend, dan eüsch ik dat men mij aanwij ze, wie deze geruchten verspreidde, want het blijkt, dat zelfs mannen, die ik voor menschen met hersens had aangezien, aan dergelijke on zinnig© aan'tijgingen gehoor schenken. D© hatelijkheid .werd zonder protest ge dikt. Men begon te twijfelen aan mijnheer Le Noble'S schuld, want slechts iemand die zich! zijn onschuld bewust is, zou zoo kun nen en durven optreden. D© heer Le Noble voelde zijn aanzien stijgen en hij genoot van dezen voorloo- pigen triomf. Ik zon, vervolgde hij als een belee- digde Majesteit -wel eens willen weten, wie die leugens verspreid, maar meer nog wie ze verzonnen heeft; ik heb daar recht op en denk een aanklacht in te dienen, zei hij waardig. Nog steeds sprak er niemand. Toen richt te mijnheer Le Noble zich tot den ex- schoolopziener omdat, die altijd het beste bekend was met de chronique-scandaleuse en vroeg hem of hij wist, wie deze geruch ten in de wereld gestuurd had. De ex-,schoolopziener wist zelfs niet dat er, geruchten bestonden De heer Le Noble ondervroeg ook de anderen en kreeg ontwijkende antwoorden; niemand wist eigenlijk precies, wat er aan de hand was. Eindelijk vroeg mijnheer De Noble den dikken van Balen. Een grijns van genoegen, kwam op diens gelaat en bracht verbinding tot stand tus schen het rechter en linkeroor. De man ge noot van die algemeene belangstelling en wachtte even voor hij begon. Ja Le Noble (mijnheer Le Noble er gerde zich inwendig aan 'smans onbe schaamdheid om zoo maar zonder meer De Noble te zeggen doch hij zei niets) er liepen hier werkelijk geruchten waaraan ik natuurlijk geen geloof hechtte. Iemand heeft een onderzoek daarnaar ingesteld en toe vallig kwam het resultaat daarvan mij ,ter oore Dit was, dat een zekere mijnheer De Noble zich had schuldig gemaakt aan een daad, die niet nader te omschrijven is... .Van Balen zei die laatste woorden op een toon, die het O. M. zou aanslaan bij de ooncludeering tot vader- en moedermoord of zooiets. Mijnheer Le Noble hield zich kalm, of schoon hij zeer, bloeddorstige neigingen kreeg. En wie was het die dat gerucht over bracht en onderzocht. Ik ben helaas door geheimhouding ge bonden, antwoordde de ander op den meest weiwillenden toon. Dan zei mijnheer Le Noble, zal ik genoodzaakt zijn een aanklacht in te die nen tegen Van Balen ex-kruidenier (en op deze woorden legde hij een specialen na druk) .wegens smaad, want dan neem ik aan, dat die de verspreider is van deze geruphten. Van Balen werd bleek, doch: zei, niets. 'e Avonds laat zag men Van Balen op bezoek gaan bij mijnheer Le Noble en dat .wekte algemeene verbazing. Den volgenden avond verscheen mijnheer De Noble .wederom in het café cn aan ieder die het lezen .wilde toonde hij een brief, van den volgenden inhoud: „Bij deze verklaar ik dat ik den [Wel- Ed. heer De Noble valsch beschuldigde van alles wat in de laatste dagen gezegd werd, welke geruchten, ik de wereld in-- geetuurd heb, om mij té wreken over de onwelwillende behandeling welke de ÖVelEd. Heer, De Noble mij steeds deed ondergaan. Van alle geruchten is absoluut niets waar," VAN BALEN. DU, was bet resultaat van de conferentie 's avonds tusschen den heer De Noble en Van Balen gehouden, waarin Van Balen uit angst voor gerechtelijke vervolging al les bekend had, meer vertelde de heer De Noble niet, omdat liij dat beloofd had. Den ex-kruidenier zag men weldra niet meer in het stadje, doch hij zocht om ge zondheidsredenen een beter oord op. (O. N.) Men wacht het zoo dikwijls van. rijkdom cn eer, Men zoekt het bij opschik en praal, Toch woont het zoo zelden in 't vorstlijk poleis En schaars in de feestljjke zaal. Men zoekt het op reis, bij de pracht der natuur; Maar, wat ons het reizen ook biedt, Het schenkt wel genot, het verrukt,, het verstrooit, Maar 't ware geluk schenkt het niet. Men zoekt het te ver, en toch is het nabij, 't Blijft met ons, in vreugd en in druk, Gelukkig is hij, die dien schat heeft ontdekt, Die schat is: het huislijk geluk. Het was jaarmarkt in een stadje, omtrent een halve mijl van de woning des houtvasteons P.. gelegen; en de houtvester, eerst sedert acht maanden met eene juffrouw uit dit stadje in den echt getreden, had hij zich terwijl hij op jacht ging en te gelijker tijd zjjn jachtdistrict bezocht, in den vroegen morgenstond daarheen op weg hegeven. De jonge vrouw bevond zich geheel alleen te huis en verwachtte, toert het middaguur, nader de, met het grootste verlangen haar echtgenoot terug. Door angstige 'gewaarwordingen gepij nigd en zich tevens niet wel bevindende, had zij zich nu, gekleed zooals zij was, voor eenige oogenblikken te bed gelegd, toen eensklaps een vreemdeling van een verdacht voorkomen in de kamer trad, en voorgaf, door den houtvester, die zich op de jaarmarkt bevond, en daar een koop wilde sluiten, tot dat oogmerk om 15 daal ders te zijn gezonden] De slimme Houtvestersvrouw, die terstond in den bode een bedrieger vermoedde, zoeht iets voor te wenden. Toen de vreemdeling dit voor wendsel afwees en eindelijk zelfs op een bar- sohen toon verklaarde dat hij den houtvester tot het overbrengen van de 15 daalders zijn woord gegeven had en hij, zoo de jonge vrouw hem de som langer bleef weigeren, geweld zoude ge bruiken, herkende zij geheel den roover in hem en zag dat, slechts eene list, als middel ter red ding overbleef. „Gij ziet het immens", zeide zij tot den vreemdeling, dat ik aan het gansche lichaam verlamd, het bed niet verlaten kan. In gindsche tafellade liggen echter de sleutels; met den kleinst© gaat de kast open welke zich hier naast in de zijkamer bevindt. Vooraan in de kast zult ge een kistje met geld vinden; breng het mij hier dan zal ik u de 15 daalders daaruit geven." De roover greep schielijk naar den sleutel bosch en spoedde zich in de kamer. Met de snel heid van den blisem sprong de houtvestersvrouw nu van ht bed op, trok de kamerdeur dicht die ze sloot en grendelde; toen verliet zij nog meer sehrik tooneelen vreezende, hare kamer, deed de wél van sluiting voorziene huisdeur toe, scÊoof de twee zich daaraan bevindende gren dels er voor, waarop zij rustig in hare kamer terugkeerde. De schurk in de kamer zag zich nu door vrouwenlist in de val gebracht. De woning van den houtvester was nieuw ge bouwd en dus de stevige kamerdeur zonder breekijzers, moeilijk te openen; het kleine ven ster der kamer, bevond zich zes voet hoog van' den grond en was niet. tot ontvluchten geschikt. Nadat de roover tevergeefs beproefd had, het slot vnn de deur te doen springen, nadat hij de moedige vrouw met moord en brand bedreigd en de vaste overtuiging bekomen had dat voor de terugkomst van den houtvester aan geene be vrijding te denken was, hield hij zich eindelijk stil. Zoo was ten naasten bij een uur voorbijgegaan toen eerst zachtjes, vervolgens heviger aan de "huisfleocr geklopt werd. "Boven de woonkamer was een provisiekamer; daar begaf de houtvee] tersvrouw zich heen en opende een venster. Voor de deur stond een groot plomp wijf, vaal woest uitzicht, dat thans naar boven zag en met ontstuimige woorden verlangde binnen gelaten' te worden. Toen de houtvestersvrouw dat weigerde, werd! het wijf woedend en zeide, terwijl zij een bijl van onder haar voorschoot haalde en dreigend' daarmede zwaaide: „Ik weet met zekerheid dat mijn man zich hier in hnis bevindt en door jou; slang! is opgesloten. Doet gij niet goedwillig! open, dan sla ik de deur aan stukken; en dan zal het zonder moord niet afloopen." De woning lag in het boSch, verre van den straatweg af en geroep om hulp koude dus wei nig baten. Doch de moedige vrouw had besloten, hare have tot den dood toe te verdedigen en vol hardde in dit besluit. Reeds klonk de blinkende bijl der feeks met vermorselende slagen op de deur en tevergeefs wierp de vrouw alle voorwer pen van eenige zwaarte die zij op het oogenblik onder haar bereik had, haar op het. hoofd; be hendig wist de rooversvrouw eiken worp te ont- wijken. j Eindelijk nn gelukte het de heldhaftige ver dedigster, door het werpen van een ond hakmes, hare aanvalster de rechterwang en den schou- dr dermate te bezeeren dat het bloed stroomde. Doch daardoor wrd het wijf nog woedender en zwoer met een vreeaelijken eed, de jonge vtouw met eigen hand te zullen verworgen! De laatste had reeds gebrek aan voorwerpen van eenig ge wicht en verliet nn hare verdedigingsplaats. Toen zij weder in de gang kwam vond zij de deur reeds doorgehakt, en nog slechts door het ijzerbeslag der benedenste dwarsplank te zamen gehouden. Nog eenige slagen en de deur moest instorten. De kamer, welke de houtvestersvrouw toen binnentrad, bood baar een even dreigend gevaar; het was den roover door de stem van zijn vrouw, die hij buiten hooide met nieuwen moed vervuld, reeds gelukt, het slot aan de ka-' merdeur los te makenalleen door den zwakken grendel werd de deur nog tegengehouden. Elk naderend oogenblik dreigde hier de vrouw bet gevaar van verschrïkkelijken dood. Thans tot allen mogelijken tegenweer genoodzaakt, rukte de houtvestersvrouw eeu geweer met dubbelen' loop van den muur en snelde naar de huisdeur.' Juist stortte deze in. Reeds wilde het rooverswijf door de opening binnen dringen. „Terug, riep nu de jonge vrouw of ik schiet je neer!" „Gekheid!" zeide het wijf grijnzende. „Ik zal je d© lust tot schieten wel benemen!" Hierbij zwaaide de woedends de' bijl vooruit, en wilde juist binnenkomen toen tijdig genoeg een schot nit het geweer haar ont zield ter aarde deed neerstorten. Op hetzelfde oogenblik had de roover den' grendel nit de kamerdeur geslagen en trad reed» binnen. De houtvestersvrouw' vernieuwde spoe dig haar moed en hield hem het geweer tegen.- „Waag je nog een stap verder te doen, dan stuur ik je je vrouw achterna." De roover verbleekte en bleef onbeweeglijk staan. De houtvesters vrouw bleef zonder te sprken, gereed om los te) branden, met een vasten blik haar doel in het" oog houdende. Weinige oogenblikken daarna kwain de hout vester te huis. De roover werd gevangen geno men en ondrging zijn al te wel verdiende straf. (N. K.) DE DIERENWERELD EN DE OORLOG. Dr. Knauer doet in het tijdschrift „Unsere Welt" mededeelingen over den invloed van den oorlog' op de dierenwereld. In de Karpathen vonden hospitaalsoldaten in het dichtste kreupelhout een jammerlijk kreunenden beer, die door een kartetsschot gewond was. Deze ontdekking is ook daarom van beteekenis, omdat ze licht werpt op hetN vaak behandelde vraagstuk, wat er wordi van de dieren der wildernis, die een natuur lijken dood gestorven zijn, daar men zelden hun lijken vindt. Het zal wel juist zijn, dat. zij' als zij hun dood voelen naderen zichJ evenals deze beer in het dichtste kreupel-,' hout terugtrekken. Wilde zwijnen, die in de Ardennen opge jaagd zijn, zijn gevlucht tot in het oorlogs gebied tusschen Duinkerken en Calais. Piet- is mogelijk dat de vele mij nontplof ringen in de Noordzee noodlottig worden voor de visscherij, omdat zij de haring in het, kustwater kunnen afschrikken. Da herfsttrek van de trekvogels heeft reeds onder invloed, 'gestaan van Hen oor- y log. Bun hoofddoel lag in het moerasgebied van de Masoerische meren, terwijl' de drie hoofdwegen die zij door Europa gebruiken, langs den Weichsel, naar de Karpathen en verder langs de Theiss naar de Donau- vlakte en langs de Klein-Aziatische kust in het bijzonder, door den oorlqg getroffen zijn. De bonte en zwarte kraaien hebben in ont zaggelijke scharen den loop van de slag velden gevolgd, zooals ook in den Balkan oorlog alle aasgieren van Bosnië en Herze- gowinanaar het oorlógsterrein vertrokken waren. Het lot van de bisons in het Bialowitsjer boscb is nog niet bekend. De laatste bisons in den Kaukasus, die in het Bjellaja en Laba-gebied onder strenge bescherming staan, worden door den strijd tusschen Turken en Russen in hun bestaan bedreigd. Men west ook uit het verleden gevallen, dat een 'dier soort. het slachtoffer van den oorlog werd. In den strijd in Tirol in het begin van de vorige eeuw werden de Alpensteenbokken uitgeroeid, die in het boschachtig gedeelte van het park van Hellbrunn gehouden wer den. De Boerenoorlog vernietigde de laatste burchells, zebra of dauw. De flibustier- oorlogen van de 17e en 18e eeuw hebben op de Galapagos-eilanden en elders de reuzen- landschildpad gedecimeerd. De dieren wer den als proviand meegenomen. Thans zijn nog maar een paar exemplaren over. Wel ken "invloed de oorlog gehad heeft op het kleine wild in Rusland en Frankrijk is nog niet te overzien. CAOUTCHOUC UIT WOLFSMELK. (Volgens de „Voss. Ztg." heeft Dr. Sch eer- fttesser te Dessau een middel ontdekt, om uit wolfsmelk caoutchouc te bereiden. De pogin gen, caoutchouc uit wolfsmelk te bereiden, zijn tot dusver niet 'geslaagd, hoewel het reeds bekend was, dat de plant tot 3f>£ caoutchouc bevat. Dr. Scheermesser heeft de planten 'ge droogd en ontdekte nu een weg, die belooft naar het doel te voeren. De methode wordt geheim gehouden. Een morgen tuinland levert volgens de onderzoekingen 10 K.G. caout chouc of> en 30 K.G. vet DE CHIRURG ALS KUNSTENAAR. Wanneer we de geschiedenis der chirurgie van. het allereerste begin tot de tegenwoor dige volmaaktheid bestudesren, dan treden steeds die personen op den voorgrond, die geprobeerd hebben na te maken, wat de natuur aan het lichaam geschapen had. We zouden die menschen de „plastici" onder de chirurgen kunnen noemen. De eerste chirur gische kunstenaars zijn wel' de oude Indi sche géneesneeren 'geweest; zjj wisten reeds da afgesneden ooren en neuzen van hun landgenooten door nieuwe i» vervangen. De moderne wondbehandeling heeft door de toepassing der narcose een groote ver andering ondergaan. De meerdere kennis van het menscheiïjk lichaam heeft er verder toe geleid, dat dé chirurg van heden een uwer conservatieve neiging aan den dag legt, d. w. z. "dat hij' tracht te behouden wat te be houden is. De tijden, dat een bloedbad op het slag veld nog eens gevolgd werd door een bloed bad in de operatiezaal, zij'n voorbij. Natuur lijk blijven bij het ontzettend aantal ver wondingen van dezen oorlog altijd nog men schen over, die één of twee armen of boe nen missen, maar ook dan is de techniek zoo ver gevorderd, dat de nieuwe ledematen in vorm en gemakkelijkheid niet voor de ver lóren hoeven onder te doen en de verminkte zijn gemis niet zoo zwaar voelt. CONSERVEN VAN VROEGER. Nu er in verband met de behoeften der groote legers zoo dikwijls sprake is van geconserveerde levensmiddelen is het misschien wel interessant mede te deelen wat de „Allgem. Hotel Rund schau" weet te vertellen over dergelijk voedsel in vroeger tijd. Uit de Indianenverhalen van Aimard herinnert de lezer zich nog wel de sap pige buffel-lende, die in reepen gesneden en tot pemmican gedroogd werd. Deze behandeling is al zeer oud, want de Romeinsche geschiedschrijver Pomponius Mela uit de derde eeuw onzer jaartelling verhaalt reeds hoe de Germanen op hun krijgstochten in de zon of bij het vuur gedroogd vleesch plachten mede te nemen, dat voor het gebruik gestampt of fijngewreven moest worden. Precies hetzelfde dus als de Roodhuiden gewoon waren te doen. De Afrikareiziger Nachtigal vertelt van de Tippo Rechad Arabieren in de Sahara, dat, wanneer zij onderweg een kameel komen te ver liezen, zij het vleesch in lange dunne reepen snijden, het op de geblakerde rotsen drogen tot het zoo hard als leer wordt en het dan als pro- wand meenemen. JAoTüatgne zegt, "dat de Tufkscbe soldalen 'der y 16e eeuw alleen water drinken en rijst eten met tot poeder gestampt vleesch, waarvan elk soldaat gemakkelijk de voorraad voor een maand mede kan dragen. Nog heden ten dage wordt gedroogd vleesch- poeder in Amerika op groote schaal als conserve gefabriceerd en de laatste Duitsche Zuidpool expeditie onder Filchner nam er bijvoorbeeld een belangrijke hoeveelheid van mede. Het tweede geconserveerde levensmiddel is het bouillonblokje. In zijn „Herinneringen aan 1815" verhaalt Alexis, dat hij op.den veldtocht, waaraan hij als knaap van zestien jaar deelnam, een paar blokjes „tafelbouillon" uit Berlijn had medegekregen en dat die hem uitstekend te pas waren gekomen. Toentertijd was dat blijkbaar iets zeer nieuws en bijzonders voor Duitschland. Maar op de tweede Zuidzeereis van kapitein Cook, die in 1772 plaats had, nam men ze ook mede. Althans een der deelnemers daaraan ver telt, dat de goede gezondheidstoestand der ma trozen op dien langen toch grootendeels te dan ken was aan het gebruik van tot gelei ingekookte bouillon. De schrijver voegt er aan toe: Zulke „bouil- lonkoek" of „draagbare soep" wordt in Londen en andere Engelsche zeehavens in groote hoe veelheden uit rundvleesch, beenen en vleeschaf- val bereid en tot gelei- of lijmachtige dikte in gekookt en in vormen gegoten. Het krijgt dan vorm en hardheid van timmermanslijm, „waar voor het eventueel ook te gebruiken is" (sic!!), liet blijft jarenlang goed, mits tegen vodlt en schimmel beveiligd en is op lange zeereizen, waarbij het onmogelijk is versch vleesch te krij gen, van het grootste gewicht. Een of twee lood fijn gesneden en in kokend water opgelost geven een krachtige soep voor een persoon. Verder kende men in dien tijd nog alleen chocolade als geconserveerd levensmiddel. WAAROM ZIJN DE PANAMA-HOEDEN DUUR? In een Amerikaansch consulair bericht leest men het volgende omtrent de vervaardiging van Panamahoeden Wanneer de palm ongeveer 5 voet hoog is, worden de zachtste bladeren er af gehaald en in vezels gescheiden. Deze worden verscheidene keeren in kokend water gedompeld en in de zon gelegd, om te drogen en wit te worden. Om het wit worden van het stroo te bevorderen, wordt kalkwater aan het kokende water toege voegd. Dan wordt het stroo vochtig gemaakt, om het buigzaam te maken en in sfrooken van de vereischte breedte gespleten. Een bundel stroo wordt op de helft samengebonden en in het midden van een houten vorm gelegd. De vezels worden op gelijke afstanden ge plaatst en het weven begint in het bovenste deel van den bal en gaat in cirkels regelmatig door tot de hoed gereed is. De toevoeging van vezels, terwijl de bol geweven wordt, wordt zorgvuldig vermeden. De waarde en duurzaamheid van den hoed hangen grootendeels of van de nauwkeu righeid, waarmede de vezels ingeweven worden. Eenmaal gereed, wordt de hoed in schoon, koud water afgewasschen, bestreken met een gomlaag en ten slotte gepolijst met droge zwavel. Het weven van een fijnen hoed vereischt van 3 tot 6 maanden, bij een werkdag van 4 tot 5 uur. Twee hoeden van mindere kwaliteit en van gewoon stroo, kunnen in één dag geweven wor den. Prima qualiteit hoeden van toquilla worden op buitenlandsche markten verkocht tot prijzen variëerend van 25 tot 100 dollar. HET SPELDEGELD VAN EEN AMERÏ- KAANSCHE MILLIONNAIRSVROUW De bekende Amerikaansche oliemagnaat Sead geeft maandelijks 3000 gulden nit voor de toiletten van zijn vrouw, die bovendien nog een „zakgeldje" van 400 gulden ont vangt. Sead kan met dit bedrag echter niet rondkomen, de rekening van den kleermaker en juwelier bedraagt jaarlijks een ton, welke som de eigenaar weigert te betalen. Dé rechtbank, waarbij de leverancier zich be klaagde,' oordeelde, dat de heer Sead niet verplicht was dergelijke buitensporige reke ningen te voldoen. Bovendien verklaarde een zuster van Mrs. Sead, dat de boeTag© groot genoeg was. Een andere bewoonster van de Fifth Ave nue, de onlangs gestorven Mrs. Price, had een even groot talent voor geld uitgeven. Deze gaf elk jaar 300,000 gulden uit voor het veranderen van haar juweelen. Ook had ze oen waren hartstocht voor bonten man tels. Het gebeurde b.v. dat ze den eeneu dag een chiuchillamantel van 30,000 francs kocht en die een volgenden dag voor een anderen inruilde, natuurlijk met ©en aanzienlijke oriisverbooginc. •BfiGfBKB. JE en der grootste steden vap 'AsantSeeS Turkije, dat nu ook al in de zone van den wereldoorlog is betrokken, en waar gestre den wordt tusschen de Engelseben en d© Turken, is, Bagdad, welks bezit de Turken) zicik thans tusschen de zonen Albions betwist zien- In vredestijd is een bootreis op de rivier naar de oude hoofdstad der Khalifa een heerlijk uitstapje, want de rivier is dan vol leven en bedrijvigheid. Schilderachtige inlanders-dorpen bezetten haar oevers, terwijl men in den vroegen morgen daar de herders ziet, die hun kudden naar het water brengen om ze te drenken en met een bad te verfrie6chen. Steden, bouwvallen en grafmonumenten) passeert men, die meerendeele belangwek kend zijn door de historische herinneringen, er aan verbonden, terwijl de rivier bezaaid! is met vreemdsoortige ronde booten, de vaajw' tuigen der inlanders; die met geitenvel over trokken zijn en waarin zij bun landbouw producten vervoeren. Ook drijven groote vlotten van pijniboo- menhout den stroom af, die aan zijn mond! worden overgeladen in stoomschepen, welke' dit voor de meubelfabricage zeer gewilde' hout naar alle hemelstreken vervoeren. Met zijn schipbrug, zijn moskeeën en mi narets, zijn smalle kronkelende straten en! zijn Oostersche bazaars, bevolkt met men schen van allerlei nationaliteit en van ver schillende talen en tongvallen, gekleed in een bont mengelmoes van nationale eos- tuums, gelijkt Bagdad geheel op een stad nit de Dnizend-en-een-Naeht. Rijke stadskooplieden in lange gewaden van zijde en bontgekleurde overkleeren, het hoofd steeds gedekt door den tulband, zitten met de beenen kruiselings onder zich voor de deur van bun huis om de klanten te ont vangen. Hier ontmoet men den waterdra ger met zijn zakken van geitenvel aan een stok, gehangen over zijn schouder en ginds weer den stoeren Kurdischen sjouwer. Reek een van Perzische en Indische bedevaartgan-j gers bewegen zich langzaam voort en daar-j tusschen gaan de vrouwen, het gelaat met een dichten sluier bedekt. Het is ook geen zeldzaamheid al® men in) de straten van Bagdad geheele karavanen! van met koopwaren beladen kameelen lang zaam en statig ziet voorbijtrekken, die zooeven uit de woestijn zijn gekomen om! allerlei schatten van natuur en kunst uit' verafglegen streken te voeren naar de groo-, te stad, waar immer, gretige koopers er voor! te vinden zijn. Men ziet hier zeden en gewoonten zoowel als kleederdrachten, die zoo oud zijn als de' geschiedenis en telkens treft men in de stra ten nog bijzonderheden aan, die berinneren aan den tijd, toen hier de Khali fe regeerden.' De omgeving van Bagdad is rijk aan bouwvallen en monumenten. Hier treft men nog de traditioneel© over blijfselen aan van den toren van Babel, zoo wel al® de grafgesteeneen van Ezra en Eze- chië), benevens ontelbare Mobammedaan- sche heilige plekken, terwijl Babyion zelf slechts op een afstand van omstreek© 60 mij len van Bagdad moet gelegen geweest zijn. HIJ HAD HET WED GEZEGD- Al een poos lang verontrustte een Russische veldwacht onze voorposten op een vervelende manier", vertelde een huzaren-luitenant- „Wij besloten de Russen nn eens voor goed onschade lijk te maken, en met de veldwacht af te reke nen. Op een morgen ging ik met ongeveer 10 12 huzaren op patrouille, met het raste voornemen den Russisch en veldpost in de pan te hakken of gevangen te nemen. Mijn mannen drongen de Russen van hun verdedigingsbasis af. Ik over legde even hoe ik de kerels zoo snel mogelijk op hun lijf zon kunnen vallen, en bemerkte opeens, dat een hunner opvallend overredend tegen zijn' kameraden stond te praten en hen blijkbaar ar-1 gena van wilde overtuigen. Ik liet hem echter geen tijd meer. De Russen werden omringd esni moesten zich overgeven, wilden ze niet allen bet! leven er bij inschieten. Reeds steken ze de handen omhoog en zwaaien met een witte vlag. Ik laat ze naderen. Aarzelend komen ze dichterbij, de ©en na den ander, en gaan op oen rij staan. „Jullie bent mijn gevangenen." Daar komt er een nit <U rij, saltwort eortwci en zegt; „Bitte gehorswrost, cvüt u oom .riot fusilleer en? Wij hebben toch geen schok! san den oorlog. Wat kunnen wij daaraan dceaP i J fc| p &0.Q -3 N-O t3 fa Q. O -is co - 5- O S-OJ3 M fi O. EJ3—EJS 3 _C "O |S SS t-, >- .3 O t-, QC cu brtLJf-i zC/>

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1915 | | pagina 8