TWEEDE BLAD IfloerzeiEen Madonna. P. J. JANSSEN OmLOG FEUILLETON BRIEVEN UIT BORNEO. Anegang h. Warmoesstr. OmiHe DE TOESTAND IN BELG IE DINSDAG 28 SEPTEMBER 1915 jP. M« De bekende socialistische „drankbestrij der" F. U. Schmidt heeft in liet socialistische dagblad „Het Volk" een overzicht gepubli ceerd van wat de verschillende politieke Partijen hebben gedaan voor liet^ „peti- tionnement voor plaatselijke keuze in de alcohol-bestrijding. Uit de verschillende cijfers die liij g^eett, komt overtuigend uit, dat de socialisten overal de grootste voorstanders zijn van dwang bij de bestrijding van het alco holisme. Dat was wel te verwachten. De grootste voorstanders van „volkswil zijn door de bank ook de grootste ij ve raars voor „staatsdwang." Immers zoo redeneeren zij in ge tal heeft het „volk" allicht de overhand, wat beter dus dan een „staatsdwangin te stellen, waardoor de meerderheid altijd een minderheid naar haar hand kan zetten 1.... Verwonderlijk is dus die groote meer derheid van S.D.A.P.'ers vóór dwang in zake de „drankbestrijding" allerminst 1 Trou wens de „plaatselijke keuze" is een par tij-programnummer van de S.D.A.P. 1 Tegenover dit alles echter mag met vol doening dunkt ons worden terug gezien op de houding der Katholieken, die er te juister tijd voor hebben gepast, op. sleeptouw genomen door de S. D. A. F. aan deze dwang-politiek mede te doen. Naar de door mij ontvangen kranten jte oordeel en komen er zeker 30 40 percent van „Uit Borneo's" niet in do brievenbus van de redactie der N. Haarl. öt. 't Is' jammer, doch 't ia een troebele tijd. 't Volgende heb ik nu neergeschreven en ik hoop dat het de verre Kinderhuisvest bereiken mag. Een extra mailstoomer kan ik er echter niet voor afhuren 1 De Doesoens zijn analphabe'ten! Schrijven kunnen ze niet en lezen kunnen ze niet, doch praten, vertellen en „dichten" des te beter. Onder dichten wordt hier niet verstaan: gedichten schrijven in' vijf, zes of zeven voeters; doch een paar woorden zeggen op Borneodreun, woorden die rijmen als inktkoker op pompstok, en de deun is dan zooiets als lalala et caeteral Van „voeten" geen spoor te vinden doch 't is bedoeld voor 'n Doesoensch gehoor en die vinden hot kolossaal mooi. Ik weet zeker als Caruso hier eens oen uitvoering gaf, zij het wel leuk zouden vinden zoo'n „witte man" te zien met laag, •Vit front en hoogen hoed, maar dat ze voor 't overige hun dotterige neusjes voor hem zouden ophalen en direct na zijn num mers zouden ze hun eigen program afwer ken. Zoo'n dichtstuk hoop ik nog wel eens ±e verhalen in al zijn lamlendigheid. De Doesoens kunnen vertellen! Ilc geniet, als een of ander eens voor den dag komt. 's Avonds een paar man: ik zit lekker ia mijn stoel, of hurk neer op. den grond, fien pijp hangt van mijn mondhoek, een fetuk papier en potlood dikwijls in mijn hand, of anders aanteekeningen makend in de hersenpan. Mijn hond ligt dichtbij langs to"n bloote voeten, lekker in Morpheus' ar men, zoo dicht bij z'n „baas". Zóó'n avondje en dan vertellen over mo gelijke en onmogelijke spoken, dat ik er dikwijls koud van wordl Of ik er aan geloof? Zeker, de ondervinding leert I Doch 't 13 de tijd niet over spoken te schrijven, daar de courant 's avonds verschijnt en ge lezen wordt, 't zou menigeen 'n slapeloozen of nachtmerrieachtigen nacht bezorgen. O, als zoo'n Doesoen, zoo'n echte in Bor neo zelf begint met: „Er was 'ns," want zóó beginnen alle sprookjes ook hier: »,Er was 's, honderd en honderd duizend jaar misschien geleden" dan komt er een zoetsappige glimlach over mijn stalen ge laat., doch ook gordijnt een zWare rook wolk omhoog om dien glimlach voor ver- Itmdkoopst adres voor ie steeds TELEFOON 2610. HAARLEM. tellers oogen te behangen, want als. ze "t merkten zou 't gedaan zijn met vertellen. Tk kni het niet helpen: 't is altijd „heel, héél lang geleden, honderd en honderd jaar" alles in vollen ernst, dan opeens dat ko mische: duizend misschienDoch kom in en zet u hierbij neer en luister naar den man: een chocolade-mannetje, die daar ge hurkt zit op den grond. Zijn houding en kleeding is als ik reeds vroeger beschreven heb. Hij houdt een sigaar-eigenmaaksel „Stinkadoro" tusschen zijne roodbruine lip pen, het stinkende vlammetje dat hij maakt met een soort tondeldoos belicht zijne trek ken, die reeds toonen dat hij de levens- ladder aan het afdalen is. Diepe groeven van de neusvleugels naar de mondhoeken verzinken den mond nog meer en doen de jukbeenderen heuvelachtig vooruitspringen. De oogen liggen diep in hun kassen, wenk brauwen geen en voorts een paar breedo plooien over zijn vuilbruin voorhoofd, dat zich reeds verder en verder uitstrekt naar kruin, gerimpelde wangen, verschrompelde ooren vertoonen zich aan uwe blikken. Ja, dat is de kop van den man die luistert naar den naam Gordian, of misschien als hij zich herinnert dat liij Christen is, naar Simon. De sigaar brandt en Simon begint: „Er was 's, lang geleden, honderd en honderd duizend jaar misschien terug, er was toennietsbehalve een groote steen I" Met zijn lichaam en beide armen maakt hij duidelijk het voorwerp, dat was. Tusschen twee haakjes, let s. v. p. op zijn prachtige Doesoennatuurrijke gesti culatie, want ik kan niet iedere drie woor den uw aandacht daarvoor vragen. Met zijn teenen, voeten, beenen, romp, kop, ar men, handen en vingers, met zijn oogen, ooren, neus, mond, tong en zijn sigaar zal hij het u zoo duidelijk mogelijk maken een doofstomme moet het verstaan dat er eens niets was, en dat „niets" was een groote, reuzengroote steen 1 Dat weten we, Gordian I In den beginne was er dus geen bakvisch, maar een groote breede baksteen I Trek flink aan pijp of sigaar en nu den mond open en luister 1 „Die groote steen was van don beginne absoluut niets anders. Op zekeren dag zekere zon, zegt ie: 'n paar weken vóór het jaar nul dus kroop een man aan een kant den steen uit. Hij ademde diep nu dat hij was in dat vrije „niets". Zijn naam was K i n o h o i n g an (d.i. vader van vele ouders). Hij was. nu heelemaal alleen (ges ticulaties) doch niet lang, want ziet, aan den andéren kant verschijnt een vrouw: Suminondu (d. i. vrouw der vrouwen). Zij zien elkaar; stellen zich elkander voor, houden elkaar gezelschap en 't einde van het liedje is: trouwen. „Trouwen is houen" en Kinohoingan ondervond liet. Op een schoonen avond in Mei (er was nog niets behalve zij tweeën en de steen n.l.) zaten ze samen op dien reuzensteen en „hij" ver telde „haar" dat hij van plan was een groot vuur te maken (zon) en vele klei nere die hun vuur van dat groote zouden krijgen (maan en sterren). Verder een g-roo- te, heele groote (grooter dan dat vuur) aar de, waar gras en boomen en planten, bana nen en sinaasappelen, zouden groeien,, met water zoet. en zout met groote en kleine dieren (zelfs heele kleine) met vo gels die zouden huizen in de boomen en de lucht zou weerklinken van hun gezangen. Alles zou volmaakt zijn, doch de kroon van alles zou zijn uhun (man) en on du (vrouw). Zij zouden heer zijn op die aarde. Suminondu luisterde met open ooren en mond, zij wist dat hij veel kon, doch zij voelde in haarze'lve ook een kracht, die macht had en veel kon praesteeren. Kinohoingan dacht na en om beter te denken ging hij de' eenzaamheid van het niets in, hij ging, om niet lastig gevallen te worden door zijn vrouw. (Een Doesoen ia aan 't woord, n.b. s.v.p.). De vader van vele ouders ging dus op reis. De vrouw der vrouwen ondertusschen verzamelde al haar krachten en schiep, zélf alles, volgens het plan van haar manl Zij wilde niet on derdoen; gelijkheid, emancipatie I (En dan zeggen dat Suffragetten dingen zijn der 20ste eeuwl) Kinohoingan was Intusschen op, reis in hot groote niets, kwam spoedig in een groot iets en vloog, terug naar zijn steen, die de oorzaak was van zijn leven en al macht. Hij kwam, zag en... raasdel Hij ging te keer en wierp z'n vrouw allo scheldwoorden naar het hoofd; (die scheld woorden zijn nog in gebruik hier, 'n heele litanie en niet van 't fijnste). Mij schreeuw de, schold en tierde I Hij vloekte en ver- wenschte! Vloekte zijn vrouw en alle din gen en... alles zou .onvolmaakt zijn omdat zij dat gedaan hadl Och arml Docli de aarde w a s, gras en boomen groeiden, wa ters vloeiden, bloemen bloeiden en lamme tjes stoeiÖen in de lachende velden. De zon schoot haar scherpe 3tralen, te scherp dikwijls op. alles en allen hier beneden. Alles was echter gevloekt door de vader van allen, alles zou o nvolmaakt zij n. De Doesoens daarom zijn arm, hebben te lijden van ziekten huidziekten vooral van slechte en magere oogsten. Van alles en nog wat en dat alles omdat een „zij" de baas wilde zijn. (Is 't wonder dat de vrouwen hier nu er onder gehouden wor den; zij zijn min of meer als goed be handelde slavinnen, pantoffelhelden komen dus ook niet voor onder de Doesoens 1) Vele christenen denken dit de geschiede nis van Adam en Eva-; m.i. wel wat waard. Curieus dat volgens de Doesoensche over levering dus een „zij" ook hier oorzaak is van alle misères 1 J. STAAL, )Pr. Miss, Papar-Kinuta, 31 Juli 1915. HET FRANSCH-ENGELSCH OFFENSIEF. In een „Havas"-berichfc dus van Fran- sche zijde wordt nog eens in details melding gemaakt van den strijd der laatste dagen aan het Westelijk front. Nieuws wordt daarin echter niet medegedeeld; het is een beschrijving van de gevechten, waaromtrent wij gisteren reeds uitvoerige berichten heb ben vermeld. En ook het nieuwe Fransche legerbericht bracht vanmorgen geen nieuws meer. Het offensief schijnt dus nu reeds tot staan te zijn gebracht. Wanneer dit werkelijk het geval is, dan rijst twijfel of de eerder verstrekte berich ten wel volkomen betrouwbaar waren en of de daarin gegeven cijfers van het aantal krijgsgevangenen wel juist was. Twintigduizend man in twee dagen; het is bijna ongelooflijk, al hebben de Duitschers van het Russische front wel' grootere ge tallen gemeld: een gevangen Duitscher, Franscbman of Engelschman beteekent im mers meer dan een gevangen Russisch sol daat en op het westelijk oorlogsterrein wordt nu eenmaal altijd met minder groote ge tallen gewerkt dan in het oosten. Reeds uit de eerste berichten, zoowel van Fransch-Engelsche als wel van Duitsche zijde, bleek dat van een doorbraak toch geen spra ke was. Alleen immers werd melding ge maakt van een loopgraven- en stellingen- winst, de verovering van veel oorlogs-ma- teriaal1 en het maken van de vele duizen den gevangenen. Dat is natuurlijk al mooi genoeg, maar alleen wanneer het succes voortgezet wordt en niet als de winst door Duitsche tegenaanvallen weer wordt afge brokkeld of zelfs de aanval wordt tot staan gebracht. Uit de legerberichten van hedenmorgen blijkt echter reeds, dat de Duitschers hier en daar met die tegenaanvallen zijn be gonnen. Het eenige waar het Fransqh-Engelsch offensief het bewijs toe is, is dat de geal lieerden eindelijk voorzien moeten zijn van het noodige munitiemateViaal, waaraan zoo lang gebrek was. Wij geven hierbij een kaartje van de oude frontlijn nabij Atreoht. (Arras), waar het „groote" offensief voornamelijk de vorderin gen maakte. Loos werd daar door de Engelscben bezet, terwijl de Franschen Souchez hebben ingeno men; de frontlijn werd hier dus aanmerkelijk gebcgen. In Engeland, evenals in Frankrijk, zijn do overwinningen natuurlijk met gejuich be groet. De welbekende militaire deskundige, kolonel Maude, bespreekt de overwinning der bondgenooten en zegt, dat er alle waarschijn lijkheid is, dat de bondgenooten in staat zou den zijn de Duitschers steeds meer naar de Westelijke grenzen terug te dringen. Met een beetje goed geluk zonden zij hen binnen twee maanden naar den Rijn terugdrijven. De bondgenootèn hadden niet getracht alles te gelijk te doen; elke gewonnen meter hadden zij versterkt; zij zouden in staat zijn verder te gaan en de gebeurtenissen zich doen Jh er- hal en tot aan het einde. De bondgenooten hadden klaarblijkelijk de Duitschers platge schoten, hun gesehut tot zwijgen gebracht en hun weerstand gebroken.- De berichten leid den tot de meening, dat de Duitschers op een dag niet meer dan 700.000 man onder de wape nen konden brengen en het was zeer waar schijnlijk, dat het einde van den oorlog als een volkomen verrassing zou komen. Het is dus een en al optimisme wat daar uit spreekt 1 De Duitsche meening doet echter dit En- VAN HET WESTELIJK FRONT llffitenmeilt '■fb ■*;/'- ij' o ojve/rcfry. tymaiim 'u'eo/s° krthaml laMai'sënffJa '/acffw y/uBfrt s=Cfs5l'" 1 2 - w De frontlijn ten noorden van Atrecht. gelsch-Franseh' optimisme weer te niet: De Berlijnsche correspondent van de „New- York World" seint, aan zijn blad: „Het offensief ia tot staan gekomen; het gevaar is voorhijde beraamde doorbraak door het Duitsche front is verijdeld. De Duitscho linies houden stand. Een verschrikkelijke bloedprijs is betaald buiten allo verhouding tot de kleine terreinwinsten door de bond genooten behaald op twee of drie punten, welke van geen bijzonder strategisch belang zijn" ziedaar in weinige woorden wat men in de kringen van regeering en generalen staf zegt van den toestand op het Weste lijk front. Duitschland herademde vandaag, toen men vernam, dat de bondgenooten niet in staat waren door het Duitsche front te dringen. Het vertrouwen, dat de bondgenooten niet konden doorbreken en dat de Duitsche muur van kanonnen, machinegeweren, bajonetten en mannen in het Westen zou standhouden, was haast onwankelbaar. Dat vertrouwen is teruggekeerd. Nooit heeft het geaarzeld, maar voor de eerste keer sinds maanden merkte ik gisteravond (26 September) angst, toen het communiqué verscheen. Heden werd het communiqué met do grootste spanning afgewacht,, doch zonder zenuwachtigheid; de krantenventers werden veel meer bestormd bij de tijdingen van Hindenburg's overwinningen. Men gelooft dat het aantal krijgsgevan genen, door de Franschen opgegeven, over dreven is. „Er is geen reden om ongerust te zijn," verklaarde mij. een hooggeplaatste; vrijwil lig hebben wij Souchez ontruimd en wij moesten op twee of drie andere punten acn- teruit, maar nergens meer dan 3 K.M. Of dat nu al die menschenlevens waard is, die de bondgenooten hebben geofferd, moetori zij zelf maar beantwoorden. De Duitsche linies weken een weinig op. twee of drie kleine punten op een front van 300 K.M. lang, maar zij braken niet. De Duitsche linies houden stand en Zij; zul len stand houden. Het gevaar voor een door braak is volgens alle berichten nu voorbij'. Ik hoorde, dat de Fransch-Britsche verlie zen bij1 Yperen op Zaterdag en Zondag ge weldig waren. In militaire kringen zei men, dat de "Franschen bij Perthes en Loos aan vielen met een overweldigende meerderheid, steeds meer gelederen achter elkaar; zij waren tienmaal zoo sterk als de Duitschers. Aan de zijde der aanvallers zijn, volgens de berichten, zware verliezen geleden. De „Berl. Lok. Anz." zegt in haar avond blad, dat men reeds kan zeggen, dat het groote Fransch-Britsche offensief in het Wes ten is mislukt. De reserves kwamen overal op jijd aan op de critieke punten, zoodat men met volmaakte kalmte de verdere ont wikkeling der gevechten tegemoet kan zien. Het blad zegt, dat op een front van 300 K,M. een plaatselijk verlies van materiaal niet is te vermijden, maar dat er geen reden is tot ongerustheid. In het geheel zijn 6500 man en 65 officieren door de Duitschers ge vangengenomen en 14 machinegeweren ver overd. (Van onzen Brusselsehen correspondent..) Brussel, 25 Sept. 1915. In het Grand Blo tel hier is eene tentoon stelling „Moeder en Kind" geopend, welke te' oordeelen naar het groot aantal vrouwen, dat er een bezoek aan brengt, wel voldoet aan de wenschen. Ook de verwachtingen zijn niet teleurgesteld. Men is zeer tevreden over de aangename en nuttige wijze, waarop on derwezen wordt en voor den uitleg der ver schillende dingen wordt gezorgd. Iedere moeder, die zich hare plichten be wust is, zou een bezoek aan deze tentoon stelling moeten brengen. Zij is georganiseerd door het Roode Kruis van België en inge richt door het Kaiserin Victoria Haus van Berlijn, een instelling, welke reeds groote en vele diensten aan de kinderverzorging in België heeft bewezen. Eigenaardig en ver blijdend bij deze tentoonstelling is, dat zij wordt bezocht dóór de werkvrouw zoowel als door do groote dame. Verblijdend, om dat de zorg en de liefde voor het kind nooit voldoende kunnen worden aangekweekt Dat hebben de inrichters van deze tentoonstelling zoo goed begrepen. Het heeft hier en daar eenige bevreemding gewekt, dat juist nu eene dergelijke tentoon stelling werd gehouden. Wie echter weet wat de Duitschers met hulp der Duitsche vrouwen uit het vaderland van stonde af aan voor da Belgische vrouwen en voor de Belgische gezinnen hebben gedaan, verwon dert zich geenszins en weet, dat het ligt volkomen in de lijn der werkzaamheden, die men zich heeft gesteld. Het behoeft dan ook geen verwondering to baren, dat op de ten toonstelling in het Grand Hotel alles is bijeen gebracht, wat voor zuigeling en moeder van belang kon worden geacht en dit naar het voorbeeld van soortgelijke tentoonstellingen voor de vrouwenverenigingen in Duitschland zelf gehouden. De prachtig verlichte zaal van het Grand Hotel kan nauwelijks al de voorwerpen be vatten, die op de verzorging van het kind betrekking hebben. En velen van u zullen de groote afmetingen van deze zaal wel ken nen. Op tabellen van eene sprekende kleur en eene prettige wijze van samenstelling hebben de uit den aard der zaak waf droge statistieken iets belangwekkends gekregen en, wat nog wel het meeste van beteekenis is, zij zijn voor ieder begrijpelijk geworden. Met genoegen merkt men op, dat het sterfte cijfer in België laag is, al kan het hierin Naar den roman van W. COLLINS. '0 (Uit het Engelsch), Zijn eerste vermoeden of misschien Va- lentijn vroeger den naam van Garr aange komen had, en de man zelf mocht wezen, erd terstond opgeheven bij het zien van <ten armband. Hij was voor 't oogenblik te vreden, want zijn onderzoek stelde hem ge- óst, dat het onmogelijk Ibaar van Blyth kon daar deze juist de tegenovergestelde x?r van ^aar ^a<*. Maar, al was de 6childer de vader niet, Mlicht zou hij weten wie deze dan was of <jweest wasï Hoe kon hij anders in het be- t zijn van Mary Grice'e armband en Mary Yjtee's kind? Jjeze twee vragen riepen een derde in Mat's Mven. ^°u fcmh opeens hij all1 ;er Blyth hekend maken en hem door e middelen dwingen, allen twijfel uit den 6 ruimen, door hem van alles op de te stellen? \R,.V °P eens. In het uiterste geval u ueze poging nog kunnen wagen; en het beste was dit tot het laatste te bewaren. Bovendien was er ook geen denken aan, om Blyth thans te ondervragen tenzij hij het onzekere en onbescheiden plan ten uitvoer bracht om hem op zijn reis te velgen want deze had zijn vertrek op den volgenden mor gen met den eersten trein bepaald. Maar het was hem onmogelijk om te blij ven rusten, nu hij reeds zooveel ontdekt had, en niet in de een of andere richting eene poging in het werk te stellen om Arthur Garr te ontdekken. Het voornemen van Mat om aan dit plan uitvoering te geven, was wel het ernstigste van -al zijne besluiten, want het had een wraakgierig karakter. De gevaarlijke eigen schap van des menschen natuur, die zijn le ven onder de wilden en zijne omzwervingen in de meest woeste gedeelten der wereld ja renlang gestadig had ontwikkeld, begon zich ook thans weder te doen gelden, nu hij erin geslaagd was het geheim van Madonna's af komst te ontdekken. In zijn toestand ge plaatst, zou ook bij menig ander de gedachte aan het kind eener zuster, die vlak na haar huwelijk door haren man plotseling verlaten werd, dezelfde uitwerking op het hart hebben gehad. De gedachte om wraak te oefenen was ook bij Mat de gedachte die alle andere overbeerschte. Hij overlegde nog eenigen tijd welke rich ting hij volgen zou, vóór de gedachte by hem oprees om naar Dibbledean terug te keeren en Johanqa Grice te dwingen meer te ver tellen, dan zij bij haar laatste onderhoud ge daan had. Hij geloofde niet aan het gedeelte in haar brief, waarin zij beweerde, dat zij nooit meer iets van Arthur Carr gehoord of gezien had, sedert de ontvluchting en den dood van haar nichtje; hij koesterde de vaste overtuiging, of liever zijn voorgevoel zeide 'het hem (zooals hij reeds aan Jaok had mede gedeeld) dat de man pog in leven moest zijn; en hij gevoelde ook dat het in zijne macht stond, in den uitersten nood, de oude vrouw te dwingen alles te bekennen, wat zij wist. Naar Dibbledean besloot hij dus in de eerste plaats te gaan. Zoo dit bezoek tot geen bevredigende uit komst leidde, was hij vast besloten Rubble- ford een bezoek te brengen, en zich zonder omwegen tot juffrouw Beek over te wenden. Hij herinnerde zich, dat, toen Jaok het eerst van deze sprak en over haar dwaas gedrag ten opzichte van den haren armband in de gang van den heer Blyth lachte, hij eerst ge zegd had, dat die vrouw waarschijnlijk even veel van Madonna afwist als de schilder zelf, en het even onmogelijk was haar dat geheim te ontlokken. Deze vrouw dus wist alles en misschien zou hij haar kunnen noodzaken Ibet mede te doelen of haar het weten te ont lokken. Het zou hem niet moeielijk vallen, te ontdekken waar zij woon die, want deal avond, toen Thorpe haar had nagebootst, had hij hem verteld dat zij een bakkerswinkej. te Rubbleford hield. Naar deze stad besloot hij dus te gaan, zoo hij te Dibbleford in zijn doel niet slaagde. En zoo hij, door een noodlottig toeval, niets meer van juffrouw Beokover dan van Jo hanna Grice te-weten mocht komen, wat zon hij dan doen? Er bleef hem dan niets anders over dan naar Londen terug te keeren en de laatste poging te wagen namelijk zich bij den heer Blyth hekend te maken, en er mocht dan van komen wat wilde, met den armband als bewijsstuk in de hand. Dit waren zijn gedachten toen hij alleen in Kirkstreet zat. En dien nacht was Lij geëin digd met zijn troost te zoeken in de brande- wijnflesch. Door die wanhopende daad In een zaamheid gepleegd, had zijn zelfbóbeersehing hem begeven, die hij zich gedurende zijn ver blijf onder de wilden zoo eigen had gemaakt, en de haat, die hij de ontdekking van zijin zus ters lot in zijn hart was ontwaakt, was uit den verborgen schuilhoek te voorschijn ge treden, en had zich verraden in die half dron ken, half nuchtere bezigheid, om zijn geweer op te poetsen, die Jack zoo verbaasd had en die hij zoo plotseling en zoo vreemd had ge staakt hij de enkele woorden, die zijn jonge vriend omtrent den dood van Mary gezegd had. Maar den anderen morgen was Mat's geest weder helder en zijn gevaarlijke hartstochten had hij in bedwang. Dien morgen dus gaf hij aan Thorpe's vraag geen gehoor en aanvaard" de hij kalm en rustig zijne reis naar het plat teland. Toen Marksman te Dibbledean aankwam, draalde hij eenige oogenblikken en keek bij 'rond, juist zooals hit zijn eerste bezoek. Hij sloeg daarop denzelfden weg naar de stad int en toen hij hij de kerk kwam, stond hij bij hel hek van het kerkhof stil, juist zooals hij dit de vorige maal had gedaan. Ditmaal echter scheen hij niet van plan te zijn het hek binnen te treden; hij scheen vol strekt geen plan te hebben en stond peinzend bij het hek, dat hij werktuigelijk opende en! sloot. Naar het kerkhof zag hij niet eens om» 'Er liepen twee of drie mensehen tusschen de graven, die, naar men meenen zon, zijne aan dacht moesten trekken, maar hij sloeg niet de minste aoht op hen. Zeker overlegde bij iets bij zichzelven, want hij begon weldra luid te spreken, evenals zij, die lang gewend zijn geweest in eenzaamheid te leven, en on bewust hardop denken. „Hoe lang zou het wel geleden zijn, daj zij en ik hier te zamen op en neer wandelden, zeide hij, terwijl hij het hek nog steeds open en toe deed. „Toen knarsten de hengsels nog, Nu gaan zij gemakkelijk genoeg. Zij zijn ze ker ingesmeerd." Toen hij dit zeide, liet xiij, den stijl los, wendde zich' om en volgde den

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1915 | | pagina 5