BIN NÉ:
BUITENLAND
VERSPREIDE BERICHTEN
OORLOGS-ALLERLEI,
het paard in dezen
I
nog niet wedijveren met Zweden en Noor
wegen.
Wat de geboorten betreft, staat België voor
deze Janden boven aan. Andere labellen too-
nen het verschil aan in de kindersterfte bij
rijken en bij armen. Men ziet er het droevige
lot van het- onechte kind en ontwaart er
de oorzaken van de vermeerdering der sterf
te onder zuigelingen bij groote zomerwarmte.
Een reeks afbeeldingen toont stap voor stap
de ontwikkeling van het gezonde kind vanaf
dat het ter wereld komt tot aan het eerste
levensjaar. Andere afbeeldingen geven te zien
aoe het kind moet gorden gekleed, hoe men
hef moet baden en alles wat men vermijden
moet ook bij het rein houden van het kind
en hoe verder voor de gezondheid moet wor-
don gewaakt. Voorts wenken over speelgoed.
En dan de kunstmatige voeding! Met nadruk
wordt er op gewezen, welke schadelijke ge
volgen dit voor het kind kan hebben en
ook zoo dikwijls heeft. De talrijke sterf
gevallen dezer kinderen zeer teekenend
door graftomben aangeduid hebben eene
geweldig sprekende beteekenis naast de af
beeldingen der kinderen, die door de moe
ders zijn gevoed. Zoo worden tal van prac-
tische wenken gegeven en elke rechtgeaar
de moeder zal er haar voordeel mee willen
doen. En onverholen uiten velen hare dank
baarheid, dat zij in de gelegenheid werden
gesteld eene dergelijke tentoonstelling, wel
ke als een nationale gebeurtenis mag worden
beschouwd, konden mee maken. Wellicht is
dit wel een der meest dankbare werken silids
de bezetting van Beigië ten behoeve vun het
algenfèen welzijn georganiseerd.
Daar er vervatschingen van bankbiljetten
hebben plaats gehad, is bepaald, dat eenige
soorten zullen worden ingetrokken. Het be
treft de briefjes van 20 fr. (model Ioopende
rekeningen) en die van een en twee franken
van hetzelfde model. De beheerraad der bank
besloot daarom in te trekken: De briefjes
van een en twee franken zonder portretten
en de briefjes van 20, 100 en 1000 frank
met portret van Leopold I. De bankbriefjes
van dit model moeten worden ingewisseld
tegen briefjes van het uitgifte departement
van de Soeiété Générale van België.
O.
Het Bulgaarsche leger.
Majoor Morath geeft in het Berl. Tage-
blatt bijzonderheden over het Bulgaarsche
leger, ontleend aan het studie-materiaal van
den Duitgehen generalen staf na den Balkan
oorlog van 1912/13, bewerkt in een tijd, dat
men bij dezen staf dus niet vermoeden kon,
dat Bulgarije zich eens zou aansluiten hij de
centrale mogendheden:
De sterkte van het Bulgaarsche leger op
dit oogenblik komt het meest overeen met die
van voor den eersten Balikan-ooriog. D«
korte poos van rust na den tweeden oorlog
heeft het Bulgaarsche ministerie van oorlog
gebruikt dm het leger te brengen op zijn
vroegere sterkte, het zelfs nog krachtiger te
maken.
In 1912 heeft het land, dat slechts 4.2 mil-
licen inwoners telde, bijna 400,000 man on
der de wapens gebracht. In bet rapport van
den Duitselien generalen stal' wordt dit le
ger zeer geprezen. Het is gehard, stelt geen
eischen en is gewend aan de onaangename
invloeden van het slechte weer. De Bulgaar
sche infanterist kan uitnemend marcheeren.
De Bulgaarsche officier wordt gekenschetst
als „ijverig in den dienst, eergierig, nuchter
en niet verwend." Zij waren steeds bezield
van lust tot aanvallen, werden gedreven door
een gloeiende vaderlandeliefde.
De vredessterkte bedroeg voor den eersten
Balkanoorlog ongeveer 55,000 man. Er moes
ten dus nit elk actief legercorps vele nieuwe
formaties gevormd worden. Zoo ontstond uit
elk in fan ter ie-regiment van twee bataljons
een infanterie-brigade van acht bataljons.
De Bulgaarsche oorlogsbataljons tellen dus
bij een steTkte van ongeveer duizend man
van één tot twee vijfde actieve troepen. De
rost, 600 tot 800 man, worden genomen uit
de reserves. Het reservoir, waaruit deze
kracht voor het leger geput werd, was breed
en diep. Breed, omdat de landweerplicht zich
uitstrekt van 20 tot 46 jaar en iedere weer
bare man tot 40 jaar onmiddellijk mee in
het veld trok. Diep, omdat de bruikbaarheid
van de Bulgaarsche leger-reserve in alle
lichtingen buitengewoon hoog staat. Ook
thans zullen de nieuwe formaties nit het
actieve leger op deze wijze tot stand komen.
En daar er nieuwe gebieden bij het land ge
voegd werden, zal het veldleger wel eené
sterkte bereiken van een half millieen man.
Kort na den vrede is de voorbereiding van
de troepen begonnen voor den oorlog, die tot
tiet doel meest leiden, de ontnomen provincie
Macedonië terug te winnen. Enkele dezer
voorbereidende maatregelen somt majoor
Moraht op. De bataljons der infanterie heb
ben versterking gekregen door het opstellen
van een nieuwe compagnie. De cavalerie is
thans verdeeld in vier brigades, waarvan de
staven in vredestijd staan te Sofia, Sliven,
Rutschuk en Dedeagatsch. Voor een nieuw
derde remonte-depot is gezorgd. Drie nieuwe
i houwitser-regimenten zijn geformeerd en bij
elk vesting-artillerie regiment is een batte
rij gevoegd.
De bewapening van het leger was reeds in
den Balkan-oorlog modern.
In de laatste jaren is echter nog veel ver
beterd. De infanterie heeft het Mannlidher
repeteergeweer model 88 en 95. Het heeft en
kaliber van 8 millimeter. De cavalerie beeft
sabel en karabijn. De veldartillerie heeft ka
nonnen van Krupp en van Schneider-Canet.
Het kaliber van het veldgeschut is daarom
niet gelijk. Vermoedelijk zijn de oude Krupp-
kanonnen nu echter door nieuwe vervangen,
De bergbatterjjen werden in de Balkan-oor
logen gebruikt. De ammunitie speelt een
groote rol. Bulgarije beeft tijd genoeg gehad
om zich hiervan te voorzien.
Fijngevoeligheid.
Men schrijft ons uit Keulen:
Nu het oorlog is kan men aan de stations
verschillende ontmoetingen aanschouwen, die
eene groote beteekenis in zich' sluiten. Een
wereld van gevoel openbaart zich er in en
misschien kan men nergens beter de ware
stemming van het volk gade slaan. Zoo ziet
men met eenige variatie 'de volgende taferee-
len: De trein houdt stil en viug wordt een
draagbaar voor een eerste klas coupée neer
gezet, Twee dragers spoeden zich naar bin
nen. Langzaam en voorzichtig wordt een
officier uit den wagon gedragen. Hij is zwaar
gewond aan den voet en heeft bovendien
een ernstige wonde in het lichaam.
Maar toch weert hij een oogenblik zijne
helpers af. Eene schrede wil hij zelf doen.
Het is als hij zijne bruid groet en zijne
zuster, die ter verwelkoming gekomen zijn.
Dan wordt hij op de draagbaar neergelegd.
Het rood, dat even zijne wangen kleurde, is
spoedig weer verdwenenhij ziet bleek. Maar
zijne oogen staan verblindend helder. Hij
omvat de bloemen, die zijne bruid hem ge
geven heeft. Zoo wordt hij weggedragen. In
huise!ijken kring zal hij nu verder worden
verpleegd. Liefderijke zorg zal daar bij hem
zijn om hem aan het leven, het vaderland
en de zijnen weer geheel' terug te geven.
Treffend is bij deze ontmoeting de hou
ding van bruid en zuster. Zij zijn gekomen
niet in donkere gewaden, maar in lichte
vroolijk© kleeding. Zij zien er voornaam uit
en hebben zich opgetooid, zonder opvallend
heid, omdat dit strijdig zou zijn geweest
met haren aard. Zij hebben zich vreugdig
gekleed, omdat zij iemand gingen begroeten,
iemand die zij! weer met vreugde bij zich
zagen en dien zij wilden doen deelen in de
vreugde van het weerzien.
Het was zeer zeker een eigenaardige aan
blik dien jongen man daar bleek te zien
uitgestrekt op de baar met daar naast de
twee in het wit gekleede meisjes. En toch
was het goed zooals het was. En ook aan
de omstanders was" het aan te zien, dat
zij oveneens van meening waren, dat het
zoo moest zijn en niet anders. Maar was
daar niet een enkele in wiens oogen te lezen
was, dat hij zich niet kon vereenigen met
het samen gaan dezer beide contrasten? Ja,
een is er, die een donker gewaad passen
der zou hebben gevonden. Hij1 schijnt te
vragen of Duitsche vrouwen geen beteren
j zin hebben voor het gevaar van den dood.
Maar zoo clenkt slechts een enkele en zelfs
deze voelt nog, dat hij1, 'die gedachte niet
behoeft te uiten/daar aiïen zich verontwaar
digd van hem af zullen keeren.
De beide meisjes hebben den toestand beter
begrepen. Zij moesten den geliefden gaan
afhalen van het veld van eer eu daarom
moest het licht en vroolijk rond hem zijn.
Het ontzettende had hij lang genoeg van
nabij aanschouwd. 'Alles moest nu vreug
dig rond hem zijn en dit moesten bruid
en zuster hem het eerste komen bréngen.
Levendige welkomstgroeten moesten hem
worden gebracht en deze kieeden zich im
mers niet in het zwart, Hij: wilde toch leven 1
Daarbuiten in den krijg had -hij gestreden
voor het ieven der zijnen; tehuis wilde hij
nu strijden voor het eigen leven en daarom
moesten zij, die hem zouden opnemen vol
levensmoed hem tegen treden. Want iedere
lijdende is wantrouwend en is van voren af
aan geneigd om alles wat hij aan zijne om
geving merkt zwaarmoedig op zich zelf toe
te gassen. Komt men hem in het zwart te
gemoet, dan sluit zich voor hem zoo gemak
kelijk de deur der hoop. En dat weten de
Duitsche vrouwen zoo goed als zij hen, 'die
terugkeeren uit dén krijg, vroolijk en zonnig
en ook in hun uiterlijk blij gestemd be
groeten. Misschien wel ware het haar ge
makkelijker gévallen zich niet aldus te kiee
den, maar de warme liefde overwon en daar
om was het goed de zon helder en licht te
laten schijnen in den dag!
Een Fransch oordeel over von Hindenburg.
Do militaire medewerker van de „Figaro",
die thans het Russische Wilna-leger buiten ge
vaar acht, schrijft over Hindenburg en de toe
stand bjj Wilna o.m. hot volgende: Daar er
geen redenen bestaan, de verdiensten van zijn
vijanden te miskennen, moet men toegeven dat
de oudé maarscïallc ricE' een legerliooïd van 'den
eersten rang getoond heeft. Zijn manoeuvree
ren, kranig ontworpen en bewonderenswaardig
voorbereid, hebben hem heel wat mooie succes
sen gebracht. Misschien wat duur gekocht, maar
dat is zijn zaak en niet. de onze. Maar al zijn'
onvermoeide pogingen hebben niettemin geen
van zijn vele onsingelingsplannen doen slagen.
Bij Lödz, op de Weichsellinies, aan den Bug, in
de streek van Wilna, overal wist de tegenstan
der op het laatste oogenblik te ontsnappen en
ver genoeg, zoodat het Russische leger na maan
den harden veldtocht nog ongedeerd is.
Het is billijk te erkennen, dat de Russen van
hun kant ook bewonderenswaardig wisten te
manoeuvreren, en dat zij nooit' aarzelden, als
de tijd om op te breken daar was. Voor de verde
diging van Wilna bleven zjj echter langer staan
dan men algemeen verwacht had. Zonder twij
fel hadden zij daar goede redenen voor en boven
dien weten wij niet precies, op welk oogenblik
zij den aftocht begonnen. Misschien hielden zij
hier zoo lang stand, om lucht te brengen op an
dere frontdeelen. Zeker is, dat de Duitschers
tegen het Wilna-front ontzaglijke massa's bijeen
moesten brengen, voor een deel ontnomen aan
het leger van Below, dat tegen Riga en Duna-
burg opereert. Alles bij elkaar heeft de ont
wikkeling van dezen veldtocht geleidelijk den
toestand van Riga verbeterd, waartegen eerst
de hoofdmacht van den vijand gericht Was.
Langs den heelen Duna-loop bieden onze bond-
genooten met goeden uitslag tegenstand en zij
behalen zelfs eenige plaatselijke successen. De
Russische staf kan er meer belang bij gebad
hebben, deze linie te dekken. Zijn lange tegen
stand, met een tijdelijk offensief, in de streek
van Wilna, heeft do Duitschers gedwongen, al
thans voor het oogenblik, zich daar van af te
wenden. Dit is een resultaat, dat belangrijker
kan zijn dan men eerst geneigd was te veron
derstellen.
Een Engelsche ooriogscommiseie.
Naar de Daily Chronicle meldt, heeft As-
quith een comité nit het regeeringskabinet
samengesteld, dat belast zal worden met
oorlogsfuncties en in het bijzonder verant
woordelijk zal zijn voor den loop der gebeur
tenissen op Ihet oorlogsterrein.
Reeds was eenigen tijd lang een Dardanel*-
len-comité in functie, maar de taak van dit
oomité zal door het nieuwe comité worden
overgenomen. Het zal een soort uitvoerend
comité van het kabinet zijn. Dit nieuwe in
vloedrijke lichaam zal bestaan nit de vol
gende leden: de eerste minister, Kitchener,
Lloyd George, Balfour, Grey, Lamdowne, Bo-
nar Law en Churchill.
Deze ministers van bet Kabinet zullen! in
Ihet vervolg in het bijzonder verantwoorde
lijk zijn voor de leiding van den oorlog, voor
zoover op de regeering invloed geoefend kan
worden door de regeering-in het land.
Verschrikkingen van do Russische vlucht.
Hit een brief van den bevelvoerenden
generaal van een aan het oostelijke front
opereerend Oostenrijksch leger, zoo wordt
uit Boedapest gemeld, blijkt, hoe ontzettend
treurig de toestand van de Russische bevol
king in de nabijheid van het gevechtsterrein
is. Hij schrijft: Ons offensief schrijdt, hoe-
Wel door het moerassige terrein natuurlijk
in langzamer tempo, rustig voort. Do Rus
sen brengen land en volk bij hun terug
tocht ontzettende schade toe, zonder daar
door invloed te oefenen op onze krijgsver
richtingen. Wij vinden hier veel vee, 'dat
de Russen over de weinige dijkwegen niot
meer hebben kunnen terugdrijven, zoodat
daardoor alleen reeds de vleeschverzorging
van mijn troepen voor weken verzekerd is.
'n Aangrijpenden indruk maken de duizenden
zoo goed als verlaten vluchtelingenwagens,
die in de moerassen zijn blijven steken,
nog beladen met do have van hun voorma
lige, door de Russen verdreven eigenaars,
van wie menigeen door een verdwaalden
kogel den dood gevonden heeft. Tusschen
de wagens liggen talrijke cadavers van huis
dieren. Mijn soldaten stooten voortdurend
op verdwaalde of verloren kinderen. Er
komt geen einde aan de verschrikkingen en
huiveringwekkende toestanden.
(Jen krijgsdienst. De eischen, die daarmede aan
zijn uithoudingsvermogen gesteld worden, zijn
echter niet minder, maar veeleer grooter gewor
den. Bij eenige colonnes van het achtste reserve
corps kwamen de paarden, zooals prof. Eberlein
in de „Monatsheften für praktische Tierheil-
kunde" vertelt, van den 18en Augustus tot einde
September geen enkelen dag onder dak. Steeds
en bij elke weergesteldheid moesten rij bivak-
keeren, slechts met een paardendek besehut,
Daarbij moesten deze dieren vaak groote afstan
den, niet zelden zestig of zeventig kilometer
per dag afleggen. Desniettemin waren de ver
liezen, ten gevolge van de overspanning, betrek
kelijk gering. Daarbij waren dit toch, slechts
uitgemonsterde burgerpaarden, die te voren
slechts bij uitzondering als rijpaard, maar meest
als zware werkpaarden voor brouwerij en tran
sport hadden dienst gedaan.
Over andere buitengewone verrichtingen van
paarden schrijft de militaire veearts Zenbsch
in het tijdschrift voor veeartsenijkunde. Naar
zijn ervaring heeft zich vooral het- paard, dat
uit edele Oost-Pruisische teelt voortgesproten
is, onderscheiden, ofschoon- geforceerde mar-
schen van vijf en zeventig tot honderd kilometer
van deze dieren geëischt werden, en ofschoon
de kwartieren meestal ongunstig waren. Het
best voldeden de dieren in den tijd van acht tot j
vijftien jaar. Minder goed de vijf tot zevenjarige
paarden.
Zeer bijzonder heeft zich ook het Oostenrijk-
sche krijgspaard in dezen veldtocht onderschei
den, meer dan alle andere echter nog het pas
ondekte onvermoeibare Roetheensche boeren
paard.
Terwijl aan den eenen kant de militaire
bruikbaarheid van de paarden ontzaggelijk is
toegenomen, verminderen daar tegenover de
verliezen aan krijgspaarden ook door de steeds
met nieuwe verbeteringen uitgevoerde hygiëni
sche maatregelen. Bij iedere cavalerie-divisie
behooren paarden-dépots en hospitalen voor
paarden. Bij gevaar voor besmettelijke ziekten
worden verdachte dieren geïsoleerd. Al deze
inrichtingen zijn georganiseerd als die voor
soldaten. Paarden, die waarschijnlijk meer dan
drie weken involiede zullen zijn, komen in de
etappe. Voor oorlogsdienst ondeugdelijke, maar
overigens nog bruikbare paarden, worden terug
gezonden, terwijl men vroeger deze dieren bij
gebrek aan een doelmatige organisatie moest I
afmaken. Ja zelfs van de afgemaakte en vaak
ook van die gesneuvelde paarden wordt in de
depots nog gehaald wat er van te halen is.
Vooral van de huiden werden er zooveel moge
lijk gered. In deze depots is zelfs een vleeséh-
keuring.
Door oen doelmatige verdeeling van. deskun
digen, zooals hoofsmeden en militaire veeart
sen, kan men veel kwetsuren reeds onmiddellijk
ip het Veld 'verhelpen. Door een goeden hoef
slag reeds kunnen veel ziekten en ougevallen
voorkomen worden. Prins Friedrieh Karl moet
In 1870 eens gezegd hebben: Een goeden hoef
smid heeft hij liever in het veld dan een goeden
veearts.
De Duitsche halfbloed paarden hebbenin
dezen oorlog "boven verwachting voldaan. X)e
officieren stellen ze boven de dure, geïmporteer
de Engelsche en Iersohe paarden, zoodat aan
den grooten invoer van deze dieren nu wel een
einde zal komen.
OORLOG.
In liet tijdschrift „Promethus" schrijft een
veearts over de rol, die het paard in dezen oor
log speelt. Men kan vaak de meening hooren
verkondigen, dat de technische hulpmiddelen,
waarover men in dezen oorlog beschikt, het
paard eenigszins op den achtergrond zouden
dringen.
In dit artikel wordt betoogd, dat dit niet het
geval is en dat het paard nog een gewichtige
en beslissende rol speelt. Mischien is het in
militairen rang eenigszns gedegrandeerd. Zijn
beteekens als strijdpaard is niet te vergelijken
met het gebruik in de verschillende takken van
ZWITSERLAND.
Het hotelbedrjjf in 'Zwitserland.
Marcel Ray schrijft in het „Petit Journd
over de drukkende toestanden waaronder l,e'
hotelbedrijf in Zwitserland te lijden heeft. L'
t-erlaken, Lugano en het Engadin noemt :1^
treurige woestijnen. Weliswaar zijn er Zwitser5'
die zeggen, thans voor het eerst van hun lal1^
te kunnen genieten, nu er geen vreemdeling11
zijn, maar over het algemeen heerscht er e®0
gedrukte stemming. Vroeger kwamen er naar
Zwitserland drie en een half millioen vreemd'
lingen, toeristen en zieken. Sedert September
1914 vertoefden in de hotels slechts 500.000 be
zoekers, zoodat het aantal tot 15 pCt. van bet
normale is gedaald en een groot aantal der be
zoekers zijn nog Zwitsers. In den Engadin 8l'
leen kwamen jaarlijks 50,000 vreemdelingen;
thans ongeveer 1000. Daarbij moet men in aan
merking nemen, dat een vijfde gedeelte van d®
Zwitsersche bevolking leeft van het vreemde-,
lingenverkeer. Het zwaarst hebben de groot*»
hotels te lijden met bun weelderige inrichtin
gen; vele zijn dan ook gesloten. De kleinere
hotels werken met minder personeel, hebben
hun prijzen verlaagd en trachten zich er door
heen te slaan met behulp van de banken, die 'J
Zwitserland veelal achter de hotels staan fc0
zich than3 in geldelijk opzicht zeer hulpvanrdh'
toonen. Niettemin wordt van staatswege e(:n
bijzonder moratorium overwogen. Ook deuM
men er aan, do hotels te veranderen in sanato
riums voor de gewonden, tv v ijl de kosten da-r
toe door de verschillende regeeringen zouden
moeten worden betaald. Daarenboven kan m®n
rekenen op do bijzondere uitgaven van de
goede gewenden. Een vertegenwoordiger vao
Z.H. den Paus onderhandelt, te Bern over dir
plan, zoodat men de hoop niet behoeft op T'
geven, dat het. zal worden verwezenlijkt.
ENGELAND.
James Keir Hardie t.
Een der grootste figuren uit de Engelsche
sociaal-democratische beweging, James Keir
Hardio, is na geruimen tijd ongesteld te zijn
geweest, op 61-jarjgen leeftijd overleden.
Zijn gezondheidstoestand in den laats ten
tijd is er mede de oorzaak van dat wij sedert
lang niet veel meer over hem vernamen;
veel van het werk der politieke leiding in
de arbeidersbeweging werd reeds door ande
ren verricht. Ook andere redenen hebben er
toe bijgedragen, dat Keir Hardie de laatste
jaren niet meer die positie in de arbeiders
wereld bezat als vroeger. Nog niet zoo heel
lang geleden wilden de arbeiders, die in hun
vakbonden georganiseerd waren, weinig we
ten van den politieken partijstrijd en lieten
zij het voeren daarvan over aan de Indepen
dent Labour Partie, van welke organisatie
Keir Hardie een der leiders was.
Niettemin was hij zoowel als parlementslid
als in de rol van spreker en propagandist
op openbare vergaderingen, een opmerkelijke
figuur. Hij was lid van het Lagerhuis en
voerheen voorzitter van de Arbeiders Partij
in het Parlement. Van zijn 7de tot zijn 24ste
jaar werkte hij in de mijnen. Hij was stich
ter van de Labour Leader. Zijn polemische
natuur brachten hem herhaaldelijk in con
flict met tal van tegenstanders en partijge-
nooteu. In vele Engelsche bladen waren in
gezonden stukken voor of tegen Keir Hardie
een vaste rubriek.
ONDERWIJZERSSALARISSEN.
De Nieuwe Koerier schrijft:
De Minister van Binnenlandsche Zaken heeit
in een onderhoud met de vertegen woord \g&9
der verschillende onderwijzersbonden verklaard»
dat hij van plan is de salarissen der onder
zers te verbeteren.
"Wanneer men bedenkt, dat een onderwijze
van bijstand, eertijds hulponderwijzer genaaid»
het na 20 jaren niet verder kan brengen da'1
tot 700 en als hij de hoofdaete heeft tot 800»
tenzij hij ais onderwijzer met verplichte hoofd*
acte is aangesteld, dan zal men verhooging
deze minimum-jaarwedden, vooral in een tijd»
waarin het leven zooveel duurder geworden |5,
geen overbodige weelde kunnen achten.
De Minister hoopte deze verhooging teg'-'ü'1
te kunnen behandelen met de zoogenaamde p. v1"
ficatievoorstellen, d. w. z. met voorstellen, ó1®
gelijkstelling van het bijzonder met het oP-u'
baar onderwijs beoogen.
Want tot nog toe bestaat neg altijd de onbil
lijkheid, dat de verhoogingen der salaris»011
van de openbare onderwijzers door de gemeen te*
kaa betaald worden, terwij] de gemeente «iel»
mag geven om de salarissen der 'bijzonderc on
derwijzers te verbeteren.
Dit heeft tot gevolg, dat de openbare schob0
gewoonlijk hooger salarissen geven dan de bij
zondere, wat voor de bijzondere scholen een na
deel is; want de openbare scholen, die over het
geld der gemeente bschikken (het geld dus vatf
alle belastingBetalers, ook van hen, die van <D
openbare scholen geen gebruik kunnen make11'
wanneer deze scholen geen godsdienstig oneer*
wijs geven,) kunnen door hoogere salarissen,
zorg dragen, dat de onderwijzers niet naar ri
ders vertrekken, wat de groote wisseling va-0
personeel tegenhoudt.
Het is te hopen, dat de pacificatie op onder
wijsgebied en de verhooging der minimum-jaar
wedden tegelijk aangenomen worden, want do
statistiek der laatste jaren heeft duidelijk be*
wezen, dat de bevolking hoe langer zoo mee®
godsdienstig onderwijs voor hare kinderen \vr*
langt, wat de openbare school slechts bij uitzo0',
dering en zonder waarborg voor de toekom?1
kan geven.
Indien de salarissen verbeterd worden, da0!
hopen wij, dat tevens de uitzonderingstoes:
van kostelooze opleiding der onderwijzers ver*
dwijne.
Deze zal dan ook niet meer noodig zijn, waal
de kostelooze opleiding is toch slechts in het
leven geroepen, toen er gebrek was aan onder
wijskrachten, en vooral na verbetering der sul1*
rissen zal er van gebrek aan personeel wel ge®0-
sprake meer zijn.
GRONDWETSHERZIENING.
De „Standaard" wenscht te weten, in we'b
volgorde de grcmdwetsherzieningsvoorstellen e°
de financieele voorstellen der regeering bij d®
weg die naar de stad leidde; maar keerde
daarop weder naar het hek terug, beschouw
de de hengsels aandachtig. „O zoo", zeide hij,
„niet gesmeerd. Nieuw!"
„N ie uw," herhaalde hij, langzaam de High-
etreet inwandelende; „nieuw sedert dien tijd
evenals alle andere dingen. Ik wilde
■wel dat ik nooit teruggekomen was ik
wenschte dat ik nooit teruggekomen was."
In de stad gekomen, stond hij stil op dezelf
de plaats, waar hij stil bad gestaan bij wijn
eerste bezoek te Dibbledean; en evenals toen,
nam hij ook thans weder den winkel op, die
eenmaal had behoord aan Joshua Grice. Die
zichtbare en tastbare teekens welke hij ver
langde om zijn traag geheugen tegemoet te
komen, waren niet gemakkelijk te herkennen.
Toch had het oude huis van zijn vader nog
zijn vroeger aanzien in hoofdzaak behouden.
Het schilderen en vernieuwen van den gevel
had het slechts in de onderdeelen eeniger
mate veranderd. Hij bezag het van bo
ven tot onder, nam elk raam in oogenschouw
en schudde ontevreden het hoofd. „Ook dit
is alles nieuw," zeide hij. „Ik zou nu niet meer
met zekerheid durven zeggen, welke ruit
Mary en ik braken, toen ik uit school kwam
een jaar vóór ik naar zee ging» Of het Mary
was die de ruit brak en ik die de schuld op
nam," ging hij bij zichzelf voort, langzaam
zun weg vervolgende, „dan wel of zij de
Schuld op zich nam en ik de ruit brak, staat
mij niet juist meer voor den geest. En het is
waarlijk geen wonder dat ik zoo iets vergeten
heb, nu ik zelfs niet met zekerheid zou dur
ven zeggen, of zij, toen ik tehuis was, haal
baren armband droeg."
Op die wijze ging hij bij ziehzelven voort
en bereikte den weg, die naar het huisje van
Johanna Grice leidde.
.Tot dusverre was zijn geest onafgebroken
met het verleden bezig geweekt. Thans werd
hij eensklaps tot het heden teruggebracht,
door zekere onverwachte verschijnselen op
het oogenblik dat hij een blik wierp in de
laan welke hij volgde.
Hij herinnerde zich hoe dezé plek hem
eens had getroffen door haar stilte en een
zaamheid, toen hij zijn eerste bezoek braeht
aau Dibbledean. Met eenige verwondering
zag hij nn, hoe het hier wemelde van men-
schen en overal gedruisch en drukte heerscih-
te. Al de bewoners der huisjes aan beide zij
den van den weg bevonden zich in de tuinen
i vóór hunne deur. Al de menschen uit de
stad, die men meenen zou dat in de hoofd-,
straten zouden zijn; seliénen onbegrijpelijk
genoeg, in deze smalle, kleine laan een sa
menkomst te houden. Met welk doel waren
zij hier bijeen"? Wat was het waarover man
nen en vrouwen, ja zelfs kinderen zoo druk
spraken?
Zonder stil te staan om dit te vernemen,
zonder iemand iets te vragen, zonder den
schijn aan te nemen, dat lb<ij opmerkte hoe
hij de aandacht trok (zooals alle vreemdelin
gen op het platteland van Engeland) alsof
hij zich bewoog onder net gekleede en fat
soenlijke lieden, terwijl hij zelf een wilde was
zonder eenig stuk kleeren aan het lijf, ver
volgde Mat rustig en zonder om te zien den
weg naar het huisje van Johanna Griee. „Het
is altoos tijd genoeg," dacht hij, „om te Jhoo-
ren, wat hier gebeurt, wanneer ik rustig in
het huÏ6 zit, dat ik nu zoek."
Toen hij het huisje naderde, zag- hij voor
de deur iets, dat in zijne oogen er uitzag als
twee koetsen van zonderlingen vorm; heide
waren zeer opmerkelijk door hare kleur.
Rondom de koetsen stonden beereu met zeer
stemmige gezichten; en rondom die heeren
verdrong zidb, nieuwsgierig en brutaal, de
geheele jeugdige straatbevolking van Dibble
dean.
Verwonderd en onthutst, al wist hij zelf
niet waarom, door hetgeen hij zag,' haastte
Mat zieli het huis te hereiken. Juist toen hij
bij den aangrenzënden tuin was, ging de deur
open en werd er langzaam op de schouders
van eenige mannen een kist naar buiten ge
dragen, die met een prachtig zwart fluwee-
len kleed bedekt was.
Men bleef stilstaan toen bij de kist zag en
zijn hand viel loodzwaar néder op het hek
naast hem. „Dood," sprak hij half binnens
monds.
„Is u een vriend van de overledene miss
Grice?" vroeg een vriendelijke stem naast
hem.
Hij hoorde die vraag niet. Zijn gansche aan
dacht was gevestigd op die kist, welke lang
zaam door den tuin werd gedragen. Daar
achter volgden twee heeren in diepen rouw
met zwarte mantels en hooge rouwbanden om
Ihun hoeden. Zij droegen witte zakdoeken in
de hand en gebruikten die om niet hunne
i oogen, maar hun lippen af te vegen, waarop
de geurige dauw vau den pas gedronken wijn
parelde.
j „Dix en Nawby, de dokter der overledene
en de praktizijn die haar executeur-testa
mentair is," zeide de stem naast Mat op een
toon, die nu niet meer. vragend maar wel
willend onderrichtend was.
„Dit is Millbury de lijkbezorger, en de an
der is Gutteridge uit de herberg het Witte
Hert, hij is de schoonbroeder en zorgt voor
de ververschingen en ik geloof, dat het hem
een goed slaatje oplevert," vervolgde dezelf
de stem, toen twee mannen met vuurroode
gezichten den advocaat en den dokter volg
den. „Wat zegt ge wel van zulk een begrafe
nis! Geen cent minder dan veertig pond kost
zij, geloof ik, als alles en alles betaald is.
Mooi, nietwaar?" eindigde de stem, thans we
der op vragenden toon.
j Mat hield den blik nog altijd strak op den
stoet gevestigd en. schonk niet de DO"
dacht aan den spraakzamen man naast zich'
De kist werd in den lijkwagen getild. D®
heeren Dix en Nawby 6tapten daarop in dfl
voor ben bestemde volgkoets. De netjes aan
gekleed© menschelijke gieren die als be
roepsbezigheid loeren op den dood van men
schen uit den fatsoenlijken 6tand, schaarden
zich in hunne zwarte gewaden, naar aan
wijzing van de bedienaars, in plechtige volg
orde aan beide zijden van den lijkwagen. Dj*
lompe pradht van veeren en fluweel, (lfl
sombere ijdelheid van manke paarden en g"*
huurde dragers, die ook thans nog onder oö°
wordt geduld om door eene belachelijke
stuitende fictie het plechtige feit, dat_ b®
sterven toch altijd blijft, te ontheilig®
kwam nn in beweging, zwart, akelig, sta"»
langzaam, en de stoet trok in allen luist,
om bet magere offer van één doode m®0"
aan het kille graf te brengen.
Toen Mary Grice stierf, weenden over h*^
de vrouw van den clqwn en het Iers
meisje, ofschoon zij een vreemde was, to
zij haar lijk volgden naar den afgelegens
uithoek van het kerkhof.
(Wordt t
■sivjlgd-)'