mste' MÉm ™si Damesconfecf ie H. KOSTER M Mrat C -- Lange taitfut III wegens vergevorderd Seizoen. Buitengewone aanbieding StaaliNaren t iüwp mm F. D. LUBBERS FOURAGE MAGAZIJNEN VAN TELEF. 2273. TELEF. 2217. HERINGA aWUTHWCH J. J. HumEkS De Karavaan Raadsels. H. W. SONNEMANS, DAMES-FIETSEN. Ad vertestiën. Muriesrt in de H. 1. Cit. i. J, WEBER Zoon, Opticien. rei li - I Iv mjm- is g©edk@@p©s* dan Behangerij - Stoffeerderij - BeödenmakGrij, door WILLEM HAUFF. (Vervolg.) De gesi-hiehenis van Kalii' Ooievaar. I. De Kalif Chasid, te Bagdad, lag eens op een irooien namiddag, behaaglijk in zijn sofa; hij had ee i beetje geslapen want het was een heefe dag, en hij zag er nu na zijn dutje veel vroolijker uit. Hij rookte uit een lange pijp van rozenhout en dronk nu en dan een slokje koffie, die een slaaf hem inschonk en streek telkens als hij geproefd had behaaglijk over zijn baard. Kortom, 't was den kalif aan te zien, dat hij zich waarlijk wel gezind gevoelde. Op dit oogenblik kon men goed met hem praten; dan was hij zacht en minzaam; de grootvizier Mansor kwam dan ook eiken dag op dit uurDezen namiddag nu kwam hij w eer maar hij zag er, heel tegen zijne gewoonte in, zeer droomerig uit. De kalif nam even zijn pijp uit den mond en zei: „Waarom zet ge zoo'n droomerig gezicht, grootvizier?" De grootvizier kruiste zijn armen over de borst, boog voor zijn meester en antwoordde: „Meester, of ik een peinzend gezicht zet, weet ik niet; maar daar beneden voor het paleis staat een kramer en die verkoopt zulke mooie dingen, dat ik bedroefd ben, omdat ik niet meer geld te besteden heb." De kalif, die zijn grootvizier reeds lang een genoegen had willen doen, stuurde zijn zwarten slaaf naar beneden om den kramer te halen. Spoedig kwam de slaaf terug met den kramer. Deze was een klein, dik mannetje, met zwart bruin gelaat en gescheurde kleeren. Hij droeg een kist waarin allerhande waren zaten: paarlen en ringen, rijkbeslagen pistolen, bekers en kam men De kalif en zijn vizier bekeken alles, en ien slotte kocht de kalif voor hem en Mansor een mooi pistool en voor de vrouw van den vizier een kam. Maar toen de kramer zijn kast weer sluiten *iide, bemerkte de kalif daarin een lade en vroeg of daarin ook nog iets was. De kramer trok de lade uit en toonde daarin een doosje met zwart achtig poeder en een papier met zonderling schrift, dat noch de kalif noch Mansor lezen kon. „Deze twee stukken," zei de kramer, „kreeg ik eens van een koopman, die ze te Mekka op de straat had gevondenik wil ze u tegen gerin gen prijs afstaan; ik kan er toch niets mee aan vangen." - Ce kalif kocht papier en doos en liet den kramer -aan.Maar de kalif dacht: „Ik wou waarne weten wat dit geschrift beteekent," en hij vroeg aan den vizier of hij niemand kende d;e het zou kunnen ontcijferen. Deze aniwoordde: „Genadige heer en meester, aan t e groote Moskee woont een man, die Selim de geleerde heet en alle talen verstaat, laat hem komen, wellicht kent hij deze geheimzinnige tee- kens." Selim, de geleerde, werd ontboden en verscheen weidra. Selim," zei de kalif, „Selim, men vertelt dat gij zeer geleerd zijtkijk eens oï ge dit lezen kunt. Kunt ge 't lezen, dan krijgt ge van mij een nieuw feestgewaad; kunt ge 't dan kriigt ge twaalf slagen op uw wangen heet men u ten onrechte Selim, de geleerde." Selim maakte eene buiging en sprak: „Uw wil geschiede, o heer!" Lang en aandachtig bekeek hij 't geschrift, toen riep hij opeens uit: „Dat is latijn, o heer, of ik laat mij hangen!...." „Als het latijn is, zeg ons dan wat er in staat," beval de kalif. Selim begon te vertalen: „Mensch, gij die dit vindt, prijs Allah voor zijne genade. Wie van dit poeder, in deze doos, snuift en daarbij zegtMutabor, die kan zich in elk dier veranderen en verstaat ook de spraak aller dieren. Wil hij weer zijne menschelijke ge daante-aannemen, dan moet hij driemaal naar het Oosten buigen en hetzelfde woord uitspreken, maar pas op dat ge niet lacht wanneer ge in een dier zijt veranderd, want dan gaat het toover- woord geheel uit uw geheugen en dan blijft ge een dier Toen Selim daj gelezen had was de kalif uiter mate verheugd. Hij deed den geleerde zweren aan niemand iets van het geheim te vertellen, gaf hem een schoon feestgewaad, en liet hem gaan. Maar tót zijn grootvizier zei hij „Dat heet ik een goeden koop, Mansor. Dat zal iets zijn als ik een dier ben! Kom morgen vroeg bij mij. Dan gaan we te zamen in 't veld, snuiven een klein beetje uit mijne doos en luiste ren dan af wat er in de lucht en in 't water, in 't woud, en op het land verteld wordt." II. Pas had de kalif den volgenden morgen ontbe ten en zich aangekleed, of de grootvizier was al daar, om, zooals het hem bevolen was, met zijn meester op stap te gaan. De kalif stak het doosje met tooverpoeder in. zijnen gordel, beval aan zijn gevolg te huis te blijven, en trok met den groot vizier geheel alleen op weg. Eerst gingen ze door de groote tuinen van den kalif, maar zochten te vergeefs naar een levend wezen om hun kunst stuk te beproeven. Ten slotte stelde de vizier voor verder op te stappen naar een vijver, waar hij vroeger dikwijls veel beesten had gezien, voor namelijk ooievaars, die door hun statig uitzicht en hun gesnater altijd zijne aandacht hadden ge trokken. De kalif vond hef voorstel van zijn vizier goed en ging met hem naar den vijver. Toen ze daar aankwamen zagen ze een klei nen ooievaar ernstig op en neer stappen, op zoek naar kikvorschen; nu en dan taterde hij iets in zichzelf. Terzelfdertijd zagen ze ook heel hoog uit de lucht een anderen ooievaar op dezelfde plaats neerstrijken. „Ik wed bij mijn baard, zeer genadige heer," zei de grootvizier, „dat deze twee steltloopers hier een aardig gesprek gaan houden. Wat zou het eigenaardig zijn, als we ooievaars waren." „Goed gesproken," antwoordde de kalif. „Maar laten we eerst nog eens nadenken hoe we weer mensch worden." „Driemaal naar het Oosten buigen en Muta bor zeggen en ik ben weer kalif en gij vizier. Maar in 's hemels naam niet gelachen, anders zijn we verloren Terwijl de kalif aldus sprak zag hij den ande ren ooievaar boven zijn hoofd zweven en lang zaam neerdalen. Haastig trok hij de doos uit den gordel, nam een snuifje, reikte het doosje aan den grootvizier die er insgelijks een nam, en beiden riepen: „Mutabor! Plotseling krompen hun beenen ineen en wer den dun en rood, de mooie gele pantoffels van den kalif en zijn gezel werden vonnlooze ooie vaarsvoeten, de armen werden vleugelen, de hals groeide uit de schouders en werd wel een el lang, de baard was verdwenen en witte vederen over dekten hun lichaam. „Ge hebt een fraaien snavel, grootvizier," zei de kalif na van zijne verbazing bekomen te zijn. j „Bij den baard van den Profeet, zooiets heb ik van mijn leven nog niet gezien." „Ik dank u zeer," antwoordde de grootvizier, terwijl hij boog, „maar als ik durfde, zou ik be- j weren dat Uwe Hoogheid er als ooievaar bijna nog bevalliger uitziet dan als kalif. Maar kom, als u 't goedvindt, laten we onze kameraden af luisteren en beproeven of we werkelijk „ooie- vaarsch" kunnen verstaan." Intusschen Was de andere ooievaar op den grond gekomen. Hij maakte zijn voeten met zijn snavel schoon, streek zijn veeren gelijk en trad naar den eersten ooievaar toe. Maar de twee nieuwe ooievaars spoedden zich om in hunne na bijheid te kernen en hoorden tot hunne verbazing het volgende gesprek: „Goeden morgen, vrouw langbeen, al zoo vroeg in de welde?" „Vriendelijk dank, lieve Babbelsnavel. Ik heb me een klein ontbijt gevangen. Hebt ge soms lust in een stukje hagedis of in een kikvorschje." „Dank u beleefd, ik heb vandaag volstrekt geen eetlust. Ik ben ook voor iets heel anders naar de weide gekomen. Ik moet vandaag' voor de gasten van mijn vader dansen, en wil me in stilte nog een beetje oefenen." Daarop stapte de ooievaar met zonderlinge bewegingen door het veld. De kalif en Mansor keken hem verbaasd na. Maar toen hij in een schilderachtige houding op één been ging staan en daarbij sierlijk met zijne vleugels waaide, konden de twee zich niet meer inhouden; daar barstte uit hunne snavels een onweerstaanbaar gelach los, dat ze eerst na langen tijd konden bedwingen. De kalif herstelde zich het eerst en riep „Dat was me nu eens een grap, die met geen goud te betalen is. Jammer, dat aie domme bees ten zich hebben laten verschrikken door ons ge lach; anders hadden ze waarschijnlijk ook nog gezongen." Maar nu viel het den grootvizier in dat lachen tijdens hunne gedaanteverwisseling verboden was. Hij deelde dientengevolge zijne vrees mede aan den kalif. „Sapper Mekka en MedinaDat ware een ge- meene grap, als ik nu eens ooievaar moest blij ven! Denk toch eens na op dat domme woord; ik kan het niet uitbrengen." „5,Driemaal moeten we ons naar het Oosten 'buigen en daarbij zeggen: „Mu mu mu. Ze keerden zich naar het Oosten en bukten zich samen zoo diep dat hunne snavels bijna den grond raakten. Maar, 0 jammer, het tooverwoordj was hun ontvlogen, en hoe dikwijls de kalif zich| ook boog, en hoe vurig de vizier ook „Mu - mu: mu" riep, alle herinnering daaraan was ver-, zwonden, en de arme Chasid en zijn vizier waren- en bleven ooievaars. (Wordt vervolgd.) HET BRANDGLAS. izÊÊÉ r$k' m emM* eLam-mË dJemY K I 1 n ftff jh -T en virf e' en, want dan I „Hotien jullie je gemak, „Wacht even, buurmanik hondjes, je komt toch niet aan zal de hondjes even helpen." mijn lekkere wortstjes." „Ha, mijn brandglas begint „Daar gaan de lekkere te werken." worstjes!" Beste vriendjes en vriendinnetjes. Hieronder volgen weer eenige nieuwe raadsel- opgaven, waaiwan we de oplossingen de volgen de week bekend maken. 1. Anagram: 1 lichaamsdeel, 2 stad in Azië, 3 wordt in Ui soep gedaan, 4 in de woestijn, 5 een metaal, 6 landbouwwerktuig, 7 stroom in Duitschland. 8 hetzelfde als niets. De beginletters vormen den naam van een groot keizer van Frankrijk, de eindletters dien van een bekende Nederlandsch katholiek roman schrijver. 2. Trap raadsel: 1 persoon uit het oude testament, 2 viel in 1884, 3 oude naam van een gedeelte van het Engelsche rijk, 4 woont op den buiten, 5 onder geschikte godin, 6 naast Europa, 7 houden veel van suikeroompjes, 8 bergketen in Frankrijk, 9 kleiner dan een boon, 10 kunstmatige Z1]de, 11 kerkvervolger, 12 godin der ruziemakers, 13 inwoner eener provincie uit Italië 14 andere naam voor klooster, 15 eindigt met het leven, 16 inwoner eener Hollandsche stad, 17 stad 111 het land der Philistijnen, 18 Joodsche geleerde uit de Ve eeuw vóór Christus, 19 een veldvrucht. Oplossingen van de raadsels in het voiige 1Banknoten. 2. In ledige. 3. Om het hoofd te dekken. 4. Het verraad. 5. Met ekstereogen. VERGUISD a Aannemer en Timmerman, van us BLOEM ERTSTEEG naar KOUDENHQRN 16. Nog eenige 2e Hands Dames rijwielen te koop bij J. C. RUSTMAM, 46. Anthoniestr. Haarlem. TELEFOON 1983. Houtweg Wijk aan DUIN, biedt te koop aan Lijnkoeken en Lijnmeel, prima kwaliteit gega randeerd. Zuiver zware Haver oer 100 pond. Geperst Haver- en Tarwestroo per bos en per 1000 pond. is vosr HOORN, de STREEK sn WESTFRIES LAND hit eangewtztn blad voer - - Vraagt Proefnummers. Groote voorraad. Aanbevelend P. VAN DUIJNHO- VtN„ Haarlemmerüode. VAN zijn artikelen van vertrouwen. Koopt uwe staalwaren aizoo bij een firma, die haar devies steeds hoog heeft gehouden cn door haar ruim 75 jarig bestaan heeft be wezen dat verti ouwen ook ten volle te verdienen. KONINGSTRAAT 10. TELEF. 348, HAéif\L£*r Doetstpaat 35 Haarlem j DE KINDERCOURANT Dubbelheid. wiwiH'JI'f WWÜ'tf; J. :TT;T; 4«- nummer Telefoon 2766. GROOTE OPROIMIOO QmÊmmKKKB&mBaamKKsiB&m*amjÈÊumaKBEtmÊiaw*miamgBKiMm*EEsamMaBB2it^*m£E&x*£a' ^tsoor mminn am^Tuit MANTELCOSTUMES. NATOURBDTER1

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1915 | | pagina 6