Gevaarlijke Vrienden.
ÜE 09RL0G
Missiebrief uit Borneo.
St. NICOLAAS-CADEAUX.
BUITENLANO
BTNNENLANb
FEUILLETON
VOOR DE O AM ES.
C. H. VOGELZANG,
GROOTE HOUTSTRAAT 29A.
Adv.
Kinuta, 12 Oct. 1915.
VERSPREIDE BERICHTEN
38
O
NIEUWE HAARLEMSCME COURANT ;«D
Nooril-Hollandsehe kennissen in Engélsch-
Borneo,
Hij heelt me bezocht! Twee dagen bij me
geweest: hij is gekomen en weer heengegaan.
Wie? Wel Father Groot van Halfweg natuur
lijk' W" hebben gepraat en gekletst, dat twee
bekende Holiandsche vischvrouwen er niet bij
te vergelijken zijn We hebben weer de mooie
plekskes rondom mooi Haarlem bezocht; weer
genoten in herinnering! van koele en
frissche glaasjes bier; gepraat den ganschen
dag en zelfs tot een stuk in den nacht, den
tropisch-donkeren voornacht, want de lieve,
prachtige maan was in haar laatste kwartier.
's Maandagsmoigens zou hij komen per snel
trein, die half tien precies hier te Papar aan
komenmoet, volgens de officiëele tijdtafel.
Gauw en vlug 't ontbijt gebruikt; mijn pedes
apostoiorum op looppas gezet; de pijp in brand
gestoken en de zeven mijlen naar Paparstation
gezevenmijld. Ik was er, 'n paar minuten vóór
de trein Father P. Groot aanbracht.
„Goeden morgen, Piet! Mooi op tijd!"
En toen begon het gekakel, dat een paar
dagen duren zou. De twee mijltjes naar Papar-
missie waren zóó afgelegd. We waren er voor
we het wisten!
Fr. Goossens was niet thuis, doch zou zoo
om en om twaalf uur weer opduiken. Hij was
voor den Zondag naar een buitenstatie, 36 mijlen
ver; doch hij ging 34 mijlen daarvan per trein,
dus 't is zoo heel erg niet, zoo'n verre bij
missie
De Zusterkens even goeden morgen gewenscht
en even gepraat over Mill-Hill etc.
Toen waren we weer alleen, te wachten op
Fr. Goossens. Half een was hij er nog niet;
we begonnen met ons twaalf-uurtje; 'n speciaal
natuurlijk. Lekker gegeten, zoo'n dineetje, ge
kookt door 'n Hollandsch nonneke! Father Groot
had nog niet zoo lekker gegeten sinds hij voet
aan wat zette hier in Borneo! We zaten nog aan
tafel doch ik had den brand al in een Hol-
landsche sigaar: 't was toch onder-ons toen
de Nestor der missionarissen hier thuis kwam.
Ker.nis gemaakt en toen begon 't weer: allerlei
stories en ondervindingen van den praatgragen
Fr. Goossens.
We zouden samen blijven dien dag en dan
den volgencen morgen eerst op Kinuta aangaan,
want Fr. üröot zat met hoogroode wangen:
't wandelingetje in de zon had hem óp gemaakt.
De middag en avond vloog voorbijspoedig was
het bedtijd en dus klokslag elf braken we op:
't was taptoe eningerukt marsch! naar kooi.
's Morgens hoorden we dat de bezoeker 'n
spiicsplin.ernieuwe geslapen had als een roos,
•vijf kwartier in 't uur!! (Dat kunnen we alléén
in Borneo!)
Na 't speciale ontbijt: rijst, varkenscarbonade,
eieren, brood en koffie en 'n pijp zonder die
gaan we nooit uit moesten de schoenen uit.
De mijne liet ik bij Fr. G., die van P. Groot
kreeg ten jongen om te dragen, en we trippelden
de vijf mijl.
De rivier over eerst, en toen begon 't lekkere,
bescnaduwde oerwoudpad. Doch.... modder
tot dichtbij de knieën! Fr. Groot had nog nooit
zoo'n pad gezien, laat staan geloopen
Bemodderd van top tot teen, kwamen we in
de missie hier! Een bad, en toen weer gepraat,
maar natuurlijk in 't Engelsch, want hoe
schandelijk 't Hollandsch lukte niet goed
meer!
De dag met een beetje eten van ouzen Does-
senschen kok en 't middagslaapje, en praten en
brevieren, was gauw om, en in den koelen
avond zaten we en draaiden ons repertoire af:
Hollandsche „moppen" op de gramophone,
't Was tè goed; we genoten te veel voor
missie-mannen: even weer opdraaien enrits
gesprongen was de veer! Nu kan men
draaien tot men een ons weegt, doch geen
muziek krijgt inen er uit. Dus nu alleen maar
wat praten.
Dat w«s Dinsdag. Woensdag zouden we weer
teruggaan naar Papar, want Donderdag was
't feest ui 't dorp: Onze Lieve Vrcfuw van den
Heiligen Rozenkrans,patrones van Papar-
missie
Zes Fathers zouden we bijeen zijn.
't Begon te regenen en bleef regenen heel den
nacht. Niet op z'n Hollandsch doch 'n tropische
regen: gieten, neen de stralen water smakten
neer!
Een goed vooruitzicht! 's Morgens stond alles
blank. De rivier boven zijn oevers; alles onder jstup en Nozdre zijn ook betrekkelijk goed en
water! Wat nu? Probeeren om in Papar te ko
men
Kunnen we niet ergens er overheen dat 3 of 4
man ons overroeien, dan maar loopen over den
heuvelkam, dan over de spoorbrug en zoo naar
father Goossens.
Doch.... dat zou 'n twintig mijlen loopen
zijn en zijn bezoeker van Halfweg had daar wei
nig zin in.
We gingen om half negen al, want we wisten
niet wanneer we zouden aankomen: héél gauw
tot aan 't middel in 't koude water! Voor mij
is 't bijna dagelijksclt werk in 't regenseizoen,
doch P. Groot ging heel langzaam. Spoedig
kwamen we op een stuk land, alles water, en Fr.
Groot ging onder, alléén zijn „kop" kwam nog
boven het koude water, mij kwam het nauwelijks
borsthoog.
Even verderen daar lag de Halfwegsche
Missieman en probeerde den borstslag, t ging
wellicht makkelijker dan loopen.
Doch met een toog opgerold aan het nnduel
en een zonnehoed op is het moeilijk zwemmen.
We sjouwden maar raak, doch om over de rivier
te komen, daar was geen kijken naar. Een groote
boot was hier wel, doch geen Doesoen waagde z'n
hachie!
Eens heb ik de Paparrivier in een vroegeren
brief „verradelijk" genaamd! Dat is hij wel:
gisteren nog kalm, een nacht regen en nu: brui
modern aangelegd Een bevestigde stelling ligt
Westelijk daarvan bij Renowac Meer Oostelijk
aan de Servische grens ligt een reeks bevestigde
versperringen, waarvan de noordelijkste Plewlje.
Meer Zuidelijk, ongeveer ter hoogte van Mitro-
witsa liggen de forten van Berame en nog meer
Zuidelijk de bevestigde stelling van Ipek, die den
weg naar Pristina beschermt en ongeveer op dé-
zelfde hoogte als deze stad ligt
Aan de Zuidelijke grens vinden we ten Wes
ten van Berame in het dal van de Tara een zeer
belangrijke Monfenegrijnsche grensstroom, die
het land in zijn geheele lengte" van het Zuiden
naar het Noorden snijdt, de forten van Kalas-
jin. Die liggen echter nog vrij ver van dé grens.
Het aanzienlijkste vestingstelsel der Montene-
grijnen ligt ten Noorden van hei meer van Skoe-
tari, dat altijd het groote verlangen van Mon
tenegro geweest is. Om de sterk aangelegde
bruggehoofd-stelling Podgoriza ligt een ring
van sterke plaatsen en vestingstellingen. Ten
Z.W. van de vesting Podgoriza ligt dicht bij
het Skoetari-meer, de bergvesting Sjabljak. Ten
Oosten daarvan is een reeks forten aangelegd
aan den noordelijken uitlooper van het Skoeta
ri-meer. Zij groepeeren zich om het fort van
Tusji, ten Zuiden van Podgoriza. Ten Noorden
van deze hoogtevesting bevindt zich het fort
Sjusj, dat met de vesting Podgoriza samen een
sterk bevestigde linie vormt. Door deze vesting
schend en schuurend en draaiend, en kolkend j werken wordt de weg naar Cettinje, die naar
zendt hij zijn water naar den Oceaan! Door en het zujdwesten, en_verder die naar het_Skoetari
Ruime keuze
doornat zou 't goed nog een kleine 20 mijl te loo
pen zijn, zonder vóór dien tijd iets warms binnen
te krijgen. Doch Fr Groot was bezoeker en
dusbaas! We gingen dus weer naar huis,
wéér waterplassen naar Kinuta en juist elf uur
waren we thuis. Gauw een bad, een glas wijn,
een droge plunje, een warm rijstdiner en we koe
keloerden elkaar aan. Gelukkig weten we waar
we zitten en kan men zich hier zeiden op iéts
zekers rekenen, menschelijkerwijze gesproken.
Om 4 uur 's middags was het water heel wat
gedaald, zeker 'n halven meter; toen vroegen we
'n paar Doesoens en nu wilden zij wel. Dicht bij
onze Missie werden we overgezet Zonder otn te
slaan of ander gevaai, en toen naar Papar. Ar
me Fr. Groot, weer was hij druipnat!
Goed zes uur kwamen we aanZe hadden ons
al opgegeven. Eén der Fathers was komen opda
gen, ook een van het binnenland, die niet bang
is voor natte voeten!
Blijde waren vooral de Zusters toen ze ons
zagen: ze hadden zoo hard gewerkt in de kerk,
om die mooi te versieren, en dan géén plechtige
Mis, die eens in 't jaar maar plaats heeft, dat
zou te erg geweest zijn! Doch gelukkig 't ging
nu: Doncerdag was de plechtige M. Mis met
Diaken eu Subdiaken en Caeremoniarius. Fr.
Groot fungeerde als Subdiaken.
Zoo kwam en ging mijn Halfwegsche vriend.
Hij beloofde spoedig weer terug te komen, zoo
spoedig als hij mag van z'n Pastoor.
Als hij nog 'n keertje komt in het binnenland
hier, dan is hij op en top 'n Missieman! Want
geen paden en wegen, veel modder en water zijn
er aan de orde van een dag en de Missionaris
moet er op uit, dus.dan zooveel mogelijk
alles maar van den lichten kant bekeken en op
genomen. Zoo'n gesjouw van een paar uur tot
aan den nek in 't water ia één van de levens-
pretjes hier! Adieu!
Fath. J. STAAL, Miss.
DE STUIJD IN MONTENEGRO.
Nu de Balkanoorlog verder voor een groot
deel ook binnen de Montenegrijnsche grenzen
schijnt te zullen worden uitgevochten, geven wij
hier een beschrijving van „Heer und Politik",
over de vestjngen en bevestigde werken van
Montenegro weer.
Aan >Ge noordelijke grens, waar nu het Oos-
tenrijksche oü'ensief plaats vindt, zijn slechts
weinig versterkte stellingen en forten, waardoor
het,Montenegrijnsche iroht gesteund wordt. De
reden is, dat het bergachtige land een natuur
lijke vesting vormt, temeer daar de Montene
grijnsche soldaten van hun jeugd af aan den
bergoorlog gewend zijn. Het Oostenrijksche of-
™s!ef tea Oosten van Trebinje, ten Zuiden van
nc"t zich tegen de meer dan duizend me-
veïiiorff6 \lm°L Burdo- Hier bevond zich een be-
m?ndS di!°nienegrijnsche stellin£> echter
5 Jz kunst dan door natuur ontstaan
was. ehalve aan dit zuidelijke punt van dif
Swt aSvalle°ndeDiSief "ien van Aw-
towac aanvallend tegen Montenegro te werk
Het offensief richtte zich hier tegen den teken
den Dugapas, die in de richtig'JfiS
naar Zuid van flila uit UU1U
meer beschermd. Ten noorden van Sjusj ligt
de vesting Niksjiki.
Er is gemeld, dat de Montenegrijnsche ves
tingen gedeeltelijk met Engelsche kanonnen mo
dern zijn uitgerust. In het algemeen kan men
echter verwachten, dat de vestingen van Monte
negro niet meer weerstandsvermogen zullen be
zitten dan die van Servië.
DE BELGEN IN FRANKRIJK.
Het Hamb. Fremdenblatt geeft een uit
treksel van een brief door een Belg, die uit
Frankrijk gevlucht was, geschreven aan een
landgenoot. Onze Brusselsche correspondent
schreef reeds eenige malen over de Belgen
in Engeland. In Frankrijk schijnt het al
niet veel beter te zijn. Het uittreksel luidt:
„In de Fransche pers is van België immer
minder spraak, en wanneer ons vaderland
eens in hare kolommen opduikt, wordt
meestal alleen den hfeldenmoed van den ko
ning geprezen, zelden daarentegen van het
Belgische volk gesproken en van het rijke
loon, dat Frankrijk hem voor zijne opoffe
ring beloofd heeft. Natuurlijk wordt gewoon
lijk opgeworpen, dat wij in Frankrijk te
huis zijn als in een tweede vaderland. Zoo
luidt het officieele thgma. Heel anders klinkt
echter wat men in het dagelijksch leven in
al de lagen der bevolking, te hooren krijgt:
„De Beigen? Die zullen ons nog het vel
over de ooren trekken 1 Wat hebben ze dan
toch voor ons gedaan?" Eu dat wordt u
terstond toegesnauwd, als men zich bekend
maakt als Belg. Gewoonlijk heet het dan
verder: „Nu smijten wij de Duitschers uit
het land, gaan tot aan onze grens, dan
kunt ge zien waar ge blijft; zoo ge lust
hebt, kunt ge ook den oorlog voortzetten.
verwachten hebben, wanneer een Fransch-
man van het front terugkomt en zich aan
biedt. Slechts speciale werklieden, die goed
vertrouwd zijn met de eigenaardige metho
des onzer Belgische fabrikatie, verdienen
goed, omdat de Fransche farieksbazon van
hen onze geheimen leèren. Dat zijn de Bel
gen, waarop de wervers het in onze nijver
heidsdistricten op gemunt hebben. Ge hoeft
dus niet verbaasd te staan, dat onze land-
genooten, eerst van de eene verbazing tot
de andere komen, dan zich verontrusten en
menigmaal aan hunne vcronw?ardiging lucht
geven. Dat bekwam hun vrijwel slecht, zoo
als aan die welke in Den Haver woedend
werden en riepen: „Leve Duitschland!" Zij
werden tot zware gevangenisstraffen ver
oordeeld. De meesten zijn slim genoeg den
mond te houden. Onder landgenoot-en wordt
in vertrouwen echter duidelijker gesproken.
Daar geldt ons spreekwoord: „Schoone toe
gang, slechte uitgang." Dat de ambtelijke
vertegenwoordigers van ons land opgehemeld
worden, stemt zeker goed. Zij zweven in
wierookwo'ken; die hun de ellende van den
gewonen sterveling verbergen. Dan nog we-
geveer een derde van de schade vergoed. De
verdeelde som bedroeg ongeveer honderddui
zend Mark.
De hofscbouwburgen in Stuttgart, Dresden
en Karlsruhe hebben de minder goed betaal
de .tooneelspelers weinig afgeslagen, maar
het inkomen van de beter betaalden vermin
derd. In Dresden bedroeg de vermindering
van tien tot zestien procent. Alle inkomens
onder de 3600 Mark bleven ongerept. De drie
stedelijke schouwburgen van Leipzig hebben
zoo gewerkt, dat de stad geen bijzondere toe
lagen heeft behoeven te verleenen. Besparin
gen verkreeg men door zuinigheid met de
coraties, tantièmes enatgemoene onkosten.
Terwijl de reducties van de gages langza
merhand bijbetaald werden. Men begon met
bij de eerste duizend Mark tien prooent, bij
de tWeede duizend Mark twintig procent enz.
te korten, tot vijftig procent toe. In het be-
giu van 1915 liet men de eerste duizend vrij
en begon men bij de tweede duizend. Bij van
1 Juli af kwam de tweede duizend vrij en
van October af zelfs de derde duizend. Zoo
dat de reductie z.g.n bij de vierde duizend
met tien procent beginnen en slechts ten
ten zij geen bescheid, noch weten maatregelen hoogste vijftien procent bereiken kon. Van
te nemen, over de stemming die bij ons t de reducties, die er nu nog plaats vinden,
lieerscht. Ieder middel is hun goed, om te betaalt de directie aan de gehuwden 25 m
verhinderen dat onze tehuis gebleven land-
genooten zouden vernemen, dat wij van de
zoo gezegde Fransche gastvrijheid meenen.
Dat niets per brief doorkomt, daarvoor zorgt
de Fransche censuur; onze Belgische behee-
ren in Frankrijk zorgen er voor, de onder
danen die naar het vaderland terugwillen,
alle mogelijke moeilijkheden in den weg
te leggen. Slechts weinige van ons slaagden
er in over de grens te komen. Ik durf
beweren, dat, zoo zij konden, 3000 Belgen
terstond het ongastvrije Frankrijk zouden
den rug toekeeren en naar het vaderland
trekken. Velen onzer landgenooten geraken
zonder pas, met gevaar voor hun leven,
over de Zwitsersche grens. Allen verklaren
eenstemmig dat zij liever het uiterste wa
gen dan het krenkend wantrouwen van het
Fransche volk te verdragen. Wat echter de
Regeering betreft, die nu zonder het minste
toezicht handelt, uit haar leugenstelsel dat
dat niemand meer gelooft, groeit een erg
misnoegen, waarvan zij vroeg of laat de
gevolgen zal dragen."
De tooneelspelers in den oorlog.
In de „Schaubühne" deelt Max Eppstein
den uitslag mede van eeu rondvraag, die hij
onder de Duitsche tooneelspelers heeft ge
houden. Hij betoogt o.a. het volgende:
In dezen oorlogtijd hebben de ondernemers
van schouw burgen zich van hun verplichtin
gen tegenover de tooneelspelers ontslagen en
hen grootendeels met de verliezen van de
zen tijd belast. De zeer slechte betaling, die
tooneelspelers en zangers thans krijgen, kan
hun tot blijvende schade zijn. üe dramati
sche kunst moet er onder lijden.
De groote kunstenaars echter, die heel goed
een vermindering van bun inkomen kouden
verdragen, worden thans even goed, zoo niet
beter betaald dan in vredestijd
De beide
Zoo dom zijn-we niet, dat wij ons voor u Duitsche tooneelspelers, die wei het hoogste
zouden laten doodschieten." Antwoordt mên 'inkomen krijgen, Thielscher en Bassermann
daarop iets dan volgt het gewone deuntje, zijn ook wel de eenigen, die thans in welk
dat iedere Belg of soldaat, of burger, naar ;stuk en in welke omgeving zij ook spelen,
het hoofd geslingerd wordt: „Heeft u ie-1bezoekers trekken. Niet zij dus, die een ver
mand gevraagd naar hier te komen? Gij mindering zouden kunnen verdragen, moe-
neemt ons nog het brood vóór den mond teu de schade betalen, maar de middenstan-
weg!" Min of meer duidelijk geeft men te ders onder de tooneelspelers. Terwijl het be-
verstaan, dat wij allen spionnen zijn. Nu zoek der schouwburgen onder den oorlog
meent ge misschien dat alleen de leegloopers aanzienlijk beter geworden is, zijn de gages
'van de meeste leden der gezelschappen nog
belangrijk verminderd. De hoftheaters heb
ben daaraan bijzonder deelgenomen en zelfs
te Berlijn, waar het bezoek zeer gunstig is,
zün de gages buiten verhouding verlaagd
aan de ongeliuwden 20 procent terug.
De Russische winter „afgelast".
Uit Kopenhagen wordt aan de Duits die
bladen bericht, dat het Russische blad
„Roesskoje Slowo" in een uitvoerig artikel
de veelomvattende maatregelen bespreekt
welke_ het Duitsche legerbestuur heeft geno
men in verband met den na al reeds lang
begonnen tweeden winterveldtochE Door die
maatregelen hoopt men de verwachtingen
van de Russen te beschamen, die op de hulp
van de strenge vorst gehoopt hadden, als op
die van een nieuwen bondgenoot De Duit
sche soldalen aan het Russische front zijn
ruimschoots voorzien van warme wollen on
der- en bov enk leed ing, zoodat ze geen last
van de koude zullen hebben. Vaak zijn ze
ook voorzien van slaapzakken, zoodat ze het
desnoods in de open lucht kuunen uithou
den. De loopgraven zijn met stroo en raat
ten beschut tegen de kou en voorzien van
verplaatsbare loodsen, waar de manscbap-
peu zicb kunnen warmen. Voorts is gezorgd
voor witte mantels, zoodat de soldaten niet
tegen de sneeuw afsteken. Ook de wallen
vóór de loopgraven zijn met witte doeken
bedekt.
Naar verluidt zouden Wilhelm en leger
commandant Von Hindenburg hebben be
volen, dat geen enkele Duitsche soldaat van
de Russische koude zou te lijden hebben, zoo
dat om zoo te zeggen de befaamde Russische
winter van hoogerhand zou zijn afbesteld.
De „Roesskoje Slowo" zegt, dat de Russen
iu dit opzicht wel wat van bun vijanden had
den mogen leeren, en doet een beroep op al
le vaderlandsliefende burgers om witte klee>-
ren en witte doeken ter bschikking vaü de
Russische troepen te stellen.
tZ~i. "uur™ Krijgen; rranürijK neen
hoog loon oTt" *°£kt Zf tC°®"
dat is een speciale vraag. Maar "dif'min
naar ons verlangt, dat is een dwaling, die
nu nog in ons land verspreid wordt. Talrijke
Belgen blijven zonder brood en zij die werk
vinden, wat meestal alleen in Parijs moge
lijk ia, werken in de bufeelen van den
spoorwegdienst of van maatschappijen, die
belangen hebben in België Zij verdienen
een dagloon dat zelden 5 frank bedraagt
(Zon- en feestdagen niet inbegrepen). Par
ticuliere personen wijzen u de deur. Zoekt
men persoonlijk bezigheid, dan kan men die
vinden als men zijne nationaliteit verbergt,
Er maK daarbij echter niet vergeten wor
den,dat menig hoftheater zijn te velde staan
de gehuwde leden een gedeelte van hun in
komen verder betaalt. Verder mag men niet
uit bet oog verliezen, dat het gebrek aan
technisch personeel, als gevolg van den
oor'og, ernstig stoornissen veroorzaakt.
Dit alles bij eikaar is echter neg geen reden
om het inkomen der tooneelspelers zoo zeer
te verminderen. Ik ken geen hofeehouwhurg,
die den oorlog niet daartoe ais aanleiding
die per stuk veel geld verdienden, werden
op dagloon gesteld, Vijl dat goedkooper uit
komt. Men ontneemt bun liet werktuig waar
mee zij gewoon zijd °.m te gaan en laat ze
naar Zuid van Gila uil lNU0™ zich afbeulen met minderwaardige, behandelt
sterk bevestigde plaats, door hS'NoSdeHik" 26 mCt mistrouwen' stuu,rt,ze van werkplaats
Monteneffriinfirhf» nrphürrr^ r
maar wordt doorgezonden zoodra men zich 1 gebruikt heeft. Ook de stedelijke sehouwbur-
als Belg bekend mankt. Belgische arbeiders gen zijn aldus te werk gegaan. Het stedelijk
Montenegrijnsche gebergte loopt Aan dezen
pas ligt een reeks versterkingen, waarvan de
eerste het. fort Presjeka is. Het ligt aan den uit
gang van den Dugapas. De andere forten Slo-
tot werkplaats en betaalt hun doorgaans een
geringer loon dan aan de Franschen. Er
bestaan twee tarieven: een hoog voor de
theater in Halle heeft een bepaald bedrag
als gewaarborgd- inkomen toegestaan en ver
leent een aandeel in de winst. In Hamburg
zijn de gages en de speelgelden de helft ver
minderd op eenige uitzonderingen na. Het
baliet en koor hebben acht tot tien procent
moeten afstaan, het technisch pereoneel van
tien tot vijftien procent. Toen er aan het
einde van het vorige seizoen een niet onbe-
JAPAN.
De doodstraf in Japan,
In het begin van het jaar werd op Formosa
een samenzwering tegen de Japansche regeering
ontdekt, tengevolge waarvan ongeveer 1000
personen zich te verantwoorden hadden. On
langs heeft nu t ministerie van binnenlandse].a
zaken van den goeverneur generaal van For
mosa een ambtelijk bericht over deze zaak ont
vangen. Volgens dit bericht werden aan de pro-;
vinciaie rechtbank van Tainun van 89 opstan
delingen er 61 ter dood veroordeeldzes tot 12
jaren gevangenisstraf en 22 tot 9 jaar. Kort
daarna werden door hetzelfde gerechtshof van
163 samenzweerders er 156 ter dood veroor
deeld, 3 tot 15 jaren gevangenisstraf, 3 tot
twaalf jaren, en 1 tot 9 jaren dwangarbeid.
Eenige dagen later werden nogmaals in hetz f-
de geding 55 lieden ter dood veroordeeld. Vol
gens do Voss. Ztg. zijn een groot aantal vaa
deze doodsstraffen reeds voltrokken.
ZOO ZUN DE SOCIALISTEN!
In het jaarverslag van de Coöp. Verbruik*
vereentgtng „De Volharding", te 's-Gravenha- e
leest men, dat het bestuur niet is kunnen innaan
op aanvragen om toeslag op het loon, niet omdat
het met overtuigd zou wezen, dat zij de voort
durende stijging der prijzen van alle levensbe-
noodtgdheden het leven voor de gezinnen steeds
zwaarder wordt, „doch omdat het bestuur 't
tegenover de groote massa der leden niet billijk
AfiiilP nm fo hnnnon looL A
bewoners en een laa? voor de vluchtelingen, I langrijke winst overbleef, is deze onder de achtte om te hunnen koste voor een betrekkelijk
die bovendien dagehj^8 hunne wegzending te lieden verdeeld. Daardoor kreeg ieder lid on- kleine groep het leven lichter te maken".
Naar het Fransch.
O zeker, is ze lid van een club, zeide hij.
'tZijn alleen de heel eenvoudige lui, die
zich tevreden stellen met een balven gulden
te wagen aan de kleine speeltafels in de be
nedenzalen. Maar zooals monsieur wil hij
.haalde de schouders op. Ik dring er niet
Op aan, dat mijnheer lid wordt van de club.
Zonder Ie antwoorden betaalde Chester de
enkele guldens toegang voor hem en zijn
.metgezel en, zich een weg door de inenschen-
tmetiigle, banende, liepen zij langzaam de be
nedenzaal door,
Nu. monsieur, ik heb toch gelijk gehad.
Madame Bailey is in de club.
Geed, laten we dan naar de club gaan,
pet unceter ietwat ongeduldig.
Hij begon, althans hij meende dat hij het I
begon te begrijpen. De Club was zeker een
Jdcui gesloten onderdeel vau het Casino,
uiet een leeszaal en zoo meer. Sylvia bad
teker kennis gemaakt met eenige Fransche
lasten in haar hotel en dezen hadden haar
iveigcuaald lid van d© Club te worden.
Hij begon zijn vermoeidheid van zich af
te schudden; de ongewone omgeving amu
seerde en interesseerde hem toch, al zag hij
veel dat hem stuitte.
Tiea minuten later was hij, dank zij de
vriendelijke bemiddeling van mijnheer Pol-
run van 6611 °ffer van tien gulden, zelf
v ,van d« Club en vrij het heiligdom
re e'b waar de aanbidders der wispel-
'7i]Vivr ti» i\n m<^ Koud in plaats van met
de tafel stonden^
!den blik kuntienenTanlS
of!lrPme -k^el,?'etten> ^hoorden - zelfs
Chester, meikte het op tot heel anrlprp
maatschappelijke kringen al© de vrrn jk^
zorgelooze menigte Beneden
In de Baccarat-zaal waren de meeste hee-
ren m rok en de dames waren alle jong,
mooi en ruk gekleed al vond Chester dat ztf
uitzagfn aantrekkelijk en fatsoenlijk
Hij voeide dan ook iet© als weerzin bij de
gedachte, dat Sylvia Bailey deel uitmaakte
van uit gezelschap.
Aan beide tntels werd er baccarat ge
speeld, maar toch bad wat doorgaans het
geval is zich om één der tafels een veel
grootere menigte verzameld dan om de an-
^1
dere.
Polperro klopte hem op den schouder.
Nu, monsieur, als u het goed vindt, zal ik
nu maar naar huis gaan- Ik denk dat u ma
dame Bailey aan d® verdere tafel zult vin
den.
Cchester schudde den eigenaar van de
Villa du Lac joviaalde hand. Het kleine
mannetje was werkelijk heel vriendelijk en
hulpvaardig geweest- Jammer dat er geen
kamer disponibel was ra zjj.n hotel.
Hij giug naar de tweede tafel en bereikte
eindelijk een punt, waarvan bij het gezicht
had op de spelers, die om de groene tafel ge-
zelen waren.
I Er heerschte onder de spelenden zelf, zoo
wel als onder hen, die hen gadesloegen, een
merkwaardige stilte, zooals trouwens in
de meeste zalen waar giof wordt gespeeld.
En toen, opeons, za£ Chester, met een
schok, die het blood naar zijn wangen dreef,
dat Sylvia Bailey bijna vlak tegenover hem
zat.
Soms kan iets, dat wij zien, een tooneeltje,
een groep menseben, zich, reeds na den eer
sten oogopslag, onuitwisbaar in het geheu
gen prenten. Dat wat Chester doien avond in
het Casino van Lacville zag, en w
vermoeide oogen nu met toenemende verwon
dering en belangstelling 0p bleven rusten,
zou tuj nimmer vergeten.
Sylvia zat aan de Baccarat-tafel naast den
bankhouder. Zij was klaarblijkelijk geheel
verdiept in het spel en met koortsachtige
nieuwsgierigheid volgde zij er den loop van.
Haar handen lagen op de tafel en met de
eene hield zij een klein ivoren harkje vast.
En op een bankbiljet, dat voor haar op het
groene kleed lag uitgespreid, waren twee
stapeltjes goudstukken.
Chester vond dat Sylvia er nog nooit zoo
had uitgezien als dien avond, en terwijl hij
het merkte bekroop hem een eigenaardig ge
voel van angst en bezorgdheid. Zn zag er
meer dan lief.... zij zag er werkelijk allerbe-
koorlykst uit en daarbij was zij één en al
leven. Een donker blosje kleurde baar wan-
oogen" 8611 °ngeWOne gloed straalde uit haar
Het parelsnoer, dat oorzaak was van 't
eenige ernstige meeningsvenschil tusschen
hen ging zacht heen en weer op het zwart
kanten kleedje.
En toch al had hij haar nooit zoo mooi
gevonden zag zij er niet gelukkig uit en
maakte zij den indruk van zich niet op haar
gemak te voelen.
Geen wonder, op een plaats als deze, en
tusschen die menschen, dacht Chester boos.
Nu en dan keerde zij zieh om en sprak le-
vernlig en vertrouwelijk met een heer
hoogstwaarschijnlijk een Franschman die
aan haar linkerhand zat. Die heer speelde
vreemd genoeg, niet mee. Hij was lang, blond
en onberispelijk gekleed en Chester maakte
in zijn jaloezie uit, dat 't een echte fat was, I
geen man, dien Sylvia hoorde te kennen.
Opeens keek Sylvia om en richtte het
woord tot iemand, die achter haar stond en
aP o\eir ter nu Ook ziih aandacht vestig
de. t Was een korte, gzette, wel wat opzich
tig gekleede vrouw, maar die toch geen on-
gunetigen indruk op hem maakte. Althans hij
verwonderde er zieh ook van haar over, dat
zij lid was van een 6peelciub. En de derde
persoon, met wien Sylvia nu en dan eenige
woorden wisselde, was een lange, schrale,
dwaas en''ongegeneerd gekleede heer, met
een notitieboekje in de hand, waarin hij tel
kens eenige aanteekeningen maakte en dia
blijkbaar slecbts uit de beleefdheid, maajr
zonder er zich voor te interessecren, luister
de naar hetgeen zij zei.
Chester verwonderde er zieh over, dat Syl
via dien man en die vrouw zoo goéd scheen
te kennen. Hij vond het geen menschen voor
haar en de naast haar zittende Franschman
scheen deze meening te deelcn, want ais
Sylvia met hen praatte nam hij geen deel
aan het gesprek en kwam er soms een trek
van wrevel op zijn gelanE
Men begon weer met ernst te spelen en Syl
via vestigde opnieuw al haar aandncbt oD de
tafel. Haar buurman fluisterde baar iets toe
wat haar onmiddellijk deed besluiten, eenige
goudstukjes van het stapeltje af te nemen en
in te zetten.