OPRUIMING De afstammeling van Robinson P. J. JANSSEN, BEGRIP VAN DEN OORLOG: SPOTKOOPJES btj Anegang h. Warmoesstr. BINNENLAND STADSNIEUWS UIT DE ZAANSTREEK FEUILLETON Bij opbod. Merkwaardig in hooge maie is, dat nü de liberale pers waarlijk tot de erkenning komt, dat de tactiek der sociaal-democraten om voor den indruk op „het volk" altijd maar een stukje méér te vragen dan de andere partijen bieden, toch eigenlijk-gezegd een absolute dwaas heid en onmogelijkheid is! Men zie hierbij een „Wat anderen zeggen", uit de Nieuwe Couranf'. Wij zijn het zóó geheel met deze liberale .cou rant eens, dat wij er geen woord bij hebben te voegen. Alleen dit, dat de liberalen, door telkens op de principièele punten te wijken voor de sociaal democraten, zèlt dat „opbieden" hebben mogelijk gemaakt. Hadden zij zooals wij doen principieel steeds gestaan tegenover de S. D. „opbiederij" (die wij ook in onze kringen wel eens voelen!) dan was hun klacht overbodig geweest! i. Wat is oorlog? Deze vraag wordt gesteld, eerstens om de be langrijkheid zelve waar wij leven in een toestand van*oorlog, tweedens omdat de vraag eenvoudig schijnt, door ieder in zichzelf beantwoord, maar in zich een lastig opiosbaar vraagstuk vormt, en derdens wijl menig leger gevraagd heeft oi een Katholiek mag doodslaan niettegenstaande de H. Schrift verscheidene teksten bevat dié zulks uitdrukkelijk verhinderen of verbieden. Wat deze laatste bezwaren aangaat immers gaat het hierom: of de Staat een rechtvaardigen oorlog voeren kan en mag, waartoe wij aller eerst moeten weten wat een rechtvaardige oor log is en wat het begrip van den oorlog zelf be duidt. Zijn wij zoover, dan is de Staat gerech tigd ter wille van zijn doel zijne burgers te ver plichten de wapens op te vatten, waarbij het in dividu, zoo hij in twijfel verkeert over de recht vaardigheid van den oorlog zich op zijne over heden mag verlaten. Zoowel Augustinus als Alphonsus zijn im mers van meening, dat de soldaat, die in een blijvend dubium, in vrijwel onoplosbaren twijfel verkeert over het rechtvaardige van den oorlog zich mag verlaten op het oordeel van het hoofd van den Staat, de hem dwingende souvereine macht, het gezag en de gezagdragers. Dat de Staat het recht heeft zijne onderdanen zelfs tot deo soldatenplicht op te roepen volgt uit het hoogere doel van den Staat (vermeerde ring van tijdelijk waarachtig welzijn der ge meenschap), een doel dat eenig doel van het in dividu en zelfs van de familie, in zooverre het tijdelijk welzijn betreft domineert. Aldus treden wij weder af naar het onder zoek van de rechtvaardigheid van dén oorlog en om dit te bereiken vangen wij aan onze eerste vraag te beantwoorden: Wat is oorlog? Bluntschli meent dat oorlog In den regel een rechtsstrijd is tusschen twee Staten over publiek recht. Dit is apert onjuist. De rechtsstrijd moge de oorzaak van den oorlog zijn, maar is niet de oorlog zelf. Trouwens zonder rechtsstrijd is oor log mogelijk. De meest rechtelooze oorlog is ook een oorlog Mohl zegt: oorlog is de afwering van het onrecht, gewapenderhand. Ook deze definitie is te eng. Om herstel van gepleegd onrecht kan men oorlogen. Victor Cathrein S. J., definiëert: De oorlog is een toestand van physieken strijd tusschen twee of meer Staten. Zoo zeggen ook wij. Allereerst dus is de oorlog een toestand. Daardoor erkennen wij de Loutert eerste woorden onjuist, waar mede hij zijne bespreking over den oorlog aan vangt: „De oorlog is een feit". Hoezeer hij ook acht regels later het woord „toestand" toelaat baar acht, wij zijn het eens met Victor Cathrein: de oorlog is een toestand en uit de Loutert werk zelf is deze volgorde op te djepen: zoowel vrede als oorlog zijn toestanden, waarvan de ©vergangen gevormd worden door twee feiten: de oorlogsverklaring en het vredesverdrag. Hoezeer wij boven een definitie gaven waar mede wij ons vereenigen en dus de vraag voor ons beantwoord is, kan men het oorlogsbegrip uit verschillende gezichtshoeken in het oog vat ten en daardoor steeds andere verklaringen be komen. lo. Uit historisch oogpunt is de oorlog de Adv. eerste en oudste aller internationale betrekkin gen Hij is gebleken te zijn beurtelings een ontbindende, en een vereenigende of vormende factor, waarvan de beteekenis ternauwernood kan worden overschat. Hieraan verwant, of schoon niet identiek, is 2o. de anthropologisch- sociologische opvatting van den oorlog als eene door de natuur van mensch en maatschappij, geboden noodzakelijkheid. De natiiur van den mensch dwingt hem door zijn behoefte aan voedsel en dekking tot strijd met dier en mensch, gestreden in groepen-of horden met rassenhaat en aangeboren rassenstrijd en aldus zich vor mend tot den historischen oorlog. Afschaffing van den oorlog, ondersteld dat zij mogelijk ware, zou gelijkstaan met eene verkrachting van de natuur van mensch en maatschappij. Hier zij opgemerkt dat de moderne pacifisten (o. a. Fried, Stead) deze natuurnoodwendigheid loochenen. 3o. Uit theologisch oogpunt rust de oorlog op de zonde, door den mensch zelf bedreven, waardoor hij in onvolmaaktheid .en ellendige wereldlijke kleinheid viel met tal van gebreken en smartelijke gevolgen van het kwaad jegens üod bedreven hetwelk niet ongestraft kon blijven. 4o. Staatkundig wordt in den oorlog een doelmatig middel gezien, een politiek wapen voor staatkundige bedoelingen. Deze opvatting lijkt mij pervers, ofschoon algemeen verbreid. 5o. Op ethische gronden is men dan ook hier tegen opgekomen. „Onder den invloed van het Christendom," zegt prof de Louter, „en eene verzachting van zeden en toenemende humani teit, is langzamerhand een afkeer van den oor log ontstaan, die in de 19de eeuw op merkwaar dige wijze aan het licht is gekomen." Merk waardig ook, voegen wij er aan toe, dat deze afkeer in de 20ste eeuw bij verval van Christelijk denken in de politiek, door de humaniteit en „verzachting van zeden" niet behouden kon blijven. 60. Eindelijk bestaat er nog een juridische opvatting van den oorlog als een rechtsmiddel, waartoe de Staat zijne toevlucht mag en moet nemen, wanneer alle andere middelen zijn uit geput om zijne rechten te handhaven (ultima ratio, ultimum remedium). Dit is een zonder linge opvatting. Moet de uitkomst van een twee kamp met een vonnis op één 1 n gesteld? Is de oorlog rechter? Wat wisselvallige rechter! Men kan er ook om dobbelen. Neen, een wapenstrijd bewijst aan welke zijde de macht, niet aan welke zijde het recht te vinden is. Twee hoofdrichtingen, verschillende gevoele.3 vereenigend, zijn in de laatste tijden eciner duidelijk te onderscheidendie welke den oorlog op onderling afwijkende gronden als een onmis baar en derhalve onuitroeibaar bestanddeel der menschelijke samenleving beschouwen en hem als natuurverschijnsel aanvaarden; en de tegen overgestelde, die den oorlog opvatten als een verfoeilijk overblijfsel van vroegere barbaarsch- heid, als eene willekeurige instelling van men schelijke ondeugd en dwaasheid, bestemd om eerlang voor een hooger intellectueel en moreel bewustzijn te verdwijnen.. De meeste staatslieden en militairen hellen tot de eerste richting over, de meeste juristen en philantropen tot de tweede, terwijl de philoso- fen over beide richtingen verdeeld zijn. Met uitsluiting nu van revolutie en burger oorlog, afgezien ook van alle private geschillen, beslecht door de wapenen, en vastleggend dat alleen souvereine Staten oorlog kunnen voeren, komen wij tot een conclusie, vrijwel overeenstem mend met V. Cathrein, maar duidelijker door de gedeeltelijke overname van Liszt woordenkeus: Oorlog is een toestand van met wapengeweld gevoerden strijd tusschen twee of meer Staten. Alzoo eindelijk gereed gekomen met de beant woording van den schijnbaar zoo onnoozeje vraag: wat is oorlog? Gaan wij over tot ons tweede doel: Wat is een rechtvaardige oorlog? Wij willen de vrijwel algemeen aangenomen onderscheiding van aanvals- en verdedigings oorlog. juist en steeds gesteld bij de navrage der rechtvaardigheid ter zijde stellen, omdat het onze opinie is dat een aanvalsoorlog niettemin rechtvaardig kan zijn en elke verdedigingsoor log niet rechtvaardig behoeft te zijn om de defensieve houding zelve. De vraag: Wie is de aanvaller, lijkt ons ia deze tijden een vraag van strategische waarde bovenal, hoewel wij de rechtvaardigheidsfactor, er In verscholen, niet geheel willen ontkennen. Aan welke voorwaarden moet een oorlog vol doen wil hij rechtvaardig, d. i. geoorloofd zijn? Ziedaar de vraag die wij moeten stellen, daar de zekerheid dat een oorlog geoorloofd kan zijn nog niet vast doet staan of eenige oorlog geoor loofd is. Het recht van zelfverdediging tegen onrecht vaardige aanvallen tegen leven (bestaan) en eigendom heeft de Staat zoo goed als het indi vidu Het noodweerargument geldt hier wel degelijk, ja, bij den Staat In nog sterker mate, daar zijn veiligheid een voorwaarde der indivi- dueele rechtszekerheid (der burgers) is. :n zelfs de aanvalsoorlog kan rechtvaardig zijn, ergo zonder noodweermotief, om het terug- verünjgen van een wederrechtelijk geroofd goed en tot afdwingen van schadevergoeding. Moeilijker wordt de kwestie of. een aanvals oorlog geoorloofd is welke ten doel heeft: be straffing of tuchtiging van een anderen Staat wegens toegevoegde beschimping, laster en smaad. Moest hier niet geoordeeld door een macht boven de twee staten? Maar waar er geen hoogere (wereldlijke) macht is, zal noodwendig die smaad door den beleedigden Staat zelf ge wroken moeten wordenl en daaraan ontleend een zoogenaamde bestraffingsoorlog zijn, billijk heid. Wij zullen in ons slotartikel de vraag beant woorden aan welke voorwaarden speciaal een rechtvaardige oorlog moet voldoen, maar her halen naar aanleiding der laatste zinsnede hier het woord van den Protestant Leibnitz; „De „vierschaar des Pausen, boven de vorsten ver beven, om hun den weg te wijzen en ze te oor- „deelen, zou bij ons de gouden eeuw terugvoe ren." Ja, menige wrok- en smaadoorlog zou er door vermeden worden. Haarlem. Mr BOMAN3. VOOR MILITAIRE TEHUIZEN. Naar wij vernemen heeft do Koningin, een belangrijke bijdrage geschonken ten behoeve van de Militaire Tehuizen, voor al de Protes- tantsche en voor de permanente én tijdelijke B/00msch-Katko 1 ieke Militaire Tehuizen, wélke tijdens de mobiiasatie hun krachten cesehik- baar stelden voor de gemobiliseerde weer- weermacht. MINISTER PLEYTE. De Minister van Koloniën, mr. Pleyte, beeft gisteren zijn werkzaamheden aan het. Departe ment van Koloniën hervat. DE AARDAPPELENVOORZIENING. Het Centraal Administratiekantoor voor de distributie van levensmiddelen heeft, eene circu laire gezonden aan de burgemeesters, waarin be treffende aardappelen het volgende voorkomt: Waar de prijzen der aardappelen zich in ver gelijking met die voor andere voederartikelen op een'laag peil bewegen, is de vrees gewettigd, dat meer en meer zal worden overgegaan tot het voederen van aardappelen aan het vee. Om een eventueel tekort aan consumptie-aardappelen te vermijden, verdient het aanbeveling, dat gemeen ten, besturen van stichtingen en particulieren zich door inkoop of voorkoop van een voldoenden voorraad aardappelen voor de komende maanden voorzien. Mijn kantoor is bereid het bestuur uwer ge meente en de besturen der eventueel ten uwent zich bevindende stichtingen in verbinding te brengen met handelaren en productenten. NAAR DIïITSCHLAND TERUG. Twee Duitsche vliegers, luitenant Proznek en vliegmeesier Riedel, die op 12 dezer gered werden van een defect vliegtuig door de bemanning van het lichtschip Noord-Hinder en aldaar aan noord we den gebracht, zijn van dat lichtschip over gebracht naar Vlissingen. Thans heeft de Regee ring beslist dat zij naar Duilscliland kunnen terugkeeren. Twee smokkelaars doodgeschoten. He dennacht trachtten twee smokkelaars, woon achtig te Borg -en-Dal, zakken met rij'st over cle grens bij Beek te Smokkelen. Zij werden door de Nedsrlandsche douaniers lietrapt en en namen do vlucht, in de richting van Berg- en-Lai. De douanebeambten, die van hunne vuurwapens gebruik moesten maken, gaven vuur, en wonden den eon In den hals, den ander in den buik met het gevolg, dat "bei den overleden. Een tragiseh einde! Twee Arnhemmers, zwagers, hadden een plan gemaakt om spek en Planta naar Duitschland te smokkelen. Beladen met een flinke hoeveelheid smok kelwaar gingen zij in den nacht van Zater dag op Zondag per rijwiel op weg. Zij reden langs den ouden spandijk in de richting van Westervoort en vermoedelijk hebben zij hun rijwiellantarens niet ontstoken. In den ouden spoordijk zijn eenige bruggen zonder'leuning en bij het passeeren van één dezer bruggen is de vóórrijdende man te dicht aan den kant gekomen en van de brug in het over stroomde Velperbrbek gestort. Hij is jam merlijk verdronken. Pogingen van zijn zwa ger, bijgestaan door een te hulp geschoten schildwacht om den te water geraakte, te redden, hadden geen resultaat. Hevig ont steld keerde de andere wielrijder huiswaarts; het lijk van den zoo noodlottig omgekomen man werd Zondagmorgen opgevischL Slimme smokkelaars. Op de Noordbra- bantseh-Duitscho grens ontmoetten een paar belastingambtenaren een jongetje uit een be kende smokkelaarsfamilie alleen in de hei. Op hun belangstellende vraag, wat het on- getje hier nog zoo laat en zoo heel alleen deed, gaf het ten antwoord, dat het zijn broer wachtte, die met een zak ineei moest komen. De commiezen, een goede vangst ver wachtend, stelden zich verdekt op. doch ze wachtten en bleven wachten, terwijl de broer eenige honderden meters verder rustig met zijn meel de grens passeerde. De uitzichttoren te Vaals. Deze reu6 onder de uitzichttorens in Limburg, is Don derdagmiddag omstreeks 8 uur tijdens een zwaren sneeuwstorm grool endeels vernield. De 8 bovenste verdiepingen zijn onder ge weldig gekraak naar beneden gestort Restau ratie eu eerste verdiepingen zijn ongedeerd gebleved, van de tweede verdieping staan nog de vier groote balken. Gebouwd in 1904, vol tooid en plechtig ingewijd in 1905, heeft de toren den tand des tijds niet lang kunnen weerstaan. R. K. GEMEENTERAADSLEDEN. Onder leiding van dey heer J. H. Visser vergaderde gisteravond de Vereeniging 'van R. K. Gemeenteraadsleden Kring Haarlem. Na de opening met den Chr. Groet hield de voorzitter een korte rede, alien toewen- schende een zalig nieuwjaar eu den wenseh uitende, dat iu 1916 vrede moge tot stand ko men en het doel van den Kring bereikt wor den. Aan de orde was daarna een voorstel om te beniemen eene commissie met opdracht te onderzoeken: a. in welke gemeente van ons land beslaat een sociaal bureau; b. welke re sultaten zijn er mede bereikt; c. hoe is de samenstelling en d. hoe is do taak omschre ven. Besloten werd uit te noodigen in die com missie zitting te nemen de beeren Michielsen, burgemeester van Haarlemmerliede, Klein, lid i van den gemeenteraad van Haarlem en Van Berthem, gemeentesecretaris van Hecnis- i berk. De bedoeling is dat de commissie tegen het as. najaar haar rapport zal uitbrengen. X'a eenig» gedacht en wisseling aangaande eene wijziging an te brengen in de contribu tieregeling, werd besloten de contributie voor de arbeiders-raadsleden op 1.50 te stel len en die voor andere raadsleden op 2.50. 1 .et volgende agendapunt had betrekking op eene aanvrage tot toelating van den K. K. Bond van Gemeentewerklieden. De voorzitter was om redenen als door den heer mr. Heerken s Thijesen een vorigen aangevoerd, er tegen om ten verte- i mvoordiger van dien T>ond toe te laten. De heer Hooy ging daannd*. thans nc- coord, mits wanneer een onderwerp als bij v. scbeidsger. ^ht aan de orde komt, gemeente werklieden worden uitgenpodigd ter vergade ring om hnnne meening kenbaar te maken. De heer Langeveld uitte zich in een zelfden zin. Wanneer men technische ambte naren toelaat, dan is dat wat anders, meende epr„ maar hier geldt het iemand,- een Bond vertegenwoordigende, en dat maalct verschil. De voorzitter zeide dat, indien dat noo dig is, men dan gaarne van de voorlichting van den kant van den Bond zal gebruik ma ken en dan den Bond zal nitnoodigen een vertegenwoordiger te zenden. De heer mr. B o'm a n s achtte, dat een bü- wdnen van een vergadering wanneer 't geldt een sociaal onderwerp van een vertegenwoor diger van een arbeidersorganisatie op de debatten storend kan werken. Bovendien kan een gemis aan arbeiders niet worden gevoeld in den Kring, daar bijna in iederen Raad een arbeider is en die mits dien ook in den Kring zijn. Moocht men nochtans de voorlichting van een arbeiderafgevaardigde voor een bepaald onderwerp wenseh en, dan kan men op zulk een vergadering zoodanig een afgevaardigde noodigen. Ten slotte is besloten om de vertegenwoor digers der arbeidersorganisaties als zooda nig niet toe te laten. Besloten is daarna tot het laten drukken en uitgeven van de behandelde onderwerpen van dezen winter. Ten slotte hield de heer mr. J. B 0 m a n e eene inlieding over progressieve gemeente belasting. Spr. behandelde eerst de rechtsgrond der progressie en stelde" daarbij in het licht wat progressie en waarom, het wenschelijk is haar in te voeren. Hij achtte de psogreesie recht vaardig en meende daarom dat de katholie ken er vóór moeten zijn krachtens hunne be ginselen. Daarna kwam spr. tot den feitelijken toe stand: is progressie in one vaderland geoor loofd! Hij herinnerde eraan, dat progressie tot 1897 onbeperkt was toegelaten, dat thans echter in de Gemeentewet is aangeduid, tot hoeverre een progressie gaan mag en kan, noodig geworden omdat vóór 1897 willeken! werd toegepast, vooral in Friesland. Spr. noemde de wet van 1900 van Borgesiu* een reactie op de we( van 1897 van Vnn Hou ten, die huldigde het Bentheimsche stelsel. De scherpe grenzen, die de wet van 1900 stel de, oordeelde spr. te nauw te zijn. Hij betoog de, dat onze wettelijke begrenzing storend werkt, doordat de aftrek voor eerste levens onderhoud als factor van d6 bepaling van het maximaal procent is opgenomen. De heer Bergman de^d eenige vragen aangaande een progressieven kinderaftrek. Acht de spreken dien gewer.scht eu is dien al z.i. dan niet in strijd met de wet! De heer Hooy stelde o.ni. de vraag hoe bezwaren aangaande een gaan wonen buiten de grens «ener gemeente bij invoering eener progressieve belasting kunnen worden te niet gedaan, daar er immer» tooh altijd een grens moet zijn! De inleider, de heer mr. Bomacs, van antwoord dienende, zeide, dat aftrek van noodzakelijk levensonderhoud in de wet niet eene fictie is, maar een vaststaand begrip, geldend voor allen, dat mitsdien een pro- gressiève aftrek niet mogelijk is Wat aangaat een kinderaftrek, de wet acht dien niet ongeoorloofd, maar laat hem in het midden. Eén kinderaftrek is mitsdien niet tegen dc v, et, "maar een progressieve kinder aftrek is tegen de logica der wen Ten opzichte van 't bezwaar aangaande de grenzen, achtte spr. dat om der wille van de rechtvaardigheid men dan maar de grenzen moet gaan verwijden. De heer Bergman zette daarna uiteen het geweuschte van een progressieven kln- j deraftrek en.de heer Hooy deed opmerken, dat-, wil men bezwaren van een buiten de I grens der gemeente te gaan wonen finaal te niet doen, er een wettelijke bepaling moet komen, dat in alle gemeenten een zelfde per centage wordt geheven. De heer Klein zeide dat, naar zijne mee ning, het bedrag van den aftrek voor nood- izakelijk levensonderhoud te klein ia voor ©en gezin van man, vrouw en vier kinderen. Be inleider, de heer mr. Bomans betoog de het met den heer Klein eens te zijn dat j de bedoelde aftrek in de meeste gemeenten i te klein is en dat tie kwestie die d© heer Hooy in repliek aanroerde, raakt een natio nale belasting, welk onderwerp nu niet aan de orde' is. Na een woord van dank aan den inleider en de debaters, deelde de voorzitter nog mede dat op de volgende vergadering in het einde van Februari te houden, die dan weder om 8 uur zal beginnen, de heer Homuien zal inleiden het onderwerp: „Win6t uit gemeen tebedrijven.'* Daarna werd de vergadering met den Chr. Groet gesloten. DE WATERSNOOD IN NOORD-HOLLAND Tal van landstormplicbtigen, di© in h©t depot alhier worden afgericht en voor ©en groot gedeelte uit de geteisterde streken van Noord-Hollaud komen, werdén, op hun ver zoek, met één, twee en drie dagen verlof ge zonden, ten einde de gevolgen van de ramp te helpen bestrijden of nieuwe doorbraken j te voorkomen. ZAANDAM. De watersnood. Onze correspondent te Zaan dam meldde ons gisteren nog: Ook de gemeente Zaandam heeft de ellende van den watersnood te ondervinden. De paden in de Oostzijde zijn reeds zoodanig door het wassende water geteisterd, dat de bewoners ook daar hun huizen moesten verlaten. Het is meer dan treurig om de verwoesting aan te zien. De fabrieken in het Oostzijder veld zijn niet meer te bereiken Van uit Oostzaan zijn de inwoners in drommen naar hier gekomen. Voor zooveel noodig heeft het gemeentebestuur er voor zorg gedragen dat zij deze gemeente verlieten en naar Amsterdam vertrokken. De reden hiervan is dat de gemeente haar scholen beschikbaar moet hou den voor de ingezetenen, die de Oostzijde moeten verlaten. De scholen aan het Kattegat en in de Oostzijde zijn feeds betrokken; ook de scholen der E.E. Zusters werden zoo noodig ter beschik- ang gesteld. Den geheelen middag en avond reden bran cards af en aan om zieken over te brengen naar de oude ziekenbarak. Dit transport had plaats door de afdeeling Zaandam van het Roode Kruis. De gemeentepolitie, die haar handen vol had om alles te regelen, werd versterkt door de hulp van een detachement soldaten van 28 man. Een ander detachement soldaten is doende het munitiemagazijn aan het Weerpad. dat dreigt geheel overstroomd te worden, te ontruimen. Het gemeentebestuur en het Steuncomité ver gaderden reeds Zondagmiddag om maatregelen te nemen dat allen een goed onderdak en vol doende levensmiddelen zouden bekomen. (Naar het Fransoh.) ^frt van mijnheer Gloaguen klopte had ©ene ®afttoer.ill8. toen hij dit gelezen u die alleen geleerden kunnen begrupen. Vóórdat hij echter d« kost bar© portefemlïe in njn wilde hii •en blik werpen op het geheimzinnige voor werp. H« opende de port«feulle bij het lioht der lamp. Op dat oogeniblik bemerkt© hij* «jat ©ogen van Khasji op hem gevestigd waren, die hem met een uitdrukking van mxrwezen aanstaarden. Welnu, mijn waarde, vroeg de dokter hem in het Engelsch, kent gij dit voorwerp, daar gij mü zoo zonderling aanziet! Khasji had het hoofd laten zinken. Of ik het ken, zei hij op treurigon toon. Ik was bij den kolonel, toen hij het gevonden beeft en van dien tijd af heb ik het noodlot gevloekt, dat hem dit voorwerp iu handen deed komen, want dat ia de oorzaak geweest van zijn dood, evenals dat het zal afjn van dien zijher kinderen en ook van de uwe!.... Mooi zoo; ik wist niet, dat een dapper soldaat zoo als gij zoo bijgeloovig was. Waar. om gelooft gij, dat zulk een klein gouden plaatje de oorzaak kan zijn van den dood van hem, die het in den zak draagt! Dat weet ik niet, zei Khasji, terwijl hij zich achter het oor krabde. Ik ben slechte een heel gewoon soldaat!maar ik geloof het en men kan het mij niet uit het hoofd praten, dat dit de oorzaak is geweest va» den dood van den armen kolonel en het zal nog andere onheilen aanrichten!.... De arme man raaskalt, dacht mijn' W Gloaguen bij zichzelf. De beide solicitors hadden natuurlijk alle hokjes en gaatjes doornsuffeld, alle ge schriften en alle stukken, hoofdzakelijk de aanteekeningen over Kmeracbitectunr, die een ware archéologisohe schat vertegenwoor digden. Er was natuurlijk geen sprake van «Bes diemzeifden dag te bezichtigen. Nadat net vermelde testament en het codicil ge vonden was. g&t dan ook de heer Gloaguen v e «éllcitors te kennen, dat hij het voor neden genoeg vond, waarop ieder het vertrek verliet; aan Khasji de zorg over latende da deuren en Let kabinet te sluiten. Nu werd een levendig gesprek gevoerd over de geldelijke kwestiën. Men kwam over een, dat M.M. Graham en Selby aan den notaris van mijnheer Gloaguen zonden op dragen het geld bij de Engclsche bank te deponeeren en toen namen de beide solici tors weldra afscheid. Zoodra het geluid hunner schreden in de vestibule weggestorven was, naderde mis tress O'Molloy den dokter en zeide: Welnu, nu kunnen wij alleen p raten en gij zult mü wel willen mededeelën, wat er nu in dat geheimzinnige codicil vermeld stond. Maar hare nieuwsgierigheid werd niet be vredigd, want de dokter zeide haar, dat het slechts een beschrijving behelsde van een voorwerp, dat voor een archéoloog van veel waarde was. Tevens voegde hü er bü, dat hü voornemens was allee zoo spoedig mogelijk naar Parijs op te zenden. Ik zal dan niet zoo gebonden, maar vrijer in mijne handelingen zijn, zekte hij. Want gü begrijpt* zeer goed, mevrouw, dat mün zoon en ik uwe gastvrijheid zeer op prijs stellen. Maar wij hebben niet veel tüd om aan onzo reis te besteden en zoodra de zaken geregeld zijn, zijn wij voornemens Indië te doorreizen. Hebt gü ook niet het voornemen op gevalt naar Cambodja te gaan! vroeg mis tress O'Molloy. 1 Ik geloof wel, dat wij dat plan zullen moeten opgeven. Cochinchhia en Calcntta gelijken op d© kaart juist naast elicaar te liggen, maar als men aan de bootden der Ganges is, bemerkt men dat het een heele reis is om naar Saigon te gaan.... Ik geloof dat wij OE6 maar met een klein reisje te vreden zullen moeten stellen, daar wü Flo rence en Chandos ook nog mee naar Europa 'moeten nemen. Van Calcutta naar Bombay büvoorbeelcL Op dien tocht kunnen wij dan nog genoeg zien en wü züllen hoogstens een maand of zee weken daarvoor noodig heb ben. Wü kunnen dan op dien tocht Benares, Allahabad, Lnknow, Delhi, Jeypore, Ba mum, Ellore enz. bezoeken. Inderdaad een eenvoudige wandeling! O, hernam de geleerde met een glim lachje, ik hen nog wel meer van plan. Ik zal zooveel mogelük de oude monumenten en ruinen bezoeken, die ik tot nog toe slechte door beschrijvingen en photographieën ken. Daar bobt gü den tempel van Jaggern&uth, het afgodsbeeld van Mandar bü Bhagalpore, de cyclopische trap van het paleis van Ra- nnkhoumbon te Cittore, de graven van El lore, de Leeuwengrot en honderd ander© klassieke monumenten. Ik zal waarlijk niet spoedig tevreden zün. Mistress O'Molly, die wel bemerkte, dat het gesprek geheel van. het codicil afraakte, trachtte bet er weer op te brengen door van den dood dee kolonels te spreken. Ik heb mij dikwijls afgevraagd of de kolonel nooit het minst© idee heeft gehad van het ongeluk, dat hem zoo hardnekkig vervolgde.... Staat er niets van in het co dicil! Hoegenaamd niets, mevrouw, slechte zaken die voor mü, archéoloog, van gewicht zün. Ik dacht dat hü som© de eon of andere aanwijzing omtrent de moordenaars achter gelaten kon hebben; in dat geval zon het onze plicht zün, de justitie er mee in ken nis te stellen.... want dat hü het slachtoffer geworden is van moordenaars, daaraan valt niet meer te twüfelen. Wht sei Khasji too© zooeven tegen u, hij bad het zeker over zijne vrees voor Chandos, nietwaar! Voor Chandos!.... Neen, dat juist niet» Hü sprak dat hü er een voorgevoel van had dat een gevaar den kinderen van den kolo nel dreigde en mü zelfs ook. Voornamelijk vreest hü voor Chandos, overal loopt hü hem aohterna en des nachts slaapt hü voor de deur van zijn kamer.... Men kan het hem niet uit het hoofd praten; dat Chandos een ongeluk zal overkomen, omdat hü nu eens van zijn paard viel, of dan weer eens van zijn trapéze t nimelde, doordat een der touwen brak, kortom, van die gebeurtenissen, aoosk ze eiken Jonger, overkomen. (Wordt vervolgd)- NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT TWH^L-ftD >1)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1916 | | pagina 5