van de Openbare Godsdienstoefeningen in de R.-K, Kerken te Haarlem en Omliggende plaatsen evangelie-verklaring GELOOFS VERDEDIGING. WARE NAASTENLIEFDE. OiüO WORDEi, DE OFFICIEELE KERKLIJST Dit nummer behoort b« de „Nieuwe HaarL Courant» van 30 October 1915. De nadrnk van de berichten en mededeeflingen In dit blad ie verboden. DRIE-EN-TWINTIGSTE ZONDAG NA PINKSTEREN. Ces uit den brief van den H. Apostel Paulus aan de Philippensen; III, 17—IVi. Broeders! Weest navolgers van mij en het op diegenen, die zóó wandelen als gij ons tot een voorbeeld hebt. Want daar wandelen er velen, van wie ik n dikwijls zeide (en nu ook weenend zeg) dat zij vijanden zijn van Chris tus' kruis; wier einde verderf is, wier God hun huik en wier eer in hunne schande is, die hunne zinnen stellen op het aardsche. Maar onze wandel is in den hemel, van waar wij ook als Zaligmaker verwachten on zen Heer Jesus Christus, die het lichaam on zer geringheid hervormen zal, zoodat het ge lijkvormig worde aan het lichaam Zijner heerlijkheid, ingevolge de werkkracht, waar door Hij ook alles aan Zich onderwerpen kan. Zoo dan, mijne veel geliefde en zeer Abeminde broeders, mijne vrrngde en mune kroont weest aldus standvastig in den H ^Ik bid^Evodia en smeek Syntyche, eens gezind te zijn in den Heer En ook u bid ik. oprechte medewerker! sta haar hij, die met mij gearbeid hebben in het Envangelie, met Clemens en mijne overige medearbeiders, wier namen in het boek des levens staan. Evang. volgens den H. Mattheus; IX, 1826. In dien tijd, terwijl Jesns tot de scharen sprak, zie, naderde er een overste, die Ilem aanbad, zeggende: Heer! mijne dochter is zoo even gestorven; doch_ kom, 1eg uwe raakt, zal ik genezen." Uit nederigheid durf de zij den Zaligmaker niet toespreken, en ook weerhield de schaamte haar om in het open baar te verklaren aan welke kwaal znj leed. Maar genezing wilde zij zoeken, en het geloof aan Jesus'Almacht gaf haar in, dat zij in het geheim, zonder dat de omstanders er iets van bemerkten, de verlangde gunst zou ver krijgen, als het haar slechts gelukken mocht den zoom van zijn kleed met de hand aan te raken. Wel groot was dus haar geloof, en tot be looning daarvoor mocht zij dan ook uit Je sus' mond de verblijdende tijding vernemen: „wees welgemoed, dochter^uw^ ge oo slaap, waardoor zij uit de verdrukking van dit leven overgaan naar de rust der eeuwig heid, zij sluimeren in om te ontwaken in den schoot van God. Gelukkig zijn zij aldus te noemen die in den Heer sterven, want kostbaar is hun dood in Gods oogen en hunne werken volgen hen na. Trachten wij allen zulk ©en dood, den dood der rechtvaardigen te sterven, en dan zullen wij ook zorgen het leven der recht vaardigen te leven. ia™n "a'n bloedvloeiing leed, naderde Hem want het meisje is met dood, maar ."'teren en raakte let boordsel van Ongetwgfeld wae het meisje gestor- ------- - ven, maar Jesus wilde hier zeggen, dat haar Zijn kleed aan. Want zij zeide hij zich zelve: Indien ik slechts Zijn kleed zal hebben aan geraakt, zal ik gezond zijn! En Jesus, Zich m keer end en haar ziende, sprak: Vertrouw, u gezond gemaakt." En van dien stond af, En de kleine in z'a wieg begon sterker te as zij gezond, nadat zij 12 jaren lang aan reutelen. Haastig nam de vader het kindje op trnttUfnTi inn z'n armen en hield het onder de kaars, in den hals van een groene flesch bevestigd. Hij wordt blauw!kreet de moeder „Arme kleine, ach, hij zal stikken!" Natuurlijk moet hij stikken!... - het is de kroep! „Wat te doen?" riep de gefolterde moeder en balde met'dreigend gelaat hare vuisten, als wilde zij het noodlot uitdagen, „Ja wat te doen?" En de vader, een werkman in de ijzergieterij, met vereelte handen, een rood sociaal-democraat, in het dagelijksche leven een ruwe kerel, begint het kindje op z'n armen te wiegen, terwijl hij het vertrek op en neer wandelt: hij tracht zn ruwe stem zooveel mogelijk te verzachten en fluistert: „M'n KareltjeT... verlaat ons niet... We houden zooveel van ie dat weet je immers! - Voor jou heb ik altoos gewerkt!Wanneer je nu heengaatach, wat dan?----" i Terwijl hij zoo spreekt, neemt de crisis toe. Het lichaam van het knaapje kronkelt zich als een getrapte worm; het spert den mond wij open, als snakte het naar lucht; *ra P achtig toegeknepen handjes plukken aan van z'n nachtponnetje, schrammen z de aan de spelden van z'n bakerpa eens ziekte geléden had, die de krachten van haar lichaam had uitgeput, en voor welker genezing zij al hare bezittingen vruchteloos had opgeofferd. Ook Jaïrus is voor ons een 6terk sprekend voorbeeld van een levend geloof. Wij verge ven het den bedroefden vader gaarne, dat hij verlangde dat Jesus in zijne woning zou komen, om het gestorven kind de handen op te leggen, alsof Jesus' tegenwoordigheid of persoonlijke aanraking gevorderd werd om het wonder te verrichten Maar toch zijn geloof was groot genoeg om zich tot Jesus te spoeden, en na alle mid delen te hebben uitgeput, van Hem de gene zing en zelfs de opwekking van zijn kind met vertrouwen af te bidden. En Jesus zou ook zijn geloof beloonen, door hem de ver hooring zijner bede te schenken. „Toen Jesus in het huis van den overste gekomen was, en de treurpijpers gezien had en het misbaar makende volk (dat volgens de gewoonte dei- dood niet onherroepelijk, maar slechts voor een korten tijd was, gelijk aan een slaap die weldra zou eindigen, en dat Hij haar inder- T-oen Jesus nu in het huis van den overste gekomen was en de fluitspelers en de mis baar makende menigte zag, zeide Hïi: Gaat iieeB want de jonge dochter is niet dood. maar slaapt! En zij belachten Hem. En als nu de menigte uitgedreven was, ging Hu /binnen en vatte haar bij de hand. En de jonge dochter stond o.p Deze mare nu werd ioor die gansche landstreek verbreid 23ste ZONDAG NA PINKSTEREN. Twee wonderen van Jesus' Almacht wor den 0I1S 'n Evangeli0 van dezen dag ver- haald maar beide zijn door Jesus verricht, om liét geloof van ben, die er door begun stigd werden, te beloonen en om ons te lee- ren dat het geloof noodzakelijk ie om ver- .-nn ziin gebed te vinden, maar ook datwbT als wij het geloof hebben, alles kun nen vragen en het ons zal gegeven worden- Een zeker overste, Jaïrus genaamd, kwam tot Jesus, om van den gmoten Wonderdot, ner de genezing zijner zieke dochter ol n naar zienue, vl;it dien el zou gaan opwekken. Zoo dochter, uw geloof heeft u gezond gemaakt. Jos,ls ook la)er van Lazarus dat hu En de vrouw was gezond van dat uur ah wae Lazarus, zooals dezelfde Evangelist ons verhaalt, reeds vier dagen gestorven en begraven, en had zelfs liet be derf van bet graf zich reeds van hem mees ter gemaakt. Nadat Jesus alle aanwezigen verwijderd had, en met het kind en hare ouders alleen was gebleven, vatte Hij hare hand en zeide haar: Ik zeg u, sta op" en op. het zelfde oogenhlik keerde de ziel terug in het lichaam en het meisje stond op en leefde. En hoewel Jesus, volgens den H. Marcus, aan de oudere geboden had dat niemand dit zoude weten, daar Hij de toejuichingen niet wilde, die Hem zeker zonden ten deel vallen, wanneer dit wonder ruchtbaar werd, zoo konden de ouders tocli, in hunne begrijpelijke dank baarheid en blijdschap, er niet over zwijgen, „en de mare hiervan"giïtg uit over geheel 'het land." Vele schriftverklaarders zien in liet gestor ven kind een zondaar afgebeeld, die met den goeden wil bezield is, om uit den geestelijken dood op te staan. Evenals de menigte eerst uit bet sterfhuis verwijderd werd, zoo moet ook die zondaar eerst zieli afscheiden van het gewoel der wereld, en dan zal Jesus hem bij de hand vatten, hem de krachtige hulp Zijner genade schenken, en hem uit den dood uer ue „_j+ l,om bidden. Terwijl hij bij Jesus was, word de tijding gebracht, dat zijn dochtertjeree overleden i», en hij dus den Mees.er langer moest lastig vallen; maar hij laat opwekken om een nieuw leven te beginnen, door die tijding zijn geloof en vertrouwen Meer algemeen aangenomen echter is de niet aan het wankelen brengen, en vraagt verklaring van hen die meenen, dat de ge nu aan Jesus haar het leven te schenken, storven dochter van Jaïrus 'n afbeelding is Eu de Zaligmaker, die zijn geloof wil beloo- j van den dood der rechtvaardigen. Ram dood nen, maakt zich Kereed om met hem te gaan, Uvas boven allen twijfel zeker, en toch zeide toen de zieke vrouw tot Hem kwam en eerst de Godmensch, dat haar dood niets andere hare genezing afbad. Deze vrouw bad een was den een slaap. Eveneens is de dood der plan gevormd, dat haar door een levendig rechtvaardigen. Neen, de zieken der recht- uc geloof was ingegeven, ij ïad voorzeker vanvaardigen sterven den eeuwigen dood niet, voorzichtig draven vele wonderen 00 pt-„Je*p gehoord,maar staan onder de beschermende hand van maar dat een hJesus of Tas God A1 m°Sen kortzichtige of ongeloovige door het enkel sa door haar nitS ,wereldlingen meenen, dat met hun dood al- C clclil UC bUC1ÜC11 Vdll A 11 1 „Maar," roept eensklaps de moe^ - richtend en wanhopig starend, „waaion - dokter?" „Die woont hier te ver vandaan en komt nu nietDe bakker rijdt om vier uur hier voor bij, dan zal ik zeggen, dat hij hem mee moet brengen, koste wat kost. „Ja maar, om vier uur is de kleine al lang dooa! De moeder hurkt nu aan het voeteinde van de wieg in een hoek; bidden kan zij niet meer; in hare machteloosheid huilt ze van woede en slaat de nagels diep in haar gezicht. De man is naar buiten geloopen, zonder te weten waarom. Het geheele land ligt onder een onafzienbare lijkwade van sneeuw te sluimeren, en de sombere, ijzerige lucht schijnt bij voorbaat, elke bede af te slaan Trouwens aan bidden "denkt hij heelemaal niet. Toch denkt hij op het oogenblik'ergens aan: Wanneer het 't juffertje ginds op het kasteel betrof, dan zou heel het land op de been zijn; dan waren alle ramen verlicht, alle dienstboden buiten adem; de telegraaf zou niet stilstaan, extra-treinen zouden alle dokters uit Parijs naar het dorp brengen! Maar zijn Kareltje? Dat is slechts vleesch voor de machines, voor de fabrieken En in het duister beschouwt de man de reus achtige, stille schaduw, welke het kasteel aan den anderen kant vanRden heuvel vormtDie slapen daar al te maal als mormeldieren, terwijl hij.Rampzalige ellende!.Alsof het niet genoeg ware, zich al te beulen voor z'n dage- üjksch brood!.... tn bij dat denkbeeld grijpt hij z'n pet met beioe Handen en slingert die in een aanval van woede naar den grond. Het rijtuig komt nader, rijdt langzaam voor bij door het lange schijnsel vag licht, dat beide lantaarns op de sneeuw en de armzalige hut wer pen, vliegt de moeder met ontsteld gelaat en waanzinnige oogen naar buiten. „De dokter?" roept ze „De dokter!" en dit zeggende haalt haar man medelijdend de sthouders op„de dokter?... voor ons?Nu nog mooier." Evenwel wordt het portierramp je van het rij tuig fluks neergelaten; een klein, zeer zachtmoe dig maar ook zeer vastberad'en hoofd, door een hoogen bontkraag omgeven, duikt op en be schouwt een oogenblik die wanhopige gedaante, wier loshangend haar in den ijskouden wind heen en weer fladdert, en den man, die in de schaduw uitdagend en zwijgend daar staat. „Koetsier, houd stil," beveelt de eigenares van het kasteel en doet het portier open. Vervolgens Het is tien dagen later en wij bevinden ons op het kasteel. De dokter is zooeven vertrokken, en na eer half uur weerstand te hebben geboden, heeft hij zijn geheim prijsgegeven: de kleine eigenares van het kasteel is ten doode opgeschreven. De kroep, die zij ginds in de hut van den werkmaD heeft opgedaan, moest wel js waar wijken voor het haar ingespoten serum, doch daar een ver hoogde dosis noodzakelijk was, ontstond er her senontsteking. Nu gebeurt het. dat de dood in honderd gevallen honderdm ral overwinnaar blijft, of althans acht en negentigmaal Mevrouw de gravin v. B. is verloren. Zoo is het. „Clara" is een keutig schrijf lessenaartje, dat de eigenares van het kasteel „Clara" doopte, ter herinnering aan een dierbare vriendin, die jiet haar schonk. Het sierlijk ding van ingelegd eb- treedt zij met de vrouw van den proletariër diens benhout met kristallen flaconnetjes bevat hetgeen woning binnen. Een oogenblik daarna buigen zij op aarde als haar liefste en dierbaarste goed zich twee vrouwen over een wieg; een adellijke beschouwt: de laatste brieven van haren echtge- schoone dame, wier zijden kleed zachtjes ritselt,noot, het eersteeenige schrift van haren en de andere, een bleeke, magere werkmansvrouw zoon met de onbeholpen schrijfoefeningen met kommervolle trekken. j twee rozenkansen.een kruis, eenige sieraden. Uit den hoek kijkt de man toe met de handeneen paar reisalbumseen Navolging van in z'n zakken. i Christuseenige photographieën, doch zee» De eigenares van het kasteel spreekt vlug met j weinige. op elkaar geklemde tanden„Twee mosterd pleistersaan de beenenwatereen bordje, zoohet hoofdje wat hooger! Azijn. schrei toch zoo niet. Wij zullen hem redden, ik heb alreeds erger dingen gezien." Maar de dood schijnt met zijn beenderige Dat alles spreekt, verhaalt van haar leven „Weet ge 't nog?fluistert elk ding in hare koortsig heete vingers haar toe„Herinnert gij u nog?" Of zij het weet, of zij het zich herinnert! Juist daarom glimlacht zij bijna als zij denkt klauwen méedoogenloos den hals van het arme aan de groote reis. De Heer roept zijne lieveling schaap al nauwer te omsluiten, juist alsof hij de vroeg tot Zich. Waarom lang de kruimels te ver- geruststellende woorden der jonge gravin wilde zamelen, als een paar uren later het feestmaal logenstraffen Het kind is niet meer blauw, maar paars ge- des levens een koninklijk maal is? Toen zij het laatste Oliesel had ontvangen. worden. Bij de toenemende aanvallen van ver- bedankte zij den priester„Niet waar, u zaf stikking schijnt het alsof de oogen uit het hoofd een weinig voor me bidden?" puilenEn de dokter komt nog maar niet.! „Neen, veel!" Terwijl de vader in verschrikkelijke foltering i „Ja, veel, als 't u belieft.Zeg, dat het voor- toekijkt, maakt de kleïjie eigenares van het kasteel bij is, eindelijk voorbij!.... Dank o God!.... haar sluier los, doet haar hoed' af, trekt.de hand- Eerwaarde, heeft u wel eens over de woorden schoenen uit, werpt haar balmantel op de koude van den H. Paulus nagedacht: „Ik verlang ont- kachel en verlangt „een lepel, neen, een kleine bonden te worden?" Ziet u, ikmaar wellicht zoohoud nu z'n hoofd' vastveel vas- is het beter, het niet te zeggeno, wat lijd ter!...." lik!...." Nu maakt de jonge gravin het kruisteeken, En haar bleek gelaat, door het donker goud dwingt het einde van den ijzeren lepel tusschen van heur haar omlijst, zinkt in de kussens terug, de op elkaar geklemde tandjes, opent den mond,Dan fluistert zij, alsof ze geheel alleen is en die zich als een darm samentrekten nu voor het oogenblik aan de werkelijkheid schijnt zuigt zij langzaam, mond tegen mond, lip tegen ontrukt: „En als er ten slotte toch niets bestond? lip gedrukt, in een verschrikkelijken kus de doo- Niet! niets!.Ik zou dan geleden, bemind. delijke slijmvliezen op, die het strottenhoofd slui-aan m'n ziel gewerkt hebben voor niets? ten, en spuwt ze uit op den grond, terwijl de Op den keper beschouwd is dat niets toch nog moeder met wijdgeopende oogen haar aanstaart, beter dan het levenNeen, neen mijn Goa, vlak bij Een vader, die nog altijd zwijgend en dat is eene bekoring, gelijk Gij in den hof van met dien leelijken trek om z'n mond toekijktj Olijven hebt ondergaan. Ja, ik geloof in U. „Zoo," zegt ze, „nu schijnt het den kleine al Gij zijt daarvlakbij mij.. onzichtbaar.. beter te gaan." 1 Ook gij geheimzinnige engel des doods, zijt er. Voor een gebroken spiegel, die door twee spij- en ook gij, mijne dierbaren!O, 't is of m'n kers onnoodig bijeengehouden wordt, zet me- hoofd zal bersten God ontferm U mijner., vrouw van B., de eigenares van het kasteel, die ontferm U mijner!.. nu zeer bleek is, met trillende hand haar hoed weer op In hare omgeving zwijgen allen, moe iets dat Hij vroeg, dit was zelve: Iet voor lll?a geëindigd is, en hun verscheiden „Dat - dat gaat het kasteel van dier vernomen. Toch beslu U v aange- vcn° vernietiging is, zij leven bij God en le- rijke daarboven, de arbeider werktuige- „als ik alleen Zijn kleed sal hebben aanPe ven Voor oeuwjg» }fi aJ]g een zoete lijk. Eensklaps komt boven de krakende sneeuw het rollen van een rijtuig uit.... u;j de verte klinkt de hoefslag van twee flinke paarden die voorzichtig draven op de heirbaan, blinkend' gladheid. Het &eru(:^ °ml naderbij: men het klingelen der bellen °m de halsen der paar den reeds onderscheiden. „Dat - dat g^i naar het kasteel van dien .ui.rt jflflrhnven. denkt de arhpi<-to„ van kan der en vader, die nu beschaamd de oogen neer slaat. In het vertrek wordt enkel het zachte, haast gelukkig kreunen van het geredde kind verno men. En nu komt ook de dokter. De eigenares van 't kasteel is weldra gereed; de liefde zuster is weer de vrouw van de wereld geworden. „Dank u, dokter, dat u terstond geko- men zijt.... Beste vrouw, och bid' een weinig l voor mij morgen zal ik laten vragen, hoe de kleine het maakt." Zij reikt den werkman haar rechterhand met een witten handschoen bedekt „Neen," barst hij los, „mijn handen zijn te smeriglaat mij met rustik ben een ellendeling!"En lomp en ruw keert hij zich van haar af Nochtans toen mevrouw v. B. weder in haar met blauwe zijde bekleed rijtuig stapte, de paar den, die twee uren hadden staan wachten, hun weg naar het kasteel hadden vervolgd, toen de stilte van den nacht alom heerschte, toen kon men op de heirbaan in de duisternis een men- scheliike figuur waarnemen, die zich op den J o „ml r\-r\ oon ura_ En toen hare handen zich vastklampten aan de geborduurde sprei, legde de grijze priester zacht de gewijde stool op hare hand. Mevrouw v. 43. slaat hare oogen op, doch zegt niets meer."Met omhoog geslagen blik schijnt zij te luisteren naar liefli,ke stemmen: „Kom, be minde zuster, kom, Christus roept u in Zijn para dijs.... wij wachten vol ongeduld op uwe ziel. om haar op te voeren naar het oneindige lucht gebied De begrafenis had op zekeren morgen om tien uur plaats, terwijl het aardrijk gehuld was in een dikken zwarten nevel en men in de duisternis meende, dat het nacht was. Alle werklieden der fabriek stonden op een rij, van het kasteel af tot beneden in 't dorp. „Waaraan is ze gestorven?" vroeg men overal; want men had op de fabriek ter nauwemood ver nomen, dat zij ziek was. Verder achter alle anderen stapt een arbeider met z'n pet in de hand hij heeft harde, maar thans ontroerde trekken.hij loopt als iemand, die onder een verpletterenden last schier bezwijkt. De vrouw, die men begraaft, dat domme ai-uciiiJTc vrouwspersoon, zooals hij haar vroeger betitelde, grond wierp en daar iets kuste, wat op een wa- zij stierf voor hem, voor de zijnenEn zij genspoor geleek. handelde niet uit zucht naar roemze heeft Wie van ons, Katholieken, nog do vorige uitgave van den Katechismus als leerboek go- had heeft, zal zich herinneren, dat daar het Vierde- Gebod aldus stond uitgedrukt:^ „Eer uwen. vader en uwe moeder, opdat go lang moogt leven op aarde." En wie dat leerde, vóór het werd uitgelegd, heeft zeker -hij zich zelf gedacht: „nu, dan zal ik wel zorgen, dat ik héél oud word!" W*uaracb(jnlijk was 't dan ook een teleurstelling, ala on» later werd verklaar. dat er eigenlijk in den Bijbel staat: „E®r wel' vader en uwe moeder, zooala de Heer, uw God. u geboden heeft: opdat gij lang gevestigd, blijft en het u w^lga op den bodem, dien de Heer, uw God, u geeft," en dat deze woorden rich dus niet richten „tot iedereu Israëliet afzon derlijk, alsof een lang leven voor den enkel mg het loon zou zijn van trouwe vervulling van den kinderplicht, maar tot het volk" 1). En Pastoor Kortenhorst, die in de Berich ten van. den Sint-Claverbond,anno 1904, de aandacht zijner lezers vestigde op het taaie, laven van de Chineezen, als volk, alsmede op de weergalooze standvastigheid hunner instellin- gen en beschaving, aarzelt niet, als oorzaak daarvan op te geven: den buitengewonen eer-' bied en liefde, die iedere Chinees zijn ouders toedraagt. Toch zijn er wel andere Schriftuurplaatsen, die ons doen vermoeden, dat oud-worden vaak belooning gold. voor; p.ersoonljjke deugd zaamheid. in j men de belofte dZ T tenlnl'llste ^rklaart echter zult tot uwe ^Tn .am: a*JGren. f?üa,Q in. vred© ten grave gebracht in Wordt later 3) Abraham's t j°"de'dom 2)" boet het- de da» vermeld, dan heet het „de dagen van Abraham's leven waren 175 jaren. En luj werd zwak en stierf in goeden ouderdom, op gevorderden leeftijd En van den dapperen, godvreezenden Godeon staat weer geschreven: „En Gedeon, de zoon van Joas, stierf in goeden ouderdom" 4). jns. gelijks wordt van David gezegd „En hij js ge storven in goeden ouderdom, rijk aan dagen en rijkdom en roem" 5). Geen wonder, dat een vroege dood als een straf beschouwd werd do-or den Psalmist 6): „Mannen des bloeds en man nen des bedrogs bereiken niet de helft van hun dagen.'' Doch: „Grijsheid is een eerekroon, die op de paden der gerechtigheid is te vinden" 7). Zeer uitdrukkelijk werd ook Salomon van Gods wege toegezegd: „Indien gij op mijne wegen wandelt en mijne geboden en mijne bevelen onderhoudt, geRik uw vader gewandeld heeft, dan zal ik uwe dagen verlengen" 8). Uit dit alles volgt nu volstrekt niet, dat oud- worden altijd een bemoning is, noch dat dp deugd altijd met oud-worden beloond wordt. Opmerkelijk is het, dat in de Heilige Schrift meer bijzonder met „de wijsheid" herhaaldelijk een lang leven gespaard gaat.. In het Boek der Spreuken wordt d® wijsheid sprekend opga. voord met deze woorden: „Hiin zoon, vergeet mijne lessen niet en laat nw hart mijne voor schriften bewaren, want lengte van dagen en jaren levens en vrede zullen zij n aanbren gen" 9). Van diezelfde Wijsheid wordt verzo- kerd„Lengte van dagen, beeft zij in hare rech terhand en in hare Imker rijkdom en eer" 10). Elders spreekt de "ijs eid weer: „Door Mij zul len uwe dagen vermenigvuldigd en uwe levens jaren vermeerderd wor en^ 11). En Salomon zelf zegt: „Luister, m,jn zoon, en aanvaard mijne woorden, °P uwe levensjaren verme nigvuldigd worden. en weg der wijsheid 1 ik u aanwijze*1 rlm *n i zal ik u aanwijzen Nu afgezien van de verschillende beteeke- nissen, die het woor „vijskeid in de Heilige Schrift heeft, kan nlPn reeds een verklaring „iron vinden in alia ri;„*-u Schrift heeft, kan nlPn reeds een verklaring van deze spreuken v.ne en in alle die ontelbare gevallen, waarin »8X 11 tK aan wijsheid" een vroegen dóód veroorzaakt heeft. Denk eens weg: onmatigheid» on "uischheid, driftigheid, roekeloosheid, en m 0 andere onwijsheden en oPIl ATI 7Att J 1» i roekeloosheid, en aH0 andere onwjslied en en zeg me, of de menschen zonder die beulen niet langer zouden leven Wie was ook weer die oude man, die, in zbn 1 Ode jaar, op.de vraag, i.sc Itt n r>T> L1 Nu kunnen we vragen: is de buitengewoon hooge leeftijd der Patriarchen vóór den zond vloed dus toe te schrijven aan buitengewoon groote deugdzaamheid of buitengewoon groote wijsheid Dat beide er toe hebben bijgedragen, wie zal het ontkennen? Maar toch, het verschil tn*. schen 700 800 jaar ond worden, en wat van Vozes af tot heden toe een gezegende ouderdom heet, 90, 100 jaar, is te groot, om niet nog naar andere verklaringen te zoeken. Immers, onmid- deiijk na den tijd der patriarchen tot nu toe, blijft ook voor de deugdzaamsten en uitmun tendsten in wijsheid waar, wat de Schrift zegt: „De dagen onzer jaren bjj elkander, het zijn zeventig jaren, en bij groote krachten tachtig jaren, en wat daar boven gaat, is afslovmg en smart.... 13). Het getal van 's menschen da gen is honderd jaren op zijn hoogst; als een druppel water uit de zee worden zy gerekend, en als een korrel van de ^andwoestyn, zoo kort zijn zijne jaren tegenover den dag der.eeuwig heid" 14) Hoe komt het dan, dat men m de eerste tijden 7, 8, 9 maal ouder werd? Zeer veel invloed op den langen levensduur schrijven de geleerden toe aan de gesteldheid 'van de lucht, aan den aard van 't klimaat, aan den eenvoud en de kalmte van levenswijs. Sommigen meenen, dat men in die hooge leeftijden een overblijfsel zoeken moet van den 'paradijstoestand. Vóór hun val waren Adam en Eva in 't bezit van de bovennatuurlijke gave der onsterfelijkheid, en tevens bestond, binnen hun bereik, een voedsel de vrucllt name]«k van den boom des levens dat hun lichaamskrach ten vrijwaarde van ondergang. Welnu, zeggen zij, kan dan niet het eerst ouderenpaar uit het paradijs getreden zijn met zulk een buitenge woon duurzame lichaamsgesteltenis, dat deze nog op de nakomelingen in talrijke geslachten is overgeplant, totdat eindelijk na den zond vloed de •lichamoltike toestand der menschen tot die normale gesteltenis, is afgedaald, die baar van nature toekomt? Om dezen uitleg nog aan- n'emeln'ker.te kennen, misschien ook al meit het oog op de reuzen, waarvan in do vroegste t(jden sprake is, en op de groóte dieren en plan ten uit den vóórtijd, dat de lichamen der eer ste menschen buitengewoon groot en Krachtig waren: deze grootte en kracht zou dan tegelijk met bovengenoemde duurzaamheid langzaam zijn afgenomen. Wü voor ons zien in de hooge leeftijden der aartsvaaders een bijzondere leiding der Godde lijke Voorzienigheid. Immers voor de snelle verbreiding van 't menscheljjk geslacht, voor inrichting en bevesiging van goedgeordende sa menleving, en niet het minst voor de stand vastigheid van do overlevering der Goddelijke openbaring kwam een lange levensduur uit stekend te stade. Volgens de cijfers, die de Bij bel ons levert kon Adam zelf zijn nakomelingen onderrichten tot in den tijd, dat Lamech leefde (zie het lijstje in het vorig artikel), kon La mech als ooggetuige van Adam spreken tot in den tijd van Sem, en Sem van den door hem meebeleefden zondvloed verhalen aan Abra ham. Wanneer wij nu weten, dat de Patriarchen niet alleen de overbrengers waren der Godde lijke Openbaring in Adam's tijd, maar volgens de toenmalige zeden, met de vaderlijk0. °°k de vorstelijke en priesterlijke macht in zich veree- nigden, en deze niet weinig in aanzien kon stij gen door zulk een langen levensduur, dan zul len al deze gegevens zelfs een ongeloovige, die aan den Bijbel alleen maar menschelijk gezag toeschrijft, tot de erkenning dwingen, dat dia booge leeftijden te goed passen in het kader der overige geschiedkundige bijzonderheden uit dien tijd, om ze zoo maar naar het rijk der fabels terug te wijzen. J. ZEIJ, S. J. 1) Van den Sinal, door J. P. y. Kasteren S J. bladz. 58. 2) Schepp. 15,15. 3) Sohepp 25, 79. 4) Recht, 8, 32. 5) 1 Par. 29. 28 6) Pa. 54, 24. 7) Spr. 16, 31. 8) 3 Kon 3, J3. 9) Spr. 3, 1 en 2. 10) Spr. 3, 16. 11) Spr. 9, 11. 12) Spr. 4. 10. 13) ps. 89, 1(1. J 4) Eoeli. 18. 8.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1915 | | pagina 13