van de Openbare Godsdienstoefeningen in de R.-K, Kerken te Haarlem en Omliggende plaatsen
ln s*.s ïl&
Een nacht vol angsten.
KERKBERICHTEN
EVAN G ELI E-V ERKL ARIN O
DU nonet behoort bU do -Nlonw. HoorL Co.ru.t- t.„ t! Pobnnrl Bib
De nadruk van de berichten »b medede® linrea Ia dit blad Ui wWïb.
zesde zondag na driekoningen.
Les Bit den eersten brief ran den H. Apostel
Pauius aan de Theesalonicensen; h 1-1*.
Bloeders! Altijd wegren wij Gode dank
wegea» u «11'». zonder «P,houd.ea .?,wer. «e"
dachtiJ zijnde in onze gebeden, dewyl w« one
herinneren aan bet werk uwe geloof, en aan
uwen arbeid en uwe liefde en aan de gedul-
tligbeid uwer hoop op onzen Heer Jesu»
Christus, voor God en onzen Vader; daar wij,
van God bemin'e broeders! uwe uitverkie
zing kennen.Want ons Evangelie wae bij n
niet in woorden alleen, maar ook in kracht
en in den Heiligen Geest en in groote vol
heid, gelijk gij weet, hoedanig wij om uwent
wil onder u geweest zijn. En gij zijt navol
ger. geworden van ons en van den Heer;
daar gij in veel verdrukking het woord bobt
aangenomen met blijdschap des Heiligen
Ge es tee; zoodat gij «en voorbeeld rijt ««wor
den voor al de geloovigen m Wa£e.do"!^
in Acbaje. Want van u uit is het Wooid
bes Heeren verbreid geworden, met alleen
in Macedonië en Aehaje, maar ook in alle
plaatsen ie uw geloof in God uitgegaan, zoo
dat wij niet noodig hebben iets te zeggen.
Want zij zeiven verkondigen aangaande ona,
hoedanig one optreden bij u geweest is en
hoe gij u van de afgoden bekeerd bobt tot
God, om den levenden en waren God te die-
ren en uit den hemel te verdachten Zijnen
Zoen, dien Hij uit de dooden heeft opgewekt,
Jesue, die ons verlost beeft van den toekorn-
stigen toorn.
Evangelie volgens den H. Matt.; XIII. 1115
In dien tijd «prak Jasna tot de ach aren
3eze gelijkenis: Het Rijk der hemelen is ge
lijk aan een mostaardzaad, dat iemand nam
en Ln zijnen akker zaaide. Dit nu is wel het
kleinste van al de zaden maar wanneer het
opgeschoten is, is het grooter dan al cl®
moeskruiden en wordt een boom, zoodat de
vogelen des hemels komen en wonen in des-
zelfs takken.
Eene andere gelijkenis sprak Hij tot hen:
Het Rijk der hemelen is gelijk aan zuurdeeg,
dat eene vrouw nam en onder drie maten
meel vermengde, totdat dit geheel gedoo-
aemd werd.
Dit alies sprak Jesus in gelijken useen tot
de scharen, en zonder gelijkenissen sprak Hij
niet tot hen; opdat vervuld zoude worde
_„nroken was door den profeet, die zei
je. Ik zal mijnen mond openen in gehjkeme-
ik zal vermelden wat verborgen WM
van de grondvesting der wereld af.
ZESDE ZONDAG NA DRIE-KONINGEN.
H«t Riik der hemelen is "dikwijl», en ook
Ïm 'klrk"»»rdl hoor eoli «lolbbol, vorgell»-
kn!g in een tweevoudig opzicht ons voor-
g.sTeld- vooreerst door het beeld van een
mosterdzaad, om hare uitwendige verbrei-
uur over de geheeie wereld ons Ve doen
i-tnneu, eu daarna door het beeld van een
•"mirdeée. üin one hare inwendige kracht op
de zielen te doen begrijp**
Vooreerst het mosteruzaad is een® duide
lijke voortelling van de Kerk Gods hier op
aarde. In den beginne nietig, en slechts wei
nige ledematen tellende, zou zij weldra de
hr.ar inwonende kracht ontwikkelen, en in
weerwil van alle aanvallen der hei zich uit
breiden, en haar invloed tot aan de uitein
den der wereld doen gelden, gelijk ook het
mosterdzaad, een der kleinste zaden, opgroeit
en zich ontwikkelt zoodat bet in de streken
waar de Zaligmaker verbleef zelfs een boom
kan genoemd worden. Maar niet zonder strijd
ging die uitbreiding; stormen van allerlei
aard loeiden over haar; maar zij waren niet
in staat den opkomenden boom te ontwor
telen. Reed» de apostelen werden vervolgd
en gehaat, en hun werd verboden nog verder
den naam en de leer van Jezus te prediken,
klaar onverschrokken gingen zij voort, en
al grooter en grooter werd de menigte man-
„mnwen die in den Heer geloofden
verhaalt ons de H. Lucas. De wortelen dron-
m J] dieper in den grond en breidden zich
verder uit, toen de apostelen zich over den
ganseden aardbodem verspreidden om het
Evangelie Ie verkondigen.
'n Hevige strijd bleef niet uit, toen hun leer
meer en meer aanhangen» begon te winnen.
Millioeuen Christenen vielen al» bloedge
tuigen voor hun. geloof maar ook daardoor
werd bet zaad niet uitgeroeid. Daarna kwa
men de invallen der barbaren, die alles te
vuur eu te zwaard verwoestten, en de Kerk
van Christus met den ondergang driegden,
maar de barbaren bogen zich voor de macht
van du» Kerk. er, wei-den veranderd in hare
getrouwe kinderen.
Toen beproefden de ketterijen hun kracht;
duizenden barer kinderen zag de Kerk zich
ontscheuren, maar do ketterijen neigden ten
ondergang, van vele zijn de namen zelf* ver
enten. de Kerk bleef in volle kracht be
staan. Zoo groeide het zaad steeds voort,
trots alle stormen, en is nu geworden tot een
boom, die de geheels were d overschaduwt,
en alle volkeren der aardejii^n onder
dien boom bechutting en rust Met die uitwen-
ge uitbreiding ging ook een wouderhare in
wendige kraebt tot heiliging der celen ge
paard. Zij is gelijk aan een zuurdeeg, aai
alles doordringt.
Volgens den H. Augustinue mogen wij »n
het zuurdeeg, door eene vrouw .onder drie
U-aten meel gemengd, zoodat het meel geheel
doortrokken werd, eene voorstelling zien van
de verandering, door de prediking van het
Evangelie teweeg gebracht in het verstand,
in den wil en in bet hart dee menechen. Al
de waarheden, door des Ctoddelüken Lee»
meester verkondigd, al de genaden door den
Verlosser der wereld verdiend, bezitten de
kracht om, gelijk een zuurdeeg het meel. den
gebeelen mensch te doordringen, en te her
vormen in een nieuwen mensch.
Zij zijn een licht voor den geest, een kracht
vcor den wil, een vuur dat het hart in vlam
zet. Het treffendst voorbeeld daarvan zien
wij in de groote bekeeringem die het Evan
gelie ons voorstelt. Diep gezonken in de zon
de was een, Maria Magdalena, maar de ge
nade Gods werkte in haar, zij erkende Jezus
voor den beloofden Messias, wierp zich wee-
nend over hare zonden aan Jezus voeten,
en zij werd een groote Heilige. Een moorde
naar hing stervend aan zijn kruis, maar een
straal der genade trof hem, hij erkende Jezus
voor zijn Heer en God, verdedigde zijne on
schuld, verfoeide zijne misdaden, en mocht
de blijde verzekering hooren, dat hij in Gods
liefde zou sterven, en nog dienselfden dag in
het paradijs zon worden opgenomen.
Die kracht Gods werkt nog altijd voort in
de Kerk ter heiliging van den menech, en
doordringt zijne ziel geheel en al, gelijk het
zuurdeeg het meel doordringt, en geeft hem
kracht om zijne plichten te vervullen en
vruchten van heiligheid voort te brengen.
Die kracht der Kerk toont zich niet alleen
in den afzonderlijken mensch, maar heeft
zich ook getoond en toont zich nog in de ge
heeie maatschappij. Ziet slechts het groote
verschil in zeden, zoodra de Kerk zich van
een volk heeft meester gemaakt. Dénkt
slechts aan de ondeugden en misdaden, die
in de beidensche maatschappij lie«rechten, en
jdie zich overal weer vertoonen, zoodra d«
Kerk hare wetgevende macht over eens
maatschappij verloren heeft,
j „Dit alles sprak Jezus in gelijfceniséen tot
de scharen, en zonder gelijkenissen sprak Hij
niet tot hen." De reden, waarom Hij slechts
in gelijkenissen tot hen sprak, wordt du»
door den H. Matthaeus zelf eenige verzen
vroeger aangegeven: de Joden tot wie Chris
tus deze woorden gesproken had, waren niet
waardig, dat Hij duidelijker tot hen sprak,
want zij wilden toch niet gelooven, noch aan
Zijne woorden, noch aan Zijne schitterende
wonderen, en dus werd tot straf voor hunns
hardnekkigheid hun de genade ontnomen,
dat Christus openlijk en duidelijk tot hen
sprak over Zijn rijk. Bovendien zouden zij»
die van goeden wil waren, om hun goeden
wil te toonen doen wat de apostelen deden,
en de uitlegging van Zijne geltfkemeeen aan
Cbristu» vragen, die hun dan, evenmin als
aan de apostelen, door Christus zou gewei
gerd worden.
De diligence had niet kunnen vertrekken. De
sneeuw viel zoo dicht uii uen zwarten hemel,
dat men geen tien schreden voor zich uit kon
zien. De reizigers besloten, door den nood ge
dwongen, in de uitstallingsherberg te overnach
ten. jean Durupt volgde dat voorbeeld niet; in
het vertrouwen op zijn merrie spande hij zijn
sjees in, om nog naar Nevers te rijden. Misschien
zou hij thans vijf uur over den weg doen in
plaats van 'twee, doch er is altijd een geluk bij
een ongeluk, hij zou den volgenden ochtend op
de markt weinig concurrenten vinden, die van
ver waren gekomen, om koebeesten te koopen.
Hij zou goede zaken kunnen doen en daarvoor
moest hij wat over hebben. Op het laatste oogen-
blik verzocht hem een confrater, een ossenkooiv
man om hou in zijn sjees mede te nemen. Hij
weigerde, onder voorwendsel, dat hij gewetens
bezwaar maakte om den man bloot te stellen
aan gevaren, die zijn onvoorzichtigheid met zich
kon brengen. In zijn duffelschen manteljas ge
wikkeld en met den wollen pet over de ooien,
staat Jean Durupt nu gereed, om weg te rijden.
De zweep klapt, het paard zet aan, maar het
wakkere dier kon niet draven, zijn pooien zakten
weg in de krakende sneeuw. Slechts stapvoets
zal de weg kunnen worden afgelegd, en de jonge
boer, die met alle geweid zijn plan wil door
zetten, schikt zich er in.
Het is of met die groote vlokken steeds meer
en meer de stilte neerdaalt: zacht en langzaam
neerploffend bedekken zij de kap van het voer
tuig en den rug van het paard met een dikke
donzige laag; Eet schijnsel der lantaarns ver
licht over eenige schreden afstands het vlekkeloos
witte sneeuwtapijt, dat zich eindeloos ver uit
strekt.
De aarde ia ala een doode ln lijkwade; de
hemel bestrooit haar met witte rouwbloemen, de
natuur treurt en alles zwijgt in hét rond.
De reiziger begint zich te verontrusten. Die
diepe stilte in het holst van den donkeren nacht,
dat onafgebroken neerdalen van groote sneeuw
vlokken, waaronder hij wellicht bedolven zal
worden, benauwden hem.
Jean Durupt kucht eerst een paar malen, of
schoon zijn sterke borst er hem volstrekt niet
toe noodzaakt en begint dan te fluiten om zich
wat op te vroolijken.
Hij spreekt tot zijn merrie, neuriet, maar ver
valt dan weder in stilzwijgen, denkende over de
mogelijke gevolgen van dezen roekeloozen nach-
telijkeu rit. Zoo hij eens door roovers overvallen
werdhij is een goede buit, het valies dat hij bij
zich draagt, bevat twintig duizend francs in
goud en zilver.
Maar neen, niemand zou zoo dwaas zijn om
evenals hij zich in dezen nacht op het pad te
wagen. Hij heeft van de mensch en niets te vree
zen; doch de angst fluistert hem in het oor:
En de wolven!
Jean Durupt voelt zich het koude zweet op
het voorhoofd parelen.
Geruischloos rolt de sjees langzaam voort.
Meer en meer wordt het de merrie moeielijk haar
vracht voort te trekken door de mulle sneeuw,
waarin de wielen dieper en dieper wegzakken.
Nu schijnt het voertuig niet meer van de plaats
te komen. Het paard staat stil, het kan niet
meer; met neerhangenden kop berus, het in zijn
gedwongen werkloosheid. Zijn neusgaten ruoken,
zijn huid dampt, het dier moet een oogenbliic
uitblazen, voor het opnieuw trekken kan. Wei
nige seconden en de boer ziet niets meer van
zijn paard; een wit spooksel schijnt het gewor
den, dat hij nauwelijks meer onderscheiden kan,
een gedoemd wezen, dat hem naar het semmmen-
rijk leidt, hem in den dood voert. Durupt
benijdt de verstandige lieden die ginds in de
warme gelagkamer gebleven zijn, gezeten om
den gezelligen haard. Hij ziet op zijn horloge;
tien uur. Hij is nu reeds twee uur onderweg,
terugkeeren is niet mogelijk. Indien bmnen enkele
minuten geen reddin,
herberg opdoet, geen
dak waaronder nij en zijn paard
kunnen vmden, dan zullen beiden weldra evenals
struiken en heesters, geheel onder den zwaren
witten sneeuwmantel bedolven zijn.
„Vooruit, Margotl" xoept Jean Durupt met
gesmoorde stem, terwijl hij klappertand van
vrees. Zijn stem is machteloos; hij grijpt nu de
zweep en slaat het dier met den steel oj den
rug. En hij rammeit er als een bezetene op los,
rechtopstaande in zijn sjees; de zucht naar zelf
behoud maakt hem onbarmhartig. Klompen
sneeuw vliegen in de lucht, de merrie maakt
kleine sprongetjes als van een geit en ia de meer
en meer verdikkende sneeuwlaag blijft het voer
tuig iog en zwaar staaji, ondanks alle zweep
slagen en dreigementen."
„O hemel, red mijl.smeekt Durupt. „Als
mijn merrie niet meer voort wil, dar» ben ik een
verloren man.... dan kom ik hier van koude
om, of stik in de sneeuw of wordt verslonden
door de wolven
Zie wat zijn dat voor donkere schimmen daar-
gindsZouden het wolven zijnMaar
neen, dan zou ik hun oogen zien gloeien, of
liever 't zou reeds met mij gedaan zijn, want
waarom zouden zij wachten om hun honger te
stillen? Het ziin eenvoudig schaduwen, veroor
zaakt door het licht van mijn lantaarns.Ach,
ik ben evengoed verlorenAch, mijn arme
vrouw, mijn kinderen, wat zal er van hen wor
den? Ik zal van koude sterven, ik zal hier ln de
sneeuw omkomen."
Maar eensklaps hinnikt het paard, steekt den
kop op en met inspanning van al zijn krachten
trekt het de sjees uit het diepe spoor, waarin het
is weggezakt; de merrie heeft de lucht van een
nabijzijnden stal gekregen. Durupt slaakt een
diepen zucht van verlichting.
Reeds ziet hij in de verte een gouden stip
schitteren, een baken voor den zoekenden in den
nacht. Dichter bij gekomen blijkt het een ver
licht venster, een huis 'waarvan de deur zich
opent en in het langwerpig lichtvak staat op den
drempel een man, die gesticuleert en roept:
„Hé, hola daar, waar zijt ge?"
Durupt antwoordt met een kreet van vreugde,
de merrie trekt, trekt en weldra staat het rijtuigje
voor de deur stil.
„Kom binnen. Warm u Hj den kachel."
Even later zijn duffelsche jas losknoop end,
bii
treedt hij een verwarmd v jrtrek binnen. Hij lacht,
wrijft zich de handen; de blijdschap over zijn
redding doet zijn breed gemoedelijk gezicht
glimmen.
„Jongens wat heb ik in angst gezeten," glim-
11
lachte hij. „Nu is alle leed geleden, ik zal kalm
gaan slapen, om mij te herstellen van den uit-
gestanen schrik en vermoeienissen."
j Een hond nadert en besnuffelt hem grom
mend.
„Koest, koest, mijn best beest, laten we goede
j De herbergier geleidt hem naar een bovenka-betaalde zijn vertering, spande zijn sjot
mer en terwijl hij het gevulde valies van den in 01 toen N de tcu*e* 111 de hand h'
vreemdeling de trap op draagt, glinsteren zijn
oogen onheilspellend. De menschen zijn somtijds
gevaarlijker dan de wolven.
Hij grijpt naar zijn ledikant, trekt «n
schuift het voor de deur en vervolgens tilt hij een
tafel op en wentelt deze op op bed; dan tafels,
stoelen, alles wat maar dienen kan, om de bar
ricade voor de deur te versterken en te verzwa
ren. Inderhaast kleedt hij zich aan en houdt zich
gereed gewapend met een tafelpoot. Hij verliest
den man, die den kuil graaft, welke thans reeds
zoo diep is. dat hij er zelf in moet gaan staan,
geen seconae uit het oog. De vrouw licht hem bij
en de hond krabt de aarde in hun nabijheid op
en snuffelt rond.
Zij zijn klaar, de man, zet zijn spade en zijn
schop tegen een boom, het tweetal keert naar het
huis terug. Dtirupt klopt het hart in de keel.
'Nu zijn zij vlak bij het huis; het licht ver-
dwijnt achter een hand verborgen. De herbergier
en zijn vrouw richten een blik naar het raam van
Durupt, en de wreede, hebzuchtige gezichien
zijn een oogenblik zichtbaar, misdadigerstronies
met verwrongen trekken en kleine, glinsterende
oogen. Zacht mompelend naderden de beide
boosdoeners, thans moeten zij het huis zijn bin-
i nen gegaan.
De trap kraakt onder hun gedempte voetstap
pen; de hond is hen reeds vooruit en snuffelt
onder aan de slaapkamerdeur. Durupt wacht
achter zijn barricade.
Het beslissende oogenblik nadert.
Twee stemmen fluisterden; daarop een diepe
stilte,, een sleutel wordt nauwelijks noorbaar in
het slot gestokenmen wil openen. Men duwt en
duwt, niet verder dan een duim is de deur open
te krijgen, daarop weder een gemompel van fluis
terende stemmen.
Zeker begrepen de beide booswichten niets van
dien onvcrwachten tegenstand. Men klopte. De
vrouw op een honingzoeten toon riep:
„Mijnheer, mijnheer!" Waren die ellendelingen
nog zoo naïef? Durupt hield zich of hij zoo juis
wakker -werd en vroeg met slaperige stem:
„Hé? Wat is er? Wat wil je?"
„Mijnheer, u moet opstaan, het is uw tijd."
„O, goed, dank u, maar ik ben van idee ver
anderd, ik vertrek nog niet!"
„Maar, mijnheer, u heeft het toch gezegd. Dt
deur kraakte onder 'n vernieuwden heftigen duw
Van boven week zij terug en een hand, welke
Durupt in de schemering onderscheidde en die
hij lust gevoelde om met een bijlslag af te hou
wen, een groote hand met kromme dikke vingers
wrong zich door de spleet en taste rond in d;
ijle lucht.
Vergeefsche pogingen, nuttelooze moeite: ek
barricade was onwrikbaar en Durupt bewaakt,
haar moedig. Sluipende schreden vluchtten d
trap af, een gegrom van den dog, die slechts on
willig scheen te gehoorzamen aan het bevel va:
zijn meester, om hem te volgen en daarop keerd
de stilte in het huis terug.
Durupt nog steeds op zijn hoede, wachtte de
dag af, en eerst toen hij. eenige levendigheid o
den landweg hoorde en het geluid van verschil
lende stemmen, welke aan bezoekers van den hei
berg moesten behooren uit de gelagkamer tc
hem doordrongen, onttakelde hij de barricac'
weder en ging hij naar beneden.
De vrouw zat achter het buffet, de man h
diende zijn gasten met het kalmste en c
gezicht van de wereld. Beiden wenschfen hem op
den vriendelijksten toon goeden morgen.
Durupt, hoewel een weinig va^..., over zo.
veel vermetelheid, wachtte zich wel, om hen reet
nu te ontmaskeren.
Durupt heeft zich ter ruste begeven, maar hij
kan niet slapen. Hij is nog te vol van het ge
vaar, dat hij geloop-en heen, bij ziet zich onder
de sneeuw bedolven, hij ziet de witte vlokken
langzaam en onverbiddelijk neerdalen, zich op-
hoopen rondom zijn voertuig, alles bedekken met
een witte vacht, die voortdurend aangroeit. Zijn
ledematen zijn van koude verstijfd, hij kan zich
niet verroeren', de sneeuw hoopt zich op, meer
en meer, hij wil schreeuwen, zij vult hem den
mondWelk een nachtmerrie!
Een schijnsel van licht gaat langs de zoldering
heen en weer, een ovaalronde, bleeke vlek, nu
eens hier, dan daar. Dat is de dageraad niet.
Durupt staat op, ziet door het venster, nadat hij
met zijn nagels de bevroren ruit gedeeltelijk heeft
schoongekrabd. Hiet licht van een lantaarn be
weegt zich achter in een, grooten boomgaard.
Twee gedaanten beschijnt het, twee zwarte on
heilspellende schimmen, die gesticuleeren en met
elkander schijnen te beraadslagen. Op een be
paalde plaats staan zij stil en laten het licht
van hun lantaarn op een groot wit tafellaken
vallen. Durupt volgt hun bewegingen met inge
houden adem en tracht te begrijpen Een man
ja het is een man ruimt met een schop de
riep hij hun toe:
Ik kc
sneeuw weg. Vervolgens als een vierkante plek
aarde zwart tegen het omringende sneeuwveld
afsteekt, neemt hij een «Pade ai begint een gat
te graven. Durupt huivert, hij heeft begrepen.
Ze zijn dus waar, die verhalen, welke men ver
telt van reizigers die des nachts in de afgelegen
herbergen in hun slaap worden vermoord. Die
schurken! Nu hij zou zijn huid duui verkoopen.
Ja, maar zijn nederlaag was zeker: twee per
sonen tegen hem, man en vrouw en riie hond,
die groote dog, die er zeker op was afgericht om
den ongelukkigen slachtoffers zoo noodig naar
de keel te vliegen.
Zou hij zijn kaars aansteken, om te toonen dat
hij niet slaapt. Hij denkt er over, maar het zou
een onvoorzichtigheid ziin; het moordenaarspaar
zou onmiddelijk toesnellen om in stede van list
geweid te gebruiken. Durup>t vocit zijn hart bon
zen en in nachtgewaad loopt hij radeloos het
koude vertrek op en neer zich voortdurend af
vragende: „Wat moet ik doen om mij te verde
digen?" Moest hij als een stuk wild in een val
strik gevangen, zich den hals laten afsnijden?
Ha! Maar maar als.Met bevende hand
wisebt hij zich het voorhoofd af; een plotseling
denkbeeld; hij heeft een middel gevonden en
daarmede keeren moed en geestkracht terug
Daar ginds beneden zijn de schurken nog al
tijd druk bezig: hun werk vordert; Durupt moet
zich haasten.
om terug met de gendarmes!"
De herbergier verbleekte, de vrouw sloeg
oogen neder en moest zich geweld aan doen oi.
zich staande te houden.
j Zij kwamen, de gendarmes en nog andere bc
'ambten van politie, onder het geleide van Du
rupt. De boomgaard bleek letterlijk een kerkhof
men vond acht lijken op verschillende plaatse'
begraven.
AuteursrcGit voorbehouden.
Kathedrale kerk S'i'. HAVO.
(Leidscb» vaart)
ZONDAG, de H.H. Missen om J3 en
9 uur en om half 11 de Hoogmis. Om 1
uur Catechismus in de kerk. Half 7 Lof mei
.preek. Vóór het Lof het Roienhoedje.
MAANDAG, half 8, 8 uur ®n half 10 Uit
vaarediensten voor Mej. Wiihelmina Joanna
de Yrica, 7 uur Lof met Rozenhoedje voor
de Géloovige Zielen.
ZATERDAG, 7 uur Rozenhoedje in ds
Mariakapel.
A.s. Zondag, Zondag Septuagesima.
Parochiekerk Tan den H. Joseph.
ZONDAG, do stille H.H. Missen te 7 uur
en half 9; Hoogmis te half 11; te 1 uur lee
ring, half 5 Congregatie, 7 uur Ix>f met Con
ferentie.
MAANDAG, 8 uur H. Mis voor den WelEd.
heer Jocs. Lans, als oud-lid der St. Vino.
Vereehiging, Conferentie van den H. Jozef.
DINSDAG, te 8 uur H. Mis voor' rüej.
1 Geerling, geb. Duivenvoorde, als lid der B on
derschap van het H. Hart, 's avonds 7 uur
Congregatie. Van 6—8 uur gelegenheid om
te biechten.
WOENSDAG, 6de der negen Woensdagen
welke het feest van St Joaeph vooraf gaan.
Do H.H. Missen te 6, 7, 8 ea balf 10, 's avonds
te half 8 Ixif.
j DONDERDAG, 's avonds half 8 Lof met
geluiden voor den vrede,
j VRIJDAG, van 6—half 8 gelegenheid om
I te hieehtcn, uitsluitend voor kinderen,
j ZATERDAG, half 10 H. Mis voor den heer
W. Guskén3, als lid van den Vriendenkring
van het Alterh. Sacrament, en te half 8 H. Mis
voor de bokeering dor Zondaren in do K.ij«l
van het Mirac. Mariabeeld. Na den middag
i van 5—10 uur gelegenheid om te biechten
en te half 8 Lof met gebeden voor don vrede.
1 De H.H. Missen in do week te 7, half 8
8 uur en half 10.
Parochiekerk van den 1L Antoniha
van Padtia.
ZONDAG, te half 8, 7 uur en half 9 de ge-
fczen H.H. Missen, te haif 11 de HooginS
Voor do leden der Broederschap van «ten H.
Kruisweg. 'sNanidd gi te na*f 4 Ho Vosp rs.
MAANDAG, te 7 half 8 8 ty de H.H.
irissen voor Mejuff. Maria Dekker', als lid
der Broederschap der ,.Haarl. Proces-de n ar
Kevelaar." Mede te 8 uur eene H. Mis voor
t.lej. Susanna Nelissen, als lid der Broeder
schap van den H. Kruisweg.
DINSDAG, te 7 uur do H. Mis voor den
heer Petrus Henricus Hoogeboom, a's 1 d van
de Broederschap van den H. Antonius. Te
8 uur gezongen H. Mis ter eero van don
H. Antonius. 's Avonds te half 8 Lof en Ver
gadering der Broederschap.
VRIJDAG, te 8 uur gezongen H. Mis voor
de leden der Broederacbap „Haart. Proces
sie naar Kevelaer." Te half 9 de H. Mis vsor
Mevr. de wed. Henrietta Joanna Taskin. gob.
v. d. Horst, als lid van het Gezellinfo .ds
„St. Joseph." 's Avonds te half 8 Lof. Predi
katie en Vergadering der Broederschap van
den H. Kruisweg.
ZATERDAG, te 7. half 8 en 8 uur de H.H.
Missen voor Mej. Maria de Charro, als lid
der Broederschap '„Haarl. Processie naar
Kevelaer." Té half 9 voor Mej. M iria Dek
ker, als lid der Broederschap van den H.
Antonius, mede te 8 uur voor Mej. Susanna
Nelissen, als lid der Broederschap .van den
H. Kruiswee.
Zondag 2:) Februari te half 8 de H. Mis voor
Mej. we$. Maria Bua'da, geb. Baren, als lid
der Broederschap van den H. Antonius.
Kerk van het Allerheiligste Hart
ZONDAG, te 9 uur de stille H. Mis, te
half 11 de Hoogmis, onder de H.H. Missen
Liefdadig heidspredikatie door den Eerw. Pa
ter Baptist» Reijnenberg uit het klooster te
Woerden, waarna collecte ten behoeve vJa
ie armen dezer Parochie, te haif 1 Oate-
-.hisinus» te 4 uur Lof en Rozenhoedje.
DINSDAG, half 8 gezongen H. Mis ter eer»
ran den H. Antonius, bet H. Sacrament blijft
.er Aanbidding uitgesteld tot na de H. Mis
.an 9 uur; avonds te 7 uur Lof; van half
i tot half 9 gelegenheid tot b*t verkrijgen
van katholieke lectuur.
VRIJDAG, half 8 gezongen H. Mis ter e®r»
-an het H. Hart, 's avonds 7 uur Lof.
ZATERDAG, 's avond* vaa 5—half 10 ge»
•genheid om te biechten.
In d» week de H.H. Misaea te half 8 en
1 uur.
ParoaMckerk vaa Oase Lieve Yroow.
ZONDAG, Liefdadigheidspreek en Schaal-
oliecte voor de Parochiale armen. Ds Lief-
ndig heidspreek zal worden gehouden door
;n WeiEerw. Pater Eusebius, uit het k'oos-
•r van Velseroord. De H. H. Missen te half
n ha'f tl de Hoogmis. Te 12
uur Catechismus voor do meisjes, te 1 uun
voor de jongens, 7 uur Lof.
MAAinDAG, s avond* hall 8 Lof.
.u.wjJ.„g, haif 11 „Veni Creator" en plech-
Huwelijksmis.
WOENSDAG, 's avond» half 8 Lof.
AarUdirwdervchaji der H. Familie.
De vergadering wordt ied«ren Zondag te
iil b genouueu iu de parochiekerk aan het
uaarne. Vóór d» vergadering bestaat
egeuheid zich op t» geven al» lid der H.
iinVie en van „Voor F.er en Ueiied."
DONDERDAG, 17 Febr. Gedachtenis aan
ie vlucht naar Egypte, to verdienen *on«
olie ariaat voor ale loden.
Parochiekerk van de H.H. Elisabeth
e» Barbara (Sehoterkwartier).
ZONDAG, de H.H. Missen te half 6, kw.
jver 7, 9 uur en half 11; 12 «n 1 uur Ca-
„ochiimua; 's av. half 7 Lof met predikatie.
Onder de H. Mis van 9 en haif 11 uur
Liefdadigheidsprodikatie voor de armen.
DINSDAG, half 9 en 9 uur H. Mis voor
de overleden familia dergenen, di® in do
bus voor de geloovige zielen geofferd heb
ben, 's avond* half 8 Lof ter eer» van den
H. Antonius.
DONDERDAG, 9 uur H. Mi» voor de le
den der Aartsbroeder»chap van O. K Vr.
van Altijdd- Bijstand; 7 uur Lot ter «ore
van het H. Sacrament.
ZATERDAG, gelegenheid om te biechten
s morgens van haif 8 tot half 10 en 's avond»
van 4—half 10 uur.
Deze week Catechismu» naar gewoonte.
Parochiekerk Sk Jan (Amsterdawatraat).
ZONDAG, heden onder de H. Mis van T
uur General® H. Communie voor de kinderan
van de kleine leenngeu, onder d® H.H. Mis
sen collect® voor d» armen. Onder de H. Mis
van haif 9 en haif 11 Liefdadigheids-pre
dikatie door een der Eerw. Paters van Woer
den, 2 uur Catechismus, 7 uur Lof met pre
dikatie en' Rozenhoedje.
DINSDAG avond» half 8 Lof ter «ere
van den H. Antonius.
DONDERDAG, 's avonds half 8 Lof ter aere
van hot H. Sacrament.
VRIJDAG, 's middags van balf 5 tot half 6
gelegenheid om te biechten voor d® kinderen.
ZATERDAG ,n.m. van 4—half 10 gele
genheid om te biechten.
Gedurende deze week de Catechismus vol
gens gewoonte. De H.H. Missen te 7, half 8
Woensdag en Vr-d-gmorgen wordt de kerk
om ze» uur geopend en kwart over 6 d»
IL Communie uitgereikt.
HEEMSTEDE
ZONDAO, 7 uur en half 9 stille H.H. Mis
sen; 10 uur Hoogmis; 8 uur Vespers; d
uur Lof met de gebeden.
MAANDAG en volgende dagen uitrol-
KERKLUST
DE 0FFIC1EE
®n 9 uur- j ..it i