TWEEDE BLAD
IfloerzeiEen
Madonna.
P. J. JANSSEN
OmLOG
FEUILLETON
BRIEVEN UIT BORNEO.
Anegang h. Warmoesstr.
OmiHe
DE TOESTAND IN BELG IE
DINSDAG 28 SEPTEMBER 1915
jP. M«
De bekende socialistische „drankbestrij
der" F. U. Schmidt heeft in liet socialistische
dagblad „Het Volk" een overzicht gepubli
ceerd van wat de verschillende politieke
Partijen hebben gedaan voor liet^ „peti-
tionnement voor plaatselijke keuze in de
alcohol-bestrijding.
Uit de verschillende cijfers die liij g^eett,
komt overtuigend uit, dat de socialisten
overal de grootste voorstanders zijn van
dwang bij de bestrijding van het alco
holisme.
Dat was wel te verwachten.
De grootste voorstanders van „volkswil
zijn door de bank ook de grootste ij ve
raars voor „staatsdwang."
Immers zoo redeneeren zij in ge
tal heeft het „volk" allicht de overhand,
wat beter dus dan een „staatsdwangin
te stellen, waardoor de meerderheid
altijd een minderheid naar haar hand kan
zetten 1....
Verwonderlijk is dus die groote meer
derheid van S.D.A.P.'ers vóór dwang in
zake de „drankbestrijding" allerminst 1 Trou
wens de „plaatselijke keuze" is een par
tij-programnummer van de S.D.A.P. 1
Tegenover dit alles echter mag met vol
doening dunkt ons worden terug
gezien op de houding der Katholieken, die
er te juister tijd voor hebben gepast, op.
sleeptouw genomen door de S. D. A. F. aan
deze dwang-politiek mede te doen.
Naar de door mij ontvangen kranten jte
oordeel en komen er zeker 30 40 percent
van „Uit Borneo's" niet in do brievenbus
van de redactie der N. Haarl. öt.
't Is' jammer, doch 't ia een troebele tijd.
't Volgende heb ik nu neergeschreven en
ik hoop dat het de verre Kinderhuisvest
bereiken mag. Een extra mailstoomer kan
ik er echter niet voor afhuren 1
De Doesoens zijn analphabe'ten! Schrijven
kunnen ze niet en lezen kunnen ze niet,
doch praten, vertellen en „dichten" des te
beter.
Onder dichten wordt hier niet verstaan:
gedichten schrijven in' vijf, zes of zeven
voeters; doch een paar woorden zeggen
op Borneodreun, woorden die rijmen als
inktkoker op pompstok, en de deun is dan
zooiets als lalala et caeteral Van „voeten"
geen spoor te vinden doch 't is bedoeld voor
'n Doesoensch gehoor en die vinden hot
kolossaal mooi.
Ik weet zeker als Caruso hier eens oen
uitvoering gaf, zij het wel leuk zouden
vinden zoo'n „witte man" te zien met laag,
•Vit front en hoogen hoed, maar dat ze
voor 't overige hun dotterige neusjes voor
hem zouden ophalen en direct na zijn num
mers zouden ze hun eigen program afwer
ken. Zoo'n dichtstuk hoop ik nog wel eens
±e verhalen in al zijn lamlendigheid.
De Doesoens kunnen vertellen! Ilc geniet,
als een of ander eens voor den dag komt.
's Avonds een paar man: ik zit lekker
ia mijn stoel, of hurk neer op. den grond,
fien pijp hangt van mijn mondhoek, een
fetuk papier en potlood dikwijls in mijn
hand, of anders aanteekeningen makend in
de hersenpan. Mijn hond ligt dichtbij langs
to"n bloote voeten, lekker in Morpheus' ar
men, zoo dicht bij z'n „baas".
Zóó'n avondje en dan vertellen over mo
gelijke en onmogelijke spoken, dat ik er
dikwijls koud van wordl
Of ik er aan geloof?
Zeker, de ondervinding leert I Doch 't
13 de tijd niet over spoken te schrijven,
daar de courant 's avonds verschijnt en ge
lezen wordt, 't zou menigeen 'n slapeloozen
of nachtmerrieachtigen nacht bezorgen.
O, als zoo'n Doesoen, zoo'n echte in Bor
neo zelf begint met: „Er was 'ns,"
want zóó beginnen alle sprookjes ook hier:
»,Er was 's, honderd en honderd duizend
jaar misschien geleden" dan komt er een
zoetsappige glimlach over mijn stalen ge
laat., doch ook gordijnt een zWare rook
wolk omhoog om dien glimlach voor ver-
Itmdkoopst adres voor
ie steeds
TELEFOON 2610.
HAARLEM.
tellers oogen te behangen, want als. ze "t
merkten zou 't gedaan zijn met vertellen.
Tk kni het niet helpen: 't is altijd „heel,
héél lang geleden, honderd en honderd jaar"
alles in vollen ernst, dan opeens dat ko
mische: duizend misschienDoch kom
in en zet u hierbij neer en luister naar den
man: een chocolade-mannetje, die daar ge
hurkt zit op den grond. Zijn houding en
kleeding is als ik reeds vroeger beschreven
heb. Hij houdt een sigaar-eigenmaaksel
„Stinkadoro" tusschen zijne roodbruine lip
pen, het stinkende vlammetje dat hij maakt
met een soort tondeldoos belicht zijne trek
ken, die reeds toonen dat hij de levens-
ladder aan het afdalen is. Diepe groeven
van de neusvleugels naar de mondhoeken
verzinken den mond nog meer en doen de
jukbeenderen heuvelachtig vooruitspringen.
De oogen liggen diep in hun kassen, wenk
brauwen geen en voorts een paar breedo
plooien over zijn vuilbruin voorhoofd, dat
zich reeds verder en verder uitstrekt naar
kruin, gerimpelde wangen, verschrompelde
ooren vertoonen zich aan uwe blikken. Ja,
dat is de kop van den man die luistert
naar den naam Gordian, of misschien als
hij zich herinnert dat liij Christen is, naar
Simon. De sigaar brandt en Simon begint:
„Er was 's, lang geleden, honderd en
honderd duizend jaar misschien terug,
er was toennietsbehalve een
groote steen I" Met zijn lichaam en beide
armen maakt hij duidelijk het voorwerp,
dat was. Tusschen twee haakjes, let s. v. p.
op zijn prachtige Doesoennatuurrijke gesti
culatie, want ik kan niet iedere drie woor
den uw aandacht daarvoor vragen. Met
zijn teenen, voeten, beenen, romp, kop, ar
men, handen en vingers, met zijn oogen,
ooren, neus, mond, tong en zijn sigaar zal
hij het u zoo duidelijk mogelijk maken
een doofstomme moet het verstaan dat
er eens niets was, en dat „niets" was een
groote, reuzengroote steen 1
Dat weten we, Gordian I In den beginne
was er dus geen bakvisch, maar een groote
breede baksteen I
Trek flink aan pijp of sigaar en nu den
mond open en luister 1
„Die groote steen was van don beginne
absoluut niets anders. Op zekeren dag
zekere zon, zegt ie: 'n paar weken vóór het
jaar nul dus kroop een man aan een
kant den steen uit. Hij ademde diep nu dat
hij was in dat vrije „niets". Zijn naam
was K i n o h o i n g an (d.i. vader van vele
ouders). Hij was. nu heelemaal alleen (ges
ticulaties) doch niet lang, want ziet, aan
den andéren kant verschijnt een vrouw:
Suminondu (d. i. vrouw der vrouwen).
Zij zien elkaar; stellen zich elkander voor,
houden elkaar gezelschap en 't einde van
het liedje is: trouwen. „Trouwen is houen"
en Kinohoingan ondervond liet. Op een
schoonen avond in Mei (er was nog niets
behalve zij tweeën en de steen n.l.) zaten
ze samen op dien reuzensteen en „hij" ver
telde „haar" dat hij van plan was een
groot vuur te maken (zon) en vele klei
nere die hun vuur van dat groote zouden
krijgen (maan en sterren). Verder een g-roo-
te, heele groote (grooter dan dat vuur) aar
de, waar gras en boomen en planten, bana
nen en sinaasappelen, zouden groeien,, met
water zoet. en zout met groote en
kleine dieren (zelfs heele kleine) met vo
gels die zouden huizen in de boomen en de
lucht zou weerklinken van hun gezangen.
Alles zou volmaakt zijn, doch de kroon
van alles zou zijn uhun (man) en on du
(vrouw). Zij zouden heer zijn op die aarde.
Suminondu luisterde met open ooren
en mond, zij wist dat hij veel kon, doch
zij voelde in haarze'lve ook een kracht, die
macht had en veel kon praesteeren.
Kinohoingan dacht na en om beter
te denken ging hij de' eenzaamheid van het
niets in, hij ging, om niet lastig gevallen te
worden door zijn vrouw. (Een Doesoen ia
aan 't woord, n.b. s.v.p.). De vader van
vele ouders ging dus op reis. De vrouw
der vrouwen ondertusschen verzamelde al
haar krachten en schiep, zélf alles, volgens
het plan van haar manl Zij wilde niet on
derdoen; gelijkheid, emancipatie I (En dan
zeggen dat Suffragetten dingen zijn der
20ste eeuwl)
Kinohoingan was Intusschen op, reis
in hot groote niets, kwam spoedig in een
groot iets en vloog, terug naar zijn steen,
die de oorzaak was van zijn leven en al
macht. Hij kwam, zag en... raasdel Hij
ging te keer en wierp z'n vrouw allo
scheldwoorden naar het hoofd; (die scheld
woorden zijn nog in gebruik hier, 'n heele
litanie en niet van 't fijnste). Mij schreeuw
de, schold en tierde I Hij vloekte en ver-
wenschte! Vloekte zijn vrouw en alle din
gen en... alles zou .onvolmaakt zijn omdat
zij dat gedaan hadl Och arml Docli de
aarde w a s, gras en boomen groeiden, wa
ters vloeiden, bloemen bloeiden en lamme
tjes stoeiÖen in de lachende velden. De
zon schoot haar scherpe 3tralen, te
scherp dikwijls op. alles en allen hier
beneden. Alles was echter gevloekt door
de vader van allen, alles zou o nvolmaakt
zij n.
De Doesoens daarom zijn arm, hebben
te lijden van ziekten huidziekten vooral
van slechte en magere oogsten. Van alles
en nog wat en dat alles omdat een „zij"
de baas wilde zijn. (Is 't wonder dat de
vrouwen hier nu er onder gehouden wor
den; zij zijn min of meer als goed be
handelde slavinnen, pantoffelhelden komen
dus ook niet voor onder de Doesoens 1)
Vele christenen denken dit de geschiede
nis van Adam en Eva-; m.i. wel wat waard.
Curieus dat volgens de Doesoensche over
levering dus een „zij" ook hier oorzaak
is van alle misères 1
J. STAAL, )Pr. Miss,
Papar-Kinuta, 31 Juli 1915.
HET FRANSCH-ENGELSCH OFFENSIEF.
In een „Havas"-berichfc dus van Fran-
sche zijde wordt nog eens in details
melding gemaakt van den strijd der laatste
dagen aan het Westelijk front. Nieuws wordt
daarin echter niet medegedeeld; het is een
beschrijving van de gevechten, waaromtrent
wij gisteren reeds uitvoerige berichten heb
ben vermeld.
En ook het nieuwe Fransche legerbericht
bracht vanmorgen geen nieuws meer. Het
offensief schijnt dus nu reeds tot staan te
zijn gebracht.
Wanneer dit werkelijk het geval is, dan
rijst twijfel of de eerder verstrekte berich
ten wel volkomen betrouwbaar waren en of
de daarin gegeven cijfers van het aantal
krijgsgevangenen wel juist was.
Twintigduizend man in twee dagen; het
is bijna ongelooflijk, al hebben de Duitschers
van het Russische front wel' grootere ge
tallen gemeld: een gevangen Duitscher,
Franscbman of Engelschman beteekent im
mers meer dan een gevangen Russisch sol
daat en op het westelijk oorlogsterrein wordt
nu eenmaal altijd met minder groote ge
tallen gewerkt dan in het oosten.
Reeds uit de eerste berichten, zoowel van
Fransch-Engelsche als wel van Duitsche zijde,
bleek dat van een doorbraak toch geen spra
ke was. Alleen immers werd melding ge
maakt van een loopgraven- en stellingen-
winst, de verovering van veel oorlogs-ma-
teriaal1 en het maken van de vele duizen
den gevangenen. Dat is natuurlijk al mooi
genoeg, maar alleen wanneer het succes
voortgezet wordt en niet als de winst door
Duitsche tegenaanvallen weer wordt afge
brokkeld of zelfs de aanval wordt tot staan
gebracht.
Uit de legerberichten van hedenmorgen
blijkt echter reeds, dat de Duitschers hier
en daar met die tegenaanvallen zijn be
gonnen.
Het eenige waar het Fransqh-Engelsch
offensief het bewijs toe is, is dat de geal
lieerden eindelijk voorzien moeten zijn van
het noodige munitiemateViaal, waaraan zoo
lang gebrek was.
Wij geven hierbij een kaartje van de oude
frontlijn nabij Atreoht. (Arras), waar het
„groote" offensief voornamelijk de vorderin
gen maakte.
Loos werd daar door de Engelscben bezet,
terwijl de Franschen Souchez hebben ingeno
men; de frontlijn werd hier dus aanmerkelijk
gebcgen.
In Engeland, evenals in Frankrijk, zijn do
overwinningen natuurlijk met gejuich be
groet. De welbekende militaire deskundige,
kolonel Maude, bespreekt de overwinning der
bondgenooten en zegt, dat er alle waarschijn
lijkheid is, dat de bondgenooten in staat zou
den zijn de Duitschers steeds meer naar de
Westelijke grenzen terug te dringen. Met een
beetje goed geluk zonden zij hen binnen twee
maanden naar den Rijn terugdrijven. De
bondgenootèn hadden niet getracht alles te
gelijk te doen; elke gewonnen meter hadden
zij versterkt; zij zouden in staat zijn verder
te gaan en de gebeurtenissen zich doen Jh er-
hal en tot aan het einde. De bondgenooten
hadden klaarblijkelijk de Duitschers platge
schoten, hun gesehut tot zwijgen gebracht en
hun weerstand gebroken.- De berichten leid
den tot de meening, dat de Duitschers op een
dag niet meer dan 700.000 man onder de wape
nen konden brengen en het was zeer waar
schijnlijk, dat het einde van den oorlog als
een volkomen verrassing zou komen.
Het is dus een en al optimisme wat daar
uit spreekt 1
De Duitsche meening doet echter dit En-
VAN HET WESTELIJK FRONT
llffitenmeilt
'■fb ■*;/'- ij'
o ojve/rcfry.
tymaiim
'u'eo/s°
krthaml
laMai'sënffJa
'/acffw
y/uBfrt
s=Cfs5l'"
1 2 -
w
De frontlijn ten noorden van Atrecht.
gelsch-Franseh' optimisme weer te niet: De
Berlijnsche correspondent van de „New-
York World" seint, aan zijn blad: „Het
offensief ia tot staan gekomen; het gevaar
is voorhijde beraamde doorbraak door het
Duitsche front is verijdeld. De Duitscho
linies houden stand. Een verschrikkelijke
bloedprijs is betaald buiten allo verhouding
tot de kleine terreinwinsten door de bond
genooten behaald op twee of drie punten,
welke van geen bijzonder strategisch belang
zijn" ziedaar in weinige woorden wat men
in de kringen van regeering en generalen
staf zegt van den toestand op het Weste
lijk front.
Duitschland herademde vandaag, toen men
vernam, dat de bondgenooten niet in staat
waren door het Duitsche front te dringen.
Het vertrouwen, dat de bondgenooten niet
konden doorbreken en dat de Duitsche muur
van kanonnen, machinegeweren, bajonetten
en mannen in het Westen zou standhouden,
was haast onwankelbaar. Dat vertrouwen
is teruggekeerd. Nooit heeft het geaarzeld,
maar voor de eerste keer sinds maanden
merkte ik gisteravond (26 September) angst,
toen het communiqué verscheen.
Heden werd het communiqué met do
grootste spanning afgewacht,, doch zonder
zenuwachtigheid; de krantenventers werden
veel meer bestormd bij de tijdingen van
Hindenburg's overwinningen.
Men gelooft dat het aantal krijgsgevan
genen, door de Franschen opgegeven, over
dreven is.
„Er is geen reden om ongerust te zijn,"
verklaarde mij. een hooggeplaatste; vrijwil
lig hebben wij Souchez ontruimd en wij
moesten op twee of drie andere punten acn-
teruit, maar nergens meer dan 3 K.M. Of
dat nu al die menschenlevens waard is, die
de bondgenooten hebben geofferd, moetori
zij zelf maar beantwoorden.
De Duitsche linies weken een weinig op.
twee of drie kleine punten op een front
van 300 K.M. lang, maar zij braken niet.
De Duitsche linies houden stand en Zij; zul
len stand houden. Het gevaar voor een door
braak is volgens alle berichten nu voorbij'.
Ik hoorde, dat de Fransch-Britsche verlie
zen bij1 Yperen op Zaterdag en Zondag ge
weldig waren. In militaire kringen zei men,
dat de "Franschen bij Perthes en Loos aan
vielen met een overweldigende meerderheid,
steeds meer gelederen achter elkaar; zij
waren tienmaal zoo sterk als de Duitschers.
Aan de zijde der aanvallers zijn, volgens de
berichten, zware verliezen geleden.
De „Berl. Lok. Anz." zegt in haar avond
blad, dat men reeds kan zeggen, dat het
groote Fransch-Britsche offensief in het Wes
ten is mislukt. De reserves kwamen overal
op jijd aan op de critieke punten, zoodat
men met volmaakte kalmte de verdere ont
wikkeling der gevechten tegemoet kan zien.
Het blad zegt, dat op een front van 300
K,M. een plaatselijk verlies van materiaal
niet is te vermijden, maar dat er geen reden
is tot ongerustheid. In het geheel zijn 6500
man en 65 officieren door de Duitschers ge
vangengenomen en 14 machinegeweren ver
overd.
(Van onzen Brusselsehen correspondent..)
Brussel, 25 Sept. 1915.
In het Grand Blo tel hier is eene tentoon
stelling „Moeder en Kind" geopend, welke
te' oordeelen naar het groot aantal vrouwen,
dat er een bezoek aan brengt, wel voldoet
aan de wenschen. Ook de verwachtingen zijn
niet teleurgesteld. Men is zeer tevreden over
de aangename en nuttige wijze, waarop on
derwezen wordt en voor den uitleg der ver
schillende dingen wordt gezorgd.
Iedere moeder, die zich hare plichten be
wust is, zou een bezoek aan deze tentoon
stelling moeten brengen. Zij is georganiseerd
door het Roode Kruis van België en inge
richt door het Kaiserin Victoria Haus van
Berlijn, een instelling, welke reeds groote
en vele diensten aan de kinderverzorging in
België heeft bewezen. Eigenaardig en ver
blijdend bij deze tentoonstelling is, dat zij
wordt bezocht dóór de werkvrouw zoowel
als door do groote dame. Verblijdend, om
dat de zorg en de liefde voor het kind nooit
voldoende kunnen worden aangekweekt Dat
hebben de inrichters van deze tentoonstelling
zoo goed begrepen.
Het heeft hier en daar eenige bevreemding
gewekt, dat juist nu eene dergelijke tentoon
stelling werd gehouden. Wie echter weet
wat de Duitschers met hulp der Duitsche
vrouwen uit het vaderland van stonde af
aan voor da Belgische vrouwen en voor de
Belgische gezinnen hebben gedaan, verwon
dert zich geenszins en weet, dat het ligt
volkomen in de lijn der werkzaamheden, die
men zich heeft gesteld. Het behoeft dan ook
geen verwondering to baren, dat op de ten
toonstelling in het Grand Hotel alles is bijeen
gebracht, wat voor zuigeling en moeder van
belang kon worden geacht en dit naar het
voorbeeld van soortgelijke tentoonstellingen
voor de vrouwenverenigingen in Duitschland
zelf gehouden.
De prachtig verlichte zaal van het Grand
Hotel kan nauwelijks al de voorwerpen be
vatten, die op de verzorging van het kind
betrekking hebben. En velen van u zullen
de groote afmetingen van deze zaal wel ken
nen. Op tabellen van eene sprekende kleur
en eene prettige wijze van samenstelling
hebben de uit den aard der zaak waf droge
statistieken iets belangwekkends gekregen en,
wat nog wel het meeste van beteekenis is,
zij zijn voor ieder begrijpelijk geworden.
Met genoegen merkt men op, dat het sterfte
cijfer in België laag is, al kan het hierin
Naar den roman van W. COLLINS.
'0 (Uit het Engelsch),
Zijn eerste vermoeden of misschien Va-
lentijn vroeger den naam van Garr aange
komen had, en de man zelf mocht wezen,
erd terstond opgeheven bij het zien van
<ten armband. Hij was voor 't oogenblik te
vreden, want zijn onderzoek stelde hem ge-
óst, dat het onmogelijk Ibaar van Blyth kon
daar deze juist de tegenovergestelde
x?r van ^aar ^a<*.
Maar, al was de 6childer de vader niet,
Mlicht zou hij weten wie deze dan was of
<jweest wasï Hoe kon hij anders in het be-
t zijn van Mary Grice'e armband en Mary
Yjtee's kind?
Jjeze twee vragen riepen een derde in Mat's
Mven. ^°u fcmh opeens hij
all1 ;er Blyth hekend maken en hem door
e middelen dwingen, allen twijfel uit den
6 ruimen, door hem van alles op de
te stellen?
\R,.V °P eens. In het uiterste geval
u ueze poging nog kunnen wagen; en
het beste was dit tot het laatste te bewaren.
Bovendien was er ook geen denken aan, om
Blyth thans te ondervragen tenzij hij het
onzekere en onbescheiden plan ten uitvoer
bracht om hem op zijn reis te velgen want
deze had zijn vertrek op den volgenden mor
gen met den eersten trein bepaald.
Maar het was hem onmogelijk om te blij
ven rusten, nu hij reeds zooveel ontdekt had,
en niet in de een of andere richting eene
poging in het werk te stellen om Arthur
Garr te ontdekken.
Het voornemen van Mat om aan dit plan
uitvoering te geven, was wel het ernstigste
van -al zijne besluiten, want het had een
wraakgierig karakter. De gevaarlijke eigen
schap van des menschen natuur, die zijn le
ven onder de wilden en zijne omzwervingen
in de meest woeste gedeelten der wereld ja
renlang gestadig had ontwikkeld, begon zich
ook thans weder te doen gelden, nu hij erin
geslaagd was het geheim van Madonna's af
komst te ontdekken. In zijn toestand ge
plaatst, zou ook bij menig ander de gedachte
aan het kind eener zuster, die vlak na haar
huwelijk door haren man plotseling verlaten
werd, dezelfde uitwerking op het hart hebben
gehad. De gedachte om wraak te oefenen
was ook bij Mat de gedachte die alle andere
overbeerschte.
Hij overlegde nog eenigen tijd welke rich
ting hij volgen zou, vóór de gedachte by hem
oprees om naar Dibbledean terug te keeren
en Johanqa Grice te dwingen meer te ver
tellen, dan zij bij haar laatste onderhoud ge
daan had. Hij geloofde niet aan het gedeelte
in haar brief, waarin zij beweerde, dat zij
nooit meer iets van Arthur Carr gehoord of
gezien had, sedert de ontvluchting en den
dood van haar nichtje; hij koesterde de vaste
overtuiging, of liever zijn voorgevoel zeide
'het hem (zooals hij reeds aan Jaok had mede
gedeeld) dat de man pog in leven moest zijn;
en hij gevoelde ook dat het in zijne macht
stond, in den uitersten nood, de oude vrouw
te dwingen alles te bekennen, wat zij wist.
Naar Dibbledean besloot hij dus in de eerste
plaats te gaan.
Zoo dit bezoek tot geen bevredigende uit
komst leidde, was hij vast besloten Rubble-
ford een bezoek te brengen, en zich zonder
omwegen tot juffrouw Beek over te wenden.
Hij herinnerde zich, dat, toen Jaok het eerst
van deze sprak en over haar dwaas gedrag
ten opzichte van den haren armband in de
gang van den heer Blyth lachte, hij eerst ge
zegd had, dat die vrouw waarschijnlijk even
veel van Madonna afwist als de schilder zelf,
en het even onmogelijk was haar dat geheim
te ontlokken. Deze vrouw dus wist alles en
misschien zou hij haar kunnen noodzaken
Ibet mede te doelen of haar het weten te ont
lokken. Het zou hem niet moeielijk vallen,
te ontdekken waar zij woon die, want deal
avond, toen Thorpe haar had nagebootst, had
hij hem verteld dat zij een bakkerswinkej. te
Rubbleford hield. Naar deze stad besloot hij
dus te gaan, zoo hij te Dibbleford in zijn doel
niet slaagde.
En zoo hij, door een noodlottig toeval, niets
meer van juffrouw Beokover dan van Jo
hanna Grice te-weten mocht komen, wat zon
hij dan doen? Er bleef hem dan niets anders
over dan naar Londen terug te keeren en
de laatste poging te wagen namelijk zich
bij den heer Blyth hekend te maken, en er
mocht dan van komen wat wilde, met den
armband als bewijsstuk in de hand.
Dit waren zijn gedachten toen hij alleen in
Kirkstreet zat. En dien nacht was Lij geëin
digd met zijn troost te zoeken in de brande-
wijnflesch. Door die wanhopende daad In een
zaamheid gepleegd, had zijn zelfbóbeersehing
hem begeven, die hij zich gedurende zijn ver
blijf onder de wilden zoo eigen had gemaakt,
en de haat, die hij de ontdekking van zijin zus
ters lot in zijn hart was ontwaakt, was uit
den verborgen schuilhoek te voorschijn ge
treden, en had zich verraden in die half dron
ken, half nuchtere bezigheid, om zijn geweer
op te poetsen, die Jack zoo verbaasd had en
die hij zoo plotseling en zoo vreemd had ge
staakt hij de enkele woorden, die zijn jonge
vriend omtrent den dood van Mary gezegd
had.
Maar den anderen morgen was Mat's geest
weder helder en zijn gevaarlijke hartstochten
had hij in bedwang. Dien morgen dus gaf hij
aan Thorpe's vraag geen gehoor en aanvaard"
de hij kalm en rustig zijne reis naar het plat
teland.
Toen Marksman te Dibbledean aankwam,
draalde hij eenige oogenblikken en keek bij
'rond, juist zooals hit zijn eerste bezoek. Hij
sloeg daarop denzelfden weg naar de stad int
en toen hij hij de kerk kwam, stond hij bij hel
hek van het kerkhof stil, juist zooals hij dit
de vorige maal had gedaan.
Ditmaal echter scheen hij niet van plan te
zijn het hek binnen te treden; hij scheen vol
strekt geen plan te hebben en stond peinzend
bij het hek, dat hij werktuigelijk opende en!
sloot. Naar het kerkhof zag hij niet eens om»
'Er liepen twee of drie mensehen tusschen de
graven, die, naar men meenen zon, zijne aan
dacht moesten trekken, maar hij sloeg niet
de minste aoht op hen. Zeker overlegde bij
iets bij zichzelven, want hij begon weldra luid
te spreken, evenals zij, die lang gewend
zijn geweest in eenzaamheid te leven, en on
bewust hardop denken.
„Hoe lang zou het wel geleden zijn, daj
zij en ik hier te zamen op en neer wandelden,
zeide hij, terwijl hij het hek nog steeds open
en toe deed. „Toen knarsten de hengsels nog,
Nu gaan zij gemakkelijk genoeg. Zij zijn ze
ker ingesmeerd." Toen hij dit zeide, liet xiij,
den stijl los, wendde zich' om en volgde den