van de Openbare Godsdienstoefeningen in de R.-K, Kerken te Haarlem en Omliggende plaatsen
evangelie-verklaring
GELOOFS VERDEDIGING.
WARE NAASTENLIEFDE.
OiüO WORDEi,
DE OFFICIEELE KERKLIJST
Dit nummer behoort b« de „Nieuwe HaarL Courant» van 30 October 1915.
De nadrnk van de berichten en mededeeflingen In dit blad ie verboden.
DRIE-EN-TWINTIGSTE ZONDAG NA
PINKSTEREN.
Ces uit den brief van den H. Apostel Paulus
aan de Philippensen; III, 17—IVi.
Broeders! Weest navolgers van mij en het
op diegenen, die zóó wandelen als gij ons tot
een voorbeeld hebt. Want daar wandelen er
velen, van wie ik n dikwijls zeide (en nu ook
weenend zeg) dat zij vijanden zijn van Chris
tus' kruis; wier einde verderf is, wier God
hun huik en wier eer in hunne schande is,
die hunne zinnen stellen op het aardsche.
Maar onze wandel is in den hemel, van
waar wij ook als Zaligmaker verwachten on
zen Heer Jesus Christus, die het lichaam on
zer geringheid hervormen zal, zoodat het ge
lijkvormig worde aan het lichaam Zijner
heerlijkheid, ingevolge de werkkracht, waar
door Hij ook alles aan Zich onderwerpen
kan. Zoo dan, mijne veel geliefde en zeer
Abeminde broeders, mijne vrrngde en mune
kroont weest aldus standvastig in den H
^Ik bid^Evodia en smeek Syntyche, eens
gezind te zijn in den Heer En ook u bid ik.
oprechte medewerker! sta haar hij, die met
mij gearbeid hebben in het Envangelie, met
Clemens en mijne overige medearbeiders,
wier namen in het boek des levens staan.
Evang. volgens den H. Mattheus; IX, 1826.
In dien tijd, terwijl Jesns tot de scharen
sprak, zie, naderde er een overste, die Ilem
aanbad, zeggende: Heer! mijne dochter is
zoo even gestorven; doch_ kom, 1eg uwe
raakt, zal ik genezen." Uit nederigheid durf
de zij den Zaligmaker niet toespreken, en ook
weerhield de schaamte haar om in het open
baar te verklaren aan welke kwaal znj leed.
Maar genezing wilde zij zoeken, en het geloof
aan Jesus'Almacht gaf haar in, dat zij in
het geheim, zonder dat de omstanders er iets
van bemerkten, de verlangde gunst zou ver
krijgen, als het haar slechts gelukken mocht
den zoom van zijn kleed met de hand aan
te raken.
Wel groot was dus haar geloof, en tot be
looning daarvoor mocht zij dan ook uit Je
sus' mond de verblijdende tijding vernemen:
„wees welgemoed, dochter^uw^ ge oo
slaap, waardoor zij uit de verdrukking van
dit leven overgaan naar de rust der eeuwig
heid, zij sluimeren in om te ontwaken in den
schoot van God.
Gelukkig zijn zij aldus te noemen die in
den Heer sterven, want kostbaar is hun dood
in Gods oogen en hunne werken volgen hen
na. Trachten wij allen zulk ©en dood, den
dood der rechtvaardigen te sterven, en dan
zullen wij ook zorgen het leven der recht
vaardigen te leven.
ia™n "a'n bloedvloeiing leed, naderde Hem want het meisje is met dood, maar
."'teren en raakte let boordsel van Ongetwgfeld wae het meisje gestor-
------- - ven, maar Jesus wilde hier zeggen, dat haar
Zijn kleed aan. Want zij zeide hij zich zelve:
Indien ik slechts Zijn kleed zal hebben aan
geraakt, zal ik gezond zijn! En Jesus, Zich
m keer end en haar ziende, sprak: Vertrouw,
u gezond gemaakt." En van dien stond af, En de kleine in z'a wieg begon sterker te
as zij gezond, nadat zij 12 jaren lang aan reutelen. Haastig nam de vader het kindje op
trnttUfnTi inn z'n armen en hield het onder de kaars, in den
hals van een groene flesch bevestigd.
Hij wordt blauw!kreet de moeder
„Arme kleine, ach, hij zal stikken!"
Natuurlijk moet hij stikken!... - het is
de kroep!
„Wat te doen?" riep de gefolterde moeder en
balde met'dreigend gelaat hare vuisten, als wilde
zij het noodlot uitdagen,
„Ja wat te doen?"
En de vader, een werkman in de ijzergieterij,
met vereelte handen, een rood sociaal-democraat,
in het dagelijksche leven een ruwe kerel, begint
het kindje op z'n armen te wiegen, terwijl hij
het vertrek op en neer wandelt: hij tracht zn
ruwe stem zooveel mogelijk te verzachten en
fluistert: „M'n KareltjeT... verlaat ons niet...
We houden zooveel van ie dat weet je immers! -
Voor jou heb ik altoos gewerkt!Wanneer je
nu heengaatach, wat dan?----"
i Terwijl hij zoo spreekt, neemt de crisis toe.
Het lichaam van het knaapje kronkelt zich als
een getrapte worm; het spert den mond wij
open, als snakte het naar lucht; *ra P
achtig toegeknepen handjes plukken aan
van z'n nachtponnetje, schrammen z
de aan de spelden van z'n bakerpa
eens ziekte geléden had, die de krachten van
haar lichaam had uitgeput, en voor welker
genezing zij al hare bezittingen vruchteloos
had opgeofferd.
Ook Jaïrus is voor ons een 6terk sprekend
voorbeeld van een levend geloof. Wij verge
ven het den bedroefden vader gaarne, dat
hij verlangde dat Jesus in zijne woning zou
komen, om het gestorven kind de handen op
te leggen, alsof Jesus' tegenwoordigheid of
persoonlijke aanraking gevorderd werd om
het wonder te verrichten
Maar toch zijn geloof was groot genoeg
om zich tot Jesus te spoeden, en na alle mid
delen te hebben uitgeput, van Hem de gene
zing en zelfs de opwekking van zijn kind
met vertrouwen af te bidden. En Jesus zou
ook zijn geloof beloonen, door hem de ver
hooring zijner bede te schenken. „Toen Jesus
in het huis van den overste gekomen was,
en de treurpijpers gezien had en het misbaar
makende volk (dat volgens de gewoonte dei-
dood niet onherroepelijk, maar slechts voor
een korten tijd was, gelijk aan een slaap die
weldra zou eindigen, en dat Hij haar inder-
T-oen Jesus nu in het huis van den overste
gekomen was en de fluitspelers en de mis
baar makende menigte zag, zeide Hïi: Gaat
iieeB want de jonge dochter is niet dood.
maar slaapt! En zij belachten Hem. En als
nu de menigte uitgedreven was, ging Hu
/binnen en vatte haar bij de hand. En de
jonge dochter stond o.p Deze mare nu werd
ioor die gansche landstreek verbreid
23ste ZONDAG NA PINKSTEREN.
Twee wonderen van Jesus' Almacht wor
den 0I1S 'n Evangeli0 van dezen dag ver-
haald maar beide zijn door Jesus verricht,
om liét geloof van ben, die er door begun
stigd werden, te beloonen en om ons te lee-
ren dat het geloof noodzakelijk ie om ver-
.-nn ziin gebed te vinden, maar ook
datwbT als wij het geloof hebben, alles kun
nen vragen en het ons zal gegeven worden-
Een zeker overste, Jaïrus genaamd, kwam
tot Jesus, om van den gmoten Wonderdot,
ner de genezing zijner zieke dochter ol
n naar zienue, vl;it dien el zou gaan opwekken. Zoo
dochter, uw geloof heeft u gezond gemaakt. Jos,ls ook la)er van Lazarus dat hu
En de vrouw was gezond van dat uur ah wae Lazarus, zooals dezelfde
Evangelist ons verhaalt, reeds vier dagen
gestorven en begraven, en had zelfs liet be
derf van bet graf zich reeds van hem mees
ter gemaakt.
Nadat Jesus alle aanwezigen verwijderd
had, en met het kind en hare ouders alleen
was gebleven, vatte Hij hare hand en zeide
haar: Ik zeg u, sta op" en op. het zelfde
oogenhlik keerde de ziel terug in het lichaam
en het meisje stond op en leefde. En hoewel
Jesus, volgens den H. Marcus, aan de oudere
geboden had dat niemand dit zoude weten,
daar Hij de toejuichingen niet wilde, die
Hem zeker zonden ten deel vallen, wanneer
dit wonder ruchtbaar werd, zoo konden de
ouders tocli, in hunne begrijpelijke dank
baarheid en blijdschap, er niet over zwijgen,
„en de mare hiervan"giïtg uit over geheel
'het land."
Vele schriftverklaarders zien in liet gestor
ven kind een zondaar afgebeeld, die met den
goeden wil bezield is, om uit den geestelijken
dood op te staan. Evenals de menigte eerst
uit bet sterfhuis verwijderd werd, zoo moet
ook die zondaar eerst zieli afscheiden van
het gewoel der wereld, en dan zal Jesus hem
bij de hand vatten, hem de krachtige hulp
Zijner genade schenken, en hem uit den dood
uer ue „_j+ l,om
bidden. Terwijl hij bij Jesus was, word
de tijding gebracht, dat zijn dochtertjeree
overleden i», en hij dus den Mees.er
langer moest lastig vallen; maar hij laat opwekken om een nieuw leven te beginnen,
door die tijding zijn geloof en vertrouwen Meer algemeen aangenomen echter is de
niet aan het wankelen brengen, en vraagt verklaring van hen die meenen, dat de ge
nu aan Jesus haar het leven te schenken, storven dochter van Jaïrus 'n afbeelding is
Eu de Zaligmaker, die zijn geloof wil beloo- j van den dood der rechtvaardigen. Ram dood
nen, maakt zich Kereed om met hem te gaan, Uvas boven allen twijfel zeker, en toch zeide
toen de zieke vrouw tot Hem kwam en eerst de Godmensch, dat haar dood niets andere
hare genezing afbad. Deze vrouw bad een was den een slaap. Eveneens is de dood der
plan gevormd, dat haar door een levendig rechtvaardigen. Neen, de zieken der recht- uc
geloof was ingegeven, ij ïad voorzeker vanvaardigen sterven den eeuwigen dood niet, voorzichtig draven
vele wonderen 00 pt-„Je*p gehoord,maar staan onder de beschermende hand van
maar dat een hJesus of Tas God A1 m°Sen kortzichtige of ongeloovige
door het enkel sa door haar nitS ,wereldlingen meenen, dat met hun dood al-
C clclil UC bUC1ÜC11 Vdll A 11 1
„Maar," roept eensklaps de moe^ -
richtend en wanhopig starend, „waaion
- dokter?"
„Die woont hier te ver vandaan en komt nu
nietDe bakker rijdt om vier uur hier voor
bij, dan zal ik zeggen, dat hij hem mee moet
brengen, koste wat kost.
„Ja maar, om vier uur is de kleine al lang
dooa!
De moeder hurkt nu aan het voeteinde van
de wieg in een hoek; bidden kan zij niet meer;
in hare machteloosheid huilt ze van woede en
slaat de nagels diep in haar gezicht. De man is
naar buiten geloopen, zonder te weten waarom.
Het geheele land ligt onder een onafzienbare
lijkwade van sneeuw te sluimeren, en de sombere,
ijzerige lucht schijnt bij voorbaat, elke bede af
te slaan
Trouwens aan bidden "denkt hij heelemaal niet.
Toch denkt hij op het oogenblik'ergens aan:
Wanneer het 't juffertje ginds op het kasteel
betrof, dan zou heel het land op de been zijn;
dan waren alle ramen verlicht, alle dienstboden
buiten adem; de telegraaf zou niet stilstaan,
extra-treinen zouden alle dokters uit Parijs naar
het dorp brengen!
Maar zijn Kareltje?
Dat is slechts vleesch voor de machines, voor
de fabrieken
En in het duister beschouwt de man de reus
achtige, stille schaduw, welke het kasteel aan den
anderen kant vanRden heuvel vormtDie
slapen daar al te maal als mormeldieren, terwijl
hij.Rampzalige ellende!.Alsof het niet
genoeg ware, zich al te beulen voor z'n dage-
üjksch brood!.... tn bij dat denkbeeld grijpt
hij z'n pet met beioe Handen en slingert die in
een aanval van woede naar den grond.
Het rijtuig komt nader, rijdt langzaam voor
bij door het lange schijnsel vag licht, dat beide
lantaarns op de sneeuw en de armzalige hut wer
pen, vliegt de moeder met ontsteld gelaat en
waanzinnige oogen naar buiten.
„De dokter?" roept ze
„De dokter!" en dit zeggende haalt haar man
medelijdend de sthouders op„de dokter?...
voor ons?Nu nog mooier."
Evenwel wordt het portierramp je van het rij
tuig fluks neergelaten; een klein, zeer zachtmoe
dig maar ook zeer vastberad'en hoofd, door een
hoogen bontkraag omgeven, duikt op en be
schouwt een oogenblik die wanhopige gedaante,
wier loshangend haar in den ijskouden wind
heen en weer fladdert, en den man, die in de
schaduw uitdagend en zwijgend daar staat.
„Koetsier, houd stil," beveelt de eigenares van
het kasteel en doet het portier open. Vervolgens
Het is tien dagen later en wij bevinden ons
op het kasteel.
De dokter is zooeven vertrokken, en na eer
half uur weerstand te hebben geboden, heeft hij
zijn geheim prijsgegeven: de kleine eigenares
van het kasteel is ten doode opgeschreven. De
kroep, die zij ginds in de hut van den werkmaD
heeft opgedaan, moest wel js waar wijken voor
het haar ingespoten serum, doch daar een ver
hoogde dosis noodzakelijk was, ontstond er her
senontsteking. Nu gebeurt het. dat de dood in
honderd gevallen honderdm ral overwinnaar
blijft, of althans acht en negentigmaal
Mevrouw de gravin v. B. is verloren.
Zoo is het.
„Clara" is een keutig schrijf lessenaartje, dat
de eigenares van het kasteel „Clara" doopte, ter
herinnering aan een dierbare vriendin, die jiet
haar schonk. Het sierlijk ding van ingelegd eb-
treedt zij met de vrouw van den proletariër diens benhout met kristallen flaconnetjes bevat hetgeen
woning binnen. Een oogenblik daarna buigen zij op aarde als haar liefste en dierbaarste goed
zich twee vrouwen over een wieg; een adellijke beschouwt: de laatste brieven van haren echtge-
schoone dame, wier zijden kleed zachtjes ritselt,noot, het eersteeenige schrift van haren
en de andere, een bleeke, magere werkmansvrouw zoon met de onbeholpen schrijfoefeningen
met kommervolle trekken. j twee rozenkansen.een kruis, eenige sieraden.
Uit den hoek kijkt de man toe met de handeneen paar reisalbumseen Navolging van
in z'n zakken. i Christuseenige photographieën, doch zee»
De eigenares van het kasteel spreekt vlug met j weinige.
op elkaar geklemde tanden„Twee mosterd
pleistersaan de beenenwatereen
bordje, zoohet hoofdje wat hooger! Azijn.
schrei toch zoo niet. Wij zullen hem redden, ik
heb alreeds erger dingen gezien."
Maar de dood schijnt met zijn beenderige
Dat alles spreekt, verhaalt van haar leven
„Weet ge 't nog?fluistert elk ding in hare
koortsig heete vingers haar toe„Herinnert
gij u nog?"
Of zij het weet, of zij het zich herinnert!
Juist daarom glimlacht zij bijna als zij denkt
klauwen méedoogenloos den hals van het arme aan de groote reis. De Heer roept zijne lieveling
schaap al nauwer te omsluiten, juist alsof hij de vroeg tot Zich. Waarom lang de kruimels te ver-
geruststellende woorden der jonge gravin wilde zamelen, als een paar uren later het feestmaal
logenstraffen
Het kind is niet meer blauw, maar paars ge-
des levens een koninklijk maal is?
Toen zij het laatste Oliesel had ontvangen.
worden. Bij de toenemende aanvallen van ver- bedankte zij den priester„Niet waar, u zaf
stikking schijnt het alsof de oogen uit het hoofd een weinig voor me bidden?"
puilenEn de dokter komt nog maar niet.! „Neen, veel!"
Terwijl de vader in verschrikkelijke foltering i „Ja, veel, als 't u belieft.Zeg, dat het voor-
toekijkt, maakt de kleïjie eigenares van het kasteel bij is, eindelijk voorbij!.... Dank o God!....
haar sluier los, doet haar hoed' af, trekt.de hand- Eerwaarde, heeft u wel eens over de woorden
schoenen uit, werpt haar balmantel op de koude van den H. Paulus nagedacht: „Ik verlang ont-
kachel en verlangt „een lepel, neen, een kleine bonden te worden?" Ziet u, ikmaar wellicht
zoohoud nu z'n hoofd' vastveel vas- is het beter, het niet te zeggeno, wat lijd
ter!...." lik!...."
Nu maakt de jonge gravin het kruisteeken, En haar bleek gelaat, door het donker goud
dwingt het einde van den ijzeren lepel tusschen van heur haar omlijst, zinkt in de kussens terug,
de op elkaar geklemde tandjes, opent den mond,Dan fluistert zij, alsof ze geheel alleen is en
die zich als een darm samentrekten nu voor het oogenblik aan de werkelijkheid schijnt
zuigt zij langzaam, mond tegen mond, lip tegen ontrukt: „En als er ten slotte toch niets bestond?
lip gedrukt, in een verschrikkelijken kus de doo- Niet! niets!.Ik zou dan geleden, bemind.
delijke slijmvliezen op, die het strottenhoofd slui-aan m'n ziel gewerkt hebben voor niets?
ten, en spuwt ze uit op den grond, terwijl de Op den keper beschouwd is dat niets toch nog
moeder met wijdgeopende oogen haar aanstaart, beter dan het levenNeen, neen mijn Goa,
vlak bij Een vader, die nog altijd zwijgend en dat is eene bekoring, gelijk Gij in den hof van
met dien leelijken trek om z'n mond toekijktj Olijven hebt ondergaan. Ja, ik geloof in U.
„Zoo," zegt ze, „nu schijnt het den kleine al Gij zijt daarvlakbij mij.. onzichtbaar..
beter te gaan." 1 Ook gij geheimzinnige engel des doods, zijt er.
Voor een gebroken spiegel, die door twee spij- en ook gij, mijne dierbaren!O, 't is of m'n
kers onnoodig bijeengehouden wordt, zet me- hoofd zal bersten God ontferm U mijner.,
vrouw van B., de eigenares van het kasteel, die ontferm U mijner!..
nu zeer bleek is, met trillende hand haar hoed
weer op In hare omgeving zwijgen allen, moe
iets dat Hij vroeg, dit was zelve: Iet voor lll?a geëindigd is, en hun verscheiden „Dat - dat gaat het kasteel van dier
vernomen. Toch beslu U v aange- vcn° vernietiging is, zij leven bij God en le- rijke daarboven, de arbeider werktuige-
„als ik alleen Zijn kleed sal hebben aanPe ven Voor oeuwjg» }fi aJ]g
een zoete lijk.
Eensklaps komt boven de krakende sneeuw
het rollen van een rijtuig uit.... u;j de verte
klinkt de hoefslag van twee flinke paarden die
voorzichtig draven op de heirbaan, blinkend'
gladheid. Het &eru(:^ °ml naderbij: men
het klingelen der bellen °m de halsen der paar
den reeds onderscheiden.
„Dat - dat g^i naar het kasteel van dien
.ui.rt jflflrhnven. denkt de arhpi<-to„
van
kan
der en vader, die nu beschaamd de oogen neer
slaat.
In het vertrek wordt enkel het zachte, haast
gelukkig kreunen van het geredde kind verno
men. En nu komt ook de dokter.
De eigenares van 't kasteel is weldra gereed;
de liefde zuster is weer de vrouw van de wereld
geworden. „Dank u, dokter, dat u terstond geko-
men zijt.... Beste vrouw, och bid' een weinig
l voor mij morgen zal ik laten vragen, hoe de
kleine het maakt."
Zij reikt den werkman haar rechterhand met
een witten handschoen bedekt
„Neen," barst hij los, „mijn handen zijn te
smeriglaat mij met rustik ben een
ellendeling!"En lomp en ruw keert hij zich
van haar af
Nochtans toen mevrouw v. B. weder in haar
met blauwe zijde bekleed rijtuig stapte, de paar
den, die twee uren hadden staan wachten, hun
weg naar het kasteel hadden vervolgd, toen de
stilte van den nacht alom heerschte, toen kon
men op de heirbaan in de duisternis een men-
scheliike figuur waarnemen, die zich op den
J o „ml r\-r\ oon ura_
En toen hare handen zich vastklampten aan
de geborduurde sprei, legde de grijze priester
zacht de gewijde stool op hare hand.
Mevrouw v. 43. slaat hare oogen op, doch zegt
niets meer."Met omhoog geslagen blik schijnt zij
te luisteren naar liefli,ke stemmen: „Kom, be
minde zuster, kom, Christus roept u in Zijn para
dijs.... wij wachten vol ongeduld op uwe ziel.
om haar op te voeren naar het oneindige lucht
gebied
De begrafenis had op zekeren morgen om tien
uur plaats, terwijl het aardrijk gehuld was in
een dikken zwarten nevel en men in de duisternis
meende, dat het nacht was. Alle werklieden der
fabriek stonden op een rij, van het kasteel af tot
beneden in 't dorp.
„Waaraan is ze gestorven?" vroeg men overal;
want men had op de fabriek ter nauwemood ver
nomen, dat zij ziek was.
Verder achter alle anderen stapt een arbeider
met z'n pet in de hand hij heeft harde, maar
thans ontroerde trekken.hij loopt als iemand,
die onder een verpletterenden last schier bezwijkt.
De vrouw, die men begraaft, dat domme
ai-uciiiJTc vrouwspersoon, zooals hij haar vroeger betitelde,
grond wierp en daar iets kuste, wat op een wa- zij stierf voor hem, voor de zijnenEn zij
genspoor geleek. handelde niet uit zucht naar roemze heeft
Wie van ons, Katholieken, nog do vorige
uitgave van den Katechismus als leerboek go-
had heeft, zal zich herinneren, dat daar het
Vierde- Gebod aldus stond uitgedrukt:^ „Eer
uwen. vader en uwe moeder, opdat go lang
moogt leven op aarde." En wie dat leerde, vóór
het werd uitgelegd, heeft zeker -hij zich zelf
gedacht: „nu, dan zal ik wel zorgen, dat ik
héél oud word!" W*uaracb(jnlijk was 't dan ook
een teleurstelling, ala on» later werd verklaar.
dat er eigenlijk in den Bijbel staat: „E®r wel'
vader en uwe moeder, zooala de Heer, uw God.
u geboden heeft: opdat gij lang gevestigd, blijft
en het u w^lga op den bodem, dien de Heer,
uw God, u geeft," en dat deze woorden rich
dus niet richten „tot iedereu Israëliet afzon
derlijk, alsof een lang leven voor den enkel mg
het loon zou zijn van trouwe vervulling van den
kinderplicht, maar tot het volk" 1).
En Pastoor Kortenhorst, die in de Berich
ten van. den Sint-Claverbond,anno 1904, de
aandacht zijner lezers vestigde op het taaie,
laven van de Chineezen, als volk, alsmede op de
weergalooze standvastigheid hunner instellin-
gen en beschaving, aarzelt niet, als oorzaak
daarvan op te geven: den buitengewonen eer-'
bied en liefde, die iedere Chinees zijn ouders
toedraagt.
Toch zijn er wel andere Schriftuurplaatsen,
die ons doen vermoeden, dat oud-worden vaak
belooning gold. voor; p.ersoonljjke deugd
zaamheid. in j
men de belofte dZ T tenlnl'llste ^rklaart
echter zult tot uwe ^Tn .am:
a*JGren. f?üa,Q in. vred©
ten grave gebracht in
Wordt later 3) Abraham's t j°"de'dom 2)"
boet het- de da» vermeld, dan
heet het „de dagen van Abraham's leven
waren 175 jaren. En luj werd zwak en stierf
in goeden ouderdom, op gevorderden leeftijd
En van den dapperen, godvreezenden Godeon
staat weer geschreven: „En Gedeon, de zoon
van Joas, stierf in goeden ouderdom" 4). jns.
gelijks wordt van David gezegd „En hij js ge
storven in goeden ouderdom, rijk aan dagen en
rijkdom en roem" 5). Geen wonder, dat een
vroege dood als een straf beschouwd werd do-or
den Psalmist 6): „Mannen des bloeds en man
nen des bedrogs bereiken niet de helft van hun
dagen.'' Doch: „Grijsheid is een eerekroon, die
op de paden der gerechtigheid is te vinden" 7).
Zeer uitdrukkelijk werd ook Salomon van Gods
wege toegezegd: „Indien gij op mijne wegen
wandelt en mijne geboden en mijne bevelen
onderhoudt, geRik uw vader gewandeld heeft,
dan zal ik uwe dagen verlengen" 8).
Uit dit alles volgt nu volstrekt niet, dat oud-
worden altijd een bemoning is, noch dat dp
deugd altijd met oud-worden beloond wordt.
Opmerkelijk is het, dat in de Heilige Schrift
meer
bijzonder met „de wijsheid" herhaaldelijk
een lang leven gespaard gaat.. In het Boek der
Spreuken wordt d® wijsheid sprekend opga.
voord met deze woorden: „Hiin zoon, vergeet
mijne lessen niet en laat nw hart mijne voor
schriften bewaren, want lengte van dagen en
jaren levens en vrede zullen zij n aanbren
gen" 9). Van diezelfde Wijsheid wordt verzo-
kerd„Lengte van dagen, beeft zij in hare rech
terhand en in hare Imker rijkdom en eer" 10).
Elders spreekt de "ijs eid weer: „Door Mij zul
len uwe dagen vermenigvuldigd en
uwe levens
jaren vermeerderd wor en^ 11). En Salomon
zelf zegt: „Luister, m,jn zoon, en aanvaard
mijne woorden, °P uwe levensjaren verme
nigvuldigd worden. en weg der wijsheid 1
ik u aanwijze*1
rlm *n i
zal
ik u aanwijzen
Nu afgezien van de verschillende beteeke-
nissen, die het woor „vijskeid in de Heilige
Schrift heeft, kan nlPn reeds een verklaring
„iron vinden in alia ri;„*-u
Schrift heeft, kan nlPn reeds een verklaring
van deze spreuken v.ne en in alle die ontelbare
gevallen, waarin »8X 11 tK aan wijsheid" een
vroegen dóód veroorzaakt heeft. Denk eens
weg: onmatigheid» on "uischheid, driftigheid,
roekeloosheid, en m 0 andere onwijsheden en
oPIl ATI 7Att J 1» i
roekeloosheid, en aH0 andere onwjslied en en
zeg me, of de menschen zonder die beulen niet
langer zouden leven Wie was ook
weer die
oude man, die, in zbn 1 Ode jaar, op.de vraag,
i.sc Itt n r>T> L1
Nu kunnen we vragen: is de buitengewoon
hooge leeftijd der Patriarchen vóór den zond
vloed dus toe te schrijven aan buitengewoon
groote deugdzaamheid of buitengewoon groote
wijsheid
Dat beide er toe hebben bijgedragen, wie zal
het ontkennen? Maar toch, het verschil tn*.
schen 700 800 jaar ond worden, en wat van
Vozes af tot heden toe een gezegende ouderdom
heet, 90, 100 jaar, is te groot, om niet nog naar
andere verklaringen te zoeken. Immers, onmid-
deiijk na den tijd der patriarchen tot nu toe,
blijft ook voor de deugdzaamsten en uitmun
tendsten in wijsheid waar, wat de Schrift zegt:
„De dagen onzer jaren bjj elkander, het zijn
zeventig jaren, en bij groote krachten tachtig
jaren, en wat daar boven gaat, is afslovmg en
smart.... 13). Het getal van 's menschen da
gen is honderd jaren op zijn hoogst; als een
druppel water uit de zee worden zy gerekend,
en als een korrel van de ^andwoestyn, zoo kort
zijn zijne jaren tegenover den dag der.eeuwig
heid" 14) Hoe komt het dan, dat men m de
eerste tijden 7, 8, 9 maal ouder werd?
Zeer veel invloed op den langen levensduur
schrijven de geleerden toe aan de gesteldheid
'van de lucht, aan den aard van 't klimaat, aan
den eenvoud en de kalmte van levenswijs.
Sommigen meenen, dat men in die hooge
leeftijden een overblijfsel zoeken moet van den
'paradijstoestand. Vóór hun val waren Adam en
Eva in 't bezit van de bovennatuurlijke gave der
onsterfelijkheid, en tevens bestond, binnen hun
bereik, een voedsel de vrucllt name]«k van
den boom des levens dat hun lichaamskrach
ten vrijwaarde van ondergang. Welnu, zeggen
zij, kan dan niet het eerst ouderenpaar uit het
paradijs getreden zijn met zulk een buitenge
woon duurzame lichaamsgesteltenis, dat deze
nog op de nakomelingen in talrijke geslachten
is overgeplant, totdat eindelijk na den zond
vloed de •lichamoltike toestand der menschen tot
die normale gesteltenis, is afgedaald, die baar
van nature toekomt? Om dezen uitleg nog aan-
n'emeln'ker.te kennen, misschien ook al meit
het oog op de reuzen, waarvan in do vroegste
t(jden sprake is, en op de groóte dieren en plan
ten uit den vóórtijd, dat de lichamen der eer
ste menschen buitengewoon groot en Krachtig
waren: deze grootte en kracht zou dan tegelijk
met bovengenoemde duurzaamheid langzaam
zijn afgenomen.
Wü voor ons zien in de hooge leeftijden der
aartsvaaders een bijzondere leiding der Godde
lijke Voorzienigheid. Immers voor de snelle
verbreiding van 't menscheljjk geslacht, voor
inrichting en bevesiging van goedgeordende sa
menleving, en niet het minst voor de stand
vastigheid van do overlevering der Goddelijke
openbaring kwam een lange levensduur uit
stekend te stade. Volgens de cijfers, die de Bij
bel ons levert kon Adam zelf zijn nakomelingen
onderrichten tot in den tijd, dat Lamech leefde
(zie het lijstje in het vorig artikel), kon La
mech als ooggetuige van Adam spreken tot in
den tijd van Sem, en Sem van den door hem
meebeleefden zondvloed verhalen aan Abra
ham.
Wanneer wij nu weten, dat de Patriarchen
niet alleen de overbrengers waren der Godde
lijke Openbaring in Adam's tijd, maar volgens
de toenmalige zeden, met de vaderlijk0. °°k de
vorstelijke en priesterlijke macht in zich veree-
nigden, en deze niet weinig in aanzien kon stij
gen door zulk een langen levensduur, dan zul
len al deze gegevens zelfs een ongeloovige, die
aan den Bijbel alleen maar menschelijk gezag
toeschrijft, tot de erkenning dwingen, dat dia
booge leeftijden te goed passen in het kader der
overige geschiedkundige bijzonderheden uit
dien tijd, om ze zoo maar naar het rijk der
fabels terug te wijzen. J. ZEIJ, S. J.
1) Van den Sinal, door J. P. y. Kasteren S
J. bladz. 58. 2) Schepp. 15,15. 3) Sohepp
25, 79. 4) Recht, 8, 32. 5) 1 Par. 29. 28
6) Pa. 54, 24. 7) Spr. 16, 31. 8) 3 Kon
3, J3. 9) Spr. 3, 1 en 2. 10) Spr. 3, 16.
11) Spr. 9, 11. 12) Spr. 4. 10. 13) ps. 89,
1(1. J 4) Eoeli. 18. 8.