Gevaarlijke Vrienden. ÜE 09RL0G Missiebrief uit Borneo. St. NICOLAAS-CADEAUX. BUITENLANO BTNNENLANb FEUILLETON VOOR DE O AM ES. C. H. VOGELZANG, GROOTE HOUTSTRAAT 29A. Adv. Kinuta, 12 Oct. 1915. VERSPREIDE BERICHTEN 38 O NIEUWE HAARLEMSCME COURANT ;«D Nooril-Hollandsehe kennissen in Engélsch- Borneo, Hij heelt me bezocht! Twee dagen bij me geweest: hij is gekomen en weer heengegaan. Wie? Wel Father Groot van Halfweg natuur lijk' W" hebben gepraat en gekletst, dat twee bekende Holiandsche vischvrouwen er niet bij te vergelijken zijn We hebben weer de mooie plekskes rondom mooi Haarlem bezocht; weer genoten in herinnering! van koele en frissche glaasjes bier; gepraat den ganschen dag en zelfs tot een stuk in den nacht, den tropisch-donkeren voornacht, want de lieve, prachtige maan was in haar laatste kwartier. 's Maandagsmoigens zou hij komen per snel trein, die half tien precies hier te Papar aan komenmoet, volgens de officiëele tijdtafel. Gauw en vlug 't ontbijt gebruikt; mijn pedes apostoiorum op looppas gezet; de pijp in brand gestoken en de zeven mijlen naar Paparstation gezevenmijld. Ik was er, 'n paar minuten vóór de trein Father P. Groot aanbracht. „Goeden morgen, Piet! Mooi op tijd!" En toen begon het gekakel, dat een paar dagen duren zou. De twee mijltjes naar Papar- missie waren zóó afgelegd. We waren er voor we het wisten! Fr. Goossens was niet thuis, doch zou zoo om en om twaalf uur weer opduiken. Hij was voor den Zondag naar een buitenstatie, 36 mijlen ver; doch hij ging 34 mijlen daarvan per trein, dus 't is zoo heel erg niet, zoo'n verre bij missie De Zusterkens even goeden morgen gewenscht en even gepraat over Mill-Hill etc. Toen waren we weer alleen, te wachten op Fr. Goossens. Half een was hij er nog niet; we begonnen met ons twaalf-uurtje; 'n speciaal natuurlijk. Lekker gegeten, zoo'n dineetje, ge kookt door 'n Hollandsch nonneke! Father Groot had nog niet zoo lekker gegeten sinds hij voet aan wat zette hier in Borneo! We zaten nog aan tafel doch ik had den brand al in een Hol- landsche sigaar: 't was toch onder-ons toen de Nestor der missionarissen hier thuis kwam. Ker.nis gemaakt en toen begon 't weer: allerlei stories en ondervindingen van den praatgragen Fr. Goossens. We zouden samen blijven dien dag en dan den volgencen morgen eerst op Kinuta aangaan, want Fr. üröot zat met hoogroode wangen: 't wandelingetje in de zon had hem óp gemaakt. De middag en avond vloog voorbijspoedig was het bedtijd en dus klokslag elf braken we op: 't was taptoe eningerukt marsch! naar kooi. 's Morgens hoorden we dat de bezoeker 'n spiicsplin.ernieuwe geslapen had als een roos, •vijf kwartier in 't uur!! (Dat kunnen we alléén in Borneo!) Na 't speciale ontbijt: rijst, varkenscarbonade, eieren, brood en koffie en 'n pijp zonder die gaan we nooit uit moesten de schoenen uit. De mijne liet ik bij Fr. G., die van P. Groot kreeg ten jongen om te dragen, en we trippelden de vijf mijl. De rivier over eerst, en toen begon 't lekkere, bescnaduwde oerwoudpad. Doch.... modder tot dichtbij de knieën! Fr. Groot had nog nooit zoo'n pad gezien, laat staan geloopen Bemodderd van top tot teen, kwamen we in de missie hier! Een bad, en toen weer gepraat, maar natuurlijk in 't Engelsch, want hoe schandelijk 't Hollandsch lukte niet goed meer! De dag met een beetje eten van ouzen Does- senschen kok en 't middagslaapje, en praten en brevieren, was gauw om, en in den koelen avond zaten we en draaiden ons repertoire af: Hollandsche „moppen" op de gramophone, 't Was tè goed; we genoten te veel voor missie-mannen: even weer opdraaien enrits gesprongen was de veer! Nu kan men draaien tot men een ons weegt, doch geen muziek krijgt inen er uit. Dus nu alleen maar wat praten. Dat w«s Dinsdag. Woensdag zouden we weer teruggaan naar Papar, want Donderdag was 't feest ui 't dorp: Onze Lieve Vrcfuw van den Heiligen Rozenkrans,patrones van Papar- missie Zes Fathers zouden we bijeen zijn. 't Begon te regenen en bleef regenen heel den nacht. Niet op z'n Hollandsch doch 'n tropische regen: gieten, neen de stralen water smakten neer! Een goed vooruitzicht! 's Morgens stond alles blank. De rivier boven zijn oevers; alles onder jstup en Nozdre zijn ook betrekkelijk goed en water! Wat nu? Probeeren om in Papar te ko men Kunnen we niet ergens er overheen dat 3 of 4 man ons overroeien, dan maar loopen over den heuvelkam, dan over de spoorbrug en zoo naar father Goossens. Doch.... dat zou 'n twintig mijlen loopen zijn en zijn bezoeker van Halfweg had daar wei nig zin in. We gingen om half negen al, want we wisten niet wanneer we zouden aankomen: héél gauw tot aan 't middel in 't koude water! Voor mij is 't bijna dagelijksclt werk in 't regenseizoen, doch P. Groot ging heel langzaam. Spoedig kwamen we op een stuk land, alles water, en Fr. Groot ging onder, alléén zijn „kop" kwam nog boven het koude water, mij kwam het nauwelijks borsthoog. Even verderen daar lag de Halfwegsche Missieman en probeerde den borstslag, t ging wellicht makkelijker dan loopen. Doch met een toog opgerold aan het nnduel en een zonnehoed op is het moeilijk zwemmen. We sjouwden maar raak, doch om over de rivier te komen, daar was geen kijken naar. Een groote boot was hier wel, doch geen Doesoen waagde z'n hachie! Eens heb ik de Paparrivier in een vroegeren brief „verradelijk" genaamd! Dat is hij wel: gisteren nog kalm, een nacht regen en nu: brui modern aangelegd Een bevestigde stelling ligt Westelijk daarvan bij Renowac Meer Oostelijk aan de Servische grens ligt een reeks bevestigde versperringen, waarvan de noordelijkste Plewlje. Meer Zuidelijk, ongeveer ter hoogte van Mitro- witsa liggen de forten van Berame en nog meer Zuidelijk de bevestigde stelling van Ipek, die den weg naar Pristina beschermt en ongeveer op dé- zelfde hoogte als deze stad ligt Aan de Zuidelijke grens vinden we ten Wes ten van Berame in het dal van de Tara een zeer belangrijke Monfenegrijnsche grensstroom, die het land in zijn geheele lengte" van het Zuiden naar het Noorden snijdt, de forten van Kalas- jin. Die liggen echter nog vrij ver van dé grens. Het aanzienlijkste vestingstelsel der Montene- grijnen ligt ten Noorden van hei meer van Skoe- tari, dat altijd het groote verlangen van Mon tenegro geweest is. Om de sterk aangelegde bruggehoofd-stelling Podgoriza ligt een ring van sterke plaatsen en vestingstellingen. Ten Z.W. van de vesting Podgoriza ligt dicht bij het Skoetari-meer, de bergvesting Sjabljak. Ten Oosten daarvan is een reeks forten aangelegd aan den noordelijken uitlooper van het Skoeta ri-meer. Zij groepeeren zich om het fort van Tusji, ten Zuiden van Podgoriza. Ten Noorden van deze hoogtevesting bevindt zich het fort Sjusj, dat met de vesting Podgoriza samen een sterk bevestigde linie vormt. Door deze vesting schend en schuurend en draaiend, en kolkend j werken wordt de weg naar Cettinje, die naar zendt hij zijn water naar den Oceaan! Door en het zujdwesten, en_verder die naar het_Skoetari Ruime keuze doornat zou 't goed nog een kleine 20 mijl te loo pen zijn, zonder vóór dien tijd iets warms binnen te krijgen. Doch Fr Groot was bezoeker en dusbaas! We gingen dus weer naar huis, wéér waterplassen naar Kinuta en juist elf uur waren we thuis. Gauw een bad, een glas wijn, een droge plunje, een warm rijstdiner en we koe keloerden elkaar aan. Gelukkig weten we waar we zitten en kan men zich hier zeiden op iéts zekers rekenen, menschelijkerwijze gesproken. Om 4 uur 's middags was het water heel wat gedaald, zeker 'n halven meter; toen vroegen we 'n paar Doesoens en nu wilden zij wel. Dicht bij onze Missie werden we overgezet Zonder otn te slaan of ander gevaai, en toen naar Papar. Ar me Fr. Groot, weer was hij druipnat! Goed zes uur kwamen we aanZe hadden ons al opgegeven. Eén der Fathers was komen opda gen, ook een van het binnenland, die niet bang is voor natte voeten! Blijde waren vooral de Zusters toen ze ons zagen: ze hadden zoo hard gewerkt in de kerk, om die mooi te versieren, en dan géén plechtige Mis, die eens in 't jaar maar plaats heeft, dat zou te erg geweest zijn! Doch gelukkig 't ging nu: Doncerdag was de plechtige M. Mis met Diaken eu Subdiaken en Caeremoniarius. Fr. Groot fungeerde als Subdiaken. Zoo kwam en ging mijn Halfwegsche vriend. Hij beloofde spoedig weer terug te komen, zoo spoedig als hij mag van z'n Pastoor. Als hij nog 'n keertje komt in het binnenland hier, dan is hij op en top 'n Missieman! Want geen paden en wegen, veel modder en water zijn er aan de orde van een dag en de Missionaris moet er op uit, dus.dan zooveel mogelijk alles maar van den lichten kant bekeken en op genomen. Zoo'n gesjouw van een paar uur tot aan den nek in 't water ia één van de levens- pretjes hier! Adieu! Fath. J. STAAL, Miss. DE STUIJD IN MONTENEGRO. Nu de Balkanoorlog verder voor een groot deel ook binnen de Montenegrijnsche grenzen schijnt te zullen worden uitgevochten, geven wij hier een beschrijving van „Heer und Politik", over de vestjngen en bevestigde werken van Montenegro weer. Aan >Ge noordelijke grens, waar nu het Oos- tenrijksche oü'ensief plaats vindt, zijn slechts weinig versterkte stellingen en forten, waardoor het,Montenegrijnsche iroht gesteund wordt. De reden is, dat het bergachtige land een natuur lijke vesting vormt, temeer daar de Montene grijnsche soldaten van hun jeugd af aan den bergoorlog gewend zijn. Het Oostenrijksche of- ™s!ef tea Oosten van Trebinje, ten Zuiden van nc"t zich tegen de meer dan duizend me- veïiiorff6 \lm°L Burdo- Hier bevond zich een be- m?ndS di!°nienegrijnsche stellin£> echter 5 Jz kunst dan door natuur ontstaan was. ehalve aan dit zuidelijke punt van dif Swt aSvalle°ndeDiSief "ien van Aw- towac aanvallend tegen Montenegro te werk Het offensief richtte zich hier tegen den teken den Dugapas, die in de richtig'JfiS naar Zuid van flila uit UU1U meer beschermd. Ten noorden van Sjusj ligt de vesting Niksjiki. Er is gemeld, dat de Montenegrijnsche ves tingen gedeeltelijk met Engelsche kanonnen mo dern zijn uitgerust. In het algemeen kan men echter verwachten, dat de vestingen van Monte negro niet meer weerstandsvermogen zullen be zitten dan die van Servië. DE BELGEN IN FRANKRIJK. Het Hamb. Fremdenblatt geeft een uit treksel van een brief door een Belg, die uit Frankrijk gevlucht was, geschreven aan een landgenoot. Onze Brusselsche correspondent schreef reeds eenige malen over de Belgen in Engeland. In Frankrijk schijnt het al niet veel beter te zijn. Het uittreksel luidt: „In de Fransche pers is van België immer minder spraak, en wanneer ons vaderland eens in hare kolommen opduikt, wordt meestal alleen den hfeldenmoed van den ko ning geprezen, zelden daarentegen van het Belgische volk gesproken en van het rijke loon, dat Frankrijk hem voor zijne opoffe ring beloofd heeft. Natuurlijk wordt gewoon lijk opgeworpen, dat wij in Frankrijk te huis zijn als in een tweede vaderland. Zoo luidt het officieele thgma. Heel anders klinkt echter wat men in het dagelijksch leven in al de lagen der bevolking, te hooren krijgt: „De Beigen? Die zullen ons nog het vel over de ooren trekken 1 Wat hebben ze dan toch voor ons gedaan?" Eu dat wordt u terstond toegesnauwd, als men zich bekend maakt als Belg. Gewoonlijk heet het dan verder: „Nu smijten wij de Duitschers uit het land, gaan tot aan onze grens, dan kunt ge zien waar ge blijft; zoo ge lust hebt, kunt ge ook den oorlog voortzetten. verwachten hebben, wanneer een Fransch- man van het front terugkomt en zich aan biedt. Slechts speciale werklieden, die goed vertrouwd zijn met de eigenaardige metho des onzer Belgische fabrikatie, verdienen goed, omdat de Fransche farieksbazon van hen onze geheimen leèren. Dat zijn de Bel gen, waarop de wervers het in onze nijver heidsdistricten op gemunt hebben. Ge hoeft dus niet verbaasd te staan, dat onze land- genooten, eerst van de eene verbazing tot de andere komen, dan zich verontrusten en menigmaal aan hunne vcronw?ardiging lucht geven. Dat bekwam hun vrijwel slecht, zoo als aan die welke in Den Haver woedend werden en riepen: „Leve Duitschland!" Zij werden tot zware gevangenisstraffen ver oordeeld. De meesten zijn slim genoeg den mond te houden. Onder landgenoot-en wordt in vertrouwen echter duidelijker gesproken. Daar geldt ons spreekwoord: „Schoone toe gang, slechte uitgang." Dat de ambtelijke vertegenwoordigers van ons land opgehemeld worden, stemt zeker goed. Zij zweven in wierookwo'ken; die hun de ellende van den gewonen sterveling verbergen. Dan nog we- geveer een derde van de schade vergoed. De verdeelde som bedroeg ongeveer honderddui zend Mark. De hofscbouwburgen in Stuttgart, Dresden en Karlsruhe hebben de minder goed betaal de .tooneelspelers weinig afgeslagen, maar het inkomen van de beter betaalden vermin derd. In Dresden bedroeg de vermindering van tien tot zestien procent. Alle inkomens onder de 3600 Mark bleven ongerept. De drie stedelijke schouwburgen van Leipzig hebben zoo gewerkt, dat de stad geen bijzondere toe lagen heeft behoeven te verleenen. Besparin gen verkreeg men door zuinigheid met de coraties, tantièmes enatgemoene onkosten. Terwijl de reducties van de gages langza merhand bijbetaald werden. Men begon met bij de eerste duizend Mark tien prooent, bij de tWeede duizend Mark twintig procent enz. te korten, tot vijftig procent toe. In het be- giu van 1915 liet men de eerste duizend vrij en begon men bij de tweede duizend. Bij van 1 Juli af kwam de tweede duizend vrij en van October af zelfs de derde duizend. Zoo dat de reductie z.g.n bij de vierde duizend met tien procent beginnen en slechts ten ten zij geen bescheid, noch weten maatregelen hoogste vijftien procent bereiken kon. Van te nemen, over de stemming die bij ons t de reducties, die er nu nog plaats vinden, lieerscht. Ieder middel is hun goed, om te betaalt de directie aan de gehuwden 25 m verhinderen dat onze tehuis gebleven land- genooten zouden vernemen, dat wij van de zoo gezegde Fransche gastvrijheid meenen. Dat niets per brief doorkomt, daarvoor zorgt de Fransche censuur; onze Belgische behee- ren in Frankrijk zorgen er voor, de onder danen die naar het vaderland terugwillen, alle mogelijke moeilijkheden in den weg te leggen. Slechts weinige van ons slaagden er in over de grens te komen. Ik durf beweren, dat, zoo zij konden, 3000 Belgen terstond het ongastvrije Frankrijk zouden den rug toekeeren en naar het vaderland trekken. Velen onzer landgenooten geraken zonder pas, met gevaar voor hun leven, over de Zwitsersche grens. Allen verklaren eenstemmig dat zij liever het uiterste wa gen dan het krenkend wantrouwen van het Fransche volk te verdragen. Wat echter de Regeering betreft, die nu zonder het minste toezicht handelt, uit haar leugenstelsel dat dat niemand meer gelooft, groeit een erg misnoegen, waarvan zij vroeg of laat de gevolgen zal dragen." De tooneelspelers in den oorlog. In de „Schaubühne" deelt Max Eppstein den uitslag mede van eeu rondvraag, die hij onder de Duitsche tooneelspelers heeft ge houden. Hij betoogt o.a. het volgende: In dezen oorlogtijd hebben de ondernemers van schouw burgen zich van hun verplichtin gen tegenover de tooneelspelers ontslagen en hen grootendeels met de verliezen van de zen tijd belast. De zeer slechte betaling, die tooneelspelers en zangers thans krijgen, kan hun tot blijvende schade zijn. üe dramati sche kunst moet er onder lijden. De groote kunstenaars echter, die heel goed een vermindering van bun inkomen kouden verdragen, worden thans even goed, zoo niet beter betaald dan in vredestijd De beide Zoo dom zijn-we niet, dat wij ons voor u Duitsche tooneelspelers, die wei het hoogste zouden laten doodschieten." Antwoordt mên 'inkomen krijgen, Thielscher en Bassermann daarop iets dan volgt het gewone deuntje, zijn ook wel de eenigen, die thans in welk dat iedere Belg of soldaat, of burger, naar ;stuk en in welke omgeving zij ook spelen, het hoofd geslingerd wordt: „Heeft u ie-1bezoekers trekken. Niet zij dus, die een ver mand gevraagd naar hier te komen? Gij mindering zouden kunnen verdragen, moe- neemt ons nog het brood vóór den mond teu de schade betalen, maar de middenstan- weg!" Min of meer duidelijk geeft men te ders onder de tooneelspelers. Terwijl het be- verstaan, dat wij allen spionnen zijn. Nu zoek der schouwburgen onder den oorlog meent ge misschien dat alleen de leegloopers aanzienlijk beter geworden is, zijn de gages 'van de meeste leden der gezelschappen nog belangrijk verminderd. De hoftheaters heb ben daaraan bijzonder deelgenomen en zelfs te Berlijn, waar het bezoek zeer gunstig is, zün de gages buiten verhouding verlaagd aan de ongeliuwden 20 procent terug. De Russische winter „afgelast". Uit Kopenhagen wordt aan de Duits die bladen bericht, dat het Russische blad „Roesskoje Slowo" in een uitvoerig artikel de veelomvattende maatregelen bespreekt welke_ het Duitsche legerbestuur heeft geno men in verband met den na al reeds lang begonnen tweeden winterveldtochE Door die maatregelen hoopt men de verwachtingen van de Russen te beschamen, die op de hulp van de strenge vorst gehoopt hadden, als op die van een nieuwen bondgenoot De Duit sche soldalen aan het Russische front zijn ruimschoots voorzien van warme wollen on der- en bov enk leed ing, zoodat ze geen last van de koude zullen hebben. Vaak zijn ze ook voorzien van slaapzakken, zoodat ze het desnoods in de open lucht kuunen uithou den. De loopgraven zijn met stroo en raat ten beschut tegen de kou en voorzien van verplaatsbare loodsen, waar de manscbap- peu zicb kunnen warmen. Voorts is gezorgd voor witte mantels, zoodat de soldaten niet tegen de sneeuw afsteken. Ook de wallen vóór de loopgraven zijn met witte doeken bedekt. Naar verluidt zouden Wilhelm en leger commandant Von Hindenburg hebben be volen, dat geen enkele Duitsche soldaat van de Russische koude zou te lijden hebben, zoo dat om zoo te zeggen de befaamde Russische winter van hoogerhand zou zijn afbesteld. De „Roesskoje Slowo" zegt, dat de Russen iu dit opzicht wel wat van bun vijanden had den mogen leeren, en doet een beroep op al le vaderlandsliefende burgers om witte klee>- ren en witte doeken ter bschikking vaü de Russische troepen te stellen. tZ~i. "uur™ Krijgen; rranürijK neen hoog loon oTt" *°£kt Zf tC°®" dat is een speciale vraag. Maar "dif'min naar ons verlangt, dat is een dwaling, die nu nog in ons land verspreid wordt. Talrijke Belgen blijven zonder brood en zij die werk vinden, wat meestal alleen in Parijs moge lijk ia, werken in de bufeelen van den spoorwegdienst of van maatschappijen, die belangen hebben in België Zij verdienen een dagloon dat zelden 5 frank bedraagt (Zon- en feestdagen niet inbegrepen). Par ticuliere personen wijzen u de deur. Zoekt men persoonlijk bezigheid, dan kan men die vinden als men zijne nationaliteit verbergt, Er maK daarbij echter niet vergeten wor den,dat menig hoftheater zijn te velde staan de gehuwde leden een gedeelte van hun in komen verder betaalt. Verder mag men niet uit bet oog verliezen, dat het gebrek aan technisch personeel, als gevolg van den oor'og, ernstig stoornissen veroorzaakt. Dit alles bij eikaar is echter neg geen reden om het inkomen der tooneelspelers zoo zeer te verminderen. Ik ken geen hofeehouwhurg, die den oorlog niet daartoe ais aanleiding die per stuk veel geld verdienden, werden op dagloon gesteld, Vijl dat goedkooper uit komt. Men ontneemt bun liet werktuig waar mee zij gewoon zijd °.m te gaan en laat ze naar Zuid van Gila uil lNU0™ zich afbeulen met minderwaardige, behandelt sterk bevestigde plaats, door hS'NoSdeHik" 26 mCt mistrouwen' stuu,rt,ze van werkplaats Monteneffriinfirhf» nrphürrr^ r maar wordt doorgezonden zoodra men zich 1 gebruikt heeft. Ook de stedelijke sehouwbur- als Belg bekend mankt. Belgische arbeiders gen zijn aldus te werk gegaan. Het stedelijk Montenegrijnsche gebergte loopt Aan dezen pas ligt een reeks versterkingen, waarvan de eerste het. fort Presjeka is. Het ligt aan den uit gang van den Dugapas. De andere forten Slo- tot werkplaats en betaalt hun doorgaans een geringer loon dan aan de Franschen. Er bestaan twee tarieven: een hoog voor de theater in Halle heeft een bepaald bedrag als gewaarborgd- inkomen toegestaan en ver leent een aandeel in de winst. In Hamburg zijn de gages en de speelgelden de helft ver minderd op eenige uitzonderingen na. Het baliet en koor hebben acht tot tien procent moeten afstaan, het technisch pereoneel van tien tot vijftien procent. Toen er aan het einde van het vorige seizoen een niet onbe- JAPAN. De doodstraf in Japan, In het begin van het jaar werd op Formosa een samenzwering tegen de Japansche regeering ontdekt, tengevolge waarvan ongeveer 1000 personen zich te verantwoorden hadden. On langs heeft nu t ministerie van binnenlandse].a zaken van den goeverneur generaal van For mosa een ambtelijk bericht over deze zaak ont vangen. Volgens dit bericht werden aan de pro-; vinciaie rechtbank van Tainun van 89 opstan delingen er 61 ter dood veroordeeldzes tot 12 jaren gevangenisstraf en 22 tot 9 jaar. Kort daarna werden door hetzelfde gerechtshof van 163 samenzweerders er 156 ter dood veroor deeld, 3 tot 15 jaren gevangenisstraf, 3 tot twaalf jaren, en 1 tot 9 jaren dwangarbeid. Eenige dagen later werden nogmaals in hetz f- de geding 55 lieden ter dood veroordeeld. Vol gens do Voss. Ztg. zijn een groot aantal vaa deze doodsstraffen reeds voltrokken. ZOO ZUN DE SOCIALISTEN! In het jaarverslag van de Coöp. Verbruik* vereentgtng „De Volharding", te 's-Gravenha- e leest men, dat het bestuur niet is kunnen innaan op aanvragen om toeslag op het loon, niet omdat het met overtuigd zou wezen, dat zij de voort durende stijging der prijzen van alle levensbe- noodtgdheden het leven voor de gezinnen steeds zwaarder wordt, „doch omdat het bestuur 't tegenover de groote massa der leden niet billijk AfiiilP nm fo hnnnon looL A bewoners en een laa? voor de vluchtelingen, I langrijke winst overbleef, is deze onder de achtte om te hunnen koste voor een betrekkelijk die bovendien dagehj^8 hunne wegzending te lieden verdeeld. Daardoor kreeg ieder lid on- kleine groep het leven lichter te maken". Naar het Fransch. O zeker, is ze lid van een club, zeide hij. 'tZijn alleen de heel eenvoudige lui, die zich tevreden stellen met een balven gulden te wagen aan de kleine speeltafels in de be nedenzalen. Maar zooals monsieur wil hij .haalde de schouders op. Ik dring er niet Op aan, dat mijnheer lid wordt van de club. Zonder Ie antwoorden betaalde Chester de enkele guldens toegang voor hem en zijn .metgezel en, zich een weg door de inenschen- tmetiigle, banende, liepen zij langzaam de be nedenzaal door, Nu. monsieur, ik heb toch gelijk gehad. Madame Bailey is in de club. Geed, laten we dan naar de club gaan, pet unceter ietwat ongeduldig. Hij begon, althans hij meende dat hij het I begon te begrijpen. De Club was zeker een Jdcui gesloten onderdeel vau het Casino, uiet een leeszaal en zoo meer. Sylvia bad teker kennis gemaakt met eenige Fransche lasten in haar hotel en dezen hadden haar iveigcuaald lid van d© Club te worden. Hij begon zijn vermoeidheid van zich af te schudden; de ongewone omgeving amu seerde en interesseerde hem toch, al zag hij veel dat hem stuitte. Tiea minuten later was hij, dank zij de vriendelijke bemiddeling van mijnheer Pol- run van 6611 °ffer van tien gulden, zelf v ,van d« Club en vrij het heiligdom re e'b waar de aanbidders der wispel- '7i]Vivr ti» i\n m<^ Koud in plaats van met de tafel stonden^ !den blik kuntienenTanlS of!lrPme -k^el,?'etten> ^hoorden - zelfs Chester, meikte het op tot heel anrlprp maatschappelijke kringen al© de vrrn jk^ zorgelooze menigte Beneden In de Baccarat-zaal waren de meeste hee- ren m rok en de dames waren alle jong, mooi en ruk gekleed al vond Chester dat ztf uitzagfn aantrekkelijk en fatsoenlijk Hij voeide dan ook iet© als weerzin bij de gedachte, dat Sylvia Bailey deel uitmaakte van uit gezelschap. Aan beide tntels werd er baccarat ge speeld, maar toch bad wat doorgaans het geval is zich om één der tafels een veel grootere menigte verzameld dan om de an- ^1 dere. Polperro klopte hem op den schouder. Nu, monsieur, als u het goed vindt, zal ik nu maar naar huis gaan- Ik denk dat u ma dame Bailey aan d® verdere tafel zult vin den. Cchester schudde den eigenaar van de Villa du Lac joviaalde hand. Het kleine mannetje was werkelijk heel vriendelijk en hulpvaardig geweest- Jammer dat er geen kamer disponibel was ra zjj.n hotel. Hij giug naar de tweede tafel en bereikte eindelijk een punt, waarvan bij het gezicht had op de spelers, die om de groene tafel ge- zelen waren. I Er heerschte onder de spelenden zelf, zoo wel als onder hen, die hen gadesloegen, een merkwaardige stilte, zooals trouwens in de meeste zalen waar giof wordt gespeeld. En toen, opeons, za£ Chester, met een schok, die het blood naar zijn wangen dreef, dat Sylvia Bailey bijna vlak tegenover hem zat. Soms kan iets, dat wij zien, een tooneeltje, een groep menseben, zich, reeds na den eer sten oogopslag, onuitwisbaar in het geheu gen prenten. Dat wat Chester doien avond in het Casino van Lacville zag, en w vermoeide oogen nu met toenemende verwon dering en belangstelling 0p bleven rusten, zou tuj nimmer vergeten. Sylvia zat aan de Baccarat-tafel naast den bankhouder. Zij was klaarblijkelijk geheel verdiept in het spel en met koortsachtige nieuwsgierigheid volgde zij er den loop van. Haar handen lagen op de tafel en met de eene hield zij een klein ivoren harkje vast. En op een bankbiljet, dat voor haar op het groene kleed lag uitgespreid, waren twee stapeltjes goudstukken. Chester vond dat Sylvia er nog nooit zoo had uitgezien als dien avond, en terwijl hij het merkte bekroop hem een eigenaardig ge voel van angst en bezorgdheid. Zn zag er meer dan lief.... zij zag er werkelijk allerbe- koorlykst uit en daarbij was zij één en al leven. Een donker blosje kleurde baar wan- oogen" 8611 °ngeWOne gloed straalde uit haar Het parelsnoer, dat oorzaak was van 't eenige ernstige meeningsvenschil tusschen hen ging zacht heen en weer op het zwart kanten kleedje. En toch al had hij haar nooit zoo mooi gevonden zag zij er niet gelukkig uit en maakte zij den indruk van zich niet op haar gemak te voelen. Geen wonder, op een plaats als deze, en tusschen die menschen, dacht Chester boos. Nu en dan keerde zij zieh om en sprak le- vernlig en vertrouwelijk met een heer hoogstwaarschijnlijk een Franschman die aan haar linkerhand zat. Die heer speelde vreemd genoeg, niet mee. Hij was lang, blond en onberispelijk gekleed en Chester maakte in zijn jaloezie uit, dat 't een echte fat was, I geen man, dien Sylvia hoorde te kennen. Opeens keek Sylvia om en richtte het woord tot iemand, die achter haar stond en aP o\eir ter nu Ook ziih aandacht vestig de. t Was een korte, gzette, wel wat opzich tig gekleede vrouw, maar die toch geen on- gunetigen indruk op hem maakte. Althans hij verwonderde er zieh ook van haar over, dat zij lid was van een 6peelciub. En de derde persoon, met wien Sylvia nu en dan eenige woorden wisselde, was een lange, schrale, dwaas en''ongegeneerd gekleede heer, met een notitieboekje in de hand, waarin hij tel kens eenige aanteekeningen maakte en dia blijkbaar slecbts uit de beleefdheid, maajr zonder er zich voor te interessecren, luister de naar hetgeen zij zei. Chester verwonderde er zieh over, dat Syl via dien man en die vrouw zoo goéd scheen te kennen. Hij vond het geen menschen voor haar en de naast haar zittende Franschman scheen deze meening te deelcn, want ais Sylvia met hen praatte nam hij geen deel aan het gesprek en kwam er soms een trek van wrevel op zijn gelanE Men begon weer met ernst te spelen en Syl via vestigde opnieuw al haar aandncbt oD de tafel. Haar buurman fluisterde baar iets toe wat haar onmiddellijk deed besluiten, eenige goudstukjes van het stapeltje af te nemen en in te zetten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1915 | | pagina 5