BINNENLAND UIT LISSE UIT DE PKOVINCSE vorilt uit Stockholm geseind, dat de verdee- jng van de Nobelprijzen dit jaar evenals in JRL4 -waarschijnlijk zal worden opgeschort als fevolg van den oorlog. Men verneemt, dat len zeer bekende Engelsehe geleerde als can- lidaat is voorgesteld, die echter in dienst gesneuveld moet zijn. Üostenrijksch protest in Griekenland. De •Républikein" nit Lyon verneemt uit Athene, lat de Oostenrijkseh-Hongaarsche gezant al- laar in opdracht van zijn regeering er tegen geprotesteerd heelt, dat de geallieerde troe len landden in Saloniki en verder tegen de iezetting van de spoorlijnen Saloniki—Mo- jastir en SalonikiUskub en over het ont- «lag van het Oosteurijksche treinpersoneel. Soldaten van 15 en 65 jaar. Naar de Roesskoje Siowo meldt, zijn in Servië alle mannen van 15 tot 65 jaar onder de wa penen geroepen. Gratie verleend. De Times heeft een tele gram van de Exchange Telegraph Cy., uit Madrid, behelzende, dat de Duitsche keizer een telegram heeft gezonden aan koning Alfons, waarin wordt medegedeeld, dat gra fie is verleend aan gravin de Beileviliè, tnej. Thulier en andere Belgen, die bjj krijgsraad vonnis waren ter dood veroor deeld en voor wie Z. H. de Paus en koning Alfons tussckenbeiden waren gekomen. De U-oorlog. Een bijzondere correspondent van Wolff te Athene meldt dat een Oosten rijkseh-Hongaarsche duikboot een Itali- ftansch stoomschip in den grond heeft ge hoord. Voorts werden de Engelsehe stoomsche pen Auk, Iris en City of Berlin, die sedert het begin van den oorlog te Hamburg wer den opgehouden, tot zinken gebracht. OOR LOG S ALL E R LEI. EEN AVONTUURLIJKE REIS. De N. R CL bevat het volgende relaas van de reis van een der officieren van de Emüen, Juitenant ter zee Lauterbach, dit na een omzwer ving van 13 maanden in Duitschland is terug gekeerd. Bij de Cocos-eilanden was hij met een boots mansmaat en een machinist van de Emcen over gegaan naar het kolenscnip van een kruiser. Dit BCtnp kreeg bevel om in ne nabijheid te kruisen en op de Emüen te wachten. Toen het wachten eenige weken geduurd had, begreep men op het kotenschip, dat de Emden verloren was. De leeftocht was bijna op. men moest van rijst en aardappelen leven. Toen opende Lauterbach den (verzegelnen brief met orders. Hij kreeg opdracht pm naar Padang aan de Oostkust van Sumatra te varen. Juist een etmaal vóór de aankomst van het kotenschip was de Chosing, een stoomschip van den Norddeutschen Lloyd, van Padang ver trokken. Later nam de Chosing in volle zee kapitein-luitenant von Mücke en zijn mannen van de Ayesha over. In de nabijheid van de territoriale wateren seinde het koienschip om een loods, om hem naar de haven van Padang te brengen. Er doemde een reusachtig stoomschip op. Hij meende dat het een Hollander was. Maar plotseling las de kapitein den naam Em press of India. De Empress seinde aan het koien schip, dat het moest stoppen, indien dit schip het sein niet gehoorzaamd had, zou het geramd zijn. De Empress zette een boot uit en verklaar de de Duitscher» tot krijgsgevangenen. Het koienschip werd daarna voor hun oogen In den gtond geboord. De Duitschers werden naar Singapore gebracht. „De inlanders daar waren den Duitschers zeer vriendelijk gezind," verhaalt Lauterbach verder. „Spoedig had ik hen zoo voor mij weten te winnen, dat een po ging om te ontvluchten moest stagen. Maar ik wilde mijn mannen in de gelegenheid stellen, om met mij te vluchten. Wij begonnen nu een onderaarcschen gang onder de prikkeldraadver sperring van het kamp door te graven. Toen ons werk bijna kiaar was, brak de bekende opstand onder ce inlanders van Singapore uit. De En- gelschen beschuldigden mij, dat ik de kleuringen tegen hen opgezet had. ik verklaar hierbij, dat die beschuldiging onwaar is. Toen de opgewon denheid weer benaard was, voltooiden wij onze tunnel, en den volgenden nacht herkregen negen van ons de vrijheid. Den heelen nacht door mar cheerden wij in de richting van de Noordwest kust Daar wij 2000 dollars bij ons hadden, lukte het ons spoedig, twee Maleische roeibooten te krijgen, die ons over de Straus naar een Hol landsen eiland brachten. Hier vonden wij andere Maleische zeelui, die ons gaarne naar de ver scheidene dagreizen verwijderde Oostkust van Sumatra brachten. Maar ook hier konden wij ondanks de gastvrijheid van de bewoners niet blijven, daar wij de Neder landsche regeering geen ongelegenheid mochten berokkenen. Na een lange reis over bloeienoe tabaksvelden en stille kotueplantages, door de schaduwrijke bossen van de gummiboomen en <k eindeiooze met alang-alang bedekte vlakten, kwamen wij in het bijna ondoordringbare woud van het moerassige kustland, aan de groene zee van Sumatra, waar weer Maleische zeelieden op ons wachtten, om ons naar Java en Celebes te brengen. Aan de kust van Celebes begaven de vluchte lingen zich in een wrakke boot. Een zakkompas was de eenige gids. 's Nachts moesten tallooze lucifers afgestreken worden, om den koers naar de naald te richten Ze stevende naar de Philip- pijnen. „Hoe wij veilig en wel door de Soeloe-zee zijn gekomen, mag de hemel weten. De boot danste als een notedop op de woelige zee." Zeven dagen na het vertrek van Celebes kreeg pen land in het gezicht. Het was Mindinaro, dat hen gastvrij opnam. De Duitschers waren zoo verbrand, dat men daar eerst niet kon ge- looven, dat zij Europeanen waren. In een kleine zeilboot staken de vluchtelingen later naar het eiland Cuba over en kwamen vandaar eindelijk te Manilla. Hier scheepte Lauterbach zich op de Japansche stoomboot lakasji Matoe naar China in. Hij zeide tegen den kapitein, dat hij een Hollander was. Maar dse scheen zijn nationali teit niet te vertrouwen en sprak maar aldoor Engelsch tegen hem. „Kan niet verstaan, ant woordde de Duitscher. Lauterbach meende, dat pen hem te Sjanghai, dat hij dikwijls als kapi tein van een Hamburgsche boot had bezocht, zou herkennen. Hij schoor bakkebaard en knevel af, draaide Sjanghai zoo spoedig mogelijk den yug toe en met twee ezels voor een oud-modiscb wagentje trok hij verder het land in, waar een vriend hem verborg. Eindelijk hoorde hij, dat een Amerikaansche boot, de Mongolia, eerlang van Sjanghai naar Japan zou vertrekken. Hij keerde daarom naar de haven terug, om zekere toebereidselen te tref- (en. In den nacht waarin de Mongolia zou ver trekken, begaf hij zich aan boord van de stoom boot en huurde een hut Drie dagen later stapte Lauterbach in Japan aan land. Hii bleef daar acht dagen onder zijn „gele vijanden" en nam toen passage op een boot naar Honoloeloe en Amerika. Een lieer, die vroeger passagier op Lauterbach's Hamburgsche boot was geweest, herkende hem. Over het 'laatste gedeelte van zijn reis liet Lauterbach weinig los. „Een vluchteling moet tegenwoordig vreemde wegen bewandelen, als hij veilig en niet herkend zijn vaderland wil bereiken." EEN ONGELOOFLIJK STAALTJE VAN PER SOONLIJKEN MOED. De Engelsehe admiraliteit en de legerstaf heb ben de gewoonte, om wanneei de koning aan een militair, hetzij hel een generaal of een scheepsjongen is, een onderscheiding verleent waarmee men in Engeland niet scheutig is een speciaal rapport te publiceererg betreffende de daad van moed, beleid ot trouw, waarmee de gelukkige zijn orde verdiend' heeft. Zoo bevatte de „Londen Gazette", het Engel sehe staatsblad, dezer dagen de vermelding, dat luitenant ter zee Guy d'Oyly Hughes, reeds houder van het „Distinguished Service Cross", benoemd was in de „Distinguished Service Or der", en daaronder volgde de reden waarom. Hieruit blijkt, dat luitenant Hughes, die dienst doet op een in de Dardanellen opvarenden onder zeeër, op 21 Augustus jl. zich vrijwillig had aangeboden om een poging te doen een kunst spoorweg, de Ismid-lijn, op te blazen. Zijn com mandant rapporteert over deze daad als volgt: „Wij hadden de boot langzaam naar de kust laten loopen. Toen wij niet verder durfden gaan, sprong luitenant Hughes in het water en duwde het lichte vlot waarop de lading ontplofbare stoffen, zijn uitrusting en kleeren, naar een plaats op ruim 60 meter aan bakboord van de boot. Zijn wapens bestonden uit een automatische dienst-revolver en een scherpe bajonet. Ook had hij een electrische zaklantaarn en een fluit bij zich. Bij het punt 'waar hij het eerst aan land kwam, schenen de rotsen onbeklimbaar. Hij ging dus weer te water en zwom, steeds zijn vlot voor zich uit duwende, langs de kust, totdat hij een wat meer geschikte plek had gevonden. Hier wist hij na een stevige klimpartij dan ook op de top van de rots te komen, en een half uur latei- bereikte hij den spoorweg. Dien volgde hij, om 't viaduct te vinden, dat het eigenlijke doel van zijn tocht was, en daar zijn dynam iet-la ding te deponeeren. Toen hij zoo 5 a 606 Meter had afgelegd, hoorde hij voor zich uit stemmen en kort daarna zag hij drie mannen, die op zij van de spoorlijn vrij luid met elkaar zaten te praten. Na dat een poos te hebben aangezien, besloot hij zijn dyna- iniet-patronen, die zeer zwaar waren, achter te laten en een omweg te maken, om het viaduct te onderzoeken Dit gelukte; het eenige ongeluk was, dat hij in het donker op het erf van een boerderij geraakte en daar het aanwezige ge dierte in opschudding bracht. Gelukkig werden de menschen niet wakker. Ten slotte kon hij op een afstand van 300 yards het viaduct gemak kelijk zien, daar er vlak bij een groot vuur brandde. Op of bij het viaduct stond een stoom machine voortdurend te puffen en er onder wa ren voortdurend menschen in de weer. Hij begreep, dat het onmogelijk was het via-' duet te vernielen. Dus ging hij terug naar zijn dynamiet, en zocht een andere plaats in de kunnen aanrichten, hij vond een kleine steenen brug, en plaatste daar zijn patronen onder. Ongelukkigerwijze zaten 150 M. van hem af, die drie man-, maar er was geen andere plaats. Zoo zacht mogelijk stak hij de lont van het dynamiet aan, maar toch had hij nog te veel lawaai gemaakt en de mannen hoorden het en stonden op. Zij kwamen snel langs de spoorlijn op hem af, zoodat een haastige terugtocht gebo den was. Na een poosje te hebben geloopen, draaide hij zich om en loste 2 schoten, maar hij scheen te hebben gemist en de achtervolging werd voortgezet. Kort daarop werd er. 2 of 3 maal op hem geschoten, maar zonder te raken. Daar er haast bij was om weg te komen, be greep luitenant D'Oyly Hughes, dat hij niet op dezelfde plaats, waarlangs hij opgeklommen was, weer langs de rotsen kon neeroalen. Dus voigde hij den spoorweg in oostelijke richting, ongeveer een mijl ver en kwam ten slotte bij de kust. Hij sprong in het water, ongeveer mijl van de kleine baai, waar de boot te water lag. Op het oogenblik, dat hij te water ging, ontplofte het dynamiet, en de stukken steen vielen dicht bij de boot in zee, ofschoon de afstand bijna een halve mijl was. Na 4 a 500 M. rechtuit zee it-, te zijn gezwom men blies luitenant Hughes op zijn fluit, maar wij aan boord van de boot, die vrijwel ingeslo ten lag door rotsen, hebben dat niet gehoord. De dag brak snel aan. Hij zwom terug naaf de kust, rustte een poos op de rotsen en begon toen in de richting van de baai te zwemmen, waar de boot lag. Gedurende dezen tocht moest hij zijn pistool, bajonet en electrische lantaarn laten zinken, want het werd hem te zwaar en hij schoot te langzaam op Pas toen hij de laatste rctspunt van de baai om zwom en op zijn fluit blies, hoorden we hem. Maar op hetzelfde oogen blik hoorde hij stemmen op de rotsen boven zich en van de kust werd geschoten op de boot. Deze moest daardoor achteruit de baai uit, en daar het mistig was, zag luitenant Hughes haar voor drie kleine roeischuitjes aan, nl. den voorsteven, net kanon en den stuurtoren, die alleen boven water uitkwamen. Hij zwom naar de kust, en trachtte dekking te zoeken onder de rotsen, maar toen hij aan land kwam bemerkte hij zijn vergissing en floot weer. Wij pikten hem daarna m zeer uitgeputten toe stand op. Hij had toen vrijwel een mijl in zijn kleeren gezwommen." DE TURKSCHE SOLDAAT. Zooals ik den Turkscben soldaat zag en zoo als Duitsche officieren hem mij schilderden, is hij een stille, taaie, moedige man, die bij een goede aanvoering gemakkelijk te leiden is, ge willig en trouw. Vóór alles is hij fatalist. Ik was verbaasd, zoo schrijft Emil Ludwig uit Gal- lipoli aan het Berl. Tagebl., toen ik zoo menigen man Verschillende malen met een gelatenheid, oosterlingen eigen, rustig, bijna langzaam zijn schuilplaats zag opzoeken, die hem beschermen zou tegen aanvallen van vliegers. Zoo groot is dit fatalisme, zoo sterk het geloof aan de voor beschikking van zijn onveranderlijk noodlot, dat hij bij het begin van den modernen Turkschen oorlog met geen macht ia de loopgraven te jagen was. Hij waa gewend in het vrije veld te staan en wachtte eenvoudig op den voorgeschre ven loop van zijn lot. Het wekt daarom geen verbazing, dat hij thans zijn loopgraven nog langraam bouwt, en de groote verliezen bij het begin yan den Dardanellen-oorlog worden toe geschreven aan dezen iegenzin in het wegkrui pen. Het handhaven van den godsdienst is voor Turkije een strategische noodzakelijkheid. Het is niet juist, wat er beweerd wordt, dat de Turksche soldaat slechts goed is in het defen sief Zijn stormaanval heeft zoo'n stootkracht, dat de Engelsehe discipline in deze vier maan den nog nooit weerstand heeft kunnen bieden aan de Turksche bajonet. Den zevenden September landden de nieuwe Engelsehe divisies en be stormden met bravour de ICodscha Tschemen Dag, dm bijna vier honderd meter hoogen heuvel, gelegen op het nauwste punt van het schiereiland, waarvan de kaart de artillerisiische beteekenis duidelijk toont. Het slimme plan van lord Hamilton was de zuidelijke groep af te snijden en van dezen heuvel de Dardanellen te bestrijken van Tsanak en Nagara. Toen zijn den volgenden dag de Turken, die voor de verrassende overmacht terug geweken waren, in stormloop tegen den heuvel opgerukt eri zij hebben er den vijand afgeworpen, tot dicht bij de kust. ik heb op dezen taaien heuvel rond gereden en de verzekering der officieren, dat hier alleen met onverschrokken, moedige man nen een groote meerderheid teruggeworpen kon worden, wordt spoedig bevestigd door de moei lijkheden, die het terrein biedt. Zulke stormaan vallen worden ook geprezen door onze officieren, die in het westen en het oosten heel wat be leefd hebben en stellig is hierbij het fatalisme een aanvurend motief voor den Turkscben sol daat, zooals bij ons het vertrouwen op God, al spruit dit uit eer. ander en beter gevoel voort. In de bijzondere antipathie, die de Duitschers koesteren jegens de Engelschen. waardoor zij de Engelsen en aan het hoofd van hun zeven vijan den plaatsen, wordt door de Turken gedeeld. De Franschman brengt hun niet in woede. De En gelschen haten zij. De Duitschers op Galiipoli hebben het moei lijk. De afstand van het centrum van den Duit scher. oorlog drukt te zwaarder op hen, naar gelang zij vroeger aan den oorlog deelgenomen hebben. Het is verbazingwekkend hoe kalm zoo'n Duitsche onderofficier vertelt: In Augustus stonden wij voor Namen, in September in Oost pruisen, in October voor Lodz, daarna bij Kra-- kau, toen weer voor Lodz, in het voorjaar in Frankrijk, daar was het goed. En nu hier. De Turk heeft alleen brood noodig, uien en olijven. De Duitschers meer! DE TONALE-VESTING. De oorlogscorrespondent van de National Zei- tung in het Oostenrijksche perskwartier schrijft: Nergens kunnen de Italianen hopen een bres te breken in den sievigen burcht Tirol. Voor hen gesloten is de Valsungana, waartegen zij verschil lende malen optornden, verhinderd is 'n door braak in 't gebied van het Gardameer, gesloten 't Stilftser Joch, waarvar. zij de gletsjers nooit zul len nemen. En wanneer men den breeden, mooien pasweg opgaat, die naar de Tonale leidt, zal men heel sterke overtuiging krijgen, dat het nooit gelukken zal hier door te breken. Breed spreidt zich hier het groenste van alle dalen uit, waardoor het heerlijk marcheeren zou zijn voor Beragiieri en Alpini, indien niet de Tiroler 'wacht uit de hoogte elk stukje weide, eiken stap beheerscbie En al zou niet uit de hoogte op eiken voetganger gevuurd worden, dan nog zou 't dal geen onschuldige wandeling bie den. In het omgehakt bosch, het dichte hout is het moeilijk gaan. nissen overat, hie zich dui delijk' kenbaar maken bij de geringste aanraking. Overdag zijn alle dalen te overzien, 's Nachts kan de vijand niet voorwaarts komen, zonder zich zelf te verraden, door het leven, dat hij maakt. En dan zouden de greote zoeklichten beginnen te spelen, nu eens van dezen bergtop, dan van gindschen. Het is een hopeloos werk voor den vijand deze stelling te nemen. Beschermd door hun bevestigingen, hun dekkingen, hun prikkel draadversperring siaan onze troepen in hun ber gen in een niet in te nemen vesting. En zoo vol komen is hier de mimicry, dat men de bevestigin gen niet met het bloote oog zien kan, nauwelijks met den kijker. De schuilplaatsen der troepen zijn niet te vinden, want de berg heeft deze plaatsen in zich opgenomen. In de rotsen zijn diepe kazer nes gebouwd, Men boorde en liet steen springen. Gangen van dertig meter lengte loopen in den berg En daar splitst zich de gang in gangetjes, rechts en links en vormen een labyrinth. Hier wonen onze mannen.. In den berg hebben zij keuken en kamer, licht en warmte. Niets kan hen uit deze rotswoningen verdrijven. En wanneer hoog boven hun hoofden de zware Italiaansche granaten zingen, dan kun nen de beschotenen niet eens glimlachen, want zij hooren het bombardement niet. Nu is alles rondom nog groen. De herfst heeft het landschap ietwat gekleurd. Maar de winter is op komst. Om de bergtoppen hangt de nevel, die reeds naar het dal sluipt. Een paar weken nog en dan komt de eeuwige sneeuw van de glets jers naar het dal. Dan zal het marcheeren ge staakt worden, zoowel voor vriend als voor vij and. En hij kan alleen van de ski bebruik ma ken. Wie van de Oostenrijkkers hier aan het front staat, is reeds lang een geoefende skt-loopper ge worden. Voortdurend hebben zij zich in deze sport moeten oefenen. SIKHS EN GURKHA'S. Bernhard Kellermann geeft in be* Tagebl. do volgend© beschrijving "fan m Duitsche gevangenschap geraakte dikhs en Gurkha's. De Sikhs loopen heen en weer op hun hooge gezeIlen-beeoen- '1 horken om een twijgvuur. Groot, 8, brui ne gezichten met zwarte krulbaarden, de turban, geel, blauw, gedraaid om het brui ne voorhoofd. Zij zwijjf®n\. n kastanje bruine oogen glanzen. Zij ®Ua.,in gedachten verzonken. Dit Europa, dat zy alleen ken den van hooren zeggen, heeft hun tot pein zen gestemd. Zes honderd vah zutke bruine knapen Liggen tusschen de loopgraven bij Aubers. Het ging te vlug- Den paar offi eieren zijn onder hen. Zij dragen een paar strepen op de leemgel® hemdblousea van de uniform. Andera onderscheiden zij zich niet van hun kameraden- -"ij zijn stil, voor naam en mooi. Met de Gurkha's Is het anders gesteld. Zij zijn een kop kleiner dan de Sikhs. Het zijn Eskimo's, Japanners, Tibetanen. In- diê is met hen uit. Mongolië begint. Zij rijn bruin, hebben grove botten, geele schuine oogjes met onzuiver wit om de puplL Het zfjn knapen, die men voor alle mogelijke beroepen gebruiken kan. Zoo zien ze er althans uit. In vredestijd kunnen het goed moedige, onschuldige menschen zijn, in den strijd valt er stellig met hen niet te spot ten. De Enge lachman weet, wat hij aan hen heeft. Zij dragen aardkleurige, turbanach tig© wollen mutsen, windsels om da boenen. I teem bruine uniformen men tasschen op ere borst. Maar zij zien er absoluut niet mili- i tair uit. „Ghurka, Ghurkal" Zij moeten aantreden om geteld te wor den. De Gurltha-onderofficier kakelt een commando. Hij ziet er uit als een zwarte Japanner. „Ghurkha, Gurklial" Zijn oogen fonkelen van opwinding, hij beeft van het gewichtig doen. Zijn mannen zijn gruwe lijk langzaam. Het is een verschrikkelijk werk hen in drie gelederen op te stellen. Eindelijk staan ze, zonder de minste mili taire houding. Ze zien er allen onverschillig en stomp zinnig uit. Zij hebben het goede humeur verloren. Ze hoesten voortdurend. Het Eu- ropeesehe klimaat is hun slecht bekomen. De kleine, zwarte onder-officier schuift hen in het gelid en nu staan ze er allen met! de zielige uitdrukking van den Aziaat op liet gelaat, het bruine gezicht vol rimpels en plooien. Hun namen worden opgeroepen. Velen schijnen vergeten te zijn hoe zij heeten. Of zij slapen. Het duurt oneindig lang voor zij zich meiden met een husur of tchich, wat beteekenen moet: hier ben ik. Het appél is gedaan. Zij zijn geteld en gere gistreerd.. En nu steken zij allen geeuwend de armen omhoog. Het geheele Gurkha-ie- ger gaapt. Intusschen hebben de Sikhs aan een touw twee schapen gebonden. Zij gaan met zachte, groote Stappen, als menschen, die gewoon zijn in sandalen te loopen. De schapen trippelen gehoorzaam achter hen aan. Bij een waterkuip, waarin zoo juist een vieze Schot zijn vuil© vogten wiesch, houd%n zij stil en het slachten moet be ginnen, De dieren moeten de koppen naar het oosten wenden, maar de Sikhs kunnen het niet eens worden over de hemelrich- ting. Geen wonder, men heeft hen in dit Europa zoo heen en weer gesleept, dat zij duizeiig werden. Met behulp van een kompas wordt de moeilijke kwestie opge lost en de schapen wordt de keel door gesneden. Eten en drinken, bidden en slapen, dat zijn hun dagclijksche gewoonten gebleven. De oorlog heelt hun verveeld. Zij zijn hem reeds vergeten. Neen, deze oorlog interes seert hun niet het minst. Men heeft hun gezegd, dat zij naar Egypte gingen. Velen hunner kenden Egypte reeds. Het is een ander gedeelte van Inuië en men zou daar kleurlingen voor het geweer'krijgen, die na de eerste salvo's het op een loopen zouden zetten. Plotseling echter ging het niet naar Egypte, maar naar Europa, Zij moesten te gen Germany vechten. Daarvan hadden zij geen begrip. De meesten hielden Germany voor een fabriekstad, en een fabriek, waarin van allerlei gemaakt werd. Made in Ger many. Zij voelden geen geestdrift voor dezen oorlog, dat is natuurlijk. En nu danken zij den hemel, dat de ellende gedaan is. Zij eten, drinken, slapen en willen vergeten. WAT MOET VOORGAAN? In de groote pers wordt gekibbeld over de vraag: wat moet voorgaan: de herziening der Grondwet of de behandeling van nieuwe belas- sting-wetten? De vraag is niet van uitsluitend politieke be teekenis. De Staat zit diep in schulden en die schulden worden steeds zwaarder. Hoe langer men uit- stcld het zoeken naar middelen tot dekking, dee te moeilijker dit worden zaE Met de huishouding van den Staat is het ge steld als met die van een gezin. Zijn er eenmaal schulden gemaakt en wordt niet bijtijds gezorgd voor de aflossing daarvan dan worden de finan- cieele moeilijkheden hoe langer hoe grooter en ten slotte kan men er niet meer uit. Zulk een toestand brengt een gezin eronder. Ook op noodzakelijke uitgavei moet ten slotte worden bezuinigd en veel goed, wat voor de toe komst van het gezin moest gednan worden, laat men achterwege, omdat het geld koek Wij maken ons ernstig bevreesd, dat het zoo ook zal gaan met onze Staatshuishouding, wanneer niet tijdig maatregelen genomen worden om alle gaten te stoppen, om de noodzakelijke middelen voor noodzakelijke uitgaven te verkrijgen. Tjjdig, dit wil hier zeggen: zoo spoedig moget- lijk; de zorg voor onze financiën gaat nu vóór al het andere. Anders zal het ons later berouwen. Zoodra normale tijden zijn teruggekeerd, moeten wij verder op het terrein der sociale wetgeving, waarop nog heel wat kostbare maatregelen te nemen zijn: maatregelen, welke voor het welzijn des volks en de welvaart van het land nood zakelijk zfjn. En wij vreezen met groot© vreeae, dat, indien op dat moment onze schuldenlast zoo buitengewoon zwaar geworden is ■L— het aantal voorstandera van zulke gezond» wetge ving zorgwekkend verminderen In plaats van vermeerderen zal. Daarom meenea wij, dat de belastingwetten moeten voorgaan, al zitten aan de Grondwets herziening de groot© volksbelangen vast van mne hetere kiersrechtregeling en het recht doen tan ons bijzonder onderwijs. Wij redeneeren eenvoudig als een verstandig huisvader; zoolang er groote schulden zijn kan >r weinig of niets terecht komen van nieuwe litgaven; leven wij onder de noodzakelijkheid van bezuiniging en dat is de krachtigste rem tegen den socialen vooruitgang. brieven uit lisse. Onze brievenbestellers zijn niet best gemutst over de nieuwe maatregel van bestelling op Zon dag, welke morgen In werking zal treden. Dan toch zal de post welke te half negen bin nen komt, moeten worden besteld. Behalve de besteller welke des morgens te half zes in dienst komt, komen er twee te half acht. Dit beteekent zooveel als dat men bij deze nieuwe regeling onmogelijk de H. Mis kan bijwonen. Waarom deze nieuwe maatregel is ingevoerd? Ja ziet ge lezers, er zijn alhier ^jftien néa van de Nieuwe Rotterdamsche Courant. bladen nu komen eerst md de post yan 'half negen binnen. Tot heden werden deze bla-J den, door hen welke op het nieuwste nieuwal gesteld waren, tusschen één en twee uur aan het' kantoor afgehaald. j Thans is er echter één dezer vijftien abonnéV welke zijn lijfblad wil bezorgd hebben en schijnt'' den directeur bewerkt te hebben tot deze nieuwe i regeling over te gaan. Wij hebben eens geïnformeerd wie deze voor-) stander(?) van Zondagsrust en Zondagsheili ging toch wel is. j En wat is ons gebleken? Niets meer en niets minder dan dat het hier' is de man die enkele jaren geleden belust was op een raadszetei, een vrijzinnig kopstuk; die man die, was hij toentertijd gekozen geworden, ons met een enkelen slag zou bezorgd hebben „een electrische tram" op het baanvak Haarlem —Leioen; een waterleiding, rioleering, enz. enz.:' ja, hij was zoo °p-en-top een arbeidersvriend, en zag zoo goed de sociale nooden en gaf zich voor als de pionier om deze op te lossen, dat hij de arbeiders in een vloek en e«n ZUcht zou helpen aan goede woningen door middel van de wo- ningvereeniging „Volksbelang". Wat 'n mensch toch veranderen kan. Thans zou men zeggen heeft hij 't rokje omgekeerd. Wel weten we cat hij niet paapsgezind is, maar zou hij nu zoo'n papenhater zijn dat het zijn bedoeling is onze drie katholieke postmannen in hun heiligste overtuiging te willen treffen? Is 't bovendien niet treurig dat ter wille van één persoon een tak van dienst zoodanig moet. worden verzet oftewel uitgebreid, dat anderen daardoor niet hun plichten kunnen waarnemen! Wij verwachten echter dat onze postmannen, die ongetwijfeld allen georganiseerd zijn, ter bevoegder plaatse stappen zullen doen om dezen voor hen zoo te onpas komenden maatregel inge trokken te krijgen, terwijl we bovendien ieder weldenkend inwoner in overweging geven des Zondags geen bestelling te willen in ontvangst nemen. Wij hadden 't hierboven over „allen georga niseerd" 1 Kijk, dit moesten onze Roomsche middenstan ders ook allen zijn. Het wil me echter voorkomen dat er in deze categorie van zakenmenschen nog maar bijzonder weinig pit zit 't Was toch wer kelijk treurig zóó weinig middenstanders de vorige week op de propagandavergadering aan wezig waren, waar de heer Kamerbeek, ae pio nier der middenstanders, als spreker optrad. Dit staat bij ons vast: had men den heer Kamerbeek gehoord, zonder twijfel had men zich als lid doen inschrijven. Dat ten krachtig samenwerken ook onder dezen stand noodig is, werd door spreker zonae, klaar bewezen. Welke voordeden er door coöperatieven inkoop zijn te behalen toonde hij allerduidelijkst aan. En niet aiieen ie 't in het belang van hun zeiven, doch bovendien ook in het belang hunner afne mers. Ik vond 't daarom niet eens zoo dom van die huismoeder, een arbeidersvrouw, toen ik haar tegen een buurvrouw hoorde zeggen: „Ik haal bij voorkeur mijn boodschappen bij een georga niseerd, winkelier, daar is 't veel goedkooper." Ik mengde me in 't gesprek en vroeg hoe of ze dat wist. „Wel," zegt ze, „ik haalde onlangs een half ons peper bij een winkelier welke geen lid van de Hanze is en moest daar voor betalen 10 cent, terwijl ik bij den winkelier die wèl lid is van de Hanze, voor datzelfde artikel maar 6 cent betaal." Ik vroeg haar hoe of dit te verklaren was. „Ja," was haar antwoord, „m'n man zegt dat kan dat Hanzelid zoo goedkoop geven van wege den coöperatieven inkoop," en zei zij, „zoo is 't bijna met alle artikelen." Zij vertelde ine zelfs dat haar man in zijn vakvereeniging zijn medeleden zou aansporen alleen bij voorkeui hun waren te betrekken bij georganiseerde mid denstanders, eerstens ten eigen voordeel, tweedens uit katholieke solidariteit. Zij hebben evenals de arbeiders gehoor gegeven- aan de roepstem van Pausen en Bisschoppen, om zich te organiseeren in katholieke vereenigingen en dit dient men te waardeeren en elkander wederkeerig te steunen.' Over steun gesproken! Kijk, daar heb ik 'tl*| mooi slot. Wij allen hebben gehoord en gelezen van het treurig tramongeluk, dat den werkman Baars heeft getroffen Een oppassend huisvader laat een oppassend echt katholiek huisvrouw met een talrijk gezin onverzorgd achter. Enkele in woners, wien een woord van lof toekomt, hebben j zich tot een comité gevormd en loopen thans: met een inteekenlijst, teneinde gelden in fe zame len om althans in de eerste behoefte van het getroffen gezin te voorzien. Welnu, geen huiske wordt voorbijgeloopen het penningske der arme weduwe wordt even j dankbaar aanvaard als het bankbiljet van den' i rijke. Ieder geve naar vermogen en steune mooie idée. OPMERKER. HIEEEGOM. Gemeenteraad (vervolg van gisteren). Bij punt 8, Intercommunale Arbeidsbemid deling» acht de heer Heemskerk het verkie selijker, dat voor correspondent benoemd wordt de secretaris van het werkloozen- fonds, de heer Boonstra. De voorzitter ^ïl eerst uitgemaakt zien of de Raad wensctit een correspondentschap, Dit wordt besloten. Hierna wordt gediscussieerd of de gemeen te-opzichter of de heer Boonstra correspon dent zal worden. Bij stemming wordt de heer Breedveld benoemd met 7 stemmen en 3 op den heer Boonstra. De heer Gulde- mond komt ter vergadering. Punt 9 wordt besloten overeenkomstig act prae-adviea van J3. en ,W, Bij punt 10, aanvraag om subsidie voor den kookcarüuS wordt na eenige discussies het voorstel "an B. en W. zoo gewijzigd, dat de aanvragers zelf voor het gas moeten zorgen en dat de gemeente niet f 30 geeft, doch f 50. Aldus wordt besloten. De comptabiliteitsbeslui en worden goedgekeurd na een enkele opm ar- king. Bij punt 14. begrooting gasbedrijf woidt de verhooging van 't aalaria van den Direc teur verhoogd met 7 stemmen voor. Teges de heeren Guldemond, van der Schoot, wet houder van Zanten en Heemskerk. 4nn de gehuwde .arbeiders der gasfabriek wv-rdt de duurtetoesiag ontnomen met 6 tegen 6 stemmen. .Voor het ontnemen stem ton de heeren R. VeLdh. van Zanten, weth. van Zanten, Heemskerk, Van der Schoot, Jonkheer en van (Waveren. Voor hot behoud van den toeslag de hoe ren Lommerse, Topper, Vooren en Gulde mond, Afin da bedienden der gasfabriek Gerver- spoorlijn, waai hij zooveel mogelijk schade zou fcLet üatliolielte Volk scbrijlt:

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1915 | | pagina 6