BIN NÉ: BUITENLAND VERSPREIDE BERICHTEN OORLOGS-ALLERLEI, het paard in dezen I nog niet wedijveren met Zweden en Noor wegen. Wat de geboorten betreft, staat België voor deze Janden boven aan. Andere labellen too- nen het verschil aan in de kindersterfte bij rijken en bij armen. Men ziet er het droevige lot van het- onechte kind en ontwaart er de oorzaken van de vermeerdering der sterf te onder zuigelingen bij groote zomerwarmte. Een reeks afbeeldingen toont stap voor stap de ontwikkeling van het gezonde kind vanaf dat het ter wereld komt tot aan het eerste levensjaar. Andere afbeeldingen geven te zien aoe het kind moet gorden gekleed, hoe men hef moet baden en alles wat men vermijden moet ook bij het rein houden van het kind en hoe verder voor de gezondheid moet wor- don gewaakt. Voorts wenken over speelgoed. En dan de kunstmatige voeding! Met nadruk wordt er op gewezen, welke schadelijke ge volgen dit voor het kind kan hebben en ook zoo dikwijls heeft. De talrijke sterf gevallen dezer kinderen zeer teekenend door graftomben aangeduid hebben eene geweldig sprekende beteekenis naast de af beeldingen der kinderen, die door de moe ders zijn gevoed. Zoo worden tal van prac- tische wenken gegeven en elke rechtgeaar de moeder zal er haar voordeel mee willen doen. En onverholen uiten velen hare dank baarheid, dat zij in de gelegenheid werden gesteld eene dergelijke tentoonstelling, wel ke als een nationale gebeurtenis mag worden beschouwd, konden mee maken. Wellicht is dit wel een der meest dankbare werken silids de bezetting van Beigië ten behoeve vun het algenfèen welzijn georganiseerd. Daar er vervatschingen van bankbiljetten hebben plaats gehad, is bepaald, dat eenige soorten zullen worden ingetrokken. Het be treft de briefjes van 20 fr. (model Ioopende rekeningen) en die van een en twee franken van hetzelfde model. De beheerraad der bank besloot daarom in te trekken: De briefjes van een en twee franken zonder portretten en de briefjes van 20, 100 en 1000 frank met portret van Leopold I. De bankbriefjes van dit model moeten worden ingewisseld tegen briefjes van het uitgifte departement van de Soeiété Générale van België. O. Het Bulgaarsche leger. Majoor Morath geeft in het Berl. Tage- blatt bijzonderheden over het Bulgaarsche leger, ontleend aan het studie-materiaal van den Duitgehen generalen staf na den Balkan oorlog van 1912/13, bewerkt in een tijd, dat men bij dezen staf dus niet vermoeden kon, dat Bulgarije zich eens zou aansluiten hij de centrale mogendheden: De sterkte van het Bulgaarsche leger op dit oogenblik komt het meest overeen met die van voor den eersten Balikan-ooriog. D« korte poos van rust na den tweeden oorlog heeft het Bulgaarsche ministerie van oorlog gebruikt dm het leger te brengen op zijn vroegere sterkte, het zelfs nog krachtiger te maken. In 1912 heeft het land, dat slechts 4.2 mil- licen inwoners telde, bijna 400,000 man on der de wapens gebracht. In bet rapport van den Duitselien generalen stal' wordt dit le ger zeer geprezen. Het is gehard, stelt geen eischen en is gewend aan de onaangename invloeden van het slechte weer. De Bulgaar sche infanterist kan uitnemend marcheeren. De Bulgaarsche officier wordt gekenschetst als „ijverig in den dienst, eergierig, nuchter en niet verwend." Zij waren steeds bezield van lust tot aanvallen, werden gedreven door een gloeiende vaderlandeliefde. De vredessterkte bedroeg voor den eersten Balkanoorlog ongeveer 55,000 man. Er moes ten dus nit elk actief legercorps vele nieuwe formaties gevormd worden. Zoo ontstond uit elk in fan ter ie-regiment van twee bataljons een infanterie-brigade van acht bataljons. De Bulgaarsche oorlogsbataljons tellen dus bij een steTkte van ongeveer duizend man van één tot twee vijfde actieve troepen. De rost, 600 tot 800 man, worden genomen uit de reserves. Het reservoir, waaruit deze kracht voor het leger geput werd, was breed en diep. Breed, omdat de landweerplicht zich uitstrekt van 20 tot 46 jaar en iedere weer bare man tot 40 jaar onmiddellijk mee in het veld trok. Diep, omdat de bruikbaarheid van de Bulgaarsche leger-reserve in alle lichtingen buitengewoon hoog staat. Ook thans zullen de nieuwe formaties nit het actieve leger op deze wijze tot stand komen. En daar er nieuwe gebieden bij het land ge voegd werden, zal het veldleger wel eené sterkte bereiken van een half millieen man. Kort na den vrede is de voorbereiding van de troepen begonnen voor den oorlog, die tot tiet doel meest leiden, de ontnomen provincie Macedonië terug te winnen. Enkele dezer voorbereidende maatregelen somt majoor Moraht op. De bataljons der infanterie heb ben versterking gekregen door het opstellen van een nieuwe compagnie. De cavalerie is thans verdeeld in vier brigades, waarvan de staven in vredestijd staan te Sofia, Sliven, Rutschuk en Dedeagatsch. Voor een nieuw derde remonte-depot is gezorgd. Drie nieuwe i houwitser-regimenten zijn geformeerd en bij elk vesting-artillerie regiment is een batte rij gevoegd. De bewapening van het leger was reeds in den Balkan-oorlog modern. In de laatste jaren is echter nog veel ver beterd. De infanterie heeft het Mannlidher repeteergeweer model 88 en 95. Het heeft en kaliber van 8 millimeter. De cavalerie beeft sabel en karabijn. De veldartillerie heeft ka nonnen van Krupp en van Schneider-Canet. Het kaliber van het veldgeschut is daarom niet gelijk. Vermoedelijk zijn de oude Krupp- kanonnen nu echter door nieuwe vervangen, De bergbatterjjen werden in de Balkan-oor logen gebruikt. De ammunitie speelt een groote rol. Bulgarije beeft tijd genoeg gehad om zich hiervan te voorzien. Fijngevoeligheid. Men schrijft ons uit Keulen: Nu het oorlog is kan men aan de stations verschillende ontmoetingen aanschouwen, die eene groote beteekenis in zich' sluiten. Een wereld van gevoel openbaart zich er in en misschien kan men nergens beter de ware stemming van het volk gade slaan. Zoo ziet men met eenige variatie 'de volgende taferee- len: De trein houdt stil en viug wordt een draagbaar voor een eerste klas coupée neer gezet, Twee dragers spoeden zich naar bin nen. Langzaam en voorzichtig wordt een officier uit den wagon gedragen. Hij is zwaar gewond aan den voet en heeft bovendien een ernstige wonde in het lichaam. Maar toch weert hij een oogenblik zijne helpers af. Eene schrede wil hij zelf doen. Het is als hij zijne bruid groet en zijne zuster, die ter verwelkoming gekomen zijn. Dan wordt hij op de draagbaar neergelegd. Het rood, dat even zijne wangen kleurde, is spoedig weer verdwenenhij ziet bleek. Maar zijne oogen staan verblindend helder. Hij omvat de bloemen, die zijne bruid hem ge geven heeft. Zoo wordt hij weggedragen. In huise!ijken kring zal hij nu verder worden verpleegd. Liefderijke zorg zal daar bij hem zijn om hem aan het leven, het vaderland en de zijnen weer geheel' terug te geven. Treffend is bij deze ontmoeting de hou ding van bruid en zuster. Zij zijn gekomen niet in donkere gewaden, maar in lichte vroolijk© kleeding. Zij zien er voornaam uit en hebben zich opgetooid, zonder opvallend heid, omdat dit strijdig zou zijn geweest met haren aard. Zij hebben zich vreugdig gekleed, omdat zij iemand gingen begroeten, iemand die zij! weer met vreugde bij zich zagen en dien zij wilden doen deelen in de vreugde van het weerzien. Het was zeer zeker een eigenaardige aan blik dien jongen man daar bleek te zien uitgestrekt op de baar met daar naast de twee in het wit gekleede meisjes. En toch was het goed zooals het was. En ook aan de omstanders was" het aan te zien, dat zij oveneens van meening waren, dat het zoo moest zijn en niet anders. Maar was daar niet een enkele in wiens oogen te lezen was, dat hij zich niet kon vereenigen met het samen gaan dezer beide contrasten? Ja, een is er, die een donker gewaad passen der zou hebben gevonden. Hij1 schijnt te vragen of Duitsche vrouwen geen beteren j zin hebben voor het gevaar van den dood. Maar zoo clenkt slechts een enkele en zelfs deze voelt nog, dat hij1, 'die gedachte niet behoeft te uiten/daar aiïen zich verontwaar digd van hem af zullen keeren. De beide meisjes hebben den toestand beter begrepen. Zij moesten den geliefden gaan afhalen van het veld van eer eu daarom moest het licht en vroolijk rond hem zijn. Het ontzettende had hij lang genoeg van nabij aanschouwd. 'Alles moest nu vreug dig rond hem zijn en dit moesten bruid en zuster hem het eerste komen bréngen. Levendige welkomstgroeten moesten hem worden gebracht en deze kieeden zich im mers niet in het zwart, Hij: wilde toch leven 1 Daarbuiten in den krijg had -hij gestreden voor het ieven der zijnen; tehuis wilde hij nu strijden voor het eigen leven en daarom moesten zij, die hem zouden opnemen vol levensmoed hem tegen treden. Want iedere lijdende is wantrouwend en is van voren af aan geneigd om alles wat hij aan zijne om geving merkt zwaarmoedig op zich zelf toe te gassen. Komt men hem in het zwart te gemoet, dan sluit zich voor hem zoo gemak kelijk de deur der hoop. En dat weten de Duitsche vrouwen zoo goed als zij hen, 'die terugkeeren uit dén krijg, vroolijk en zonnig en ook in hun uiterlijk blij gestemd be groeten. Misschien wel ware het haar ge makkelijker gévallen zich niet aldus te kiee den, maar de warme liefde overwon en daar om was het goed de zon helder en licht te laten schijnen in den dag! Een Fransch oordeel over von Hindenburg. Do militaire medewerker van de „Figaro", die thans het Russische Wilna-leger buiten ge vaar acht, schrijft over Hindenburg en de toe stand bjj Wilna o.m. hot volgende: Daar er geen redenen bestaan, de verdiensten van zijn vijanden te miskennen, moet men toegeven dat de oudé maarscïallc ricE' een legerliooïd van 'den eersten rang getoond heeft. Zijn manoeuvree ren, kranig ontworpen en bewonderenswaardig voorbereid, hebben hem heel wat mooie succes sen gebracht. Misschien wat duur gekocht, maar dat is zijn zaak en niet. de onze. Maar al zijn' onvermoeide pogingen hebben niettemin geen van zijn vele onsingelingsplannen doen slagen. Bij Lödz, op de Weichsellinies, aan den Bug, in de streek van Wilna, overal wist de tegenstan der op het laatste oogenblik te ontsnappen en ver genoeg, zoodat het Russische leger na maan den harden veldtocht nog ongedeerd is. Het is billijk te erkennen, dat de Russen van hun kant ook bewonderenswaardig wisten te manoeuvreren, en dat zij nooit' aarzelden, als de tijd om op te breken daar was. Voor de verde diging van Wilna bleven zjj echter langer staan dan men algemeen verwacht had. Zonder twij fel hadden zij daar goede redenen voor en boven dien weten wij niet precies, op welk oogenblik zij den aftocht begonnen. Misschien hielden zij hier zoo lang stand, om lucht te brengen op an dere frontdeelen. Zeker is, dat de Duitschers tegen het Wilna-front ontzaglijke massa's bijeen moesten brengen, voor een deel ontnomen aan het leger van Below, dat tegen Riga en Duna- burg opereert. Alles bij elkaar heeft de ont wikkeling van dezen veldtocht geleidelijk den toestand van Riga verbeterd, waartegen eerst de hoofdmacht van den vijand gericht Was. Langs den heelen Duna-loop bieden onze bond- genooten met goeden uitslag tegenstand en zij behalen zelfs eenige plaatselijke successen. De Russische staf kan er meer belang bij gebad hebben, deze linie te dekken. Zijn lange tegen stand, met een tijdelijk offensief, in de streek van Wilna, heeft do Duitschers gedwongen, al thans voor het oogenblik, zich daar van af te wenden. Dit is een resultaat, dat belangrijker kan zijn dan men eerst geneigd was te veron derstellen. Een Engelsche ooriogscommiseie. Naar de Daily Chronicle meldt, heeft As- quith een comité nit het regeeringskabinet samengesteld, dat belast zal worden met oorlogsfuncties en in het bijzonder verant woordelijk zal zijn voor den loop der gebeur tenissen op Ihet oorlogsterrein. Reeds was eenigen tijd lang een Dardanel*- len-comité in functie, maar de taak van dit oomité zal door het nieuwe comité worden overgenomen. Het zal een soort uitvoerend comité van het kabinet zijn. Dit nieuwe in vloedrijke lichaam zal bestaan nit de vol gende leden: de eerste minister, Kitchener, Lloyd George, Balfour, Grey, Lamdowne, Bo- nar Law en Churchill. Deze ministers van bet Kabinet zullen! in Ihet vervolg in het bijzonder verantwoorde lijk zijn voor de leiding van den oorlog, voor zoover op de regeering invloed geoefend kan worden door de regeering-in het land. Verschrikkingen van do Russische vlucht. Hit een brief van den bevelvoerenden generaal van een aan het oostelijke front opereerend Oostenrijksch leger, zoo wordt uit Boedapest gemeld, blijkt, hoe ontzettend treurig de toestand van de Russische bevol king in de nabijheid van het gevechtsterrein is. Hij schrijft: Ons offensief schrijdt, hoe- Wel door het moerassige terrein natuurlijk in langzamer tempo, rustig voort. Do Rus sen brengen land en volk bij hun terug tocht ontzettende schade toe, zonder daar door invloed te oefenen op onze krijgsver richtingen. Wij vinden hier veel vee, 'dat de Russen over de weinige dijkwegen niot meer hebben kunnen terugdrijven, zoodat daardoor alleen reeds de vleeschverzorging van mijn troepen voor weken verzekerd is. 'n Aangrijpenden indruk maken de duizenden zoo goed als verlaten vluchtelingenwagens, die in de moerassen zijn blijven steken, nog beladen met do have van hun voorma lige, door de Russen verdreven eigenaars, van wie menigeen door een verdwaalden kogel den dood gevonden heeft. Tusschen de wagens liggen talrijke cadavers van huis dieren. Mijn soldaten stooten voortdurend op verdwaalde of verloren kinderen. Er komt geen einde aan de verschrikkingen en huiveringwekkende toestanden. (Jen krijgsdienst. De eischen, die daarmede aan zijn uithoudingsvermogen gesteld worden, zijn echter niet minder, maar veeleer grooter gewor den. Bij eenige colonnes van het achtste reserve corps kwamen de paarden, zooals prof. Eberlein in de „Monatsheften für praktische Tierheil- kunde" vertelt, van den 18en Augustus tot einde September geen enkelen dag onder dak. Steeds en bij elke weergesteldheid moesten rij bivak- keeren, slechts met een paardendek besehut, Daarbij moesten deze dieren vaak groote afstan den, niet zelden zestig of zeventig kilometer per dag afleggen. Desniettemin waren de ver liezen, ten gevolge van de overspanning, betrek kelijk gering. Daarbij waren dit toch, slechts uitgemonsterde burgerpaarden, die te voren slechts bij uitzondering als rijpaard, maar meest als zware werkpaarden voor brouwerij en tran sport hadden dienst gedaan. Over andere buitengewone verrichtingen van paarden schrijft de militaire veearts Zenbsch in het tijdschrift voor veeartsenijkunde. Naar zijn ervaring heeft zich vooral het- paard, dat uit edele Oost-Pruisische teelt voortgesproten is, onderscheiden, ofschoon- geforceerde mar- schen van vijf en zeventig tot honderd kilometer van deze dieren geëischt werden, en ofschoon de kwartieren meestal ongunstig waren. Het best voldeden de dieren in den tijd van acht tot j vijftien jaar. Minder goed de vijf tot zevenjarige paarden. Zeer bijzonder heeft zich ook het Oostenrijk- sche krijgspaard in dezen veldtocht onderschei den, meer dan alle andere echter nog het pas ondekte onvermoeibare Roetheensche boeren paard. Terwijl aan den eenen kant de militaire bruikbaarheid van de paarden ontzaggelijk is toegenomen, verminderen daar tegenover de verliezen aan krijgspaarden ook door de steeds met nieuwe verbeteringen uitgevoerde hygiëni sche maatregelen. Bij iedere cavalerie-divisie behooren paarden-dépots en hospitalen voor paarden. Bij gevaar voor besmettelijke ziekten worden verdachte dieren geïsoleerd. Al deze inrichtingen zijn georganiseerd als die voor soldaten. Paarden, die waarschijnlijk meer dan drie weken involiede zullen zijn, komen in de etappe. Voor oorlogsdienst ondeugdelijke, maar overigens nog bruikbare paarden, worden terug gezonden, terwijl men vroeger deze dieren bij gebrek aan een doelmatige organisatie moest I afmaken. Ja zelfs van de afgemaakte en vaak ook van die gesneuvelde paarden wordt in de depots nog gehaald wat er van te halen is. Vooral van de huiden werden er zooveel moge lijk gered. In deze depots is zelfs een vleeséh- keuring. Door oen doelmatige verdeeling van. deskun digen, zooals hoofsmeden en militaire veeart sen, kan men veel kwetsuren reeds onmiddellijk ip het Veld 'verhelpen. Door een goeden hoef slag reeds kunnen veel ziekten en ougevallen voorkomen worden. Prins Friedrieh Karl moet In 1870 eens gezegd hebben: Een goeden hoef smid heeft hij liever in het veld dan een goeden veearts. De Duitsche halfbloed paarden hebbenin dezen oorlog "boven verwachting voldaan. X)e officieren stellen ze boven de dure, geïmporteer de Engelsche en Iersohe paarden, zoodat aan den grooten invoer van deze dieren nu wel een einde zal komen. OORLOG. In liet tijdschrift „Promethus" schrijft een veearts over de rol, die het paard in dezen oor log speelt. Men kan vaak de meening hooren verkondigen, dat de technische hulpmiddelen, waarover men in dezen oorlog beschikt, het paard eenigszins op den achtergrond zouden dringen. In dit artikel wordt betoogd, dat dit niet het geval is en dat het paard nog een gewichtige en beslissende rol speelt. Mischien is het in militairen rang eenigszns gedegrandeerd. Zijn beteekens als strijdpaard is niet te vergelijken met het gebruik in de verschillende takken van ZWITSERLAND. Het hotelbedrjjf in 'Zwitserland. Marcel Ray schrijft in het „Petit Journd over de drukkende toestanden waaronder l,e' hotelbedrijf in Zwitserland te lijden heeft. L' t-erlaken, Lugano en het Engadin noemt :1^ treurige woestijnen. Weliswaar zijn er Zwitser5' die zeggen, thans voor het eerst van hun lal1^ te kunnen genieten, nu er geen vreemdeling11 zijn, maar over het algemeen heerscht er e®0 gedrukte stemming. Vroeger kwamen er naar Zwitserland drie en een half millioen vreemd' lingen, toeristen en zieken. Sedert September 1914 vertoefden in de hotels slechts 500.000 be zoekers, zoodat het aantal tot 15 pCt. van bet normale is gedaald en een groot aantal der be zoekers zijn nog Zwitsers. In den Engadin 8l' leen kwamen jaarlijks 50,000 vreemdelingen; thans ongeveer 1000. Daarbij moet men in aan merking nemen, dat een vijfde gedeelte van d® Zwitsersche bevolking leeft van het vreemde-, lingenverkeer. Het zwaarst hebben de groot*» hotels te lijden met bun weelderige inrichtin gen; vele zijn dan ook gesloten. De kleinere hotels werken met minder personeel, hebben hun prijzen verlaagd en trachten zich er door heen te slaan met behulp van de banken, die 'J Zwitserland veelal achter de hotels staan fc0 zich than3 in geldelijk opzicht zeer hulpvanrdh' toonen. Niettemin wordt van staatswege e(:n bijzonder moratorium overwogen. Ook deuM men er aan, do hotels te veranderen in sanato riums voor de gewonden, tv v ijl de kosten da-r toe door de verschillende regeeringen zouden moeten worden betaald. Daarenboven kan m®n rekenen op do bijzondere uitgaven van de goede gewenden. Een vertegenwoordiger vao Z.H. den Paus onderhandelt, te Bern over dir plan, zoodat men de hoop niet behoeft op T' geven, dat het. zal worden verwezenlijkt. ENGELAND. James Keir Hardie t. Een der grootste figuren uit de Engelsche sociaal-democratische beweging, James Keir Hardio, is na geruimen tijd ongesteld te zijn geweest, op 61-jarjgen leeftijd overleden. Zijn gezondheidstoestand in den laats ten tijd is er mede de oorzaak van dat wij sedert lang niet veel meer over hem vernamen; veel van het werk der politieke leiding in de arbeidersbeweging werd reeds door ande ren verricht. Ook andere redenen hebben er toe bijgedragen, dat Keir Hardie de laatste jaren niet meer die positie in de arbeiders wereld bezat als vroeger. Nog niet zoo heel lang geleden wilden de arbeiders, die in hun vakbonden georganiseerd waren, weinig we ten van den politieken partijstrijd en lieten zij het voeren daarvan over aan de Indepen dent Labour Partie, van welke organisatie Keir Hardie een der leiders was. Niettemin was hij zoowel als parlementslid als in de rol van spreker en propagandist op openbare vergaderingen, een opmerkelijke figuur. Hij was lid van het Lagerhuis en voerheen voorzitter van de Arbeiders Partij in het Parlement. Van zijn 7de tot zijn 24ste jaar werkte hij in de mijnen. Hij was stich ter van de Labour Leader. Zijn polemische natuur brachten hem herhaaldelijk in con flict met tal van tegenstanders en partijge- nooteu. In vele Engelsche bladen waren in gezonden stukken voor of tegen Keir Hardie een vaste rubriek. ONDERWIJZERSSALARISSEN. De Nieuwe Koerier schrijft: De Minister van Binnenlandsche Zaken heeit in een onderhoud met de vertegen woord \g&9 der verschillende onderwijzersbonden verklaard» dat hij van plan is de salarissen der onder zers te verbeteren. "Wanneer men bedenkt, dat een onderwijze van bijstand, eertijds hulponderwijzer genaaid» het na 20 jaren niet verder kan brengen da'1 tot 700 en als hij de hoofdaete heeft tot 800» tenzij hij ais onderwijzer met verplichte hoofd* acte is aangesteld, dan zal men verhooging deze minimum-jaarwedden, vooral in een tijd» waarin het leven zooveel duurder geworden |5, geen overbodige weelde kunnen achten. De Minister hoopte deze verhooging teg'-'ü'1 te kunnen behandelen met de zoogenaamde p. v1" ficatievoorstellen, d. w. z. met voorstellen, ó1® gelijkstelling van het bijzonder met het oP-u' baar onderwijs beoogen. Want tot nog toe bestaat neg altijd de onbil lijkheid, dat de verhoogingen der salaris»011 van de openbare onderwijzers door de gemeen te* kaa betaald worden, terwij] de gemeente «iel» mag geven om de salarissen der 'bijzonderc on derwijzers te verbeteren. Dit heeft tot gevolg, dat de openbare schob0 gewoonlijk hooger salarissen geven dan de bij zondere, wat voor de bijzondere scholen een na deel is; want de openbare scholen, die over het geld der gemeente bschikken (het geld dus vatf alle belastingBetalers, ook van hen, die van <D openbare scholen geen gebruik kunnen make11' wanneer deze scholen geen godsdienstig oneer* wijs geven,) kunnen door hoogere salarissen, zorg dragen, dat de onderwijzers niet naar ri ders vertrekken, wat de groote wisseling va-0 personeel tegenhoudt. Het is te hopen, dat de pacificatie op onder wijsgebied en de verhooging der minimum-jaar wedden tegelijk aangenomen worden, want do statistiek der laatste jaren heeft duidelijk be* wezen, dat de bevolking hoe langer zoo mee® godsdienstig onderwijs voor hare kinderen \vr* langt, wat de openbare school slechts bij uitzo0', dering en zonder waarborg voor de toekom?1 kan geven. Indien de salarissen verbeterd worden, da0! hopen wij, dat tevens de uitzonderingstoes: van kostelooze opleiding der onderwijzers ver* dwijne. Deze zal dan ook niet meer noodig zijn, waal de kostelooze opleiding is toch slechts in het leven geroepen, toen er gebrek was aan onder wijskrachten, en vooral na verbetering der sul1* rissen zal er van gebrek aan personeel wel ge®0- sprake meer zijn. GRONDWETSHERZIENING. De „Standaard" wenscht te weten, in we'b volgorde de grcmdwetsherzieningsvoorstellen e° de financieele voorstellen der regeering bij d® weg die naar de stad leidde; maar keerde daarop weder naar het hek terug, beschouw de de hengsels aandachtig. „O zoo", zeide hij, „niet gesmeerd. Nieuw!" „N ie uw," herhaalde hij, langzaam de High- etreet inwandelende; „nieuw sedert dien tijd evenals alle andere dingen. Ik wilde ■wel dat ik nooit teruggekomen was ik wenschte dat ik nooit teruggekomen was." In de stad gekomen, stond hij stil op dezelf de plaats, waar hij stil bad gestaan bij wijn eerste bezoek te Dibbledean; en evenals toen, nam hij ook thans weder den winkel op, die eenmaal had behoord aan Joshua Grice. Die zichtbare en tastbare teekens welke hij ver langde om zijn traag geheugen tegemoet te komen, waren niet gemakkelijk te herkennen. Toch had het oude huis van zijn vader nog zijn vroeger aanzien in hoofdzaak behouden. Het schilderen en vernieuwen van den gevel had het slechts in de onderdeelen eeniger mate veranderd. Hij bezag het van bo ven tot onder, nam elk raam in oogenschouw en schudde ontevreden het hoofd. „Ook dit is alles nieuw," zeide hij. „Ik zou nu niet meer met zekerheid durven zeggen, welke ruit Mary en ik braken, toen ik uit school kwam een jaar vóór ik naar zee ging» Of het Mary was die de ruit brak en ik die de schuld op nam," ging hij bij zichzelf voort, langzaam zun weg vervolgende, „dan wel of zij de Schuld op zich nam en ik de ruit brak, staat mij niet juist meer voor den geest. En het is waarlijk geen wonder dat ik zoo iets vergeten heb, nu ik zelfs niet met zekerheid zou dur ven zeggen, of zij, toen ik tehuis was, haal baren armband droeg." Op die wijze ging hij bij ziehzelven voort en bereikte den weg, die naar het huisje van Johanna Grice leidde. .Tot dusverre was zijn geest onafgebroken met het verleden bezig geweekt. Thans werd hij eensklaps tot het heden teruggebracht, door zekere onverwachte verschijnselen op het oogenblik dat hij een blik wierp in de laan welke hij volgde. Hij herinnerde zich hoe dezé plek hem eens had getroffen door haar stilte en een zaamheid, toen hij zijn eerste bezoek braeht aau Dibbledean. Met eenige verwondering zag hij nn, hoe het hier wemelde van men- schen en overal gedruisch en drukte heerscih- te. Al de bewoners der huisjes aan beide zij den van den weg bevonden zich in de tuinen i vóór hunne deur. Al de menschen uit de stad, die men meenen zou dat in de hoofd-, straten zouden zijn; seliénen onbegrijpelijk genoeg, in deze smalle, kleine laan een sa menkomst te houden. Met welk doel waren zij hier bijeen"? Wat was het waarover man nen en vrouwen, ja zelfs kinderen zoo druk spraken? Zonder stil te staan om dit te vernemen, zonder iemand iets te vragen, zonder den schijn aan te nemen, dat lb<ij opmerkte hoe hij de aandacht trok (zooals alle vreemdelin gen op het platteland van Engeland) alsof hij zich bewoog onder net gekleede en fat soenlijke lieden, terwijl hij zelf een wilde was zonder eenig stuk kleeren aan het lijf, ver volgde Mat rustig en zonder om te zien den weg naar het huisje van Johanna Griee. „Het is altoos tijd genoeg," dacht hij, „om te Jhoo- ren, wat hier gebeurt, wanneer ik rustig in het huÏ6 zit, dat ik nu zoek." Toen hij het huisje naderde, zag- hij voor de deur iets, dat in zijne oogen er uitzag als twee koetsen van zonderlingen vorm; heide waren zeer opmerkelijk door hare kleur. Rondom de koetsen stonden beereu met zeer stemmige gezichten; en rondom die heeren verdrong zidb, nieuwsgierig en brutaal, de geheele jeugdige straatbevolking van Dibble dean. Verwonderd en onthutst, al wist hij zelf niet waarom, door hetgeen hij zag,' haastte Mat zieli het huis te hereiken. Juist toen hij bij den aangrenzënden tuin was, ging de deur open en werd er langzaam op de schouders van eenige mannen een kist naar buiten ge dragen, die met een prachtig zwart fluwee- len kleed bedekt was. Men bleef stilstaan toen bij de kist zag en zijn hand viel loodzwaar néder op het hek naast hem. „Dood," sprak hij half binnens monds. „Is u een vriend van de overledene miss Grice?" vroeg een vriendelijke stem naast hem. Hij hoorde die vraag niet. Zijn gansche aan dacht was gevestigd op die kist, welke lang zaam door den tuin werd gedragen. Daar achter volgden twee heeren in diepen rouw met zwarte mantels en hooge rouwbanden om Ihun hoeden. Zij droegen witte zakdoeken in de hand en gebruikten die om niet hunne i oogen, maar hun lippen af te vegen, waarop de geurige dauw vau den pas gedronken wijn parelde. j „Dix en Nawby, de dokter der overledene en de praktizijn die haar executeur-testa mentair is," zeide de stem naast Mat op een toon, die nu niet meer. vragend maar wel willend onderrichtend was. „Dit is Millbury de lijkbezorger, en de an der is Gutteridge uit de herberg het Witte Hert, hij is de schoonbroeder en zorgt voor de ververschingen en ik geloof, dat het hem een goed slaatje oplevert," vervolgde dezelf de stem, toen twee mannen met vuurroode gezichten den advocaat en den dokter volg den. „Wat zegt ge wel van zulk een begrafe nis! Geen cent minder dan veertig pond kost zij, geloof ik, als alles en alles betaald is. Mooi, nietwaar?" eindigde de stem, thans we der op vragenden toon. j Mat hield den blik nog altijd strak op den stoet gevestigd en. schonk niet de DO" dacht aan den spraakzamen man naast zich' De kist werd in den lijkwagen getild. D® heeren Dix en Nawby 6tapten daarop in dfl voor ben bestemde volgkoets. De netjes aan gekleed© menschelijke gieren die als be roepsbezigheid loeren op den dood van men schen uit den fatsoenlijken 6tand, schaarden zich in hunne zwarte gewaden, naar aan wijzing van de bedienaars, in plechtige volg orde aan beide zijden van den lijkwagen. Dj* lompe pradht van veeren en fluweel, (lfl sombere ijdelheid van manke paarden en g"* huurde dragers, die ook thans nog onder oö° wordt geduld om door eene belachelijke stuitende fictie het plechtige feit, dat_ b® sterven toch altijd blijft, te ontheilig® kwam nn in beweging, zwart, akelig, sta"» langzaam, en de stoet trok in allen luist, om bet magere offer van één doode m®0" aan het kille graf te brengen. Toen Mary Grice stierf, weenden over h*^ de vrouw van den clqwn en het Iers meisje, ofschoon zij een vreemde was, to zij haar lijk volgden naar den afgelegens uithoek van het kerkhof. (Wordt t ■sivjlgd-)'

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1915 | | pagina 6