Üijwiei banden
Madonna.
ONDERWIJS
F£UILLEI ON
BINNENLAND
Geedk«opsi adres
H. J. v. ii« NSiËLE.Ry
celiac cheistraat 7-9 bij k Aaegasy.
Sini-Bavo-Dor&d.
9erd meter moeras. Beide infanterieën had
den zich vast gezet in de huizen aan de Ikwa
en op tie eilanden in de rivier.. Het geweer
vuur ratelde.
Steunpunt van de Russische stelling was
stoommoien uit rood baksteen, twee ver
diepingen hoog. .Voor de vensters stond het
vol machinegeweren en infanteristen. Zoo
lang de vijand dezen molen in handen had,
was er geen denken aan over de rivier te
komen.
Eerst wervelde aan den linker bovenhoek
van den molen, onder het dak, een roode
wolk omhoog, met een kleine bliksemstraal
er in. Dat was een granaat geweest uit ons
veldgeschut. Voor den molen stond een
klein, wit huisje, ik geloof uit leem, met
een houten dak. Het. dak vloog plotseling
omhoog en een dikke bol van zwartgelen
rook steeg uit het huisje. Het puin vloog
rond. Zware granaten 1 Het ging alles zoo
vlug en zoo door elkaar, dat ik het niet
bij kon houden voor een beschrijving. Een
groepje van bruine Russen loopt van achter
het huisje weg. Tak-tak-tak ratelt ons ma
chinegeweer. Een paar Russen liggen, een
springt op, een ander krimpt in elkaar» Een
luitenant naast ons machinegeweer neemt de
karabijn, mikt, paf! een Rus ligt op den
grond. „Mag ik schieten?" vraagt een kor
poraal, die meteen naar het venster loopt en
aanlegt. Een vaandrig schreeuwt: „Wat komt
in jeop?" Hij trekt den korporaal van het
venster Klats door het venster komt
een Russische kogel. Het zou juist een buik
schot geweest zijn voor den korporaal.
Het dak van den grooten moten opent zich.
Een vulkaan sproeit. Bom. Zwarte rook en
de stukken vliegen. Een zware granaat. De
rook trekt niet meer op. De machinegeweren
hier in de kamer ratelen, de grond trilt,
de ooren doen pijn. Het is om te stikken,
om gek te worden. Bom, een granaat in
den moten. Waarom? De molen rookt toch al.
Hij rookt links en rechts en uit alle ramen.
Bom! een stuk van den voorgevel van den
molen valt in puin, getroffen door een blik
sem. Rood-zwarte rook en een verschrikke
lijke vlammenzuil stijgt omhoog. De machine
geweren hier in de. kamer en in de kamers
er naast, blaffen, bijten, razen. Het is de
hel. De molen staat in lichterlaaie. De oor
log, de oorlog grijnst reusachtig groot met
overeind staande roode haren en zwaait zijn
rouw vaan. Krak! een veldgranaat. Zes'blik
semschichten, zes rood-witte pelikanen, shrap-
nells spieiden de vleugels uit. De infanterie-
slag kleppert en trommelt. Surmiezy rookt,
schuimt, kookt onder het vuur van onze
artillerie.
Een officier komt de kamer binnen en
vraagt naar den molen. Iemand wijst er
heen en schijnt te zeggen: hij is door do
Russen ontruimd. Op dit oogenblik wordt
het levendig voor de beneden-vensters van
den molen. Wij zien loopen van geweren.
Onze machines bestrijken de verdiepingen.
De geweerloopen verdwijnen. Dan ziét men
snoekgrijze gedaanten rennen naar den oever.
Dé moten stort met drie verschrikkelijke
knallen inéén. Bij eiken knal een hemelhoog
opvlammen.
Intusschen dreunt de citadel van Bubno
van het Russische vuur.
BESCHIKBAARSÏEDLING VAN
LEVENSMIDDELEN.
Door den minister van Landbouw enz. zijn
maatregelen genomen om meer eenheid te
brengen in de Regeeringsbemoeiïngen inzake
de beschikbaarstelling van levensmiddelen
voor verbruik hier te lande en om te komen
tot een vasten grondslag voor de toekomst.
In de eerste plaats kon naar des ministers
oordeel voor de beschikbaarstelling grooter
profijt getrokken worden van de rechtstreek-
sche- medewerking van belanghebbenden, en
in de tweede plaats kon voor het toezicht
op do distributie met vrucht een beroep wor
den gedaan op hen die voor de belangen
der verbruikers geacht mogen woeden meer
rechtstreeks te moeten opkomen.
Reeds thans werden uit den aard der zaak
producenten, bandelaren en exporteurs over
de te nemen maatregelen telkens geraad
pleegd, terwijl zij, indien zij klachten of
wenschen hadden, zich voortdurend daar
mede tot den Minister wendden.
Maar dit contact was niet georganiseerd
en dientengevolge werd meermalen de klacht
vernomen dat de Minister niet met alle be
langen te rade ging of te veel acht sloeg op
de "belangen van enkele groepen van be
langhebbenden, terwijl ook de waarborg ont
brak dat met individueCle belanghebbenden
getroffen afspraken omtrent beschikbaarstel
ling van levensmiddelen tegen bepaalden prijs
inderdaad leidden tot beschikbaarstelling van
de gewenschte hoeveelheid door alle pro
ducenten.
.Vandaar dat de Minister gemeend heeft,
dat het oogenblik was aangebroken om or
ganisaties van producenten en exporteurs te
stichten die voor de beschikbaarstelling van
het benoodigde zullen moeten zorgen. Zij
kunnen onder 's Ministers toezicht onderling
de lasten verdoelen, doch georganiseerd moe
ten zij hem de waarborgen geven dat het
geen voor binnenlandseh verbruik van hun
product benoodigd is, ook inderdaad geleverd
wordt.
Wat aangaat het toezicht op de distributie
ten aanzien daarvan wenscht de minister een
beroep qp de Burgemeesters te doen. Hij
wenscht. verder de centrale leiding der ad
ministratie van de distributie op te dragen
aan een aan de commissie voor de voeding
van mensch en dier verbonden algemeen ad
ministratiekantoor.
De verstrekking van de in aanmerking,
komende levensmiddelen geschiedt dan voor
de onderscheidene gemeenten door tusschen-
komst van dit kantoor.
Met dit kantoor staan de op te richten
vereenigingen van producenten en exporteurs
in verbinding.
De bedoeling is, dat voor verschillende
groepen van levensmiddelen afzonderlijke
vereenigingen met rechtspersoonlijkheid zul
len worden opgericht, dus een boter-vereeni-
ging, een kaas-vereeniging, enz. De totstand
koming dier vereenigingen mag in beginsel
verzekerd heeten.
De duur, waarvoor deze vereenigingen wor
den opgericht, is gedacht op drie jaar. Ieder
vereeniging heeft ten doel de regeling van
de betrokken soort- van levensmiddelen, voor
zoover aan deze regeling behoefte zal blijken
te bestaan en de regeling van den uitvoer
zal hebben toegelaten.
De inkomsten der vereeniging bestaan uit
het bedrag, dat van eiken uitvoer wordt
geheven, volgens regelen, onder goedkeuring
van den Minister, te stelten door een com
missie van Toezicht.
De werkzaamheid van elk dezer vereeni
gingen zal n.l. worden gecontroleerd door
een door den Minister aan te wijzen Rijks
commissie van Toezicht op de beschikbaar
stelling en den uitvoer van de betrokken
levensmiddelen. Eik dier commissiën zal zijn
samengesteld uit een lid van de Eerste Ka
mer, twee leden van de Tweede Kamer en
een deskundige op het gebied van de levens
middelen, op welker beschikbaarstelling de
commissie toezicht zal hebben.
De leden dezer commissies zijn reeds door
den minister benoemd. Dan is nog benoemd
eeoe commissie van toezicht, wier taak meer
in het bijzonder zal bestaan in de controle
op het centraal orgaan voor de administratie
der distributie van levensmiddelen.
Op den 24en September zijn de commis
siën van toezicht door den minister geïn
stalleerd. In den oproepingsbrief tot die- sa
menkomst deed de minister opmerken, dat
het belangrijkste deel van de taak der com
missie ligt opgesloten in haar plicht, hem
schriftelijk in kennis te stellen van alle fei
ten die naar haar meening ten gevolge moe-
_ten hebben dat de Vereeniging niet aan haar
doel -zal beantwoorden. Gedurende de crista
is meer nog dan in andere tijden dé tegen
strijdigheid der belangen van verbruiker en
voortbrenger in het licht getreden.
De Commissie van Toezicht heeft nu tot
groot© taak als boven de partijen staande
mannen en dus op onpartijdige wijze na
te gaan of hetzij door verzorgers van da
distributie, hetzij door producenten, iets wordtr
gedaan of nagelaten dat tén gevolge ,moet
hebben dat het doel der Vereeniging niet
wordt bereikt. Zij heeft zich te overtuigen
van de juiste voorziening in erkende behoef
ten en van de gegrondheid der tot haar ge
komen wenschen of klachten.
Het ligt in de bedoeling dat deze regeling
een dezer dagen in werking zal treden.
HET KABINET EN DE RECHTERZIJDE.
In de Maasbode schrijft de ZeerEerw. heer
Goulmy
In do Troonrede zijn twe© passages; welke
voor do rechterzijde zeer onaangenaam moeten
klinken en wel, waar gesproken wordt over:
1. Grond-wetsherziening zonder dat een
woord over de pacificatio op ondorwijs-gebied
gesproken wordt.
2. De finale omwerking van het stel sociale
wetten van Minister Talma.
Rechts had in liet afgeloopen Zittingsjaar
19141915 beter verdiend en het ministerie had
zulks wel mogen honoreeren, door de herzie
ning der Grondwet aan, de paficatie op onder-
wijs-gebied te verbinden en tevens in deze ern
stige tijden het werk van Minister Talma en van
rechts met rust te laten, te meer, daar er nog
eene Eerste Kamer is, welke aan de Regeering
reeds moer mal en toonde, dat zij niet geneigd is
in alls zoaler meer le beiusler
Het werk van rechts tijdens den Godsvrede
spiegelt sick af in de in 19141915 gehouden
stemmingen, welke nu en dan van dien aard
waren, dat rechts de situatie redde. Men oor
deel©
1. De door minister, Pleyta voorgestelde
voorbereiding van eene hervorming van het
bestuurswezen in Indië viel met: 83 tegen 20
stemmen. Voor rechts -(- 2 vrijzinnigen. Tegen:
links Mr. Bichon.
2. Artikel 1 van het voorstel Mondeis ter
voorkoming van ongewenschte gedwongen ont
ruiming van woningen en de daarmede verband
houdende motie-Limburg, alles door de Regee
ring onnoodig geacht, werden verworpen
Artikel 1 met 37 tegen 14 stemmen. Onder de
37 tegenstemmers 20 van rechts en onder de 14
voorstemmers geen man van rechts.
De motie-Limburg met 50 tegen 31 stemmen.
Onder die 50 tegenstemmers 30 van rechts en
onder de 31 voorstemmers geen man van rechts.
3. De Leeningswet 1914. Het amendement-
Vliegen, door de Regeering ontraden, werd met
59 tegen 23 stemmen verworpen.
Onder de tegenstemmers 82 van rechts en
onder de voorstemmers niemand.
Het amendement de Meester-Bos, door de
Regeering ontraden, met 42 tegen 40 stemman.
Tegen 31 van rechts, voor niemand, behalve
Mr. Bichon.
De wet werd aangenomen met 61 tegen 22
stemmen. Van rechts 33 voor, tegen niemand.
4. Het voorstel van den voorzitter, om den
duur der redevoeringen tijdens het laatste ge
deelte van den hegrootingsarbeid in te perken,
ten einde de ministers minder aan den departe
mentalen arbeid te onttrekken, werd aangeno
men 'met 55 tegen 16 stemmen. Voor 30 van
rechts, tegen 2 van rechts, onder wie Mr.
Bichon.
5. Bij de behandeling der Begrooting van
Waterstaat werd een door den minister ernstig
ontraden amendement-de Muralt in zake trak-
tementsverhoöging verworpen met 54 (30 van
rechts) tegen 16 (1 van rechts) stemmen.
Een amendement-Helsdingen, hetwelk een
zelfde doel had, ging denzelfden weg met 52
(33 van rechts) tegen 18 (geen van rechts)
rechts) stemmen.
6. Het voorstel-Tydeman om het ontweorp,
betreffende do missie bij het Vaticaan, eerst
later in de afdeel in gen te behandelen, kelderde
mst 37 (27 van rechts) tegen 32 (geen van
rchts) stemmen.
7. De kruisers, onderzeebooten en vliegtui
gen kwamen er met 46 (21 van rechts) tegen
21 (alleen Bichon) stemmen.
Cijfers zijn, zeker, dor, maar liegen doen zij
niet! Daarom hebben zij veel waarde.
AMSTERDAM'S FINANCIËN.
B. en VV. van Amsterdam stellen den raad
voor, het algemeen krediet, in verband, met
de tijdsomstandigheden, te verhoogen tot
f 2.000.000, daar da laatste verhooging, toe
gestaan bij raadsbesluit vau 16 Juli 1915,
waardoor het krediet is geklommen tot
f 1.500.000, door den langen duur van den
oorlog bijna, verbruikt is.
MILITAIRE KLACHTEN.
De Standaard bevat onder het opaeurift
„Inpeperen" onderstaan den driestar:
Er was in 't eerste jaar van de mobilisatie
gegronde hoop, dat, mocht ze over 't jaar
loopen, rijker ervaring den weg zou hebben
gebaand, om de veie klachten die van de
minderen jegens hün meerderen waren aan
den man gebracht, allengs tot zwijgen te
brengen.
Toch schijnt ons dit niet beschoren.
Door heel een reeks van brieven komt
bij onze pers nog altoos klacht na klacht in,
dat men niet zoo zeiden op hinderlijke en
stuitende wijze aan den gemeenen soldaat
de ondergeschiktheid van zijne positie doet
gevoelen.
Niet dat dit algemeen zoo is. Veeleer mag
geroemd, dat er niet weinige officieren zijn,
die allengs toonden den troep te verstaan en
die er zoo mee omgingen, dat een gelukkig
gevoel van kameraadschap hooger en lager
verbond.
Zelfs bleken meer dan eens, dat er offi
cieren waren, die op aantrekkelijke wijze
religieus en moreel ten goede op den troep
inwerkten.
Ma'ar toch neemt dit niet weg, dat de
klachten doorgaan, en er nog altoos officieren
en sergeants zijn, die hun- hoogheid op hin
derlijke wijze aan hun minderen gevoelen
doen, en de dege menschenkennis schijnen
te missen, om paedagogisch op wel strenge,
maar toch winnende wijze den troep, onder
handen te nemen.
Nu óverdrijve men ten deze niet.
Vergeleken met wat voor veertig en meer
jaren in het leger voorkwam, zijn we aan
merkelijk gevorderd. Het vloeken is lang zoo
ruw en algemeen niet meer. En de hard
heid san behandeling maakte in het groot
geheel plaats voor meer menschelijke be
jegening.
Ook dient toegegeven, dat een leger- zon
der strenge- discipline niet strijdvaardig kan
worden gemaakt, en dat met name de ein-
delooze pretenties van particuliere eigenwil
ligheden, die in ons landsch volksleven zoo
inheemsch zijn, in geen léger zijn te dulden.
Zelfs dient wie in dienst staat, zich wel in
te prenten, dat onderhoorigheid altoos en in
elke betrekking iets onaangenaams kan heb
ben, en dat dit onaangename vooral van het
militaire leven onafscheidelijk is. Er moet nu
eenmaal in elk leger een hooger wil zijn, die
over den wit der enkelen heerscht.
En toch, hoe geneigd we ook zijn om
met dit alles te rekenen, toch blijft de cri-
tiek haar recht behouden.
In tweeërlei opzicht.
Ten eerste wordt over elke klacht het on
derzoek meest toevertrouwd juist aan dien-
gene, tegen wien de klacht gaat.
De mindere zendt dan de klacht in, en de
minister vraagt over die klacht het oordeel
van den officier, die er bij betrokken is.
Dit nu is geen inspectie, maar slechts het
opvragen van een bericht, waarvan men
vooruit weet, dat het bijna zeker eenzijdig
en partijdig zijn moet.
En in de tweede plaats blijkt maar al te
dikwijls, dat volgt er al eenig, zij 't ook
zwak redres, de klacht daarna aan wie kla
gen dorst, wordt ingepeperd.
Is dit nu niet te betreuren?
Kan niet in den regel een onderzoek door
derden worden ingesteld, en de soldaat wiens
klacht gehoor vond en redres kreeg, elders
worden overgeplaatst?
Het inpeperen, dat zoo bitter stuit, zet
kwaad bloed.
De vergadering van den Sint Bavo-bond,
vereeniging van besturen van R.-K. Scholen
in 'het Bisdom Haarlem, werd1 gisteren te
Amsterdam, in het St. Jo zefs- G ez el 1 en hui-s,
des namiddags te IK uur, door den
voorzitter, den HoogEerw. Th. J. A. Bosman,
met een woord' van welkom geopend.
De HoogEerw. voorzitter herinnert eraan,
dat dit de tweede algemeene vergadering is,
helaas niet de derde, want het vorig jaar
hebben de oïnstancfigheden de vergadering
niet mogelijk gemaakt. Dat is jammer: im
mers vooral voor ónze vereeniging is het
hoognoodig, minstens eenmaal per jaar bij
een te komen. Volgens de statuten kunnen
de schoolbesturen in onzen Bond elkander
helpen door onderling overleg en wederzijd-
sche voorlichting, en dat is inderdaad vaak
zeer noodzakelijk.
Het doel immers van een schoolbestuur is
te behartigen de belangen -éan het onderwijs,
van de onderwijzers, van de scholen-zelf; en
die belangen kruisen, elkander dikwijls, zijn
zelfs meermalen met elkaar in strijd. Spr.
geeft hiervan verschillende voorbeelden op
financieel gebied, in zake de mobilisatie,
wat betreft de school mi#, de dagelijksche H.
Communie van kinderen, van onderwijzers
enz. Welnu, hij al deze zaken is het goed,
wanneer de schoolbesturen eens met elkan
der kunnen overleggen, eens de vraag kun
nen hespreken: wat doen anderen in deze of
gene zaak.
Nu kunnen volgers onze statuten ook
plaatselijke of gewestelijke kringen worden
gesticht, en afzonderlijke commissies wor
den benoemd. Daartoe zal het hoopt spr.
badgelegenheid* ook wel komen. Maar al
lereerst moet toch gewerkt worden, mèt het
bestuur van den St. Bavohond, in eigen
kring. Spr. eindigt zijn welkomstwoord met
den hartelijken wemsclh; dat de aanwezigen,
zij het ook niet in grooten getale bier hijeen,
voldaan in alle opzichten uit deze vergade
ring- mogen gaan. (Applaus).
■De Voorzitter deelt nu mede, dat de af
tredende bestuursleden, de HoogEerw. Hoe
ren kanunnik Bosman en Deken van Hees-
wijk,-door Z. D. H. den Bisschop zijn herbe
noemd.
Voorts, dat voor een verslag van de verga
dering voor de katholieke pers vanwege het
bestuur zal worden gezorgd.
De heer Bredius heeft bericht gezonden
van verhindering.
Nog wordt medegedeeld, dat als tweede
secretaris-penningmeester van den St. Bavo
hond, volgens het reglement mogelijk, is be
noemd de heer R. J. van Dieren Bijvoet te
Haarlem.
De notulen van het jaarverslag over 1914
en 1915 worden door den ZeerEerw. Heer
Höppener uitgebracht. Hem wordt door den
voorzitter onder applaus der vergadering,
warmen dank gebracht voor zijn juistheid
en beknoptheid.
De penningmeester, Mr. van der Biesen,
geeft een overzicht van het financieel be
heer, wat eveneens met dankzegging wordt
goedgekeurd.
Do acte van benoeming.
Namens de door het* bestuur benoemde
Commissie inzake de akten van benoeming
brengt de heer H. Raëskin verslag uit.
De wenschelijkheid om uniformiteit te
brengen in de akfen van benoeming, is dui
delijk genoeg: welnu, men heeft nu een ont-
werp-akte ontworpen, waarvan het hoogaf-
wenscheljjk is, dat de St. Bavohond de alK®*
invoerine bevordere. In de cominL-Eio
hebben zitting gehad de heeren Mr. E. van
den Bogaert, pater Bergman, H. W. Isericf,
kA. Moerel en H. Raëskin.
n Februari 1914 hield de Commissie hflrfc
eerste vergadering, en sinds dien zijn met
het bestuur van den St. Bavohond en met
veischiliende toonaangevende personen vel®
conferenties gehouden, waarvan het gevolg
zijn geweest de nu aangeboden ontwerp-ak'
ten, welke spr. hoopte dat zullen worden
aanvaard.
De v oorzitter dankt dén heer Ra&kiu
en de leden der Commissie hartelijk voor den
geweldigen arbeid, door ben verricht, die bet
bestuur van nabij heeft gezien. Hij opent de
discussie nu hierover, waaraan wordt deel-
genomeu door de heeren Mr. Schólvinck.
Helmer, Regent Höppener, pater Bergman,
pastoor Van Noort, Mr. van der Biesen, Mr.
Baskin, Chr. Wesseling e.a.
ersehillende bezwaren tegen enkele ziu-
eneden worden ontwikkeld, welke het Be
stuur ter definitieve vaststelling van de aan
te bevelen acte nog eens zal onder de oogen
zien.
Ziekteverzekering*
Hierna komt aan de orde het verslag van
de commissie voor de Interdiocesane onder'
Ziekteverzekering, uitgebracht door den Zeer
Eerw. Heer pastoor L, S t o 1 k.
Uit dit verslag bleek, dat de onderl. ziekte
verzekering nog niet is tot stand gekomen,
en wel omdat de beide partijen die hierbii
m bet geding zijn, stok en stijf op bun stuk
blijven staan: de onderwijzers meenen (lat
in de akte der aanstelling moet worden vast
gesteld, dat 11 ontslag binnen de 2)4 jaar we
gens ziekte uitgesloten moet zijn. De school
besturen evenwel meenen, dat de samenkop
peling van de ziekteverzekering met de acte
van aanstelling, dus met de zelfstandigheid
der besturen, niet wel vereenigbaar is. Even
wel nu meer dan 74 pet. der schoolbestu
ren in de bisdommen Haarlem en Utrecht
zich al voorloopig tot de ziekteverzekering
hebben bereid verklaard zal een oplossing
dezer kweestie ongetwijfeld mogelijk zijn, en
i de rapporteur ziet dan ook de mogelijkheid
daarvan gereedelijk in.
Het rapport, dat besluit met de verwach
ting dat in de volgende vergadering deze
zaak haar beslag zal hebben gekregen, word'
onder applaus goedgek'-urd, waarna de
Voorzitter parioor Stolk hartelijk di :k zeg4
en de verwachting van den rapporteur, me'
dank ook aan de overige commissieleden-
onderschrijft.
Rede van pastoor v. Noort-
Nu verkrijgt het woord de ZeerEerV-
Heer Pastoor van Noort, die onder applaus
der vergadering het spreekgestoelte be
stijgt.
Hij zou spreken over het katholiek be
ginsel in het onderwijs, een, zooals spr-
zeide, eenvoudig en zeer elementair begrip»
maar dat toch zelfs in onzen tijd nog im*
mer zeer gewichtig isl
Het zal nu weldra 50 jaren geleden zijó
zegt spr. dat de Bisschoppen van Ne'
derland hun mandement in zake het onder
wijs uitvaardigden. Wie wil vragen naar d®
resultaten daarvan, hij zie naar het jaar
boekje van den R.K. Schoolraad, dat zul1'®
rijke vruchten laat zien. Maar toch, tóch
zien nog niet alle katholieken het greote,
overtreffende belang van het Roomscke on
derwijs in, toch zijn er zelfs nog onder
meer-ontwikkelden, die vaak om bijkom
stigheden -bezwaren hebben tegen do
Roomsche school, en hun kinderen zenden
naar de niet-katüolieke
Zelfs dreigt er dat wil spr. hier nog!
opmerken het gevaar, dat door ij ve
raars voor de ook onmisbare patronaten
te weinig waardeering wordt geschonken
aan de lagere school, alsof patronaten alles,
en de school niets ware. Vader van die
volkomen onjuiste beweging is de abbé Nau-
det, die al tien jaar geleden in de „Justico
Sociale" op volkomen onjuiste manier ver
telde: „we zijn den verkeerden weg op,
we hebben tonnen gouds uitgegeven voor
de scholen, die beter bestemd waren voor
de patronaten."
Spr. wenscht volstrekt geen afbreuk t®
doen aan de patronaten, maar evenmin al®
de patronaten gemist kunnen worden, even*
min kan de school gemist, en nooit zullen
de patronaten kunnen goed maken, wat
de school niet heeft gegeven.
Het katholiek beginsel omtrent de schoen
intusschen is duidelijk genoeg: het is go*
steld in de ,48ste stelling van den Syllabu®
van 1864, die zegt dat katholieken nooit „hun
„goedkeuring kunnen hechten aan een wij z0
„van opleiding der jeugd, welke losstaat vaU
„het geloof, los van het gezag der Kerk,
„en die uitsluitend .of zelfs in hoofdzaak
„de belangen van het maatschappelijk Is*
„ven van dezen tijd beoogt."
Deze veroordeeiing van ucn Syllabus word"
door spr. nu verder uitgelegd.
Hier is geen sprake van de a n t i-katho-
Naar den roman van W. COLLINS.
70 (Uit het Engetsek).
Toen Johanna Grice in haar geboorte
plaats stierf, te midden van mensch en
met wie zij haar geheele leven had
gesleten, blonk geen traan in het oog
van ecu dergenen, die den stoet zagen;
de twee vreemden, die een deel ervan uit
maakten, bespraken onverschillig het nieuws
van den dag, terwijl zij in d© volgkoets za
ten en het eenige overgebleven familie
lid, di enhet toeval voor haar deur gebracht
had op den dag der begrafenis, sloeg alles
op een afstand gade, en deed geen'stap voor
waarts om haar naar haar laatste rustplaats
te volgen.
Neen, geen stap. De lijkwagen reed lang
zaam naar het kerkhof, en de toeschouwers
uit de laan vc en hem, maar Matthew
Grice stond bij liet hek, op dezelfde plaats
waar bij gedurende de geheele plechtigheid
was blijven riaan. Wat was haar dood voor
hem? Niets dan het verlies der eerste kans
Om Arthur Carr te ontdekken. Zonder mede
lijden en zonder eenige smart had zij haar
brooder's zoon even koud en onmeedoogend
en liet het aan vreemden over, haar te he
graven.
„Gaat ge niet mede naar het kerkhof, om
den afloop ervan te zien?" vroeg dezelfde
nieuwsgierige stem, die reeds tot tweemaal
toe beproefd had, Mat's aandacht te trekken.
Ditmaal wendde hij zich om en zag'hij den
«preker, een bleek man met scherpe gelaats
trekken en vlasblond haar in het gelaat. Hij
was gekleed in een geel jaehtcostuum, had
oen rijzweep in de hand en een fraaie jacht
hond stond achter hein.
„Vergeef mij mijne vraag," zeide de bleeke
man; „maar ik zag u naar het hek gaan,
en sloeg u ook gade toen de kist uit huis
werd gedragen. Een vriend van den over
ledene, dacht ik terstond hij mij zelf."
„Welnu," viel Mat hem in de rede, zoo
ik dat eens ware, wat dan?"
„Wilt gij zoo goed wezen dit in uw zak
te steken?" vroeg de bleeke man, en over
handigde Mat een kaartje. „Mijn naam is
Tatt, en ik heb mij hier sedert kort als zaak
waarnemer gevestigd. Ik wil colstrekt geen
onbescheiden vragen doen, maar als gij een
vriend van de overledene zijt, hebt ge mis
schien eenige aanspraak op den hoedel; en
in dat geval wil ik mij gaarne met nw za
ken belasten. Het is nu wel niet zooals het
behoort, dat. weet_ik wcL maar ik moet het
wel doen uit zelfbehoud. Dix, Nawby, Mill-
bury en Gutteridge, zij helpen elkander alle
maal en verdeelen met elkander de zieken,
de doöden, cle proces,-en en al wat van dien
aard is. Ik heb mij nu voorgenomen om het
monopolie van Nawby to fnuiken en zoek
nu alle zaken nit zijn handen te krijgen.
Daarom hen ik nu zoo voorbarig om n mijn
kaartje te geven." Hierop zweeg de heer Tatt
en begon met zijn hond te spelen.
Mat zag peinzend naar Johanna Griee's
huis. Zou zij niet hoogstwaarschijnlijk eenige
belangrijke brieven heb oen adbtergelaten?
En zoo hij zeide wie hij was, zou dan die per
soon hem niet behulpzaam kunnen zijn om
die machtig te worden?
„Het was een zeer geheime dame, die mi^s
Grice," hervatte Tatt, steeds met zijn hond
spelende. „Niemand dan Dix en Nawby weten
juist wanneer zij gestorven is en aan wien
zij haar geld heeft vermaakt. Het was heele-
maal eene zonderlinge familie. Er is nog een
zoon van den ouden Grice, maar niemand
weet waar die is. Zoo bij mi eens te voor
schijn kwam, dan geloof ik, onder ons ge
zegd, dat het een spaak in Nawhy's wiel zou
zijn
„Eerstdaags heb ik u een paar vragen te
doen," viel Mat hem in de rede, en wendde
zich eindelijk vah het hek af. Terwijl deze
nieuwe bekende sprak, had hij hij ziehzelvcn
overlegd, dat deze hem het best van dienst
kon zijn in het opsporen van Arthur Carr;
maar eerst wilde hij beproeven wat hij van
juffrouw Beckover te weten zou kunnen ko
men. En zoo het bleek dat zij er evenmin iets
van wist, dan was het altijd nog tijde genoeg
om naar Dibledean terug te keeren, zich aan
den heer Tatt bekend te maken, en te verne
men of de wet hem niet het recht zou gcvën
als Joshua Griee's zoon de papieren van Jo
hanna Grice te doorzoeken.
„Kom op mijn kantoor," riep de heer Tatt
verrukt uit' „ik kan u den heerlijkste bitter
en het beste bier geven, dat gij ooit in uw le-
iven gedronken hebt."
Mat bedankte onmiddellijk voor deze gast-'
vrije uitnoodiging, en keerde zonder verder
dralen naar het station terug. Al de pogin
gen van den heer Tatt, om hem dag en uur te
doen bepalen, mislukten. Hij antwoordde
slechts norsch, dat hij over eenige dagen mis
schien wel een paar vragen betreffende de
wet te doen bad, en dat de.heer Tatt dan on
getwijfeld de man zou zijn, tot wien hij zidb
wenden zou.
Zij namen van elkander afscheid aan het
einde der laan. De heer Tatt wandelde lang
zaam Higbstreet in, met zijn hond achter;
zich en Mat vervolgde snel de tegenoverge
stelde richting naar het station.
Toen hij het kerklhof voorbijging, was de
lijkstoet juist op de plaats zijner bestemming
gekomen: en de dragers tilden het lijk uit de
koets en droegen het op het kerkhof. B®
stond even stil om het daar binnen te zi®®
gaan. „Zij is haar geheele leven voor nieinau®
goed geweest," dacht hij wrevelig, toen d®
laatste bidder het hek binnentrad. „Maar zé®
zij een paar dagen langer geleefd ihad, zo®
zij mij toch nog van dienst hebben kunne®
zijn. Er gaat veel in haar kist mede, dat te
van haar weten wilde, maar dat ik nu eigen®
anders zal moeten uitvinden. Het is een la®"
ge jachtpartij voor mij en het spoor
slecht te volgen; haar dood heelï het mij
moeilijker gemaakt. Met dezen
nog
scheid.-.groet keerde hij de kerk den rug to^
Terwijl Ihij zijn weg naar het station ver
volgde, haaide hij den brief van Jane Hol'ld'
worth uit zijn zak, en beschouwde aandac®'
tig hét haar, dat er in besloten was. j
Het was cle vierde of vijde maal dat hij uj
deed in de weinige uren, dat hij den armba®
van Mary Grice ill zijn bezit irad. an
tijd af, koesterde hij de onbestemde overt®
ging dat het bezit van Arilmur Curr's h»
hem op eenigeriei wijze in staat zou
Carr zeiven te ontdekken. Hij wist zeer g°^
dat het hem, al beschouwde hfj het baar
zoo aandachtig, voor het oogenblik van g
inut kon wezen, en alleen bet kijken er ul
versterkte hem in zijn plan en moedigde (9
aan na die groote teleurstelling, ;llii
Dibbledean ondervonden. „Zoo ik beu'
ders niet kan vinden," mompelde nel