OPRUIMING
De afstammeling van Robinson
P. J. JANSSEN,
BEGRIP VAN DEN OORLOG:
SPOTKOOPJES btj
Anegang h. Warmoesstr.
BINNENLAND
STADSNIEUWS
UIT DE ZAANSTREEK
FEUILLETON
Bij opbod.
Merkwaardig in hooge maie is, dat nü de
liberale pers waarlijk tot de erkenning komt, dat
de tactiek der sociaal-democraten om voor
den indruk op „het volk" altijd maar een
stukje méér te vragen dan de andere partijen
bieden, toch eigenlijk-gezegd een absolute dwaas
heid en onmogelijkheid is!
Men zie hierbij een „Wat anderen zeggen", uit
de Nieuwe Couranf'.
Wij zijn het zóó geheel met deze liberale .cou
rant eens, dat wij er geen woord bij hebben te
voegen.
Alleen dit, dat de liberalen, door telkens op
de principièele punten te wijken voor de sociaal
democraten, zèlt dat „opbieden" hebben mogelijk
gemaakt.
Hadden zij zooals wij doen principieel
steeds gestaan tegenover de S. D. „opbiederij"
(die wij ook in onze kringen wel eens voelen!)
dan was hun klacht overbodig geweest!
i.
Wat is oorlog?
Deze vraag wordt gesteld, eerstens om de be
langrijkheid zelve waar wij leven in een toestand
van*oorlog, tweedens omdat de vraag eenvoudig
schijnt, door ieder in zichzelf beantwoord, maar
in zich een lastig opiosbaar vraagstuk vormt,
en derdens wijl menig leger gevraagd heeft oi
een Katholiek mag doodslaan niettegenstaande
de H. Schrift verscheidene teksten bevat dié
zulks uitdrukkelijk verhinderen of verbieden.
Wat deze laatste bezwaren aangaat immers
gaat het hierom: of de Staat een rechtvaardigen
oorlog voeren kan en mag, waartoe wij aller
eerst moeten weten wat een rechtvaardige oor
log is en wat het begrip van den oorlog zelf be
duidt. Zijn wij zoover, dan is de Staat gerech
tigd ter wille van zijn doel zijne burgers te ver
plichten de wapens op te vatten, waarbij het in
dividu, zoo hij in twijfel verkeert over de recht
vaardigheid van den oorlog zich op zijne over
heden mag verlaten.
Zoowel Augustinus als Alphonsus zijn im
mers van meening, dat de soldaat, die in een
blijvend dubium, in vrijwel onoplosbaren twijfel
verkeert over het rechtvaardige van den oorlog
zich mag verlaten op het oordeel van het hoofd
van den Staat, de hem dwingende souvereine
macht, het gezag en de gezagdragers.
Dat de Staat het recht heeft zijne onderdanen
zelfs tot deo soldatenplicht op te roepen volgt
uit het hoogere doel van den Staat (vermeerde
ring van tijdelijk waarachtig welzijn der ge
meenschap), een doel dat eenig doel van het in
dividu en zelfs van de familie, in zooverre het
tijdelijk welzijn betreft domineert.
Aldus treden wij weder af naar het onder
zoek van de rechtvaardigheid van dén oorlog
en om dit te bereiken vangen wij aan onze eerste
vraag te beantwoorden:
Wat is oorlog?
Bluntschli meent dat oorlog In den regel een
rechtsstrijd is tusschen twee Staten over publiek
recht. Dit is apert onjuist. De rechtsstrijd moge
de oorzaak van den oorlog zijn, maar is niet de
oorlog zelf. Trouwens zonder rechtsstrijd is oor
log mogelijk. De meest rechtelooze oorlog is ook
een oorlog
Mohl zegt: oorlog is de afwering van het
onrecht, gewapenderhand. Ook deze definitie is
te eng. Om herstel van gepleegd onrecht kan
men oorlogen.
Victor Cathrein S. J., definiëert: De oorlog is
een toestand van physieken strijd tusschen twee
of meer Staten. Zoo zeggen ook wij. Allereerst
dus is de oorlog een toestand. Daardoor erkennen
wij de Loutert eerste woorden onjuist, waar
mede hij zijne bespreking over den oorlog aan
vangt: „De oorlog is een feit". Hoezeer hij ook
acht regels later het woord „toestand" toelaat
baar acht, wij zijn het eens met Victor Cathrein:
de oorlog is een toestand en uit de Loutert
werk zelf is deze volgorde op te djepen: zoowel
vrede als oorlog zijn toestanden, waarvan de
©vergangen gevormd worden door twee feiten:
de oorlogsverklaring en het vredesverdrag.
Hoezeer wij boven een definitie gaven waar
mede wij ons vereenigen en dus de vraag voor
ons beantwoord is, kan men het oorlogsbegrip
uit verschillende gezichtshoeken in het oog vat
ten en daardoor steeds andere verklaringen be
komen.
lo. Uit historisch oogpunt is de oorlog de
Adv.
eerste en oudste aller internationale betrekkin
gen Hij is gebleken te zijn beurtelings een
ontbindende, en een vereenigende of vormende
factor, waarvan de beteekenis ternauwernood
kan worden overschat. Hieraan verwant, of
schoon niet identiek, is 2o. de anthropologisch-
sociologische opvatting van den oorlog als eene
door de natuur van mensch en maatschappij,
geboden noodzakelijkheid. De natiiur van den
mensch dwingt hem door zijn behoefte aan
voedsel en dekking tot strijd met dier en mensch,
gestreden in groepen-of horden met rassenhaat
en aangeboren rassenstrijd en aldus zich vor
mend tot den historischen oorlog. Afschaffing
van den oorlog, ondersteld dat zij mogelijk ware,
zou gelijkstaan met eene verkrachting van de
natuur van mensch en maatschappij. Hier zij
opgemerkt dat de moderne pacifisten (o. a. Fried,
Stead) deze natuurnoodwendigheid loochenen.
3o. Uit theologisch oogpunt rust de oorlog
op de zonde, door den mensch zelf bedreven,
waardoor hij in onvolmaaktheid .en ellendige
wereldlijke kleinheid viel met tal van gebreken en
smartelijke gevolgen van het kwaad jegens üod
bedreven hetwelk niet ongestraft kon blijven.
4o. Staatkundig wordt in den oorlog een
doelmatig middel gezien, een politiek wapen
voor staatkundige bedoelingen. Deze opvatting
lijkt mij pervers, ofschoon algemeen verbreid.
5o. Op ethische gronden is men dan ook hier
tegen opgekomen. „Onder den invloed van het
Christendom," zegt prof de Louter, „en eene
verzachting van zeden en toenemende humani
teit, is langzamerhand een afkeer van den oor
log ontstaan, die in de 19de eeuw op merkwaar
dige wijze aan het licht is gekomen." Merk
waardig ook, voegen wij er aan toe, dat deze
afkeer in de 20ste eeuw bij verval van Christelijk
denken in de politiek, door de humaniteit en
„verzachting van zeden" niet behouden kon
blijven.
60. Eindelijk bestaat er nog een juridische
opvatting van den oorlog als een rechtsmiddel,
waartoe de Staat zijne toevlucht mag en moet
nemen, wanneer alle andere middelen zijn uit
geput om zijne rechten te handhaven (ultima
ratio, ultimum remedium). Dit is een zonder
linge opvatting. Moet de uitkomst van een twee
kamp met een vonnis op één 1 n gesteld? Is de
oorlog rechter? Wat wisselvallige rechter! Men
kan er ook om dobbelen. Neen, een wapenstrijd
bewijst aan welke zijde de macht, niet aan welke
zijde het recht te vinden is.
Twee hoofdrichtingen, verschillende gevoele.3
vereenigend, zijn in de laatste tijden eciner
duidelijk te onderscheidendie welke den oorlog
op onderling afwijkende gronden als een onmis
baar en derhalve onuitroeibaar bestanddeel der
menschelijke samenleving beschouwen en hem
als natuurverschijnsel aanvaarden; en de tegen
overgestelde, die den oorlog opvatten als een
verfoeilijk overblijfsel van vroegere barbaarsch-
heid, als eene willekeurige instelling van men
schelijke ondeugd en dwaasheid, bestemd om
eerlang voor een hooger intellectueel en moreel
bewustzijn te verdwijnen..
De meeste staatslieden en militairen hellen tot
de eerste richting over, de meeste juristen en
philantropen tot de tweede, terwijl de philoso-
fen over beide richtingen verdeeld zijn.
Met uitsluiting nu van revolutie en burger
oorlog, afgezien ook van alle private geschillen,
beslecht door de wapenen, en vastleggend dat
alleen souvereine Staten oorlog kunnen voeren,
komen wij tot een conclusie, vrijwel overeenstem
mend met V. Cathrein, maar duidelijker door de
gedeeltelijke overname van Liszt woordenkeus:
Oorlog is een toestand van met wapengeweld
gevoerden strijd tusschen twee of meer Staten.
Alzoo eindelijk gereed gekomen met de beant
woording van den schijnbaar zoo onnoozeje
vraag: wat is oorlog? Gaan wij over tot ons
tweede doel: Wat is een rechtvaardige oorlog?
Wij willen de vrijwel algemeen aangenomen
onderscheiding van aanvals- en verdedigings
oorlog. juist en steeds gesteld bij de navrage
der rechtvaardigheid ter zijde stellen, omdat het
onze opinie is dat een aanvalsoorlog niettemin
rechtvaardig kan zijn en elke verdedigingsoor
log niet rechtvaardig behoeft te zijn om de
defensieve houding zelve. De vraag: Wie is de
aanvaller, lijkt ons ia deze tijden een vraag van
strategische waarde bovenal, hoewel wij de
rechtvaardigheidsfactor, er In verscholen, niet
geheel willen ontkennen.
Aan welke voorwaarden moet een oorlog vol
doen wil hij rechtvaardig, d. i. geoorloofd zijn?
Ziedaar de vraag die wij moeten stellen, daar de
zekerheid dat een oorlog geoorloofd kan zijn
nog niet vast doet staan of eenige oorlog geoor
loofd is.
Het recht van zelfverdediging tegen onrecht
vaardige aanvallen tegen leven (bestaan) en
eigendom heeft de Staat zoo goed als het indi
vidu Het noodweerargument geldt hier wel
degelijk, ja, bij den Staat In nog sterker mate,
daar zijn veiligheid een voorwaarde der indivi-
dueele rechtszekerheid (der burgers) is.
:n zelfs de aanvalsoorlog kan rechtvaardig
zijn, ergo zonder noodweermotief, om het terug-
verünjgen van een wederrechtelijk geroofd goed
en tot afdwingen van schadevergoeding.
Moeilijker wordt de kwestie of. een aanvals
oorlog geoorloofd is welke ten doel heeft: be
straffing of tuchtiging van een anderen Staat
wegens toegevoegde beschimping, laster en
smaad. Moest hier niet geoordeeld door een
macht boven de twee staten? Maar waar er geen
hoogere (wereldlijke) macht is, zal noodwendig
die smaad door den beleedigden Staat zelf ge
wroken moeten wordenl en daaraan ontleend
een zoogenaamde bestraffingsoorlog zijn, billijk
heid.
Wij zullen in ons slotartikel de vraag beant
woorden aan welke voorwaarden speciaal een
rechtvaardige oorlog moet voldoen, maar her
halen naar aanleiding der laatste zinsnede hier
het woord van den Protestant Leibnitz; „De
„vierschaar des Pausen, boven de vorsten ver
beven, om hun den weg te wijzen en ze te oor-
„deelen, zou bij ons de gouden eeuw terugvoe
ren." Ja, menige wrok- en smaadoorlog zou er
door vermeden worden.
Haarlem.
Mr BOMAN3.
VOOR MILITAIRE TEHUIZEN.
Naar wij vernemen heeft do Koningin, een
belangrijke bijdrage geschonken ten behoeve
van de Militaire Tehuizen, voor al de Protes-
tantsche en voor de permanente én tijdelijke
B/00msch-Katko 1 ieke Militaire Tehuizen, wélke
tijdens de mobiiasatie hun krachten cesehik-
baar stelden voor de gemobiliseerde weer-
weermacht.
MINISTER PLEYTE.
De Minister van Koloniën, mr. Pleyte, beeft
gisteren zijn werkzaamheden aan het. Departe
ment van Koloniën hervat.
DE AARDAPPELENVOORZIENING.
Het Centraal Administratiekantoor voor de
distributie van levensmiddelen heeft, eene circu
laire gezonden aan de burgemeesters, waarin be
treffende aardappelen het volgende voorkomt:
Waar de prijzen der aardappelen zich in ver
gelijking met die voor andere voederartikelen op
een'laag peil bewegen, is de vrees gewettigd, dat
meer en meer zal worden overgegaan tot het
voederen van aardappelen aan het vee. Om een
eventueel tekort aan consumptie-aardappelen te
vermijden, verdient het aanbeveling, dat gemeen
ten, besturen van stichtingen en particulieren
zich door inkoop of voorkoop van een voldoenden
voorraad aardappelen voor de komende maanden
voorzien.
Mijn kantoor is bereid het bestuur uwer ge
meente en de besturen der eventueel ten uwent
zich bevindende stichtingen in verbinding te
brengen met handelaren en productenten.
NAAR DIïITSCHLAND TERUG.
Twee Duitsche vliegers, luitenant Proznek en
vliegmeesier Riedel, die op 12 dezer gered werden
van een defect vliegtuig door de bemanning van
het lichtschip Noord-Hinder en aldaar aan noord
we den gebracht, zijn van dat lichtschip over
gebracht naar Vlissingen. Thans heeft de Regee
ring beslist dat zij naar Duilscliland kunnen
terugkeeren.
Twee smokkelaars doodgeschoten. He
dennacht trachtten twee smokkelaars, woon
achtig te Borg -en-Dal, zakken met rij'st over
cle grens bij Beek te Smokkelen. Zij werden
door de Nedsrlandsche douaniers lietrapt en
en namen do vlucht, in de richting van Berg-
en-Lai. De douanebeambten, die van hunne
vuurwapens gebruik moesten maken, gaven
vuur, en wonden den eon In den hals, den
ander in den buik met het gevolg, dat "bei
den overleden.
Een tragiseh einde! Twee Arnhemmers,
zwagers, hadden een plan gemaakt om spek
en Planta naar Duitschland te smokkelen.
Beladen met een flinke hoeveelheid smok
kelwaar gingen zij in den nacht van Zater
dag op Zondag per rijwiel op weg. Zij reden
langs den ouden spandijk in de richting van
Westervoort en vermoedelijk hebben zij hun
rijwiellantarens niet ontstoken. In den ouden
spoordijk zijn eenige bruggen zonder'leuning
en bij het passeeren van één dezer bruggen
is de vóórrijdende man te dicht aan den
kant gekomen en van de brug in het over
stroomde Velperbrbek gestort. Hij is jam
merlijk verdronken. Pogingen van zijn zwa
ger, bijgestaan door een te hulp geschoten
schildwacht om den te water geraakte, te
redden, hadden geen resultaat. Hevig ont
steld keerde de andere wielrijder huiswaarts;
het lijk van den zoo noodlottig omgekomen
man werd Zondagmorgen opgevischL
Slimme smokkelaars. Op de Noordbra-
bantseh-Duitscho grens ontmoetten een paar
belastingambtenaren een jongetje uit een be
kende smokkelaarsfamilie alleen in de hei.
Op hun belangstellende vraag, wat het on-
getje hier nog zoo laat en zoo heel alleen
deed, gaf het ten antwoord, dat het zijn
broer wachtte, die met een zak ineei moest
komen. De commiezen, een goede vangst ver
wachtend, stelden zich verdekt op. doch ze
wachtten en bleven wachten, terwijl de broer
eenige honderden meters verder rustig met
zijn meel de grens passeerde.
De uitzichttoren te Vaals. Deze reu6
onder de uitzichttorens in Limburg, is Don
derdagmiddag omstreeks 8 uur tijdens een
zwaren sneeuwstorm grool endeels vernield.
De 8 bovenste verdiepingen zijn onder ge
weldig gekraak naar beneden gestort Restau
ratie eu eerste verdiepingen zijn ongedeerd
gebleved, van de tweede verdieping staan nog
de vier groote balken. Gebouwd in 1904, vol
tooid en plechtig ingewijd in 1905, heeft de
toren den tand des tijds niet lang kunnen
weerstaan.
R. K. GEMEENTERAADSLEDEN.
Onder leiding van dey heer J. H. Visser
vergaderde gisteravond de Vereeniging 'van
R. K. Gemeenteraadsleden Kring Haarlem.
Na de opening met den Chr. Groet hield de
voorzitter een korte rede, alien toewen-
schende een zalig nieuwjaar eu den wenseh
uitende, dat iu 1916 vrede moge tot stand ko
men en het doel van den Kring bereikt wor
den.
Aan de orde was daarna een voorstel om
te beniemen eene commissie met opdracht te
onderzoeken: a. in welke gemeente van ons
land beslaat een sociaal bureau; b. welke re
sultaten zijn er mede bereikt; c. hoe is de
samenstelling en d. hoe is do taak omschre
ven.
Besloten werd uit te noodigen in die com
missie zitting te nemen de beeren Michielsen,
burgemeester van Haarlemmerliede, Klein, lid
i van den gemeenteraad van Haarlem en Van
Berthem, gemeentesecretaris van Hecnis-
i berk. De bedoeling is dat de commissie tegen
het as. najaar haar rapport zal uitbrengen.
X'a eenig» gedacht en wisseling aangaande
eene wijziging an te brengen in de contribu
tieregeling, werd besloten de contributie
voor de arbeiders-raadsleden op 1.50 te stel
len en die voor andere raadsleden op 2.50.
1 .et volgende agendapunt had betrekking
op eene aanvrage tot toelating van den K. K.
Bond van Gemeentewerklieden.
De voorzitter was om redenen als
door den heer mr. Heerken s Thijesen een
vorigen aangevoerd, er tegen om ten verte-
i mvoordiger van dien T>ond toe te laten.
De heer Hooy ging daannd*. thans nc-
coord, mits wanneer een onderwerp als bij v.
scbeidsger. ^ht aan de orde komt, gemeente
werklieden worden uitgenpodigd ter vergade
ring om hnnne meening kenbaar te maken.
De heer Langeveld uitte zich in een
zelfden zin. Wanneer men technische ambte
naren toelaat, dan is dat wat anders, meende
epr„ maar hier geldt het iemand,- een Bond
vertegenwoordigende, en dat maalct verschil.
De voorzitter zeide dat, indien dat noo
dig is, men dan gaarne van de voorlichting
van den kant van den Bond zal gebruik ma
ken en dan den Bond zal nitnoodigen een
vertegenwoordiger te zenden.
De heer mr. B o'm a n s achtte, dat een bü-
wdnen van een vergadering wanneer 't geldt
een sociaal onderwerp van een vertegenwoor
diger van een arbeidersorganisatie op de
debatten storend kan werken.
Bovendien kan een gemis aan arbeiders
niet worden gevoeld in den Kring, daar bijna
in iederen Raad een arbeider is en die mits
dien ook in den Kring zijn.
Moocht men nochtans de voorlichting van
een arbeiderafgevaardigde voor een bepaald
onderwerp wenseh en, dan kan men op zulk
een vergadering zoodanig een afgevaardigde
noodigen.
Ten slotte is besloten om de vertegenwoor
digers der arbeidersorganisaties als zooda
nig niet toe te laten.
Besloten is daarna tot het laten drukken
en uitgeven van de behandelde onderwerpen
van dezen winter.
Ten slotte hield de heer mr. J. B 0 m a n e
eene inlieding over progressieve gemeente
belasting.
Spr. behandelde eerst de rechtsgrond der
progressie en stelde" daarbij in het licht wat
progressie en waarom, het wenschelijk is haar
in te voeren. Hij achtte de psogreesie recht
vaardig en meende daarom dat de katholie
ken er vóór moeten zijn krachtens hunne be
ginselen.
Daarna kwam spr. tot den feitelijken toe
stand: is progressie in one vaderland geoor
loofd! Hij herinnerde eraan, dat progressie
tot 1897 onbeperkt was toegelaten, dat thans
echter in de Gemeentewet is aangeduid, tot
hoeverre een progressie gaan mag en kan,
noodig geworden omdat vóór 1897 willeken!
werd toegepast, vooral in Friesland.
Spr. noemde de wet van 1900 van Borgesiu*
een reactie op de we( van 1897 van Vnn Hou
ten, die huldigde het Bentheimsche stelsel.
De scherpe grenzen, die de wet van 1900 stel
de, oordeelde spr. te nauw te zijn. Hij betoog
de, dat onze wettelijke begrenzing storend
werkt, doordat de aftrek voor eerste levens
onderhoud als factor van d6 bepaling van
het maximaal procent is opgenomen.
De heer Bergman de^d eenige vragen
aangaande een progressieven kinderaftrek.
Acht de spreken dien gewer.scht eu is dien
al z.i. dan niet in strijd met de wet!
De heer Hooy stelde o.ni. de vraag hoe
bezwaren aangaande een gaan wonen buiten
de grens «ener gemeente bij invoering eener
progressieve belasting kunnen worden te
niet gedaan, daar er immer» tooh altijd een
grens moet zijn!
De inleider, de heer mr. Bomacs, van
antwoord dienende, zeide, dat aftrek van
noodzakelijk levensonderhoud in de wet niet
eene fictie is, maar een vaststaand begrip,
geldend voor allen, dat mitsdien een pro-
gressiève aftrek niet mogelijk is
Wat aangaat een kinderaftrek, de wet acht
dien niet ongeoorloofd, maar laat hem in het
midden. Eén kinderaftrek is mitsdien niet
tegen dc v, et, "maar een progressieve kinder
aftrek is tegen de logica der wen
Ten opzichte van 't bezwaar aangaande de
grenzen, achtte spr. dat om der wille van de
rechtvaardigheid men dan maar de grenzen
moet gaan verwijden.
De heer Bergman zette daarna uiteen
het geweuschte van een progressieven kln-
j deraftrek en.de heer Hooy deed opmerken,
dat-, wil men bezwaren van een buiten de
I grens der gemeente te gaan wonen finaal te
niet doen, er een wettelijke bepaling moet
komen, dat in alle gemeenten een zelfde per
centage wordt geheven.
De heer Klein zeide dat, naar zijne mee
ning, het bedrag van den aftrek voor nood-
izakelijk levensonderhoud te klein ia voor ©en
gezin van man, vrouw en vier kinderen.
Be inleider, de heer mr. Bomans betoog
de het met den heer Klein eens te zijn dat
j de bedoelde aftrek in de meeste gemeenten
i te klein is en dat tie kwestie die d© heer
Hooy in repliek aanroerde, raakt een natio
nale belasting, welk onderwerp nu niet aan
de orde' is.
Na een woord van dank aan den inleider
en de debaters, deelde de voorzitter nog
mede dat op de volgende vergadering in het
einde van Februari te houden, die dan weder
om 8 uur zal beginnen, de heer Homuien zal
inleiden het onderwerp: „Win6t uit gemeen
tebedrijven.'*
Daarna werd de vergadering met den Chr.
Groet gesloten.
DE WATERSNOOD IN NOORD-HOLLAND
Tal van landstormplicbtigen, di© in h©t
depot alhier worden afgericht en voor ©en
groot gedeelte uit de geteisterde streken van
Noord-Hollaud komen, werdén, op hun ver
zoek, met één, twee en drie dagen verlof ge
zonden, ten einde de gevolgen van de ramp
te helpen bestrijden of nieuwe doorbraken
j te voorkomen.
ZAANDAM.
De watersnood. Onze correspondent te Zaan
dam meldde ons gisteren nog:
Ook de gemeente Zaandam heeft de ellende
van den watersnood te ondervinden. De paden
in de Oostzijde zijn reeds zoodanig door het
wassende water geteisterd, dat de bewoners ook
daar hun huizen moesten verlaten. Het is meer
dan treurig om de verwoesting aan te zien. De
fabrieken in het Oostzijder veld zijn niet meer
te bereiken Van uit Oostzaan zijn de inwoners
in drommen naar hier gekomen. Voor zooveel
noodig heeft het gemeentebestuur er voor zorg
gedragen dat zij deze gemeente verlieten en naar
Amsterdam vertrokken. De reden hiervan is dat
de gemeente haar scholen beschikbaar moet hou
den voor de ingezetenen, die de Oostzijde moeten
verlaten. De scholen aan het Kattegat en in de
Oostzijde zijn feeds betrokken; ook de scholen
der E.E. Zusters werden zoo noodig ter beschik-
ang gesteld.
Den geheelen middag en avond reden bran
cards af en aan om zieken over te brengen naar
de oude ziekenbarak. Dit transport had plaats
door de afdeeling Zaandam van het Roode Kruis.
De gemeentepolitie, die haar handen vol had
om alles te regelen, werd versterkt door de hulp
van een detachement soldaten van 28 man.
Een ander detachement soldaten is doende het
munitiemagazijn aan het Weerpad. dat dreigt
geheel overstroomd te worden, te ontruimen.
Het gemeentebestuur en het Steuncomité ver
gaderden reeds Zondagmiddag om maatregelen
te nemen dat allen een goed onderdak en vol
doende levensmiddelen zouden bekomen.
(Naar het Fransoh.)
^frt van mijnheer Gloaguen klopte
had ©ene ®afttoer.ill8. toen hij dit gelezen
u die alleen geleerden
kunnen begrupen. Vóórdat hij echter d« kost
bar© portefemlïe in njn wilde hii
•en blik werpen op het geheimzinnige voor
werp. H« opende de port«feulle bij het lioht
der lamp.
Op dat oogeniblik bemerkt© hij* «jat
©ogen van Khasji op hem gevestigd waren,
die hem met een uitdrukking van mxrwezen
aanstaarden.
Welnu, mijn waarde, vroeg de dokter
hem in het Engelsch, kent gij dit voorwerp,
daar gij mü zoo zonderling aanziet!
Khasji had het hoofd laten zinken.
Of ik het ken, zei hij op treurigon toon.
Ik was bij den kolonel, toen hij het gevonden
beeft en van dien tijd af heb ik het noodlot
gevloekt, dat hem dit voorwerp iu handen
deed komen, want dat ia de oorzaak geweest
van zijn dood, evenals dat het zal afjn van
dien zijher kinderen en ook van de uwe!....
Mooi zoo; ik wist niet, dat een dapper
soldaat zoo als gij zoo bijgeloovig was. Waar.
om gelooft gij, dat zulk een klein gouden
plaatje de oorzaak kan zijn van den dood
van hem, die het in den zak draagt!
Dat weet ik niet, zei Khasji, terwijl hij
zich achter het oor krabde. Ik ben slechte
een heel gewoon soldaat!maar ik geloof
het en men kan het mij niet uit het hoofd
praten, dat dit de oorzaak is geweest va»
den dood van den armen kolonel en het zal
nog andere onheilen aanrichten!....
De arme man raaskalt, dacht mijn' W
Gloaguen bij zichzelf.
De beide solicitors hadden natuurlijk alle
hokjes en gaatjes doornsuffeld, alle ge
schriften en alle stukken, hoofdzakelijk de
aanteekeningen over Kmeracbitectunr, die
een ware archéologisohe schat vertegenwoor
digden. Er was natuurlijk geen sprake van
«Bes diemzeifden dag te bezichtigen. Nadat
net vermelde testament en het codicil ge
vonden was. g&t dan ook de heer Gloaguen
v e «éllcitors te kennen, dat hij het
voor neden genoeg vond, waarop ieder het
vertrek verliet; aan Khasji de zorg over
latende da deuren en Let kabinet te sluiten.
Nu werd een levendig gesprek gevoerd
over de geldelijke kwestiën. Men kwam over
een, dat M.M. Graham en Selby aan den
notaris van mijnheer Gloaguen zonden op
dragen het geld bij de Engclsche bank te
deponeeren en toen namen de beide solici
tors weldra afscheid.
Zoodra het geluid hunner schreden in de
vestibule weggestorven was, naderde mis
tress O'Molloy den dokter en zeide:
Welnu, nu kunnen wij alleen p raten en
gij zult mü wel willen mededeelën, wat er
nu in dat geheimzinnige codicil vermeld
stond.
Maar hare nieuwsgierigheid werd niet be
vredigd, want de dokter zeide haar, dat het
slechts een beschrijving behelsde van een
voorwerp, dat voor een archéoloog van veel
waarde was. Tevens voegde hü er bü, dat hü
voornemens was allee zoo spoedig mogelijk
naar Parijs op te zenden.
Ik zal dan niet zoo gebonden, maar
vrijer in mijne handelingen zijn, zekte hij.
Want gü begrijpt* zeer goed, mevrouw, dat
mün zoon en ik uwe gastvrijheid zeer op
prijs stellen. Maar wij hebben niet veel tüd
om aan onzo reis te besteden en zoodra de
zaken geregeld zijn, zijn wij voornemens
Indië te doorreizen.
Hebt gü ook niet het voornemen op
gevalt naar Cambodja te gaan! vroeg mis
tress O'Molloy.
1 Ik geloof wel, dat wij dat plan zullen
moeten opgeven. Cochinchhia en Calcntta
gelijken op d© kaart juist naast elicaar te
liggen, maar als men aan de bootden der
Ganges is, bemerkt men dat het een heele
reis is om naar Saigon te gaan.... Ik geloof
dat wij OE6 maar met een klein reisje te
vreden zullen moeten stellen, daar wü Flo
rence en Chandos ook nog mee naar Europa
'moeten nemen. Van Calcutta naar Bombay
büvoorbeelcL Op dien tocht kunnen wij dan
nog genoeg zien en wü züllen hoogstens een
maand of zee weken daarvoor noodig heb
ben. Wü kunnen dan op dien tocht Benares,
Allahabad, Lnknow, Delhi, Jeypore, Ba mum,
Ellore enz. bezoeken.
Inderdaad een eenvoudige wandeling!
O, hernam de geleerde met een glim
lachje, ik hen nog wel meer van plan. Ik
zal zooveel mogelük de oude monumenten
en ruinen bezoeken, die ik tot nog toe slechte
door beschrijvingen en photographieën ken.
Daar bobt gü den tempel van Jaggern&uth,
het afgodsbeeld van Mandar bü Bhagalpore,
de cyclopische trap van het paleis van Ra-
nnkhoumbon te Cittore, de graven van El
lore, de Leeuwengrot en honderd ander©
klassieke monumenten. Ik zal waarlijk niet
spoedig tevreden zün.
Mistress O'Molly, die wel bemerkte, dat
het gesprek geheel van. het codicil afraakte,
trachtte bet er weer op te brengen door van
den dood dee kolonels te spreken.
Ik heb mij dikwijls afgevraagd of de
kolonel nooit het minst© idee heeft gehad
van het ongeluk, dat hem zoo hardnekkig
vervolgde.... Staat er niets van in het co
dicil!
Hoegenaamd niets, mevrouw, slechte
zaken die voor mü, archéoloog, van gewicht
zün.
Ik dacht dat hü som© de eon of andere
aanwijzing omtrent de moordenaars achter
gelaten kon hebben; in dat geval zon het
onze plicht zün, de justitie er mee in ken
nis te stellen.... want dat hü het slachtoffer
geworden is van moordenaars, daaraan valt
niet meer te twüfelen. Wht sei Khasji too©
zooeven tegen u, hij bad het zeker over zijne
vrees voor Chandos, nietwaar!
Voor Chandos!.... Neen, dat juist niet»
Hü sprak dat hü er een voorgevoel van had
dat een gevaar den kinderen van den kolo
nel dreigde en mü zelfs ook.
Voornamelijk vreest hü voor Chandos,
overal loopt hü hem aohterna en des nachts
slaapt hü voor de deur van zijn kamer....
Men kan het hem niet uit het hoofd praten;
dat Chandos een ongeluk zal overkomen,
omdat hü nu eens van zijn paard viel, of
dan weer eens van zijn trapéze t nimelde,
doordat een der touwen brak, kortom, van
die gebeurtenissen, aoosk ze eiken Jonger,
overkomen.
(Wordt vervolgd)-
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT TWH^L-ftD
>1)