Üijwiei banden Madonna. ONDERWIJS F£UILLEI ON BINNENLAND Geedk«opsi adres H. J. v. ii« NSiËLE.Ry celiac cheistraat 7-9 bij k Aaegasy. Sini-Bavo-Dor&d. 9erd meter moeras. Beide infanterieën had den zich vast gezet in de huizen aan de Ikwa en op tie eilanden in de rivier.. Het geweer vuur ratelde. Steunpunt van de Russische stelling was stoommoien uit rood baksteen, twee ver diepingen hoog. .Voor de vensters stond het vol machinegeweren en infanteristen. Zoo lang de vijand dezen molen in handen had, was er geen denken aan over de rivier te komen. Eerst wervelde aan den linker bovenhoek van den molen, onder het dak, een roode wolk omhoog, met een kleine bliksemstraal er in. Dat was een granaat geweest uit ons veldgeschut. Voor den molen stond een klein, wit huisje, ik geloof uit leem, met een houten dak. Het. dak vloog plotseling omhoog en een dikke bol van zwartgelen rook steeg uit het huisje. Het puin vloog rond. Zware granaten 1 Het ging alles zoo vlug en zoo door elkaar, dat ik het niet bij kon houden voor een beschrijving. Een groepje van bruine Russen loopt van achter het huisje weg. Tak-tak-tak ratelt ons ma chinegeweer. Een paar Russen liggen, een springt op, een ander krimpt in elkaar» Een luitenant naast ons machinegeweer neemt de karabijn, mikt, paf! een Rus ligt op den grond. „Mag ik schieten?" vraagt een kor poraal, die meteen naar het venster loopt en aanlegt. Een vaandrig schreeuwt: „Wat komt in jeop?" Hij trekt den korporaal van het venster Klats door het venster komt een Russische kogel. Het zou juist een buik schot geweest zijn voor den korporaal. Het dak van den grooten moten opent zich. Een vulkaan sproeit. Bom. Zwarte rook en de stukken vliegen. Een zware granaat. De rook trekt niet meer op. De machinegeweren hier in de kamer ratelen, de grond trilt, de ooren doen pijn. Het is om te stikken, om gek te worden. Bom, een granaat in den moten. Waarom? De molen rookt toch al. Hij rookt links en rechts en uit alle ramen. Bom! een stuk van den voorgevel van den molen valt in puin, getroffen door een blik sem. Rood-zwarte rook en een verschrikke lijke vlammenzuil stijgt omhoog. De machine geweren hier in de. kamer en in de kamers er naast, blaffen, bijten, razen. Het is de hel. De molen staat in lichterlaaie. De oor log, de oorlog grijnst reusachtig groot met overeind staande roode haren en zwaait zijn rouw vaan. Krak! een veldgranaat. Zes'blik semschichten, zes rood-witte pelikanen, shrap- nells spieiden de vleugels uit. De infanterie- slag kleppert en trommelt. Surmiezy rookt, schuimt, kookt onder het vuur van onze artillerie. Een officier komt de kamer binnen en vraagt naar den molen. Iemand wijst er heen en schijnt te zeggen: hij is door do Russen ontruimd. Op dit oogenblik wordt het levendig voor de beneden-vensters van den molen. Wij zien loopen van geweren. Onze machines bestrijken de verdiepingen. De geweerloopen verdwijnen. Dan ziét men snoekgrijze gedaanten rennen naar den oever. Dé moten stort met drie verschrikkelijke knallen inéén. Bij eiken knal een hemelhoog opvlammen. Intusschen dreunt de citadel van Bubno van het Russische vuur. BESCHIKBAARSÏEDLING VAN LEVENSMIDDELEN. Door den minister van Landbouw enz. zijn maatregelen genomen om meer eenheid te brengen in de Regeeringsbemoeiïngen inzake de beschikbaarstelling van levensmiddelen voor verbruik hier te lande en om te komen tot een vasten grondslag voor de toekomst. In de eerste plaats kon naar des ministers oordeel voor de beschikbaarstelling grooter profijt getrokken worden van de rechtstreek- sche- medewerking van belanghebbenden, en in de tweede plaats kon voor het toezicht op do distributie met vrucht een beroep wor den gedaan op hen die voor de belangen der verbruikers geacht mogen woeden meer rechtstreeks te moeten opkomen. Reeds thans werden uit den aard der zaak producenten, bandelaren en exporteurs over de te nemen maatregelen telkens geraad pleegd, terwijl zij, indien zij klachten of wenschen hadden, zich voortdurend daar mede tot den Minister wendden. Maar dit contact was niet georganiseerd en dientengevolge werd meermalen de klacht vernomen dat de Minister niet met alle be langen te rade ging of te veel acht sloeg op de "belangen van enkele groepen van be langhebbenden, terwijl ook de waarborg ont brak dat met individueCle belanghebbenden getroffen afspraken omtrent beschikbaarstel ling van levensmiddelen tegen bepaalden prijs inderdaad leidden tot beschikbaarstelling van de gewenschte hoeveelheid door alle pro ducenten. .Vandaar dat de Minister gemeend heeft, dat het oogenblik was aangebroken om or ganisaties van producenten en exporteurs te stichten die voor de beschikbaarstelling van het benoodigde zullen moeten zorgen. Zij kunnen onder 's Ministers toezicht onderling de lasten verdoelen, doch georganiseerd moe ten zij hem de waarborgen geven dat het geen voor binnenlandseh verbruik van hun product benoodigd is, ook inderdaad geleverd wordt. Wat aangaat het toezicht op de distributie ten aanzien daarvan wenscht de minister een beroep qp de Burgemeesters te doen. Hij wenscht. verder de centrale leiding der ad ministratie van de distributie op te dragen aan een aan de commissie voor de voeding van mensch en dier verbonden algemeen ad ministratiekantoor. De verstrekking van de in aanmerking, komende levensmiddelen geschiedt dan voor de onderscheidene gemeenten door tusschen- komst van dit kantoor. Met dit kantoor staan de op te richten vereenigingen van producenten en exporteurs in verbinding. De bedoeling is, dat voor verschillende groepen van levensmiddelen afzonderlijke vereenigingen met rechtspersoonlijkheid zul len worden opgericht, dus een boter-vereeni- ging, een kaas-vereeniging, enz. De totstand koming dier vereenigingen mag in beginsel verzekerd heeten. De duur, waarvoor deze vereenigingen wor den opgericht, is gedacht op drie jaar. Ieder vereeniging heeft ten doel de regeling van de betrokken soort- van levensmiddelen, voor zoover aan deze regeling behoefte zal blijken te bestaan en de regeling van den uitvoer zal hebben toegelaten. De inkomsten der vereeniging bestaan uit het bedrag, dat van eiken uitvoer wordt geheven, volgens regelen, onder goedkeuring van den Minister, te stelten door een com missie van Toezicht. De werkzaamheid van elk dezer vereeni gingen zal n.l. worden gecontroleerd door een door den Minister aan te wijzen Rijks commissie van Toezicht op de beschikbaar stelling en den uitvoer van de betrokken levensmiddelen. Eik dier commissiën zal zijn samengesteld uit een lid van de Eerste Ka mer, twee leden van de Tweede Kamer en een deskundige op het gebied van de levens middelen, op welker beschikbaarstelling de commissie toezicht zal hebben. De leden dezer commissies zijn reeds door den minister benoemd. Dan is nog benoemd eeoe commissie van toezicht, wier taak meer in het bijzonder zal bestaan in de controle op het centraal orgaan voor de administratie der distributie van levensmiddelen. Op den 24en September zijn de commis siën van toezicht door den minister geïn stalleerd. In den oproepingsbrief tot die- sa menkomst deed de minister opmerken, dat het belangrijkste deel van de taak der com missie ligt opgesloten in haar plicht, hem schriftelijk in kennis te stellen van alle fei ten die naar haar meening ten gevolge moe- _ten hebben dat de Vereeniging niet aan haar doel -zal beantwoorden. Gedurende de crista is meer nog dan in andere tijden dé tegen strijdigheid der belangen van verbruiker en voortbrenger in het licht getreden. De Commissie van Toezicht heeft nu tot groot© taak als boven de partijen staande mannen en dus op onpartijdige wijze na te gaan of hetzij door verzorgers van da distributie, hetzij door producenten, iets wordtr gedaan of nagelaten dat tén gevolge ,moet hebben dat het doel der Vereeniging niet wordt bereikt. Zij heeft zich te overtuigen van de juiste voorziening in erkende behoef ten en van de gegrondheid der tot haar ge komen wenschen of klachten. Het ligt in de bedoeling dat deze regeling een dezer dagen in werking zal treden. HET KABINET EN DE RECHTERZIJDE. In de Maasbode schrijft de ZeerEerw. heer Goulmy In do Troonrede zijn twe© passages; welke voor do rechterzijde zeer onaangenaam moeten klinken en wel, waar gesproken wordt over: 1. Grond-wetsherziening zonder dat een woord over de pacificatio op ondorwijs-gebied gesproken wordt. 2. De finale omwerking van het stel sociale wetten van Minister Talma. Rechts had in liet afgeloopen Zittingsjaar 19141915 beter verdiend en het ministerie had zulks wel mogen honoreeren, door de herzie ning der Grondwet aan, de paficatie op onder- wijs-gebied te verbinden en tevens in deze ern stige tijden het werk van Minister Talma en van rechts met rust te laten, te meer, daar er nog eene Eerste Kamer is, welke aan de Regeering reeds moer mal en toonde, dat zij niet geneigd is in alls zoaler meer le beiusler Het werk van rechts tijdens den Godsvrede spiegelt sick af in de in 19141915 gehouden stemmingen, welke nu en dan van dien aard waren, dat rechts de situatie redde. Men oor deel© 1. De door minister, Pleyta voorgestelde voorbereiding van eene hervorming van het bestuurswezen in Indië viel met: 83 tegen 20 stemmen. Voor rechts -(- 2 vrijzinnigen. Tegen: links Mr. Bichon. 2. Artikel 1 van het voorstel Mondeis ter voorkoming van ongewenschte gedwongen ont ruiming van woningen en de daarmede verband houdende motie-Limburg, alles door de Regee ring onnoodig geacht, werden verworpen Artikel 1 met 37 tegen 14 stemmen. Onder de 37 tegenstemmers 20 van rechts en onder de 14 voorstemmers geen man van rechts. De motie-Limburg met 50 tegen 31 stemmen. Onder die 50 tegenstemmers 30 van rechts en onder de 31 voorstemmers geen man van rechts. 3. De Leeningswet 1914. Het amendement- Vliegen, door de Regeering ontraden, werd met 59 tegen 23 stemmen verworpen. Onder de tegenstemmers 82 van rechts en onder de voorstemmers niemand. Het amendement de Meester-Bos, door de Regeering ontraden, met 42 tegen 40 stemman. Tegen 31 van rechts, voor niemand, behalve Mr. Bichon. De wet werd aangenomen met 61 tegen 22 stemmen. Van rechts 33 voor, tegen niemand. 4. Het voorstel van den voorzitter, om den duur der redevoeringen tijdens het laatste ge deelte van den hegrootingsarbeid in te perken, ten einde de ministers minder aan den departe mentalen arbeid te onttrekken, werd aangeno men 'met 55 tegen 16 stemmen. Voor 30 van rechts, tegen 2 van rechts, onder wie Mr. Bichon. 5. Bij de behandeling der Begrooting van Waterstaat werd een door den minister ernstig ontraden amendement-de Muralt in zake trak- tementsverhoöging verworpen met 54 (30 van rechts) tegen 16 (1 van rechts) stemmen. Een amendement-Helsdingen, hetwelk een zelfde doel had, ging denzelfden weg met 52 (33 van rechts) tegen 18 (geen van rechts) rechts) stemmen. 6. Het voorstel-Tydeman om het ontweorp, betreffende do missie bij het Vaticaan, eerst later in de afdeel in gen te behandelen, kelderde mst 37 (27 van rechts) tegen 32 (geen van rchts) stemmen. 7. De kruisers, onderzeebooten en vliegtui gen kwamen er met 46 (21 van rechts) tegen 21 (alleen Bichon) stemmen. Cijfers zijn, zeker, dor, maar liegen doen zij niet! Daarom hebben zij veel waarde. AMSTERDAM'S FINANCIËN. B. en VV. van Amsterdam stellen den raad voor, het algemeen krediet, in verband, met de tijdsomstandigheden, te verhoogen tot f 2.000.000, daar da laatste verhooging, toe gestaan bij raadsbesluit vau 16 Juli 1915, waardoor het krediet is geklommen tot f 1.500.000, door den langen duur van den oorlog bijna, verbruikt is. MILITAIRE KLACHTEN. De Standaard bevat onder het opaeurift „Inpeperen" onderstaan den driestar: Er was in 't eerste jaar van de mobilisatie gegronde hoop, dat, mocht ze over 't jaar loopen, rijker ervaring den weg zou hebben gebaand, om de veie klachten die van de minderen jegens hün meerderen waren aan den man gebracht, allengs tot zwijgen te brengen. Toch schijnt ons dit niet beschoren. Door heel een reeks van brieven komt bij onze pers nog altoos klacht na klacht in, dat men niet zoo zeiden op hinderlijke en stuitende wijze aan den gemeenen soldaat de ondergeschiktheid van zijne positie doet gevoelen. Niet dat dit algemeen zoo is. Veeleer mag geroemd, dat er niet weinige officieren zijn, die allengs toonden den troep te verstaan en die er zoo mee omgingen, dat een gelukkig gevoel van kameraadschap hooger en lager verbond. Zelfs bleken meer dan eens, dat er offi cieren waren, die op aantrekkelijke wijze religieus en moreel ten goede op den troep inwerkten. Ma'ar toch neemt dit niet weg, dat de klachten doorgaan, en er nog altoos officieren en sergeants zijn, die hun- hoogheid op hin derlijke wijze aan hun minderen gevoelen doen, en de dege menschenkennis schijnen te missen, om paedagogisch op wel strenge, maar toch winnende wijze den troep, onder handen te nemen. Nu óverdrijve men ten deze niet. Vergeleken met wat voor veertig en meer jaren in het leger voorkwam, zijn we aan merkelijk gevorderd. Het vloeken is lang zoo ruw en algemeen niet meer. En de hard heid san behandeling maakte in het groot geheel plaats voor meer menschelijke be jegening. Ook dient toegegeven, dat een leger- zon der strenge- discipline niet strijdvaardig kan worden gemaakt, en dat met name de ein- delooze pretenties van particuliere eigenwil ligheden, die in ons landsch volksleven zoo inheemsch zijn, in geen léger zijn te dulden. Zelfs dient wie in dienst staat, zich wel in te prenten, dat onderhoorigheid altoos en in elke betrekking iets onaangenaams kan heb ben, en dat dit onaangename vooral van het militaire leven onafscheidelijk is. Er moet nu eenmaal in elk leger een hooger wil zijn, die over den wit der enkelen heerscht. En toch, hoe geneigd we ook zijn om met dit alles te rekenen, toch blijft de cri- tiek haar recht behouden. In tweeërlei opzicht. Ten eerste wordt over elke klacht het on derzoek meest toevertrouwd juist aan dien- gene, tegen wien de klacht gaat. De mindere zendt dan de klacht in, en de minister vraagt over die klacht het oordeel van den officier, die er bij betrokken is. Dit nu is geen inspectie, maar slechts het opvragen van een bericht, waarvan men vooruit weet, dat het bijna zeker eenzijdig en partijdig zijn moet. En in de tweede plaats blijkt maar al te dikwijls, dat volgt er al eenig, zij 't ook zwak redres, de klacht daarna aan wie kla gen dorst, wordt ingepeperd. Is dit nu niet te betreuren? Kan niet in den regel een onderzoek door derden worden ingesteld, en de soldaat wiens klacht gehoor vond en redres kreeg, elders worden overgeplaatst? Het inpeperen, dat zoo bitter stuit, zet kwaad bloed. De vergadering van den Sint Bavo-bond, vereeniging van besturen van R.-K. Scholen in 'het Bisdom Haarlem, werd1 gisteren te Amsterdam, in het St. Jo zefs- G ez el 1 en hui-s, des namiddags te IK uur, door den voorzitter, den HoogEerw. Th. J. A. Bosman, met een woord' van welkom geopend. De HoogEerw. voorzitter herinnert eraan, dat dit de tweede algemeene vergadering is, helaas niet de derde, want het vorig jaar hebben de oïnstancfigheden de vergadering niet mogelijk gemaakt. Dat is jammer: im mers vooral voor ónze vereeniging is het hoognoodig, minstens eenmaal per jaar bij een te komen. Volgens de statuten kunnen de schoolbesturen in onzen Bond elkander helpen door onderling overleg en wederzijd- sche voorlichting, en dat is inderdaad vaak zeer noodzakelijk. Het doel immers van een schoolbestuur is te behartigen de belangen -éan het onderwijs, van de onderwijzers, van de scholen-zelf; en die belangen kruisen, elkander dikwijls, zijn zelfs meermalen met elkaar in strijd. Spr. geeft hiervan verschillende voorbeelden op financieel gebied, in zake de mobilisatie, wat betreft de school mi#, de dagelijksche H. Communie van kinderen, van onderwijzers enz. Welnu, hij al deze zaken is het goed, wanneer de schoolbesturen eens met elkan der kunnen overleggen, eens de vraag kun nen hespreken: wat doen anderen in deze of gene zaak. Nu kunnen volgers onze statuten ook plaatselijke of gewestelijke kringen worden gesticht, en afzonderlijke commissies wor den benoemd. Daartoe zal het hoopt spr. badgelegenheid* ook wel komen. Maar al lereerst moet toch gewerkt worden, mèt het bestuur van den St. Bavohond, in eigen kring. Spr. eindigt zijn welkomstwoord met den hartelijken wemsclh; dat de aanwezigen, zij het ook niet in grooten getale bier hijeen, voldaan in alle opzichten uit deze vergade ring- mogen gaan. (Applaus). ■De Voorzitter deelt nu mede, dat de af tredende bestuursleden, de HoogEerw. Hoe ren kanunnik Bosman en Deken van Hees- wijk,-door Z. D. H. den Bisschop zijn herbe noemd. Voorts, dat voor een verslag van de verga dering voor de katholieke pers vanwege het bestuur zal worden gezorgd. De heer Bredius heeft bericht gezonden van verhindering. Nog wordt medegedeeld, dat als tweede secretaris-penningmeester van den St. Bavo hond, volgens het reglement mogelijk, is be noemd de heer R. J. van Dieren Bijvoet te Haarlem. De notulen van het jaarverslag over 1914 en 1915 worden door den ZeerEerw. Heer Höppener uitgebracht. Hem wordt door den voorzitter onder applaus der vergadering, warmen dank gebracht voor zijn juistheid en beknoptheid. De penningmeester, Mr. van der Biesen, geeft een overzicht van het financieel be heer, wat eveneens met dankzegging wordt goedgekeurd. Do acte van benoeming. Namens de door het* bestuur benoemde Commissie inzake de akten van benoeming brengt de heer H. Raëskin verslag uit. De wenschelijkheid om uniformiteit te brengen in de akfen van benoeming, is dui delijk genoeg: welnu, men heeft nu een ont- werp-akte ontworpen, waarvan het hoogaf- wenscheljjk is, dat de St. Bavohond de alK®* invoerine bevordere. In de cominL-Eio hebben zitting gehad de heeren Mr. E. van den Bogaert, pater Bergman, H. W. Isericf, kA. Moerel en H. Raëskin. n Februari 1914 hield de Commissie hflrfc eerste vergadering, en sinds dien zijn met het bestuur van den St. Bavohond en met veischiliende toonaangevende personen vel® conferenties gehouden, waarvan het gevolg zijn geweest de nu aangeboden ontwerp-ak' ten, welke spr. hoopte dat zullen worden aanvaard. De v oorzitter dankt dén heer Ra&kiu en de leden der Commissie hartelijk voor den geweldigen arbeid, door ben verricht, die bet bestuur van nabij heeft gezien. Hij opent de discussie nu hierover, waaraan wordt deel- genomeu door de heeren Mr. Schólvinck. Helmer, Regent Höppener, pater Bergman, pastoor Van Noort, Mr. van der Biesen, Mr. Baskin, Chr. Wesseling e.a. ersehillende bezwaren tegen enkele ziu- eneden worden ontwikkeld, welke het Be stuur ter definitieve vaststelling van de aan te bevelen acte nog eens zal onder de oogen zien. Ziekteverzekering* Hierna komt aan de orde het verslag van de commissie voor de Interdiocesane onder' Ziekteverzekering, uitgebracht door den Zeer Eerw. Heer pastoor L, S t o 1 k. Uit dit verslag bleek, dat de onderl. ziekte verzekering nog niet is tot stand gekomen, en wel omdat de beide partijen die hierbii m bet geding zijn, stok en stijf op bun stuk blijven staan: de onderwijzers meenen (lat in de akte der aanstelling moet worden vast gesteld, dat 11 ontslag binnen de 2)4 jaar we gens ziekte uitgesloten moet zijn. De school besturen evenwel meenen, dat de samenkop peling van de ziekteverzekering met de acte van aanstelling, dus met de zelfstandigheid der besturen, niet wel vereenigbaar is. Even wel nu meer dan 74 pet. der schoolbestu ren in de bisdommen Haarlem en Utrecht zich al voorloopig tot de ziekteverzekering hebben bereid verklaard zal een oplossing dezer kweestie ongetwijfeld mogelijk zijn, en i de rapporteur ziet dan ook de mogelijkheid daarvan gereedelijk in. Het rapport, dat besluit met de verwach ting dat in de volgende vergadering deze zaak haar beslag zal hebben gekregen, word' onder applaus goedgek'-urd, waarna de Voorzitter parioor Stolk hartelijk di :k zeg4 en de verwachting van den rapporteur, me' dank ook aan de overige commissieleden- onderschrijft. Rede van pastoor v. Noort- Nu verkrijgt het woord de ZeerEerV- Heer Pastoor van Noort, die onder applaus der vergadering het spreekgestoelte be stijgt. Hij zou spreken over het katholiek be ginsel in het onderwijs, een, zooals spr- zeide, eenvoudig en zeer elementair begrip» maar dat toch zelfs in onzen tijd nog im* mer zeer gewichtig isl Het zal nu weldra 50 jaren geleden zijó zegt spr. dat de Bisschoppen van Ne' derland hun mandement in zake het onder wijs uitvaardigden. Wie wil vragen naar d® resultaten daarvan, hij zie naar het jaar boekje van den R.K. Schoolraad, dat zul1'® rijke vruchten laat zien. Maar toch, tóch zien nog niet alle katholieken het greote, overtreffende belang van het Roomscke on derwijs in, toch zijn er zelfs nog onder meer-ontwikkelden, die vaak om bijkom stigheden -bezwaren hebben tegen do Roomsche school, en hun kinderen zenden naar de niet-katüolieke Zelfs dreigt er dat wil spr. hier nog! opmerken het gevaar, dat door ij ve raars voor de ook onmisbare patronaten te weinig waardeering wordt geschonken aan de lagere school, alsof patronaten alles, en de school niets ware. Vader van die volkomen onjuiste beweging is de abbé Nau- det, die al tien jaar geleden in de „Justico Sociale" op volkomen onjuiste manier ver telde: „we zijn den verkeerden weg op, we hebben tonnen gouds uitgegeven voor de scholen, die beter bestemd waren voor de patronaten." Spr. wenscht volstrekt geen afbreuk t® doen aan de patronaten, maar evenmin al® de patronaten gemist kunnen worden, even* min kan de school gemist, en nooit zullen de patronaten kunnen goed maken, wat de school niet heeft gegeven. Het katholiek beginsel omtrent de schoen intusschen is duidelijk genoeg: het is go* steld in de ,48ste stelling van den Syllabu® van 1864, die zegt dat katholieken nooit „hun „goedkeuring kunnen hechten aan een wij z0 „van opleiding der jeugd, welke losstaat vaU „het geloof, los van het gezag der Kerk, „en die uitsluitend .of zelfs in hoofdzaak „de belangen van het maatschappelijk Is* „ven van dezen tijd beoogt." Deze veroordeeiing van ucn Syllabus word" door spr. nu verder uitgelegd. Hier is geen sprake van de a n t i-katho- Naar den roman van W. COLLINS. 70 (Uit het Engetsek). Toen Johanna Grice in haar geboorte plaats stierf, te midden van mensch en met wie zij haar geheele leven had gesleten, blonk geen traan in het oog van ecu dergenen, die den stoet zagen; de twee vreemden, die een deel ervan uit maakten, bespraken onverschillig het nieuws van den dag, terwijl zij in d© volgkoets za ten en het eenige overgebleven familie lid, di enhet toeval voor haar deur gebracht had op den dag der begrafenis, sloeg alles op een afstand gade, en deed geen'stap voor waarts om haar naar haar laatste rustplaats te volgen. Neen, geen stap. De lijkwagen reed lang zaam naar het kerkhof, en de toeschouwers uit de laan vc en hem, maar Matthew Grice stond bij liet hek, op dezelfde plaats waar bij gedurende de geheele plechtigheid was blijven riaan. Wat was haar dood voor hem? Niets dan het verlies der eerste kans Om Arthur Carr te ontdekken. Zonder mede lijden en zonder eenige smart had zij haar brooder's zoon even koud en onmeedoogend en liet het aan vreemden over, haar te he graven. „Gaat ge niet mede naar het kerkhof, om den afloop ervan te zien?" vroeg dezelfde nieuwsgierige stem, die reeds tot tweemaal toe beproefd had, Mat's aandacht te trekken. Ditmaal wendde hij zich om en zag'hij den «preker, een bleek man met scherpe gelaats trekken en vlasblond haar in het gelaat. Hij was gekleed in een geel jaehtcostuum, had oen rijzweep in de hand en een fraaie jacht hond stond achter hein. „Vergeef mij mijne vraag," zeide de bleeke man; „maar ik zag u naar het hek gaan, en sloeg u ook gade toen de kist uit huis werd gedragen. Een vriend van den over ledene, dacht ik terstond hij mij zelf." „Welnu," viel Mat hem in de rede, zoo ik dat eens ware, wat dan?" „Wilt gij zoo goed wezen dit in uw zak te steken?" vroeg de bleeke man, en over handigde Mat een kaartje. „Mijn naam is Tatt, en ik heb mij hier sedert kort als zaak waarnemer gevestigd. Ik wil colstrekt geen onbescheiden vragen doen, maar als gij een vriend van de overledene zijt, hebt ge mis schien eenige aanspraak op den hoedel; en in dat geval wil ik mij gaarne met nw za ken belasten. Het is nu wel niet zooals het behoort, dat. weet_ik wcL maar ik moet het wel doen uit zelfbehoud. Dix, Nawby, Mill- bury en Gutteridge, zij helpen elkander alle maal en verdeelen met elkander de zieken, de doöden, cle proces,-en en al wat van dien aard is. Ik heb mij nu voorgenomen om het monopolie van Nawby to fnuiken en zoek nu alle zaken nit zijn handen te krijgen. Daarom hen ik nu zoo voorbarig om n mijn kaartje te geven." Hierop zweeg de heer Tatt en begon met zijn hond te spelen. Mat zag peinzend naar Johanna Griee's huis. Zou zij niet hoogstwaarschijnlijk eenige belangrijke brieven heb oen adbtergelaten? En zoo hij zeide wie hij was, zou dan die per soon hem niet behulpzaam kunnen zijn om die machtig te worden? „Het was een zeer geheime dame, die mi^s Grice," hervatte Tatt, steeds met zijn hond spelende. „Niemand dan Dix en Nawby weten juist wanneer zij gestorven is en aan wien zij haar geld heeft vermaakt. Het was heele- maal eene zonderlinge familie. Er is nog een zoon van den ouden Grice, maar niemand weet waar die is. Zoo bij mi eens te voor schijn kwam, dan geloof ik, onder ons ge zegd, dat het een spaak in Nawhy's wiel zou zijn „Eerstdaags heb ik u een paar vragen te doen," viel Mat hem in de rede, en wendde zich eindelijk vah het hek af. Terwijl deze nieuwe bekende sprak, had hij hij ziehzelvcn overlegd, dat deze hem het best van dienst kon zijn in het opsporen van Arthur Carr; maar eerst wilde hij beproeven wat hij van juffrouw Beckover te weten zou kunnen ko men. En zoo het bleek dat zij er evenmin iets van wist, dan was het altijd nog tijde genoeg om naar Dibledean terug te keeren, zich aan den heer Tatt bekend te maken, en te verne men of de wet hem niet het recht zou gcvën als Joshua Griee's zoon de papieren van Jo hanna Grice te doorzoeken. „Kom op mijn kantoor," riep de heer Tatt verrukt uit' „ik kan u den heerlijkste bitter en het beste bier geven, dat gij ooit in uw le- iven gedronken hebt." Mat bedankte onmiddellijk voor deze gast-' vrije uitnoodiging, en keerde zonder verder dralen naar het station terug. Al de pogin gen van den heer Tatt, om hem dag en uur te doen bepalen, mislukten. Hij antwoordde slechts norsch, dat hij over eenige dagen mis schien wel een paar vragen betreffende de wet te doen bad, en dat de.heer Tatt dan on getwijfeld de man zou zijn, tot wien hij zidb wenden zou. Zij namen van elkander afscheid aan het einde der laan. De heer Tatt wandelde lang zaam Higbstreet in, met zijn hond achter; zich en Mat vervolgde snel de tegenoverge stelde richting naar het station. Toen hij het kerklhof voorbijging, was de lijkstoet juist op de plaats zijner bestemming gekomen: en de dragers tilden het lijk uit de koets en droegen het op het kerkhof. B® stond even stil om het daar binnen te zi®® gaan. „Zij is haar geheele leven voor nieinau® goed geweest," dacht hij wrevelig, toen d® laatste bidder het hek binnentrad. „Maar zé® zij een paar dagen langer geleefd ihad, zo® zij mij toch nog van dienst hebben kunne® zijn. Er gaat veel in haar kist mede, dat te van haar weten wilde, maar dat ik nu eigen® anders zal moeten uitvinden. Het is een la®" ge jachtpartij voor mij en het spoor slecht te volgen; haar dood heelï het mij moeilijker gemaakt. Met dezen nog scheid.-.groet keerde hij de kerk den rug to^ Terwijl Ihij zijn weg naar het station ver volgde, haaide hij den brief van Jane Hol'ld' worth uit zijn zak, en beschouwde aandac®' tig hét haar, dat er in besloten was. j Het was cle vierde of vijde maal dat hij uj deed in de weinige uren, dat hij den armba® van Mary Grice ill zijn bezit irad. an tijd af, koesterde hij de onbestemde overt® ging dat het bezit van Arilmur Curr's h» hem op eenigeriei wijze in staat zou Carr zeiven te ontdekken. Hij wist zeer g°^ dat het hem, al beschouwde hfj het baar zoo aandachtig, voor het oogenblik van g inut kon wezen, en alleen bet kijken er ul versterkte hem in zijn plan en moedigde (9 aan na die groote teleurstelling, ;llii Dibbledean ondervonden. „Zoo ik beu' ders niet kan vinden," mompelde nel

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1915 | | pagina 6